Achtergrond

'Echt een puik stukje werk'

"Echt een puik stukje werk." Docente Brenda Oude Breuil heeft zojuist het college mondialisering en culturele pluriformiteit achter de rug. En ze is opgelucht. "Gezien de omstandigheden houd je rekening met een zaal die misschien wat minder ideaal is, maar ik heb echt wel in slechtere zalen gestaan hoor. Dit is super goed geregeld."

Zaal Gamma is één van drie tentamenzalen in het Educatorium die in allerijl zijn ingericht als vervangende locaties voor de collegezalen Rood, Wit en Blauw in het Ruppertgebouw. Bijna 280 stoelen met een klaptafeltje aan de leuning, zoals ze wel te zien zijn in oude Amerikaanse series, vullen vanaf de raamzijde de helft van de zaal. De andere helft blijft bestemd voor tentamens. Midden in de ruimte staat een podium met aan beide zijden twee projectieschermen.

Oude Breuil is een dag eerder voor alle zekerheid even poolshoogte komen nemen: "Ik was vooral benieuwd of ik al die 200 studenten wel zou kunnen zien in een zaal die niet oploopt, maar dat gaat vanaf dat podium prima. En ik wilde even kijken hoe de apparatuur werkt. Het is altijd vervelend wanneer je staat te klungelen voor zo'n groep. Gelukkig is gebouwbeheer hier erg behulpzaam. Ze komen ook tijdens het college steeds kijken of alles wel goed gaat. Een kind kan de was doen."

Voor zo'n tweeduizend colleges en werkgroepen moest de afgelopen maand een ander onderdak gevonden worden. Belangrijk uitgangspunt daarbij was dat elke collegezaal, werkgroepruimte of computerleerzaal een enkel vervangend onderkomen zou krijgen. Iets meer dan tien dagen na het ongeval met de kraan, was het schema rond. Naast de drie tentamenzalen in het Educatorium kreeg ook de Van Lier en Egginkzaal in het Bestuursgebouw, normaal gesproken vooral in gebruik voor symposia, conferenties en universiteitsraadvergaderingen, tijdelijk de status van collegezaal. In de bibliotheek werden 100 computerplekken versneld in gereedheid gebracht. Ook in het Buys Ballot Laboratorium k en op het terrein van University College zijn extra ruimtes beschikbaar gekomen.

Als klap op de vuurpijl werden de ambtenaren in het Bestuursgebouw uit hun kantine gejaagd om plaats te maken voor drie werkgroepruimten. Die werden vervolgens als ware het voor een televisieserie in rap tempo uit de grond gestampt. Afgelopen maandag vonden daar de eerste colleges plaats.

Gebouwbeheerder Cobi Noordhof spreekt van "een situatie die je maar één keer meemaakt." Volgens haar zijn alle omzettingen en aanpassingen met bewonderingwaardige inzet van velen en vrijwel zonder complicaties verlopen. "Iedereen wilde net even harder lopen. Ik denk dat dat wel anders was geweest wanneer er bij het ongeval echt doden waren gevallen."

De totale kosten van de gehele operatie bedragen nu al meer dan een miljoen euro, aldus een woordvoerder van het universitaire facilitair bedrijf FBU. Dat betreft de materiaalkosten en de arbeidskosten, maar ook de huur van stoelen, tafels en apparatuur. Zo waren er 1150 huurstoelen nodig, alleen al om de studenten te laten zitten.

De eerstejaars studenten Culturele Antropologie van Oude Breuil zijn via het studieinformatiesysteem Studion op de hoogte gehouden van de onzekerheden in de roostering. "Het duurde even, maar uiteindelijk wisten we precies waar we aan toe waren", zegt studente Anne Goos. "Ik ben allang blij dat we verder geen nadelen ondervinden van al dat gedoe met die kraan."

De zaal vindt ze ook prima: "Ik kon alles goed zien op die schermen. En de docente was overal prima te horen. Alleen die tafeltjes van die stoelen zijn wel erg klein. Dat is echt priegelwerk."

Mede-studente Nina Frambach is het met Goos eens. Lachend vult ze haar collega aan. "Maar je hebt wél veel beenruimte. En met dat mooie uitzicht hier..... dan kun je lekker naar buiten zitten staren."

Utrecht wil huisjesmelkers aanpakken

Op vrijdag 12 januari werd de Utrechtse huisbazin Betty Chang door de studentenvakbond LSVb en de jongerenorganisatie van de SP Rood, uitgeroepen tot huisjesmelker van het jaar. Zij vraagt haar huurders hoge bedragen voor kleine, vaak slecht onderhouden kamertjes. De media, en het Ublad ook, vragen keer op keer mevrouw Chang om een reactie. Ze komt echter nooit aan de lijn en belt en mailt nooit terug.

Het AD/Utrechts Nieuwsblad weet dat Chang via haar bedrijf Marlux B.V. 37 panden in de regio Utrecht in bezit heeft. Navraag bij de gemeente wijst uit dat voor veertien panden een omzetvergunning is afgegeven. Deze is nodig als de eigenaar een woning wil laten ombouwen tot studentenhuis.

De omzetvergunning speelt een voorname rol in het gemeentelijk onderzoek. Voorlichter Peter Smit zegt dat de gemeente gaat controleren of alle panden van Chang - en ook panden van andere 'groothuizenbezitters' - een dergelijke vergunning hebben. Zo niet, dan zullen 'passende maatregelen' volgen. Mocht de veiligheid van bewoners in het geding zijn, dan zal in het uiterste geval een pand ontruimd worden. Maar daar is de gemeente niet op uit. "We willen de eigenaar raken, niet de huurders."

Bovenop het onderzoek besloot de gemeente per direct een heffing van 200 euro per vierkante meter in te stellen voor huiseigenaren die een pand verbouwen tot studentenhuis. De maatregel bestond tot 2001 al, maar werd afgeschaft, om zo de bouw van studentwoningen aan te moedigen. Het tekort was toen groter dan nu. De gemeente acht de hoeveelheid woningen nu weer op peil.

De herinvoering van de heffing moet huisjesmelkers bemoeilijken op grote schaal goedkope flats in wijken als Overvecht en Kanaleneiland op te kopen en te transformeren tot studentenhuizen. De gemeente wil juist zo veel mogelijk verschillende bewoners in deze wijken.

Verhuurdersvereniging Vastgoed Belang Utrecht is verbaasd over de maatregel. Volgens woordvoerder Joël Scherrenberg schiet de gemeente zijn doel voorbij: "Hiermee pak je ook de ouders aan, die voor hun kind een huis kopen en ze daar met een aantal vrienden laten wonen. Een studentenwoning is al gauw honderd vierkante meter. Het kost de eigenaar al 20.000 euro, voordat er ook maar iets verbouwd is."

Scherrenberg onderschrijft de problemen van de gemeente, maar pleit voor andere maatregelen. Zo wil Vastgoed Belang een keurmerk voor verhuurders invoeren. Dit 'bewijs van goed gedrag' wordt uitgegeven aan verhuurders die aan een aantal kwaliteitseisen voldoen. Alle panden van de verhuurder worden elke twee jaar gecontroleerd op brandveiligheid, hygiëne en de prijs-kwaliteit verhouding van huren.

