Oud-vertrouwenspersoon Paul Herfs waarschuwt voor verharding op de UU

Fotos: Ivar Pel

“Op het handbalveld noemden ze mij een terriër. Geen tegenstander kwam mij voorbij. Als cirkelloper kreeg ik veel klappen, maar deelde ik ook veel uit. Het ging mij nooit om het neermeppen zelf, maar om het verhinderen dat iemand tot een schot kwam. Dat kun je op een hele vuile manier doen, door hem een kaakslag te geven, of op een nette manier, door snel de werpende arm van je tegenstander te blokkeren. Ik koos voor het laatste, waardoor scheidsrechters nooit het idee kregen: hier staat een viespeuk.

“Ik denk dat ik aan de Universiteit Utrecht ook een terriër ben geweest. In het verbeteren van de kansen voor buitenlandse artsen heb ik me echt vastgebeten. Tot het begin van de jaren 90 was het eenvoudig: een arts van buiten de EER (Europese Economische Ruimte) kon onder supervisie van een Nederlandse arts direct aan de slag. Als die supervisor vervolgens bij het ministerie meldde dat het niveau ‘in orde’ was, kreeg de arts vrijstelling van de eis dat hij een Nederlands diploma moest hebben. Maar ineens kon dat niet meer en meldden artsen zich en masse bij medische faculteiten van universiteiten.”

Buitenlandse artsen voelden zich aan hun lot overgelaten

“Dat merkte ik als studentendecaan die alle buitenlandse aanmeldingen afhandelde. Artsen voelden zich aan hun lot overgelaten. Ze dachten: ‘Nederland is een goed georganiseerd land, alles wijst zich vast vanzelf’. Maar dan bleek de informatie over welke diploma’s je moet hebben op bscure plekken weggestopt te zijn. Ik heb hen geprobeerd te helpen. Individueel en op een hoger niveau. Ik stond aan de wieg van de Commissie Instroom Buitenlandse Artsen, die studenten screende en verdeelde over de acht medische universiteiten en schreef een proefschrift met aanbevelingen voor betere procedures. Maar er bleef een situatie waarbij het buitenlandse artsen niet gemakkelijk werd gemaakt.

“Zo stond Tomislav, een Kroaat waar ik drie keer in kon, eens woedend voor mijn neus. Hij was getrouwd met een Nederlandse vrouw, zat al twee jaar werkloos thuis en wilde hier als arts aan de slag. Toen hij bij het UMC Utrecht solliciteerde, vroegen ze daar of iemand van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) naar de waarde van zijn Kroatisch artsdiploma had gekeken. Tomislav wendde zich tot het ministerie, dat een onderzoek startte naar de status van zijn diploma. Negen maanden moest hij wachten op de uitslag. Het enige bericht dat hij vervolgens kreeg, was een standaardbriefje waarin stond dat ‘de opleiding die hij in de Sovjet-Unie had gevolgd, elementaire verschillen kende met de onze en dat ze niet konden controleren of de boeken waaruit hij was gedoceerd, wel voldeden aan de Nederlandse maatstaven’. Getuige het vermelden van het verkeerde land, was het overduidelijk een geknipte tekst uit een andere brief.

“Met de handen in het haar kwam hij via het consulaat bij mij terecht. Ik zei: ‘Ik begrijp je, maar er is maar één mogelijkheid en dat is dat je je inschrijft als student geneeskunde in Utrecht’. De stoom kwam uit zijn oren, maar ik bleef kalm. ‘Als jij hier wilt werken als arts, dan zit er niets anders op. Er is geen andere route.’ Uiteindelijk heeft hij zich hiermee verzoend. Hij volgde een taaltraining, deed twee jaar coschappen en slaagde met vlag en wimpel, net als voor de opleiding tot anesthesioloog die hij vervolgens deed. Tegenwoordig werkt hij in een ziekenhuis in Tiel. Ik ga nog weleens eten met Tomislav en zijn vrouw. Er is een mooie vriendschap ontstaan.”

