Twintig jaar geleden: feest en taart voor de Utrechtse Nobelprijzen

Het is 12 oktober 1999 als de Utrechtse natuurkundige Gerard ’t Hooft een voordracht houdt in een zaaltje van de universiteit van Bologna. Na afloop daalt een langdurig applaus op hem neer. Hij is wel wat waardering gewend, maar dit is ongewoon. Pas als hij iemand iets vaags hoort mompelen over de premio Nobel en achter zich een internetpagina met het persbericht uit Stockholm ziet verschijnen, begint het hem te dagen. Zijn eerste gedachte? Nu breekt voor mij een nieuwe tijd aan.

Zo beschrijft het Ublad dat jaar het moment dat de Utrechtse hoogleraar vernam dat hem samen met zijn leermeester Martinus Veltman de hoogste wetenschappelijke eer ten deel was gevallen. ’t Hooft was de nuchterheid zelve. Hij had zich al enkele jaren afgesloten voor alle voorspellingen en er niet bij stilgestaan dat die dag de Nobelprijswinnaars bekend zouden worden gemaakt.

Vanuit zijn woonplaats Houten verklapt de Nobellaureaat twintig jaar later aan de telefoon dat het helemaal niet zo toevallig was dat hij die dag in Bologna was. “De Italiaanse collega die mij uitnodigde was ervan overtuigd dat dit zou gaan gebeuren. Een jaar eerder was ik ook op de dag van de bekendmaking in Bologna. Toen kreeg ik zelfs een eredoctoraat. Voor mijn gastheer was het misschien nog net iets mooier geweest als ik de prijs in 1998 had gewonnen.”

Nobelprijs 21.jpgMaar dat een Nobelprijs je leven verandert, zoals hij zelf meteen veronderstelde, is zeker waar. “Het ligt misschien een beetje aan jezelf. Je kunt gewoon doorgaan met waar je mee bezig was, of het andere uiterste kiezen en als beroepsnobelprijswinnaar door het leven gaan. Ik ben er een beetje tussenin gaan zitten. Je status wordt onmiskenbaar groter. Dat heeft heel veel positieve en prettige aspecten, maar soms ook wat mindere.

"Ik kan bijvoorbeeld nog maar moeilijk zomaar aanschuiven bij een gewone conferentie. Mensen kijken dan raar op. Je wordt eerder gevraagd voor grote publiekslezingen. Dat doe ik graag, maar ik wil soms ook gewoon over het onderzoek praten waar ik nu mee bezig ben.”

De Utrechtse Nobelprijswinnaar in december 1999 bij de uitreiking van de prijzen in Stockholm. Foto: Maarten Hartman
 

Een klein draaiboek
In het Utrechtse Bestuursgebouw krijgt persvoorlichter Joop Kessels, de latere directeur van de Utrechtse Bestuursdienst, op die dinsdag 12 oktober 1999 een telefoontje van Natuurkundedecaan Hans van Himbergen. Hij rent met het goede nieuws naar collegevoorzitter Jan Veldhuis een verdieping hoger. Voor DUB zetten Kessels en Veldhuis de gebeurtenissen van die dag twee decennia later kort op een rij.

Er lag een klein draaiboek klaar voor het geval dat. De universiteit stuurde een persbericht met foto’s de deur uit dat van tevoren was opgesteld. Journalisten werden uitgenodigd voor een persconferentie in de Aula van het Academiegebouw.

Het universiteitsbestuur legde vanzelfsprekend contact met de twee laureaten en hun echtgenotes. Het duurde even voordat ’t Hooft in Bologna getraceerd was. Met Schiphol-topman en oud-bestuurder van het UMC Utrecht Gerlach Cerfontaine maakte de universiteit afspraken voor de opvang van ’t Hooft bij terugkomst woensdag uit Italië en voor het vertrek vanaf de luchthaven buiten het zicht van de journalisten.

