Moet de universiteit samenwerken met fossiele industrie?

‘We zijn allemaal idealisten, anders werkten we wel bij Shell’

End Fossil Occupy Foto: End Fossil Occupy
Demonstratie End Fossil: Occupy! op het Domplein afgelopen maandag. Eigen foto's

Je moet het maar verzinnen: een drie uur durend debat organiseren en dat dan laten beginnen op maandagochtend 9.00 uur? Ondanks dat opmerkelijke tijdstip hebben een tiental studentactivisten van End Fossil: Occupy! zich met spandoeken en protestborden verzameld voor de ingang van het Cervantes Instituut op het Domplein.

Bij gebrek aan ruimte in de eigen UU-gebouwen vindt daar het eerste van twee universitaire gesprekken plaats over de samenwerking tussen universitaire wetenschappers en bedrijven uit de fossiele industrie. Die sessies moeten het universiteitsbestuur helpen om tot een standpunt te komen over de kwestie.

De UU besloot de bijeenkomsten te organiseren omdat steeds meer studenten en medewerkers zich uitspreken tegen samenwerking met de fossiele industrie. Zo werden in andere steden universiteitspanden bezet en uiten steeds meer medewerkers sympathie voor dergelijke acties.

De rol van universiteiten in de energietransitie, is daarmee onder een vergrootglas komen te liggen. De Universiteit van Amsterdam besloot inmiddels geen nieuwe onderzoekssamenwerking meer aan te gaan. In een interview met DUB wees rector Kummeling er juist op dat gezamenlijke onderzoeksprojecten van grote waarde kunnen zijn.

De studentactivisten voor de deur van het Spaanse culturele centrum op het Domplein vinden het goed dat het onderwerp nu echt op tafel ligt bij de UU en houden daarom een “non-disruptieve actie”. Ze willen de bijeenkomst zelf niet verstoren. Eerstejaars Literatuurwetenschappen Ianthe Minnaert: “Maar het mag niet bij praten blijven. We willen de druk erop houden.”

Weinig studenten
Even later zitten binnen zitten zo’n veertig UU’ers op roodstoffen stoeltjes in een kring langs de zijden van een kale theaterzaal. Er zijn wetenschappers die bekend staan om hun sociaal engagement én er zijn wetenschappers die zelf samenwerken met grote fossiele bedrijven. Ook zijn er verschillende bestuurders, directeuren en ondersteunende medewerkers.

Ook Ianthe zit in de zaal, maar het aantal studenten kan bijna op de vingers van één hand geteld worden. De studenten die wél aanwezig zijn, zullen tijdens de bijeenkomst meerdere malen op de ondervertegenwoordiging wijzen. Ook vinden ze de “geprivilegieerde hoogopgeleide, witte groep” geen afspiegeling van de samenleving.

Niet interrumperen
De  bijeenkomst verloopt volgens de principes van ‘Deep Democracy’. Daarbij doen de aanwezigen hun best om alle deelnemers gelijkwaardig te behandelen. Ook de aanwezige UU-bestuurders, rector Kummeling en collegevoorzitter Anton Pijpers, kunnen zich dus even drie uur lang niet beroepen op hun status.

Verder is de afspraak om alle standpunten – dus ook de minderheidsstandpunten - te respecteren en te waarderen, zo blijkt uit een uitvoerige uitleg waarmee gespreksleider Yonathan Keren de discussie inleidt. Op die manier moet voorkomen worden dat gesprekken draaien om het elkaar overtuigen en argumenten alleen maar herhaald worden.

Het is wat anders dan de meeste aanwezigen gewend zijn. Als Keren vraagt met welk gevoel zij die ochtend naar het Domplein zijn gekomen, leidt dat ook tot wat aarzeling. Maar als iemand opmerkt dat de uitslag van de Provinciale Statenverkiezingen voor hem een schaduw werpt over alle inspanningen voor klimaatverbetering, blijkt dat door velen herkend te worden. De deelnemers hebben op dat moment nog geen weet van het alarmerende IPCC-rapport dat later die dag bekend zou worden gemaakt.

