Achtergrond

'Normaal kom ik altijd op de fiets'

"Normaal ga ik altijd vanuit Houten op de fiets naar De Uithof, maar die dag moest ik bijtijds thuis zijn en had de auto gepakt. We gebruiken 'm maar sporadisch. Hij is drie jaar oud en allrisk verzekerd, dus de dagwaarde krijg ik terug. 's Avonds zag ik onze auto regelmatig voorbijkomen op het journaal. Dat had toch wel iets hilarisch, maar nu die zo in zijn eentje op de parkeerplaats staat, vind ik het wel wat sneu."

interview met Agnes Jongerius

Ik ben enorm gestimuleerd door mijn moeder. Ze was onderwijzeres en dat was voor haar tijd heel bijzonder. Ze kwam uit een arbeidersmilieu en kon goed leren. Het was haar geluk dat ze mensen in haar jeugd is tegengekomen, die tegen haar gezegd hebben dat ze naar de mulo moest en naar de kweekschool. Maar eigenlijk wilde mijn moeder studeren. Ze kon niet langs het Academiegebouw lopen zonder te denken dat ze eigenlijk had willen studeren. Dan moesten haar dochters dat maar doen. We hadden zes meiden thuis en twee jongens. We zijn behoorlijk gepusht. Ze was niet snel tevreden met onze cijfers. Het moest altijd meer en beter.

Mijn moeder vond ook dat vrouwen moesten werken. Zelf was ze nog van de generatie dat je werd ontslagen op de datum van je huwelijk. Van mijn moeder heb ik ook het idee meegekregen dat ik het onderwijs in zou gaan.

Ik koos voor sociaal economische geschiedenis. Geïnspireerd door een geweldige geschiedenisleraar op de middelbare school. Het is het klassieke verhaal. Hij kon mooi vertellen. De man was zelf ook enorm met dat vak bezig. Hij was aan het promoveren. Hij stond 's ochtends vroeg op om aan zijn proefschrift te werken. Hij had geen tv, want dat was zonde van zijn tijd. Hij was enorm gedreven en enorm begaan met het vak. Mijn idee was geschiedenis studeren en dan geschiedenislerares worden. Dit was hoe ik als 16-, 17-jarige de toekomst zag. Ik dacht, zo gaat het leven.

De studie viel in eerste instantie behoorlijk tegen. Het was massaal, met heel weinig contacturen, dus eigenlijk heb ik het eerste anderhalf jaar met mijn ziel onder mijn arm gelopen. Het was dat ik niet wist wat ik anders moest doen, dat ik doorging.

Ik ben het pas in het derde jaar leuker gaan vinden. Ik ging op kamers en ik ben bij de Utrechtse Historische Studentenkring gegaan, waar ik al snel betrokken raakte bij de studentenvakbond.

De strijd voor de democratisering was door onze voorgangers gevoerd. In mijn tijd gingen we ook nog wel eens het Academiegebouw bezetten maar dat was meer uit sentimental reasons. Wij konden ons uitleven in bestuurlijk werk. Overal waren studenten betrokken bij de besluitvorming. Tweevijfde van een bestuur bestond uit wetenschappelijk personeel, tweevijfde uit studenten en eenvijfde uit ondersteunend personeel. Als je een bondje wist te sluiten met het ondersteunend personeel, dan had je als studenten de zeggenschap over wat er gebeurde in de vakgroep of in de faculteit. We beslisten mee over het onderwijsprogramma, de budgetten, noem maar op. Dus ik heb eigenlijk in een toptijd gestudeerd. Ik heb in het faculteitsbestuur gezeten van Letteren. Dan zat je met twee hoogleraren, iemand van de bibliotheek en een andere student. Die hoogleraren vonden cijfers maar ingewikkeld. En ik had gymnasium bèta gedaan dus ik werd portefeuillehouder financiën en deed als 22-jarige de begrotingsgesprekken met het college van bestuur. Ik onderhandelde over hoeveel geld erbij kwam of eraf ging en hoeveel geld je kreeg voor de verbouwing van de bibliotheek.

Ik kreeg ook het vertrouwen van de wetenschappelijk staf . De toenmalige decaan Henk Bodewitz zei tegen mij: 'dat kan jij'. Dat heeft enorm veel gedaan voor mijn zelfvertrouwen. En de faculteitssecretaris regelde vervolgens dat ik ingesproken werd door de staf. Ze namen je gewoon compleet serieus. Ik weet nog dat ik als 22-jarige het idee had dat ik wist hoe de wereld in elkaar zat. Mij hoefde je niks meer te vertellen. Later ga je wel weer twijfelen.

Gestudeerd heb ik ook, maar niet zo snel. Bij sociaal economische geschiedenis hadden we het idee dat wij het als enigen over echte mensen hadden. De rest hield zich bezig met staatshoofden, jaartallen en oorlogen. Wij hadden het over sociale veranderingen en hoe die plaatsvinden. Ik heb mijn kandidaatsscriptie geschreven over de eerste zigeuners. Dan las je politierapporten uit het eind van de 19de eeuw waarin stond dat er een groep mensen bij de grens was aangekomen met een aapje en een beer. Men vond dat maar eng. Archiefonderzoek doen vond ik fantastisch. Als je met echte archiefstukken in je handen zit, voel je ook daadwerkelijk de band met de geschiedenis.

Ondertussen dacht ik nog steeds dat ik lerares wilde worden. Dat veranderde toen ik stage ging lopen op een middelbare school. Dat viel me zo ongelofelijk tegen. Het is een moeilijk vak. Een groep in het gareel houden. Leerlingen meekrijgen en iets bijbrengen. En dan nog de sfeer in de lerarenkamer. Er was zo'n hoop chagrijn. Geklaag, onvrede ook onder jonge leraren. Dat moest ik niet doen.

De eerste keer dat ik in de krant naar vacatures keek, stond er een advertentie in van de vervoersbond FNV. Die zocht een vrouw als vakbondsbestuurder - ik kwam terecht in een geweldige wereld. Ik voelde me een soort Alice in Wonderland. Het was zo afwisselend. Ik kreeg een vakbondskadetje en daarmee reed ik dan naar onderhandelingen bij de veerdienst in Krimpen aan de Lek of naar Middelburg.

Ik vond het geweldig. Overdag ben je bezig met zaken die je 's avonds op tv ziet en de volgende dag in de krant. Dan heb je het gevoel dat wat je doet ertoe doet. Niet alleen voor de grote koppen in de krant, maar ook voor de individuele mensen met wie je te maken krijgt en die tussen de wielen dreigen te komen.

Nu ik voorzitter ben, staan de echte mensen wat verder weg. Ik doe geen individuele zaken meer en eerlijk gezegd is dat ook moeilijk om vol te houden. Je krijgt als individuele belangenbehartiger een enorme hoeveelheid leed te verstouwen. Omdat je mensen niet altijd kunt helpen en de wereld soms gewoon onrechtvaardig is. Je moet een evenwichtskunstenaar zijn om dat op een goede manier te doen. Ik doe dat niet meer, maar ik probeer steeds tijd en ruimte te hebben voor gesprekken met gewone mensen. Je kan me geen groter plezier doen dan me uit te nodigen voor jubilarissenbijeenkomsten of voor ledenvergaderingen.

Ja, ik heb een goed brein. Ik kan rapporten lezen en regeringsstukken. Ik ben goed getraind in het tot mij nemen van veel informatie maar ik vind het 't mooiste als ik dat kan verbinden met wat ik om me heen hoor en zie. Met verhalen van mensen die ik gesproken heb. Berichten in de krant. Als ik dingen met elkaar in verband kan brengen, geeft me dat inzicht en dat geeft me ook energie omdat ik dan weer die echte mensen erbij zie. Dat heb ik nodig. Anders wordt het te abstract.

VSNU-voorzitter Noorda wil studieuitval te lijf

Thijs den Otter en Hein Cuppen

De voormalige bestuurder van de Universiteit van Amsterdam en de VU kan een vliegende start maken, want hij kent de VSNU goed: "Ik was twintig jaar geleden een van de oprichters. Tot die tijd hadden we de academische raad, een platform waar universiteiten hun gezamenlijke belangen bespraken. Toen de universiteiten meer autonomie kregen, liep dat vast. Er moest een nieuw podium komen en dat is de VSNU geworden. Ik kan mij het idealisme van het eerste uur nog goed herinneren."

Is dat idealisme vervlogen?

"Het is natuurlijk veranderd. Vergelijk het met het gevoel dat een nieuw schrift geeft: je wilt er geen vlekken in maken, maar al na drie pagina's weet je weer dat het niet te voorkomen is. De eerste tien jaar deden de universiteiten er alles aan om als blok naar buiten te treden. We dachten dat er iets niet goed ging als we het niet voor de volle honderd procent met elkaar eens waren. Dat is allang niet meer zo: de verschillen worden nu gevierd in plaats van betreurd. De ene universiteit heeft brede bachelors, de ander heeft een bèta-gamma propedeuse en een derde zet zwaar in op honours programma's; we kunnen daardoor juist veel van elkaar leren."

Maar er zijn ook flinke tegenstellingen. De drie 'jonge' universiteiten van Maastricht, Tilburg en Rotterdam, dreigden volgens collegevoorzitter Jo Ritzen onlangs zelfs uit de VSNU te stappen als ze niet meer onderzoeksgeld zouden krijgen.

"Mijn blikrichting is niet dit soort geschiedenissen. De collegeleden hebben mij gekozen als hun nieuwe voorzitter. Volgens dat mandaat ga ik mijn werk doen, ik ga niet kissebissen over meningsverschillen uit het verleden. Maar verschillen zullen er altijd blijven."

In welke richting moet de VSNU zich onder uw leiding ontwikkelen?

"We willen meer zijn dan alleen een werkgeversvereniging. Een van de ambities is dat de VSNU een platform wordt voor de onderwijspraktijk aan de universiteiten. We hopen te bevorderen dat docenten meer gaan samenwerken. Waarom zouden docenten geschiedenis uit Groningen niet eens in Nijmegen gaan kijken als ze hun bacheloropleiding willen aanpassen? Onderzoekers werken ook samen - die vinden heus niet telkens opnieuw het wiel uit."

"Daarnaast wil ik dat de VSNU en alle andere clubs op en rond het Binnenhof elkaar wat meer gaan stimuleren. We moeten af van het geklaag, want dat werkt averechts. Wat mij betreft gaan we meer samenwerken op minder thema's. Ik ben er van overtuigd dat je meer gedaan krijgt met een constructieve houding."

Dan heeft u nog wel wat te doen. De afgelopen jaren waren de verhoudingen tussen VSNU en overheid uitgesproken slecht.

"Ik ben hier ook niet gekomen om het aquarium schoon te houden en af en toe de vissen te voeren. Maar zo onoverbrugbaar zijn de tegenstellingen nu ook weer niet. Nogmaals, met een verandering in attitude zijn we al een heel eind verder."

Het aanhoudende debat over leerrechtenbekostiging lijkt een nieuwe fase in te gaan: de PvdA wil er nog eens naar kijken en de ChristenUnie is faliekant tegen. Gaat u dit nog beïnvloeden?

"Ik hoop vooral dat het de komende tijd niet steeds over die leerrechten blijft gaan. Het is namelijk een bijzaak, want het geld volgt de student al jaren. Leerrechten maken het alleen maar onnodig ingewikkeld. Door er steeds nieuwe argumenten tegenin te brengen, hebben we er zelf aan bijgedragen dat het een hoofdpunt is geworden. Dat moeten we maar niet meer doen. We kunnen ons beter concentreren op waar het werkelijk om gaat: het beste naar boven halen in onze studenten. En dat is voor mij geen tegeltjeswijsheid."

Er wordt veel gevraagd van het hoger onderwijs: straks moet de helft van de beroepsbevolking hoogopgeleid zijn. Is dat vooral een taak van de hogescholen of spelen de universiteiten ook een rol?

"Het zou boerenbedrog zijn om te beweren dat de universiteiten aanzienlijk meer aanwas kunnen krijgen dan nu. Wel kunnen we het gevecht aangaan met de studie-uitval. Die moet te halveren zijn door de bacheloropleiding intensiever en gevarieerder te maken. Dat vergt een cultuuromslag. De meeste docenten zijn het liefst met onderzoek bezig en bekommeren zich vervolgens het meest om hun promovendi en masterstudenten. De bachelorstudenten hangen er daardoor een beetje bij. Wij moeten op zoek naar een nieuwe balans.

"Tegelijk moeten we de studenten ervan overtuigen dat een free ride niet bestaat. Maar ik ben optimistisch: bij de Universiteit van Amsterdam enquêteerden we onze studenten regelmatig. De laatste keer vroeg eenderde van de ondervraagden om meer studiestof. Dat is weer eens wat anders dan studenten die alleen tweehonderd pagina's willen lezen als een boek grote letters en veel plaatjes heeft, zoals je dat vroeger meemaakte."

