Achtergrond

Vacante raadszetels

Eerst even de feiten: voor de periode 2007-2009 blijven in de faculteitsraad van Sociale Wetenschappen drie personeelszetels leeg. Bij Diergeneeskunde zijn dat er twee en bij Geesteswetenschappen drie.

Bij zijn afscheid in 2003 na twintig jaar Universiteitsraad zei Rien de Bie dat sinds de invoering van de MUB in 1996 de invloed van de medezeggenschap minimaal is geworden. "De MUB veranderde de raadsleden van medebestuurders in medezeggers. De raden spelen geen rol meer in de besluitvorming. Dat sijpelt door naar de werkvloer. Men gelooft er niet meer in."

Krijgt De Bie gelijk, of is het een incident dat er nu zetels leeg blijven? Het Ublad bezocht de faculteiten om er de balans op te maken van de kennelijk zorgelijke staat van de medezeggenschap.

Diergeneeskunde

Raadsvoorzitter Bert Nederbragt van Diergeneeskunde: "Het wordt wel steeds moeilijker de kandidatenlijsten te vullen. In 2002 waren er nog 46 kandidaten voor de acht personeelszetels, in 2005 tien en nu dus maar 6." Als oorzaken noemt hij dat lidmaatschap van de raad veel tijd en inspanning kost. "Veel medewerkers hebben zich de afgelopen jaren ingespannen voor de invoering van Focus & Massa bij onderzoek, voor de bama bij onderwijs en voor de vernieuwbouw in de klinische sector. Ook spelen de beperkte bevoegdheden van de raden sinds de invoering van de MUB een rol. Door een grote groep wordt de medezeggenschap als te vrijblijvend gezien."

In de praktijk betekent deze uitslag dat vier van de acht departementen niet in de raad vertegenwoordigd zijn, weet Nederbragt. "Zolang de zittende raadsleden beschikken over gezond verstand hoeft het geen gevolgen te hebben, maar ze zullen zich extra moeten inspannen om voeling te houden met de ontbrekende departementen. Als dat niet lukt zal de belangstelling voor de medezeggenschap nog verder afnemen."

Bètafaculteit

Volgens Hans Goedemans, voorzitter van de kiescommissie Bètawetenschappen, was het na enig lobbywerk niet moeilijk voldoende kandidaten te vinden. Dat heeft, denkt hij, te maken met de vorming van deze nieuwe faculteit. "De verkiezingen dragen bij aan de wording van de faculteit. We moeten er met elkaar iets van maken en hoe levendiger dat proces verloopt, hoe beter de faculteit wordt. Ik hoop, dat de raad geen vertegenwoordiging wordt van de oude subfaculteiten. Als je alleen opkomt voor je eigen stek, dan gaat dat tegen je werken. Dan word je niet meer serieus genomen."

Voorzitter van de departementsraad Natuur- & Sterrenkunde Joost van Hoof relativeert het optimisme van Goedemans. "Algemene oproepen voor kandidaten hadden geen resultaat. Men staat niet te trappelen om raadslid te mogen worden maar na wat duw- en trekwerk is het toch gelukt. De nieuwe faculteit staat op afstand en er wordt gekankerd dat de medezeggenschap weinig voorstelt."

Rebo

Jan Klanderman, voorzitter van de Reboraad (Rechten, Economie, Bestuur- & Organisatiewetenschap) ziet geen trend van teruglopende belangstelling. "Ondanks de toegenomen werkdruk lukt het toch om voldoende goede mensen te vinden. Dat komt ook omdat de departementen er hard aan trekken. Dat voelen zij als hun plicht. Algemene oproepen werken niet. De mensen in de medezeggenschap moeten er zelf achteraan, maar dan komt het goed. Bovendien hebben juristen het regelen in het bloed zitten. Wellicht komt het ook doordat ons bestuur wordt gezien als een club waarmee je zaken kan doen."

Klanderman betreurt het dat de inzet van raadsleden onvoldoende wordt gewaardeerd. "Geef een raadslid een extra periodiek of zo. Nu mag je blij zijn als je er niet op achteruit gaat, want de compensatie voor raadswerk wordt niet altijd geregeld. Dan krijgt een raadslid te horen dat de roosters al vaststaan, er zieken zijn, of dat er personeelstekort is."

Klanderman vindt de medezeggenschap heel belangrijk. "De raad moet de belangen van onderwijs en onderzoek afwegen en daarbij conflicten voorkomen. Soms moet het bestuur gecorrigeerd worden zoals bij het hooglerarenplan. Als er onvoldoende toezicht wordt uitgeoefend op het bestuur gaat het onherroepelijk mis."

Volgens André Manders van Bestuurs- en Organisatiewetenschap ligt de ogenschijnlijke teloorgang van de medezeggenschap niet aan de MUB. "Toen die tien jaar geleden werd ingevoerd ging het aanvankelijk goed. Mensen waren bevlogen. Dat zie je nu niet meer. De motieven zijn persoonlijker geworden: Werkdruk, publicatieplicht, onderwijsdruk... Een raad is een orgaan op behoorlijke afstand en dan worden er al snel andere prioriteiten gesteld. Het is een handige zet van de universiteit om de werkdruk zo hoog op te schroeven dat men geen tijd en zin meer heeft in medezeggenschap. Bovendien: ik zie vooral goed functionerende raden daar waar zaken aan de orde zijn die de mensen raken, zoals bij de Bètawetenschappen. Waar de structuur stabiel is, zoals bij Sociale Wetenschappen, of waar de brandhaarden ontbreken, zoals bij Geesteswetenschappen waar Letteren dominant is, neemt de belangstelling voor medezeggenschap af. Geen strijd, geen kandidaten."

Geowetenschappen

Ook bij Geowetenschappen zijn er voldoende kandidaten, vertelt raadsvoorzitter Fred Toppen. "Het is gelukt via een persoonlijke lobby want algemene oproepen werken niet. Bij het ene departement gaat het makkelijker dan bij het andere. De medezeggenschap ligt niet meer zo lekker als vroeger. Dat komt door de MUB, ongetwijfeld, maar ook door de werkdruk en de bestuursstijl. Er wordt meer geregeld tussen de decanen en het college van bestuur en dan heeft de raad weinig meer in te brengen. Het zal juridisch wel kloppen, maar de raad heeft toch het gevoel een paar keer te zijn gepasseerd, zoals bij de reorganisatie van Aardwetenschappen. Er wordt wel gezegd dat de raad meer moet gaan meedenken maar daar ben ik huiverig voor. De raad heeft een controlerende taak en meedenken kan leiden tot medeschuldig zijn. Dat tast die controlerende taak aan."

Sociale Wetenschappen

Peter Selten, raadsvoorzitter bij Sociale Wetenschappen, ziet het gebrek aan kandidaten - "De twee grootste studierichtingen Pedagogiek en Psychologie zijn helemaal niet vertegenwoordigd" - wel degelijk als een trend. "Het is een samenloop van een aantal ontwikkelingen. Op de eerste plaats is er de individualisering in de samenleving. De sociale binding is minder geworden en de keuzemogelijkheden zijn toegenomen. Je ziet overal dat het moeilijk is om vrijwilligers te vinden. Ideologische of politieke motieven spelen nauwelijks meer een rol. Mensen zetten zich alleen nog in als het van direct belang is voor de eigen groep, bijvoorbeeld in het opleidingsbestuur. De inzet voor het algemeen belang kalft af.

"Op de tweede plaats is er de MUB. Die heeft de universiteit een hiërarchische structuur gegeven. Er gaat veel meer top-down, het gevoel leeft dat de raden weinig kunnen betekenen. Als er ingrijpende besluiten worden genomen, gebeurt toch wat de bazen willen. Kijk maar naar de reorganisatie van de ICT. De Uraad blaft, maar de karavaan trekt verder. Medezeggenschap als rituele dans. De raad is onvoldoende ingesteld op zijn nieuwe rol. Parlementje spelen werkt niet meer. Ze doen nog alsof ze meebesluiten en dat is niet zo. Dat betekent volgens mij dat de raad minder reactief zou moeten worden, niet moet wachten op het bestuur, maar een eigen agenda moet hebben die past bij de eigen bevoegdheden. Niet elke komma van de begroting navlooien maar kijken of bepaalde zaken zijn gerealiseerd die belangrijk zijn voor de toekomst.

"Op de derde plaats is er de toegenomen werkdruk. De kwaliteitscriteria voor onderzoek zijn hoger dan tien jaar geleden. Er moet meer gepubliceerd worden en het kost steeds meer tijd en moeite om iets gepubliceerd te krijgen. Soms ben je een jaar of langer bezig. Er zijn minder docenturen per student terwijl die dezelfde of meer aandacht moet krijgen. Dat maakt dat men andere prioriteiten gaat stellen en de raad aan zich voorbij laat gaan."

"Het is toch eigenlijk te gek dat je in zo'n grote organisatie geen tien mensen kan vinden die zich in willen zetten", meent Selten. "Het gaat misschien te goed met de faculteit. Al jaren bestaat er consensus over de hoofdlijnen."

Voor Jos van Oostrum van Sociale Psychologie daarentegen is de medezeggenschap een achterhaald fenomeen. Hij vertrouwt liever op de vakbond. "Het beleid komt toch van boven, van de minister of het cvb. Medezeggenschap stelt weinig voor en ik heb er geen behoefte aan. Ik ben raadslid geweest toen het nog leuk was. De komst van de MUB heeft ervoor gezorgd dat de raden alleen nog punten en komma's kunnen zetten. Ze zijn volkomen afhankelijk van de welwillendheid van de decaan en die luistert naar zijn managers en de hoogleraren. Het idee bij Psychologie is dat we onze eigen kanalen moeten gebruiken om de decaan te bereiken. Niet de raad.

Geesteswetenschappen

Volgens Jan Wagenaar, voorzitter personeelsgeleding Geesteswetenschappen, heeft de zoektocht naar kandidaten in zijn faculteit niets opgeleverd. "De zittende raadsleden en ik hebben er echt hard aan getrokken maar helaas blijven drie stoelen leeg. Ik begrijp dat veel mensen vinden dat de medezeggenschap onder de MUB nog maar weinig voorstelt. Daar komt bij dat voor Geesteswetenschappen is besloten op departementsniveau geen medezeggenschap te organiseren. De nieuwe faculteit staat daardoor op grote afstand van de werkvloer. Een belangrijke oorzaak voor het gebrek aan kandidaten is ook de hoge werkdruk. Lid zijn van een raad vergt tijd en die is er niet, zeker nu nog steeds onduidelijk is hoe het gaat met de compensatie voor het raadswerk.

"Ik ben bang dat het in de toekomst niet beter zal worden. Als er verloop is onder de raadsleden zullen er nog meer lege stoelen komen. Ik voorzie verlies van aanzien en slagkracht, omdat het werk met steeds minder mensen moet worden gedaan. Ook zal de voeling met de achterban minder worden. En toch is het raadswerk belangrijk. Vooral het optreden van de personeelsgeleding als ondernemingsraad is erg nuttig. Ik hoop dat we de mensen daarmee enthousiast kunnen maken, maar het geheel overziend word ik er niet vrolijk van."

Arjen Segers, voorzitter studentengeleding Geesteswetenschappen, vindt het merkwaardig dat een faculteit met 21 bacheloropleidingen, 62 masterprogramma's, 7000 studenten en meer dan 640 fulltime stafleden, het niet voor elkaar krijgt om een volledige faculteitsraad te vormen. "Als nog geen twaalf personen bereid zijn om plaats te nemen in de raad, ondermijnt dat het gezag van de raad. Het faculteitsbestuur kan een permanent onderbezette raad toch nauwelijks nog serieus nemen? Daarnaast levert het een scheve verhouding op tussen studenten en personeel.

Ewout van der Knaap van Duits is gevraagd om kandidaat te zijn, maar heeft daarvan afgezien. "Ik ben al eens raadslid geweest en dat was heel bevredigend. Maar het raadswerk komt bovenop mijn andere taken en dat heeft de doorslag gegeven. Ik heb maar een kleine aanstelling en moet noodgedwongen andere prioriteiten stellen. Mijn indruk is dat de medezeggenschap zowel bij medewerkers als op bestuurlijk niveau minder gewichtig is geworden. Er zijn onvoldoende prikkels en de aanstellingsruimte om een raadslid te compenseren ontbreekt, zeker bij de kleine opleidingen.

'Geef een raadslid een extra periodiek of zo'

'De Uraad blaft, maar de karavaan trekt verder. Medezeggenschap als rituele dans'

'Geen strijd, geen kandidaten'

'Als er onvoldoende toezicht wordt uitgeoefend op het bestuur gaat het onherroepelijk mis'

'We kiezen niet voor grootschalige landbouw maar voor kleine moestuintjes'

Rechten en psychologie splitsen zich op in colleges

Jesus-Christ's 0-0, zo kopte ooit een Britse krant. En iedere lezer begreep dat in Cambridge studenten een voetbalwedstrijd hadden gespeeld. De prille Utrechtse colleges zijn nog niet zo bekend. Maar ze bewijzen nu al een succesvol alternatief te kunnen zijn voor de eenheidsworst van weleer.

Het universitaire onderwijslandschap is aan een herverkaveling toe. Opleidingen willen meer rekening houden met de uiteenlopende wensen en talenten van studenten. Utrecht differentieert er daarom op los, het wil de Universiteit van de Colleges worden. Of misschien toch liever de Universiteit van de Onderwijsdifferentiatie?

Het is alweer bijna tien jaar geleden dat de Universiteit Utrecht van start ging met een gewaagd experiment dat haaks stond op de toenmalige, grootschalige en nivellerende onderwijspraktijk. Het University College Utrecht, gehuisvest op het terrein van de voormalige Kromhoutkazerne, geldt sinds de oprichting in 1998 als een landelijk proeflaboratorium. In een campusachtige setting naar Angelsaksisch model trekken studenten en docenten intensief met elkaar op in kleine groepen. Studenten worden geselecteerd op ambitie en talent. De studieresultaten van de UCU-studenten zijn bovengemiddeld en de uitval is laag. Op 31 mei zwaaide de zevende lichting van tweehonderd studenten af met een graduation ceremony in de Stadsschouwburg.