End Fossil Occupy Foto: End Fossil Occupy

Moraal vs pragmatiek
De opzet van Keren lijkt gedurende de ochtend behoorlijk goed te lukken. Hij vraagt enkele aanwezigen bijvoorbeeld om staand hun standpunt weer te geven. De andere aanwezigen moeten aangeven in hoeverre ze het met die mening eens zijn door dichtbij de spreker te gaan staan of juist ver weg. Door van plek te veranderen kunnen deelnemers aangeven welke argumenten hen bevallen. Sprekers mogen niet worden geïnterrumpeerd en er mogen geen vragen worden gesteld.

De argumenten die worden aangedragen voor of tegen een samenwerking met fossiele bedrijven zijn meer moreel van aard (“stoppen met samenwerken heeft een belangrijke signaalfunctie”) of meer pragmatisch en technisch (“we hebben de grote bedrijven nodig om de noodzakelijke vergroening door te voeren”).

Deelnemers wisselen regelmatig van de ene naar de andere kant. Dat weerspiegelt de complexiteit van het onderwerp en de innerlijke strijd die velen klaarblijkelijk voelen.

Samenwerking onvermijdelijk
Scheikundehoogleraar Bert Weckhuysen, wetenschappelijk directeur van een consortium dat zich richt op het vergroenen van de chemische industrie en waarvan Shell een van de partners is, zegt dat samenwerking met grote bedrijven onvermijdelijk is voor wie de ambitie heeft om het gebruik van fossiele energie te stoppen. Voor echte impact is naar zijn mening een zekere  schaalgrootte vereist. Bedrijven die nu nog fossiele grondstoffen winnen, hebben volgens hem de potentie om de noodzakelijke veranderingen door te voeren.

Weckhuysen spreekt daarbij de hoop uit dat wetenschappers door het ontwikkelen van nieuwe kennis en door het opleiden van klimaatbewuste studenten deze bedrijven van binnenuit kunnen veranderen. “Ik ben me ervan bewust dat greenwashing daarbij op de loer ligt, maar dit is de afweging die we moeten maken.”

De hoogleraar krijgt steun van verschillende andere aanwezigen. Ook zij wijzen op de omvang van de reducties die noodzakelijk zijn en van de kennis en infrastructuur die nodig is om die verbeteringen tot stand te brengen. “Die bedrijven zijn niet alleen maar goed in olie uit de grond pompen”, zo betoogt iemand.

Vrijwel alle aanwezigen lijken in te zien dat samenwerking met de fossiele bedrijven in moreel opzicht discutabel is, maar een deel vreest de negatieve gevolgen voor het klimaat bij het verbreken van de banden. Zonder duidelijk te hebben wat de consequenties gaan zijn, wordt deze stap als te risicovol gezien.

De wereld kapot maken
Student Ianthe Minnaert geeft aan het juist risicovol te vinden om met deze bedrijven te blijven samenwerken. Die heeft weinig behoefte aan een langetermijnperspectief dat slechts is gebaseerd op de hoop dat fossiele bedrijven uiteindelijk gaan veranderen. Zeker niet als daarbij de risico’s bij de studenten van nu liggen en oudere generaties de pijn voor zich uit kunnen schuiven.

Geëmotioneerd zegt de student al een kwart van diens leven hiertegen te vechten. “Er is iets dat we nu meteen kunnen doen, en dat is stoppen met pompen. Waarom wordt er niet met onze generatie samengewerkt in plaats van met oude bedrijven die de wereld kapot maken?”

Ook Ianthe krijgt bijval. Dat de universiteit door samenwerking de fossiele bedrijven nog de juiste kant op te bewegen zijn, vinden veel aanwezigen ongeloofwaardig. Ze wantrouwen de oprechtheid van hun duurzaamheidsambities, hekelen de bedrijven om het verspreiden van misinformatie en onderstrepen de mensenrechtenschendingen.