USF Studentenbelangen laat in een persbericht weten voorstander van zo'n keurmerk te zijn. USF is net als Vastgoed Belang tegenstander van de omzetheffing. Zij vrezen dat de gemeente op deze manier de woningnood groter maakt.

Vastgoed Belang komt nog met een ander idee dat aan de gemeente wordt voorgelegd: een woonvergunning voor huurders. De vergunning wordt alleen dan afgegeven als de huurder staat ingeschreven als woningzoekende en een huurcontract kan overleggen voorzien van een puntentelling zoals die door de huurcommissie wordt gebruikt. Deze telling dient door de huurder en verhuurder ondertekend te zijn.

De vergunning is bedoeld voor kamers die opnieuw vrijkomen, niet voor reeds verhuurde kamers. Hierdoor blijven huisjesmelkers als Chang vooralsnog buiten schot. Scherrenberg pareert: "Dat klopt inderdaad. Het verloop van studentenkamers is echter zo groot, dat verhuurders als mevrouw Chang op een gegeven moment ook aan de beurt komen."

De gemeente reageert terughoudend op dit voorstel. Zij is vooral bang voor de administratieve rompslomp die het plan met zich meebrengt. Volgens Scherrenberg kan dat meevallen als de huurder alle benodigde stukken netjes aanlevert.

Vastgoed Belang heeft een open brief opgesteld. Hierin wordt de gemeente opgeroepen de herinvoering van de omzetheffing terug te draaien. Andere belanghebbenden als de SSH, USF, LSVb en studentenhuisvester Kences hebben de brief ondertekend en zal aan de gemeente worden aangeboden.

Chang-huurders vechten veel te hoge huur aan

Maarten Dalm huurt sinds november een kamer van Chang. In de Javastraat in Lombok. Het was uit noodzaak geboren dat hij zijn handtekening zette onder het huurcontract. Nu draagt hij maandelijks 230 euro af voor een kamertje van krap zes vierkante meter.

Toen Maarten aan zijn studie Economie aan de UU begon, woonde hij nog in het Limburgse Heerlen. Dagelijks zou hij vier uur per dag kwijt zijn aan reizen. "Dat was natuurlijk geen optie en andere kamermogelijkheden had ik ook niet."

Samen met ROC-student Laurens Jong (22) en drie andere huisgenoten besloot Dalm stappen te ondernemen tegen hun huisbazin. Jong was daar al mee bezig, nog voordat Chang uitgebreid ter sprake kwam in de media. Hij wees zijn huisgenoten op de mogelijkheid van de huurcommissie. "Veel studenten kennen hun rechten niet. Ze zijn bang dat hun huisbaas ze op straat zet, terwijl dat helemaal niet is toegestaan." Laurens verdenkt Chang ervan opzettelijk hoge huren te vragen. "Ze wacht gewoon af totdat je naar de huurcommissie stapt. Zo niet, dan ontvangt ze lekker veel huur."

Qua buurt hebben ze het aardig getroffen, zeggen de bewoners. De Javastraat, een zijstraat van de levendige Kanaalstraat, ligt op een steenworp afstand van Utrecht CS. Het huis oogt als de meeste andere studentenhuizen. Keuken, badkamertje, wasmachine. Het ontbreekt alleen aan een huiskamer.

"Over mijn eigen kamer ben ik ook best tevreden", zegt Laurens tijdens een rondleiding door het huis. Zijn kamer is ongeveer vijftien vierkante meter. Tevens heeft hij de beschikking over een slaapvliering. De 400 euro die hij hiervoor maandelijks moet betalen vindt hij echter aan de hoge kant.

Maarten is inmiddels samen met een jaarclubgenoot op zoek naar andere woonruimte. Bij binnenkomst van zijn kamer blijkt direct waarom. Houten plankjes niet dikker dan een paar centimeter doen dienst als muur. Een klein, vierkant zolderraampje is de enige bron van daglicht. De poten van zijn bed leunen aan een kant op een verkleurd kledingkastje en aan de andere kant op een soort houten verbreding van het opgetrokken wandje. Even goed uitrekken na het slapen is er niet bij. De kamer is nauwelijks twee meter hoog en in huis is het supergehorig. Een gesprek dat op een verdieping lager wordt gevoerd, is woordelijk te horen.

Net nadat de twee studenten in het huis waren komen wonen, bleken tv en internet het niet te doen. Er stond een schuld open van 760 euro bij kabelmaatschappij Casema. Een welkomstcadeautje van de vorige bewoners. Een moeder van een medebewoner heeft Chang hier meerdere malen op aangesproken. Er werd immers internet beloofd in de kameradvertentie.

Inmiddels kunnen de bewoners weer het net op, maar het duurt maanden voordat Chang klachten in behandeling neemt. Zo wordt al maanden tevergeefs gewacht op een monteur die de boiler komt repareren.

Waar onder de huurders verder onvrede over bestaat zijn de 70 euro servicekosten die iedereen maandelijks moet betalen. De ene helft is opgebouwd uit energiekosten, de andere uit 'niet-energiekosten'. Wat dat laatste inhoud is niet helemaal duidelijk. Laurens: "Dat schijnt een soort voorschot te zijn voor onvoorziene kosten. Als de wasmachine stuk gaat bijvoorbeeld. Maar toen die een keer stuk ging, zei Chang dat we dat maar zelf moesten zien op te lossen."

Volgens het puntensysteem van de huurcommissie zouden Laurens en Maarten respectievelijk 160 en 40 euro moeten betalen voor hun kamers. Ze hebben de puntentellingen vorige week aan Chang gegeven. Als zij binnen zes weken niet met een tegenbod komt, stappen ze naar de huurcommissie. In het huurcontract dat Laurens laat zien, dekt Chang zich al in tegen eventuele ontevreden huurders. Artikel 11 stelt dat huurders akkoord gaan met de huurprijs en servicekosten en 'will not contest (fight) it.'

De bewoners hebben dus ook nu geduld nodig want het duurt wel even voordat de huurcommissie met een uitspraak komt. Mocht de huurcommissie de bewoners van de Javastraat in het gelijk stellen, dan is de kans aanwezig dat ze de huur die zij te veel betaald hebben met terugwerkende kracht teruggestort krijgen. Dat is alleen mogelijk als huurders binnen zes maanden na ingangsdatum van het huurcontract bezwaar aantekenen.

Chang schijnt volgens Laurens een van de huisgenoten al een keer heel onschuldig opgebeld te hebben. "Dat we niet alles moesten geloven wat er in de media over haar geschreven werd. Ik heb weleens met haar gesproken en dan komt ze best lief en betrokken over. Maar als je je dan omdraait, naait ze je waar ze maar kan."

En wat kost zo'n kamer nu?

Behalve huisjesmelker Chang zijn er nog meer particuliere huisbazen die kamers verhuren. Fotografe Berbke Brouwer zocht er vorige jaar een aantal op en vroeg hen wat ze voor hun kamer betaalden.

