Kwart van de zij-instromers redt het niet

Zij-instromers uit het bedrijfsleven moesten het onderwijs redden. Maar een kwart van hen haakt snel af, ontdekte promovenda Anke Tigchelaar. Te hoge verwachtingen en slechte opvang vanuit de scholen zijn oorzaken. In haar proefschrift doet ze aanbevelingen om zij-instromers voor het onderwijs te behouden.

Ooit was het vak van leraar een populair en gerespecteerd beroep, maar het tekort aan leraren in het voortgezet onderwijs neemt naar verwachting alleen nog maar toe Sterke mannen en vrouwen uit het bedrijfsleven zouden hier verandering in moeten brengen. Nieuw bloed uit andere sectoren zou het onderwijs, en daarmee het beroep van docent, kunnen redden. Dat was de gedachte toen de regering zo’n tien jaar geleden de Wet op de zij-instroom in het leven riep. Promovenda Anke Tigchelaar, en tevens opleider van zij-instromers bij het Centrum voor Onderwijs en Leren, heeft echter ontdekt dat een kwart van de ondervraagde zij-instromers het onderwijs uiteindelijk vroegtijdig verlaat.

Te hoge verwachtingen is een van de redenen waarom zij-instromers het vaak niet redden, zegt Tigchelaar. “Veel zij-instromers zijn idealisten. Ze hebben jaren in het bedrijfsleven gewerkt en willen hun kennis inzetten in de maatschappij. Hun eigen ervaringen met onderwijs in hun jeugd spelen een belangrijke rol in de denkbeelden en verwachtingen die ze koesteren. Maar dit strookt niet altijd meer met het huidige systeem.”

Tigchelaar pleit ervoor dat zij-instromers zich veel beter oriënteren op het docerende beroep voordat ze een besluit nemen om het onderwijs in te gaan. “Een paar meeloopdagen op een school kan zij-instromers al een hernieuwde blik geven.”

Maar het zijn niet alleen de te rooskleurige beelden die zij-instromers de das omdoen, ontdekte Tigchelaar. Ook de houding van de scholen is niet altijd motiverend. “Zij-instromers worden zeker niet altijd juichend binnengehaald. Er heerst vaak een zeer gesloten cultuur. Dat is veilig voor degenen die erin zitten, maar moeilijk voor buitenstaanders.” Ook het salaris van sommige zij-instromers kan tot scheve gezichten leiden. Zo kan het gebeuren dat een zij-instromer met zijn oude salaris als basis meer verdient dan de oude rotten in het vak. Sommige scholen nemen om die reden geen zij-instromers meer aan.

De begeleiding van scholen laat bovendien vaak te wensen over, aldus Tigchelaar. “Vooral in de vakken waar een tekort aan leraren is, zoals economie, wiskunde en Duits, zijn scholen geneigd snel maar iemand voor de klas te zetten. Zij-instromers worden zo volledig in het diepe gegooid.”

Ook bij de lerarenopleidingen zelf valt er nog een wereld te winnen. Zij-instromers volgen dezelfde opleiding als reguliere studenten. “Dat is vreemd. De zij-instromers staan voor andere uitdagingen dan 18 jarige studenten. De motivatie is anders, de levenservaring is anders, zij-instromers weten hoe het is om te werken, ze weten hoe een organisatie werkt, ze kiezen bewust voor het onderwijs. Ik pleit daarom voor aparte groepen in de lerarenopleiding.”

Het is hoe dan ook doodzonde wanneer zij-instromers afhaken, vindt Tigchelaar. “Mij hoor je geen kwaad woord over ze zeggen. Het zijn doorgaans mensen met veel zelfvertrouwen, niet snel van hun stuk te brengen, idealistisch, en gemotiveerd om hun maatschappelijke ervaring in het onderwijs over te brengen. Van de 58-jarige manager bij Philips die nog zeven jaar zijn verworven kennis wil overdragen, tot de bankmedewerker die graag met jonge mensen wil werken. Ik denk dat het onderwijs daar alleen maar bij gebaat is.”

Anke Tigchelaar promoveert 3 februari 2012 op het proefschrift ‘Adressing second-career teachers’ earlier experiences’.

 

 

Advertentie