Minister Loek Hermans kwam die dag ook met een felicitatie voor de UU. Daarbij maakte hij bekend dat de twee Nobelprijswinnaars een koninklijke onderscheiding zouden ontvangen. Voor die gelegenheid werd een feestelijke bijeenkomst belegd in het Minnaertgebouw op donderdag.

veltman.jpg

Terugkijkend valt Kessels op hoe de tijden zijn veranderd. Huidige Nobelprijswinnaars krijgen onmiddellijk een grote stortvloed aan media-aandacht over zich heen. “Ik vermoed dat het grote verschil is de snelheid van de media, de social media en de mobiele communicatie. Toen ging alles nog veel langzamer. De Nobelprijswinnaars zijn nu letterlijk veel zichtbaarder.”

Uit de verslaggeving van het Ublad blijkt eveneens dat de mediagekte binnen de perken bleef. Voor een college van ’t Hooft werd die week voor de zekerheid uitgeweken naar een grotere zaal, maar dit was niet echt nodig. ’t Hooft destijds: “Ik had zelfs nog tijd om even rustig met een student over zijn studievoortgang te praten.”

Gebakjes voor iedereen
Op de universiteit overheerste vooral een gevoel van blijdschap, herinnert Kessels zich. Er kwamen ook vele felicitaties van buiten de universiteit. Het universiteitsbestuur besloot om taart te bestellen voor alle 22.000 medewerkers en studenten. Een unieke operatie. De eigen bakker De Raad, Bloemstra op de Biltstraat en de Hema werden ingeschakeld om op woensdag de hele universiteit te laten delen in de feestvreugde.

Het Ublad publiceerde die week een reportage waarin wordt omschreven hoe studenten en medewerkers zich rond koffietijd verdringen om het gebak. Er werden grappende opmerkingen gemaakt over het feit dat de UU dat jaar in de Keuzegids voor studenttevredenheid juist als laatste was geëindigd omdat de faciliteiten voor studenten zo beroerd waren. Volgens een student was kwarktaart meer op zijn plaats zijn geweest dan chocoladetaart. “Die prijs heeft toch iets met quarks te maken?” Enkele gelukkigen gingen er even later met hele taarten vandoor die nog overbleven.

Er was met de twee Nobelprijzen voor Veltman en ‘t Hooft echt wat te vieren. En niet alleen omdat er met ’t Hooft na de bacterioloog Eijkman eindelijk weer eens een “echte Utrechter” in de prijzen was gevallen, zoals het Ublad analyseerde. Veel van de eerdere tien winnaars waren in Utrecht afgestudeerd maar slechts kort werkzaam geweest in Utrecht. 

Maar volgens Jan Veldhuis was de betekenis van beide Nobelprijzen groter, zeker achteraf gezien. De Utrechtse universiteit was destijds de grootschalige bezuinigingen van de jaren tachtig en het verlies van verschillende opleidingen (waaronder tandheelkunde) net te boven. “Er was een herwinning van vertrouwen en de trots op de eigen universiteit groeide. Die ontwikkeling kreeg een extra impuls.”

Ook de Nobellaureaat zelf ziet de waarde van de prijs voor de universiteit. Niet in de laatste plaats omdat in de rankings voor beste onderzoeksuniversiteiten die later verschenen Nobelprijzen meetelden. De UU dankt de hoge positie in de Shanghai-ranking en het daarmee gepaard gaande aanzien daarmee ook deels aan hem. ’t Hooft herinnert zich een bezoek van de UU aan China kort na de toekenning. “Ik zat toen in Japan en kon daarom gemakkelijk aansluiten. Dat werd daar zeer gewaardeerd. Ik maak deel uit van de voorgevel van de UU.”