1. naam Nihan

2. leeftijd 23 jaar

3. studie communicatiemanagement

4. locatie kamer in Utrecht Lombok

5. hoe eraan gekomen via een eigen advertentie in het Utrechts Nieuwsblad

6. hoe lang al woonachtig heeft er totaal 4,5 jaar gewoond, paar weken na de foto is de kamer afgebrand door kortsluiting in de tv en er waren geen brandvoorzieningen aanwezig in het huis. Nihan moest toen verhuizen. Inmiddels is de kamer weer opgeknapt en verhuurd

7. hoe lang nog woonachtig woont nu elders

8. huis-/ganggenoten 5

9. grootste pluspunt van de kamer de gezelligheid en de luxe van een afwasmachine die ze zelf geregeld hadden

10. grootste minpunt te klein en geen gezamenlijke ruimte

11. Waar betaal je de huur van stufi en bijbaantje

1. naam Kasper

2. leeftijd 22

3. studie Commerciële Economie in Amsterdam

4. locatie kamer in Utrecht Lombok

5. hoe eraan gekomen via via en gehospiteerd

6. hoe lang al woonachtig heeft totaal drie maanden op de kamer gewoond en is toen in huis doorverhuisd naar een kamer van 17 vierkante meter ook voor 350 euro

7. hoe lang nog woonachtig is opzoek naar iets groters

8. huis-/ganggenoten 5

9. grootste pluspunt van de kamer na lang denken...het grote raam

10. grootste minpunt te klein

11. Waar betaal je de huur van bijbaantje en stufie

1. naam Lotte

2. leeftijd 19

3. studie Pedagogiek

4. locatie kamer in Utrecht Tolsteeg

5. hoe eraan gekomen via kamernet en hospiteren

6. hoe lang al woonachtig 2 jaar

7. hoe lang nog woonachtig wil binnen een half jaar iets goedkopers vinden

8. huis-/ganggenoten nu 1 maar ze zijn nog opzoek naar een derde

9. grootste pluspunt van de kamer de locatie, dichtbij de stad, fietsafstand van de uithof, dichtbij natuurgebiedje.

10. grootste minpunt de huur, gewoon iets te hoog

11. Waar betaal je de huur van met ondersteuning van ouders

1. naam Els

2. leeftijd 26

3. studie Heeft kunstgeschiedenis gestudeerd, studeert nu Museologie

4. locatie kamer in Utrecht Centrum

5. hoe eraan gekomen via een vriendin

6. hoe lang al woonachtig heeft er in totaal 2 jaar gewoond, inmiddels verhuis naar een zelfstandige woning

7. hoe lang nog woonachtig

8. huis-/ganggenoten had 3 huisgenoten

9. grootste pluspunt van de kamer locatie, midden in het centrum

10. grootste minpunt heel klein

11. Waar betaal je de huur van werk

1. naam Quinten

2. leeftijd 19

3. studie Journalistiek

4. locatie kamer in Utrecht Tolsteeg

5. hoe eraan gekomen via zijn ouders

6. hoe lang al woonachtig 2 jaar

7. hoe lang nog woonachtig nog lang

8. huis-/ganggenoten nu 1 maar ze zijn nog opzoek naar een derde

9. grootste pluspunt van de kamer de ruimte

10. grootste minpunt na lang denken...geen wasbak op de kamer

11. Waar betaal je de huur van ouders hebben het huis gekocht, hoeft geen huur te betalen

1. naam Lucas

2. leeftijd 21

3. studie Grafische vormgeving HKU

4. locatie kamer in Utrecht Hoograven

5. hoe eraan gekomen via advertentie in een blaadje

6. hoe lang al woonachtig heeft er in totaal 5 maanden gewoond, heeft daarna een tijdje anti-kraak gewoond, woont nu op een kamer van 12 vierkante meter voor ongeveer 200 euro

7. hoe lang nog woonachtig

8. huis-/ganggenoten woonde met nog 3 andere huisgenoten

9. grootste pluspunt van de kamer dat hij tenminste een kamer had

10. grootste minpunt locatie, ver buiten het centrum, klein en veel te duur

11. Waar betaal je de huur van met ondersteuning van ouders en werk

1. naam Marieke

2. leeftijd 22

3. studie Pedagogiek

4. locatie kamer in Utrecht Lombok

5. hoe eraan gekomen via internet en hospiteren

6. hoe lang al woonachtig 1 jaar en 2 maanden

7. hoe lang nog woonachtig voorlopig is het OK maar zal wel verhuizen als ze iets groter en veel goedkoper vindt

8. huis-/ganggenoten 5

9. grootste pluspunt van de kamer de vliering, hiermee win je ruimte, haar bed is boven. Als de vliering er niet was geweest had ze de kamer niet genomen

10. grootste minpunt de kamer is niet groot

11. Waar betaal je de huur van stufi en werk

1. naam Cathalijne

2. leeftijd 20

3. studie Life science

4. locatie kamer in Utrecht Amsterdamsestraatweg, wijk Ondiep

5. hoe eraan gekomen via kamernet, hospiteren bij de huisbaas

6. hoe lang al woonachtig 15 november precies 2 jaar

7. hoe lang nog woonachtig gaat dan verhuizen naar een huis met vriendinnen en krijgt dan twee kamers

8. huis-/ganggenoten 3

9. grootste pluspunt van de kamer de openslaande deuren naar het balkon, lekker om te ontbijten

10. grootste minpunt oppervlakte van de kamer, als die groter was had ze het heel anders kunnen inrichten

11. Waar betaal je de huur van stufie en lening

'Ja, zo zie je dat een goedaardig gezwel soms ook kwaad kan'

"Kankeronderzoek heeft veel invloed op de maatschappij", zegt assistent in opleiding Marc van Mil (28) van het Utrechtse Cancer Genomics Centre. "Ik vind het vanzelfsprekend dat je daarover ook communiceert." Van Mil is de 'uitvinder' van het Utrechtse DNA-lab en nadat hij eerst zelf langs middelbare scholen ging om les te geven over DNA en kanker, stuurt hij sinds 2006 studenten van de Universiteit Utrecht met een busje vol laboratoriumspullen langs scholen met het lespakket Lees de taal van de tumor.

Het rijdende DNA-lab wordt op de scholen met open armen ontvangen. Zo ook vandaag in Amsterdam door biologieleraar Nico Zwennis. "Op een middelbare school zijn de mogelijkheden om leuke proefjes te doen altijd erg beperkt", vertelt hij. "Daarom is het geweldig dat we door middel van gastlessen de leerlingen toch zoiets leuks kunnen aanbieden."

Het pakket bestaat uit vier lessen waarvan de eerste en de laatste door de leerkracht zelf worden gegeven. De lessen twee en drie, de practica, worden door de Utrechtse studenten gegeven. Vandaag zijn dat Marianne van Leeuwen (22) en Gerrianne van der Velde (21) vierdejaars studentes biomedische wetenschappen. Zij proberen de leerlingen uit te leggen hoe een gezonde cel verandert in een kankercel. In twee uur tijd nemen zij de vwo'ers mee naar de wereld van het kanker- en genomicsonderzoek, de wetenschappelijke tak van sport die zich bezighoudt met onderzoek naar de erfelijkheid en genen van mensen, dieren en planten.

