Altijd maar weer die studiewerkplekken
Studenten klagen elke tentamenperiode steen en been over studiewerkplekken. Nu blijkt ook nog eens dat het aantal de komende jaren dreigt af te nemen. Een optie is studiewerkplekken buiten de universiteit aan te bieden. Maar gaat dat ook werken?
Met enig genoegen vertelde Anton Pijpers kort geleden in de financiële commissie van de Universiteitsraad dat de universiteit op het punt staat weer honderd nieuwe studieplekken te creëren. “Dit is dan ook voorlopig de laatste keer dat we meer studieplekken gaan realiseren.”
Het kwam voor hem dan ook als een koude douche dat Maartje Koppelman van de Universiteitsraad opmerkte dat het aantal studieplekken de komende jaren zal afnemen, in plaats van toenemen. Zij baseert dat op gegevens van de afdeling Vastgoed & Campus. Deze afdeling heeft een analyse gemaakt waarin staat dat het aantal studieplekken op basis van de huidige vastgoedontwikkeling de komende jaren zal afnemen van 6565 naar 5350. Een daling van meer dan duizend plekken.
Deze cijfers moet je wel met een slag om de arm bekijken, zegt de opsteller van de gegevens. In de analyse is alleen meegenomen wat nu bekend is, bijvoorbeeld dat de universiteit in de binnenstad panden als Achter Sint Pieter en Kromme Nieuwegracht 80 gaat renoveren. Ook in De Uithof zijn er werkzaamheden die zorgen voor minder gebruik van onderwijsgebouwen. Dan zijn er tijdelijk minder werkplekken beschikbaar en is het onduidelijk wat er in de toekomst voor in de plaats komt. Dus het aantal werkplekken hoeft niet zo drastisch te dalen. Het is echter wel een indicatie.
De studiewerkplekken zijn al jaren een gevoelig punt. Als je Utrechtse studenten vraagt wat het grootste probleem is van deze universiteit, hoor je vaak ‘het vinden van een studieplek’. Die negatieve beoordeling komt ook elke keer weer terug in de Nationale Studenten Enquête.
De universiteit heeft al verschillende rapporten over dit onderwerp geschreven. In 2011, 2012 en 2014 concludeerden de samenstellers dat er in de spitsuren een tekort was en dat de communicatie over andere locaties met werkplekken beter kon. Ook zijn er concrete maatregelen genomen, zoals vergroting van de openingstijden van de UB en betere bewegwijzering naar studiewerkplekken buiten de UB.
Het probleem blijft maar voortbestaan. Ook toen studenten uit de U-Raadfractie vorige maand in de UB aan studenten vroegen wat hen bezighoudt, werd het tekort aan studieplekken vaak genoemd. Dat kwam deels ook door de timing. Het was namelijk tentamenperiode en dan is het probleem groter dan in de rest van het jaar.
De negatieve beoordeling in de NSE was aanleiding voor het starten van opnieuw een projectgroep Studieplekken in 2014. In het eindrapport uit 2015 constateert de projectgroep dat het probleem van de studiewerkplekken relatief is. Zo zijn er 40 weken per jaar geen klachten over de werkplekken van de UB. Maar in de tentamenperiode is dat anders. Van maandag tot en met donderdag is het tussen 10 en 17 uur dringen en bijna vechten om een plekje in de UB. Die beleving blijft bij de studenten hangen. Ook al zijn er in andere gebouwen bij de faculteiten vaak nog wel plekken beschikbaar.
Maar hoe los je dit probleem op? Je kunt moeilijk het aantal studieplekken laten bepalen door de piekbehoefte van twaalf weken per jaar. Het eindrapport Studieplekken zet in op communicatie. Je moet studenten laten weten waar ze wel terechtkunnen als de UB vol zit. De app Studyspot is hierop gericht.
Een andere mogelijke oplossing is om meer werkgroepruimtes in de drukke periode in te zetten als studieplekken. Op dat moment zijn er nauwelijks colleges, dus kunnen deze ruimtes tijdelijk bestemd worden als studieplekken.
Dan moet er overigens wel duidelijk zijn wat onder een studiewerkplek verstaan wordt. In een definitie uit 2011 formuleert het College van Bestuur een werkplek als tafel met een stoel. Maar die zijn er veel meer dan de 6500 studiewerkplekken die als zodanig geregistreerd zijn. Veel studenten werken in de kantine van het Educatorium, maar dat zijn geen officiële studiewerkplekken.
Een ander idee is om meer studieplekken te creëren buiten de universiteit. Verzekeringsbedrijf asr, gevestigd in Rijnsweerd, bood aan dat een aantal studenten wel in hun bedrijf zou kunnen werken. Op dit moment zijn er besprekingen hoe dat er concreet uit zou kunnen zien.
De gemeenteraadsfractie Student & Starter opperde dat studenten ook zouden kunnen werken in de gemeentebibliotheek. Veel studenten wonen in Lunetten en waarom zouden studenten dan niet daar een UU-werkplek kunnen krijgen?
De Hogeschool Utrecht maakte recent bekend dat in de nieuwe hu-bibliotheek 520 nieuwe studieplekken zijn gecreëerd. De redenering is dat dan minder hogeschoolstudenten naar de universiteitsbibliotheek gaan en zelfs universitaire studenten ook op de hogeschool kunnen aanschuiven.
Anton Pijpers vindt het goede suggesties en staat open voor het gesprek. “Maar ons uitgangspunt is dat de universiteit daar geen geld voor gaat betalen.” Bij asr is dat niet aan de orde. Die vinden het de levendigheid vergroten wanneer studenten daar zouden komen studeren. Bij de gemeente bestaat twijfel. Het vermoeden bestaat dat de gemeente hier een financiële vergoeding voor zou willen hebben. Bovendien, wat weerhoudt studenten er nu van om zelfstandig in een lege gemeentebibliotheek neer te strijken?
De studenten van de Universiteitsraad vinden dat je alle opties moet open houden. “Het is vreemd dat er de komende jaren minder plekken komen, terwijl nog helemaal niet duidelijk is dat het aantal studenten afneemt”, aldus Maartje Koppelman van de universiteitsraad.
De universiteit zal dus moeten blijven monitoren op de behoefte van de student. Meer communicatie over de beschikbare plekken kan helpen de last te verlichten, evenals het creëren van nieuwe werkplekken voor de tentamenperiode. Feit blijft echter wel dat de studenten nu nog kiezen voor de UB als eerste optie. Of het nu vol is of niet. En als het vol is, dan klagen ze erover. Dat is het dilemma waar de universiteit en de studenten mee zullen blijven worstelen. Je zult dus manieren moeten bedenken om het voor studenten aantrekkelijk te maken naar die andere plekken te gaan.