Sociale Geografie wil archief oude scripties herstellen
'Studentenscripties zijn van waarde omdat het vrije onderzoeken zijn'
Tot 2008 moesten Sociale Geografie- & Planologiestudenten hun scripties op papier inleveren. Die werden allemaal in grote kasten op de gangen van drie verdiepingen in het Van Unnikgebouw bewaard. Met gemiddeld zeventig afstudeerders per jaar stapelde zich dat door de jaren flink op. Inmiddels was er een archief vanaf eind jaren 90 opgebouwd.
Totdat de brandweer bij een inspectie, rond 2008, bepaalde dat er vanwege de veiligheid geen kasten meer op de gangen mochten staan. Met reeds uitpuilende docentenkamers was er ook geen mogelijkheid om het scriptiearchief elders op te slaan. Het bestuur besloot toen: in de prullenbak ermee. En de enkele scripties die nog op docentenkamers lagen, gingen een paar jaar later bij de verhuizing naar het Vening Meineszgebouw ook de prullenbak in. Onderwijscoördinator Erika van Middelkoop was er destijds bij betrokken. “Op dat moment keek niemand er meer naar om. Maar achteraf gezien is er niet goed over nagedacht. Het is doodzonde dat we toen niet het besef hadden dat het voor de geschiedschrijving over geografie belangrijk zou zijn om het archief te bewaren.”
Grijze literatuur
Inmiddels zijn de tijden veranderd. Digitalisering van historisch materiaal is veel gemakkelijker en goedkoper geworden, en geografiedocent Michiel van Meeteren zag dan ook een kans om, met behulp van het Open Science Fund van de universiteit, het scriptiearchief opnieuw tot leven te wekken. Met behulp van die subsidie kon hij een scanner aanschaffen en een student betalen om papieren scripties te scannen. Onlangs deed hij een oproep aan alumni om hun scriptie opnieuw in te leveren. Dat heeft al enkele tientallen exemplaren opgeleverd.
Met de ingezamelde scripties wil Van Meeteren een digitale kaart maken, waarop de locatie van het onderzoeksonderwerp van de scripties is op te zoeken. Huidige studenten kunnen dan bijvoorbeeld kijken of er al eerdere scripties over hetzelfde onderwerp of dezelfde locatie zijn gemaakt. Maar ook voor onderzoekers kan het interessante informatie opleveren, denkt hij. Bijvoorbeeld om antwoorden te vinden voor hedendaagse problemen. “We hebben eerder financiële crises gehad, en in de jaren 50 en 60 was er ook woningnood. Hoe is dat toen opgelost? Dan moet je duiken in de onderzoeken van die tijd. Ook in de studentenonderzoeken, waarin veel lokale en contextuele informatie is te vinden.”
Veel wetenschappers halen misschien hun neus op voor scripties, maar Van Meeteren niet. Het valt onder een categorie die hij ‘grijze literatuur’ noemt, en niet in toonaangevende wetenschappelijke tijdschriften is gepubliceerd. “Het zijn vrije onderzoeken. Hoewel de begeleider een grote stempel op een scriptie kan drukken, zie je er ook de visie en creativiteit van studenten in terug. Ze bevatten originele data, want voor een scriptie moet je zelf je dataverzameling doen. En er is veel ruimte om lokale nuances en lokale context te beschrijven.”
Michiel van Meeteren met handgetekende kaarten en grafieken. Foto: Amanda Verdonk
Veranderende thema’s
Historica Mette Bruinsma van de UU is ook bij het project betrokken. Voor haar promotieonderzoek onderzocht zij het complete scriptiearchief van de geografieopleiding aan de University of Glasgow, vanaf de jaren vijftig tot nu (2600 scripties). Zij gaat die ervaring nu gebruiken om Van Meeteren te helpen met het analyseren van het archiefmateriaal. Zij ontdekte in Glasgow veel persoonlijke verhalen en veranderende thema’s, die ze in de Utrechtse scripties ook deels verwacht terug te zien. “Het zijn allemaal portretjes van hoe het is om geograaf te zijn.” Ze zag bijvoorbeeld door de jaren heen een verandering in vaardigheden. “In de jaren vijftig tot zeventig zie je de mooiste tekeningen voorbijkomen, terwijl tekenvaardigheid tegenwoordig helemaal niet meer belangrijk is.” Van Meeteren herkent dat van de Utrechtse scripties, en laat een aantal oude exemplaren met grote uitvouwbare grafieken en zelf ingetekende kaarten zien.
