'Zonder oogkleppen op biedt de academie veel meer perspectief'
De ontwikkelingen rond Erkennen en Waarderen hebben deze zomer veel discussie losgemaakt. De vraag die centraal staat is hoe we op de universiteit moeten beslissen over selectie, evaluatie en beloning van medewerkers. In het (inter)nationale debat hierover ging erg veel aandacht naar het gebruik van de Journal Impact Factor (JIF) als kwaliteitsmaatstaf voor individuele publicaties en onderzoekers. Vanuit de Universiteit Utrecht is besloten de impactfactor niet langer te gebruiken bij selectie en promotie van wetenschappelijk personeel. Hoewel dit voornemen veel aandacht heeft gekregen is het maar een klein onderdeel van de bredere visie van onze universiteit op Erkennen en Waarderen.
Deze visie is erop gericht evaluatie te verbreden: van (vooral) onderzoek en (een beetje) onderwijs naar een gelijkwaardige verhouding tussen onderwijs, onderzoek en professionele activiteiten (zoals patiëntenzorg). Internationaal, nationaal en aan de UU verschuift de aandacht bovendien van het individu naar het collectief. Er komt meer waardering voor leiderschap en teamwork, en meer aandacht voor daadwerkelijke impact van onderzoek en onderwijs.
Het werken met oogkleppen op staat een prettige werkomgeving in de weg
Daarnaast betekent deze visie dat teams (bijvoorbeeld een opleidingsteam of een onderzoeksgroep) de ruimte krijgen om hun eigen strategie te bepalen en doelen te stellen. Dat we veel meer in overleg gaan bepalen wat we willen bereiken en welke competenties binnen het team nodig zijn om dit te behalen. Dit schept ruimte voor diversiteit in taken en competenties. Met andere woorden: niet iedereen in een team hoeft goed te zijn in hetzelfde, en niet iedereen hoeft alles te kunnen.
Het betekent niet dat we afstappen van kwaliteit. Het betekent dat we een bredere kijk moeten ontwikkelen op wat kwaliteit inhoudt. Niet langer met oogkleppen op ons blindstaren op een paar indicatoren, maar letterlijk om ons heen kijken wat ons, universitaire collega’s, beweegt. Het werken met oogkleppen op staat namelijk een prettige werkomgeving in de weg en belemmert het zicht op goed onderwijs en onderzoek met maatschappelijke meerwaarde.
Impactfactoren maken geen leuke collega’s
Volgens sommigen is de beslissing om het gebruik van de impactfactor los te laten slecht voor de wetenschap en is er geen alternatief. De schijnbare objectiviteit van de impactfactor en ook de h-index heeft veel academici en bestuurders verleid, en in sommige vakgebieden is deze zodanig ingesleten dat het lastig lijkt om ze los te laten.
Het gebruik van reputatie als binnenweg bij beoordeling is aanlokkelijk. Maar reputatie is zelfversterkend, en dat is problematisch. In het huidige systeem publiceren vooral auteurs van prestigieuze universiteiten in tijdschriften met een hoge impactfactor. De auteurs weten dat ze zo meer zichtbaarheid krijgen. Tegelijkertijd weten ook de redacteuren van tijdschriften dat ze door de naamsbekendheid van de auteur en diens universiteit meer citaties krijgen, wat de impactfactor van het tijdschrift verhoogt. Op hun beurt voelen onderzoekers zich verplicht te citeren uit de prestigieuze tijdschriften, want anders lijkt hun onderzoek onbelangrijk of trappen ze referenten op de teen. Ondertussen houden veel prestigieuze tijdschriften de beweging naar open access tegen (of vragen extreem hoge tarieven voor open access publiceren) om hun winst te beschermen. Impactfactoren zijn als oogkleppen: de ruiter legt ze op aan het paard, en houdt hiermee bestaande privileges in stand.
De eerste vraag is niet: ‘waar gaat het over?’, maar: ‘hoe hoog is de impactfactor?'
Los van het aantoonbare gegeven dat dergelijke factoren allesbehalve objectieve criteria zijn voor kwaliteit en te kampen hebben met aanzienlijke methodologische issues maken ze de academie bepaald geen prettiger plek om te werken.