Deze gastles bestaat uit een aantal proeven, afgewisseld met klassikale blokjes theorie en achtergrond. "Vandaag zijn jullie de onderzoeker", zegt Marianne. "We gaan het DNA van gezonde cellen vergelijken met dat van tumorcellen. Kanker ontstaat door veranderingen in bepaalde stukken van het DNA. Een aantal genen waarop bepaalde erfelijke informatie staat, spelen hierbij een grote rol en elk groepje zal er hiervan één gaan onderzoeken."

De scholieren moeten zelf dierlijk DNA isoleren in een reageerbuis en specifieke genen zichtbaar maken. Hiervoor gebruiken ze materialen en technieken die in het hedendaagse DNA-onderzoek ook toegepast worden. Alle spullen zijn in een busje naar de school gebracht. "Dit soort materiaal is voor scholen onbetaalbaar," vertelt docent Zwennis. "We krijgen er wel eens reclamefoldertjes van, maar die kunnen regelrecht de papierbak in."

Het is voor de leerlingen wel even wennen om les te krijgen van de Utrechtse studenten, maar de meesten vinden het prachtig. Vandaag treffen Marianne en Gerrianne een gemotiveerde klas, maar het kan soms ook anders zijn. Gerrianne: "We hadden één keer zo'n ongemotiveerde klas. Die deden eigenlijk niks anders dan hun handschoenen bekladden en naar buiten kijken." Toch ziet het duo het als een uitdaging. "Elke klas is anders," zegt Marianne," en daar moet je slim op inspelen."

Goed en kwaad

De studentes hebben, voor ze het land in werden gestuurd, zelf eerst een crashcourse van tweeëneenhalve dag gevolgd om de fijne kneepjes van het lesgeven onder de knie te krijgen. Coördinator Van Mil: "Presenteren kunnen ze al. Ze moeten vooral didactische vaardigheden leren als hoe je de leerlingen bij de les betrekt, of hoe je ze echt over dingen laat nadenken." De twee studentes hebben toen goed opgelet, want opvallend aan hun les is dat deze zeer interactief is. Ze stellen de leerlingen veel vragen en er is veel aandacht besteed aan de toegankelijkheid van de les. Bij elk lastig onderdeeltje lanceren de dames een sprekend voorbeeld. Cellen die niet meer goed hechten bijvoorbeeld, zijn net handen die in stompjes veranderd zijn. Deze vergelijking maakt het erg verklaarbaar dat zo'n cel snel loslaat en ergens anders in het lichaam terecht kan komen.

Tussen de bedrijven door is er ook gelegenheid voor algemene vragen. Vaak zijn deze erg praktisch, zoals 'wat kan ik doen om geen prostaatkanker te krijgen' of 'krijgt een kind van een moeder met kanker ook een tumor'. Het onderstreept hoe dicht het onderwerp bij de leefwereld van de scholieren ligt: iedereen blijkt wel eens een geval van kanker in zijn eigen omgeving te hebben meegemaakt. Niet voor niets is er in de afsluitende les speciaal tijd ingeruimd voor een klassengesprek over de ethische kant van kanker.

Bijna alles wat in de twee uur aan bod komt, is nieuw voor de vwo'ers. Wanneer Gerrianne een paar op sterk water gezette tumoren tevoorschijn haalt, vallen de monden open van verbazing. De meesten hebben nog nooit in het echt een tumor gezien. "Is dát goedaardig?" vraagt een leerling bij het zien van een enorme niertumor. "Ja, zo zie je dat een goedaardig gezwel soms ook kwaad kan," legt Gerrianne uit.

Al zijn de meeste leerlingen vol enthousiasme, sommigen worden wel wat lamgeslagen door de enorme hoeveelheid informatie. Zo bekent Thijs dat hij aan het eind wel moeite had zijn aandacht erbij te houden. Op dat moment werd juist uitgelegd hoe ze de veranderingen in het dna hadden aangetoond. "Ik vond het wel super interessant maar de meeste theorie ben ik waarschijnlijk snel weer vergeten." Zijn klasgenoot André bleef wel de volle twee uur bij de les. Hij heeft het idee nu ook echt meer over kanker te weten. "Je leert in de gewone les wel wat de ziekte inhoudt, maar niet hoe het komt dat cellen ontsporen." Nu weet hij alleen maar zekerder dat hij chirurg wil worden. Ook Gerrianne weet wat ze na haar studie het liefste wil doen: voor de klas staan.

Wetenschappelijk onderzoek en educatie

Het Utrechtse Cancer Genomics Centre is een samenwerkingsverband van onderzoeksgroepen van het Universitair Medisch Centrum Utrecht, het Hubrecht Laboratorium, het Nederlands Kanker Instituut en het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam. Het is één van de vijf Centres of Excellence op het gebied van genenonderzoek in Nederland die worden gefinancierd door het Netherlands Genomics Initiative dat sinds 2001 bestaat.

De vijf Centres of Excellence zijn in 2003 opgericht en een deel van het budget moet worden uitgegeven aan communicatie en educatie. Het centrum in Wageningen kwam op het idee om practica te gaan geven in het voortgezet onderwijs. Elk centrum koos daarop een onderwerp dat bij zijn eigen expertise aansloot. Het Wageningse centrum bedacht Prenataal onderzoek bij planten (over plantenveredeling), het Nijmeegse centrum Speur surfend in je genen (over forensisch onderzoek), het Leidse centrum Gezond of ziek: een vouwtje verkeerd (over eiwitvouwing) en het Delftse centrum Racen met WC-papier (over biobrandstoffen) en het Utrechtse kanker.

Van Mil ontwikkelde de Utrechtse module Lees de taal van de tumor en ging er vorig jaar eerst zelf dertig keer het land mee in. Tegenwoordig stuurt hij studenten biologie of biomedische wetenschappen met een busje vol laboratoriumspullen langs scholen. Deze studenten zijn hier tien weken mee bezig. "Onze studenten doen het erg goed," zegt Van Mil trots. "Het Utrechtse lab komt erg goed uit de evaluaties die op elke school worden gehouden, zowel wat betreft de inhoud als de presentatie." Er is dan ook goed nagedacht over de opzet. "We hebben bewust aangehaakt bij de laatste ontwikkelingen in het onderwijs en bij de ontwikkeling van de module werkten we samen met het Freudenthal Instituut voor Didaktiek van Wiskunde en Natuurwetenschappen. We plaatsen de theorie in een voor de leerlingen herkenbare omgeving. Hierdoor willen we hen enthousiast maken over genomicsonderzoek en hen laten beseffen wat de impact van dit onderzoek op de maatschappij is."

Het unieke karakter waarbij experts van buitenaf de kennis overbrengen, is één van de sterke punten van de module. Van Mil: "Dit soort lessen blijft hangen. Studenten worden door de leerlingen gezien als experts, die ook nog eens kunnen vertellen hoe het is om te studeren. Leerlingen vinden dat prachtig." Toch ziet Van Mil ook toekomst voor zijn programma in het reguliere biologieprogramma van middelbare scholen. Zeker als in september 2007 een nieuw keuzevak begint voor bètaleerlingen in de tweede fase 'Natuur, Leven en Technologie'. "Daar past dit onderwerp ook prima in. En omdat de les didactisch zo sterk is, kunnen scholen er veel mee."

