Spinozawinnaar: ‘Je kunt dus wél samenwerken én zichtbaar blijven’
Nee hoor, ze zit prima op de vijfde verdieping van het Kruytgebouw. De betonnen kolos staat al jaren op de nominatie om te worden afgebroken en wordt steeds weer opgelapt om wat jaartjes door te kunnen, maar Anna Akhmanova hoor je niet klagen. “Het is misschien niet het mooiste gebouw, maar hier binnen is er weinig mis.”
En nu is het vanaf deze week ook nog een gebouw met maar liefst drie Spinozisten. Vorig jaar kreeg Albert Heck de hoogste Nederlandse onderscheiding toebedeeld, en eerder al Piet Gros. Maar beide chemietoppers staan op het punt te verhuizen naar het De Wiedgebouw, net als andere scheikundegroepen. En dat is iets wat de jongste Utrechtse Spinozist Akhmanova wél betreurt. “Er zitten hier fantastische scheikundigen waarmee ik graag samenwerk. Maar ze blijven gelukkig allemaal op de campus.”
Mijn wensen zijn in grote mate uitgekomen
De nadruk op collegialiteit is een terugkerend thema in het gesprek met de montere wetenschapper. In een spraakwaterval waarin elk woord over het volgende tuimelt, prijst ze herhaaldelijk de kwaliteiten van de onderzoeksgroepen in haar directe omgeving, maar ook die van andere UU- en UMCU-wetenschappers of die van onderzoekers in het Hubrecht Instituut. Toen ze samen met collega Casper Hoogenraad zeven jaar geleden vanuit Rotterdam overkwam, was dat ook vooral vanwege het grote scala aan lifesciences-groepen in Utrecht. Nadat de bestuurlijke kruitdampen rondom hun komst waren opgetrokken (de decaan had de twee buiten medeweten van de faculteitsraad aangetrokken tijdens een zware reorganisatie), heeft de van origine Russische daar ook inderdaad volop geprofiteerd.
“Het liefst wil ik het hele spectrum afdekken: van het onderzoek naar de structuur van een molecuul tot tumorexperimenten met patiëntmateriaal. Door de aanwezigheid van veel verschillende onderzoeksgroepen én van een academisch ziekenhuis kan dat hier. Mijn wensen van zeven jaar geleden zijn in grote mate uitgekomen.”
Je moet precies weten hoe processen in het lichaam werken
Akhmanova ontpopte zich in Utrecht tot de wereldwijd meest vooraanstaande expert op het gebied van het cytoskelet. Het cytoskelet is het geraamte van draadjes en buisjes (microtubili) dat een cel vorm en stevigheid geeft en verantwoordelijk is voor de transport van eiwitten in een cel. “Het is fundamenteel onderzoek”, legt ze uit, “maar er zijn concrete aanwijzingen dat dit type onderzoek kan bijdragen aan nieuwe behandelingen van ziekten.”
Ze noemt het medicijn Taxol dat al wordt ingezet bij eierstokkanker en borstkanker. Het geneesmiddel richt zich op het verstoren van de aanmaak van microtubili en daarmee het remmen van celdeling. Akhmanova liet onlangs samen met haar Delftse mede-Spinozist Marileen Dogterom en UMC-onderzoekers zien dat kankeruitzaaiingen wellicht op een soortgelijke manier zijn tegen te gaan. “Met chemotherapie richt je vaak schade aan bij alle cellen, daarom is iedereen op zoek naar heel specifieke therapieën. Daarvoor moet je precies weten hoe processen in het lichaam werken.”
Maar ook bij neurologische defecten kan haar onderzoek van belang gaan zijn. Akhmanova ontdekte de rol van het cytoskelet bij het ontstaan van de neurologische oogziekte CFEOM1 waarbij de pupillen omlaag staan. Mogelijk kan dergelijk onderzoek ook helpen om bijvoorbeeld ALS te bestrijden. “Kanker is steeds beter behandelbaar, voor dit soort zenuwziekten is nu nog geen oplossing. Dan is het basale begrip al een aanknopingspunt.”
Jonge onderzoekers moeten goed om zich heen te kijken
Dat ook haar Delftse collega Marileen Dogterom vrijdag een Spinozapremie kreeg, ziet Akhmanova als een belangrijke waardering voor interdisciplinaire samenwerking in de wetenschap. Samen kregen ze eerder al een Europese Synergy-grant. “Hopelijk is dit een sterk signaal naar vooral jonge onderzoekers: je kunt dus samenwerken én je eigen zichtbaarheid behouden. Want dat is vaak het probleem: mensen willen wel samen een project doen, maar zijn bang dat hun eigen inbreng daarmee verdund wordt.”
De meerwaarde van de band met natuurkundige Dogterom is volgens Akhmanova groot. “We komen van twee kanten en profiteren van een verschil in technieken en in denken. Fysici kijken op een wiskundige manier naar modellen en biologen observeren meer.”
Zelf heeft ze altijd aan zeer uiteenlopende experimenten gewerkt, van zogenaamde archaebacteriën tijdens haar master in Moskou via fruitvliegjes tijdens haar Nijmeegse PhD en micro-organismen in dierlijke darmen tijdens haar eerste Rotterdamse postdoc-periode verschoof haar aandacht naar microtubili. “Ik profiteer nog dagelijks van al die verschillende ervaringen en inzichten. Misschien bereik je sneller resultaat als je je helemaal focust op één ding, maar zeker voor jonge onderzoekers is het goed om je heen te kijken.”