Velen van ons is het overkomen dat wanneer we een collega bij de koffie vertellen dat we een publicatie hebben de eerste vraag niet is: ‘waar gaat het over?’, maar: ‘hoe hoog is de impactfactor?' Promovendi die bloed zweet en tranen in een publicatie hebben zitten en tot in den treure moeten leuren, van tijdschrift naar tijdschrift (van hoge naar lage impactfactor) om het gepubliceerd te krijgen. Het is een manier om promovendi eindeloos te laten sleutelen aan een artikel. Niet omwille van de wetenschap maar omwille van de impactfactor.
Wat dan wel?
Alsnog zijn er die denken dat we impactfactoren nodig blijven hebben in de toekomst om wetenschap op de juiste manier te waarderen. Maar als je werkelijk stilstaat bij wat voor nieuwe mogelijkheden dit biedt, dan speelt het al dan niet gebruiken van impactfactoren slechts een heel kleine rol in het grotere geheel van erkennen en waarderen.
Want waar was het ons nu eigenlijk allemaal om te doen? Dat we als universiteit een bijdrage leveren aan de maatschappij. Dat kan door onderzoeksteams die, voortbouwend op onderzoek van collega’s elders, een nieuw vaccin ontwikkelen. Maar ook door studenten economie iets te leren over ethiek, of studenten Nederlands iets over artificiële intelligentie. Of zelfs door het inspireren van een enkele student met een motivatiedip. Of nog: door van collega’s niet te verwachten dat ze hun hobby’s of zorgtaken thuis aan de kant schuiven om zich ook buiten de kantooruren exclusief aan de wetenschap te wijden.
Van collega’s mag je niet verwachten dat ze hun hobby’s aan de kant schuiven om zich in de avonduren exclusief aan de wetenschap te wijden
Aan onze ideale universiteit leren collega’s en leidinggevenden elkaars werk kennen. Hun inschatting van iemand wordt niet uit tijdsgebrek gebaseerd op impactfactoren of het behalen van onderzoeksbeurzen die soms meer op loterijen lijken. Zulke aandacht voor het werk zelf vereist natuurlijk voldoende financiering van het hoger onderwijs en waardering van teamwork en leiderschap.
Tijdens vergaderingen met de vakgroep praten mensen ook over hun onderwijs of deelname aan het publiek debat. En wanneer het over onderzoek gaat, is de eerste bezorgdheid niet om in een zo prestigieus mogelijk tijdschrift te komen. Maar wel: hoe kan dit idee het best verspreid worden? Met welke maatschappelijke partners kunnen we hier over doordenken? Hoe helpen we deze jonge collega om een blog op te zetten of hierover een opiniestuk te publiceren?
Door in evaluaties af te stappen van een eenzijdige nadruk op publicaties (en vooral op publicaties in zogenaamde ‘toptijdschriften’ en bij prestigieuze uitgevers) komt er ook ruimte voor al het andere dat de academie waardevol maakt. Onderwijs, samenwerking, begeleiding, en een meer open onderzoekscultuur - met aandacht voor andere onderzoeksvragen (die wellicht niet zo snel een plek zullen krijgen in Science of Nature), reproduceerbaarheid, delen van code en data, en public engagement.
Hoe verder?
Het nieuwe erkennen en waarderen biedt kansen om de negatieve effecten van competitie te verminderen en een samenwerkingsgerichte, open academische cultuur te stimuleren. Dat is niet alleen goed voor medewerkers en studenten, maar ook voor de wetenschap zelf, en voor de relatie tussen wetenschap en samenleving.
In de komende maanden zal de UU visie Erkennen en Waarderen verder uitgewerkt worden, met de ontwikkeling van een template waarmee de verschillende faculteiten zelf aan de slag kunnen. Hierbij zal al het personeel van de UU nadrukkelijk betrokken worden.
Laten we onze oogkleppen afzetten en wat beter om ons heen kijken. Anders erkennen en waarderen is mogelijk, en zal onze autonomie en teamspirit versterken. Vrij om samen zelf te bepalen wat voor kwaliteit we nastreven, wars van eenzijdige en slechte metrieken.