Binnen de VSNU zijn afspraken gemaakt over het bindende studieadvies. Wie onvoldoende studiepunten haalt moet vertrekken. De Rijksuniversiteit Groningen wil het niet invoeren. Begrijpt u haar bezwaren?

"We hebben allemaal moeite met het mechanische aspect van die ingreep. Maar het is wel een manier om studenten duidelijk te maken dat ze hun opleiding serieus moeten nemen. Natuurlijk zou het normaal moeten zijn dat het leeuwendeel zijn zestig jaarlijkse studiepunten haalt, met hooguit een herkansing in de zomer. Een kwart van hen zou zelfs negentig studiepunten moeten kunnen halen, want nu studeren velen maar op halve kracht."

"De oplossing zit in beginfase van de opleiding. Studenten die probleemloos hun eerste tentamens binnenhalen, komen meestal fluitend de opleiding door. De mensen waarmee het in de eerste maanden misgaat, blijven in de problemen komen, als ze al niet helemaal afhaken. De aanpak van dat probleem raakt het hele wetenschappelijk onderwijs. Dus als de Universiteit Twente een succesvolle methode tegen studie-uitval verzint, moeten de andere universiteiten die via de VSNU eenvoudig kunnen overnemen."

Je zou er ook voor kunnen kiezen om het onderwijs aan studenten bij minder universiteiten te concentreren. Dat zorgt voor meer massa en dus voor meer middelen.

"Er zijn nu al bijna geen universiteiten met opleidingen die zo klein zijn dat er geld bij moet. De meeste van onze opleidingen en onderzoeksuniversiteiten zijn eerder te groot dan te klein. De UvA en de Universiteit Utrecht zijn met hun 25 à 30 duizend studenten echt kolossaal voor een onderzoeksuniversiteit. In Engeland of de VS is 15 duizend echt de limiet voor een onderzoeksuniversiteit."

In de Tweede Kamer is recent nog geklaagd over het feit dat er nauwelijks Nobelprijswinnaars in Nederland werken. Wat kunt u daar aan doen?

"Er zijn meer manieren om het Nederlandse onderzoek langs de meetlat te leggen. Nederland is buitenproportioneel goed aanwezig in de top. In de wiskunde, sterrenkunde en klinisch-wetenschappelijke onderzoek valt Nederland vaak in de prijzen. Alleen zijn dit niet de onderdelen waarop Nobelprijzen worden verdeeld. Daarmee zeg ik niet dat we op onze lauweren moeten rusten. Maar de citatiescores en publicaties in tijdschriften zeggen heel veel: de Nederlandse universiteiten spelen echt in de Champions League van de wetenschap."

Het aantal lectoren aan hogescholen groeit flink. Verwacht u concurrentie om het onderzoeksgeld?

"Daar maak ik me geen grote zorgen om. De hogescholen zijn zich aan het ontwikkelen tot professionelere organisaties met meer wetenschappelijk geschoold personeel. Ze moeten helpen met de ontwikkeling van de kenniseconomie en daarbij richting geven in plaats van volgen. Dat daar een bepaalde kennisfunctie bij hoort, lijkt me vanzelfsprekend.

'Beijing is onze droom'

Utrechters in het Antilliaans hockeyteam

De Nederlandse Antillen met een hockeyploeg op de Olympische Spelen? Het zou zomaar kunnen. Sinds deze zomer hebben een universitaire dierenarts en een geneeskundestudente zich met de vrouwenploeg van de Antillas Holandesas in een sportief avontuur gestort.

Op een koude en mistige decemberavond staat op de velden van het Utrechtse Kampong de oefenwedstrijd tussen de hockeydames van de Nederlandse Antillen en Jong Oranje op het programma. Wanneer de speelsters van de Antillen hun opwachting maken, steken de schaarse toeschouwers hun verbazing niet onder stoelen of banken. "Ik had allemaal zwarte koppies verwacht bij de Antillen", zegt er één. "Maar ik zie grote blonde meiden."

Aan dergelijke reacties is Bas Swildens inmiddels wel gewend. Swildens (46), in het dagelijks leven dierenarts bij de Utrechtse faculteit diergeneeskunde, is sinds afgelopen zomer coach van het Antilliaanse elftal. Dat zijn selectie vrijwel uitsluitend bestaat uit Hollandse hockeysters uit de Nederlandse hoofdklasse, leidt wel vaker tot verwarring en hilariteit. "Maar echt uitzonderlijk is het niet", meent de trainer."Het Nederlandse honkbalteam is voor een groot deel Antilliaans, bij ons is het net andersom."

Palmenstrand

Omdat de Antillen deel uitmaken van het Nederlands koninkrijk mogen sporters zelf kiezen voor welk land ze willen uitkomen, legt Swildens uit. De coach kan bij het samenstellen van zijn selectie daarom putten uit de gehele voorraad Nederlandse topspeelsters. Alleen dames die in de voorgaande drie jaar voor het Nederlands team uitkwamen, zijn uitgesloten. Kandidaten moeten daarnaast niet de ambitie of capaciteiten hebben om ooit nog voor Oranje te spelen, want de eerste drie jaar na de laatste officiële interland met de Antillen is dat verboden. "Er zijn genoeg jonge hockeysters die we om die reden tegen zichzelf in bescherming nemen, hoe graag ze ook met ons mee zouden willen doen."

Wie denkt dat Swildens met zijn selectie leuke snoepreisjes naar palmenstranden onderneemt, is bij de coach aan het verkeerde adres. De vrouwenploeg van de Nederlandse Antillen is bezig met een opmerkelijke missie die als gedroomde eindbestemming de Olympische Spelen van 2008 in Beijing heeft. Die missie nam een aanvang toen Swildens afgelopen zomer met een samenraapsel van speelsters die op de Antillen wonen en speelsters die uit Nederland overkwamen, verrassend de finale van de Central American & Carribean Games in de Dominicaanse Republiek haalde.

De prestatie in de Dominicaanse Republiek gaf de Antilliaanse vrouwenploeg recht op deelname aan de Pan-Amerikaanse kampioenschappen aankomende zomer in Brazilië. Met een versterkt team van speelsters die allemaal hun thuisbasis in Nederland hebben, bereidt Swildens zich nu serieus voor op dat toernooi. "En dan gaat het dus niet om vakantiereisjes, maar gewoon keihard trainen om straks te kunnen presteren."

Vliegtuigtoilet

De Utrechtse geneeskundestudente Kim de Rooij (24) is linkerverdediger in het team van Swildens. De speelster met hoofdklasse-ervaring bij Den Bosch, Kampong en Push Breda is in de huidige selectie één van de weinige speelsters die daadwerkelijk wel eens op de Antillen is geweest. Ze liep in het najaar van 2005 co-schappen op Curaçao.

Via haar broer die op het eiland werkte, raakte ze verzeild in het hockeywereldje daar. "Toen ik een keer meetrainde met een aantal Nederlandse meiden bleek het om het nationale team te gaan. Terug in Nederland kreeg ik een uitnodiging voor het toernooi in de Dominicaanse Republiek. Dat leek me meteen erg gaaf. Ik had niet gedacht ooit nog eens voor een nationaal team tegen landen als Argentinië te kunnen hockeyen."

Een belevenis was de reis naar de Dominicaanse Republiek zeker, herinnert De Rooij zich. En niet alleen omdat veel teamgenoten gedurende het toernooi ten prooi vielen aan ziekte en zijzelf de complete terugreis op een vliegtuigtoilet doorbracht. Vooral de tumultueus verlopen eindstrijd tegen Cuba staat in het geheugen gegrift. "In de eerste helft stond na een kwartier het veld compleet blank. Na de hervatting viel plots het licht uit en konden we opnieuw naar binnen."

Hoewel uiteindelijk het hoofd moest worden gebogen voor de fysiek sterke Cubanen, heeft het goede spel van destijds De Rooij veel vertrouwen gegeven in het team. "We hebben laten zien dat we een echte eenheid kunnen zijn." Coach Swildens ziet het vermogen om te gaan met problematische situaties als de grootste kracht van het team. Zelf sprong hij ook in het diepe, nadat hij in de aanloop naar het toernooi in de Dominicaanse Republiek door zijn broer - destijds werkzaam op de Antillen - was benaderd om het nationale team onder zijn hoede te nemen. De Antilliaanse hockeybond en vooral de Duitse manager wilden graag echt gaan presteren met dat team.

Ondanks zijn jarenlange ervaring als coach van dames- en jeugdteams, kreeg de Utrechtse dierenarts te maken met hem onbekende omstandigheden. "Het enige wat ik had was zestien namen. De helft van die speelsters zat hier in Nederland, de andere helft op Curaçao. Door video's van trainingen via internet over en weer te sturen wist ik waar ze daar mee bezig waren. Het echte bouwen aan een team kon pas beginnen toen we elkaar een week voor het toernooi troffen. En dan toch zo'n resultaat."

Zonnegroet

Op de Kampongvelden zijn de omstandigheden deze dinsdagavond ook verre van ideaal. Door het opvriezen van de mist is het kunstgrasveld spekglad geworden en moet het duel uiteindelijk worden gestaakt bij een 1-0 voorsprong voor Jong Oranje. De speelsters van het in wit-blauw gehulde team van de Antillas Holandesas kunnen er de humor wel van inzien. "Waar bereiden de Antillen zich voor op een toernooi in Brazilië? Juist, op een Utrechtse ijsbaan", lacht een speelster terwijl ze haar handen warmt aan een plastic bekertje thee. Typisch staaltje zelfspot, weet De Rooij. "We doen bijvoorbeeld voor elke wedstrijd met zijn allen de zonnengroet. Dat is ook als een grap begonnen."

Toch beseffen alle speelsters terdege dat ze nu een vertegenwoordigend elftal vormen, aldus de geneeskundestudente. "Het klinkt misschien gek, maar je voelt echt een verantwoordelijkheid. De meiden die terugvlogen vanuit de Dominicaanse Republiek naar Willemstad werden op vliegveld Hato door de gouverneur ontvangen. Dat zegt toch wel wat. En de plaatselijke radiozender, Dolfijn FM, besteedde tijdens het toernooi veel aandacht aan ons team."

Ook volgens coach Swildens geeft het spelen voor een nationaal team een "extra dimensie. Je houdt toch in je achterhoofd dat je dit voor een land doet. Je ziet ook dat dat wat losmaakt bij de speelsters. En naar ik heb vernomen hebben de prestaties op het eiland ook al wat positiefs teweeg gebracht. Het schijnt dat het aantal aanmeldingen van jeugdspelers bij de hockeybond flink is gestegen."

In de komende periode zal Swildens behoorlijk wat vakantiedagen en overuren moeten inleveren voor het Antilliaanse hockey. Tweewekelijks wordt een gezamenlijke training afgewerkt, veelal in Rotterdam. En aan het einde van het seizoen volgt een lange voorbereidingsperiode op het toernooi in Brazilie.

Ook Kim de Rooij wil ondanks haar drukke co-schappen niet verstek laten gaan."Ik ren me rot om alles met elkaar te combineren, maar ik wil dit gewoon voor geen goud missen."

Wat in de verte lonkt is deelname aan de Olympische Spelen. Een finaleplaats in Brazilië volgende zomer houdt de Antillen daarvoor in de race. "Beijing is onze droom", stelt Swildens. "Sporters moeten zo'n droom hebben, maar we zullen er allereerst alles aan moeten doen om die droom werkelijk een kans te geven."

'Christelijke studenten willen meer dan alleen maar bier drinken en heuh roepen'

"Religie is weer hot, maar dan anders", merkt hoogleraar kerkgeschiedenis Willemien Otten. De kerken lopen leeg maar studentenkamers stromen vol met groepen die bidden, zingen en discussiëren over het geloof. De christelijke studentenverenigingen groeien. Reden om een speurtocht te ondernemen naar de zielenroerselen van deze studenten.

De scharen stonden versteld over zijn leer, want Hij leerde hen als gezaghebbende en niet als de schriftgeleerden" (Matth:7-29)

In het najaar van 2006 bracht het Sociaal Cultureel Planbureau een rapport uit waaruit blijkt dat het aantal gelovigen toeneemt, terwijl de kerken steeds minder gelovigen aan zich weten te binden. Zelfs in seculiere studenten- en studieverenigingen schijnen geloofsvragen in te zijn. Neem bijvoorbeeld de discussies over intelligent design, ofwel de schepping als intelligent ontwerp. "De mens snapt nu eenmaal niet alles, en dat leidt tot discussies", weet Henk Kraaijeveld (24), student Rechten en voormalig bestuurslid van S.S.R.-N.U.