Tijdens haar nieuwjaarsspeech begin januari kondigde bestuursvoorzitter Yvonne van Rooy aan dat 'de grootste universiteit van Nederland' steeds meer te herkennen zal zijn aan haar kleinschalige aanpak van het onderwijs. Het University College Utrecht is één geslaagd voorbeeld, aldus van Rooy, maar inmiddels hebben Rechten en Psychologie hun eigen colleges gerealiseerd. Alle faculteiten zijn bovendien druk met het ontwikkelen van honoursprogramma's. Dat zijn extra lesprogramma's voor studenten die meer willen en kunnen dan het reguliere curriculum te bieden heeft. Yvonne van Rooy: "Wij zijn uitstekend gepositioneerd om de Universiteit van de Colleges te worden."

Utrecht Law College

De ervaringen van het University College hebben zeker een rol gespeeld bij de herinrichting van het eerstejaars rechtenonderwijs. Rechtsgeleerdheid begon in 2005 met dit speciale traject binnen de bacheloropleiding voor 75 tot 100 extra gemotiveerde en enthousiaste studenten onder de meer dan negenhonderd eerstejaars.

Peter Rijpkema - universitair Docent van het Jaar 2007 - coördineert het Utrecht Law College (ULC). "We kiezen niet voor grootschalige landbouw maar voor veel kleine moestuintjes. Met een ploegje gelijkgezinde docenten hebben we de decaan enkele jaren geleden gevraagd of we konden beginnen met drie werkgroepen van 25 studenten. We hebben geluk gehad dat NRC Handelsblad een groot voorpaginabericht wijdde aan ons prille initiatief. Dat artikel leidde tot kamervragen: was zo'n eliteopleiding wel verantwoord? Toenmalig staatssecretaris Mark Rutte verdedigde ons idee in het parlement, het paste in zijn straatje. Na twee weken hadden we 225 aanmeldingen voor de 75 plaatsen die we te vergeven hadden. Allerlei mensen uit de beroepspraktijk vroegen prompt wat ze voor het ULC konden betekenen."

Studenten van het Law College maken vanaf dag 1 kennis met de beroepspraktijk. "Aan het eind van het eerste semester organiseren we een oefenrechtbank in het Utrechtse Gerechtshof, met alles erop en eraan. Politieverslagen, getuigenverhoren, daar zijn onze studenten dagen of weken mee bezig. Ze houden een pleidooi voor een echte rechter. Juist door de participatie in de academische rechtspraktijk bereiken ze de broodnodige verdieping."

Nu het ULC twee jaar draait, verbaast Rijpkema zich over het tempo van de ontwikkelingen. "We zitten op dit moment al waar we over vijf jaar hoopten uit te komen." Bovendien zijn de eerstejaars werkgroepen dit najaar voor het eerst opnieuw ingedeeld na het eerste semester. Dit gebeurde op basis van studieresultaten. Die herindeling blijkt, volgens Rijpkema, bij studenten uit alle groepen goed te vallen, omdat een ieder zich beter gewaardeerd voelt. Elke student wordt op het eigen niveau aangesproken: niet alleen de excellente studenten, maar ook degenen die wat minder ambitieus zijn.

De ervaringen van het Law College zijn ook gebruikt bij de herinrichting van het bachelorprogramma dat in 2008 wordt ingevoerd. De Utrechtse rechtenopleiding ambieert zeker niet het Harvard aan de Vecht te worden, bezweert Rijpkema. "Het college is bedoeld voor de vroegbloeiers die meteen weten wat ze willen. Maar we hebben verschillende groepen van verschillende niveaus iets te bieden, ook de laatbloeiers. Door de invoering van de numerus fixus dit studiejaar zullen we nog beter in staat om al onze studenten te bedienen. Het is onrechtvaardig en on-Nederlands, maar ook erg ineffectief om iedereen die onder de top zit weg te sturen, zoals ze in Leiden hebben geprobeerd met hun harde selectie aan de poort."

Het Utrecht Law College heeft even overwogen een eigen campus te stichten, in navolging van het University College. Rijpkema: "We hebben de optie van het Kromhoutterrein als locatie aan onze studenten voorgelegd, maar die schrokken daar voor terug. De meesten zijn toch gesteld op hun zelfstandigheid. Zoals we nu zijn gehuisvest is het prima. In de historische panden in de binnenstad komen we elkaar regelmatig tegen. De toevallige ontmoetingen zijn gegarandeerd."

Ook Rijpkema bespeurt een cultuuromslag in Nederland, maar hij nuanceert de claim van Yvonne van Rooy: "We moeten niet de Universiteit van de Colleges willen zijn maar de Universiteit van de Onderwijsdifferentiatie. En differentiatie werkt overal anders. Het college is maar één van de manieren om dat te realiseren."

Menselijke maat

Net als bij Rechten heeft er bij Psychologie in enkele jaren een kleine revolutie plaatsgegrepen. Niet zo lang geleden stroomden er jaarlijks minstens 750 eerstejaars toe, een vloedgolf waar de opleiding niet op was berekend. Sinds de vaststelling van een numerus fixus van maximaal vijfhonderd nieuwe instromers is de 'rampzalige' toestand in de eerste opleidingsjaren inmiddels tot beheersbare proporties teruggebracht.

Dit jaar zette de opleiding een nieuwe stap op weg naar een menselijke maat in het psychologieonderwijs door alle eerstejaars op te splitsen in vijf freshmen colleges, die elk weer zijn onderverdeeld in vier vaste tutorgroepen van elk 25 studenten. De leden van een tutorgroep komen elkaar tegen in werkgroepen en ze vallen onder de hoede van een vast docententeam.

Susan te Pas, coördinator van de nieuwe eerstejaars colleges, wil meteen het misverstand uit de wereld helpen dat de studenten dus alleen maar in kleine groepjes werken en geen grote hoorcolleges meer volgen. "Maar studenten en docenten kennen elkaar wel goed, ik hoor alleen maar positieve geluiden. Het is te vroeg om te zeggen dat dit zonder meer tot betere studieresultaten leidt, dat zal aan het eind van het jaar moeten blijken, maar ik ben voorzichtig optimistisch over het effect van de nieuwe structuur. De cohesie van de groep is groot en veel studenten maken gretig gebruik van de mogelijkheid om iets extra's te doen in de honoursprogramma's. Een van de werkgroepen heeft voor het vak Functieleer zelf contact gezocht met patiënten uit een revalidatiekliniek. Normaal zouden ze zulke praktijkervaringen pas opdoen tijdens hun eerste stage of in het masterprogramma."

Het is wezenlijk voor de nieuwe aanpak, vindt te Pas, dat studenten aangeven wat ze binnen de grenzen van een vak willen leren en dat ze zelf de handen uit de mouwen steken om dat voor elkaar te krijgen. "We willen ze stimuleren om hun energie in hun opleiding te steken en niet in iets anders. Je moet ze meteen grijpen met een interessant programma dat ze zelf grotendeels kunnen vormgeven."

Overigens zullen de groepen niet langer bij elkaar blijven dan anderhalf jaar, zo lang duren hun verplichte vakken. Halverwege de bacheloropleiding kiezen de studenten elk hun eigen studiepad.

Een eigen campus, dat hoeft voor Susan te Pas niet. Een vaste plek die je als kleine groep studenten en docenten je huis kunt noemen, zou al heel mooi zijn. Dat zou het ideaal van het onderwijs in colleges wel af maken. Maar zo'n plek is praktisch nog onhaalbaar en erg duur. Bovendien zijn de mensen essentieel in dit proces, niet de ruimte. We kunnen nu zonder eigen gebouw voor elk college ook kleinschalig werken."

Kasteelheer in Middelburg

Hans Adriaansens zweert juist bij het concept van een eigen campus, de fysieke context waar studenten en docenten elkaar welhaast tegen móéten komen. Hij was ongeveer tien jaar geleden een van de grondleggers van het University College in Utrecht en fungeerde tot vier jaar geleden als dean van deze opleiding. "Iedereen verklaarde me voor gek toen ik in 2003 in Middelburg een sister college begon naar Utrechts model."

Adriaansens resideert als een kasteelheer in het voormalige stadhuis van Middelburg. De middeleeuwse burgerzaal lijkt geschapen voor het academische ceremonieel en doet dienst als aula van de Roosevelt Academy zoals het Zeeuwse university college heet. Adriaansens is zichtbaar trots op dit stijlvolle onderkomen voor zijn Faculty. "We hebben hier alles bij de hand. De Zeeuwse bibliotheek beschikt over alle relevante Engelstalige literatuur, en er is een mooi laboratorium bij de Hogeschool Zeeland dat voldoet aan alle eisen voor een undergraduate science department. En Middelburg kent een rijk cultuurleven. Alle studenten zijn gehuisvest in het centrum. Dat zijn zaken die tellen."

Toen de Roosevelt Academy in 2003 wetenschappers ging werven kwamen er zeshonderd reacties uit alle delen van de wereld. Adriaansens: "Blijkbaar heeft dit de nodige aantrekkingskracht op docenten, ook zonder dat we een grote universiteit om de hoek hebben. In de Angelsaksische traditie is het helemaal niet ongewoon, een college in de provincie. Onze docenten kunnen zich serieus aan hun onderwijs wijden en houden 25 weken per jaar over om artikelen te schrijven."

Adriaansens is nog steeds hoogleraar in Utrecht en overlegt regelmatig met het college van bestuur over de vorderingen van zijn Zeeuwse college. "We zijn financieel onafhankelijk maar academisch verbonden met Utrecht en onze accreditatie loopt via de UU. Aanvankelijk was dat wel eens lastig, zijn we nu van elkaar of niet? Maar zeker sinds het aantreden van voorzitter Van Rooy is de wederzijdse betrokkenheid gegroeid."

Adriaansens slaat de ontwikkelingen in Utrecht met genoegen gade. "Ik vind het prachtig dat Utrecht er nu naar streeft de universiteit van de colleges te worden. Je moet je studenten in de ogen kunnen kijken en de massaliteit kleinschalig organiseren. Utrecht loopt daarin voorop, je ziet Leiden, Tilburg en Maastricht voorzichtig volgen. Het belang van de organisatiecontext als voorspeller van studiesucces is te lang over het hoofd gezien. Als onderwijzer en als socioloog ben ik blij dat het tij keert."

Pilot Geesteswetenschappen

Anders dan bij Rechten en Psychologie kiest Geesteswetenschappen niet voor het opsplitsen van de eerstejaars, maar voor extra programma's voor tweede en derdejaars die meer willen dan de reguliere studenten. Bert van den Brink, onderwijsdirecteur Wijsbegeerte en Kunstmatige Intelligentie, ontwikkelde met enkele collega's een opzet voor een honoursprogramma dat waarschijnlijk in september als pilot van start gaat. Van den Brink: "We hebben goed gekeken hoe ze het elders hebben ingericht: bij Geowetenschappen, bij Antropologie en bij Rechten. Maar wij wilden niet voor elke opleiding een eigen programma ontwikkelen: onze faculteit telt zeven schools met soms wel tien opleidingen. Bovendien voorziet het University College al in een breed eerstejaarsaanbod. Dus wij kiezen in ons voorstel, dat overigens nog het fiat van de universiteit moet krijgen, voor een honoursprogramma naast het reguliere tweede en derde studiejaar."

Het honoursprogramma betekent voor de student een verzwaring van de opleiding met extra vakken in de major en met brede reflectiecursussen over de geesteswetenschappen. In totaal neemt de studielast met een zesde toe, dat is 30 ects. Van den Brink: "De studenten die daarvoor kiezen zullen hard moeten werken, maar dat is ook de bedoeling. Vooral in de reflectiecursussen - waar een linguïst kan gaan samenwerken met een ethicus of een informaticus - zullen studenten leren om zelf richting te geven aan hun onderwijs, interessante sprekers uit te nodigen, diepgaand in discussie te gaan over de grenzen van hun vak en na te denken over hun beroepskeuze."

Stimulerend effect

"Het is een experiment!", zegt rector magnificus Willem Hendrik Gispen. "De universiteit probeert op verschillende plaatsen verschillende varianten van onderwijsdifferentiatie uit. Het is te vroeg om te zeggen welke oplossing het best werkt. We zitten duidelijk in een overgangsfase en dat zal nog wel een tijdje duren. Wij willen als college van bestuur nu geen al te strikte richtlijnen uitvaardigen. Laat de faculteiten en opleidingen maar met initiatieven komen, docenten moeten zelf hun onderwijspraktijk vorm geven. We leren er een hoop van. Het is spannend, maar ik heb het volste vertrouwen dat we op de goede weg zijn. Je kunt nu al concluderen dat de colleges een stimulerend effect hebben op de rest van de opleidingen."

De rector onderschrijft het belang van de colleges voor het onderwijs, maar wil ook graag benadrukken dat Utrecht vooral een international research university is. "We willen door de onderwijsdifferentiatie juist de meester-gezelrelatie versterken en bevorderen dat de studenten eerder en intensiever kennis maken met het onderzoek."

Het college van bestuur verwacht dat over enkele jaren alle opleidingen van de universiteit honoursprogramma's zullen aanbieden. Nu al volgt zeven procent van de studenten een extra programma, naar verwachting zal dat binnen enkele jaren tien procent zijn. Enige financiële zorg is er wel bij het universiteitsbestuur. Kleinschaligheid kost hoe dan ook tijd en geld. Yvonne van Rooy: "Dat moeten we slim aanpakken, bijvoorbeeld door studenten zelf een activerende rol te geven in hun opleiding. Ook in dit opzicht is dit een leerzame tijd, we moeten zien hoe we het met weinig middelen voor elkaar kunnen krijgen."

Twan Geurts

Streamers:

'Het is onrechtvaardig en on-Nederlands om iedereen die onder de top zit weg te sturen'

'Prachtig dat Utrecht er nu naar streeft de universiteit van de colleges te worden'

'Je moet studenten in de ogen kunnen kijken en massaliteit kleinschalig organiseren'

Kader:

De Utrechtse colleges

University College Utrecht. Sinds 1998. Gevestigd op het terrein van de voormalige Kromhoutkazerne. Engelstalig bacheloronderwijs. Zeshonderd studenten, van wie 250 buitenlanders.

Roosevelt Academy. Sinds 2004. Naar het model van het UCU. Gevestigd in de binnenstad van Middelburg. Telt vanaf september vijfhonderd studenten. De Roosevelt Academy valt academisch onder de hoede van de UU, maar is financieel onafhankelijk.

Utrecht Law College. Sinds 2005. Gevestigd onder andere op het Janskerkhof. Instroom per jaar: ongeveer honderd.

