Dt-fouten maakt iedereen

Dt-fouten maakt iedereen. Ik weet zeker dat er nu lezers zijn die denken: ‘Ja, iedereen, behalve ik’. Die lezers hebben ongelijk: ook wie de regels perfect kent, begrijpt en beheerst, maakt wel eens een fout. Zelfs in de Schrijfwijzer van Jan Renkema, dé autoriteit op schrijfgebied, stond jarenlang een dt-fout, onopgemerkt door de auteur en correctoren. Als het zelfs de meester der schrijfregels gebeurt, dan is het niet verwonderlijk dat het bij studenten ook wel eens misgaat. Hoe komt dat, en: hoe erg is het?

Taalkundigen aan de Universiteit Antwerpen doen al jaren onderzoek naar het ontstaan van dt-fouten. Professor Dominiek Sandra en zijn collega’s ontdekten dat dt-fouten een logisch gevolg zijn van de manier waarop ons brein woordvormen kiest. Die keuze wordt met het werkgeheugen gemaakt. Als dat werkgeheugen overbelast is, dan schakelen de hersenen het langetermijngeheugen in.  Ze kiezen dan voor het woordbeeld dat ze het vaakst gezien hebben. ‘Gebeurd’ komt vaker voor dan ‘gebeurt’, dus zal een overbelast werkgeheugen die vorm selecteren – mogelijk ten onrechte.

Een dt-fout ontstaat dus op het moment dat een schrijver zijn werkgeheugen gebruikt voor iets anders dan de dt-regels. Niet zo gek eigenlijk, dat studenten juist wanneer ze een tentamen maken wel eens in de fout gaan. Hun hersenen draaien op volle toeren, het werkgeheugen is druk met syntactische structuren en grammaticale vraagstukken – dan gebeurd zo’n foutje nu eenmaal.

Sinds ik de bron van de fouten ken, vind ik het geen ramp meer. Een student moet de regels beheersen, maar als hij in een tentamen zo druk bezig is met een goed antwoord dat de d’s en de t’s er even bij inschieten – oké. Het is goed wanneer een student zo in de flow zit. Ik wil geen punten aftrekken vanwege de gevolgen daarvan.

Grappig genoeg zijn het juist de studenten zelf die deze opvatting bepaald niet met mij delen. Vooral studenten Nederlands schamen zich vreselijk voor hun dt-foutjes, en willen duchtig gestraft worden voor wat toch uiteindelijk een speling van hun brein is. In een evaluatie kreeg ik ooit de opmerking dat ik een slecht taalkundige was, omdat ik spelfouten niet bestrafte. Terwijl het juist taalkundige kennis is, die me heeft overtuigd dat die fouten niets zeggen over de taalvaardigheid van studenten.

Als taalwetenschapper vind ik dt-fouten, gemaakt in the heat of the moment, triviaal. Maar als docent, en als deelnemer aan het Utrechts Studentendictee, zal ik me aan de regels houden. Keurig zal ik mijn studenten bestraffen, zoals ook zij mijn fouten bestraffen. Maar onthoud wel: met taalvaardigheid heeft dit alles niks te maken.

Ook meedoen aan het Utrechts Studentendictee op- donderdag 11 mei? Kijk hier hoe je je kan aanmelden.

Bronnen voor deze column:

Frisson, Steven en Dominiek Sandra (2002). ‘Determinanten van Nederlandse werkwoordfouten in de Nederlandse spelling. Een experimenteel onderzoek bij jong en ervaren spellers’. Nederlandse Taalkunde 2, 127-141.

Sandra, Dominiek, Steven Frisson & Frans Daems (1999). ‘Why simple verbs can be so difficult to spell: The influence of homophone frequency and distance in Dutch’. Brain and Language 68, 277-283.

Advertentie