Zie voor meer informatie www.DNAlabs.nl

interview met Rolf Kleber

Ik ben van origine cultuurpsycholoog en ik ben indertijd het traumaveld ingerold, omdat ik in 1980 ben gevraagd om mee te werken aan een onderzoek naar de psychische nasleep van de Molukse treinkapingen. In die tijd had men binnen de reguliere hulpverlening nog nauwelijks aandacht voor wat wij nu een posttraumatische stressstoornis (ptss) noemen. Psychische problemen werden veroorzaakt door je persoonlijkheidsstructuur of door je sociale achtergrond, niet door zoiets incidenteels als een traumatische gebeurtenis. Vreemd natuurlijk, want het gaat vaak om heel ingrijpende gebeurtenissen: een overval, een ernstig ongeluk, een brand, of wat ik zelf een heel wrang voorbeeld vind, een tsunami. Je bent gezellig op vakantie, je staat nietsvermoedend op het strand en een enorme golf zorgt dat je opeens alles kwijt bent, je bezittingen, maar soms ook je familieleden of je eigen kind.

Na 1980 is ptss in snel tempo een begrip geworden en al geruime tijd zou je het bijna booming business kunnen noemen, gezien de enorme hoeveelheid onderzoek en aandacht. Ik zelf ben onder meer supervisor van een groot onderzoek naar de gevolgen van de Enschedese vuurwerkramp. Centraal daarin staat de vraag hoe het komt dat de een wel ptss krijgt en de ander niet. Wij waren er in Enschede snel bij en hadden al binnen drie weken na de ramp een groot aantal mensen ondervraagd die binnen een bepaalde afstand van de plek woonden of die hulp hadden verleend. We hebben in kaart gebracht om wat voor mensen het ging en welke problemen ze hadden en daarna zijn we ze blijven volgen.

Wat we hebben gevonden, is dat veel mensen kort na de ramp problemen hadden, ze waren depressief en angstig en sliepen slecht. Maar in de meeste gevallen verdwenen die klachten vanzelf weer. Na vier jaar bleek tien tot vijftien procent een serieuze stoornis te hebben ontwikkeld. Dat betekent dus dat het geen zin heeft om meteen na een ramp aan alle betrokkenen gespecialiseerde psychische hulp aan te bieden. Het is veel beter als ze praktische ondersteuning krijgen en als ze er met vrienden en bekenden over kunnen praten, want sociale steun is belangrijk om te voorkomen dat zich ptss ontwikkelt. Er is het beroemde voorbeeld van Londense stadskinderen die in de Tweede Wereldoorlog naar het platteland werden gestuurd omdat het daar veiliger was. Naderhand bleken die kinderen veel meer problemen te hebben dan kinderen die in de stad waren gebleven, want ze hadden hun vader en moeder gemist. Dat was ingrijpender geweest dan de bombardementen voor de stadskinderen.

Met praktische ondersteuning en een beetje sociale steun blijken veel mensen dus heel goed in staat om een traumatische gebeurtenis te verwerken. Ik moet dan ook een beetje glimlachen om de enorme batterij aan ondersteuning die tegenwoordig na een ramp op gang komt. Je zag dat laatst weer bij die omgevallen hijskraan in De Uithof. Maar ja, we zijn tegenwoordig erg rampgevoelig. Twintig jaar geleden zou zoveel aandacht op het journaal voor eens simpele storm toch onvoorstelbaar zijn geweest? Het was een harde wind, dat geef ik toe, maar al die extra NOS-uitzendingen vond ik toch wat ver gaan.

Ik verwacht niet dat die hijskraan tot gevallen van ptss zal leiden. Uit alle onderzoek blijkt dat die vooral voorkomen na levensbedreigende gebeurtenissen, die je systeem, je kader van ideeën en interpretaties omver gooien. Je bent ervan overtuigd dat je trein straks in Groningen aankomt, maar opeens stormen er mensen met bivakmutsen naar binnen en ben je je leven niet meer zeker. Het risico is extra groot als er sprake is van tegen jou persoonlijk gerichte agressie en als je in je dooie eentje bent. Na de Tweede Wereldoorlog bleken in Engeland de meeste psychische problemen voor te komen bij boordschutters van Lancaster bommenwerpers. Die mensen zaten moederziel alleen met een mitrailleur in een glazen schutterskoepeltje, dat onder het vliegtuig hing. Ze waren aan alle kanten zichtbaar en konden niet weg. Die mensen waren echt enorm getraumatiseerd.

Een opvallende uitkomst uit ons onderzoek in Enschede was dat relatief veel Turkse bewoners ptss hadden ontwikkeld. We hebben onze ondervraagden vergeleken met bewoners van Tilburg, omdat die stad erg op Enschede lijkt, ook een voormalige textielstad met een zwakke sociaal-economische basis. Die vergelijking maakte duidelijk dat de Turkse Nederlanders die door de ramp getroffen waren, meer problemen hadden dan je alleen op basis van hun etnische achtergrond zou verwachten. Dat vond ik interessant, omdat ik als cultuurpsycholoog cultuur en gezondheid als tweede thema heb. Deels komt het natuurlijk door de taal en het land, waar men de weg niet zo goed kent, maar er was ook sprake van een schokeffect. Juist in het geordende Nederland had geen Turkse migrant zo'n ramp ooit verwacht. De gebeurtenis gooide al hun zekerheden over ons land ondersteboven.

Er zijn inmiddels vrij effectieve behandelingen voor ptss, kortdurende series gesprekken waarin patiënten wordt gevraagd om terug te gaan naar de gebeurtenis. Bij veel mensen met ptss is namelijk sprake van een soort dubbelheid. Aan de ene kant zijn ze heel bang voor de herinnering aan de gebeurtenis, aan de andere kant zijn ze er voortdurend mee bezig. "Ik wil er niet aan denken en daardoor denk ik er steeds aan." Door de gebeurtenis heel bewust nog een keer opnieuw te beleven, maken ze de herinnering als het ware onschadelijk. Ze leren op een andere manier naar de gebeurtenis te kijken en in te zien dat de bedreiging niet zo groot is als zij denken.

Of ik zelf erg traumagevoelig ben, weet ik niet. Ik ben tussen 1994 en 2000 elk jaar een paar weken in Sarajevo geweest om er in opdracht van Artsen zonder Grenzen plaatselijke hulpverleners te trainen. Zeker de eerste jaren was dat niet ongevaarlijk. De stad werd belegerd, 's nachts hoorde je schieten, en in sommige wijken kon je zelfs overdag beter niet komen. We reden elke dag in een gepantserde auto over de beruchte sniper alley, maar bang ben ik niet geweest. Ik vond het wél spannend. Ik heb er ook geleerd hoe verdorven oorlog is. Normaal kwam er één keer in de zoveel dagen een VN-vliegtuig met goederen, dat de volgende dag leeg vertrok. Als de prijzen op de zwarte markt teveel daalden, werd dat vliegtuig beschoten. Dan werden de vluchten opgeschort totdat de prijzen weer voldoende waren gestegen. Eén keer werden de vluchten net opgeschort, toen ik zou vertrekken. Men heeft toen nog geprobeerd mij per auto te laten gaan en dat vond ik wel eng, want toen kwam ik opeens in een gebied met kapot geschoten huizen en road blocks bemand door bleke, hologige jongens met machinegeweren die met grimmige gezichten mijn spullen controleerden. Ik werd al snel weer naar Sarajevo teruggestuurd en dat vond ik toen wel best.

