Kansberekening en het dagelijkse leven
Chocola maken van statistiek
Er worden cursussen voor promovendi georganiseerd en ik volg er een online; over statistiek. Ik begeef me daarmee nogal buiten mijn comfort zone, maar het is best goed om daar eens wat te vertoeven. Met een mix van bewondering en verbazing kijk ik deze 10 weken naar de Engelssprekende docente in de video, maak de opdrachten en doe de testjes. Het is me heel duidelijk dat, waar ik soms denk huh?! en even terugspoel, zij volledig in haar natuurlijk biotoop en midden in haar comfortzone zit en, al filosoferende over haar Sum of Squares, de statistiek bijna iets poëtisch meegeeft. Of dan tenminste iets van Game of Thrones.
Haar natuurlijke habitat is best pittig voor mij en omdat ik een firm believer ben van ‘je moet het vooral zelf leuk maken!’ doe ik er van alles aan om positieve associaties te genereren bij deze materie. Lees: mijn bloedsuikerniveau is behoorlijk ‘right skewed gedistribueerd’ deze dagen. Bij het stuk over de t-test gaat er een hele doos T-offifees doorheen en spam ik anderen met ‘kijk eens hoe heerlijk deze cursus!’. Statistiekprogramma SPSS (SBS6!) en ik worden best buddies (haat-liefde) en voor ik het weet kijk ik in mijn woonkamer naar een toenemende hoeveelheid ronddwarrelend kattenhaar met de vraag of dit wel de verwachtte Normale Verdeling volgt of dat ik maatregelen moet gaan nemen. Alles om me heen verandert in statistiek.
Ten tijde van deze cursus loop ik als bezoeker van een goede vriend ook een ziekenhuis meermaals in en uit. Langs de mensen in rolstoel of bed, mensen in de koffiehoek, soms met infuusstandaard, soms met hun ontslagbrief in de hand of op schoot, soms huilend. En in plaats van de vrolijke chocoladestatistiek thuis overvalt me hier de minder prettige kant van de kansberekening. Hier zijn allerhande mensen, jong en oud, groot en klein, bezig hun eigen statistiek waar te maken, of samen te verslaan. Mensen met gesprekken van ‘Hoe is de prognose?’ en in mijn geval ook ‘hoe groot is de kans dat dit nog eens…?’ enzovoorts. Samen met medebezoekers draai ik cirkeltjes in mijn hoofd over de kans dat … nou ja, ik kap zo’n gedachte maar af, want ‘wat weet ik nou van statistiek’ en ‘n=1 type redeneringen’ en focus op de dingen die hij ondertussen wel weer kan en iedere dag ietsjes meer.
Weer thuis krijg ik tussen de ANOVA’s en Bonferroni door een melding binnen van het LED (landelijk expertisecentrum dierenmishandeling) met verzoek om te kijken naar een stuk of wat röntgenfoto’s, ingezonden door een dierenarts die een vermoeden heeft van mishandeling bij een pup. Wat ik zie stemt treurig en er is bij mij weinig twijfel. Zoals gebruikelijk is, stel ik samen met een mede-panellid de conclusie en het advies op: politie inschakelen en-wel-nu. Hopen op geen kinderen in het huishouden. Zorgen om mevrouw. Kennis van de statistiek is ook dan even niet zo leuk meer.
De volgende middag loop ik met lege rolstoel het ziekenhuis binnen om een uurtje later met volle rolstoel de zonnige middag weer in te rollen. Hij heeft een klein boodschappenlijstje gemaakt tijdens het wachten en later, in de supermarkt, bekijk ik het lijstje goed: chocola! Statistiek naar mijn hart.