Afscheid van een activistische voorzitter

De hamerslag waarmee Matthias Jorissen (48) dinsdagmiddag de vergadering van de Universiteitsraad sloot, maakte meteen ook een einde aan zijn lange loopbaan in de universitaire medezeggenschap. De laatste vijf jaar was hij raadsvoorzitter en terugkijkend is hij niet ontevreden. “De raad heeft behoorlijk wat voor elkaar gekregen.

De bijeenkomst staat hem nog helder voor de geest. “Het was begin 2007 en tegenover mij zaten een paar zeer boze hoogleraren uit het Debye Instituut. Zij waren razend over het feit dat rector-magnificus Gispen een publicatie over het oorlogsverleden van Debye had verboden, en ze begrepen niet waarom de U-raad zweeg en niets deed.”  

Matthias Jorissen zucht bij de herinnering. De vraag van de interviewer was hoe lastig het is om van een actief en kritisch raadslid te veranderen in een boven de partijen staande voorzitter en het antwoord laat weinig te raden over.

“Het vervelende was dat ik persoonlijk vond dat de hoogleraren gelijk hadden, maar een raadsmeerderheid wilde geen gedoe. De UU was ook al negatief in het nieuws gekomen vanwege de ingreep van Gispen in het afscheidscollege van theologiehoogleraar Van der Horst en de raad wilde voorkomen dat er nog meer stampij zou ontstaan.

“Ik was net een maand of wat voorzitter en op dat moment werd ik voor het eerst knalhard geconfronteerd met de grenzen van deze baan. Tot overmaat van ramp moest ik de zaak in het Ublad nog min of meer goedpraten ook. Nee, dat was niet ‘my finest hour’. Ik heb me toen wel even afgevraagd waaraan ik was begonnen.”

 

Niet kleurloos

Jorissen was niet de enige die zich dat afvroeg. Als student en als medewerker was hij een kritisch raadslid geweest en de vraag was dan ook of hij niet te uitgesproken was voor het ‘neutrale’ voorzitterschap. Maar, zegt hij, wat hem betreft betekent neutraal bepaald niet hetzelfde als kleurloos. “In de profielschets stond dat de voorzitter de raad moet stimuleren en prikkelen tot het nemen van initiatieven. Dat was voor mij een belangrijke voorwaarde om ‘ja’ te zeggen. Als ik alleen een soort technisch voorzitter was geworden, had ik het niet gedaan.”

Stimuleren en prikkelen deed hij de afgelopen jaren in ruimte mate, vooral binnenskamers. “Met de invoering van de MUB in de jaren negentig zijn de bevoegdheden van de raad sterk ingeperkt. Maar ze zijn er nog wel en ik heb zoveel als mogelijk geprobeerd om de raadsleden duidelijk te maken welke mogelijkheden ze hadden. Ik denk dat ik me activistischer heb opgesteld dan van een raadsvoorzitter verwacht hoeft te worden.”

Randje van intimidatie

In zijn begintijd werd dat hem niet altijd in dank afgenomen. “Ik ben in mijn eerste jaar regelmatig voor een goed gesprek bij Yvonne van Rooy op de kamer uitgenodigd. Intimidatie? Nou nee, maar ik kreeg wel te horen dat ik me goed moest realiseren dat een bepaalde opstelling van de raad buitengewoon nare gevolgen voor de universiteit zou kunnen hebben.

“Van een hoge ambtenaar heb ik, na een advies van de raad dat het college niet welgevallig was,  in die beginfase een keer te horen gekregen: Matthias, volgens mij ben je de regie kwijt. Dat was wél op het randje van intimidatie. Op dat moment wist ik echt even niet wat ik moest doen. Toen vond ik dit helemaal geen leuke baan.

“Maar ach, geleidelijk leer je met zulke dingen omgaan. Je weet dat je van Yvonne af en toe een kort en helder college bestuursrecht krijgt, wanneer de raad in haar ogen zijn boekje te buiten is gegaan, maar verweten wordt mij tegenwoordig niet zo veel meer. Ze weten nu wat ze aan me hebben.”

Sceptici

De hamvraag bij het terugkijken op vijf jaar voorzitterschap is natuurlijk wat de raad in die periode bereikt heeft. Op die vraag blijft het in zijn werkkamer in het Bestuursgebouw even stil. “Bereikt? Tja, wat is bereikt? Ik denk dat we met name bij de vorming van de drie service-centra behoorlijk wat voor elkaar hebben gekregen. We hebben er in ieder geval voor gezorgd dat er serieus naar de medewerkers is geluisterd. En op het gebied van het onderwijs mogen de Utrechtse studenten bepaald niet mopperen over wat de verschillende studentenfracties voor ze hebben bereikt (zie kader wapenfeiten).

“Nee, als ik er eens goed over nadenk, ben ik eigenlijk best tevreden. Maar ik ken de universiteit goed genoeg om te weten dat de sceptici nu onmiddellijk zullen zeggen: leuk hoor, Jorissen, die paar marginale puntjes op het gebied van de kleine onderwijskwaliteit, maar hoe zit het met wezenlijker zaken? De vorming van één ICT service centrum heeft de raad niet kunnen voorkomen, de fundamentele kritiek op de begroting is na een maand weer ingeslikt, en ook de overgang van het IVLOS naar Sociale Wetenschappen en het opheffen van het papieren Ublad heeft de raad niet kunnen tegenhouden.”

Smalle marges

Hij zucht even. “Het beeld is toch: het college krijgt uiteindelijk altijd zijn zin, en ik kan niet ontkennen dat het daar inderdaad vaak op neerkomt. Maar wat wil je? Als de decanen en het college het samen eens zijn, dan kun je als raad wel tegen blijven, maar gezien de machtsverhoudingen leidt dat alleen maar tot verlies aan energie, want uiteindelijk trek je toch aan het kortste eind. Mijn beleid is daarom altijd geweest: kijk binnen de smalle marges die er zijn of je de zaak kunt bijsturen zodat het resultaat in ieder geval acceptabeler wordt. En nogmaals, ik vind dat we daar de laatste tijd heel goed in slagen.”