Ik vond het overigens heel zinvol werk omdat die mensen zo ontzettend graag iets wilden leren. Ze zaten echt op het puntje van hun stoel en schreven, anders dan mijn studenten hier, alles op. Ik moest wel erg wennen aan hun totaal andere referentiekader. In het begin kwam ik nog met voorbeelden van een bankoverval. Dan keken ze me aan met zo'n gezicht van: "Een bankoverval? In een stad waar voortdurend doden vallen? Waar heb je het over? Dat is toch geen serieus probleem?"

'In Nederland heeft iedereen de verantwoordelijkheid over zijn eigen bootje'

Studievoorlichting aan allochtone ouders

Het Turkse woord voor 'welkom', 'ho_geldiniz', staat in grote letters op het projectiedoek in zaal Megaron van het Educatorium. De zaal, die normaal plek biedt aan tientallen studenten, heeft vandaag andere bezoekers. Op de tien à twintig stoelen die bezet zijn, zitten Turkse ouders van aankomende studenten van de Universiteit Utrecht en de Hogeschool Utrecht. In de zaal ernaast, Theatron, worden de Marokkaanse ouders voorgelicht. Ook hier een handvol geïnteresseerden. "De opkomst is mager", vindt mede-initiatiefnemer Jeanette van Rees van Studentenservice. Samen met twee interculturele studentenverenigingen, Insan en Cosmicus, organiseert zij deze dag.

Volgens Van Rees is het voor de universiteit en de hogeschool moeilijk om in contact te komen met ouders van allochtone studenten. "Op de reguliere voorlichtingsdagen komen maar heel weinig allochtone ouders. Door andere kanalen in te schakelen, zoals moskeeën, een migrantenorganisatie en huis-aan-huisbladen, proberen wij deze ouders wél te bereiken. Wij vinden het natuurlijk belangrijk dat ouders betrokken zijn bij de studiekeuze van hun kind. Studiesucces boek je niet alleen door motivatie en talent, ook door begeleiding van het thuisfront."

Bij ouders van allochtone studenten bestaan, zegt Van Rees, verschillende vooroordelen over het studeren. "Ik heb wel eens gehoord, dat een ouder dacht dat als zijn kind maar tien contacturen heeft, hij de rest van de week nauwelijks meer iets hoeft te doen en er daardoor nog tijd genoeg overblijft voor andere dingen. Velen weten niet hoe ons onderwijssysteem in elkaar zit. Daarnaast weten allochtonen ouders vaak niet wat een studie inhoudt. We zien dat hun kinderen vaak voor traditionele studies kiezen die van oudsher hoog in het aanzien staan, zoals Economie, Geneeskunde, Farmacie en Rechten."

Belangrijke keuze

Als iedereen zijn plekje in de zaal heeft gevonden, neemt in de 'Turkse zaal', rector Gispen het woord. Hij benadrukt het belang van de allochtone student. "We willen een afspiegeling zijn van de samenleving. Dat betekent, dat er meer Turkse en Marokkaanse studenten moeten komen. De Universiteit van Amsterdam is hiertoe in staat, dus wij moeten dit ook kunnen", klinkt het enthousiast. En over de opkomst: "Ik had ook niet verwacht dat de zaal vol zou zitten, maar misschien gebeurt dat over vijf jaar. Dit is een goede start."

Na deze inleiding neemt projectleider kennisvalorisatie, Adem Kumcu, zijn publiek mee in de wereld van studeren. In het Turks legt hij het verschil uit tussen hbo en universiteit, bachelors en masters en uiteenlopende zaken, waar studenten mee te maken krijgen, zoals de IB-groep, contact met decanen en studieadviseurs en studie- en studentenverenigingen. Na het formele deel is het in beide zalen tijd om het panel van vier studenten aan het woord te laten. Deze studenten zijn ook Marokkaans of Turks en vertellen over hun eigen ervaringen met studeren.

In de 'Marokkaanse zaal' vertelt de 22-jarige Walid Moudrous over zijn studie-ervaringen. "Toen ik van de middelbare school kwam, wilde ik een technische studie gaan doen. Ruimtevaart, luchtvaart, dat leek mij wel wat. Uiteindelijk ben ik bij een andere studie beland, bij Geneeskunde. Mijn ouders hebben met mij meegedacht, zo is mijn vader bijvoorbeeld meegegaan naar een open dag. Eigenlijk zou dat bij iedereen zo moeten zijn, want het is belangrijk dat ouders weten wat hun kind doet." Problemen met een cultuurverschil heeft Walid niet gehad. "Maar als je Geneeskunde studeert, moet je niet bang zijn om iemand van een ander geslacht aan te raken."

In de zaal zit Aicha Laghmouchi aandachtig te luisteren. De 17-jarige Marokkaanse wil volgend jaar Geneeskunde studeren. "Of dat lukt, hangt van de loting af, dus ik wil ook een goede tweede keuze maken." Aicha heeft op internet gelezen van deze voorlichtingsmiddag. "Ik kom niet zo zeer voor mijzelf, het is meer voor mijn vader." De twee lopen geïnteresseerd de informatiemarkt op, waar ze persoonlijk advies krijgen van Walid en de andere Marokkaanse en Turkse studenten. Aicha is het vijfde kind uit het gezin dat gaat studeren. Haar vader, die zelf in Marokko heeft gestudeerd, is inmiddels dus behoorlijk ervaren met de studiekeuze van zijn kinderen. "We zijn hier om meer te horen te krijgen over het studeren. Het is een belangrijke keuze, het gaat om haar toekomst." Aicha heeft ook wel oren naar de interculturele studentenvereniging Insan. "Ik wil meer doen, dan alleen maar studeren. Daarnaast is zo'n vereniging goed voor je netwerk, denk ik."

Tegen het studeren zelf ziet de 17-jarige niet zo op, wel tegen het vooruitzicht om op kamers te gaan. "Ik denk dat op kamers gaan makkelijker is voor een Nederlands meisje dan voor een meisje uit Marokko. Marokkaanse meisjes worden toch wat meer beschermd en de ouders zijn volgens mij wat bezorgder." Voorlopig blijft Aicha bij haar ouders in Nijkerk wonen. "Ik denk dat ik in het begin ga reizen tussen Nijkerk en Utrecht. Maar ik moet eerst mijn vwo maar afmaken."

Student is kapitein

Güngör Uslu praat met een paar toekomstige studenten. De 22-jarige student Onderwijskunde heeft een Turkse nationaliteit en vertelt enthousiast over zijn ervaringen. "Ik ben via wat omwegen bij Onderwijskunde terecht gekomen. Mijn ouders hebben beiden niet gestudeerd, maar ze vonden het heel belangrijk dat ík dat wel ging doen. Naast dat het goed was voor mijn ontwikkeling, was het een soort prestigeobject. De opleiding van de zoon wordt in de Turkse cultuur heel belangrijk gevonden. Maar mijn ouders hadden er geen idee van wat het studeren inhield en konden geen begeleiding bieden. Ze hadden nog nooit een universiteit van binnen gezien. Het was dus voor hen een compleet andere wereld."