Psychologie brengt sinds september 2006 alle vijfhonderd eerstejaars studenten onder in vijf freshmen colleges, genoemd naar Utrechtse wetenschappers die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het psychologieonderzoek: FC Donders, Mauk Mulder, A.A. Grûnbaum, Linschoten en Buytendijk.

interview met Alex van Galen

Alex van Galen

Na m´n studie Literatuurwetenschap in 1989 besloot ik het roer drastisch om te gooien. Ik was al het getheoretiseer over literatuur behoorlijk zat en besloot me te richten op scenarioschrijven. Tijdens een twee weken durende cursus scriptschrijven schreef ik een comedyscript dat ik naar vijf producenten stuurde. Binnen een week had ik werk bij de twee comedyseries ´In de Vlaamsche Pot` van Haye van der Heijden en de geflopte serie ´De Victorie´ van Chiem van Houweninge. Deze twee schrijvers hebben mij echt op sleeptouw genomen in dit vak, ik heb veel van ze geleerd. Vervolgens ben ik in dienst gekomen bij Endemol. Het hoofd drama adviseerde me om eerst maar eens een jaartje soap te schrijven om extra ervaring op te doen. Dat werd de soap Onderweg naar Morgen. Het schrijven van een soapscenario lijkt misschien simpel, maar het is vrij ingewikkeld. Omdat een soap dagelijks wordt uitgezonden moet er heel veel geschreven worden, en dan heb ik het nog niet eens over de ontelbare verhaallijnen. Het is qua tempo net een fabriek waarin je werkt. Na dat jaar is mijn zogenaamde comedy-periode aangebroken en schreef ik voor comedy´s als Het Zonnetje in Huis en SamSam.

Over het algemeen vinden mensen het niveau van Nederlandse comedy´s bedroevend en dat snap ik wel. Volgens mij komt dat omdat er te weinig budget is om er een groot schrijversteam achter te zetten. Als je kijkt naar hoe ze dat in Amerika aanpakken is dat compleet anders. Daar zitten voor series als Friends en Frasier zo´n twintig mensen dag en nacht te schrijven. Als een serie dan een succes wordt, zijn al die schrijvers ineens schatrijk. De Amerikaanse televisiewereld is echt keihard. Een contract is niks waard; alles kan op het laatste moment worden afgeblazen.

Televisie maken vind ik veel leuker dan televisie kijken. De series die ik heb geschreven kijk ik sowieso nooit terug want ik ben veel te kritisch op mezelf. Ik heb weinig dingen geschreven waarvan ik achteraf zei: ´Hé, leuk!´ Scenarioschrijven moet tegenwoordig steeds sneller en dat gaat ten koste van de kwaliteit. Het is daardoor steeds minder interessant om scenarioschrijver te zijn voor televisieseries.

De afgelopen jaren heb ik daarom ook twee filmscripts geschreven: Deadwater en Bullitz. Beide scripts heb ik verkocht aan een filmmaatschappij in Hollywood. Deadwater is een low budget actiethriller over een geheim marineschip in de Perzische Golf. De film is inmiddels gedraaid en wordt momenteel gemonteerd. Ik ben heel benieuwd hoe het is geworden en daarom ga ik over twee weken een paar dagen naar Los Angeles. Aan het script van Deadwater hebben ook andere mensen meegeschreven. Het voelt daardoor minder als mijn eigen script dan Bullitz, wat ik wel alleen heb geschreven. Bullitz gaat over vier gokkers die terecht komen in een dodelijk spel. Het is een soort western in de stijl van Sergio Leone-films, zoals Once upon a time in the West. Een Amerikaanse scriptschrijver heeft het script inmiddels herschreven. Als ik straks in Los Angeles ben ga ik kijken of het niet te veel is veramerikaniseerd. Er zitten een paar Europese invalshoeken in die essentieel zijn voor het verhaal. Ik vind het belangrijk dat die in het herschreven script overeind blijven. Als alles goed gaat wordt deze film in september gedraaid. Mijn goede vriend en regisseur Roel Reiné, die in Hollywood woont, heeft de regie op zich genomen. Vorige week werd bekend dat hij ook een film gaat maken met acteur Steven Seagal. Dat zou wel eens z´n grote doorbraak kunnen betekenen in Hollywood. Ook voor mij zou dat wel eens heel gunstig kunnen uitpakken. Ik zou zelf trouwens nooit in Los Angeles willen wonen. Het is zo´n gehaaste en oppervlakkige stad, vreselijk gewoon. Geef mij maar Brabant waar ik momenteel woon.

Ik merkte op een gegeven moment dat de filmscripts die ik schreef me veel meer voldoening gaven dan de series. Dat zette me aan het denken; wat wil ik nou echt? Inmiddels was ik de veertig gepasseerd en ik besloot dat ik na een vakantie in Toscane een beslissing moest nemen. Ik kan me nog goed herinneren dat ik op de terugreis uren op de saaie Duitse autobaan reed en ineens dacht: ik moet een thriller gaan schrijven! Achteraf kan ik niet begrijpen waarom ik niet eerder op dat idee ben gekomen.

Precies één jaar heb ik aan het boek De Opvolger gewerkt. Het gaat over de heilige lans waarmee Jezus in z´n zij is gestoken toen hij aan het kruis hing. Dit relikwie vormt de basis van een zoektocht langs verschillende locaties in Europa. Zelfs het Academiegebouw en de Wooloomooloo komen in het verhaal voor. Het is een mythologisch verhaal met veel geschiedenis erin verweven. In de pers wordt het ook wel vergeleken met de Da Vinci Code van Dan Brown, wat ik zie als een compliment. Ik ben opgelucht dat het eindelijk af is want het was een energievretende periode. Naast het schrijven van De Opvolger was ik namelijk ook bezig met de, toen nog, dagelijkse comedy Samen van Talpa. Dat was voor mij een ideale mix: van ´s ochtends tot aan het begin van de middag aan een comedy schrijven, en daarna tot acht uur ´s avonds aan mijn boek werken. Je kan je voorstellen dat dat niet zo gezellig was voor mijn vrouw en drie kinderen! Hoewel het zwaar was ben ik nu in m´n hoofd alweer bezig met een tweede boek. Ik heb drie verhaallijnen klaar liggen, maar heb nog geen keuze gemaakt. Door het werken aan De Opvolger heb ik de passie voor schrijven weer teruggevonden. Die was ik na het fulltime scenario schrijven een beetje verloren.

Sinds het boek uit is, kom ik geregeld in de publiciteit. Een paar jaarclubgenoten van m´n oude studentenvereniging Veritas herkenden me en hebben contact opgenomen, heel leuk. Ik studeerde van 1983 tot 1989 en dat was de tijd van grote economische onzekerheid. Wij waren één van de eerste jaarclubs die licht provocerend een jasje en een dasje droegen. Volgens mij kwam die arrogante houding voort uit onzekerheid. We waren verder geen rechtse ballen hoor! Ik weet niet hoe Veritas nu is, maar in die tijd was het een hele levendige club. We waren zeker een paar keer per week in de Woo te vinden. Utrecht vond ik een heerlijke stad om te studeren, maar het studeren op zich viel me wel erg tegen. Misschien had dat te maken met de verzakelijking van de jaren tachtig. Ik merkte geen enkele bevlogenheid; niet bij m´n medestudenten, maar ook niet bij docenten. Daarom zocht ik zelf verdieping door vakken te volgen bij andere studies en heel veel te lezen. Ik trok altijd m´n eigen plan. Wat dat betreft ben ik sinds m´n studietijd niks veranderd.

Bert Weckhuysen gebruikt katalyse voor speurtocht naar alternatieve energiebronnen

Biomassa gaat een 'klapper' worden

Hoe vervuilend ze ook zijn, kolen, aardgas en ruwe olie zijn nog steeds onmisbaar voor onze energievoorziening. Ook belangrijke delen van de chemische industrie zouden zonder het 'zwarte goud' met hun handen in het haar zitten. Intussen wordt echter intensief gezocht naar betaalbare en duurzame alternatieven. Eén van die alternatieven is biomassa. Hoewel niet direct de 'heilige graal' van een volledig duurzame energievoorziening, wordt het voor de middellange termijn als een veelbelovend alternatief voor de huidige brandstoffen beschouwd. Vooral in de transportsector wint biobrandstof terrein. Op dit moment wordt dat, met name in verschillende Zuid-Amerikaanse landen en in de VS, gewonnen door biomassa te vergisten tot ethanol. Die aanpak heeft echter een paar nadelen. In de eerste plaats kan ethanol als hoofdbrandstof alleen worden gebruikt in auto's met aangepaste motoren en daarvan rijden er, behalve in Brazilië, nog maar weinig rond. Maar bovendien heeft de groeiende vraag naar biomassa inmiddels geleid tot forse prijsstijgingen van onder meer soja en maïs, basisingrediënten in het voedsel van de allerarmsten in de betreffende landen.

Al enige tijd wordt daarom nagedacht over alternatieven, vertelt Weckhuysen, waarbij de moeilijk afbreekbare, meer houtachtige componenten van biomassa centraal staan. "In de landbouw en de bosbouw gaan wereldwijd jaarlijks miljarden tonnen plantaardig materiaal als afval verloren, die heel goed als biomassa te gebruiken zijn. Vandaar dat er momenteel heel wat belangstelling is om nieuwe katalytische processen die uitgaan van biomassa te ontwikkelen, niet alleen om brandstof te maken, maar ook om biomassa bruikbaar te maken als grondstof voor de chemische en farmaceutische industrie."

De oproep van de overheid aan consortia van universiteiten en bedrijven om in het kader van het nieuwe Smart Mix-programma voorstellen te doen voor maatschappelijk relevant onderzoek, had voor de Nederlandse katalytici dan ook niet op een beter moment kunnen komen, zegt Weckhuysen lachend. Acht universiteiten, die al jaren samenwerken in het Nederlands Instituut voor Onderzoek in de Katalyse (NIOK), sloegen de handen ineen met heel wat chemische bedrijven. Ze formuleerden onder de naam CATCHBIO (Catalysis for Sustainable Chemicals from Biomass) een ambitieus onderzoeksvoorstel, dat dit voorjaar na een uitputtende selectie werd gehonoreerd. Slechts zeven van de 155 ingediende consortia haalden de eindstreep.

"Het heeft geholpen dat duurzaamheid hot is", denkt Weckhuysen. "Maar ons succes is naar mijn mening zeker ook te danken aan de goede samenwerking tussen universiteiten en industrie. Als Belg heb ik er geen moeite mee om de loftrompet te steken op de kwaliteit van het Nederlandse katalyse onderzoek. Dat wordt algemeen beschouwd als de Europese top, maar die positie is mede te danken aan de enorm sterke positie van de chemische industrie in dit land. Vergeet niet dat het gebied tussen Antwerpen, Terneuzen en Rotterdam, samen met de kuststrook van Texas-Louisiana, de grootste dichtheid aan chemische bedrijven ter wereld kent."

Bioraffinaderijen

Nu de subsidie binnen is, kan het werk beginnen; één van de grootste uitdagingen voor de komende jaren is het ontwikkelen van katalysatoren die biomassa om kunnen zetten in een nieuwe generatie motorbrandstoffen. "Aardolie bestaat chemisch gesproken uit lange ketens van koolwaterstof, maar biomassa bestaat uit moleculen, die naast koolstof en waterstof ook zuurstof bevatten. Het probleem is dat materiaal met zuurstof erin een lagere energie-inhoud heeft waardoor je met eenzelfde hoeveelheid brandstof minder afstand kunt afleggen. Je hebt dus efficiënte katalysatoren nodig om de zuurstof eruit te halen. Onze eerste taak zal dan ook zijn om op zoek te gaan naar katalytische materialen die deze omzetting voor hun rekening nemen en dan liefst ook nog op een manier waarbij er zo min mogelijk CO2 vrijkomt."

Maar met nieuwe katalysatoren alleen ben je er niet, merkt Weckhuysen op, want een tweede vraag is hoe een toekomstig productieproces vorm moet krijgen. "Gaan er straks grote bioraffinaderijen in Rotterdam komen? Of is het zinniger om bij de boeren zelf kleine bedrijfjes neer te zetten? Dat scheelt enorm in de transportkosten, want biomassa bevat veel water. Maar als we voor die oplossing kiezen, impliceert dat niet alleen een heel ander reactortype, maar ook een andere bedrijfsvoering. Daar komt nog bij dat we niet alleen mikken op biobrandstof, maar ook op nieuwe grondstoffen voor de chemische industrie. Kunnen die nieuwe 'boerenbedrijfjes' dat ook gaan maken?

"Wij hebben het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling in Utrecht gevraagd om naar dit soort vragen te kijken en de zaak door te rekenen. Maar ze gaan ook de maatschappelijke aspecten op een rijtje te zetten. Opmerkelijk was dat wij er in eerste instantie helemaal niet aan hadden gedacht om het Copernicus Instituut bij CATCHBIO te betrekken. Het was de industrie die ons op dat idee bracht. Gelukkig maar, want in ons gesprek met de Smart Mix adviescommissie was dat één van de eerste vragen, die de voorzitter stelde."

Innovaties

Een derde poot van het CATCHBIO voorstel is zo mogelijk nog ambitieuzer dan de eerste twee want, zegt Weckhuysen, dankzij de zuurstof zou biomassa wel eens aan de basis kunnen komen te staan van totaal nieuwe producten. "Een groot aantal industriële producten, zoals bijvoorbeeld plastics, worden momenteel gemaakt op basis van aardolie. Naar biomassa is voor dat doel eigenlijk nooit echt goed gekeken en het is dus denkbaar dat het gebruik ervan zal leiden tot totaal nieuwe producten waarvan we ons nu nog geen voorstelling kunnen maken. Ook daarvoor moeten we eerst nieuwe katalysatoren ontwikkelen. Dat vind ik persoonlijk een enorm spannend aspect van dit onderzoek."

Weckhuysen is ervan overtuigd dat het onderzoek naar nieuwe biobrandstoffen "een klapper" gaat worden maar, waarschuwt hij, "we moeten geduld hebben, want in dit type onderzoek duurt het vaak een jaar of twintig voordat innovaties echt gaan doorwerken." Een paar deuren verder op de gang in het Wentgebouw doet zijn collega Krijn de Jong onderzoek naar de mogelijkheden van waterstof als energiebron. Vriend en vijand zijn het erover eens dat een doorbraak in dat onderzoek een échte revolutie in de duurzame energie voorziening met zich mee zal brengen, maar dat betekent wat Weckhuysen betreft niet dat alles nu maar verder op die ene kaart moet worden gezet. "Het energieprobleem is zo gigantisch dat we alle opties open moeten houden. Bovendien gaat ons onderzoek naar biomassa veel nuttige nieuwe kennis opleveren. Nee, ik twijfel geen moment: de investering in CATCHBIO is alleszins de moeite waard."

