Internationals aan UU regelmatig lost in translation

'We veren ongemerkt terug naar het Nederlands'

Internationals learning Dutch Foto: Pixabay
Foto Pixabay

Het is een wat druilerige maandagmiddag wanneer hoogleraar Hajo Reijers de workshop Working with Dutchies opent met een warm welkom. Het is een ‘bring your own lunch’ workshop. Lekker Nederlands. Het praktische met het nuttige verenigen. Er verschijnt echter maar weinig eetbaars op de tafeltjes. Laat staan een van huis meegenomen broodje gezond. Het zijn dan ook geen Nederlanders die zich vandaag hebben verzameld in kamer 2.09 van het Buys Ballotgebouw. Het merendeel van de aanwezigen heeft een internationale achtergrond. Zij hebben hun lunchpauze opgeofferd om te horen hoe het nu eigenlijk zit met die Nederlanders en of zij de enigen zijn die bij tijd en wijle geen kaas kunnen maken van dit volkje.

Reijers, geboren en getogen in Nederland, bijt het spits af met een anekdote over zijn Indonesische moeder, die kort na aankomst in Nederland op theevisite ging. Daar kreeg ze, zoals gebruikelijk in Nederland, een koekje aangeboden bij de thee. “Beleefd als mijn moeder was”, vertelt Reijers, “weigerde ze het koekje vriendelijk. De gastvrouw deed daarop de koektrommel dicht en zette ‘m weg. Mijn moeder verbouwereerd achterlatend.” Er klinkt een zacht gegniffel onder de toehoorders.

Want wat overkwam de moeder van Reijers hier? In Indonesië, net als in meer Aziatische landen, is het gebruikelijk drie keer te weigeren alvorens iets aan te nemen. Iets waar Nederlanders zich niet in herkennen. Nederlanders zijn direct en ons taalgebruik is bij voorkeur kort en bondig. Wij zijn niet goed in formaliteiten, laat staan in het oppikken van indirecte signalen. Hierdoor raakt er wel eens wat CC lost in translation. Een omissie die de moeder van Reijers een koekje kostte.

Voor Linge Li, promovendus aan de Universiteit Utrecht, een herkenbaar scenario. In China, waar zij vandaan komt, is drie keer nadenken voordat je iets zegt heel gebruikelijk. “Nederlanders zijn recht voor zijn raap. Ik zie dat verschil ook tussen Nederlandse en buitenlandse studenten. Heeft een Nederlandse student een vraag dan stuurt deze een mailtje van twee zinnen. Een buitenlandse student schrijft drie paragrafen met een introductie, vraag en afronding”, lacht ze. “Nederlandse studenten zijn ook mondiger en roepen wat in ze opkomt. Buitenlandse studenten zie je langer nadenken of doen soms zelfs hun mond helemaal niet open”.

Met die Nederlandse mondigheid heeft Li geen moeite. “Integendeel, ik wou dat buitenlandse studenten zich zo opstelden. Het is een blijk van vrijheid die je zowel als student als docent kunt benutten”, vindt ze. “Maar er zit ook een keerzijde aan. Soms hoor en zie ik Nederlandse studenten een fout begaan die gemakkelijk voorkomen had kunnen worden als ze ietsje langer hadden nagedacht. Of wanneer hun directheid wordt verward met onbeschoftheid. Dat is jammer.”

En dat geldt niet alleen voor studenten. Uit het diversiteitsonderzoek uitgevoerd door DUB binnen de Universiteit Utrecht blijkt dat buitenlandse medewerkers het soms lastig vinden samen te werken met Nederlandse collega’s die overkomen als bot, onnadenkend of zelfs agressief. Daarnaast voelen sommige niet-Nederlandssprekende werknemers zich regelmatig buitengesloten, omdat ze de taal niet (voldoende) beheersen.

Internationals learning Dutch Foto: 123rf

De Universiteit Utrecht is een tweetalige universiteit, waarin Nederlands en Engels naast elkaar bestaan. Een op de zeven studenten is van internationale afkomst. In totaal 5.500. Inclusief de promovendi, telt de universiteit ongeveer duizend internationale medewerkers. “We willen een diverse en inclusieve universiteit zijn”, zegt Bart van de Laar, programmaleider Internationalisering, “maar tegelijkertijd is de universiteit verankerd in de Nederlandse samenleving met een wettelijke zorgplicht voor het Nederlands als taal van hoger onderwijs. Met het taalbeleidsplan (pdf) proberen we richting te geven aan de te gebruiken taal, maar dit verloopt in de praktijk niet altijd eenduidig”.

Dat ervaart ook Li. “De standaard IT-installatie binnen de universiteit vindt plaats in het Engels”, licht ze toe, “maar de software die je moet installeren, zoals je e-mail, is weer in het Nederlands. Een uitnodiging voor een evenement is in het Nederlands, maar het evenement zelf blijkt in het Engels te zijn. Ook de bewegwijzering in gebouwen is op veel plekken in het Nederlands. Voor buitenlandse medewerkers is dat verwarrend”.