Ik heb veel promovendi gezien die ongelooflijk klem zaten

“Het verhaal van Tomislav zegt me dat je ondanks tegenwerking ver kunt komen. Als vertrouwenspersoon personeel, een functie die ik de laatste 15 jaar heb vervuld, heb ik veel promovendi naar de eindstreep geleid. Ervoor gezorgd dat ze geestelijk gezond bleven. Hun problematiek kon van alles zijn: herrie met een promotor, psychische nood. Ik heb veel mensen gezien die ongelooflijk klem zaten, maar ook geen keuze hadden om ermee te stoppen.

“Promovendi die een beurs voor vier jaar hadden, maar er door bijvoorbeeld ziekte langer over deden. Als een departement dan ‘nee’ zei tegen een verlengingsverzoek, werden ze daar ongelooflijk zenuwachtig van. Bij sommige buitenlandse promovendi was hun verblijfsvergunning aan hun promotieonderzoek gekoppeld. Dan moesten ze in het slechtste geval zonder resultaat en titel terug naar het land van herkomst. Zulke schrijnende situaties wilde ik pertinent voor zijn. Zonder partij te trekken, arrangeerde ik gesprekken tussen promotor en promovendus en betrok er eventueel de decaan bij. Praten, praten, praten. Ik keek naar gezamenlijke belangen. De promovendus heeft er een groot belang bij dat hij de eindstreep haalt, maar dat heeft een promotor natuurlijk ook. En de universiteit ook. Met dat uitgangspunt kwamen we vaak een heel eind.”

Een andere verontrustende trend is verharding

“Het is belangrijk om elkaar te horen, om open te staan voor visies van de ander. In dat licht vind ik een paar ontwikkelingen best gevaarlijk. Zo was de Universiteit Utrecht ooit één van de universiteiten met ’s lands meeste culturele diversiteit onder studenten. Nu zijn we één van de witste universiteiten, terwijl we dat helemaal niet willen. Er zullen functionarissen moeten opstaan die buitenlandse studenten welkom laten voelen. Organiseer bijeenkomsten, creëer weer verenigingen, zoals vroeger. Doe iets om mensen in een warm bad te dompelen. Er gebeurt te weinig.

“Een andere verontrustende trend is verharding. Bij een bijeenkomst over personeelsbeleid, al weer jaren terug, werd gezegd dat er relatief weinig ontslagen wegens disfunctioneren vallen binnen onze universiteit. In een jaar tijd maar drie. De boodschap was: houd dossiers bij wanneer mensen niet functioneren. Op zich heb ik daar geen oordeel over, maar de toon en de nadruk van de oproep vond ik wel iets zeggen over het nieuwe universitaire klimaat. Alles draait om hard werken en presteren. Dat iemand twee keer per jaar ziek is, kunnen we er eigenlijk niet bij hebben. Terwijl ik mijn hele loopbaan tegen leidinggevenden heb gezegd: verlies het humane nou niet uit het oog. We mogen ons best meer realiseren wat een ontslag voor iemand betekent, zeker als hij een bepaalde leeftijd is gepasseerd. Zie maar eens dat je op je 55ste weer aan het werk komt. Daar zijn zorgen over onder personeel. Je hebt wellicht een echtgenoot, kinderen, een hypotheek.”

Ik kreeg nooit de titel ombudsman

“Die verharding creëert angst en conflicten. In 2019 zat ik voor het eerst in mijn loopbaan boven de tweehonderd cliënten. En die kwamen niet om over de kwaliteit van de koffie te klagen. Deze ontwikkeling maakt de noodzaak van een universitaire ombudsman groter. Officieus ging ik al te werk als ombudsman. Officieel was mijn titel vertrouwenspersoon personeel, maar dat insinueert dat ik altijd de melder of klager ondersteunde. Maar dat deed ik niet per definitie. Ik nam een neutralere positie in.