Een slechter wordend huwelijk
In een uitgave van het magazine Oud-Utrecht beschrijft historicus en oud-hoofdredacteur van het Ublad Armand Heijnen deze maand hoe de universiteit zich vanaf de jaren tachtig al voorzichtig opmaakte voor de prijs. Niet dat er sprake was geweest van een uitbundig lobby-circus, maar er waren wel wat hobbels uit de weg geruimd. Zo was de moeizame relatie van de universiteit met Veltman enigszins hersteld na een etentje en bezoeken van collegevoorzitter Veldhuis. Veltman was in 1981 vertrokken naar de universiteit van Michigan en botste daarbij met het toenmalige Utrechtse universiteitsbestuur dat hem niet als gasthoogleraar wilde laten aanblijven.

Een pijnpunt bleef echter de moeizame relatie tussen Veltman en zijn voormalige promovendus ’t Hooft. Samen legden zij het wiskundig fundament voor de beschrijving van de werking van de elektrozwakke kracht, een van de vier fundamentele krachten die het gedrag van materie beheersen. Maar hun relatie was door de jaren problematisch geworden. Een uitzending van televisieprogramma Netwerk illustreerde dat op de avond van de bekendmaking voor het Nederlandse publiek door de twee telefonisch in contact te brengen. Het werd een kort en koel gesprek.

Wat er nu precies aan de hand was bleef onduidelijk. In het Ublad zei de Utrechtse afdelingsvoorzitter Bernard De Wit kort nadat duidelijk was dat beiden de prijs hadden gewonnen: “Ik denk dat je het het best kunt vergelijken met een geleidelijk slechter wordend huwelijk." Hij hoopte dat de Nobelprijs de relatie zou kunnen normaliseren.

Ook ’t Hooft sprak destijds die wens uit. Twintig jaar later moet hij constateren dat dat niet is gelukt. “De relatie is nog steeds niet denderend. Hij is voor mij moeilijk benaderbaar.”

Inspiratie voor aankomende studenten
De prijs heeft niet alleen voor de UU, maar voor de hele Nederlandse Natuurkunde grote waarde gehad, denkt voormalig collegevoorzitter Veldhuis. De bètastudies in Nederland waren al enige tijd minder populair bij aankomende studenten. “Deze prijs heeft geholpen de belangstelling te vergroten.”

Vanaf het eerste moment heeft Nobelprijswinnaar ’t Hooft gezegd te hopen een inspiratie te kunnen zijn voor komende generaties studenten. Uit het Ublad van 14 oktober 1999: “Veel belangrijker vind ik het dat voldoende jongeren ervoor blijven kiezen om Natuurkunde te gaan studeren. Ik hoop dat ik eraan kan bijdragen dat het beeld ontstaat dat wetenschappelijk onderzoek vooral heel leuk is. Nu ik Nobelprijswinnaar ben, zie ik het uitdragen van de boodschap heel nadrukkelijk als een nieuwe taak.”

Of dat gelukt is? Hij denkt het wel. Het staat vast dat veel studenten voor Utrecht kozen vanwege het aanzien van de theoretische fysica hier. Maar hij heeft ook zijn best gedaan om kinderen en jongeren op het spoor van de exacte vakken te zetten.

‘t Hooft refereert aan het feit dat zijn oud-oom Frits Zernike in 1953 ook een Nobelprijs in de Natuurkunde won en hoe hem dat zelf als kind ooit inspireerde. “Dat was belangrijk in de familie en gaf een gouden glans aan het vak.”

De ochtend voor telefoongesprek heeft hij nog zijn handtekening gezet op dertig telescopen van het Gents project Sterren schitteren voor iedereen. De telescopen reizen de wereld over om het enthousiasme van kinderen voor sterrenkunde aan te wakkeren. “Dat soort dingen blijf ik bijzonder vinden.”

Heel groots wordt het vierde lustrum van zijn Nobelprijs overigens niet gevierd in Utrecht. Aan het begin van de zomer was er naar aanleiding daarvan een symposium met vakgenoten in Utrecht. Over de filosofie van de natuurwetenschappen, een onderwerp waarvoor Gerard 't Hooft ook altijd interesse heeft getoond. Maar dat is het wel zo’n beetje. Meer hoeft ook niet van de bescheiden natuurkundige.

Advertentie