Terugblikken met het Ublad: De rassenleer in een college, mag dat?
Google op haar naam en met wat doorklikken zit je zo in een hoogoplopend conflict dat Inge Versteegt als studente psychologie vanaf december 2002 uitvocht met een docent, met een opleiding, met een decaan en uiteindelijk met het Utrechtse universiteitsbestuur. Ze verzette zich tegen de wijze waarop een racistische theorie ter sprake werd gebracht in een van haar Utrechtse colleges. Thierry Baudet was nog maar een tweedejaars rechtenstudent in Amsterdam, maar ook toen zorgde een controverse over de rassenleer voor krantenkoppen.
Tegenwoordig is Inge Versteegt onderzoeker op het snijvlak van racisme, discriminatie en radicalisering. Ze wordt nog geregeld herinnerd aan de affaire. “Bij elke sollicitatie vragen ze er nog naar. Soms werkt het in mijn voordeel en is een opdrachtgever op zoek naar engagement, maar net zo vaak bespeur ik de angst voor een potentiële querulant.”
Zoveel jaar later kijkt Versteegt met gemengde gevoelens terug. Het spijt haar nog altijd dat ze zich richtte tot “een van de meest fantastische en bevlogen docenten die ik ooit heb gehad”. “Het was een uiterst aimabele man die zich naar mijn mening vergaloppeerde. Dit had op het laagste niveau moeten worden afgehandeld. Nu stond hij in alle landelijke media en werd ik ongewild een soort klokkenluider.”
'Studenten moeten altijd de tools krijgen om goed onderbouwde theorieën te onderscheiden van slechte'
Wat was er nu precies gebeurd? De aanleiding van de hele geschiedenis was een college evolutionaire psychologie in december 2002 waarin docent Akko Kalma een lijst met raciale verschillen toonde die aangaf dat zwarten gemiddeld de kleinste schedelinhoud, de grootste penislengte, de laagste iq-scores en de meest vrije moraal hebben. Volgens de docent ging het om een bijdrage die serieuze aandacht verdiende, al waarschuwde hij zijn studenten wel dat de theorie kritisch bekeken moest worden.
Versteegt was desalniettemin ontzet. Het schema was immers afkomstig van de wetenschapper J. Philippe Rushton. Die was zwaar omstreden in Amerika en Canada, onder meer vanwege zijn banden met de vaak als racistisch bestempelde wetenschappelijke organisatie Pioneer Fund.
Volgens Rushton waren zwarten als gevolg van verschillen in evolutionaire ontwikkeling - en dus niet van armoede of andere factoren - minder intelligent, minder sexueel geremd en minder gericht op samenwerking en sociale verhoudingen dan Aziaten en blanken. De uitkomsten waren onder meer afkomstig uit onderzoek naar Zuid-Afrikaanse scholieren ten tijde van de apartheid toen hun onderwijs onder de maat was en werden in wetenschappelijke kringen heftig bekritiseerd. Versteegt vroeg daarom om opheldering.
Het in de ogen van Versteegt onbevredigende antwoord van haar docent leidde tot een escalatie waarvan het U-blad vanaf eind 2003 uitgebreid verslag deed. Terwijl op verschillende plekken in de media een discussie op gang kwam over de waarde van de theorie van Rushton en de betrouwbaarheid daarvan, ging het binnen de universiteit vooral over de vraag hoe een docent moet doceren over dergelijke 'dubieuze' theorieën.
De toenmalige onderwijsdirecteur Maarten van Son en decaan Willem Koops stelden zich op het standpunt dat de academische vrijheid hier in het geding was: het stond een docent volgens hen vrij om theorieën te behandelen zoals hem of haar dat goeddunkt. De hulp van verschillende experts werd ingeroepen, zonder dat dat tot overeenstemming leidde.
Uiteindelijk vond Versteegt in februari 2004 steun bij een door het universiteitsbestuur ingestelde commissie bestaande uit drie vooraanstaande hoogleraren De Gaay Fortman, Drenth en Pilot. De drie belichtten de wetenschappelijke kritiek op het werk van Rushton. Het begrip ‘ras’ was mede gezien de nieuwe kennis uit dna-onderzoek wetenschappelijk onbruikbaar, stelde de commissie. Bovendien was een cultuuronafhankelijke meting van intelligentie onmogelijk.
