Internationalisering is bittere noodzaak voor een diverse universiteit
De discussie over diversiteit gaat eigenlijk helemaal niet over taal, internationalisering of gender, constateert rector Bert van der Zwaan. Het gaat over de wil om te veranderen en het besef dat de wereld voorbijtrekt.
Onlangs nam ik een kort sabbatical dat me veel heeft opgeleverd. Vooral de tijd om rustig na te denken. Ik gun dat iedereen. Sterker nog: eigenlijk vind ik dat iedere medewerker van onze universiteit op gezette tijden wat van die frisse lucht zou moeten kunnen nemen. Mijn sabbatical besteedde ik aan nadenken over ’de toekomst van de universiteit’, en dat is inmiddels ook bekend geworden in het buitenland. Als gevolg daarvan werd ik pas geleden gevraagd om te spreken voor een groep Duitse rectoren voorafgaand aan hun brainstorm over de toekomst van de Duitse universiteiten.
Mijn bijdrage ging over de snel veranderende wereld en de noodzaak onderdeel te zijn van de global community, vooral omdat de wetenschappelijke balans snel verschuift ten gunste van Azië, onder andere door het aantrekken van talent uit de VS en Europa.
Het debat dat zich na mijn speech onder mijn Duitse collega’s voltrok, vervulde me met verbazing. Allereerst vond de meerderheid van de rectoren dat Duitsland zich niet druk hoefde te maken over de toekomst in internationale context, omdat er binnen de grenzen van Duitsland al meer dan voldoende dynamiek was. Niet in de laatste plaats, zoals mijn collega rector uit Keulen vertelde, omdat de studentenaantallen stormachtig groeien.
Duitsland stroomde over van de nationaliteiten en jongeren, krimp en verschraling waren niet te verwachten. En nee, Engelstalig onderwijs was uit den boze. Nee hoor, zei een rector, de Duitse universiteiten hoefden niet te veranderen, het was eigenlijk best een mooi stelsel. En met de toekomst, zei weer een ander, kwam het vanzelf goed. Het gezelschap van voornamelijk oudere blanke mannen was het tamelijk met elkaar eens.
En opeens keek ik in de spiegel van de debatten zoals die in Nederland, in Utrecht en op DUB gevoerd worden over taal en internationalisering. Ik zie bij ons precies hetzelfde debat met bijna identieke argumenten: laten we studenten eerst goed leren spellen in het Nederlands voordat we Engelstalig college gaan geven. Waarom überhaupt Engelstalig college geven als het voor de studenten daardoor moeilijker wordt? Waarom in slecht Engels lesgeven als het nu goed gaat in het Nederlands?
Maar hoe verhoudt zo’n discussie over taal zich tot de ambitie om onze wetenschappelijke cultuur te laten verrijken door een diversiteit aan studenten en docenten? In zo’n debat zoals bij mijn Duitse collega’s zie je messcherp: het gaat helemaal niet over taal of internationalisering. Het gaat over de wil om te veranderen en het besef dat de wereld voorbijtrekt. Dat talent naar elders gaat omdat we barrières opwerpen. En onze universiteit zit vol barrières: de barrière van taal, de barrière van gender, de barrière van cultuur.
We mogen vaker beseffen dat het woord universiteit is afgeleid van universitas, in de betekenis van: het geheel, het totaal, de wereld. Open voor alles om ons heen. Dat vraagt om een diverse gemeenschap. Om het aantrekken van andere culturen en talen en wereldbeelden. En ik hoef vast niet te vertellen dat we dat als overwegend witte, Nederlandstalige universiteit met nog steeds te weinig vrouwen op hogere niveaus, nog lang niet zijn.
Diversiteit is een thema dat heel vaak naar voren kwam in de debatten rond het Strategisch Plan. We willen het dus wel, maar raken verstrikt in het type debat zoals mijn Duitse collega’s voeren. Daarbij hoeven we overigens onze afkomst niet te miskennen, want wat we ook doen, we blijven een Nederlandse universiteit.
Wat staat ons te doen? Op welke manier kunnen we het debat openbreken, wegkrijgen uit de versimpeling van Engels- of Nederlandstaligheid? Hoe krijgen we het gesprek aan de gang over gender, diversiteit in cultuur en over internationalisering als bittere noodzaak voor een diverse universiteit, die op al die fronten verrijkt wordt?
Ik ben heel benieuwd hoe onze gemeenschap erover denkt. En denk dat we, naast heldere doelen stellen en routes uitzetten, ook financiële prikkels moeten verbinden aan diversiteit. Waarom niet 5 of 10 procent van het geld dat wij besteden aan onze organisatie mede toekennen op basis van diversiteit? En als je bij het lezen van dit voorstel meteen denkt: dat wil ik niet. Wat dan wel? Want stappen maken is broodnodig!
Te wit, te Nederlands, te westers, te mannelijk, te elitair, kortom: te ‘ons soort mensen’. Hoe kan de universiteit dat veranderen? Klik hier voor meer verhalen over internationalisering, emancipatie, inclusie en politieke correctheid.