Scripties met handgetekende kaarten. Foto Amanda Verdonk
Ook zag Bruinsma de thema’s in het geografieonderwijs langzaam veranderen. “Eerst werd er meer regionaal onderzoek gedaan. Studenten moesten over een bepaalde wijk of regio alle feiten verzamelen: van demografie tot bodemgesteldheid. Later werd het onderzoek conceptueler en thematischer. Nu word je fysisch geograaf, cultureel geograaf of stadsgeograaf. In het academisch onderzoek werd die trend eerder ingezet. Het onderwijs volgde pas vijftien of twintig jaar later.” In Utrecht is die ontwikkeling vergelijkbaar, zegt Van Meeteren, al zie je dat scripties hier decennialang ook door de nota’s ruimtelijke ordening van het toenmalige Ministerie van VROM zijn bepaald. Nu zijn klimaat en duurzaamheid belangrijke thema’s, signaleert hij. Mogelijk bieden de ingestuurde scripties straks nog meer interessante inzichten.
Bruinsma vindt dat universiteiten te weinig oog hebben voor dit soort onderwijserfgoed, en ze vermoedt dat de geografie- en planologieopleiding niet de enige is die onzorgvuldig met zijn archief is omgegaan. “Academici moeten hier meer bij stilstaan. Het is echt een ander soort informatie dan het state-of-the-art onderzoek, maar daarom niet minder waardevol.”
Betaalbare koopwoningen in Nieuwegein (1985)
Constance Boogers. Foto uit privécollectie
Naam: Constance Boogers
Afstudeerjaar: 1985
Scriptietitel: Woonlasten in nieuwbouw Nieuwegein
Huidige functie: manager informatiemanagement bij de Gemeente Nijmegen
“Samen met een medestudent deed ik onderzoek in drie wijken in Nieuwegein, naar de betaalbaarheid van koopwoningen. We hebben honderden enquêtes uitgezet. We moesten langs de deuren om ze te verspreiden en later weer terugkomen om ze in te nemen. In het Rekencentrum van de universiteit konden we de enquête-antwoorden omzetten in ponskaarten. Die werden gelezen door de ponsmachine en daar kwamen dan dikke stapels papier uit waarop de statistische uitkomsten stonden. Vervolgens kon je daar op een computer kruistabellen van maken. Natuurlijk moesten we ook zelf kaarten en grafieken tekenen, met speciale pennen en plakrasters, een soort stickers met sjablonen en arceringen. Ook de letters op de kaft heb ik met de hand getekend. Mijn vader werkte bij een uitgeverij, waardoor hij honderd exemplaren van mijn scriptie heeft laten drukken. Ik herinner me nog dat ik het een bijzonder moment vond om mijn scriptie tussen de andere scripties te mogen zetten, in een kamer in Trans II (later het Van Unnikgebouw, red.). Een paar exemplaren staan nog altijd in een boekenkast tussen al mijn geografieboeken. Ik kon hem dus gelijk vinden toen ik de oproep zag. Ik kan me voorstellen dat studenten van nu nog steeds wat aan mijn scriptie kunnen hebben, want het onderwerp woonlasten is natuurlijk nog altijd actueel.”
De muziekwereld van Utrecht
Sander van Lanen. Foto: Piet den Blanken
Naam: Sander van Lanen
Afstudeerjaar: 2009
Scriptietitel: Bevordering van lokale muziek in Utrecht
Huidige functie: universitair docent geografie van ongelijkheid aan de Rijksuniversiteit Groningen
“Mijn bachelorscriptie ging over de muziekindustrie in Utrecht. Ik nam interviews af bij concerthallen, platenzaken en andere muziekgerelateerde bedrijven. Ik wilde onderzoeken in hoeverre er lokale netwerken waren waarin de verschillende muziekgerelateerde bedrijven elkaar ondersteunden, en welke rol de identiteit van Utrecht daarin speelde. Ik vond dat destijds heel spannend en uitdagend. Ik dacht: wie neemt mij als bachelorstudentje nou serieus? Het schrijven vond ik moeilijk. Maar ik heb gemerkt dat als je het een aantal keer hebt gedaan, dat je dan weet wat er van je verwacht wordt en dan groeit je zelfvertrouwen. De bachelorscriptie heeft me ook de passie voor het vakgebied sociale geografie bijgebracht. Dat is zeker handig nu ik zelf lesgeef aan geografen.
Ik vond het wel zonde toen ik hoorde dat alle oude scripties waren weggegooid. Het is historisch materiaal dat kan laten zien hoe een opleiding zich ontwikkelt, en nu is dat gewoon verdwenen. Toen ik de oproep zag ben ik meteen naar boven gerend en heb ik allerlei dozen uit de kast getrokken. Ik was erg benieuwd of ik zou schrikken van mijn schrijfstijl. Maar ik vond helaas alleen nog maar een boekje met bijlagen, met de transcripties van de interviews. Ik zal nog eens bij mijn moeder op zolder kijken.”