Smart Mix

Smart Mix is een nieuw subsidieprogramma van de Nederlandse overheid met een jaarlijks budget van 100 miljoen euro. Het programma, dat in het voorjaar van 2006 werd gelanceerd, is gericht op het stimuleren van de samenwerking tussen ondernemingen, maatschappelijke instellingen en kennisinstellingen.

Consortia van gebruikers van kennis (ondernemingen, organisaties e.d.) konden tot 1 september 2006 samen met universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen een programmavoorstel indienen, gericht op het stimuleren van innovatie, waarmee Nederland internationaal kan uitblinken.

In totaal werden in deze eerste ronde zeven van de 155 ingediende voorstellen gehonoreerd. Behalve in het katalyse-voorstel is Utrecht ook goed vertegenwoordigd in een voorstel van de Universiteit Twente en in..... De afdeling orthopedie van het UMC Utrecht is een van de deelnemers in het project Translational Regenerative Medicine.

Een positief advies kregen:

- Lionix b.v.

MEMPHIS: Merging Electronics and Micro and Nano Photonics in integrated systems

- Radboud Universiteit Nijmegen

Braingain, brain-computer and computer-brain interfaces

- Stichting Applied Piezo

SMART systems based on integrated PIEzo (SMARTPIE)

- TU Delft

Nano Imaging under industrial conditions (NIMIC)

- Universiteit Leiden

A new generation of high-efficiency screens for drugs against major human illnesses

- Universiteit Twente

Translational Regenerative Medicine

- Universiteit Utrecht

Catalysis for Sustainable Chemicals from Biomass; CATCHBIO

Wat wordt gemaakt met katalyse

Bij het leeuwendeel van industriële chemische processen speelt katalyse een rol. Bekende voorbeelden van 'katalytische' producten zijn:

- Margarine: plantaardige olie wordt met waterstof over een katalysator van nikkel geleid;

- Kunstmest: methaan en stikstof worden verbrand met een katalysator van ijzer;

- Antivries: etheen wordt met zuurstof over een katalysator van zilver geleid;

- Plastic: etheen of propeen wordt bij hoge druk over een katalysator van chroom of titaan geleid;

- Benzine en diesel: lange koolwaterstoffen uit ruwe aardolie worden door een zeoliet-katalysator 'geknipt' in kortere koolwaterstofketens; de brandstof wordt 'zwavelarm' gemaakt door een katalysator op basis van molybdeen en nikkel of cobalt.

Katalyse: nanodeeltjes verpakt in 'hagelslag'.

Op een kast in zijn werkkamer staat een metalen koker met daarin een poreus stuk aluminiumoxide. "Kijk", zegt Bert Weckhuysen, "deze katalysator heb ik cadeau gekregen in Toyota City. Het is de 'kat' van de Toyota Yaris en de meeste lezers kennen het woord 'katalysator' waarschijnlijk alleen in deze betekenis. Als je in de Van Dale kijkt, zie je echter dat 'toestel tussen motor en uitlaatpijp om de uitstoot van uitlaatgassen te beperken' daar pas als derde uitleg wordt gegeven. De hoofdbetekenis is 'stof die een chemisch proces bespoedigt'."

Om uit te leggen wat katalyse is, vergeleek wielerliefhebber Weckhuysen ruim vijf jaar geleden in zijn oratie de door Lance Armstrong gewonnen etappe Aix les Bains - Alpe d'Huez uit de Tour de France van 2001 met de door Marc Wauters in diezelfde Tour in een veel snellere tijd gewonnen etappe Calais - Antwerpen. "Een chemische reactie verloopt zoals een Alpenrit. De moleculen moeten, net als de renners, over bergen en dalen voor ze de finish bereiken, dat wil zeggen, voordat ze zijn omgezet in een ander molecuul. Een katalysator zorgt ervoor dat dezelfde reactie via een ander, gemakkelijker reactiepad en daardoor sneller en beter verloopt. Een goede katalysator maakt van een Alpenrit een vrijwel vlakke etappe."

In meer chemische termen is een katalysator een stof die een reactie tussen twee of meer moleculen bewerkstelligt of versnelt, maar die zelf ongeschonden uit die reactie te voorschijn komt. Neem zwavelwaterstof, het beruchte rotte-eierengas, dat normaal verbrandt tot het schadelijke SO2. Wanneer het echter met zuurstof door een katalysator van ijzeroxide (roest) wordt geleid, verandert het in water en het onschuldige zuivere zwavel.

Hoewel de Zweedse chemicus Berzelius al in 1835 ontdekte dat ethanol in wijnazijn kon worden omgezet door het in contact te brengen met platinadeeltjes, bleef katalyse lange tijd een onbegrepen proces. "Het was: twee stoffen bij elkaar gooien en maar zien wat er gebeurde. Pas vanaf de tweede helft van vorige eeuw werd helemaal duidelijk dat een katalytische reactie in feite bestaat uit een aantal deelreacties, waarbij de katalysator uiterst kortstondig met de aangevoerde moleculen reageert, om meteen daarna weer zijn oorspronkelijke vorm aan te nemen. De ontwikkeling van geavanceerde spectroscopische en microscopische methodes heeft voor een doorbraak in ons begrip gezorgd", aldus Weckhuysen.

Droom

De onderzoeksgroep van Weckhuysen gebruikt verschillende spectroscopische technieken om de werking van katalysatoren te doorgronden. "Een katalysator bestaat uit deeltjes ter grootte van enkele nanometers (10-9 meter), waarvan sommige iets doen en andere niets. Als ik die deeltjes met een bepaald soort licht beschijn, reageren de actieve deeltjes anders dan de inactieve deeltjes. Daardoor kunnen we vaststellen welke deeltjes op welk moment van de reactie actief zijn. We willen nu met een optische vezel elk individueel nanodeeltje aftasten, niet alleen om de vorm te zien, maar ook om spectra te meten, terwijl de reactie bezig is.

"Nu zijn katalytische reacties uiterst complexe processen en elke spectroscopische techniek geeft maar informatie over één aspect ervan. Door met één techniek te meten, krijg je dus maar een stukje van de puzzel te zien. Het was mijn droom om een aantal van die technieken in één opstelling te combineren, zodat we verschillende aspecten van de reactie in hun onderlinge samenhang konden bekijken. Een paar jaar geleden is dat gelukt in het kader van mijn VICI onderzoeksproject. Aanvankelijk konden we drie technieken in één systeem combineren en inmiddels zijn het er al vijf. Ik ben niet iemand om mezelf op de borst te kloppen, maar dit is wel een typisch Utrechtse benadering, waarvoor dit lab onder meer bekend staat."

Hoewel het werkzame deel van een katalysator bestaat uit nanodeeltjes, komt bij een katalytische reactie meer kijken. Om dat duidelijk te maken start de van origine Belgische hoogleraar op zijn laptop een 'movietje', zoals hij het noemt. "Kijk, dit is de Antwerpse haven en daar staat een fabriek met daarin een paar katalytische reactoren van drie meter hoog. Dat is het eerste niveau van een katalytisch proces. Nu jump ik op een molecuul dat de katalysator wordt ingestuurd. Ik kom nu eerst in een ruimte vol 'hagelslag' van een paar millimeter (10-3 meter) groot, extrudaten genoemd. Dat is het tweede niveau. Maar die extrudaten zijn weer opgebouwd uit zogeheten zeolieten, kristallen van enkele micrometers (10-6 meter) met allemaal poriën en kanalen. Op de wanden van die poriën zitten de nanodeeltjes van de werkzame stof, meestal een metaal of metaaloxide verbinding. Je zou denken dat alleen dat laatste niveau ons interesseert, maar in feite zijn alle vier niveau's van belang om de preciese werking van een katalysator te doorgronden. Essentieel is bijvoorbeeld dat de kanalen in de zeolieten breed genoeg zijn voor de gasmoleculen die ik er doorheen stuur om met de actieve fase te reageren. Vandaar dat wij de spectroscopie in ons lab op alle vier lengteschalen toepassen."

Monnikenwerk

Niet alle spectroscopische technieken zijn in Utrecht voorhanden. Vandaar dat de medewerkers van Weckhuysen met hun opstellingen periodiek in een busje naar Grenoble rijden om katalysatormaterialen in de Europese Synchrotron faciliteit te onderwerpen aan hoog-energetische röntgenstraling. "Daar blijven ze dan een dag of tien om met een onwaarschijnlijke hoeveelheid data terug te komen. Ga maar na. Per techniek krijg je ongeveer vijftig spectra per seconde. Stel dat een experiment met vijf verschillende technieken vier uur duurt. Dan zijn dat dus voor één experiment al ruim 3,5 miljoen spectra. Gelukkig hebben we inmiddels computerprogramma's om die data te verwerken, maar desondanks zijn twee postdocs hier nu al maanden bezig met het analyseren van de resultaten van onze laatste sessie."

Maar dat monnikenwerk loont, want de aanpak van de onderzoeksgroep van Weckhuysen heeft inmiddels al zoveel nieuwe informatie opgeleverd dat hij niet meer alleen aan begrip, maar nu ook al aan rational design begint te denken. "Dat wil zeggen dat we op een drager precies die deeltjes hopen te kunnen plaatsen die we willen hebben. We zijn daar nu mee aan het experimenteren en ik heb goede hoop dat het gaat lukken. In real time een katalytisch proces bijsturen op basis van lichtmetingen. Als dat zou lukken, zou het echt een geweldige doorbraak betekenen."

Koopkamers zijn in opmars

Het Hilversumse bedrijf Koopstudio is sinds 2004 één van de grootse aanbieders op de kamermarkt in Utrecht. Het bedrijf koopt grote panden aan, verbouwt deze tot een huis met verschillende kamers en verkoopt deze apart. Daar maakt het bedrijf winst mee. De koopkamers bevinden zich vaak in de mooiste panden van Utrecht die op centrale plekken in de stad staan. Hoewel de naam studio misschien wel wat verwarring oproept, gaat het hier om kamers van gemiddeld twintig vierkante meters waarvan de voorzieningen als badkamer, wc en tuin altijd gedeeld worden. Sommige studio's hebben een eigen keukenblok, maar ook de keuken moet meestal worden gedeeld. Inmiddels heeft Koopstudio ruim 300 studentenstudio´s verkocht in Utrecht.

Ouders staan garant

Net zoals bij het kopen van een huis is de aanschaf van een studio ook behoorlijk ingewikkeld. De studentenstudio´s worden verkocht onder een zogenaamde parapluhypotheek. Dat betekent dat elke eigenaar van een kamer in hetzelfde huis bij dezelfde bank een hypotheek moet afsluiten. De hypotheek staat op naam van de koper, in dit geval de student. Meestal staan de ouders garant. Als er interesse is voor een studio moet er daarom eerst worden gekeken of de ouders voldoende draagkracht hebben, want zij moeten de hypotheeklasten kunnen dragen in geval van nood. De meeste ouders, zo is de ervaring van Koopstudio, nemen een tweede hypotheek op hun huis. Als de ouders draagkrachtig genoeg zijn, tekenen ze samen met hun zoon of dochter een definitieve overeenkomst met de makelaar van Koopstudio. Daarna komt de intermediair van Koopstudio, Quarz Financial Partners, in beeld. Met hen worden de verdere financieringen en de voorwaarden van de bank besproken. Er komen dus behoorlijk wat personen en instanties bij kijken voordat de studio wordt overgedragen. Koopstudio heeft in dit hele proces een coördinerende rol.

Een gemiddelde studio kost zo´n 120.000 euro. De student betaalt de maandelijkse hypotheekrente aan de bank, wat qua hoogte te vergelijken is met de maandelijkse huur aan een huisbaas. Daar bovenop betaalt de student ook nog maandelijkse servicekosten aan de woonvereniging. Koopstudio is er bij gebaat dat alle studio´s binnen een pand zo snel mogelijk worden verkocht, en daarom hebben ze de zogenaamde lastendemper in het leven geroepen. Dat is een per studio vastgesteld bedrag wat kopers kunnen aftrekken van hun maandelijkse hypotheeklasten aan de bank, hierdoor worden de maandelijkse lasten voor de student dus lager. Als je uiteindelijk je studio weer verkoopt, moet je dit totale bedrag van de lastendemper weer aan Koopstudio terugbetalen. Maar dat hoeft alleen als de studio met winst wordt doorverkocht. "Mocht dit niet gebeuren dan is het jammer, maar dit risico is voor onze rekening", aldus Annemiek van den Bosch van Koopstudio.

De periode dat een lastendemper wordt ingezet, verschilt van nul tot vijf jaar. Daarna moet altijd de volledige hypotheek worden betaald. Als je op een gegeven moment genoeg hebt van je studio kan je hem weer doorverkopen, eventueel met hulp van Koopstudio. Volgens hen zijn alle studio's tot nu toe met winst doorverkocht. Van den Bosch: "Laatst had een student op de Burgermeester Reigerstraat zijn studio bijvoorbeeld met 20.000 euro winst doorverkocht, maar hij had dan ook een mooie hoogslaper en extra inbouwkasten in zijn studio gemaakt."

Als een bewoner de maandlasten niet wil of kan betalen, dan zal de bank eerst naar de ouders gaan. Als die de kosten ook niet kunnen betalen, zal de bank de studio verkopen, dat is de zogenaamde executieverkoop. Mochten er daarna nog schulden overblijven bij de bank dan worden deze verhaalt op de medebewoners. "Maar dat is het uiterste middel", zegt Van den Bosch, "tot nu toe is dit nog nooit gebeurd."

Studentkopers

Studenten Sanne van den Broek (25) en Danielle Dürst Britt (24) hebben allebei een kamer gekocht. Sanne: "Ik was het op een gegeven moment behoorlijk zat om in de rommel van anderen te leven en ging op zoek naar een alternatief. Een vriendin van mij had toen net een studio gekocht en was daar erg tevreden over. Niet lang daarna besloot ik er zelf ook één te kopen, in de wijk Wittevrouwen. "Sanne's ouders waren vrij makkelijk te overtuigen: "Ze waren eigenlijk meteen enthousiast over het concept en besloten mee te werken. Ze zagen het als een goede investering."

