Geef de kakkerlakken geen kans in de wetenschap

De wetenschap staat niet ter discussie. De beoefenaars zijn het probleem, schrijft neurobioloog Ruud van den Bos. Schijn het licht op de bedriegers, de charlatans, de kleinburgers en de kooplui die wetenschap te grabbel gooien.

Ik heb lang geaarzeld of ik een bijdrage zou leveren aan deze blog. Er is niet alleen al veel geschreven, maar ik heb ook het idee dat er veel verschillende soorten discussies door elkaar lopen. Daarom heb ik besloten te kiezen voor een bijdrage, die vertrekt vanuit een aantal dingen die ik onderweg als waardevol ben tegengekomen op mijn reis door de wetenschap - een reis die nu al bijna 30 jaar duurt.

In Over de Methode beschrijft Descartes zijn ontwikkeling van scholastisch geschoolde naar origineel, zelfstandig, modern denker: in vrijheid, los van ideologie en dwang, proberen de omringende wereld te begrijpen op een logisch coherente manier. In dit werk geeft Descartes een aantal voor mij belangrijke dingen weer, die ik als kapstok gebruik voor mijn bijdrage. 

Als eerste, hij zoekt de kracht van het argument.
Niet wie het heeft gezegd, maar wat er wordt gezegd, is wat telt. In praktische zin houdt dit een eenvoudig idee in: hoezeer iemand ook een hot shot is op zijn gebied, behangen met prijzen, met lauwerkransen en alles wat daarbij hoort, onder de streep zijn het zijn/haar woorden die tellen, niet op welk voetstuk hij of zij staat.

Wetenschappelijke vooruitgang bestaat bij de gratie van discussie, argumentatie en kritische experimenten, niet bij meerderheid van stemmen, autoriteit, sociale slimheid, geniep, en politieke en sociale correctheid - die dienen alleen mensen in hun carrière en de samenleving om recht te doen aan het principe van gelijkheid.

In de praktijk van alle dag betekent dat bijvoorbeeld wederzijdse anonimiteit bij beoordeling van papers (immers, niet wie het schrijft is van belang, maar wat er staat). Of als andere mogelijkheid, volledige bekendmaking van referenten bij papers (zoals nu al bij Frontiers gebeurt), openbaarmaking van de referentenrapporten (met internet gemakkelijk te bereiken) en een additionele plek bij een tijdschrift voor de afgewezen papers met rapporten (plaats is niet direct het probleem op het web). Verder, beoordelingen van onderzoeksprojecten in openbaar toegankelijke sessies met openbare documentatie.

Waarom is die openbaarheid belangrijk? Kakkerlakken krijgen een kans bij gebrek aan hygiëne en opereren daarnaast in het donker. Zie hier de redenen waarom kakkerlakken een kans hebben gekregen in de wetenschap: we zijn bij de groei van het aantal wetenschappers en de toenemende competitie de noodzakelijk hygiëne uit het oog verloren en hebben vergeten het licht aan te doen, in het vertrouwen dat wetenschappers van een moreel verheven slag zijn. 

Maar wetenschappers blijken gewone kleinburgers, kijken minder vaak dan vroeger bij elkaar in de keuken, wie op het schild staat en behangen wordt met individuele prijzen wil daar niet meer vanaf, publicaties zijn te zeer een individuele graadmeter geworden, uit angst en eigenbelang hebben collega’s een andere kant uitgekeken en de schouders opgehaald, en tot slot, konden sommigen zich even als filmsterren op het doek wanen, badend in het licht van de spotlights.

Kortom, wetenschappelijke competitie hoort in de volle schijnwerpers te gebeuren, zoals voetbal bij helder licht. Het is niet moeilijk voor te stellen wat er gebeurt wanneer een voetbalwedstrijd zich in het donker afspeelt: hoe de bal in het doel is gekomen is voor iedereen een raadsel, maar de kans dat het eerlijk is gebeurd is klein.

