Raadslid neemt gedwongen afscheid van Bètaraad: 'Ik had mijn vijfde termijn graag afgemaakt'
Bijna tien jaar lang zette Jan Builtjes zich met hart en ziel in als faculteitsraadslid. Zijn afscheid van de Bètaraad deze week was onontkoombaar, door zijn ontslag bij de afdeling Instrumentatie. Voor de medezeggenschap zijn de druiven al net zo zuur.
Met een eigen bewerking van Marsmans Herinnering aan Holland bracht Jan Builtjes woensdag een ode aan het werk van de facultaire medezeggenschap. De liefde voor het raadswerk zit diep bij de in Delft opgeleide ingenieur.
“Ik heb de medezeggenschap altijd uitermate belangrijk gevonden; daarom heb ik het ook zo lang met zo veel plezier en inzet gedaan. Het betekent echt wat als je de mensen binnen de faculteit op een goede en professionele wijze kunt vertegenwoordigen.”
Builtjes werd in 2005 verkozen in de raad van –toen nog- de faculteit Natuur- en Sterrenkunde. Na de fusie van de vijf bètafaculteiten werd hij raadslid in de nieuwgevormde faculteit Bètawetenschappen.
(Foto: Pieter van Dorp Van Vliet)
Na vijf raadstermijnen zou het in september 2015 tijd zijn om afscheid te nemen, zo had hij zich al voorgenomen. “Ik ben bij alle reorganisaties de afgelopen jaren betrokken geweest. Als raad hebben we daarbij steeds een duidelijke inbreng gehad, onder meer door te hameren op procedures en wettelijke voorschriften. Daar ben ik best trots op. Maar voor er een volgende reorganisatie komt, is het tijd om het stokje over te dragen.”
Maar een mooi afscheid is hem niet gegund. Als enige van de medewerkers van Instrumentatie kreeg hij eind 2013, nota bene kort na de grote facultaire reorganisatie van 2012, te horen dat zijn functie werd opgeheven. Vanaf 1 september aanstaande is Builtjes officieel niet meer in dienst van de UU. Nog steeds begrijpt hij niet goed wat “de nieuwe richting” is die de leiding van Instrumentatie wil inslaan, maar ook de rechter stelde de universiteit in het gelijk.
Aanvankelijk dacht hij niet dat zijn raadswerk onder zijn vervelende persoonlijke omstandigheden hoefde te lijden, maar daar kwam Builtjes op terug. “Ik merkte dat ik het toch lastig vond om me uit te spreken over zaken als personeelsbeleid, maar ook over andere dingen. Dat vond ik niet professioneel. Toen heb ik besloten er voortijdig mee te stoppen, maar ik had liever mijn vijfde raadstermijn voltooid.”
Met zijn vertrek verliest de faculteitsraad een ervaren en betrokken kracht, maar de schade voor de medezeggenschap bij de bèta’s is volgens Builtjes misschien wel groter dan dat. “Ik heb erg veel moeite ondervonden om een opvolger te vinden. Veel mensen vinden het raadswerk wel van belang, maar ze zijn huiverig actief te worden binnen de medezeggenschap. Wellicht heeft mijn ontslag hierbij een rol gespeeld. Een gedwongen ontslag van een raadslid is klaarblijkelijk nadelig voor de medezeggenschap.”
Builtjes betreurt de terughoudendheid bij collega’s, te meer omdat er volgens hem nog heel veel te doen is voor de universitaire raadsleden. In zijn Marsman-pastiche schetst hij een universiteit die aan markt- en rendementsdenken ten onder gaat en waar negentiende-eeuwse “flexibele” arbeidsverhoudingen terugkeren. “Tegen die tendens moeten bonden en raden zich weren. Ik ben ervan overtuigd dat de kwaliteit van het onderzoek en onderwijs er niet bij gebaat is als medewerkers elke twee of drie jaar de deur wordt gewezen. Je hebt een stabiele infrastructuur nodig met ervaren mensen die nog weten waarom we de dingen doen zoals we ze doen.”
Maar dat is aan zijn opvolgers. Ondanks het “gecompliceerde” einde van zijn raadslidmaatschap blijft Builtjes positief. “Ik kijk er met tevredenheid op terug. Van al die jaren heb ik nog geen minuut spijt gehad.”
Hieronder het gedicht dat Jan Builtjes vorige week voorlas in de raadsvergadering
HERINNERING AAN RAADSWERK
Denkend aan raadswerk
zie ik stapels papieren
snel door vakkundige
vingers gaan,
Rijen ontelbare e-mail-berichten
als hulpbehoevende
op het computerscherm staan;
En in de befaamde
Uithof verzonken
de wetenschap
zoekend naar geld,
reorganisaties, centralisaties,
het opheffen van functies,
in het academische veld.
Denkend aan raadswerk
zie ik huisvestingslasten
steeds sneller
de hoogte ingaan,
Trotse bestuurders
met prestige projecten
en oosterse ranglijsten
in de media staan.
Maar aan de poort
staat de flexibele werker,
wachtend, met de pet in de hand.
Negentiende-eeuwse daglonerspraktijken
herleven in wetenschapsland.
Waar in de facultaire krochten verborgen
is de promotor en de technicus
die de kennis aan de AIO vertelt?
Of is dit slechts een diplomafabriekje,
met boekhouders en managers,
voor wie alleen geld nog maar telt?
De academische geest wordt hier langzaam
in bedrijfskundige
dampen gesmoord,
maar bij alle bestuurders
wordt de stem van het raadslid
met zijn kritische woorden
gevreesd en gehoord.
Jan Builtjes, mei 2015