Danielle heeft sinds 2004 een studentenstudio in Lombok, in één van de allereerste panden die zijn opgeleverd. "Rond die periode had ik snel een kamer nodig in Utrecht en zo'n studio was echt een uitkomst. Nadat ik had getekend, kon ik er vrij snel in. Mijn studio is 19 vierkante meter en ik heb grote glazen schuifdeuren naar de tuin. Helaas deel ik wel een badkamer en keuken met vijf anderen, wat zeker niet ideaal is. Sinds vorig jaar wil ik al weg, maar door twijfel over het vervolg van m´n studie heb ik nog niet serieus gezocht. Ik zit te denken aan het kopen van een startersstudio waar je alles voor je zelf hebt. Ook die kun je kopen via Koopstudio."

"Voor mijn huidige kamer", zegt Danielle, "betaal ik 239 euro per maand. De eerste twee jaar ging daar een lastendemper van 89 euro per maand af. Die periode is nu voorbij. Per maand betaal ik ook nog 90 euro aan vaste lasten van dit huis. Maar omdat ik sinds dit jaar werk, krijg ik weer hypotheekrenteaftrek via de belastingen waardoor het maandelijkse bedrag ook weer minder wordt."

Het is belangrijk om vooraf goed na te denken over de financiële risico's van het kopen van een studio. Je kan namelijk, net als Sanne, ook een hele verkeerde inschatting maken. "Ik had mijn rente voor een jaar vastgezet, maar die blijkt na dat jaar behoorlijk te zijn gestegen. Dat kost me nu dus een paar honderd euro extra per maand, een flinke tegenvaller dus."

Sanne en Danielle ondervinden zowel voor- als nadelen van hun studio. Zo zijn ze het er alle twee over eens dat het een goed gevoel geeft dat ze een eigen studio hebben die ze in de toekomst, hopelijk, met winst kunnen doorverkopen. "Omdat het ook echt als mijn woning voelt, had ik ook echt zin om er iets van te maken", vertelt Sanne. "En als ik het over een paar jaar weer wil verkopen, dan is het sowieso goed om er iets moois van te maken." Danielle: "Bovendien hoef je niet elke maand een behoorlijk huurbedrag in de put te gooien, want het is een investering." Sanne: "Maar aan de andere kant is er natuurlijk geen garantie dat je je studio met winst doorverkoopt."

Danielle ziet het brede aanbod van studio´s ook als een voordeel. "Daardoor heb ik snel iets kunnen vinden zonder op een wachtlijst te hoeven staan. Wat ik alleen minder fijn vind is dat je je huisgenoten niet voor het uitkiezen hebt. Tenminste, niet als je er allemaal voor het eerst gaat wonen. Daarna is er de mogelijkheid om met je woonvereniging te beslissen of je de kandidaat die Koopstudio voorstelt wilt accepteren in je huis. Op dit moment woon ik al een tijd met drie studenten en één werkende. Niet iedereen is even netjes en daardoor is het soms een verschrikkelijke bende in de gemeenschappelijke ruimtes. Je hebt het met dit concept niet voor het uitkiezen. Ik ben de oudste van het huis, voel me af en toe net een oma!" Sanne heeft meer geluk gehad met haar medebewoners: "Ik kan me goed terugtrekken in mijn ruimte, maar we hebben ook een gezamenlijke tuin, wat juist heel gezellig kan zijn."

DRIE KADERTJES

Van pand naar studio's

De woonconstructie van koopstudio's is niet alledaags, maar zit vrij simpel in elkaar. Om een woning te kunnen opdelen in afzonderlijke studentenstudio's moet er notarieel een woonvereniging worden opgericht. Deze woonvereniging is dan juridisch eigenaar van het pand. De bank ziet het huis als één geheel met een gezamenlijke hypotheek, op naam van de woonvereniging. De eigenaars van de studio´s kopen via een andere, persoonlijke hypotheek het 'exclusieve gebruiksrecht' op hun eigen woonruimte. In het geval van een pand met studentenstudio´s delen alle bewoners het gebruiksrecht op gezamenlijke voorzieningen als douche, wc en tuin.

Reactie Vereniging Eigen Huis: 'We kunnen het niet afkeuren'

"Wij hebben gemengde gevoelens bij de constructie van Koopstudio. We raden het studenten en hun ouders niet aan, maar kunnen het ook niet afkeuren. Het systeem is legaal, maar kopers van zo'n studio moeten zich wel realiseren dat zij mede verantwoordelijk zijn voor het gedrag van hun medebewoners. Als die niet aan hun verplichtingen voldoen, zullen anderen daar voor moeten opdraaien. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat je medebewoners een rotzooi maken van de gemeenschappelijke voorzieningen zodat ook jouw studio in waarde daalt. Het hoeft niet zo te zijn, maar het zou kunnen. En buiten dat zijn de studio's erg prijzig en de vraag is of ze weer zo makkelijk kunnen worden doorverkocht. Over een paar jaar zullen we zien hoe deze vorm van eigendom zich heeft bewezen, daar is het nu nog te vroeg voor."

Reactie van de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM): "Geen bedreiging"

"Wij zien Koopstudio niet als een bedreiging op de woningmarkt. Ook van andere makelaars hebben wij nooit klachten gehoord. Het is inderdaad wel zo dat de panden na de verbouwing van de studio's veel meer waard zijn, maar dat zien wij niet als een probleem. De kamernood onder studenten wordt door de verkoop van studentenstudio's minder en dat moedigen we aan. Het is natuurlijk wel de bedoeling dat studenten na een paar jaar weer weggaan en hun studio doorverkopen. Op die manier blijft de markt in evenwicht."

Marjolein Versteeg

'De opkomst moet gewoon explosief stijgen!'

De WUS is een nieuw initiatief dat is ontstaan door samenwerking tussen de UU, HU, LinQ en studentenvakbond USF. Ze volgen hierbij het voorbeeld van Amsterdam, waar zo'n zelfde week vorig jaar al is georganiseerd. "In Amsterdam was het zo succesvol dat we dachten: 'Dit moet in Utrecht ook kunnen'," vertelt organisator en Uraadslid Hilde Eling.

Afgelopen januari kwamen de organisaties voor het eerst bij elkaar "We zijn allemaal gebaat bij een grote opkomst bij de verkiezingen. We hebben heel wat gebrainstormd over de manier waarop we de studenten konden bewegen om te gaan stemmen. Uiteindelijk besloten we een onderwijsdebat, een feest en als afsluiting een recordpoging lachtherapie te organiseren. Deze drie activiteiten spreiden we over de hele week zodat er veel verschillende studenten langs kunnen komen", vertelt Hilde.

De organisatie van de WUS zorgt ervoor dat bij elke activiteit laptops staan zodat er ter plekke gestemd kan worden. "Vorig jaar waren er geen Uraadverkiezingen", zegt Hilde. "Maar het jaar daarvoor was de opkomst onder de studenten 19,3 procent; dat was vrij teleurstellend. We hebben nu geen concrete doelstellingen, maar het moet gewoon explosief stijgen!" Ze benadrukt dat deze week uitsluitend is bedoeld om studenten te laten stemmen. De partijen zélf krijgen dan geen aandacht, hoewel ze wel bij elke activiteit aanwezig mogen zijn.

Activiteiten

Hilde houdt zich vooral bezig met het onderwijsdebat dat maandagavond 21 mei wordt gehouden. "Het gaat over onderwerpen die leven onder studenten zoals huisvesting en de doorstroom van de HBO naar het WO. Inmiddels hebben negen sprekers toegezegd om mee te discussiëren. "Onder andere VVD-kamerlid Halbe Zijlstra, directeur van de SSH Ton Jochems en wethouder Ruimtelijke Ordening Harrie Bosch maken hun opwachting in de aula van het Academiegebouw." Het wordt dus geen lijsttrekkerdebat van de studentenpartijen.

Midden in de week is er in de Monza een groot feest met DJ Benny Rodrigues. Ook hier staan in de foyer weer laptops klaar om te kunnen stemmen. "Er zijn zo'n 700 kaartjes beschikbaar en hopelijk komen zoveel mogelijk studenten hier op af", zegt Hilde. Het feest is uitsluitend voor studenten, je moet dan ook een collegekaart bij je hebben om een kaartje te kunnen bemachtigen.

Tot slot wordt er op vrijdagmiddag in het Wilhelminapark een recordpoging lachtherapie gehouden. Onder leiding van een lachtherapeute hoopt de organisatie van de WUS zoveel mogelijk studenten aan het lachen te krijgen. "Het is niet echt duidelijk op welke naam het huidige nationale lachtherapie record staat, maar wij hopen op minstens 600 deelnemers", zegt Hilde. "We vonden dit wel een leuke en positieve afsluiting van de week."

Als het een succes wordt, dan denkt WUS zeker aan een vervolg. De Amsterdamse organisatoren opperden zelfs om landelijk een terugkerende 'Week van de Student' in te stellen, om de opkomst bij verkiezingen ook in andere studentensteden te verhogen.

Voor meer informatie surf naar: www.utrechtsestudent.nl

De WUS en de Ragweek vallen samen

Het is alweer het derde jaar dat de Ragweek in Utrecht wordt georganiseerd. Inmiddels is de week met activiteiten voor het goede doel uitgegroeid tot een begrip in de Utrechtse studentenwereld. Dit jaar valt de Ragweek precies samen met de Week van de Utrechtse Student, maar dat is geen probleem. Integendeel, beide evenementen promoten elkaars activiteiten juist. Tijdens het WUS-feest in de Monza verzorgt het Ragweek-bestuur bijvoorbeeld de garderobe. De winst daarvan gaat direct naar de twee goede doelen (zie de Servicepagina 26 in dit blad). Vorig jaar werd voor de goede doelen 4300 euro opgehaald. Anouk Zwinkels, bestuurslid Ragweek: "Dit jaar hopen we daar ruim overheen te gaan en minstens 6000 euro op te halen."

"We hebben dit jaar veel nieuwe initiatieven", gaat Anouk verder. "Denk bijvoorbeeld aan Limonade painball in Lepelenburg, georganiseerd door de studievereniging van Geschiedenis UHSK. Dat betekent dat je in een wit t-shirt elkaar met een waterpistool met gekleurde limonade zoveel mogelijk moet raken. Of roeiverenigingen Orca en Triton die samen een speciale roeiclinic verzorgen."

Oude succesnummers als de PAPpelflappenactie (van studenten Pedagogiek) en de Badeendjesrace (UBV Biologie) zijn dit jaar ook weer van de partij. Tijdens het festival "Spontaan Ragt door", op 14 juni, wordt bekend gemaakt hoeveel er in totaal is opgehaald.

Het idee van de Ragweek komt oorspronkelijk van Engelse studenten. Zij voelden zich verplicht om iets terug te doen voor de maatschappij. Op vodjes ('rags') schreven ze gedichten die ze vervolgens verkochten. Het geld wat ze daarmee verdienden ging naar een goed doel.

Verkiezingskoorts?

'Het is maandagavond. Op de tweede etage van het pand Biltstraat 401 schuifelen zo'n twintig studenten druk heen en weer. Ze bereiden zich voor op een plakactie, want vooral in De Uithof hangen nog te weinig PSO-posters. Het illegale van de actie zorgt ook dit jaar weer voor een sfeertje van verwachtingsvolle spanning. En niet ten onrechte, want de politie - 'stillen' zelfs - houdt die nacht een ware klopjacht en pakt vier plakkers op.'

Campagne voeren voor de U-raadsverkiezingen was zeventien jaar geleden geen vrijblijvende aangelegenheid, zo blijkt uit dit stukje verslag van reporter Armand Heijnen in het Ublad van 29 maart 1990. In die goede oude tijd, voordat de MUB (Wet op de modernisering van het universiteitsbestuur) alles anders maakte, kende de UU twee studentenpartijen, het progressieve PSO en de meer pragmatisch ingestelde, uit de gezelligheidsverenigingen afkomstige, Brug. Twee partijen die elkaar voor de verkiezingen fel op de huid zaten.

Ook toen al was de opkomst een belangrijk item, al ging het toen niet om de 19,25 procent, die twee jaar geleden werd gejubeld als beste resultaat in tien jaar. In 1990 was er nog teleurstelling als niet minstens veertig procent van de studenten een stem uitbracht. Om dat resultaat te bewerkstelligen beconcurreerden de twee partijen elkaar op leven en dood. Posters werden verwijderd of overgeplakt en ook verder probeerden de twee concurrenten elkaar zo veel mogelijk de loef af te steken met opvallende verkiezingsstunts.

Teleurgesteld door de inperking van de macht van de U-raad besloot het PSO zichzelf in 1997 op te heffen. Van de weeromstuit verdween daarop ook de Brug van het toneel en sindsdien is de studenteninspraak, hoe actief ook in raden en commissies, vrijwel onzichtbaar geworden. Met de komst van studentenpartij VUUR, die wel iets weg heeft van het oude PSO, met de Partij voor de Utrechtsche Student (een soort nieuwe Brug), met de zoveelste come-back van Chris Ytsma en zijn eenmansfractie en met zelfs een 'Week van de Utrechtse Student' bij wijze van campagne lijken de oude tijden te herleven. Het wachten is op de eerste nachtelijke plakploegen; de Utrechtse politie is gewaarschuwd.

'Dit jaar moet een hoogtepunt worden'

Musical in stadsschouwburg ter ere van 100-jarig bestaan toneelcommissie UVSV

"En dan is onze bijzonderste deelneemster, de 80-jarige Neps Pameijer, er vandaag jammer genoeg niet", vertellen Lotte Scheffer en Daniëlle Stegeman, respectievelijk fiscus (penningmeester) en ab actis (secretaris) van het huidige bestuur van de toneelcommissie dat dit jaar haar honderdste verjaardag viert. "De lustrummusical wordt gezongen en gespeeld door onze voorgangsters", leggen zij uit. "Iedereen die ooit lid is geweest van het bestuur van de CC, zoals de toneelcommissie in de wandelgangen heet, heeft een uitnodiging ontvangen om mee te doen."

