Reacties op signalenonderzoek Scheikunde

‘We moeten nu wel doorpakken, anders komen er nieuwe frustraties’

Scheikunde rapport, reacties Foto: Shutterstock, bewerking DUB
Foto: Shutterstock, bewerking DUB

Naar aanleiding van het signalenonderzoek en het interview van DUB daarover met faculteitsdecaan Isabel Arends en departementsvoorzitter Stefan Rüdiger gingen we op zoek naar reacties. We hadden een aantal vragen. Wat vinden Scheikundemedewerkers ervan dat het hele departement onder de loep is genomen? Herkennen ze zich in de bevindingen? En ook: wat moet er nu gebeuren?

Hoogleraren met wie DUB contact zocht, waren meteen bereid om een reactie te geven, promovendi waren huiveriger. Velen zeiden geen tijd te hebben, het rapport nog niet goed gelezen te hebben of meer tijd nodig te hebben om te bedenken wat ze van de uitkomsten van het onderzoek vinden. 

Eén promovendus wilde wel reageren, maar liever anoniem. Ook de PhD-council van de Graduate School of Natural Sciences kwam met een antwoord per mail. Hieronder de verschillende reacties.


 

Scheikunde rapport, reacties Foto: Shutterstock, bewerking DUB

Scheikunde-PhD die graag anoniem wil blijven, schrijft in een e-mail:

“Ik vind het goed dat er aandacht is voor dit thema, en ook dat het onderzoek niet gericht was op ‘waarheidsvinding’, maar meer op ervaringen van mensen.

“Het beeld dat naar voren komt, herken ik ook wel. Dit zie ik ook terug in mijn directe omgeving, en het zijn ook de ervaringen die weleens gedeeld worden op informele momenten, rond de koffieautomaat en tijdens pauzes bijvoorbeeld. Ik denk ook dat dit soort problematiek typisch is voor veel plekken in de academische wereld, en niet alleen in dit departement.

“Wat mij opvalt, is dat het altijd dezelfde mensen zijn die geïnteresseerd zijn in bijeenkomsten en onderzoeken rondom dit thema, en dat er ook een groep is die altijd afwezig is. Ik denk dat er meerdere redenen zijn waarom sommigen niet komen: of zij ervaren geen problemen, of ze ervaren ze wel, maar zijn er beter tegen bestand, of hebben er al een soort vrede mee dat dingen nou eenmaal zo zijn. 

“Ik denk dat er iets moet veranderen in hoe PhD’s and postdocs begeleid en supervised worden. Onderzoeksleiders zouden meer structuur in projecten moeten aanbrengen. Veel stress en werkdruk wordt veroorzaakt doordat er niet genoeg richting wordt gegeven aan projecten, of doordat er niet genoeg gedaan wordt om duidelijkheid te scheppen over wat haalbaar is en wat nodig is voor het afronden van projecten. 

“Wat betreft (seksueel) ongewenst gedrag moet PhD’s op het hart gedrukt worden dat we op een professionelere manier met elkaar moeten omgaan. Dat de samenwerking best op een vriendschappelijke manier mag, maar dat we wel collega’s zijn en dat er grenzen zijn aan wat we onder werktijd, of tijdens werkgerelateerde feesten kunnen doen. Maar het blijft lastig om dit probleem echt aan te pakken. 

“De reacties op het rapport zijn heel verschillend, zo merk ik. Sommige mensen hebben zelf misschien niet veel problemen meegemaakt, en zijn dan vaak erg geschrokken van de uitkomst, of ervaren zelfs ongeloof. Sommigen vinden het heel goed dat er zo veel aandacht voor is. Van anderen hoor ik juist dat de resultaten en maatregelen te zweverig zijn, of te weinig concreet. 

“Ik heb ook gehoord dat sommigen nu bang zijn dat ze ‘niks meer mogen zeggen’. Dan gaat het dus waarschijnlijk over humor of grapjes die misschien net niet kunnen. Ik denk zelf niet dat die grapjes nou per se de grootste oorzaak van de problemen zijn, maar het illustreert wel dat velen een soort ‘vaagheid’ ervaren, en dat het niet helemaal duidelijk is wat precies ongewenst is.” 

Scheikunde rapport, reacties Foto: Shutterstock, bewerking DUB

Hoogleraar Cellulaire Eiwitchemie Ineke Braakman:

“Ik vind het heel goed dat het departement samen met de faculteit dit onderzoek heeft laten uitvoeren. Het getuigt ook van grote moed dat de decaan en het hoofd Scheikunde dit - toch redelijk publieke - proces gestart zijn. 

“Maar het is ook wel de hoogste tijd dat er wat gebeurt. We zijn met zijn allen de verkeerde kant op gegaan. En niet alleen bij Scheikunde, want ik hoor dezelfde geluiden bij andere faculteiten en andere universiteiten.

“Ik ben ook niet verbaasd over de uitkomsten. Je ziet dat er op allerlei plekken discriminatie en pesten voorkomt. Er is nog steeds een gebrek aan diversiteit aan de bovenkant van de organisatie. En dan heb ik het niet alleen over gender, maar bijvoorbeeld ook over de ruimte en het respect voor afwijkende opinies en andere onderzoeksculturen. 