De meest in het oog springende tak van dat 'nieuwe geloven' is de generatie van de evangelicals, een in de jaren zeventig uit de VS overgewaaide vorm van christendom die zich weinig gelegen laat liggen aan de aloude kerkelijke scheidslijnen, maar die uitgaat van een persoonlijke geloofsbeleving en een directe relatie met God. Het is een beweging die zich in Nederland uit via de Evangelische Omroep of in massale christelijke jongerenbijeenkomsten zoals het Flevo Festival - de christelijke pendant van Lowlands.

Sjoerd Hogenbirk (22), student Bestuur- en Organisatiewetenschap en master Theologie, is op Flevo lid geworden van de Utrechtse Navigators, de NSU, na eerst getwijfeld te hebben of hij zich niet bijvoorbeeld bij Veritas zou aansluiten. "Ik had als student behoefte aan gezelligheid, maar ook aan verdieping. Ik wilde meer dan alleen maar bier drinken en 'heuh!' roepen. In die behoefte bleek ik niet alleen te staan. Er heeft ergens de afgelopen decennia een kentering plaatsgehad. Meer dan vroeger zijn studenten bezig met vraagstukken omtrent oprechtheid en waarden. Ze willen na een avond feesten nog met iets thuiskomen. De vragen komen uit je hart. Dat is het verschil met de kerken, die dogmatisch bezig zijn. Wij praten niet vanuit de regels, maar vanuit onze eigen ervaringen. Dat juich ik toe, dat zoeken naar eigen, nieuwe vormen van geloofsbeleving. Bij NSU tref je studenten uit allerlei stromingen, van gereformeerd tot vol-evangelisch. De vraag naar de kerkelijke achtergrond is minder belangrijk; het belangrijkste is je geloof in Jezus Christus."

"Het wisselt natuurlijk per persoon hoe je relatie is met God en hoe je met je geloof omgaat", vertelt Johannes Rietman (22), student Diergeneeskunde en lid van VGSU, de Vereniging van Gereformeerde Studenten Utrecht. "Het grootste deel van onze leden gaat eens per week ter kerke, volgt bijbelstudie-avonden, bidt dagelijks en leest de bijbel, maar dat specifiek persoonlijke moet je zoeken in de dagelijkse omgang met anderen en in dingen die op je pad komen - ethische kwesties zoals abortus, maar ook wetenschappelijke vraagstukken. Je moet als jongere je weg in het leven zien te vinden, en ik doe dat met God als heel persoonlijke raadgever."

REPO 1

Tijdens de UIT, de Utrechtse Introductie Tijd, organiseert S.S.R.-N.U. een lezingenavond met André Rouvoet, met daarop volgend een biercantus en feest in de sociëteit aan de Oudegracht. De fractievoorzitter van de Christen Unie blijkt een innemend spreker, die niet alleen spreekt maar zijn gehoor ook probeert uit te dagen om hem van repliek te dienen.

Christelijk is S.S.R.-N.U. beslist, zo blijkt al uit het gebed waarmee de spreker wordt ingeleid. Net als voor de spreker is voor de bezoekers van deze avond "de boodschap van de bijbel de grondslag voor het leven".

Hoewel: dat valt nog niet mee, heeft Rouvoet ervaren. "De bijbel zien als richtsnoer bij je handelen kan een intentie zijn, nooit een pretentie. Want je moet die bijbel altijd weer vertalen naar deze tijd. Daarbij kan de plank behoorlijk mis geslagen worden. Met een beroep op de bijbel zijn vreselijke dingen gebeurd."

Door dat relativeringsvermogen blijkt Rouvoet goed te passen in deze sociëteit. "Ik ben er in de politiek terughoudend in om de bijbel te citeren, want de bijbel heeft niet de kracht van het politieke argument. Het is geen politiek handboek, noch een naslagwerk voor de dinsdagse stemmingen in de Tweede Kamer. De politieke argumenten moet ik zelf bedenken, maar daarbij heb ik die bijbel wél hard nodig." Ook S.S.R.-N.U. heeft een dergelijke 'open' houding: de leden zien de bijbel doorgaans niet als het receptenboek voor het leven, en de vereniging is er niet alleen voor geloofsvragen. S.S.R.-N.U. is de enige christelijke vereniging die zowel is aangesloten bij BOCS (het Broeder Overleg Christelijke Studenten) als de koepel van gezelligheidsverenigingen FUG.

"Daardoor hebben we als S.S.R.-N.U. wel steeds veel uit te leggen", vertellen enkele verenigingsleden aan de bar in de pauze. De ene groep vindt ons niet christelijk genoeg, omdat wij gereformeerden, evangelischen, aanhangers van de Drie Formulieren van Enigheid en ook rooms-katholieken toelaten. Terwijl de andere gezelligheidsverenigingen onze christelijke signatuur weer vooral suf vinden."

"Men moet God meer gehoorzaam zijn dan de mensen" (Hand: 5-29)

Het geloof wordt bij de evangelicals sterk persoonlijk ingekleurd. De zinspreuk van S.S.R.-N.U. bijvoorbeeld luidt: Libertas ex veritate: vrijheid uit waarheid. Het bijbelse idee daarachter is dat je als mens daadwerkelijk vrij kunt worden door de waarheid die Jezus brengt. Daarnaast hecht S.S.R.-N.U. aan de vrijheid die je als gelovige hebt om te ontdekken. Dat laatste is een inzicht dat onder de kerkelijke traditie veel schade heeft opgelopen, maar dat nu wellicht weer een kans krijgt. Maar tegelijk riekt dat inzicht een beetje naar New Age: wat geloofszaken betreft lijkt anything goes het motto: ieder zijn eigen God. Is er dan helemaal geen gemeenschappelijke noemer?

Hoewel niet alle christelijke verenigingen zijn aangesloten bij IFES zou hun doctrinal basis voor de evangelicalen toch als gemeenschappelijke geloofsbelijdenis dienst kunnen doen. IFES is the International Fellowship of Evangelical Students - een overkoepelende instantie die studenten met raad en daad terzijde tracht te staan. In die doctrinal basis staat bijvoorbeeld dat de oorspronkelijk geopenbaarde bijbel de hoogste autoriteit is in geloofszaken, dat Jezus voor onze zonden is gestorven, maar uit de dood is opgestaan om aan de rechterhand van God plaats te kunnen nemen, én dat er een eenheid is van Vader, Zoon en heilige Geest.

Bram van Putten studeerde in Utrecht theologie en is stafmedewerker van de in Overvecht gevestigde Nederlandse tak van IFES: "We proberen studenten toe te rusten op alles wat met geloven te maken heeft. Hoe organiseer je een bijbelkring, hoe geef je vorm aan je gebed, dergelijke vragen. Of studenten nu rustig thuis hun bijbel lezen of in de bijbelkringen, we bieden hulp en geven handvatten voor het lezen. Ze hoeven het wiel niet steeds opnieuw zèlf uit te vinden."

Willemien Otten, vakdecaan van Godgeleerdheid, geeft toe dat haar discipline die specifiek christelijke handvatten niet kan leveren: "Wij hebben studenten die bijvoorbeeld het gebed in onze studie missen. Maar die realiseren zich niet dat wij een openbare universiteit zijn en geen enkele kerkelijke stroming vertegenwoordigen. Het is bijvoorbeeld heel goed denkbaar dat we in de toekomst ook moslimstudenten met belangstelling in godsdienstvraagstukken gaan bedienen. Van oudsher was theologie een studie die predikanten opleidde en studenten binnen kreeg met een bepaalde kerkelijke achtergrond en daarbij behorende kennis. Maar we krijgen ondertussen steeds meer studenten binnen die minder vertrouwd zijn met de bijbel, maar die wel zijn gegrepen door geloofsvragen. Daar moeten wij onze studie ook op aanpassen: basale kennis overdragen zonder niveauverlies. Een deel van het standaard theologiepakket is de zogeheten historisch-kritische exegese: wat bedoelt de auteur met een bepaalde bijbeltekst, wanneer en in welke historische context is de tekst geschreven, dat soort vragen, met veel nadruk op de studie van de bijbeltalen. Als deze aanpak als dominant wordt ervaren, kan ik me voorstellen dat er een discrepantie met je eigen geloofsbeleving ontstaat: hoezo, wat bedoelt de auteur? God zelf is toch de auteur... Wanneer zo'n uitgesproken geloofsovertuiging wetenschappelijke nieuwsgierigheid uitsluit, heeft een theologische opleiding inderdaad weinig nut."

"Wij zijn, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkaar" (Rom: 12-5)

De interkerkelijkheid is een gegeven waar meer BOCS-verenigingen mee schermen: iedereen is welkom en leve de ontzuiling! Zo ook studentenvereniging Ichthus. "Qua kerkelijke achtergrond zie je bij ons veel gereformeerden, PKN'ers (een samenwerkingsverband van de Protestantse Kerken Nederland) en vooral aanhangers van de evangelisch-charismatische kerken, maar een katholiek zou ook lid kunnen worden - hoewel dat niet of nauwelijks voorkomt", weet abactis Klarieke Vos (23), hbo-student Sociaal-Juridische Dienstverlening.

Dat er toch meer dan één christelijke studentenvereniging is, komt volgens Roland van Laar (22), student Natuur- en Sterrenkunde en lid van Ichthus omdat studenten toch een bepaalde cultuur opzoeken waarbij ze zich het meest thuis voelen. "Vergelijk het met Unitas en Veritas. Die hebben tegenwoordig tenminste, allebei geen levensbeschouwelijke grondslag, hebben feestavonden, jaargroepen en commissies, en toch voelt de ene student zich meer thuis bij Veritas en een andere bij Unitas. Dat heeft met cultuur te maken: net iets meer of juist iets minder corporaal, iets meer of iets minder politiek-links en dergelijke. Dat geldt bij de christelijke verenigingen ook."

Henk Kraaijeveld van S.S.R.-N.U. denkt zeker dat er overlap is tussen de christelijke verenigingen: "Een aantal leden zal best inwisselbaar zijn, zich net zo goed thuis voelen bij Ichthus als bij ons. Maar er zijn kleine verschillen. VGSU legt zich net iets meer toe op bijbelstudie, Sola Scriptura is iets conservatiever, houdt vast aan de zogeheten 'Drie Formulieren van Enigheid', de Navigators zijn iets fanatieker in de evangelisatie en bij ons speelt gezelligheid een belangrijke rol. Vanwege die verschillen is het BOCS juist belangrijk. Dat overleg legt namelijk de nadruk op het gemeenschappelijke, op het onderlinge contact en de samenwerking."

REPO 2

Op de Laan van Nieuw Guinea, in een studentenkamer, komen op een gure herfstavond acht studenten die lid zijn van VGSU bij elkaar voor bijbelstudie. Ze doen dit, in deze samenstelling, elke veertien dagen. Hun studies variëren: rechten, theologie, diergeneeskunde. Zolang de discussie duurt zijn er koekjes en koffie. De studenten praten eerst wat bij: hoe was de vakantie, hoe heb je de draad weer opgepakt, hoe stond het de afgelopen maanden met je geloofsleven? De vakanties waren doorgaans 'cool' en langdurig, en de bezochte exotische oorden brachten volgens de studenten Gods fantastische scheppingswerk nog eens indringend in beeld. Ook de geloofsbeleving had vakantie gekregen: voor gebed of bijbellectuur bood de tent kennelijk weinig gelegenheid.

Na dit rondje spreekt een van de studenten een geïmproviseerd gebed uit: ze vraagt de Heer om er vanavond bij te willen zijn. De overige studenten luisteren geconcentreerd mee, hoofd gebogen, handen gevouwen en ogen gesloten. Dan begint de bijbelstudie. De studenten willen vanavond doorpraten over een lezing die de VGSU een week eerder organiseerde, gehouden door een oud-voorzitter, een afgestudeerde natuur- en sterrenkundige. Hij sprak over de discrepantie tussen natuurwetten en geloof. "Colleges over kosmologie gooiden mijn ideeën over de schepping omver. Als we zoveel weten over deze natuur, zoveel kunnen verklaren, zoveel kunnen voorspellen, wat voor plek blijft er dan nog over voor God?", aldus zijn dilemma.

De studenten herkennen het. Ook zij worstelen met de vraag hoe de bijbel - het scheppingsboek Genesis bijvoorbeeld - opgevat moet worden, en hoe Gods optreden in de wereld verklaard kan worden als die wereld zoveel leed en ellende te zien geeft. Keert God zich van de wereld af; heeft hij zich teruggetrokken in zijn Hemel? Of is er wellicht zelfs helemaal geen God?

Gelovig zijn of wetenschappelijk bezig zijn is voor deze studenten niet uit elkaar te trekken. Zij zien in veel wetenschap, in het Verlichtingsdenken vooral, vileine pogingen om de onzin van geloof aan te tonen: wetenschap als instrument van het kwade. Dat moet bestreden worden. Niet door de wetenschap af te zweren - want ze zijn per slot van rekening student -, maar door met de wetenschap in discussie te gaan.

