Drie punten voor een betere UU-medezeggenschap

Het collegejaar jaar is bijna ten einde. Voor Tycho Wassenaar een goed moment om te kijken naar de medezeggenschap op de UU. Drie punten verdienen volgens hem de komende jaren extra aandacht.

1. Hoe bereiken we de achterban
Dat de medezeggenschap moeite heeft om een brede achterban te informeren en betrekken is de afgelopen weken (onder meer op DUB) duidelijk geworden. Het is ook tekenend dat de populairste kandidate van de PvdUS doodleuk meldde dat zij zoveel mogelijk vrienden en vriendinnen van haar studentenvereniging had weten te “mobiliseren”. Zij repte met geen woord over haar inhoudelijke punten of haar visie. Dit doet vermoeden dat een verkozen plek in de Uraad niet altijd afhangt van de inhoud of kwaliteit van de kandidaten, maar eerder van de omvang en het bereik van het sociale netwerk. Enkel het kennen van iemand is natuurlijk niet de beste manier om de achterban te bereiken of betrekken. Ook in mijn eigen faculteitsraad, die al jaren zonder verkiezingen wordt ingevuld, is het bereiken van de brede achterban lastig. De medezeggenschap leeft ook hier nauwelijks. Studenten hebben vaak geen weet van de werkzaamheden en dus ook niet van het belang. Dat kan leiden tot een kloof tussen de vertegenwoordiger en de vertegenwoordigde. Verkiezingen dienen hun doel dan niet meer. Een universiteitsbrede dialoog vormt een goed startpunt om hier iets aan te doen. Het zou sympathiek zijn als ook het universitaire management hier aan bijdraagt. Want een goed geïnformeerde medezeggenschap is ook voor hen van belang.

2. Betere samenwerking
Samenwerking en kennisoverdracht tussen raden, opleidingscommissies en de U-raad kan nog beter. Ik denk dat samenwerking noodzakelijk is, omdat er gezamenlijk echt veel bereikt kan worden. Het studenttutoraat project, waarbij de Uraad, de opleidingsassessoren en de faculteitsraad de handen ineen sloegen, loopt bijvoorbeeld bij Sociale Wetenschappen op rolletjes. Bijna alle opleidingen hebben concrete plannen om volgend collegejaar student-tutoren in te zetten. Maar over het algemeen valt het mij op dat raden te veel los van elkaar opereren. Er is een keer per maand een gezamenlijk overleg, maar daar stopt het. Dat leidt er toe dat kennis, best practises en ervaren uit het verleden en het heden veel te snel verloren gaan. Ook meer verbintenis met studie- en studentenverenigingen is nuttig voor de samenwerking én voor het bereiken van een achterban. En breder nog:  landelijke samenwerking tussen faculteitsraden en opleidingscommissies.

3. Meer inventiviteit
Alhoewel mijn eerste twee punten zelf weinig inventief zijn, is inventiviteit wel nodig. Medezeggenschap kan meer zijn dan reageren op ontwikkelingen. Zij kan vooruit kijken en pro-actief inspelen op ontwikkelingen die komen, nog voordat er een notitie of een beleidsplan over bestaat. De invloed wordt dan groter en instemmingsrechten zijn minder noodzakelijk. Je creëert meer en reageert minder. Eigen onderzoeken of projecten zijn hier een goed voorbeeld van. Het is jammer dat veel medezeggenschappers vaak niet de tijd hebben om even stil te staan en grondig te analyseren waar er ruimte is voor hun inbreng. Ik heb wel ervaren dat een op facultair niveau centraal georganiseerde medezeggenschap een broedplaats is voor goede initiatieven.

Het lijkt me dan ook de hoogste tijd dat faculteiten en het CvB middelen vrijmaken om op elke faculteit twee studenten aan te wijzen die de medezeggenschap coördineren en centrale overleggen plannen. Dat is een best practice die de samenwerking en het bereiken van de achterban veel beter mogelijk maakt. De UU kan zich dan niet alleen met het BaMa 3.0 onderwijsmodel landelijk als trendsetter profileren, maar ook met het optimaal stimuleren en ondersteunen van een goede medezeggenschap.

 

Advertentie