Met de vraag of de medezeggenschap binnen de universiteit geen wassen neus is, zoals voormalig raadslid Hans van Leeuwen in zijn afscheidsinterview zei,  hoef je bij Matthias Jorissen dus niet aan te komen. “Ik ben ervan overtuigd dat de universiteit er zonder U-raad heel anders uit zou zien. Ten eerste zijn door initiatieven van raadsleden heel wat problemen aangepakt die anders zouden zijn blijven liggen. Maar bovendien zorgt de aanwezigheid van een kritische raad, ook al heeft die alleen nog maar adviesrecht, ervoor dat het college met veel doordachter plannen komt dan anders waarschijnlijk het geval zou zijn. Misschien halen de critici nu hun schouders op, maar ik vind dat echt winst voor de universiteit. En ik ben blij dat ik daar mijn steentje aan heb kunnen bijdragen.”

 

 

De stofkam van Yvonne

 

Jorissen: "Onlangs kwam ik Jacqueline Cramer tegen, de nieuwe voorzitter van het Utrechts Centrum voor Aarde en Duurzaamheid (UCAD), nota bene een van de Utrechtse onderzoekszwaartepunten. Matthias, zegt ze, wat vond de U-raad eigenlijk van de vorming van UCAD? Ik moest haar bekennen dat we daar niets van hadden gevonden, omdat we er totaal niet over gehoord zijn. We kregen de mededeling pas toen alles al in kannen en kruiken was.

"Ook over de samenwerking met Eindhoven, de naamgeving van De Uithof en nog zo wat belangrijke zaken voor de UU zijn we pas achteraf ingelicht. Yvonne van Rooy zegt altijd dat ze inhoudsvolle medezeggenschap een warm hart toedraagt. Nou, denk ik dan, volgens de letter van de wet zal het allemaal wel kloppen, maar als je de U-raad echt zo belangrijk vindt, dan leg je dit soort majeure ontwikkelingen toch vooraf aan de raad voor?”

Met de invoering van de MUB, nu bijna vijftien jaar geleden, is de Universiteitsraad een aantal vitale bevoegdheden kwijt geraakt. Vooral het verlies van het recht om de begroting vast te stellen heeft de mogelijkheden van de raadsleden fors ingeperkt. In een interview met het voormalige Ublad zei Matthias Jorissen eind 2006 nog dat hij dat geen groot probleem vond, maar inmiddels denkt hij daar genuanceerder over. 

“Ik deed die uitspraak niet zolang nadat Jan Veldhuis als voorzitter van het college was opgevolgd door Yvonne van Rooy. Onder Veldhuis was het reglement van de U-raad nog niet helemaal MUB- proof  geworden. Gevolg was dat de raadsleden nog een tijdje behoorlijk wat ruimte hielden om mee te praten. Met de komst van Van Rooy zijn de spelregels in Utrecht echter drastisch veranderd en dat begint met name de laatste jaren steeds duidelijker voelbaar te worden. Met de wet als een stofkam in de hand is zij door het reglement gegaan en alle bevoegdheden die de raad niet strikt volgens de letter van de wet heeft, zijn er toen uit gehaald. Dat heeft zaken weliswaar helder gemaakt, maar de positie van de raad is er niet direct sterker op geworden."

 

 

 

 

Belangrijkste wapenfeiten van de U-raad

 

Voor studenten:

1. De forse verruiming van de openingstijden van de UB.
2. De regeling die herkansen mogelijk maakt met minimaal een vier (was eerder minimaal een vijf).
3. De invoering van een eerlijker cum laude-regeling.


Voor het personeel:

1. De raad heeft een stokje gestoken voor uitplaatsing van de medewerkers van de catering bij de vorming van het Facilitair Service Centrum.
2. Portiers en veiligheidspersoneel hebben door tussenkomst van de raad hun overurentoeslag behouden.

 

UU-breed:

1. Op aandrang van de universiteitsraad is duurzaamheid blijvend op de universitaire agenda komen te staan.
2. Veel aanbevelingen uit het manifest van Sirius voorbij lijken direct afkomstig uit de verslagen van de commissievergaderingen van de afgelopen jaren. 

1. Op aandrang van de universiteitsraad is duurzaamheid blijvend op de universitaire agenda komen te staan.
2. Van de vele discussies binnen de universiteitsraad over het verhogen van het studiesucces zijn essentiële punten overgenomen in het universiteitsbrede beleid.

 



 CV

Matthias Jorissen  studeerde in Utrecht economisch-sociale geschiedenis. Zijn eerste ervaring met de medezeggenschap had hij als lid van de instituutsraad Geschiedenis met als voornaam wapenfeit een aangenomen maar nooit uitgevoerde motie tegen de brute inval van de VS in Grenada.

Daarna was hij achtereenvolgens lid van de faculteitsraad Letteren, lid van de Universiteitsraad namens het Progressief Studenten Overleg (1986-1987), opnieuw lid van de U-raad, nu namens Fraktie NWP (midden jaren negentig), en tenslotte voor de derde maal U-raadslid (2001-2006) namens de Abvakabo. In september 2006 werd hij voorzitter van de U-raad.

Naast zijn activiteiten in de medezeggenschap heeft Jorissen diverse functies gehad in de beleidsondersteuning van de faculteiten Rechten en REBO. Op dit moment is hij beleidsmedewerker onderzoek bij het departement Rechtsgeleerdheid.

 

 


Advertentie