Een ombudsman kan ook op een hoger niveau onderzoek doen. Heb ik ook gedaan. Voor een bepaald departement nam ik in opdracht van de decaan de cultuur onder de loep. Promovendi hadden het idee dat hun belang op de laatste plaats kwam. Zo mochten ze niet naar buiten toe treden met hun proefschriften. Ik heb iedereen van die afdeling gesproken en een rapport geschreven met aanbevelingen. Daarop heeft de decaan met de betreffende hoogleraar gepraat over wat er veranderd moest worden. Zo’n onderzoek is meer dan een vertrouwenspersoon officieel doet. Toch kreeg ik nooit de titel ombudsman. De U-raad heeft zich er sterk voor gemaakt, maar het college heeft dat nooit gewild. Waarom weet ik niet precies. Maar daar moeten we als professionele en transparante organisatie wel naartoe.”

Leidinggevenden mogen zelf ook aan de bel trekken

“In mijn exitgesprek heb ik de voorzitter van het College van Bestuur voorgesteld om in elk geval het interne onderzoeksinstrument vaker te gebruiken, in plaats van het inhuren van een duur extern onderzoeksbureau. Daarbij is het wel belangrijk dat leidinggevenden zelf aan de bel trekken. Vaak denken zij dat een leidinggevende niet naar de vertrouwenspersoon hoort te gaan, maar dat is een misvatting. Als zij een conflict of strubbelingen zien, kunnen zij daar zeker wel melding van doen. Te vaak denken zij dat alleen de betreffende medewerkers naar de vertrouwenspersoon kunnen gaan. Maar uit angst om een baan te verliezen, gebeurt dat lang niet altijd. Terwijl iedereen erbij gebaat is dat een conflict of onveilige situatie wordt verholpen. Daar is nog een wereld te winnen.

“Een wereld die ik niet meer mee zal maken en dat is prima zo. Ik kijk met een heel goed gevoel terug op mijn tijd aan de UU. Ik heb mooie dingen kunnen doen. De heftige dossiers die ik op mijn bordje kreeg, deden mij echt wel iets. Op het badmintonveld sloeg ik de verhalen van mij af en ik kreeg de ruimte om te schrijven. Ik werkte als projectleider mee aan het boek ‘Hoe zit het met staan?’, een taalmethode voor buitenlandse artsen in Nederland en schreef allerlei wetenschappelijke publicaties en vakpublicaties, onder meer over Surinaamse en Antilliaanse studenten, vluchtelingsstudenten en klachtrecht.

“Nu ben ik dus officieel gestopt. Het voelt gek, want er is geen leegte. Ik lees mijn mails nog, ben redacteur voor het Tijdschrift voor Klachtrecht en adviseer de Vereniging Buitenlands Gediplomeerde Artsen. Nog steeds moeten buitenlandse artsen door ingewikkelde procedures om hier te kunnen werken. Ik help ze bij goede voorlichting, om de Nederlandse arbeidsmarkt zo toegankelijk mogelijk voor hen te maken. Ik geniet van het contact met jongelui. Zolang het noodzakelijk is, blijf ik voor hen actief. Want ook ikzelf mag en wil het humane nooit verwaarlozen.”  

 

Over Paul Herfs
* Begon als onderzoeker bij de vakgroep onderwijskunde.
* Was van 1990 tot 2002 studentendecaan en diversity officer avant le lettre.
* Werd in 2001 adjunct-directeur Bureau Buitenland. Was verantwoordelijk voor studentenmobiliteit en contacten met de Vreemdelingenpolitie en de IND.
* Zat van 1999 tot 2009 in het bestuur van het UAF, stichting voor vluchtelingstudenten.
* Was sinds 2011 gastonderzoeker bij het European Research Centre on Migration and Ethnic Relations (Eecomer) van de faculteit Sociale Wetenschappen.
* Promoveerde in 2009 op een proefschrift met de titel ‘Buitenlandse artsen in Nederland’.

 Foto's: Ivar Pel 

Advertentie