Van de Laar ziet dit. “Internationale medewerkers verwachten en mogen verwachten dat ze de weg kunnen vinden, maar dit zorgt voor een organisatorische uitdaging. Wat doe je bij een bijeenkomst waar niet een gemeenschappelijk taal is. Haal je er een tolk bij? Geef je hand-outs met vertalingen? Maak je er twee sessies van en mis je daardoor verschillende perspectieven? Aan veel oplossingen kleven nadelen”.

Volgens het taalbeleid van de universiteit moet wetenschappelijk personeel dat actief is in Nederlandstalig onderwijs voldoen aan de taalvereiste Nederlands C1 (vwo-eindexamenniveau, red.). Elke faculteit bepaalt echter zelf of en binnen welke termijn dit moet gebeuren. “Je ziet dan ook dat dit in de praktijk verschilt, zowel qua behoefte als aanpak”, legt Van de Laar uit. “Het leren van Nederlands wordt aan de poort regelmatig gevraagd, maar er is niet altijd een duidelijke opvolging. Los van taaleisen stimuleren we daarom alle internationale medewerkers om Nederlands te leren. Dat helpt altijd om sneller je weg te vinden en je thuis te voelen, binnen en buiten de universiteit.”

Daarnaast is Van de Laar van mening dat Nederlandstalige medewerkers zich ervan bewust moeten zijn dat niet iedereen Nederlands spreekt. Ook bij informele momenten. “Welke taal spreek jij bij de koffieautomaat als je net met collega’s uit een Engelstalige sessie komt? We veren ongemerkt snel terug naar het Nederlands. Uiteindelijk wil je dat iedereen meedoet en zich thuis voelt en dat zit ‘m ook in de kleine dingen. Daarin hebben we een gezamenlijke verantwoordelijkheid”, aldus Van de Laar.

Het leren van de Nederlandse taal is dus gewenst, maar is het de investering waard? Li kwam eind 2016 naar Leiden voor haar masterstudie, maar ging pas Nederlands leren toen ze in Utrecht ging promoveren. Voor haar was dat het omslagpunt. “Vanaf dat moment zag ik de toegevoegde waarde ervan in. Zodra je gaat lesgeven of aan een PhD-traject begint, heb je het Nederlands nodig voor netwerkborrels, faculteits- en voorlichtingsbijeenkomsten. Daarnaast is het fijn om Nederlands te verstaan wanneer je voor een groep chattende studenten staat”, lacht Li die ook lid is van de Universiteitsraad.

Serena di Palma, universitair docent, herkent dat. Ze verhuisde van Italië naar Nederland voor haar PhD. “In die tijd was alles internationaal. Ik hoefde geen Nederlands te leren. Toen ik later terugkeerde voor een vaste aanstelling ben ik dat wel gaan doen. In het begin maakte ik fouten en collega’s hadden de neiging over te gaan op het Engels als ze me zagen worstelen. Maar dat deden ze niet uit kwade wil. Doen ze dat nu, dan schakel ik zelf terug naar het Nederlands.” Ze voegt daaraantoe: “Je moet wel bereid zijn er vandaag moeite in te stoppen, niet wachten tot morgen.”

Daar is ook Reijers het mee eens. “Ik begrijp dat het leren van een vreemde taal een behoorlijke investering is wanneer je leeft van tweejarig contract naar tweejarig contract. Maar studies worden vervolgd en contracten verlengd en dan kan het zo maar gebeuren dat je als ‘international’ na acht jaar in dit land nog steeds geen woord Nederlands spreekt. En dat komt vaker voor dan je denkt”, weet hij uit ervaring. “Het is zonde, want het leren van de taal helpt bij het integreren en je geaccepteerd voelen.”

Het taalbeleid en daarmee verdere internationalisering blijft onderwerp van gesprek binnen de Universiteit Utrecht. “We horen verschillende geluiden,” zegt Van de Laar. “Sommige buitenlandse werknemers zijn tevreden met de aandacht die tweetaligheid binnen de organisatie krijgt. Anderen zijn verrast dat er zo veel belang wordt gehecht aan het Nederlands. Sommigen zijn blij met de gratis cursussen Nederlands. Anderen zijn teleurgesteld dat er niet meer wordt aangeboden. We hebben nog niet overal een antwoord op, maar dat hoeft ook niet. Als het gesprek er maar over gaat.” Li sluit zich daarbij aan. “Zestig jaar geleden omarmde Nederland buitenlandse studenten en medewerkers aan de universiteiten. Taal was daarbij nooit een issue. Nederland werd net als New York een soort CC melting pot. Laten we dat vooral blijven stimuleren.”

En wat betreft die rare gewoontes van Nederlanders? “Draai het om”, zegt Reijers. “Wat je ervaart als vervelend kun je ook in je voordeel laten werken. Gebruik de Nederlandse directheid om je uit te spreken en zelf feedback te vragen. Of probeer studenten de voordelen van wat meer formeel gedrag bij te brengen. Bij internationale contacten zal ze dat zeker van pas komen.”

Advertentie