Voorzitter Raad van Toezicht: ‘Het is belangrijk om open en transparant te communiceren’
Joanne Kellermann was enigszins verbaasd toen ze in 2014 benaderd werd om toe te treden tot de Raad van Toezicht voor de Universiteit Utrecht. Ze werd gevraagd door voormalig burgemeester Jan van Zanen, die op dat moment zelf ook lid was van de raad,. Ze had immers gestudeerd in Leiden. Voor Van Zanen maakte dat niet uit. Zij had volgens hem precies de expertise die de raad nodig heeft. Kellermann aarzelde niet. “Een universiteit is een mooie organisatie met een prachtige maatschappelijke verantwoordelijkheid. Daar wilde ik best mijn steentje aan bijdragen.”
Vanaf 2020 is Joanne Kellermann voorzitter van de Raad van Toezicht na het vertrek van de vorige voorzitter Emmo Meijer. Daarmee is ze het eerste aanspreekpunt wanneer er een nieuw collegelid gezocht moet worden of wanneer de bestuursleden aangesproken worden op hun declaratiegedrag.
Kellermann kijkt terug op een mooie studententijd. Ze studeerde Rechten, was actief bij studentenvereniging Minerva, lid van verschillende sportverenigingen en woonde in een meisjeshuis op het Rapenburg, een huis waar ze nu nog regelmatig komt voor een reünie. Na de studie ging ze werken bij een advocatenkantoor. Ze kwam terecht op de Zuidas en in de hectische zakenwereld van de Londense City. In 2005 ging ze werken voor De Nederlandsche Bank.
“Die overstap heb ik bewust gemaakt”, zegt ze. “In Londen stond geld verdienen centraal. Ik vroeg me af: ‘wat moet ik later aan mijn kinderen vertellen over wat ik gedaan heb? Ik wilde iets gaan doen met een verhaal, met een maatschappelijke verantwoordelijkheid.” Zo kwam ze bij De Nederlandsche Bank terecht waar ze na een paar jaar toetrad tot de directie waar ze verantwoordelijk was voor het toezicht op de pensioenfondsen en de verzekeraars. Later vertrok ze naar Brussel en trad in dienst van de Single Resolution Board, een Europese organisatie die toezicht houdt op banken in problemen. Op dit moment is ze voorzitter van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn.
De Raad van Toezicht is een toezichthoudend orgaan met vijf leden van buiten de universiteit die benoemd worden door de minister van Onderwijs. Wat ziet u als taak van de Raad van Toezicht?
“Als Raad van Toezicht spelen we een rol op de achtergrond. We komen tot zeven tot acht keer per jaar bij elkaar en daarnaast hebben we commissies rond thema’s als financiën. Het College van Bestuur staat in het spotlicht. De bestuursleden moeten het doen. Maar we hebben wel de werkgeversrol. Dus houden we de vinger aan de pols. We kijken of de bestuursleden goed in hun vel zitten, vooral in moeilijke tijden. De afgelopen maanden had ik zeer regelmatig contact met Anton Pijpers over de aanpak van de coronacrisis. Zo’n bestuur moet dan lastige afwegingen maken en kan wel wat steun gebruiken. Ik zie onze rol als die van een kritische vriend. Je kan zeggen als iets niet goed gaat, maar ook iemand steunen in moeilijke tijden. Het kan soms eenzaam zijn aan de top.
“Daarnaast hebben we ook een controlerende functie. We kijken naar de jaarcijfers en naar de begroting. Daar stellen we dan kritische vragen over en zijn ook een klankbord wanneer er lastige dilemma’s aangepakt moeten worden. De universiteit heeft bijvoorbeeld de laatste jaren een behoorlijk overschot. Hoe komt het? En hoe krijg je het als bestuur voor elkaar dat het geld wel op een verantwoorde manier wordt uitgegeven?
“Wij letten ook op de kwaliteitscontrole. Wij kijken naar de visitaties van opleidingen en onderzoeksgroepen. Maar ook kijken wij hoe de universiteit zelf de controle op kwaliteit heeft georganiseerd.
“Tenslotte hebben we een specifieke rol om als mensen van buiten de universiteit een spiegel voor te houden. Hoe kijkt de buitenwereld tegen de UU aan, maar ook wat verwacht de samenleving van de universiteit?
U bent een kritische vriend van de bestuursleden. Hoe kijkt u naar de verschillende affaires over declaraties die hebben plaatsgevonden en waarvoor de Raad van Toezicht het aanspreekpunt is?
“Het is heel vervelend als zo’n affaire ontstaat. Je wilt als universiteit niet op die manier in het nieuws komen. Bovendien is het schadelijk voor de bestuursleden om op zo’n manier de aandacht op je gevestigd te krijgen. De publieke opinie is in deze tijd vrij hard.
“Als Raad van Toezicht moeten we kijken hoe zo’n affaire is ontstaan, of we steken hebben laten vallen en hoe we dat in de toekomst kunnen voorkomen. Het is begrijpelijk en terecht dat er kritisch gekeken wordt naar de uitgaven van bestuursleden. Het moet heel duidelijk zijn wat wel en wat niet mag. Bovendien is het belangrijk om transparant te zijn. De universiteit heeft op dat punt de afgelopen jaren grote stappen gezet.”
