X=Y

Wie ben ik

Anoniem, illustratie Pixabay
Illustratie Pixabay

Mijn zus had laatst een logé over uit de VS, een meisje dat zich aldus voorstelde: ‘Abigail. She, her’ (het lijzige New Yorkse accent moet u er zelf bij denken). Dit is in sommige kringen heel gewoon: dat je bij de introductie vertelt hoe je aangesproken en gender-geïdentificeerd wenst te worden. Sommige van mijn collega’s zetten het ook al in hun elektronische handtekening.

Het mooie aan het meegeven van zo’n gebruiksaanwijzing is dat je helemaal zelf kan bepalen hoe je je genderidentiteit invult. Dus of je als meisje door het leven wilt gaan, of als een jongen, of wat ook kan: als helemaal niks. Dan ben je ‘zij, hun’, en desgewenst kan dat ook in je paspoort worden opgenomen: Jaap Bos, geboren in 1961, 1.80 cm lang, geslacht: x.

Kan dat ook op andere terreinen dan op genderidentiteitsgebied? Emile Ratelband vond van wel. Hij is in de 70 maar voelt zich 50-nog-wat, en dat wil hij graag officieel erkend zien. Dat er in zijn paspoort komt te staan dat ‘ie niet in 1949 geboren is maar in 1969. Van zijn recht op AOW ziet hij gaarne af. Het verzoek werd door de rechtbank afgewezen, ik geloof omdat je zo jonger dan je eigen kinderen kan zijn, wat een paradox oplevert, en rechtbanken houden niet van paradoxen.

Ik wel. Ik vind paradoxen fascinerend. Ik wil het gedachte-experiment nog wel wat verder doorvoeren. Ik zou wel willen weten of je je als meisje en jongen tegelijk kunt identificeren, en of daar dan ook een pronoun bijhoort. ‘Jaap. Be, bim.’ Of dat je je met een gender identificeert die nog moet worden ontdekt. ‘Ou, Oum.’ Of dat je je een geslacht aanmeet dat niet vaststaat. ‘Jaap Bos? Ja, ik vind haar colleges grappig, maar hij is veel te streng.’

Dit is een zuiver theoretische of liever gezegd absurdistische exercitie, een sketch in de traditie van Monthy Python of Little Britain, dat weet ik wel. De realiteit is minder vrolijk.

Voor gender warriors zijn gendered pronouns bittere ernst. Zo ernstig zelfs dat zij hun er hun hele identiteit aan ophangen. Onderschikt aan al het andere onrecht dat er is in de wereld, representeert mis-identificatie ondraaglijk leed. Het valt onder de noemer microagressie en dat is, zeggen zij met heilige verontwaardiging in hun stem, een ontoelaatbare uiting van de klasse der misogyne bevooroordeelde geprivilegieerden, en het begin van het einde.

Tegenover de gender warriors staan de troepen van alt right, onder aanvoering van Jordan Peterson et al, die in gendered pronouns een regelrechte bedreiging van de vrijheid van meningsuiting zien. Je door iemand laten vertellen hoe je hen zou moeten aanspreken zegt Peterson op huilerige toon, is enkel de eerste stap op weg naar een totalitair systeem, opgezet door ‘t links fascisme, dat hier en nu een halt moet worden toegeroepen.

Als ik in mijn colleges het onderwerp logica behandel, zou ik de argumenten van beide kampen willen gebruiken als illustratie van drogredenen, voorbeelden van komische zelfondermijning. Want hoe anders moet je de oproep tot intolerantie en onbegrip in naam van tolerantie en respect opvatten? Maar net als bij Ratelband verbiedt de wet mij dat. In mijn geval is dat de Wet van Poe. Die zegt dat iedere poging om een radicaal standpunt met behulp van ironie aan de kaak te stellen voor datzelfde standpunt zal worden versleten. En inderdaad: ik ben door beide kampen voor de vijand aangezien, soms zelfs tegelijkertijd.

Ik wil dat als mijn badge of honour gaan dragen. Ik denk dat ik in mijn digitale handtekening mijzelf in het vervolg zal identificeren als: Jaap Bos [x=y].

Ik ben niet wie je denkt dat ik ben.

Advertentie