Door de rol van de aandeelhouders blijven snelle winsten het uitgangspunt, vrezen ze. Zolang niemand met feiten kan aantonen dat de inbreng van universiteiten de fossiele bedrijven duurzamer maakt zijn wetenschappers "niet meer dan useful idiots", zegt universitair hoofddocent transformatieve verbeelding Joost Vervoort.

Dit deel van de aanwezigen benadrukt dat de universiteit niet slechts een kennisinstituut is, maar ook een maatschappelijke rol vervult. Door te blijven samenwerken, draagt de universiteit bij aan de legitimatie van het slechte gedrag van de bedrijven. Ook benadrukken zij dat op deze manier het ondanks alles nog steeds vaak positieve imago van de bedrijven in stand wordt gehouden. 

Het zijn gedeeltelijk bekende tegenstellingen die voorbij komen, maar de scherpe randjes ontbreken. Mogelijk ook omdat Keren de aanwezigen expliciet vraagt te reflecteren op welke argumenten indruk op hen hebben gemaakt. Weckhuysen maakt in woord en gebaar duidelijk behoorlijk te worstelen met het vraagstuk – wat op waardering kan rekenen. Ook in de rest van het debat is de emotie onder het oppervlakte voelbaar. Een enkeling is zichtbaar geraakt. Meerdere keren wordt door de aanwezigen de gewetensvraag gesteld of ze als individu, maar ook als universitaire wereld in zijn geheel, “wel genoeg doen”.

Een moreel kader
Een suggestie om in ieder geval als universiteit “een moreel kader” op te stellen met enkele uitgangspunten waar samenwerkingsverbanden aan zouden moeten voldoen, lijkt uiteindelijk op vrij brede steun te kunnen rekenen. Maar daarop volgt ook de vraag wat daar dan precies in zou moeten staan en wat de consequenties daarvan zouden zijn. Gedurende de bijeenkomst lijken steeds meer mensen voor harde voorwaarden te voelen, maar er is ook aarzeling. “Als ik straks mijn onderzoek dat bijdraagt aan de noodzakelijke transitie niet zou kunnen voortzetten, zou dat voor mij moeilijk te verkroppen zijn”, merkt een jonge onderzoeker op.

Collegevoorzitter Anton Pijpers wijst er ook op dat er verder reikende gevolgen kunnen zijn als de UU bepaalde ‘waarden’ gaat vastleggen en in de praktijk wil gaan naleven. “We moeten dingen veranderen in ons gedrag, maar hoe principieel willen we daarin zijn? Betekent dat dan ook dat we als universiteit bijvoorbeeld vinden dat medewerkers helemaal niet meer mogen vliegen? Daar worstel ik mee.”

“We kunnen in ieder geval constateren dat iedereen de urgentie erkent”, zegt Keren als hij de belangrijkste bevindingen aan het einde van de ochtend samenvat. Maar over oplossingsrichtingen, bestaat onenigheid, ziet ook hij.

Als hij vraagt in hoeverre de aanwezigen denken dat de bijeenkomst heeft voldaan aan de verwachtingen en in hoeverre deze het UU-bestuur kan helpen om tot een standpunt te komen, zijn er verschillende geluiden te horen.

Er is scepsis. Zijn de conclusies niet “te middle of the road”? Volgens een van de aanwezigen is er vooral een ideologisch gesprek gevoerd waarbij de argumenten hem al bekend waren. Een praktische toekomstvisie had te weinig aandacht gehad.

Anderen uiten zich positief. Universitair hoofddocent Joost Vervoort, verbonden aan het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling, zegt geïnspireerd te zijn. “We kunnen in ieder geval constateren dat we allemaal idealisten zijn, anders zouden we wel bij Shell werken.”

In mei vindt de tweede – nu Engelstalige – bijeenkomst plaats. Het UU-bestuur wil voor de zomer met een conceptbesluit komen waarin staat hoe de universiteit verder wil gaan met de samenwerking met bedrijven uit de fossiele industrie.

Een verslag van de bijeenkomst is te lezen op de UU-site. Wie zich wil aanmelden voor de tweede (Engelstalige) sessie over samenwerking met de fossiele industrie kan dat doen via deze link.

Advertentie