Dat valt nog niet mee, om duidelijk te maken dat wetenschap antwoorden, en geloof zin geeft. Zonder geloof leef je immers je leven, doe je wat goede dingen, vier je wat feest en dan is er aan het einde een grote BBQ waarmee het allemaal ophoudt. Dat kan toch niet de bedoeling zijn...

En aan alle volken moet eerst het evangelie gepredikt worden" (Marc: 13-10)

Een echt verschil tussen de verenigingen is dat sommige clubs actief bezig zijn met evangelisatie. Maar ze steken niet zoals Jehova's Getuigen een voet tussen de deur. "Nou...", grapt Ineke Veenstra (19), student Rechten en lid van Ichthus. "Zo extreem niet. Maar we willen wel verkondigen. We zijn ervan overtuigd dat we over iets tofs beschikken, en dan wil je graag dat anderen daar ook weet van hebben." Medelid Roland van Laar vult aan: "We hebben een actie die we 'de Missie' noemen. Dan gaan we studentenhuizen langs om enquêtes af te nemen. Met vragen over hun geloof, maar ook over bijvoorbeeld christelijke feestdagen. Weten studenten wat we met Pasen of Pinksteren vieren? Die enquêtes bieden vaak aanleiding om verder in gesprek te komen. Dat doen we ook op koninginnedag, als we gratis schoenen poetsen, of met de actie 'voorjaarsschoonmaak', als we aanbieden om de keuken van een studentenhuis een grote poetsbeurt te geven. Dan merk je dat er veel nieuwsgierigheid is, maar ook dat er veel vooroordelen bestaan."

Sjoerd Hogenbirk van NSU, een vereniging die een reputatie van evangelisatie heeft hoog te houden: 'De studentenwereld is slecht te bereiken voor evangelisatie als dit niet vanuit een relatie gebeurt. Het puur neerleggen van 'zo zit het' is te abstract. Juist vanuit een bepaalde relatie kan ik mijn kwetsbaarheid tonen en vertellen wat het voor mij betekent. Dat is veel concreter. Ik ervaar op dat vlak veel meer openheid. Sterker nog: soms heb ik van mezelf het gevoel: 'Nu moet ik eens ophouden met alleen aan het woord te zijn', maar dan roepen mijn vrienden juist: 'Ga door'!"

Niettemin komen de boodschapverkondigende studenten óók vijandigheid tegen, en dat is misschien nog begrijpelijk ook. Ze kunnen drammerig en intolerant overkomen. Steeds maar weer in actie komen tegen inmiddels gangbare vloeken in een strip of te hoop te lopen tegen een optreden van Madonna. "Als Madonna zich in haar show vertoont in de positie van de gekruisigde, dan komt dat heel dichtbij. Wij gaan niet zo ver als moslims die wereldwijd te hoop lopen en stennis maken als er ergens ter wereld ook maar iets negatiefs over de profeet wordt gezegd, maar iets van die verontwaardiging zou ik wel graag bij christenen terug willen zien", meent Ineke Veenstra van Ichthus.

En haar clubgenote Klarieke Vos vult aan: "Het is prima dat Madonna aandacht wil voor aids, maar waarom kan dat niet op een andere manier? Nu voelt het voor gelovigen toch een beetje alsof ze je moeder of een goede vriendin kwetst. Er spreekt geen enkel respect voor christenen uit zo'n show, en dat roept bij mij vooral verbazing op, meer nog dan verontwaardiging."

Maar in hoeverre respecteer jij die ander in zijn niet-gelovig zijn? Hoe kun je een dergelijk respect combineren met je evangelisatie-opdracht en met je waarheidsaanspraken? Vooral vanwege dat laatste aspect riekt deze opstelling zelfs naar sektarisme. Toch? Johannes Rietman van VGSU: "Ik heb weliswaar veel vrienden die christen zijn en met wie ik dus niet hoef te discussiëren over de vraag of God überhaupt bestaat. Maar ik trek natuurlijk ook op met vrienden en studiegenoten die niet geloven. Daarmee komt het soms tot discussie, maar soms ook niet. In dat laatste geval ga ik niet koste wat kost hen van mijn gelijk proberen te overtuigen; we laten elkaar in ons geloof, maar ook in ons ongeloof. Dat heeft te maken met respect voor elkaar. Ook mijn niet gelovige vrienden weten dat ze me kwetsen met godslasterlijke vloeken, dus proberen ze dat te vermijden. Ik probeer niet te preken." Kraaijeveld van S.S.R.-N.U.: "Geen enkele vereniging is sektarisch! Daarvoor zijn er per vereniging ook te veel leden, met evenzoveel uiteenlopende meningen. Het kan best zijn dat individuele leden heel andere opvattingen hebben over bijvoorbeeld homoseksualiteit dan het verenigings- of bestuursstandpunt daarover - als het al zou bestaan."

"Het geloof is het bewijs der dingen, die men niet ziet" (Hebr: 11-1)

De evangelicalen hebben een zekere weerstand tegen de traditionele kerken en tegen de wetenschap. Hoogleraar Otten: "De evangelicals zien het belang van wetenschap minder in. Hun uitgangspunt is dat als je het geloof hebt, je ook de waarheid hebt. Ze staan soms zelfs ronduit vijandig tegenover wetenschap, met name godsdienstwetenschap. 'Daar zitten hoogleraren die zelf niet eens geloven', zeggen ze dan. Maar ze vergeten dat de bedoeling van de studie theologie niet is om betere gelovigen af te leveren. Theologie is een wetenschap, net als alle andere."

Voor gelovige studenten levert bezig zijn met wetenschap vaak vele vragen op. Hoe is bijvoorbeeld het scheppingsverhaal in overeenstemming te brengen is met de wetenschappelijke uitleg van het ontstaan van leven op aarde. Natuur- en Sterrenkundigestudent Roland van Laar van Ichthus: "Er zijn redeneringen om dat wél te kunnen. Adam was ook geen baby toen hij was geschapen maar waarschijnlijk een volwassen man. Zo zie ik dat ook met het heelal: daar kan best al geschiedenis in gelegd zijn op het moment dat het werd geschapen. Maar dit soort wetenschappelijke haarkloverij heeft veelal tot doel om de onzin van het geloof aan te tonen. Daar wil ik liever niet in meegaan."

Wat niet wil zeggen dat Roland zich niet in de relatie geloof-wetenschap interesseert. Integendeel: dat is juist één van de doelstellingen van Ichthus. "We discussiëren daar veel over: wat is het gezag van de bijbel, waar moeten we vooral ook de context van een bijbeltekst in de gaten houden, hoe zit het met thema's als evolutie, gnosis, het recent ontdekte Judas-evangelie, met ethische kwesties, hoe ga je later met je geloof om in je werk. Genoeg thema's om tijdens studiekringen of discussie-avonden aan te snijden."

Bram van Putten, stafmedewerker bij IFES: "Bij alle evangelische bewegingen geldt: in de bijbel staat wat God te zeggen heeft en dat nemen we serieus. Al is de bijbel met hulp van mensen tot stand gekomen, het is de boodschap die God ons geeft; en al is de omvang van de bijbel in de geschiedenis door mensen vastgesteld, ook in die vaststelling heeft God de hand gehad: wel het Evangelie van Johannes, niet dat van Thomas of Judas. Dan blijft het wel een lastige vraag hoe je de bijbelverhalen moet lezen. Er is in de evangelicale wereld vooral veel discussie over de oud-testamentische boeken Genesis, Jona en Job. Zijn dat nou vooral historiografische teksten of niet? Ik weet het niet, maar hoe dan ook: ze hebben wat over onze werkelijkheid te zeggen en leren over wie God is."

Johannes Rietman van VGSU herkent de vragen: "Schepping of evolutie? Of de waarheidsclaims van geloof en bijbel. Dat zijn heel fundamentele vragen. Maar het antwoord daarop is doorgaans helder: de waarheidsclaim van de bijbel wordt in de regel gehonoreerd. Over die vragen bestaat in ieder geval binnen de VGSU weinig meningsverschil. Discussie erover is er vooral met buitenstaanders."

Volgens hoogleraar kerkgeschiedenis Willemien Otten ontkomt zelfs die studie er niet aan om in te spelen op die sterk persoonlijke beleefde gelovigheid: "Ook al leiden we geen gelovigen op, ook wij theologen doen mee aan discussies over bijvoorbeeld intelligent design. Want juist over dat soort kwesties kun je goed met studenten in gesprek komen; daarin wordt een vertaalslag gemaakt van wetenschap naar de wereld van het geloof. Dergelijke aanknopingspunten helpen je uit je technisch-theologisch jargon te komen om er later op een zinvolle manier naar terug te keren. We onderwijzen al jaren het zogeheten theodicee-vraagstuk, maar als je zo'n cursus 'God en het Kwaad' noemt, dan spreekt dat veel meer aan."

REPO 3

BOCS viert in oktober zijn 10-jarig bestaan met een debat, 's avonds in de Aula in het Academiegebouw. De grootte van de zaal doet vermoeden dat de organisatie een grotere opkomst had verwacht dan de vijftig mensen die er nu zitten. De koepel heeft de baarlijke duivel binnengehaald: universiteitshoogleraar Herman Philipse, meer rationalist dan filosoof, van het type die alle godsdienst anti-rationalistisch, dus verwerpelijk vindt. Dat blijkt bijvoorbeeld al uit zijn stelling dat geloof niet over valide methodes van kennisverwerving beschikt en dat de empirische pretenties van gelovigen, bijvoorbeeld dat bidden zou helpen, keer op keer onverifieerbaar blijken te zijn. "Geloof is dus irrelevant voor wetenschap", concludeert Philipse.

Daar zijn de opponenten, Tineke Huizinga van de Christen Unie en prof. René Woudenberg van de Vrije Universiteit, het niet mee eens. "Waarom zou de combinatie geloof en wetenschap een probleem zijn", vraagt Huizinga zich af. "Geloof kan verwondering juist in de hand werken, en daarmee de wetenschap prikkelen. Anderzijds: op de vraag naar de zin van het bestaan geeft wetenschap geen antwoord; die is levensbeschouwelijk, en behoort dus tot het terrein van het geloof."

Woudenberg: "Empirische verifieerbaarheid gaat ook niet op voor de logica of de zuivere wiskunde. Het geldt niet voor morele oordelen zoals 'wees goed voor je naaste', en het geldt niet voor historische uitspraken. Dus die stelling van Philipse zegt nog niets over de mate waarin geloofsuitspraken geaccepteerd kunnen worden."

Waar grijs niet bestaat, doch slechts wit of zwart, waar de meningen zo ver uiteen liggen, is de discussie spannend maar vruchteloos. En zo was de avond snel weer om.

"Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u" (1 Petr: 5-7)

En dan Het Kwaad. Een goede God, gezien als vader bovendien, kan al dat leed, die pijn en angst, toch niet bedoeld hebben? Sjoerd Hogenbirk van NSU: "Onlangs overleed de vader van een goede vriend van me. Dan vraag je je wel af: 'God, waar bent U, wat doet U nou toch?' Maar tegelijk ervaar ik juist op zo'n moeilijk moment dat God er voor mij en mijn vriend wil zijn. Binnen al het kwade dat er is, is er toch steeds weer een God die het mogelijk maakt om toekomstgericht te kunnen zijn, om hoop te geven."

"Niet God is verantwoordelijk voor het kwade in de wereld", weet Gerhard Schoonvelde (22), student Natuurwetenschap en Innovatiemanagement en bestuurslid van Ichthus. "Uiteindelijk besluiten wij zelf om ons tegen God af te zetten. En waarom God niet ingrijpt? Als hij dat altijd direct doet, waar is dan onze vrije wil gebleven? Zonder vrije wil bestaat er geen liefde. Wij als mensen zien wat zich hier op aarde afspeelt als de achterkant van een borduurwerkje - daar vergelijk ik het altijd maar mee. Met lussen en loshangende draden en zonder patroon... het lijkt een rommeltje. Maar de bedoeling van God is de voorkant van dat borduurwerkje: een prachtig patroon dat wij echter lang niet altijd zien..."

Henk Kraaijeveld: "De vraag naar het kwaad en de rol van God daarin is een te gevoelig terrein om absolute uitspraken over te doen. Ik geloof dat Hij niet uit is op het lijden van mensen, maar dat Hij er wel een bedoeling mee kan hebben, hoe moeilijk dat ook te begrijpen is. Ik hoop en geloof wél dat Hij het kwade ten goede kan keren. Je hoort mij niet zeggen dat het lijden in de wereld an sich zin heeft, of dat het goede het kwade nodig heeft om überhaupt te kunnen bestaan. Daar geloof ik niets van. Maar ik geloof wel dat er ontzettend veel lijden is dat door mensen voorkomen kan worden. Daar kan ik iets mee: wat is het leven voor mij waard, hoe kan ik het goede doen? En daarin kan God mij steunen."