Van die ex-bestuursleden, in UVSV-taal honorairen genoemd, bleken er in totaal 52 te porren voor het project. De bedoeling is dat zij op 18 en 19 mei de Stadsschouwburg, grotendeels gevuld met andere honorairen, plat spelen met de musical Blauwstad, een verwijzing naar de kleuren blauw-wit van de commissie. De uitvoeringen zijn de climax van de activiteiten die zes dagen lang worden georganiseerd rond het lustrum, vertellen de psychologiestudentes Lotte (21) en Daniëlle (24). Al met al dus een ambitieus programma, dat behoorlijk wat blijkt te vergen van het zeskoppige CC-bestuur.

Sherry

"Dit jaar moet natuurlijk een hoogtepunt worden, voor iedereen zit er een flinke druk op", vertelt Lotte. Vrijwel dagelijks zijn de bestuursleden in touw voor de organisatie. "Als ik eerlijk ben, had ik vooraf echt niet gedacht dat het zo heftig zou zijn", aldus Daniëlle. "Maar hoewel we best dipjes hebben gehad, als te veel dingen tegelijk tegenzaten, zijn echte tegenvallers tot nog toe gelukkig uitgebleven."

Nou is het natuurlijk ook niet makkelijk om als bestuur te maken te hebben met vrouwen die niet alleen je voorgangsters zijn geweest, maar soms ook nog eens twee keer je levenservaring hebben. "Het zijn allemaal slimme, ervaren dames, en ze zijn best kritisch. Ze weten wat ze wel en wat ze niet leuk vinden, en ze hebben allemaal verstand van toneel. En dan is het aan ons om te proberen tussen die meningen een gulden middenweg te vinden. Wij moeten de uiteindelijke beslissingen nemen", zegt Daniëlle.

Een van die ervaren deelneemsters is de 52-jarige Carolien Somerwil, het enige erelid van de commissie. "Waarom ik erelid ben? Vanwege mijn enorme verdiensten natuurlijk", lacht ze. "Nee hoor, ik heb gewoon veel liederen en stukken geschreven voor de commissie en de vereniging. En ik heb in de jaren 70 het nieuwe verenigingslied geschreven, toen UVSV en NVVSU fuseerden. Ik was toen zo'n negentien of twintig jaar en dat lied moest iets heel hoogdravends wezen. Eindeloos heb ik in van die liedbundels zitten koekeloeren. Maar omdat ze er genoeg sherry bij leverden, ging het uiteindelijk wel. Ja, dat was nog in de tijd dat iedereen hier sherry dronk."

Somerwil was naar eigen zeggen "fulltime UVSV-ster". "Tja, de gouden generatie, hè? Ik heb heel lang voornamelijk ingeschreven gestaan als studente Frans. Elk jaar sloeg ik hier wel een piano aan gort. Dat waren dan van die brakke dingen, afkomstig uit testamenten. Ik kon me toen niet voorstellen dat het leven niet bedoeld was om alleen maar leuk te zijn. Het was een schok toen ik stopte met studeren. Wat dat betreft heb ik wel compassie met die jonge studentes nu. Die hebben geen tijd om hier een paar jaar flink in de lamp te hangen".

Met Somerwil kwam het, ondanks de nooit behaalde bul, helemaal goed. "Ik schrijf en regisseer nu musicals en toneelstukken voor mijn beroep, voor bedrijven en particulieren." Voor de overige honorairen blijkt het toneel vooral een hobby te zijn gebleven. Zo is de 49-jarige Marjolein Lokerman kinder- en jeugdpsychologe geworden. "Maar toneel speelt nog wel een belangrijke rol in mijn leven, ik ga er altijd graag naar toe. En de ervaring met het schrijven van liedjes is ook altijd goed van pas gekomen voor feestjes en zo". Haar generatiegenoot Cato Hamburger heeft op een andere manier een band gehouden met toneel. "Ik doe de belichting van het leerlingentoneel op de school van mijn kinderen. Ik heb op amateurniveau verschillende cursussen theatertechniek gevolgd en ik heb ook wel eens de belichting gedaan voor een eerder honorairenproject. Maar altijd als hobby, hoor".

Gekakel

Regisseur Victor van Swaay, de enige man in het gezelschap, ziet vooral de voordelen van de ervaring van zijn speelsters. "Ze zijn allemaal muzikaal en heel slim, dus ze pikken het behoorlijk snel op, heerlijk. Maar de massaliteit van dit project is toch wel wat het bijzonder maakt. Die enorme hoeveelheid vrouwen!! En om met Willem Alexander te spreken, daar stap ik dan als een trotse haan doorheen.

"Maar het is elke keer ook weer de kunst om zo'n hele kudde mensen in beweging te krijgen. Het duurt lang voordat iedereen op de vloer staat en geconcentreerd is. Er moet altijd wel iemand naar de wc en het gekakel is soms niet van de lucht. Maar goed, er is ook enorm veel enthousiasme. Ze willen echt iets goeds neerzetten, dus als ik ze eenmaal op gang heb, dan wordt er ook goed gewerkt."

Ook de schrijfster van het zang- en dansspektakel, de 26-jarige Annelien Wiarda, lid van het bestuur in 2002, is tot nu toe tevreden. "Ik zit ook in de cast en dat is soms best lastig, omdat je dan ook ziet wat voor wijzigingen er in mijn stuk worden aangebracht. Maar het begint nu weer als mijn verhaal te voelen."

Wiarda had al ervaring met het schrijven van stukken, door CC en haar studie Film- en Televisiewetenschappen. "Daarvoor heb ik bijvoorbeeld korte scenario's geschreven, maar er werd nooit iets mee gedaan. Het leek me nu heel leuk om iets te schrijven dat ook echt zou worden uitgevoerd." Van stress heeft ze geen last gehad. "Ik werk bij de publieke omroep en had veel vakantiedagen, dus tijd genoeg. Toen ik eenmaal de opzet van het stuk had, ging het schrijven van de teksten eigenlijk vanzelf. Voor de muziek van de liedjes hebben we bestaande nummers gebruikt en mijn voormalige medebestuursleden van CC hebben me geholpen met de liedteksten. Maar verder is het echt mijn tekst en zeggen mensen dat ze ook mijn humor er in herkennen."

Wiarda heeft haar stuk losjes gebaseerd op het verhaal van de The Wizard of Oz. Een Utrechtse studente die heel graag musicalster wil worden, krijgt van haar ouders het advies om gewoon haar rechtenstudie af te maken. Daarna gaat ze op een fictieve reis en krijgt drie reisgenoten die elk ook een carrièredroom hebben. Zo wil de eerste leren zingen, de tweede leren dansen en derde leren toneelspelen. Onderweg komt het viertal allerlei fantasiefiguren tegen en leert de studente een wijze les.

De liedjes komen niet uit deze bekende musical, maar komen overal vandaan. Wiarda: "Het is nog even afwachten hoe de reacties zijn, hè, maar als het zou kunnen zou ik graag vaker scenario's schrijven. Maar het is heel moeilijk om daar je brood in te verdienen, en ik heb nu ook een leuke baan. En hoe dan ook, ik denk dat ik altijd zal blijven schrijven."

KADER

Grote namen maken deel uit van geschiedenis CC

Concordia Crescamus is de toneelcommissie van UVSV. De bestuursleden van de commissie schrijven, produceren en regisseren elk jaar de liedjes en stukken voor de eerstejaars, en voor bijvoorbeeld het eenakterfestival of het cabaret. Ieder lid van UVSV kan auditie doen voor stukken van de CC. Daarnaast is het bestuur elk lustrumjaar verantwoordelijk voor de productie van een honorairenstuk, een stuk waarin ex-leden van het bestuur kunnen meespelen.

Samen met Annelien Wiarda heeft Edith Taal, lid van het CC-bestuur in 1987, zich in het kader van het lustrum verdiept in de geschiedenis van de toneelcommissie, die in februari 1907 door vijf UVSV-sters werd opgericht als Comedieclub 'Concordia Crescamus. CC was toen een vereniging waar UVSV-sters lid van mochten worden indien zij over voldoende talent beschikten. Dit konden zij aantonen tijdens het zogenaamde 'Proefspel' voor eerstejaars. De kandidates mochten daarvoor zelf een komediestukje uitzoeken en opvoeren, waarna de succesvolsten werden gevraagd lid te worden van CC. Aan talent ontbrak het kennelijk niet, gezien de ledengroei van dertig in 1908 tot 123 in 1914.

Begin jaren 90 werd de toneelvereniging vooral gevraagd door besturen en subgezelschappen om vieringen op te luisteren met declamaties of een toneelstuk. Een topjaar was 1928. Het stuk Astrid onder regie van de beroemde Albert van Dalsum, kreeg lovende kritieken. De directie van de Stadsschouwburg was zo onder de indruk dat CC voortaan bij elke voorstelling gebruik mocht maken van elf luxe parterreplaatsen, tegen de prijs van een derderangs amfiplaats.

Over de naoorlogse jaren van CC spraken Wiarda en Taal met de oudste actieve honorair, de nu 80-jarige Neps Pameijer. Zij werd in 1945 als studente Rechten lid van UVSV. CC had in die periode vooral een educatieve waarde, aldus Taal. Zo organiseerde de commissie culturele avonden 'tot meerdere ontwikkeling van eerstejaars'. Ook werden regelmatig declamatiewedstrijden en voordrachten georganiseerd. Deze voordrachten gingen over bijvoorbeeld een populaire schrijver of een toneelstuk.

Vanaf de jaren zeventig ontstond de traditie van de honorairenmusicals. Zo krijgen ex-bestuursleden iedere vijf jaar de kans om mee te doen aan een stuk en elkaar weer te zien en te spreken. Dat dertigers vaak ontbreken, heeft volgens Taal te maken met hun leeftijdsfase, waarin zwangerschappen, kleine kinderen en drukke carrières een rol spelen. Pameijer heeft aan alle honorairstukken meegedaan. De eerste werd geschreven door Carolien Somerwil, en geregisseerd door Adelheid Roosen. De CC heeft daarna weinig meer van deze illustere honorair vernomen, evenals van een andere beroemd ex-lid, prinses Irene.

Het soort stukken dat de commissie voortbrengt, blijkt afhankelijk van de tijdgeest en van het aanwezige talent in het bestuur, aldus Taal. "Dat er in de jaren 70 veel zelfgeschreven musicals werden opgevoerd, had toen vooral te maken met het opvallende talent van Carolien Somerwil. In mijn tijd, de jaren 80, voerden we vooral al bestaande toneelstukken uit. Zware kost, zoals Shakespeare en Oscar Wilde, maar ook eigentijdse toneelschrijvers. Musicals zag je in die tijd ook nauwelijks in de theaters. Nu zie je bij CC juist weer een hausse aan musicals, maar vooral ook cabaret. Dat is nu overal populair."

Het lekkerste patatje mét van het centrum

Een patatje na het uitgaan, heerlijk toch? Maar bij welke snackbar moet je zijn, als je 's nachts je honger wilt stillen? Het Ublad deed een friettest en liet studenten Rutger Katz en Rianne Salden zes snackbars in het uitgaansgebied van Utrecht testen op de smakelijkheid van hun patatje mét.

Een bakje vol mooie, knapperige frietjes. Gezouten, doch niet teveel. De mayonaise in een bakje ernaast. Het liefst met een vorkje erbij. Het is woensdagavond in café De Vingerhoed en Rutger en Rianne zitten klaar om de patatjes mét in het uitgaansgebied van Utrecht te gaan testen. Ze zullen het centrum ingaan en daar een aantal snackbars aan hun kritische blik onderwerpen. Aan de hand van een formulier waarop ze cijfers kunnen geven voor de knapperigheid van de frieten, het zoutgehalte, de sfeer in de snackbar, het vetgehalte der patatten en andere belangrijke zaken, gaan Rutger en Rianne vanavond op pad. De twee vrienden kunnen niet wachten om te beginnen: "Ik zat vandaag in de trein en tegenover me zat iemand met een bakje friet. Toen kreeg ik er al helemaal zin in", zegt Rutger verlekkerd. Rianne: "We hebben een heel licht avondmaal gegeten." "Ik heb zelfs de hele dag niet gesnackt", vult Rutger aan.

Rianne en Rutger hebben beiden al een heel frietverleden: "Vroeger at ik nog wel eens overdag en zelfs 's ochtends friet, maar tegenwoordig doe ik dat niet meer. Als je ouder wordt, ga je al die patatjes toch merken." "Het is niet zo dat ik het ben gaan merken, ik let nu gewoon meer op mijn gezondheid", zegt Rutger die een aantal jaar geleden in Eindhoven studeerde en daar zo'n drie tot vier keer per week friet at. Pas toen ze gingen studeren, begonnen de panelleden friet te eten na het uitgaan. "Een patatje na het uitgaan is echt heerlijk", roept Rutger met een glanzende blik in zijn ogen. Rianne probeert er de vinger op te leggen wat er nu zo speciaal is aan het eten van patat: "Ik kan het lastig uitleggen, volgens mij is het meer een gevoel. Je hoeft niet zelf te koken en je mag lekker met je vingers eten." "Het is gewoon de verslaving van de vette hap", stelt Rutger nuchter vast. Voor zowel Rutger als Rianne speelt ook mee dat ze vroeger thuis bij hun ouders elke zaterdagavond friet aten: "Dat was toch iets speciaals altijd."

Tegenwoordig moeten de studenten zelf in hun frietbehoefte voorzien op de zaterdagavond en daar hebben ze allebei zo hun vaste snackplek voor. Rianne is ontzettend enthousiast over snackbar De Nachtegaal in de Nachtegaalstraat: "Daar krijg je je frietjes netjes gerangschikt op een bord, je krijgt echt bestek en het drinken zit in een beker! Ik was blij verrast toen ik daar voor de eerste keer ging eten. Zo netjes opgediend zie ik mijn frietje het liefste." Rutger heeft meer met cafetaria Matthaeus aan de Antonius Matthaeuslaan in Tuinwijk. "De mensen die daar werken, hebben echt plezier in hun werk en ze hebben er heerlijke McCain patat en Joppiesaus." De studenten weten dus maar al te goed wat er te krijgen is en stellen strenge eisen aan hun patat. Rutger: "Het moet precies knapperig genoeg zijn." "En niet te zout", vult Rianne aan. Streng zijn de testers ook: "Ik ben altijd kritisch dus dat zal hier ook wel lukken", stelt Rianne. Gewapend met hun formulieren trekken de hongerige studenten er op uit. Al gauw blijkt dat niet elke zaak in dit gebied open is vanavond, die vallen dus gewoon af. Vandaar dat er zes plaatsen overblijven.