Zelf kwam de Raad van Toezicht ook in het nieuws omdat de eigen toelage werd verhoogd. Dat werd bekend gemaakt op het moment dat we net midden in de coronacrisis zaten. Hoe kijkt u daar tegenaan?
“Die toelage was al meer dan tien jaar niet verhoogd. En de ruimte om dat te doen, was ook aanwezig. Er waren dus goede argumenten om de vergoeding aan te passen. Je weet dat er altijd opmerkingen over zullen komen. Maar is dat dan de reden om het niet te doen? Het besluit was al ver voor de coronacrisis genomen. De timing was nu ongelukkig omdat de bekendmaking precies kwam op het moment dat de crisis er was. Wij hebben er wel bewust voor gekozen om transparant te zijn en het te vertellen. We hadden er ook voor kunnen kiezen om de toelage alleen in de jaarcijfers op te nemen. Dan is de kans dat het iemand opvalt kleiner. Ik vind het goed dat de UU steeds opener en transparanter communiceert.”
Op dit moment wordt gezocht naar een nieuw collegelid. Hoe verloopt dat proces? En wordt het een vrouw? En zoekt u iemand van binnen of buiten de universiteit?
“Wij hebben met input van de U-raad en de decanen een profielschets gemaakt van de deskundigheid en competenties die we zoeken. Daarna is een bureau ingeschakeld en dat is een campagne gestart. Er zijn advertenties geplaatst en mensen benaderd. Op dit moment is de periode van werving afgerond en gaan we de kandidaten beoordelen. Ik kan er nog niet zoveel over zeggen, maar wel dat er veel belangstelling is en dat we heel positieve feedback krijgen over de universiteit en de functie. Het is een functie die veel mensen ambiëren. Zoals het profiel ook aangeeft, kijken we in eerste instantie naar een vrouwelijk collegelid. We hebben niet een uitgesproken voorkeur of iemand van binnen of buiten de universiteit moet komen.”
In hoeverre speelt de Raad van Toezicht een rol bij de totstandkoming van het Strategisch Plan, het plan waarin de UU de plannen voor de komende vijf jaar heeft vastgelegd?
“Als het gaat om het Strategisch Plan dan leveren we vooraf input en moeten we uiteindelijk instemmen met het plan. Wij zijn niet degene die de inhoud bepalen. Dat doet het bestuur in samenspraak met de universitaire gemeenschap.
“Als raad hebben we ons sterk gemaakt voor duurzaamheid en inclusiviteit. Persoonlijk vind ik het heel goed dat de UU zich in het Strategisch Plan heeft gecommitteerd aan de Sustainable Developments Goals. En dan bedoel ik niet eens dat zaken nu allemaal anders moeten. Maar eerder dat je bij de zaken die je doet, kijkt in hoeverre ze bijdragen aan die goals. Ik heb de indruk dat de UU al heel veel doet, maar zich nog onvoldoende bewust is van de impact die de universiteit met het onderzoek en het onderwijs heeft in de maatschappij.
“Ook vind ik het goed dat er veel aandacht is voor communityvorming. Ik denk dat het belangrijk is dat studenten en medewerkers beseffen dat ze samen de academische gemeenschap vormen. Het is meer dan die ene plek waar je je onderwijs volgt of je werk doet.
“Verder is het belangrijk dat ingezet wordt op Open Science. Dat is één van de manieren om te laten zien dat de wetenschap middenin de samenleving staat en dat kennis delen nu relevanter is dan ooit.”
Op welke punten kan de universiteit zich wat u betreft nog verbeteren?
“Een verbeterpunt zie ik op het vlak van de financiën. Eer is wel wat te winnen met een meer integrale kijk op de financiën. Ik zie nu vaak dat één iemand verantwoordelijk is voor het geld en een ander voor wat er mee gebeurt. Het gevolg daarvan is dat heel voorzichtig gedaan wordt met het uitgeven van geld. Ieder jaar lees je weer dat de universiteit veel geld heeft overgehouden. Als je de inhoud en de financiën veel meer bij elkaar brengt, is er beter overzicht en kan er effectiever geïnvesteerd worden.”
“Ik vind dat de Universiteit Utrecht het heel goed doet. Er is een breed palet van opleidingen, er wordt relevant en hoogstaand onderzoek gedaan en steeds meer mensen herkennen dat ook. Bovendien is het een veerkrachtige organisatie. Ik was echt onder de indruk hoe de hele universiteit - docenten, studenten en ondersteund personeel- in maart van de een op de andere dag de knop heeft kunnen omdraaien. De situatie is zeker niet leuk en niet optimaal. We moeten aandacht blijven geven aan werkdruk en het welzijn van studenten, zeker nu de crisis voortduurt. Maar het is ongelooflijk hartverwarmend hoe iedereen zich inzet."
Foto's: Ivar Pel