"Wordt veranderd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt onderkennen wat de volmaakte wil van God is" (Rom: 12-2)

Zoals Johannes Rietman het eerder zei: geloof biedt hulp bij het sturen van je persoonlijke leven. "Is God elke dag je leidsman", vraagt Johannes Rietman die het geloof ziet als hulp bij het sturen van je persoonlijke leven zich af. Wat zijn de thema's die spelen bij twintigers?

"Op onze leeftijd speelt bijvoorbeeld de vraag of je al seks wilt hebben voor het huwelijk of dit moet uitstellen tot na je trouwen. Het is de periode waarin je relaties krijgt en intimiteit ruimte geeft. Daarover wordt in onze kringen veel gediscussieerd. Studenten worstelen met die vraag. Dat is op zich niet slecht, denk ik. Je moet heel sterk overtuigd zijn van wat je wil - wel of geen seks - en er dus heel goed over nadenken. Dat is en blijft een persoonlijke keuze. Hoewel het op dit moment wel meer een issue is, althans binnen de VGSU, dan pakweg vijf jaar geleden."

Volgens een discussie op de website van Ichthus vindt 86 procent van de leden dat seks voor het huwelijk niet is toegestaan. "Een verkeringsperiode (waar ze in de bijbel meestal niet aan deden, daar was het meer uithuwelijken geblazen) is er om elkaar te leren kennen. Besluit je om samen (met God) verder te blijven leven dan bevestig je dit door te trouwen. Dan doe je als het ware ook die belofte om bij elkaar te blijven. Daarna heb je seksuele gemeenschap met elkaar. Dit zie ik als het één vlees worden. Tja, een verkering kan uitgaan, maar een huwelijk, daarbij zou dat mijns inziens dan ook niet moeten kunnen." Aldus één van de reacties op deze forumpagina.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat christelijke studenten méér, en in de regel op relatief jongere leeftijd trouwen. Een trouwbelofte gaat aan seks vooraf. "Wij hebben bij VGSU enkele huwelijksfeesten per jaar", vertelt Johannes. "Als een stelletje al vier jaar een relatie heeft, is er ook een sterke verwachting van hun clubgenoten dat er wel snel een trouwfeest van zal komen. Die verwachting is er eerder dan de veronderstelling dat ze wel zullen gaan samenwonen."

"Oordeel niet, opdat gij niet geoordeeld wordt" (Matt: 7-1)

Het groeiend aantal studenten dat zin zoekt in een vereniging groeit gestaag. Door verschillende maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, zo wordt gespeculeerd, is het verlangen naar kleinschalige geborgenheid gegroeid. Maar ook de islamisering draagt bij aan het meer openlijk beleven van een geloofsovertuiging. Want discussies over schoolstrijd, vastentijd, of geloofsuitingen in de openbare ruimte worden weer openlijk en breed gevoerd. Henk Kraaijeveld: "Het terrorisme van fundamentalistische moslims confronteert het christendom nog eens met zijn eigen fundamentalistisch verleden, met de inquisitie, de aflaatpraktijken en de gewelddadige missionering. Het laat ons zien dat macht een groot gevaar kan zijn voor geloof. Nu het christendom aan macht inboet, omdat het in de multiculturele samenleving tot een minderheid gaat behoren, biedt dit misschien juist meer vrijheid om tot de kern van het christelijk geloof door te dringen."

KADER

Het Broeder Overleg

Het BOCS, het Broeder Overleg Christelijke Studenten, is een koepelorganisatie, waarbij zes studentenverenigingen zijn aangesloten die het christelijk geloof als basis aanvaarden. Het BOCS, dat 10 jaar bestaat, vertegenwoordigt bijna 1000 studenten. De zes aangesloten verenigingen zijn:

* de NSU, Navigators Studentenvereniging Utrecht; 370 leden - mag jaarlijks zo'n 120 nieuwe leden bijschrijven; sociëteitsgebouw aan Boothstraat 10. Missie: 'Jezus kennen en Hem bekend maken'. www.nsutrecht.nl

* S.S.R.-N.U. de Societas Studiosorum Reformatorum, Nieuwe afdeling Utrecht; heeft bijna 160 leden met een jaarlijkse aanwas van veertig novieten; sociëteitsgebouw aan de Oudegracht. www.ssr-nu.nl, bestond dit najaar 100 jaar

* Ichthus, Het Griekse woord voor vis, een symbool uit het vroege christendom. Telt in totaal zo'n 120 leden met een jaarlijkse aanwas van zo'n veertig eerstejaars. Ichthus heeft vier doelstellingen: de opbouw van het geestelijk leven, evangelisatie, de relatie geloof en maatschappij/wetenschap in beeld brengen en - als ongeschreven doelstelling - gezelligheid. www.Ichthus-utrecht.nl

* Sola Scriptura, Latijn voor: Alleen de Schrift. Staat als een van de strengere, orthodoxe verenigingen op gereformeerde grondslag te boek. Bestaat 55 jaar en telt ruim tweehonderd leden. www.sola-scriptura.nl

* VGSU, de Vereniging van Gereformeerde Studenten te Utrecht. Ruim honderd leden. Legt zich toe op de vorming van christenacademici en bezint zich via bijvoorbeeld bijbelstudie, lezingen, feesten of weekenden op de relatie geloof en wetenschap, cultuur en maatschappij. www.vgsu.nl

* Ultrajectum: Romeinse benaming voor Utrecht. Gereformeerd-vrijgemaakte vereniging specifiek voor het hbo. Een kleine honderd leden. www.ultrajectum.nl

IFES-Nederland is de paraplu van zo'n veertig christelijke verenigingen, en maakt deel uit van de internationale tak, the International Fellowship of Evangelical Students, een in 150 landen werkzame organisatie. Wereldwijd bedient de organisatie zo'n 500.000 studenten, in Nederland zijn dat er een kleine drieduizend. In Utrecht zijn Ichthus, Sola Scriptura, de VGSU en de theologendisputen G.T.S.V. Voetius en Themelios bij IFES aangesloten; deze laatste zijn geen lid van het BOCS, omdat zij alleen studenten theologie tot hun disputen toelaten. www.ifesworld.org.

Voor de doctrinal basis, zie: www.ifesworld.org/about/ifes/doctrinalbasis

Ichthuslid Klarieke Vos: "Ik was helemaal niet van plan om lid te worden van een vereniging. Daar had ik vooral een beeld van alsof het allemaal louter draait om zuipen en feesten, terwijl ik toch echt alleen maar voor de studie naar Utrecht was gekomen. Maar via een huisgenoot kwam ik achter het bestaan van Ichthus, en daar voelde ik me op mijn plaats. Natuurlijk, ik heb ook mijn periodes van twijfel gehad, maar ik ervaar toch zo'n sterke band met God dat het idee om mijn geloof te laten varen eigenlijk nooit bij me is opgekomen. Die band houd ik in stand door te bidden of door een stille tijd te houden."

S.S.R-N.U.-lid Henk Kraaijeveld: "Ik was tijdens de UIT al eens bij S.S.R.-N.U. binnengelopen en dacht toen gelijk: 'Dat is voor mij wel aardig'. Maar daarna heb ik er toch nog een jaar over gedaan om daadwerkelijk lid te worden. Mijn beide ouders zijn dominee, dus dan krijg je in je opvoeding wel wat geloof mee. Maar ik sta wel open en wil mijn eigen weg vinden; wilde niet het geloof van mijn ouders klakkeloos overnemen. In het dagelijks leven speelt geloof een grote rol voor me. Wat doe je met je leven, hoe ga je met mensen om? Geloof heeft een positieve invloed op dit soort zingevingskwesties, vind ik. Ik zie God, behalve als schepper, als een vader, als iemand die van zijn kinderen houdt, die liefde geeft. En daar hoort keuzevrijheid bij, tot en met de mogelijkheid om tégen hem te kiezen. Uiteindelijk maak ik zelf de keuzes in mijn leven, maar in de wetenschap dat God er altijd voor mij is."

interview met F. A. Muller

van de markt willen sleuren en zeggen: kijk, dit

weten we tegenwoordig allemaal."

"Dat boven dit stuk alleen mijn initialen staan,

komt omdat ik iets heb tegen het gebruik van

voornamen in het publieke domein. Vroeger was het

ondenkbaar dat volwassenen door Jan en Alleman

bij de voornaam werden genoemd. Onder een artikel

van Einstein stond A. Einstein. Onder invloed van

de jaren zestig is dat veranderd. Sterker nog,

als ik tegenwoordig een stuk opstuur naar een

krant of tijdschrift, verandert men F.A. daar

meestal zonder enig overleg in Fred. Op een

gegeven moment dacht ik: ik ga me daar maar eens

tegen verzetten. Mijn voornaam is een stukje van

mezelf dat ik niet zo maar aan iedereen wil prijs

geven. Door me met mijn voornaam aan u voor te

stellen, geef ik een signaal, zorg ik ervoor dat

het ijs tussen ons een beetje wordt gebroken. Die

mogelijkheid verdwijnt als u toch al weet dat ik

Fred heet.

"Mijn naam is dus F.A. Muller. Nadat ik op school

het boek 'Albert Einstein, creator and rebel' had

gelezen, wist ik: ik wil alles wat deze man heeft

bedacht, begrijpen, ik word theoretisch

natuurkundige. Maar ja,omdat ik uit een geheel

boekenloos milieu kom, dacht ik tegelijk: ik moet

een beroep kiezen. Daarom ben ik wis- en

natuurkundeleraar geworden, maar al na een half

jaar wist ik: dit kan ik onmogelijk mijn hele

leven blijven doen. Ik ben toen naar de

universiteit gegaan om theoretische natuurkunde

en filosofie te studeren. Daarna heb ik een jaar

gewerkt als kernfysicus, maar in dat jaar zat ik

alleen maar achter de computer gigantische

berekeningen uit te voeren, en dat wilde ik ook

niet. Ik ben geïnteresseerd in ideeën, niet in

berekeningen. Dus toen mij een aio-schap in de

kernfysica werd aangeboden, heb ik dat beleefd

van de hand gewezen.

Watermeloen

"Mede om privé-redenen ben ik vervolgens naar

Tunesië vertrokken. Aanvankelijk was ik van plan

om de Sahara door te trekken, maar uiteindelijk

ben ik in het noorden blijven hangen. Ik was bij

een familie ingetrokken en omdat ik toch wat voor

de kost moest doen, heb ik daar een aantal weken

kippen geslacht bij een lokaal poeliertje. Ik was

natuurlijk niet van plan om mijn gehele leven

kippenslachter te blijven, maar for the time

being beviel dat leven me prima.

"Ik had daar best nog een tijd willen blijven,

maar op een gegeven moment hoorde ik van mijn

ouders dat er thuis een brief lag van professor

Hilgevoord, hoogleraar grondslagen van de

natuurkunde in Utrecht. Ik had mij indertijd bij

hem gemeld met de vraag of ik niet bij hem kon

promoveren. Toen kon dat niet, maar nu had hij

een plaats voor me. Ik heb toen op

luchtpostpapier een sollicitatiebrief geschreven

met zo'n grote hamerslag typemachine. Die had ik

geleend van een politieman in ruil voor een grote

watermeloen. Een tijdje later heb ik Hilgevoord

vanuit een telefooncel in Tunis opgebeld. Hij

zei: leuk om je te spreken, maar we zouden je

toch ook graag persoonlijk willen zien. Toen ben

ik terug naar Nederland gegaan.

Realismedebat

"Ik ben in 1998 gepromoveerd en heb meteen daarna

een Veni-subsidie gekregen en een tijdelijke

aanstelling als post-doc in Utreecht. Toen die

aanstelling ophield, besloot ik een gooi te doen

naar een Vidi-subsidie. Maar omdat aan deze

faculteit de concurrentie erg groot is, heb ik

mijn Vidi namens de filosofiefaculteit van de

Erasmus Universiteit Rotterdam aangevraagd.

Daardoor ben ik nu officieel daar aangesteld.

Maar in feite is de Utrechtse vakgroep

Geschiedenis en Grondslagen van de

Natuurwetenschappen nog steeds mijn thuisbasis.

Ik heb hier een nulaanstelling als

gastonderzoeker en eerlijk gezegd ben ik vaker in

De Uithof dan in Rotterdam te vinden.

"Mijn onderzoek gaat over het realismedebat in de

wetenschapsfilosofie. Je hebt filosofen die

zeggen dat de theorieën van wetenschappers ons

precies vertellen hoe de wereld in elkaar zit.

Anderen stellen dat een theorie alleen maar de

uitkomsten van experimenten beschrijft. Zij

vinden dat je over alles wat daarachter

gepostuleerd wordt, elementaire deeltjes,

snaartjes, een wereld van dingen die wij niet

kunnen waarnemen, heel terughoudend moet zijn. Ik

zit een beetje tussen die twee posities in. Ik

verdedig het structuurrealisme, dat stelt dat we

dankzij de wetenschap wel de wiskundige

structuren van de wereld kunnen ontdekken, maar

dat we nooit volledig te weten zullen komen wat

er allemaal bestaat in het universum.