“Een van de redenen van de beschreven problemen is naar mijn idee de grote nadruk op geld. Het belang van het binnenhalen van financiering is allesoverheersend en de werkdruk erg hoog.

“Het allerbelangrijkste is nu dat er echt iets gaat veranderen. Daarover bestaat best wat twijfel bij veel mensen. Maar als dit rapport geen effectieve follow-up krijgt, zal dat zonder twijfel tot frustraties leiden. We moeten nu doorzetten. Scheikunde kan een voorbeeld voor andere departementen worden. 

“We zullen dit binnen onze teams moeten bespreken. Dat moet op zo'n manier dat ieder zich er goed bij blijft voelen en dat is niet gemakkelijk. Ook in het onderwijs en in het lab is het balanceren: we proberen jonge mensen te trainen om professioneel - en dus niet persoonlijk - kritiek te leveren en te ontvangen, maar dat is een leerproces en het bewustzijn en de gevoeligheden zijn duidelijk groter geworden. 

“Gelukkig krijgt elke sectie ondersteuning van de twee onderzoekers die het rapport ook hebben opgesteld. Ik wens alle UU-collega’s toe dat ze ook zulke ondersteuning krijgen. Want we moeten echt doorpakken nu.”

Scheikunde rapport, reacties Foto: Shutterstock, bewerking DUB

Scheikunde-PhD Nicolette Maaskant reageert namens de PhD-Council van de  Graduate School of Natural Sciences via een e-mail: 

"We vinden het belangrijk dat kwesties rond sociale veiligheid meer aandacht krijgen op de hele universiteit. Het feit dat het departement Scheikunde een uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar sociale veiligheid is een stap in de goede richting. We hopen dat deze ontwikkeling hier niet stopt en dat andere afdelingen dit voorbeeld zullen volgen. 

“In het rapport herkennen we enkele verhalen die met ons gedeeld zijn door promovendi van het departement. Toch was het schokkend om te lezen over de omvang van de problemen. 

“Voor ons als PhD Council van de Graduate School of Natural Sciences maakt dit het belang van aandacht voor sociale veiligheid nog eens duidelijk. Op dit moment zijn we actief aan het onderzoeken hoe we kunnen bijdragen aan sociale veiligheid. We hopen bijvoorbeeld bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van een systeem waarbij de ervaringen van promovendi binnen de hele Graduate School regelmatig worden gemonitord. 

“We  fungeren ook als intermediair tussen PhD’s en de rest van de organisatie. Mensen kunnen ons benaderen, vooral als ze structurele problemen zien. Als problemen eerder worden opgemerkt, wordt het hopelijk gemakkelijker om ze adequaat aan te pakken. Daarom willen we alle promovendi aanmoedigen om problemen te blijven melden als ze zich voordoen, hoe groot of klein ze ook zijn, bijvoorbeeld bij je Graduate School Council of vertrouwenspersonen. 

“Het is natuurlijk niet voldoende dat iedereen nu weet wat de  problemen zijn. We zouden graag begeleiding zien van deskundigen op het gebied van sociale veiligheid om de cultuuromslag die we nodig hebben kunnen bewerkstelligen. Vooral leidinggevenden en afdelingshoofden kunnen hier baat bij hebben, omdat we het gevoel hebben dat de meeste wetenschappelijke leidinggevenden hier niet voldoende voor zijn opgeleid. 

“We hopen concrete stappen te zien die bijdragen aan een cultuuromslag en het verbeteren van de sociale veiligheid binnen het departement. En we hopen dat deze stappen zichtbaar zullen zijn en duidelijk gecommuniceerd worden naar alle medewerkers om te laten zien dat de signalen uit het rapport serieus genomen worden.”

Scheikunde rapport, reacties Foto: Shutterstock, bewerking DUB

Hoogleraar Structural Cell Biology Bert Janssen:

“Het is heel goed dat dit signaalonderzoek gedaan is. Er waren inderdaad voldoende aanwijzingen dat er dingen speelden in het departement Scheikunde waar eens goed naar gekeken moest worden. En het rapport voorziet in de behoefte aan meer duidelijkheid daarover.

“Een van de punten die uit het rapport volgt, is dat de begeleiding van promovendi meer aandacht verdient. Daar gaat het klaarblijkelijk nog te vaak niet goed. De werkomgeving die we bieden blijkt helaas niet altijd te zijn zoals die zou moeten zijn.

“Natuurlijk ga je dan als groepsleider ook bij jezelf te rade. Ik vind het hier erg prettig en voel me thuis binnen dit departement. Je hoopt dan dat dat voor anderen ook zo is. Maar uit het rapport blijkt dit niet altijd het geval. Je vraagt je soms ook af: wat is er anders dan vroeger? Wat is er veranderd? Op die vragen heb ik eigenlijk geen goed antwoord. 

“Maar belangrijker is het nog om dit thema te blijven bespreken in mijn eigen groep. Daar kunnen groepsleiders ook hulp bij krijgen. Het rapport is wat dat betreft slechts een van de eerste stappen in een proces.”

Advertentie