Ik ging weg uit Rusland, maar kreeg Nederland ervoor terug
Afkomstig uit een academisch milieu (haar grootmoeder was letterkundige en haar ouders allebei natuurkundige) verruilde ze in 1989 samen met haar dochter Moskou voor Nederland. In de economische Russische malaise was de financiële situatie van universiteiten miserabel. Er volgde eerst een uitwisseling met Twente en daarna een promotietraject in Nijmegen. “Ik wilde per se onderzoek doen en daar mijn geld mee verdienen.”
Na haar promoveren volgde een korte onaangename periode waarin Akhmanova even zonder vaste aanstelling zat en - hoewel getrouwd met een Nederlandse man- met uitzetting bedreigd werd. Ze wuift het weg: “Het was niet leuk om zo met de regels van een systeem geconfronteerd te worden, maar het was gelukkig snel voorbij.”
Ze heeft vooral veel geluk gehad in haar loopbaan, vindt ze: “Ik ging weg uit Rusland, maar ik kreeg er Nederland voor terug. In Nijmegen ben ik meteen Nederlands gaan praten tegen iedereen. Ik voelde me al heel snel comfortabel hier en dat is nog steeds zo.”
Gezonde competitie stimuleert ook
Over het harde competitieve klimaat in de wetenschap zegt ze: “Ik denk niet in termen van winners en losers.” Veel liever ziet ze haar vakgebied als een gemeenschap van gelijkgestemden. Haar vrienden en kennissen zijn vrijwel allemaal academici, reizen doet ze vooral voor haar onderzoek. “Wetenschap is een manier van leven die ik erg prettig vind.”
“Ik heb me ook altijd gericht op de onderwerpen die ik interessant vond, niet op de onderwerpen die me het dichtst bij een Nature-publicatie brachten”, vervolgt ze. Daarmee wil ze niet zeggen dat er nooit druk is. Maar die vindt ze juist wel leuk. “Als er een grant of paper wordt afgewezen, ben ik eerst verdrietig, dan boos, vervolgens ga ik nadenken. En uit dat proces komen vaak goede dingen. Gezonde competitie stimuleert ook. Laatst heb ik met Marileen nog heel hard gewerkt om kritiek van een tijdschrift te weerleggen. Als dat je resultaat dan beter maakt, is dat heel bevredigend.”
Je bleef altijd ‘dat meisje’
Akhmanova is blij dat er in de afgelopen jaren veel meer steun is gekomen voor vrouwelijke wetenschappers. “Toen ik net begon, bleef je als vrouw eigenlijk altijd ‘dat meisje’. Die cultuur is gelukkig omgeslagen.”
Een rolmodel wil ze zichzelf niet noemen, al is ze zich er wel van bewust dat het studentes en promovendi helpt als ze zien dat een vrouw hoogleraar is. En ze neemt haar rol als begeleider dan ook uiterst serieus. “Met mijn teamleden bespreek ik vaak welke stappen zij zouden kunnen zetten in hun loopbaan.”
Maar ze maakt zich ook zorgen. Ze hoort veel talentvolle jonge onderzoekers twijfelen over een academische carrière. Die zien de harde strijd om onderzoeksgeld, de onzekerheid die daarmee gepaard gaat en de collega’s die buiten de boot vallen. “Ze willen dat risico niet lopen. En helemaal onterecht is die aarzeling niet.”
Ook de hoogleraar ziet de zucht naar snelle resultaten bij beleidsmakers toenemen en daarmee budgetten steeds sneller verschuiven. Ze wijst naar het Topsectorenbeleid waarbij de samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven werd beloond. “Natuurlijk is publiek-private samenwerking goed, maar je moet wel goed kijken of er daadwerkelijk een basis voor is en het niet van bovenaf opleggen. Bovendien mag onderzoek dat zijn waarde bewezen heeft niet plots zonder geld komen te zitten.”
We moeten beseffen dat onze wetenschap geweldig is, maar ook kwetsbaar
Wetenschap is een langzaam groeiende boom, zegt ze vaak. Je kunt niet zomaar even wat wortels weghakken. “We hebben in Nederland een geweldige wetenschap. Met relatief kleine budgetten komen we mee op wereldniveau. Onze studenten zijn overal gewild als stagiair en PhD. Maar we moeten beseffen dat dat vruchtbare klimaat met die sterke traditie ook kwetsbaar is.”
De 2,5 miljoen die ze dankzij de Spinozapremie kan besteden, gaat waarschijnlijk naar nieuwe apparatuur. Daarmee hoopt ze het Biology Imaging Center te versterken. Binnen het centrum dat ze in de afgelopen zeven jaar met Hoogenraad opbouwde, probeert ze hoogwaardige microscopen en de kennis van de werking daarvan samen te brengen. Dit om belangrijke onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, maar ook om andere onderzoeksgroepen daarvan te laten profiteren. De ultieme ambitie van Akhmanova staat beschreven in een toekomstvisie ‘Bioscopy’ (pdf) die ze samen met tientallen collega’s schreef: uiteindelijk zou ze graag willen kijken in een levende cel om alle mechanismen ‘live’ in actie te zien. “Dat is dus geen originele gedachte van mezelf, maar iets waar we met zijn allen hard aan werken.”
Aanstaande maandag publiceert DUB een portret van Beatrice de Graaf, een van de twee eerste winnaars van Stevin-premie voor onderzoekers met een bijzondere bijdrage op maatschappelijk of economisch vlak.