Missiearbeid

"Lang niet alle natuurkundigen zijn

geïnteresseerd in dit soort

wetenschapstheoretische discussies, maar de

belangstelling van studenten voor mijn colleges

is meer dan redelijk. Aan de Erasmus Universiteit

gaf ik een college filosofie der materie aan

filosofiestudenten en de zaal zat daar vol. In

het eerste deel van het college legde ik ze de

quantummechanika gedeeltelijk uit inclusief de

wiskunde, dus er werd veel gekreund en gesteund,

maar dat vond ik niet erg, want van universitaire

studenten mag je wat eisen. En bovendien, als ik

daarna de interpretatieproblemen van de

quantummechanika uitdiepte, dan hingen ze aan

mijn lippen, dan waren ze blij dat ze zoiets

meemaakten.

"In Utrecht is bij Wijsbegeerte helaas weinig

belangstelling voor een dergelijke cursus.

Geïnteresseerde studenten moeten dat vak maar bij

natuurkunde volgen, vindt men, maar daar is het

veel te technisch voor ze. Heel jammer, want ik

zie mijn onderwijs als een soort missiearbeid

voor niet-bèta's en ook in Utrecht zou zo'n

cursus goed op zijn plaats zijn. Er zijn in de

twintigste eeuw in de natuurkunde zulke geweldige

dingen ontdekt, de relativiteitstheorie, de

quantummechanika, noem ze maar op, dat moet de

wereld gewoon weten, vind ik. Ik zou mensen van

de markt willen sleuren en zeggen: kijk, dit

weten we tegenwoordig allemaal. U wist dat niet,

want u kijkt altijd maar naar voetballen op TV,

maar dit is er ook. Weet u dat wel?

Voetbalclub

"Met een aantal van mijn studenten heb ik een

heel goede band. Ik vind het hartverwarmend om

altijd weer studenten tegen te komen die zichzelf

aanprijzen als slachtoffers van het studiehuis en

die de daar opgelopen schade zo veel mogelijk

willen herstellen. Tegen die studenten zeg ik:

jij komt lekker bij mij, ik neem je onder mijn

vleugels en ik begeleid je zeer intensief, zoals

een persoonlijke tutor dat in Oxford of Cambridge

doet. Helaas vormen die studenten in de huidige

universiteit een minderheid, want de overheid

stelt een premie op kwantiteit. Hoe meer

studenten er zijn ingeschreven, en hoe meer er

afstuderen, des te meer krijgen de universiteiten

betaald.

"Gevolg is dat ik treurig genoeg veel studenten

tegenkom van wie ik denk: wat doe jij eigenlijk

hier? Er lopen hier veel studenten rond bij wie

ik geen passie voor het vak voel, mensen die niet

houden van boeken lezen, die geen intellectuele

interesse hebben buiten de verplichte leerstof

om. Dan denk ik: volgens mij wil je hier helemaal

niet zijn, maar moet je hier naartoe van je

ouders of van je sociale omgeving. Die mensen zou

je bij hun kraag willen pakken en ergens anders

willen neerzetten: word jij daar nou maar

gelukkig, maar doe het niet hier. Als je niet van

voetballen houd, ga je toch ook niet bij een

voetbalclub?

Postduiven

"Wat mij betreft zou de overheid tegen een klein

aantal getalenteerde studenten zeggen: hier heb

je geld voor zes jaar, ga maar naar de

universiteit, doe mee aan allerlei leesgroepen,

organiseer het maar zelf, je kunt doen wat je

wilt. Met een kleiner aantal studenten kun je een

veel academischer klimaat bereiken. Dan kun je

ook al die beroepsopleidingen afschaffen die de

universiteit zijn binnengeslopen. Bij Nederlands

kun je tegenwoordig journalistiek doen, maar daar

hadden we toch de School voor de Journalistiek

voor? Maar nee, men vindt het chiquer om

journalist te worden met een academische graad.

"Idem dito al die opleidingen in bedrijfskunde en

management. Dat soort opleidingen levert

postduiven af, beesten die naar één bestemming

kunnen vliegen. Maar volgens mij is de bedoeling

van een universiteit dat je er niet alleen leert

vliegen, maar ook dat je leert om zelf je

bestemming te kiezen. Nu zal er wel weer gezegd

worden dat ik pleit voor de universiteit als

ivoren toren, maar wat is daar tegen? Ik vind

juist dat het de taak van de academische wereld

is om een ivoren toren te bouwen, waar we met

zijn allen in gaan zitten. Zo was het vroeger ook

en wat blijkt? Uiteindelijk is vrijwel alles waar

de maatschappij echt iets aan heeft, ooit als

bijproduct uit die ivoren toren naar beneden

gevallen.

Mulisch

"Als wetenschapsfilosoof houd ik me uiteraard ook

met de wijsbegeerte bezig. In het Algemeen

Nederlands tijdschrift voor Wijsbegeerte heb ik

anderhalf jaar geleden een kritisch stuk over het

boek De compositie van de wereld van Harry

Mulisch geschreven. Mijn kritiek betreft de

filosoof Mulisch, want in het voorwoord van dat

boek kondigt hij zelf aan dat het geen literair

boek is, maar dat hij er systematische

wijsbegeerte in bedrijft. En dat in een boek dat

zo vol staat met redeneerfouten. Als hij nou

alleen maar zou beweren dat hij de grootste

Nederlandse schrijver is,à la, maar wat mij

stoort, is dat hij loopt rond te bazuinen dat hij

de laatste grote systematische filosoof is,

terwijl hij aantoonbaar niet goed kan denken.

Onlangs hoorde ik dat hij van de UvA een

eredoctoraat krijgt. Heel genant. Ik ben echt

blij dat ik daar niet werk.

"De Nederlandse filosofen wuiven meneer Mulisch

een beetje weg, maar ik vind dat je, als je

kritiek hebt, ook aan moet kunnen geven wat er

aan schort. Nou, dat heb ik gedaan, want ik zou

het een schandvlek voor de Nederlandse filosofie

vinden als zulke onzin onweersproken zou blijven.

Als iemand nu vraagt: wat deugt er allemaal niet

aan dat boek, dan hoeft hij of zij mijn artikel

maar op te slaan. Ik heb het uiteraard ook naar

Mulisch gestuurd en hem gevraagd om te reageren.

Maar ja, de majesteit van het Leidseplein gaat

zich natuurlijk niet verlagen tot een discussie

met een of andere pennewip uit Utrecht.

Bleodbad

"Behalve in wetenschappelijke tijdschriften

publiceer ik ook af en toe in NRC Handelsblad en

in literaire bladen als De Gids en Hollands

Maandblad. Flaubert schrijft ergens: in iedere

boekhouder schuilt een mislukt dichter, en ja,

ook ik heb in een la een aantal literaire

pogingen liggen. Twee verhalen vond ik zo goed

gelukt dat ik ze heb gepubliceerd. Mijn verhaal

'De muur' is zelfs lovend besproken in een

tijdschrift voor Kafka-liefhebbers. Mijn

collega's? Ach, misschien denken ze: ik sta op

zondagmiddag pijltjes in een dartboard te gooien,

hij zal ook wel een uitlaatklep nodig hebben.

"In mijn verhaal 'Het Bloedbad' komt een zekere

Zeg Ambachtsheer voor en ik kan niet ontkennen

dat ik dat tot op zekere hoogte zelf ben. Hij

wordt op een dag wakker terwijl zich naast zijn

bed de afgrond opent. Wat doe ik hier eigenlijk,

vraagt Zed zich af, wat is de zin van al dat

handelen en wandelen? Dat is een gedachte die mij

zelf soms ook overvalt. Dan voel ik een grote

behoefte om te overdenken wat ik wil en waarom ik

hier ben. Dat kan me enorm aangrijpen. Ik verwerk

die ervaringen dan door ze in een verhaaltje te

gieten. De enige manier waarop je je teweer kunt

stellen tegen de grote boze werkelijkheid, tegen

je eigen eindigheid, is die voortdurend ontkennen

en net doen alsof je toch van alles kunt

bereiken. Als je dat niet gelooft, denk ik dat je

in elkaar stort. Dan heb je de strijd, die het

leven is, verloren. Dan heeft het allemaal geen

zin meer.

Geloven

"Je weet wel dat het zo is, maar je kunt er niet

voortdurend aan denken, want dan ga je eraan ten

gronde. Je moet goeddeels in een 'state of

denial' verkeren. Geloven in een God? Nee, daar

kan ik me niet toe brengen, ik zie er geen enkele

grond voor, ik vind het allemaal heel

ongeloofwaardig. Geloven in een god of in de zin

van het leven is voor mij een gepasseerd station.

Al die gelovigen draaien zichzelf een rad voor

ogen. In die zin ben ik het eens met Jaap van

Heerden die ooit een opstel schreef met als

titel: wees blij dat het leven geen zin heeft.

Want stel dat er wel een zin was en iemand deelt

jou die mee en je denkt: o, maar dat bevalt me

helemaal niet, dan zijn de poppen pas echt aan

het dansen. Dus wees maar blij dat niemand jou

dat ooit kan zeggen, dan heb je dat althans nog

in eigen hand. Goddank heeft het leven geen zin.

"Ik ben wel een harde werker, denk ik. Elke niet

doordacht bestede minuut vind ik een verspilde

minuut. Ik kijk af en toe wel TV, maar alleen als

ik te moe ben om iets anders te doen. Maar ach,

zo erg is dat niet, want tijdens het televisie

kijken laad ik me weer op voor het echte werk.

Mijn moeder zei lang geleden al tegen mij: je zit

altijd maar te lezen, je moet er eens uit, ga

eens een keer naar het carnaval, maar als ik daar

alleen al aan denk bekruipt mij een enorm gevoel

van onbehagen.

Gekookte eitjes

"Ik heb ook al lang geleden besloten om op te

houden met die verjaardagscultuur. In Tunesië

kwam ik allerlei volwassenen tegen die niet

precies wisten hoe oud ze waren. Daar deed

helemaal niemand aan een verjaardag. Dat is een

typisch welvaartsverschijnsel. Dus ik was nog

maar nauwelijks terug of ik kondigde even aan dat

ik voortaan niet meer jarig was. Toen dacht ik:

o, dan ben ik ook meteen van al die collectieve

gezelligheidsverplichtingen af. Soms stuurt nog

iemand me een berichtje: ik ben dan en dan jarig.

Nou fijn, weer een jaar dichter bij de dood. Is

dat iets om te vieren?

"Ik denk nog vaak met heimwee terug aan Tunesië.

Vooral vanwege het vermogen van die mensen om

zich niet druk te maken en geen haast te hebben.

Op een dag zat ik met een aantal Tunesiërs op een

bloedheet station op de trein te wachten, toen

iemand kwam vertellen dat de trein die dag niet

ging. Dacht je dat men boos werd? Wel nee. Er

kwam een man langs die gekookte eitjes verkocht

en dus kochten we allemaal een gekookt eitje en

daarna ging iedereen rustig naar huis. Iemand

zei: als Allah het wil, gaat de trein morgen

misschien. De volgende dag zagen we elkaar weer

op het station en we kochten weer een gekookt

eitje en zowaar, op een gegeven moment kwam de

trein. En wij? Wij stapten tevreden in en we

prezen Allah."

EH

Op zoek naar de werking van een zeer mysterieus virus

Promotor van het jaar: hoogleraar kindergeneeskunde Jan Kimpen

"Eigenlijk is het met RSV maar een vreemde zaak", zegt Kimpen op zijn werkkamer in het Wilhelmina Kinderziekenhuis. "Op zichzelf is het helemaal niet zo'n kwaadaardig virus. Het tast weliswaar cellen in het slijmvlies van de luchtwegen aan, maar de schade die daardoor ontstaat is relatief beperkt. Het echte probleem is de buitensporige reactie van het afweersysteem. Om nog niet opgehelderde redenen leidt een RSV-infectie, met name bij baby's en kleine kinderen, tot grote activiteit van de witte bloedcellen waaruit ons afweersysteem bestaat. Zij doen weliswaar hun werk door de met het virus geïnfecteerde cellen op te ruimen, maar dat gebeurt met zoveel grof geweld dat ze tegelijkertijd ook grote aantallen niet geïnfecteerde cellen verwoesten. Daardoor wordt het slijmvlies van de luchtwegen ernstig aangetast en dat is de oorzaak dat zoveel baby's ademhalingsproblemen krijgen, en dus niet het virus als zodanig."