Walgelijk

De eerste snackbar op de lijst is De Baron aan de Donkere Gaard. De snackbar is verlaten als we binnenkomen. De patatbakker achter de kassa vermaakt zich met het voetballen op tv. Aangezien het patatje mét zeveneneenhalve minuut - Rutger houdt de tijd nauwlettend bij op z'n stopwatch - op zich laat wachten, hebben Rutger en Rianne uitgebreid de tijd om het meubilair van de zaak te testen. Rianne vindt de tafeltjes te laag en de stoeltjes 'walgelijk slecht' en Rutger kan zijn benen ook niet kwijt. Eindelijk is het bakje friet klaar. Nu kan het echte werk beginnen. Rianne pakt een frietje op, dipt het in de mayonaise, ruikt eraan en bijt er vervolgens een hapje vanaf. Aan haar reactie te zien, heeft ze wel eens betere patat gehad. "Nogal taai van binnen en wel erg licht gezouten", is haar mening. Ook Rutger is niet overtuigd van de overweldigende heerlijkheid: "De mayonaise is erg vet en er zitten te veel kleine stukjes patat in het bakje, daar houd ik niet van." De mayonaise krijgt een vijf, het vetgehalte een negen en uiteindelijk komt het gemiddelde voor de patatten van snackbar de Baron uit op een 6,7.

Zuur

We gaan door naar de Maria Plaats waar we snackbar Maria's Place aan een grondig onderzoek onderwerpen. Hier is het al wat drukker. Er zit een aantal mannen aan een tafeltje en ergens anders zit een jongen de Telegraaf te lezen. Uit de speakers klinkt bonkmuziek en dat stoort onze testers danig. Rianne: "Die muziek zorgt ervoor dat ik niet lekker wil blijven zitten." De tafels maken echter weer een boel goed: het tafelblad is van glas en onder de glazen plaat liggen allemaal steentjes. De patat wordt na vijfeneenhalve minuut naar het tafeltje gebracht en met een serieus gezicht tasten de kritische studenten weer toe. Het is dan ook een ernstige aangelegenheid, ontdekt Rianne: "Het is nog best lastig om de frietjes goed te testen, vooral het punten geven is lastig." Om goed punten te kunnen geven, heeft ze een speciale manier van proeven: "Ik lik eerst de mayonaise van mijn frietje en dan het zout. Op die manier kan ik de kwaliteit van elk onderdeel apart goed beoordelen. Ik voel me al een echte tester!" Ook Rutger zit helemaal in zijn rol. Hij heeft een protocol ontwikkeld waarmee hij de hardheid van de frietjes kan testen: "Door steeds een klein hapje te testen, kan je de knapperigheid over de gehele friet testen. Een patatje moet over de gehele lengte knapperig zijn, patatjes die breken vind ik maar niks. Er moet daarentegen wel genoeg vulling inzitten." "Ja, want bij die harde frietjes is het net alsof je op chips zit te knagen", vult Rianne aan. Hoe zit het dan met de gefrituurde aardappels van Maria's Place? Best goed, als je de acht volgt die Rutger aan de knapperigheid heeft gegeven. Rianne vindt de mayo te zuur en proeft het zout nauwelijks. Het gemiddelde cijfer dat onze testers aan de patat geven, komt uit op een 6,8. Rutgers eindoordeel luidt: "De saus kan beter, er mag wat meer zout op maar de kwantiteit en de kwaliteit van de friet zijn goed."

De liefde

Two down, four to go. Hebben onze testers eigenlijk nog zin in patat? "Jaaaa!" Als ze horen dat de volgende snackbar op het lijstje de McDonalds is, wordt het enthousiasme van zowel Rutger als Rianne toch ietwat getemperd. De twee hebben het niet zo op 'ketenfriet' waar je, zoals Rutger het zo mooi weet uit te drukken, 'de liefde niet meer kan proeven'. Rianne: "Voor die kleine snackbarhouders is het bedrijf echt hun leven, ze zijn afhankelijk van de kwaliteit van hun friet." "Ja, de Mac krijgt toch wel klanten en de mensen die daar werken zijn gewoon in loondienst, die hebben minder binding met de zaak." Omdat een friettest zonder Mc geen echte friettest is, gaan we toch maar naar binnen. Eenmaal aan de patat, blijkt het wel mee te vallen. Alhoewel Rianne de frieten veel te dun vindt en Rutger niet altijd tevreden is over de knapperigheid - "Kijk! Hij breekt!" - vinden beiden de frietjes toch verrassend lekker. Van het gemopper van zo-even is weinig meer over. Het zoutgehalte van deze patat is precies goed en de friet is niet te vet. Er is geen mayo dus we hebben de fritessaus genomen en Rutger beloont de saus met een 9,5. Over de liefde heeft hij ook al niets te klagen: "Ik proef wél liefde. Waar komt dat vandaan? Zou de medewerkster het er daarnet ingestopt hebben?" De liefdesfrieten gaan allemaal op, het lege bakje wordt in de prullenbak gegooid en dan staan Rutger en Rianne een beetje verbaasd weer buiten. Beiden moeten concluderen dat de friet hier tot nu toe de lekkerste was en een 7,5 heeft verdiend. "Misschien komt het door de herkenning", oppert Rianne. "Het is en blijft een nostalgisch gevoel", beaamt Rutger, "als kindje van vier ging ik al naar de Mac."

Het beste personeel

We zijn op de helft. Rutger ziet het nog helemaal zitten en heeft nog steeds honger. Rianne heeft ook nog wel een plekje, maar ze begint toch een beetje moe te worden. Gelukkig is ons volgend doelwit snackbar De Neude. In deze snackbar met zijn zachte banken, open inrichting, gezellige bediening en McCain friet komen de twee weer een beetje tot rust. Het enige commentaar dat Rianne en Rutger op de friet hebben, is dat er wel wat meer zout op had mogen zitten. "Lekkere friet is lastig te beoordelen", verzucht Rianne, "als de frieten vies zijn, proef je dat meteen en dan is het ook makkelijk aan te wijzen hoe dat komt. Bij de lekkere friet moet je precies aanwijzen hoe het komt dat ze zo lekker zijn." Na zacht overleg en een hoop proefhapjes weten Rutger en Rianne hoe het komt dat dit patatje mét zo lekker smaakt: de friet is lekker knapperig, er zit voldoende friet in het bakje, de friet was snel klaar, er zit weinig vet aan en de mayo wordt door beiden als heel erg lekker ervaren. Bovendien druipt de liefde er vanaf; de jongen achter de kassa is duidelijk erg trots op zijn product en kletst gezellig mee. "Gaat het ook om het beste personeel?" wil hij nog even weten. De goudgele vrienden krijgen een 7,8 van ons testpanel. Rutger eet nog wat hapjes mayonaise als de friet allang op is en Rianne's eindoordeel is "een goed bakje friet, snel klaar en niet duur".

De blob

Na deze hemelse maaltijd valt het volgende patatje extra zwaar op de maag. In snackbar Broodje Ploff wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de patatten en mayonaise en dat levert een bak friet op met daaroverheen een grote blob mayo. Daar houden onze panelleden niet van, maar toch proberen ze vol goede moed voorzichtig een patatje los te peuteren uit de berg mayonaise. Uiteindelijk krijgt Rutger er eentje te pakken maar door de grote hoeveelheid mayonaise is het 'vettig zompig en smakeloos' geworden. Bij de bezouting van de frieten is ook wat misgegaan: "Het zout is slecht verdeeld, soms heb je niks en soms een grote klomp zout" constateren beide testleden. Op zachte toon en met een serieus gezicht overleggen de studenten met elkaar over de beoordeling. "Hoeveel patat zit er in het bakje?", vraagt Rutger zich af. "Ik heb geen idee, er zit teveel saus op." Alhoewel Rutger nog wel te spreken is over de inrichting van de snackbar, met zijn planten en tijdschriften, weet hij net als Rianne zeker dat dit niet de winnaar zal worden vanavond. "Toen ik het patatje zag, wist ik al: dit wordt hem niet." Broodje Ploff krijgt van onze kritische testers een schamele 5,4 en een groot deel van de frieten komt in de prullenbak terecht.

Overdadige hoeveelheid

Het is ondertussen twaalf uur en we zijn op weg naar ons laatste patatje mét. Rutgers honger begint ondertussen wat te minderen en Rianne heeft geen zin in nog meer patat. Toch wijden de vrienden zich nog serieus aan deze laatste taak. Snackbar Polleke op de Janstraat is de laatste frietzaak die de eer ten deel valt om door ons testpanel bezocht te worden. De radio en de tv staan aan, maar de patat is binnen twee minuten klaar dus veel tijd om erna te kijken of luisteren hebben onze testers niet. De snelle bediening en overdadige hoeveelheid frieten beloven veel. Na de eerste hap hebben Rutger en Rianne echter allebei hetzelfde idee: "Knapperige friet is goed, maar dit is te taai om echt lekker te zijn", oordeelt kenner der knapperigheid Rutger. "Het smaakt als enigszins te lang gebakken aardappel." Dit patatje mét is naast de McDonaldsfriet wel de enige waarbij onze testers niks aan te merken hebben op het zoutgehalte. Omdat de frieten zo taai zijn, valt het eindcijfer niet zo hoog uit: een 6,5.

Kwart over twaalf, we zijn klaar. Tijd om de koppen bij elkaar te steken en de beste snackbar uit te kiezen. De eerste keuze staat eigenlijk wel vast. "De Neude was echt het hoogtepunt, misschien vind ik die zelfs nog wel beter dan De Nachtegaal", stelt Rianne. Rutger: "De Neude staat bij mij op één en ik moet toch echt de Mac op nummer 2 zetten." "Vervelend hè", beaamt Rianne. "Ja, je wilt het niet doen want je hebt je principes, maar die friet ís gewoon erg lekker." Over de nummer drie is wat lastiger te beslissen. "Eigenlijk zijn er maar twee snackbars waar je heen wilt", concludeert Rutger. Uiteindelijk komt Maria's Place dankzij de knapperigheid van haar friet, de toffe tafels en het lage vetgehalte van de frieten met een 6.8 op de derde plek terecht. Vierde in de rij is snackbar De Baron, op nummer vijf komt Polleke en helemaal achteraan staat snackbar Broodje Ploff die de komende tijd gemeden zal worden door onze panelleden. Rutger en Rianne zijn eruit, Rutgers honger is eindelijk verdwenen en de laatste paar patatjes van snackbar Polleke passen er echt niet meer bij in. Het is tijd om naar huis te gaan. Of toch nog niet? In plaats van naar de uitgang, loopt Rianne naar de toonbank. En terwijl Rutger verbaasd opkijkt. zegt ze: "Zo. Dan ga ik nu een lekkere frikadel halen!"

Cijfer

Locatie

Op donderdag open tot

Prijs

Pluspunt

Minpunt

Wachttijd

De Neude

7.8

Voorstraat

06:00

1,70

Lekkere mayonaise

Te weinig zout

3:26

Mc Donalds

7.5

Lange Viestraat

????

2,-

Laag vetgehalte

Te dunne friet

0:48

Maria's Place

6.8

Maria Plaats

06:00

1,80

Knapperig genoeg

Te zure mayonaise

5:57

De Baron

6.7

Donkere Gaard

04:00

2,-

Weinig vet

Slechte zitruimte

7:30

Polleke

6.5

Korte Janstraat

06:00

1,85

Genoeg zout

Taaie patatten

1:57

Broodje Ploff

5.4

Ganzenmarkt

03:00

1,85

Genoeg friet

Zompige friet

2:59

Naam: Rutger Katz

Leeftijd: 22

Studie: Biologie

Frietconsumptie: Eens in de twee weken, vroeger zo'n 3 tot 4 keer per week

Wanneer: Als ik geen zin heb in koken en na het uitgaan

Favo snacks: Twee kipcorns en een frietje met Joppiesaus

Favoriete snackbar: Cafetaria Matthaeus aan de Antonius Matthaeuslaan

Een goed frietje mét is: Precies knapperig genoeg

Naam: Rianne Salden

Leeftijd: 22

Studie: Sociologie

Frietconsumptie: Eigenlijk nauwelijks, drie jaar geleden woonde ik vlakbij een Griekse frituurzaak, toen at ik wel meer friet

Wanneer: Na het uitgaan en als avondeten

Favo snacks: Een frietje speciaal met altijd een frikadel erbij

Favoriete snackbar: Snackbar De Nachtegaal in de Nachtegaalstraat

Een goed frietje mét is: Niet extreem gezouten en met de mayonaise in een bakje ernaast

-voor de vormgeving: het is leuker als de wachttijden voor de plus- en minpunten komen maar ik wist zo snel niet hoe ik dat voor elkaar kon krijgen

'Wij laten zien hoe het broeikaseffect in elkaar zit'

<ParaStyle:onderkop>UU-team in de race voor Academische Jaarprijs

"Ik wist niet eens dat ik meedeed tot mijn stagebegeleider tegen me zei: 'oh, tussen twee haakjes, je staat op de lijst voor de Academische Jaarprijs'." Masterstudent Biogeografie Peter Bijl (23) doet voor zijn afstudeerstage onderzoek naar het klimaat van miljoenen jaren geleden. Net als assistent in opleiding bij Biogeologie Lucy Stap (25), die samen met hem in het team van de Universiteit Utrecht zit dat meedingt naar de Academische Jaarprijs van het NRC. Met deze wedstrijd daagt de krant universiteiten uit om hun wetenschap toegankelijk te maken voor een breder publiek. Zeven universiteiten zijn door de voorrondes gekomen. Deze moeten nu hun best doen om een project te maken waarmee ze de harten van een groot publiek en natuurlijk de jury op 6 juni kunnen winnen. De winnaar krijgt honderdduizend euro om het project echt uit te voeren.

Subtropische Noordpool

Het Utrechtse team dat bestaat uit vijf doorgewinterde wetenschappers en evenveel studenten, is samengesteld door geograaf Tine Beneker. "Tine las een paar dagen voor de deadline voor het insturen van het eerste concept van het onderzoek pas over de Academische Jaarprijs en besloot toen dat het leuk was om mee te doen", verklaart Peter zijn aanvankelijke onwetendheid over zijn deelname aan het project. Het onderzoek waarop het Utrechtse team zich baseert, is gedaan door het Darwin Centrum voor Biogeologie waarin het klimaat van 55 miljoen jaar geleden centraal staat. In die tijd was het broeikaseffect veel groter dan het tegenwoordig is en de temperatuur van het water rondom de Noordpool was twintig graden. Fascinerend vindt Peter: "Ik probeer me altijd voor te stellen hoe dat was, toen. Die warme zomers in Nederland van de afgelopen jaren, zijn niks vergeleken met hoe het klimaat toen op de Noordpool was."