Maar bovenal vond de commissie net als Versteegt dat de behandelde theorie onvoldoende van context was voorzien. Universiteiten zouden in hun onderwijs oog moeten hebben voor het gevaar dat politieke of maatschappelijke stromingen misbruik kunnen maken van wetenschappelijk onderzoek. Studenten zijn immers geen “volwaardige en volleerde peers zoals in het wetenschappelijk debat”.
Inge Versteegt betreurt het nog steeds dat de uitspraak tot stand kwam zonder dat de docent in kwestie een weerwoord kon geven. Kalma was met pensioen gegaan en zeilde de wereld rond; hij hekelde later de gang van zaken. Met de inhoud van de uitspraak van de commissie is de Utrechtse alumna daarentegen nog altijd erg blij. “Natuurlijk moet je elke theorie naar voren mogen brengen. Maar studenten moeten altijd de tools krijgen om goed onderbouwde theorieën te onderscheiden van slechte theorieën.”
'Ik hoop dat de wetenschap in staat is om dat soort denkbeelden te ontkrachten'
Net als in 2002, toen Pim Fortuyn net vermoord was, is er nu sprake van een politieke ruk naar rechts, aldus Versteegt. De aantrekkingskracht van het nationalistisch gedachtegoed op het intellectuele lectoraat lijkt bovendien groter geworden. “Klaarblijkelijk vinden veel studenten dat eloquente gebruik van termen als homeopathische verdunning interessant.”
Ze ziet ook een groeiende invloed van de politiek op de wetenschap. “De hernieuwde aandacht voor de rassenleer is te vergelijken met het klimaatdiscours. Er is grote wetenschappelijke consensus, maar toch zetten ze de schijnwerpers op drie of vier tegengeluiden. Op die manier wordt desinformatie verspreid: ‘Kijk deze wetenschapper zegt het ook’.”
Het is de taak van de wetenschap om een weerwoord te vinden op dat politieke opportunisme, vindt Versteegt. “Ik hoop dat de wetenschap in staat is om met state of the art-onderzoek en een aantrekkelijk narratief dat soort denkbeelden te ontkrachten.”
Met een stille verwijzing naar de ontmoeting van Forum voor Democratie-leider met Jared Taylor, de veelbesproken Amerikaanse ‘white superiority’-publicist die ook wordt ondersteund door het Pioneer Fund, zegt ze: “Dan kunnen we ook de Baudet-aanhangers overtuigen dat hij zich inlaat met mensen die geen kaas hebben gegeten van de laatste wetenschappelijke feiten”
‘Ik vraag me af of studenten voldoende bagage krijgen om tegen hun docent in te gaan’
Al met al is ze nog altijd blij dat ze de strijdbijl niet begroef toen daarop werd aangedrongen. “Naar mijn idee zijn veel studenten en wetenschappers te naïef. Ze denken dat de waarheid uiteindelijk wel zal zegevieren. Maar dat is niet zo. Je moet ervoor knokken en hardop durven zeggen: dit slaat helemaal nergens op.”
Of het tegengeluid nu naar haar mening ook sterk genoeg is? Helemaal gerust is Versteegt er niet op. Ze is inmiddels een aantal illusies armer. De academische vrijheid is maar betrekkelijk, weet ze nu. Haar vasthoudendheid leidde tot zoveel weerstand dat ze uiteindelijk besloot na haar studie geen promotietraject bij de faculteit Sociale Wetenschappen te starten, maar bij de faculteit Geesteswetenschappen.
Steun kreeg ze vooral van buiten de UU, de Groningse psycholoog Peter Tellegen liet zelfs posters ophangen. Binnen de eigen universiteit bleef het stil. “Veel docenten waren het met mij eens, maar durfden hun mond niet open te trekken uit angst hun baan te verliezen. Als student was ik vrijer om het debat aan te gaan dan die wetenschappers.”
Al met al voerde ze een eenzame strijd; het Ublad liet ook haar mede-studenten aan het woord. Die bleken veel minder moeite te hebben gehad met de gang van zaken in het college van Kalma.
Versteegt: “Ik vraag me bovendien af of studenten vandaag de dag nog wel de bagage hebben om tegen hun docent in te gaan. Ze voelen een grote druk om binnen vier jaar af te studeren. Ik was destijds al een wat oudere student van begin dertig. Mijn studie verliep traag door alle keuzevakken die ik volgde vooral over onderwerpen als ras en discriminatie. Dat zou nu niet meer kunnen. Maar ik had daardoor wel zoveel expertise opgebouwd dat ik me zeker genoeg voelde om een docent tegengas te geven.”
Meer informatie over de controverse uit 2004 is hier en hier te vinden.