Baby's en bejaarden

Het RSV-virus werd in 1956 ontdekt bij apen, maar dook al snel daarna ook bij mensen op. Laconiek deelt Kimpen mee dat het inmiddels een zeer wijd verbreid virus is, waarmee ook alle lezers van dit blad ooit besmet zijn. "Het komt zo algemeen voor dat eigenlijk iedereen het wel voor zijn of haar tweede jaar oploopt. Bijzonder is dat je er niet immuun voor kunt worden. Je kunt telkens opnieuw besmet raken en ik denk dan ook dat ieder mens in zijn of haar leven een stuk of tien RSV-infecties doormaakt. Volwassenen merken daar weinig van, omdat de symptomen zich beperken tot die van een stevige verkoudheid, maar bij baby's ligt dat anders. Omdat het virus voor hen nieuw is, reageert hun afweersysteem de eerste keer ongekend heftig. Na die eerste keer worden de infecties milder, maar op hoge leeftijd neemt het gevaar weer toe. Voor bejaarden vormt het RSV-virus een even groot gezondheidsrisico als een griepvirus."

Hoewel maar zelden een baby aan de gevolgen van de infectie overlijdt, moet de ernst van RSV niet worden onderschat, vindt de Belgische hoogleraar. "Ongeveer de helft van alle baby's krijgt als gevolg van de eerste infectie die zij oplopen, kortere of langere tijd last van kortademigheid. Elk jaar moeten er een paar duizend in het ziekenhuis worden opgenomen, en de helft van hen blijft tot rond het vijfde jaar last houden van astmatische klachten. Tien procent is er zelfs zo erg aan toe, dat zij op de intensive care moeten worden beademd. Het is niet voor niets dat de ontwikkeling van een werkzaam vaccin tegen RSV op dit moment de hoogste prioriteit heeft in ons Rijks Vaccinatie Programma."

Ambitie en hard werken

In hun laboratorium in De Uithof proberen Kimpen en zijn medewerkers er achter te komen waarom het afweersysteem zo heftig op het virus reageert. Dat dat geen sinecure is, blijkt wel uit het feit dat er exact vijftig jaar na de ontdekking nog steeds geen effectief vaccin tegen RSV is ontwikkeld. Kimpen: "Het is uiteraard wel geprobeerd, maar een in 1968 geproduceerd vaccin bleek een averechts effect te hebben. De baby's die ermee werden ingeënt, werden juist zieker dan andere baby's. Zelfs dood virus, want dat was dit vaccin in feite, bleek het afweersysteem dus nog zo sterk te kunnen prikkelen. Dat maakt nog eens extra duidelijk wat een vreemd mechanisme er aan het werk is."

In zijn groep doen op dit moment twaalf promovendi onderzoek naar dat mechanisme en naar de cellen en genen die erbij betrokken zijn, vertelt Kimpen. "Enkelen[j1] van hen zijn aangesteld met een subsidie van het Nederlands Astma Fonds, terwijl de anderen worden betaald door de universiteit of door onderzoeksorganisatie NWO. Er komt hier weinig geld van de farmaceutische industrie binnen, wat ons onderzoek onafhankelijk houdt. Uiteraard moet het uiteindelijk bijdragen aan het ontwikkelen van een vaccin, maar het is niet de bedoeling dat wij hier zelf vaccins gaan maken. We zijn geen vaccinfabriekje en dat moeten we ook zeker niet willen worden."

In Europa hoort zijn groep tot de top drie in het RSV-onderzoek, schat Kimpen, en dat is wat hem betreft aan twee factoren te danken. "In de eerste plaats stel ik hoge eisen aan mijn promovendi en postdocs. Ik selecteer ze op ambitie en op hun bereidheid om hard te werken, maar als ze dat willen, krijgen ze hier ook alle ruimte. Ik verwacht wel kwaliteit van ze. Van de faculteit moet een dissertatie minstens twee artikelen bevatten die door een internationaal tijdschrift zijn geaccepteerd voor publicatie, maar zelf leg ik de lat bij minimaal drie. Als dat niet tijdig lukt, dan is dat jammer voor ze. Dan stellen ze de promotie nog maar even uit.

"Daarnaast is er wat ik 'focus' noem. "Ik ben in 1989 in de Verenigde Staten aan dit onderzoek begonnen, in 1993 ben ik er in Groningen op gepromoveerd en ook na mijn benoeming in 1998 tot hoogleraar kindergeneeskunde in Utrecht is RSV mijn onderwerp gebleven. Sommige onderzoekers hebben de neiging om regelmatig van thema te veranderen, mede op basis van de financiële kansen die zich voordoen, maar persoonlijk vind ik dat niet verstandig. Dat wij ons hier altijd op RSV zijn blijven focussen, is naar mijn stellige overtuiging een belangrijke sleutel voor het succes dat wij nu hebben."

[j1]Het zijn er in totaal een vijftal, maar op dit ogenblik zijn er mindr op NAF geld aan het werk

interview Fang Oei

Fang Oei

Trainen in China is voor mij echt ideaal. De vechtsporten hebben daar een lange traditie en zitten er diep in de cultuur verankerd. 's Ochtends in de parken of op straat zie je bijvoorbeeld grote groepen mensen Tai Chi-oefeningen doen. Toch heb ik voor dat soort zaken niet veel oog als ik daar ben. Het belangrijkste voor mij is, dat ik me in China een paar weken helemaal op mijn sport kan storten, zonder dat ik over school of andere dingen hoef na te denken. Ik ben dan alleen bezig met trainen.

Ik krijg daar privé-les van de beste laoshi - onze leermeesters - die er in de wereld te vinden zijn. Ik train zo'n drie uur. Na afloop ben ik zo kapot dat ik verder alleen maar aan slapen en eten toekom.

Ik ging voor het eerst naar China toen ik tien was,

met leden van mijn toenmalige Rotterdamse sportschool en met mijn familie. We gingen op trainingsstage naar Nanjing in het oosten van China. Sindsdien ben ik heel vaak teruggeweest. De laatste jaren ga ik meestal alleen met mijn vader of moeder. Ik ga dan naar Beijing, terwijl mijn vier jaar oudere zus Ling naar het zuiden van China reist. Daar zitten de beste leermeesters voor de vechtsportvarianten waarin zij zich specialiseert.

Natuurlijk viel ik door mijn uiterlijk al weinig op in China, maar inmiddels heb ik ook de taal goed onder de knie. Mijn ouders zijn dan wel van Chinese afkomst, ze zijn geboren in Indonesië. Thuis spreken we Nederlands. Ik heb dus gewoon hard moeten studeren op dat Chinees. Dat ik die taal nu beheers is erg handig, want de laoshi spreken geen Engels. Voor veel westerse sporters die naar China gaan om beter te worden in een vechtsport is de taal daarom echt een struikelblok.

Op mijn achtste ben ik begonnen met wushu. Dat is de officiële verzamelnaam voor de Chinese vechtsporten, al hebben buitenstaanders het vaak over kung fu. Mijn ouders vonden het een veilig idee wanneer hun dochters al op jonge leeftijd iets aan zelfverdediging zouden doen. Dat is ook waar de meeste mensen aan denken als ze horen dat ik kampioen ben in een vechtsport. 'Oh, voor jou moeten we zeker oppassen in het donker?', hoor je dan. Maar wushu heeft in feite weinig met geweld te maken. Je maakt een opeenvolging van bewegingen, en dat doe je in je eentje, er is geen tegenstander. Toch zou ik iemand als het erop aankomt best een harde trap of klap kunnen verkopen.

Ik wil best toegeven dat ik Tai Chi in het begin langzaam en sloom vond. Het gaat bij deze sport vooral om het maken van vloeiende bewegingen. Ademhaling en coördinatie zijn belangrijker dan actie. Maar mijn eerste leraar in Rotterdam vond dat ik me moest toeleggen op die wushu-discipline, omdat er in het Tai Chi weinig vrouwelijke toppers waren. Een strategische keuze was dat dus.

Gelukkig merkte ik al snel dat ik veel rust in de oefeningen vond en dat ik steeds meer controle over mijn lichaam kreeg. Bovendien kwamen de resultaten snel. In 2004 werd ik voor het eerst Europees Kampioen. Zo'n prestatie geeft veel voldoening. Overigens wordt er nu van alles gedaan om Tai Chi aantrekkelijker te maken, vooral omdat het in 2008 een demonstratiesport bij de Olympische Spelen in Beijing wordt. De oude Chinese leermeesters vinden het niets, dat je tegenwoordig ook spectaculaire sprongen moet kunnen maken, wil je een wedstrijd winnen.

Mijn ouders zijn altijd een grote steun voor me geweest. En niet alleen door te betalen voor de reizen en de trainingen. Mijn moeder is op latere leeftijd ook zelf met Tai Chi begonnen. Zij is nu internationaal jurylid.

Veel mensen denken dat Chinese ouders overdreven prestaties eisen van hun kinderen. Dat is bij mij niet zo geweest. Wel hebben mijn ouders mij al vroeg kennis laten maken met allerlei dingen, zodat ik kon uitvinden waar mijn talenten en interesses lagen. Veel van mijn vriendinnetjes moesten van hun ouders keuzes maken, maar ik zat ook nog op zwemmen, speelde piano én dwarsfluit. Al die dingen vond ik ook echt leuk en ik heb er veel zelfvertrouwen door gekregen. Ik vond het daardoor ook niet zo moeilijk om al op mijn veertiende wushu-trainingen te geven aan studenten en universiteitmedewerkers in Leiden. Mijn zus Ling studeert daar geneeskunde. Samen met haar verzorg ik daar nog steeds trainingen. Vijf jaar geleden was dat best bizar, zo'n klein Chinees meisje tussen al die studenten. Maar ik wist dat ik iets kon wat anderen niet konden en ik ging hen dat dus leren.

Toch zullen sommige dingen bij mij best cultureel bepaald zijn. Ik geloof dat zo'n beetje alle Oeis in Nederland in de medische wereld zitten. Zelf wil ik tandarts worden, net als mijn vader. Ik heb bij hem gezien dat dat een leuk en afwisselend vak is. Bovendien houd ik wel van een beetje knutselen en met mijn handen bezig zijn. Mijn vader heeft er nooit iets over gezegd, behalve dan in wat losse grappende opmerkingen. Dan zei hij dat het toch wel erg leuk zou zijn als ik in zijn voetsporen zou treden, nu mijn zus mijn moeder volgt die ook als arts is opgeleid.

Helaas was ik dit jaar uitgeloot voor Tandheelkunde in Amsterdam. Na die afwijzing heb ik besloten het over een hele andere boeg te gooien. Het aardige van de studie Natuurwetenschappen en Innovatiemanagement hier in Utrecht is dat het een combinatie is van exacte- en maatschappij gerelateerde vakken. Ik dacht dat dat mij in een jaar meer zou verrijken dan de puur exacte studie, zoals Natuurkunde of Scheikunde.

Ik ben nog steeds van plan om dit jaar weer mee te gaan loten voor Tandheelkunde. Maar tot nog toe vind ik NW&I een erg leuke studie. Ik kan het studeren ook goed combineren met mijn sport, en dat terwijl ik toch vaak in Utrecht moet zijn. De afstand naar Bodegraven waar ik woon en naar Leiden waar ik vrijwel dagelijks lesgeef en train, is gelukkig te overzien. De belangrijke toernooien vielen het eerste halve jaar bovendien steeds in collegevrije periodes. Dus waarschijnlijk weten mijn docenten helemaal niet wat ik buiten de studie allemaal doe.

Ik ben bovendien al jaren gewend om het harde trainen en het lesgeven te combineren met school en andere zaken. Mijn Utrechtse studiegenoten zullen wel feestjes hebben en uitgaan. Voor dat soort dingen heb ik op de middelbare school ook nooit tijd willen maken. Daardoor houd je veel tijd over. Daarnaast zijn de vele treinreizen zeer geschikt om te studeren. Maar ook tijdens mijn stretchoefeningen pak ik er gewoon even een boek bij.

En dan is er af en toe best tijd over voor een dvd-tje. Vechtfilms? Ja, ook. En heus niet als studiemateriaal. Crouching tiger, hidden dragon was gewoon erg goed. Ik kan dan net als iedereen e genieten van de vechtscènes.