De Utrechtse wetenschappers Lucas Lourens, Appy Sluijs en Henk Brinkhuis, die alledrie ook in het team voor de Academische Jaarprijs zitten, onderzochten al eerder hoe het kan dat de temperatuur op de Noordpool zo hoog was. Vermoed wordt dat het vrijkomen van grote hoeveelheden van het broeikasgas methaan uit de zeebodem de oorzaak was. Dit kon het duo - dat werkte in een internationaal team van wetenschappers - concluderen door het ontleden van sedimenten uit de bodem van de Atlantische Oceaan. Daaruit bleek dat er 55 miljoen jaar geleden inderdaad sprake was van een verhoogde toename van kooldioxide, tevens bleek dat er 53 miljoen jaar geleden ook een broeikasperiode optrad. De wetenschappers ontdekten dat die periodes verband hielden met de baan van de aarde om de zon. Op de broeikasmomenten was die baan relatief klein. Daardoor werd het verschil tussen de winters en zomers groter en is het volgens de onderzoekers aannemelijk dat in die warme zomers methaan vrij kon komen uit de zeebodem. Die informatie is van belang om in de toekomst betere klimaatvoorspellingen te doen.

Het project van het UU-team team is ontwikkeld naar aanleiding van dit onderzoek. Aan de hand van een aantal korte filmpjes, lesmateriaal en een website proberen de bedenkers leerlingen uit de bovenbouw van de havo en het vwo wat te leren over klimaatveranderingen en het onderzoek dat in Utrecht gedaan is. Eén van de zes filmpjes gaat specifiek over dit onderzoek en in de andere filmpjes worden het broeikaseffect, geologische tijdschalen en de koolstofcyclus uitgelegd. De filmpjes worden verteld door een enthousiaste, warrige professor en door onderzoeker Marc Cornelissen die de uitleg geeft. Bij de filmpjes wordt lesmateriaal ontworpen en daarin staan ook de ideeën voor experimentjes in de klas. Als lokker heeft het Utrechtse team er ook een prijsvraag aan gehangen. Leerlingen moeten door middel van een filmpje - die ook op de website worden vertoond - laten zien hoe zij denken dat het klimaat in Nederland er over 500 jaar uit zal zien, als er geen maatregelen worden genomen om het broeikaseffect tegen te gaan. De winnaars gaan op expeditie naar Spitsbergen op de Noordpool.

<ParaStyle:tkop>Een proefje als bewijs

Lucy ziet, net als Peter, de Academische Jaarprijs als een mooie verbreding van haar blik: "Normaal ben je alleen met je eigen onderzoekje bezig; dit is een kans om wat verder te kijken." Het samenwerken met gearriveerde onderzoekers zijn deze jonge wetenschappers wel gewend, maar het vertalen van de taaie materie naar behapbare lesstof is nieuw. "Dit is een andere kant van de kennis die je opdoet", vertelt Peter die het mooi vindt om eens te kunnen laten zien hoe wetenschappers aan hun kennis komen. "Mensen vragen zich wel eens af hoe wij kunnen weten dat het klimaat 55 miljoen jaar geleden zo anders was. Met dit project proberen we dat duidelijk te maken." Ook zien beide studenten het project als een goede manier om een beetje bewustwording te kweken bij de leerlingen. Lucy: "Er wordt zoveel onzin geroepen over het broeikaseffect. Wij laten zien hoe het in elkaar zit."

Lucy en Peter hebben zich samen vooral beziggehouden met de ontwikkeling van een proefje dat leerlingen op school kunnen doen. "Miljoenen jaren geleden lag er een heleboel eendenkroos op de Noordpool en er groeiden ook kroosvarens, vertelt Lucy. "Dat is natuurlijk een erg gek idee", vult Peter aan. "Wij willen de kinderen ervan bewust maken dat het klimaat er toen zo anders uitzag." Om de leerlingen daarvan bewust maken hebben de twee jonge wetenschappers een proefje in elkaar gezet waarbij leerlingen moeten onderzoeken met welk zoutgehalte, welke hoeveelheid licht en hoeveel nutriënten een kroosvaren kan overleven. "Door dit te onderzoeken, krijgen de kinderen een beeld van het klimaat op de Noordpool toen de kroosvarens er leefden", verklaart Peter zijn keuze voor dit proefje.

Wetenschappelijk jargon naar middelbare school niveau vertalen, is niet altijd even makkelijk. Lucy illustreert dit aan de hand van een voorbeeld: "Veel literatuur van onze onderzoeken is in het Engels. Als je dat naar het Nederlands vertaalt, zie je soms enorm gekke zinsconstructies ontstaan." Ook het probleem van de wetenschapper die te veel in zijn onderzoek zit en daardoor te weinig afstand ervan kan nemen, speelt een rol. Peter: "Je wil natuurlijk erg veel vertellen over je eigen onderzoek. Maar de vraag is dan: hoe ver ga je? Op een gegeven moment moet je stoppen en zeggen, nu heb ik genoeg verteld."

Om te onderzoeken of de vertaling van het wetenschappelijk naar het middelbaar niveau gelukt is, zijn er ook leerkrachten bij het project betrokken. In een meeting met aardrijkskundeleraren bleek dat zij het project leuk uitgewerkt vonden; ook de audiovisuele aspecten werden geprezen. De hoeveelheid formules was nog wel te afschrikwekkend voor de alfa's van de middelbare school. Het grootste obstakel voor de docenten was dat het niet binnen hun reguliere lesprogramma zou passen. Lucy en Peter erkennen dat probleem: "Leraren hebben natuurlijk een redelijk dichtgetimmerde planning, daarom proberen we ons ook op het nieuwe vak Natuur, leven en Techniek te richten. Daar is nog meer ruimte voor dit soort initiatieven."

Spitsbergen

Lucy en Peter zijn er zeker van dat ze gaan winnen. Ze zijn echter niet de enigen met een project over klimaatonderzoek; twee andere universiteiten kwamen met hetzelfde idee. Dat vindt Lucy niet zo gek: "Toen ik op de middelbare school zat, was zure regen een actueel onderwerp, nu is dat het klimaat. Logisch dat veel universiteiten daarop inspelen." De studenten zien de concurrentie niet als echte concurrentie. Peter: "Wij hebben een vernieuwend project, met veel interactieve middelen. Het visuele materiaal dat de aardrijkskundeleraren nu gebruiken, is erg verouderd. Er is veel behoefte aan nieuwe filmpjes." De geplande expeditie naar Spitsbergen is ook een punt waar de studenten mee hopen te scoren: "Zoiets krijgt lekker veel media-aandacht." De hoeveelheid wetenschappers en expertise in het team ziet Peter ook als een voordeel. "Bovendien", voegt Lucy toe, "is ons voorstel gewoon heel hip, toch?"

interview met Frans van Knapen

 

Frans van Knapen

 

Veel mensen denken dat ik tegen de biologische landbouw ben, maar dat is onzin. Ik protesteer alleen als men roept dat het beter is voor de dieren en gezonder voor de consument, want dat is aantoonbaar onjuist. Kippen willen naar buiten kunnen, wordt vaak gezegd. Maar is dat wel zo? Een kip heeft een bepaalde ruimte nodig, een sociale rangorde, eten en drinken en een goed klimaat, maar dat is ook allemaal prima te regelen in een legbatterij. Een kip is een sociaal dier dat wel vaart bij een rangorde die vast ligt. Stop ze in zo'n batterij met zijn vieren in een hok en binnen een half uur is bekend wie de baas is. Dan is er rust. Dacht je dat, als je tienduizend kippen buiten laat scharrelen, ze bij elkaar gaan buurten? Je kunt kippen niet gestresster maken dan door ze in contact te brengen met kippen die ze niet kennen. Wíj willen wel graag dat ze vrij kunnen scharrelen, maar een kip vindt het echt geen lolletje om tussen tienduizend kippen los te lopen.

Of neem scharrelvarkens. Die moeten zoveel vierkante meter ruimte per varken hebben, een buitenuitloop en een goed klimaat. Helemaal mee eens, maar zoveel ruimte hebben we in dit land niet, dus dan zeg ik: bouw een torenflat van twintig verdiepingen met allemaal hokken met buitenuitloop die voldoen aan de eisen voor scharrelvarkens. Technisch gezien kan dat. Als varkens in de modder willen liggen? Dan geef je ze in die flat toch een modderbak? Maar als ik dat voorstel, ben ik opeens de grootste schurk die er is, want varkens horen op een boerderij.

Het is allemaal emotie. Natuurlijk, we kunnen er ook voor kiezen dat we de grootschalige dierhouderij niet meer willen. Als we er niet meer tegen kunnen dat er tienduizend varkens in een schuur zitten, best, maar dan moet je wel met geld over de brug komen. Je kunt niet van de ene op de andere dag zo'n grote industrie afbreken. En trouwens, je maakt mij niet wijs dat een gezond varken in mijn flat minder plezier in zijn leven heeft dan een ziek dier in de modder dat doodgaat aan een longontsteking, zoals vroeger zo vaak voorkwam.

Ook het verhaal dat biologische landbouwproducten gezonder zouden zijn, is klinkklare nonsens, maar de biologische landbouw is in dit land heilig verklaard. Het is toch absurd dat er voor scharreleieren een andere dioxinenorm geldt dan voor conventionele eieren? Toch is het zo. Als in conventionele eieren net zoveel dioxine zou zitten als in scharreleieren, zouden ze worden afgekeurd. Maar ja, met zo'n strenge norm zou er geen scharrelei meer op de markt komen, dus heeft de politiek de norm voor scharreleieren aangepast. Je hoort mij niet zeggen dat de volksgezondheid gevaar loopt. Ik constateer alleen dat we met twee maten meten en dat we de consument voorhouden dat scharreleieren gezonder zijn, terwijl er een overheidsadvies aan houders van scharrelkippen ligt om niet meer dan twee van hun eieren per week te eten.

Het ergerlijke vind ik dat milieugroepen en politici veel serieuzere problemen negeren. Weet je wat ík een schande vind? Die dierentransporten naar Italië. Het enige waar de politiek zich druk over maakt, is de tijd dat die beesten achter elkaar in zo'n vrachtwagen zitten. In plaats dat je die ritten verbiedt, omdat er in Nederland slachthuizen genoeg zijn, gaan we die dieren er halverwege uitjagen met als gevolg nog meer stress. Die mensen begrijpen niets van dierenwelzijn. Maar ja, onze exportbelangen zijn kennelijk heilig.

Of neem het bedwelmingsproces van slachtdieren. Ik wil niet de indruk wekken dat het in onze slachthuizen een zootje is, maar feit is dat varkens voordat ze worden geslacht, worden bedwelmd met kooldioxidegas. Dat gebeurt in een kelder waar niemand bij mag zijn. Die dieren raken in een gigastress, omdat ze het gevoel hebben dat ze stikken, terwijl ze, als je er wat zuurstof bij zou doen, gewoon in zouden slapen. Maar ja, dat kost geld, dus het gebeurt niet. Ik vind dat je daar als toezichthoudend dierenarts - en dat meen ik bloedserieus - vanuit je geweten tegen zou moeten protesteren. Dat houd ik mijn studenten ook voor, maar er verandert niets. Dat vind ík nou schandalig."

Ik ben sinds 1995 voltijds hoogleraar in Utrecht met als primaire taak volksgezondheid en voedselveiligheid.Als een slager een schoenzool als biefstuk verkoopt. lach ik me drie keer in de rondte als een klant erin tuint. Dat is handel. Maar op het moment dat die klant ziek wordt van die schoenzool, wordt het een ander verhaal. Dan krijgt die slager met mij te maken.

Ik ontmoet in mijn werk regelmatig politici, maar zelf zou ik niet geschikt zijn voor de politiek. Recht is voor mij recht en krom is krom, maar in de politiek is grijs de kleur: wij zijn voor kwaliteit, voor dierenwelzijn, voor duurzaamheid, wat een open deuren. Dan kan ik het niet laten om de zaak een beetje op te jutten. Neem het rapport van Wijffels over de toekomst van de landbouw. Er wordt altijd gezegd dat Wijffels voor biologische landbouw pleitte, maar in feite bevatte zijn rapport vier scenario's, waaronder ook een scenario 'bio-industrie'. Dus dan zeg ik: meneer Wijffels is voor bio-industrie. Foei, dan is iedereen boos. Natuurlijk vind ik dat vermakelijk, maar ik provoceer niet omdat het me amuseert. Ik doe het om mensen aan het denken te zetten. Ik ben misschien een enfant terrible, maar ik heb wel een mening die ik kan onderbouwen. Je kunt mij proberen te overtuigen van mijn ongelijk, maar dat moet je niet proberen met emotioneel gewauwel.

Ik kan ook slecht tegen hiërarchie. Ik weet dat ik er uitzie als een corpsbal, maar vanwege de hiërarchie ben ik nooit lid van het USC geworden. Om dezelfde reden ben ik ook niet erg blij met de richting waarin de universiteit zich op dit moment ontwikkelt. Ik ben nog steeds verbaasd over het gemak, waarmee de democratische verworvenheden, waarvoor ook ik in de jaren zestig heb geknokt, zijn teruggedraaid. Tegenwoordig is de decaan weer de baas in de faculteit en dat vind ik niet onverdeeld gunstig.

Het ergste vind ik de R&O-gesprekken, echt wangedrochten. Vroeger waren er functioneringsgesprekken die gingen over het functioneren in de organisatie van beide gesprekspartners, nu is er sprake van een volstrekt eenzijdige beoordeling. En wat voor een. Een paar jaar geleden kreeg ik te horen dat ik te weinig organisatiesensitief was, terwijl ik zelf vond dat ik dat juist heel erg was, want ik bemoeide me overal mee. Maar dat was lastig. Nu houd ik mijn mond. En wat was het oordeel in mijn laatste R&O-gesprek? Dat ik opeens veel organisatiesensitiever was geworden. Terwijl de facultaire organisatie me geen moer meer interesseert. Daar staat je verstand toch bij stil?

'Veel mensen denken dat ik tegen de biologische landbouw ben, maar dat is onzin'