Bij de promotieplechtigheid, waar de aankomende doctor wordt gewezen op zijn rechten en plichten, moet dat niet alleen worden gezegd, maar uitgelegd en duidelijk worden gemaakt, en plein public, en dat misbruik wordt gestraft met uitsluiting uit de wetenschappelijke gemeenschap. Dat plichten jegens de samenleving en wetenschap inhouden: voor de waardigheid van wetenschap als activiteit. Ik heb dat ter illustratie op bij de promotie van mijn aio 16 oktober jongstleden gedaan. Bijna op hetzelfde moment dat het interview met de rector verscheen op 16 oktober, avant la lettre.

Als tweede, hij neemt de tijd.
Hij reist en gaat op zoek naar de juiste vragen, niet naar de mooie antwoorden: wetenschap is wieden. In praktische zin betekent dit het volgende. Het is merkwaardig dat hoogleraren twee keer in hun leven ten overstaan van de academische gemeenschap en publiek binnenshuis iets over hun vakgebied vertellen: bij hun aanstelling en bij hun vertrek. 

Het lijkt me eerder voor de hand te liggen om eens per vijf jaar een verhaal te houden waarin de zich ontwikkelende visie en daaraan verbonden experimenten centraal staan, ten overstaan van academische gemeenschap en publiek. En met referenten die het verhaal in het openbaar van commentaar voorzien. Niets als opgave, maar als vanzelfsprekendheid. Niet als hindernis, maar als logisch interactie. Deze sessies zouden het hart moeten vormen van de academische discussies binnenshuis. 

Als derde, hij schrijft een boek wat nu nog wordt gelezen.
Hoeveel van het huidige werk zal de tand des tijds doorstaan? Ik vermoed dat over 100 jaar bijna niets van de artikelen die een stukje van het deeltje van een aspect van het oppervlak beschrijven nog wordt gelezen of bekeken. En dat wisten we al bijna 30 jaar geleden, toen er al snerend werd gesproken over de least publishable unit.

Alleen een aantal grote samenvattende verhalen en lijnen blijven over en die staan in leer- en/of handboeken. Wat betekent dat in praktische zin? Geef mensen binnenshuis de kans hieraan te werken door ze een aantal jaar vrij te stellen van de gesel der publicatiedwang. 

Als vierde, Descartes laat zien, zoals velen voor hem, dat de basis van wetenschap filosofie is.
Filosofie is de stam, waaraan allerlei loten  zijn gegroeid. Daarom, in elke stukje van de opleiding zal de essentie van wetenschap moeten worden belicht, als activiteit en in zijn historische context. De Radboud Universiteit Nijmegen en de Vrije Universiteit hebben filosofie in elke opleiding zitten, reflectie op het eigen gebied in de meest brede zin. Dit zou geen uitzondering moeten zijn, maar regel. Immers, onderliggend aan wetenschapsbeoefening zitten ideeën over wat meetbaar en weetbaar is, en vanuit welke achtergrond vakgebieden zijn ontstaan en hoe ze zich hebben ontwikkeld.

In mijn beleving zouden in elk jaar van de opleiding prominent wetenschapsfilosofie en wetenschapsgeschiedenis moeten zitten zodat studenten voortdurend worden meegenomen in het intellectuele spel van argumentatie en historisch besef - vaardigheden onderliggend en voorafgaand aan welke vorm van experimenten en dataverzameling dan ook. 

Tot slot, de 24/7 wetenschappelijke levenshouding en het onwrikbare geloof in de kracht van zoektocht naar waarheid is onafhankelijk van plaats, tijd en context; alleen de inhoud verandert onder invloed van nieuwe gegevens, technieken en inzichten. Door alle stormen heen blijft dit overeind. Geen systeem, geen dictator, geen bedrieger zal dit aantasten. Daarom is, en blijft, een eerste vereiste dat we in maalstroom van commentaar op de wetenschap dit blijven benoemen.

Het is niet het fundament wat ter discussie staat, het zijn de beoefenaars ervan die ter discussie staan en die de waardigheid van wetenschap aantasten. Het zijn de bedriegers, de charlatans, de kleinburgers en de kooplui die wetenschap te grabbel gooien en uitverkopen voor hun eigen gewin, ego of vermeende nut. Het is onze taak de hygiëne in de keuken voortdurend te bewaken om die kakkerlakken geen kans te geven. Laten we beginnen daar waar het kan, in het eigen huis, ter meerdere eer en glorie van wat de universiteit is: een intellectuele vrijplaats.

Advertentie