Het idee van het voorlichten van ouders van allochtone studenten vindt Güngör heel goed. "De studenten die ik heb gesproken, heb ik gevraagd hun ouders mee te nemen naar dit soort informatiemarkten en open dagen. Maar vertel dat maar eens aan Turkse ouders, die gaan niet zo makkelijk mee. En dat, terwijl het zo goed zou zijn als er meer duidelijkheid is. Turkse ouders verwachten vaak dat de school of universiteit verantwoordelijk is voor de prestatie van hun zoon of dochter. In Turkije gaat dat zo; dan is de docent een kapitein van een schip, die zijn bemanning de goede kant uit stuurt. In Nederland heeft iedereen de verantwoordelijkheid over zijn eigen bootje."

De ouders van de 13-jarige Beyza Sert zijn er vroeg bij. Samen met hun dochter laten ze zich informeren over de studietoekomst van Beyza. "Ze zit pas in de tweede van het gymnasium, maar als er een voorlichting is voor en door Turkse en Marokkaanse studenten, moet je daar wel gehoor aan geven", zegt haar vader. "Wij, als ouders, krijgen meer informatie over het studeren. Zo hebben we vandaag geleerd wat het woord 'bachelor' betekent." Ondanks hun enthousiasme, plaatsen de ouders van Beyza ook een kanttekening bij de dag. "De locatie is niet ideaal. Veel te ver weg om mensen spontaan te laten komen. Als het in de stad, of in een buurthuis is, komen er veel meer bezoekers. De Uithof is een uithoek."

Jeanette van Rees is blij met de start, die op het gebied van studievoorlichting aan allochtone ouders is gemaakt. "Ik heb veel leuke reacties gehoord. Er komt dan ook zeker een vervolg. Maar op wat voor manier we dat vervolg invullen, moeten we binnenkort even bekijken."

Belangrijke aankoop voor een research universiteit

Universiteitsbibliotheek schaft twee kolossale Engelse tekstbestanden aan

"Moet je kijken", zegt Ton Hoenselaars genietend, terwijl hij op zijn werkkamer door de eerste Folio-uitgave van Shakespeare uit 1623 bladert. Niet dat hij het waardevolle boek in zijn hand houdt. De bladzijden verschijnen stuk voor stuk op het scherm van zijn PC, haarscherp gefotografeerd, inclusief alle aantekeningen in de marge die voor een goed begrip zo essentieel zijn. "Dit is een heel zeldzame uitgave uit de British Library. Tot nu toe konden we de tekst alleen inzien als we dat weken van tevoren schriftelijk hadden aangevraagd en vervolgens naar Londen afreisden. Voortaan hoef ik alleen EEBO even op te starten en ik kan er zelfs thuis in bladeren. Dat is voor een onderzoeker een ongekende luxe."

EEBO staat voor Early English Books Online. Samen met ECCO (Eighteenth Century Collection Online) vormt het de jongste aanwinst van de Universiteitsbibliotheek, die met deze aanschaf een nieuw tijdperk binnen lijkt te treden. "Dit soort collecties waren op microfilm al veel langer beschikbaar", zegt vakreferent Engels Jan de Boer. "Maar om ze te bekijken, moest je meestal naar een buitenlandse bibliotheek toe. Het grote voordeel van deze gedigitaliseerde bestanden is dat onderzoekers ze kunnen bekijken waar ze willen. Bovendien zijn deze twee datasets erg volledig. Vrijwel alles wat tussen 1473 en 1800 in Engeland is uitgegeven, zit erin."

De basis voor de twee bestanden vormt een collectie microfilms die al voor de Tweede Wereldoorlog zijn gemaakt. Rond 1990 vatten Britse onderzoekers het plan op om de films te digitaliseren en voor onderzoek te ontsluiten. Weliswaar kreeg het project al snel een commerciële basis en heeft de bibliotheek bijna anderhalve ton uitgetrokken om de twee bestanden aan te schaffen, maar dat geld is het nieuwe Utrechtse paradepaardje dubbel en dwars waard, want de aankoop voldoet volgens Hoenselaars aan alle wetenschappelijke vereisten. "Er zijn hier in Nederland ook cd-roms te koop met 3000 boeken erop die niet langer auteursrechtelijk zijn beschermd, maar daarmee zijn deze bestanden in geen enkel opzicht te vergelijken. Niet alleen is het materiaal veel rijker, vollediger, en betrouwbaarder, het is ook voortreffelijk ontsloten en daardoor voor studenten gemakkelijk te doorzoeken. Het is echt van hoge kwaliteit."

Voortreffelijke zoekfunctie

Wat er allemaal in de bestanden zit, is noch voor De Boer noch voor Hoenselaars al volledig duidelijk, zo divers is het materiaal. EEBO gaat in totaal 120.000 werken omvatten, waarvan er nu 100.000 beschikbaar zijn; ECCO omvat zelfs 155.000 titels. Samen zijn de twee bestanden goed voor ongeveer 40 miljoen pagina's, niet alleen literair werk maar ook pamfletten, kranten, wetboeken, wetenschappelijke werken en atlassen. Omdat sommige buitenlandse auteurs Engelse uitgevers hadden, zitten er ook Nederlandse, Franse en Latijnse teksten in de bestanden, die uitsluitend in zwart-wit beschikbaar zijn. "Dat komt" verklaart De Boer, "omdat de oude microfilms zijn gebruikt. Dat die er waren, is ook de reden dat men met deze bestanden is begonnen. Uiteraard zouden we graag iets soortgelijks doen met Nederlandse teksten. Maar dat is vele malen duurder, want maar een fractie ervan staat op film. Overigens heeft de overheid nu geld beschikbaar gesteld om papieren materiaal te conserveren en eventueel digitaal beschikbaar te stellen. Ook een deel van het orgelarchief in de Letterenbibliotheek wordt in dit kader gedigitaliseerd."

Hoewel ECCO en EEBO ook voor (kunst-)historici en de bètawetenschappen van groot belang zijn, is de vreugde over de aankoop vooral groot bij de Utrechtse Anglisten. Omdat hij EEBO voor een cursus over de Engelse renaissance wilde gebruiken, heeft Ton Hoenselaars al eerder toegang tot het nieuwe bestand gekregen. "Het is echt ongekend wat dit materiaal de studenten voor mogelijkheden biedt. Een onderzoeksthema in onze cursus was het beeld van Alexander de Grote in de Engelse renaissanceliteratuur. Tot nu toe waren studenten daarvoor aangewezen op wat in de bibliotheek of de boekhandel beschikbaar is, maar dat is niet zo veel. Omdat EEBO over een voortreffelijke zoekfunctie beschikt, hebben ze nu opeens een enorm reservoir tot hun beschikking. Ik ken veel van de teksten uit die tijd, maar verschillende studenten kwamen op de proppen met boeken en toneelstukken die ik nooit had gelezen."