De vijftien Focusgebieden

Deelnemers: Geneeskunde, Diergeneeskunde, Instituut voor Risico Analyse (IRAS)

Onderzoek naar:Infectieziekten (bv. HIV, vogelgriep), chronische ontstekingsziekten (bv. reuma) en gezondheidsaspecten van onder meer milieuvervuiling

Aantal hoogleraren:38

2. Cardiovascular research

Deelnemers: Geneeskunde

Onderzoek naar:Betere behandelmogelijkheden voor hart- en vaatziekten door een combinatie van fundamenteel onderzoek naar de onderliggende mechanismen en klinisch patiëntenonderzoek

Aantal hoogleraren:19

3. Growth and Differentiation

Deelnemers: Geneeskunde, Diergeneeskunde, Hubrecht Laboratorium

Onderzoek naar:De moleculaire processen in de cel die onder meer zorgen voor het ontstaan van kanker en andere ziekten. Ook genomics en stamcelonderzoek vallen deels onder dit focusgebied

Aantal hoogleraren:41

4. Epidemiology

Deelnemers: Geneeskunde (+ Diergeneeskunde, IRAS, Farmacie, Wiskunde)

Onderzoek naar:De wereldwijde verspreiding van ziekten, het gebruik van geneesmiddelen en de kosten van de gezondheidszorg onder meer door middel van analyses van grote databestanden afkomstig uit bevolkings- en patiëntenonderzoek

Aantal hoogleraren:12 (+10)

5. Life Sciences and Biocomplexity: from Molecules to Organisms

Deelnemers: Geneeskunde, Biologie, Scheikunde

Onderzoek naar:Alle processen in de cel vanaf de moleculaire schaal tot het ontstaan van meercellige organismen en de interacties tussen cellen. Genomics en proteomics vormen een belangrijk onderdeel van dit gebied.

Aantal hoogleraren: 18

6. Drug Innovation

Deelnemers: Farmacie, Scheikunde

Onderzoek:Alle chemisch en farmaceutisch onderzoek dat bijdraagt aan het ontwikkelen van nieuwe, beter werkende geneesmiddelen. Elementen zijn onder meer: het vinden van werkzame stoffen, het ontwikkelen van effectieve dragers en het analyseren van de effectiviteit van geneesmiddelen.

Aantal hoogleraren: 9

7. Brain, Cognition and Behaviour

Deelnemers: Geneeskunde, Diergeneeskunde, Psychologie, Taalkunde, Natuurkunde, Biologie

Onderzoek naar::De hersenen en de rol die zij spelen in het menselijk en dierlijk 'kennen' en 'gedragen'. Onder dit focusgebied vallen zulke uiteenlopende disciplines als taalkunde, psychiatrie en verslaving, en biofysica

Aantal hoogleraren:39

8. Information technologies in Science and Society

Deelnemers: Informatica, Wiskunde

Onderzoek naar::Enerzijds nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie, met name op het terrein van 'gaming', media en intelligente systemen; anderzijds de fundamentele processen die ten grondslag liggen aan moderne IT-ontwikkelingen

Aantal hoogleraren:14

9. Foundations of Natural Science

Deelnemers: Wiskunde, Natuurkunde, Sterrenkunde

Onderzoek:Alle Utrechtse onderzoek op het terrein van de theoretische natuurkunde, de wiskunde en de astronomie.

Aantal hoogleraren:23

10. Earth and Sustainability

Deelnemers: Geowetenschappen, Biologie, Scheikunde, Natuurkunde, Innovatiewetenschappen, Milieukunde

Onderzoek naar:De talloze risico's die het leven op aarde bedreigen. Tot dit focusgebied behoren onder meer het klimaatonderzoek, de hydrologie, het onderzoek naar energie en duurzaamheid en grote delen van het onderzoek van Aardwetenschappen. Ook de Utrechtse nanowetenschappers participeren in dit gebied.

Aantal hoogleraren:55

11. Coordinating Societal change: lifecourse dynamics, economic flexibility and social cohesion

Deelnemers: REBO, Sociale Wetenschappen, Sociale Geografie

Onderzoek naar:De vraag hoe organisaties, families en individuen omgaan met en reageren op maatschappelijke en institutionele veranderingen. Daarbij moet onder meer worden gedacht aan de globalisering van de economie, de vergrijzing, de individualisering en de informatisering van de samenleving en de diversiteitsproblematiek.

Aantal hoogleraren:33

12. Conflicts and Human Rights

Deelnemers: Mensenrechten, Conflictstudies, Culturele Anrtropologie,, Geschiedenis, Ethiek

Onderzoek naar:De historische, politieke, sociale, ethische en juridische aspecten van internationale conflicten en mensenrechten in hun onderlinge relatie.

Aantal hoogleraren:12

13. The origins and impact of institutions: local, national, European

Deelnemers: Geschiedenis, REBO, Sociologie

Onderzoek naar:Enerzijds de historische ontwikkeling van de maatschappij en de instituties, waardoor die gekenmerkt wordt, vanaf de oudheid tot heden; anderzijds de invloed die instituties hebben op de sociale en economische ontwikkeling van de westerse met name de Europese samenleving.

Aantal hoogleraren:14

14. European cultures and identities: transfers, media and memory

Deelnemers: Letteren, Theologie, USBO

Onderzoek naar:Een breed spectrum van culturele verschijnselen in hun sociaal-politieke en intellectuele context. Tot dit focusgebied behoren onder meer grote delen van de Utrechtse theologie, de genderstudies, kunstgeschiedenis en mediastudies

Aantal hoogleraren:25

15. History and Philosophy of Science

Deelnemers: Letteren, REBO, Wijsbegeerte, Natuurkunde

Onderzoek naar:De geschiedenis en grondslagen van de wetenschappen, de wetenschapsfilosofie en de wijsbegeerte. Dit is het enige focusgebied dat een institutionele verankering krijgt in het nieuw op te richten Descartes Instituut.

Aantal hoogleraren:18

'Dit is mijn derde fiets'

 

 

 

 

Naomi, studente psychologie

Waar heb jij je fiets vandaan? "Ik heb hem hier verderop gekocht bij het Fietspunt."

Wel eens een gestolen fiets gekocht? "Nee. Of wacht, toch wel. Niet voor mezelf hoor, maar voor een vriendinnetje van me. We kwamen van een verenigingsborrel en zij had misschien iets te veel gedronken en moest een fiets hebben. Ze had zelf geen geld, dus toen heb ik hem maar van die junk gekocht. Voor hoeveel? Ah, vijf euro ofzo."

Fiets je als je gedronken hebt? "Niet meer. Ik ben ook bijna nooit dronken meer de laatste tijd. Ja, vroeger wel. Zo zat ik na een feestje een keer achterop bij iemand, dondert opeens de hele achterkant in elkaar. Achterwiel doormidden."

En lag dat aan de kwaliteit van de fiets, of misschien aan jou? "Aan de fiets natuurlijk!

 

Waar kan jij je aan ergeren als je aan het fietsen bent? "Het is heel irritant als mensen op een drukke weg inhalen zonder eerst achterom te kijken, ineens uitwijken naar links terwijl jij nèt langszij wilde komen."

Verslijt jij veel fietsen? "Ik woon nu twee jaar in Utrecht en dit is alweer mijn derde fiets. Mijn vorige twee zijn gestolen."

Sarah Eskens, studente filosofie

Heb jij je fiets eerlijk gekocht?"Jazeker. Anderhalf jaar geleden ongeveer, in Nijmegen. Ik ben best een zuinige fietser, want met mijn vorige heb ik zo'n zes jaar gedaan."

Plak jij je eigen band? "Ik liet het altijd doen door een huisgenootje van me. Maar op een gegeven moment had ik een band die vijf keer lek ging in twee weken. Ik denk dat het leuke er voor hem toen wel een beetje vanaf was en heb ik die band maar naar de fietsenmaker gebracht. Ik heb in het verleden wel een keer zelf geplakt, maar ik laat het toch liever doen."

Kan jij trucjes op je fiets? "Nou, niet in de zin van op mijn zadel staan ofzo, maar ik kan wel met nog twee anderen op één fiets zitten. Eén zit achterop, de ander op het zadel en de laatste staat op de trappers en moet fietsen."

Wat is jouw grootste ergernis op de fiets? "Als je voor een kruispunt voor het rode licht staat, zijn er altijd van die brave wachters. Dan gaat bijvoorbeeld het licht voor de voetgangers op groen en dan blijven de fietsers vooraan toch nog braaf staan wachten."

Soms lijkt fietsen op de stoep en lopen op het fietspad populair. Ben jij er ook zo één?"Ik fiets toch liever op het fietspad, anders krijg je weer van die zeikende omaatjes achter je aan. Buitenlanders lopen op het fietspad."

Buitenlanders?"Ha, ha, nee sorry! Ik bedoel natuurlijk toeristen. Dat moet je er niet zo inzetten hè, anders gaan mensen wel heel raar over me denken."

Armand van Wijck, student meteorologie

Fiets jij uit noodzaak of uit passie? "Uit pure noodzaak. Ik ben ontzettend lui ingesteld."

Je hebt lui en je hebt lui. "Ik woon in De Uithof en ben nog in staat de bus voor twee haltes te pakken vanaf mijn huis naar het Minnaertgebouw om colleges te volgen."

Wel eens een gestolen fiets gekocht? "Ik heb een keer een poging gedaan, maar dat was geen succes. Ik was met twee maten wezen stappen toen een zwerver ons een fiets aanbood. Na een tijdje onderhandelen over de prijs kwamen we uit op tien euro. Ik vertrouwde het al niet helemaal, dus ik wilde gelijk oversteken. Grijpt die zwerver plotseling die tien euro uit mijn hand en trekt een soort badge. 'Politie!', roept ie. Ik was me alweer aan het afvragen waarom dit mij weer moest overkomen toen hij op z'n fiets spong, keihard wegreed en bij het station tussen zijn zwervervrienden ging staan. Ik ben maar geen verhaal gaan halen."

Is Utrecht fietsvriendelijk? "Ik denk het wel, al zijn al die agenten die op je loeren bij stoplichten wel vervelend. Er zijn sowieso te veel stoplichten in de stad. Al die rode lichten kosten je zeker een kwartier extra als je naar het station moet."

Patrick Cox, student communicatie- en informatiewetenschappen

Wat voor een soort fietser ben jij? "Een suïcidale ha, ha. Ik fiets altijd vrij hard, tussen iedereen door en ik rag stoepen op en af. Vaak met zachte band, dus ik heb regelmatig een lekke band."

En die plak je dan zelf? "Altijd ja. Ik heb bij de fietsenmaker altijd het gevoel 'als die man het wel lukt, waarom zou je het dan zelf niet kunnen'?"

Waar heb je deze fiets vandaan?"Van Hoog Catharijne. Nee, niet gestolen, eerlijk gekocht. Hij was nog best duur ook, 95 euro, maar mijn vader heeft de helft bijgelegd gelukkig."

Fiets je als je gedronken hebt?"Natuurlijk. Hoe moet je anders thuiskomen? Het gaat ook bijna altijd goed. Ik ben tot nu toe een keer keihard op een vriend van mij geknald, die plotseling een slinger naar links maakte. Voor de rest is er nog nooit iets gebeurd."

Is Utrecht fietsvriendelijk?"Ja hoor. Alles is makkelijk te bereiken en toegankelijk. Nou ja, behalve op de Vismarkt misschien. Daar is het vaak lastig doorfietsen tussen al die winkelende mensen. Maar ik fiets graag. Een stuk beter in ieder geval dan dat openbaar vervoer. Altijd dat wachten, heel irritant."

Sjoerd Tel, student milieu- en natuurwetenschappen

Hoe kom jij aan deze fiets?"Gekocht op Marktplaat, voor vijftig euro."

Wel eens een gestolen fiets gekocht? "Voordat ik deze fiets kocht heb ik er wel een tijdje naar gezocht, maar het wilde niet echt lukken. Ik heb trouwens wel een keer een fiets gestolen."

Pardon?"Nou ja, gestolen. Dat ding stond niet op slot en ik was lopend en vrij lam. Je moet toch die keuze maken. Of lopen, of fietsen, en toen heb ik hem maar meegenomen. Of ik daar geen bezwaren tegen had? Principieel ben ik er wel tegen, maar praktische bezwaren heb ik niet echt. Die fiets heb ik overigens wel weer weggegeven."

Wel eens een fietsboete gehad? "Een keer in Bilthoven tijdens een routinecontrole. Voor fietsen zonder licht. Normaal ben ik best braaf hoor. Als het donker is fiets ik met licht aan en ik wacht netjes op groen."

Ik sprak net een meisje dat zich doodergert aan brave wachters voor rood licht. "Ja dat zou even lekker worden! Een beetje de omgekeerde wereld toch? Dat iemand die zich niet aan de regels houdt, iemand gaat verwijten dat die zich wel aan de regels houdt."

Elske van Dijke, studente pedagogiek

Wat een kleurrijke fiets. "Ja mooi hè."

Waar heb je hem vandaan?"Ik heb hem toevallig gisteren gekocht bij het UMC, bij Bike In.

Zelf gepimpt? "Ja. Ik ben eigenlijk niet zo van het pimpen hoor, maar ik heb hem als een soort diefstalpreventie op deze manier geverfd. Als jij een dief zou zijn, dan is mijn fiets toch veel te opvallend voor jou om nog te stelen?"

Worden er dan zoveel fietsen van jou gestolen?

"Dat valt op zich wel mee. Twee weken geleden is mijn fiets wel gestolen en ik was zo gehecht aan die fiets! Een hele traumatische ervaring inderdaad. Vandaar dat ik met deze fiets mijn voorzorgsmaatregelen heb genomen."