Nog belangrijker vindt Hoenselaars de aankoop voor het onderzoek. "Deze bestanden gaan ons werk enorm versnellen. Als je vroeger een vondst in een archief had gedaan, betekende dat vaak dat je vervolgens ergens anders moest gaan zoeken naar een antwoord op vragen die die eerste vondst had opgeroepen. Nu kun je meteen verder, want je hebt alles binnen handbereik. Ik merkte dat, toen ik dit voorjaar voor een lezing in Italië bezig was met de beroemde volksopstand van Masaniello in Napels in 1647, een opstand die destijds in heel Europa, ook in Nederland, veel reacties uitlokte, zowel in de pers als in de literatuur. Ik had EEBO van de uitgever op proef ontvangen en ik kon er zo alle documenten uit te voorschijn halen, die op die opstand betrekking hadden."

Ook voor de positie van Utrecht als researchuniversiteit is de aankoop van groot belang, stelt Hoenselaars. "Toen ik indertijd mijn proefschrift over Shakespeare schreef, moest ik nog naar Gent of Dijon om microfilms van de verschillende uitgaven van zijn werk te bekijken, want dat waren op het Europese vasteland de twee dichtstbijzijnde plaatsen waar dat kon. Vanaf nu is de zaak omgedraaid. Deze aanschaf zal als een magneet gaan werken op onderzoekers uit heel Europa. Ik heb al een mail ontvangen van een collega uit het Spaanse Murcia die me vroeg of zijn aio hier onderzoek mag komen doen. Zeker in een tijd waarin de landelijke onderzoekscholen plaats maken voor plaatselijke graduate schools, zal deze aankoop Utrecht een enorme uitstraling bezorgen. Ik heb echt grote waardering voor de Universiteitsbibliotheek dat zij hier zoveel geld voor over heeft. Alleen hadden we dit nooit voor elkaar gekregen."

Ook in de toekomst zal Hoenselaars nog regelmatig in Engelse archieven te vinden zijn. "Dit is nog maar het topje van de ijsberg, want het betreft alleen werk dat gedrukt is. Bovendien loopt dit bestand maar tot 1800. Ik ben op dit moment bezig met een project over referenties aan Shakespeare in dagboeken van soldaten uit de Eerste Wereldoorlog. Daarvoor zal ik toch echt zelf naar Leeds moeten, waar men een enorm archief over die oorlog heeft. Maar documenten van voor 1800 kan ik straks inderdaad rustig thuis lezen. Ik kan je verzekeren dat het niet goed is voor je ogen wanneer je wekenlang onafgebroken naar microfilms zit te turen. Dat ik die teksten nu kan printen en in de zomer zelfs mee de tuin in kan nemen, is wel een heel prettige gedachte."

'Ik was echt op de verkeerde plek, op het verkeerde moment'

Terug in het Ruppert

Wie het Ruppertgebouw binnenstapt denkt even in een filmdecor terecht te komen. Het groene metaal van de hijskraan hangt in de vrieszon verstild boven een ravage van houten plafonds. De studentenstraat is over een lengte van enkele tientallen meters afgezet met linten. De rest van het gebouw lijkt opvallend onaangetast. De muren staan nog overeind.

Een week na het omvallen van de hijskraan kan het gebouw voor het eerst worden betreden in de zekerheid dat het stabiel en veilig is. De verwarming is bovendien in de meeste ruimten alweer in werking.

Medewerkers van Studentenservice mogen nu hun privé-bezittingen ophalen. Ze gaan in groepjes van vier naar binnen via de ingang van het Educatorium. Zaken die onmisbaar zijn voor het voortzetten van hun werk worden ook meegenomen.

Studenten hebben eveneens toestemming gekregen om hun persoonlijke bezittingen uit het gebouw te halen. Onder begeleiding van een security-medewerker gaan ze één voor één naar binnen. 57 Studenten hadden kort na het ongeval opgegeven dat ze eigendommen misten. Zij ontvingen een mailbericht en een telefoontje met de boodschap dat zij zich een dag later konden melden om hun spullen op te halen.

Volgens FBU-directeur Ineke van Oosten is bij de procedure het zekere voor het onzekere genomen. "Studenten moeten zich eerst legitimeren, daarna wordt gecontroleerd of ze op de lijst staan. En binnen mogen ze alleen de opgegeven spullen meenemen." De begeleiding door één van haar medewerkers is voor de veiligheid van de aanwezige spullen, maar ook om studenten een luisterend oor te bieden. "Veel studenten zullen er behoefte aan hebben om hun verhaal even kwijt te kunnen."

In een hoek wijst een student een security-medewerker op een omgevallen tafel waarop ooit de internetcomputers stonden. Masterstudent planologie Stefan Roelofsen was een van de twee studenten die gewond raakten. "Toen het plafond naar beneden kwam, ben ik onder die tafel gedoken", vertelt hij. "Wonder boven wonder heeft dat ding de klap kunnen opvangen. Ik denk dat-ie later bij het zoeken naar gewonden is omgegooid. Kort nadat het dak het begaf, vielen er brokstukken van de muur waardoor ik gewond raakte. Toen ben ik naar het Educatorium gevlucht. Nu zie ik hoe relatief klein het getroffen gedeelte is. Ik was echt op de verkeerde plek, op het verkeerde moment."

Roelofsen liep bloedingen aan zijn hoofd op en heeft schaafwonden over zijn gehele lichaam. Hij heeft nog steeds last van een dof gevoel aan de rechterkant van zijn hoofd. Toch wilde hij het gebouw opnieuw in. "Het is eng en confronterend, maar anders was ik misschien altijd met vragen blijven zitten. Ik twijfelde bijvoorbeeld of ik echt wel onder die tafel had gezeten. Hiermee is de cirkel rond."

Even verderop in collegezaal A wacht Roelofsen een kleine teleurstelling. Op zijn jas met daarin zijn mobiele telefoon liggen slechts wat glassnippers, maar zijn tas is doorweekt door het water dat door het lekkende dak in het achterste gedeelte van de ruimte is binnengekomen. Zijn studiemateriaal, bibliotheekboeken en persoonlijke bijbel zijn beschadigd. Zijn scheerapparaat hapert, maar blijkt later toch te werken.

Student Fenno Duijvesteijn die even later dezelfde ruimte betreedt, heeft meer geluk. Zijn tas bleef droog. "Ik had bovendien mijn jas meegenomen toen ik de zaal uitliep. Het was pauze en ik had mijn portemonnee nodig om een kop koffie te halen. Ik was vooral blij dat ik mijn ov bij me had, want ik woon in Delft. Nu kon ik nog met de laatste trein via Den Haag naar huis."

Ook planologie-studente Dominique van Hooijdonk vindt al haar spullen ongeschonden terug. Zij had deze laten liggen in één van de computerleerzalen om in het Van Unnik een docent te bezoeken. Toen ze terug wilde keren, mocht ze er door de gevallen kraan niet meer in. "Ik had behoorlijk wat bij me, zelfs mijn tandenborstel. Ik was net een dagje weggeweest. Ook mijn huissleutels, agenda, paspoort, studiemateriaal, lagen daar binnen. Ik ben de hele week afhankelijk geweest van huisgenoten. Bovendien", zegt ze terwijl ze een plastic tas omhoog houdt, "sleepte ik met nieuwe gordijnen voor in de keuken. Die kan ik nu eindelijk gaan ophangen."

Buiten de 57 studenten die een mail en een telefoontje hadden gekregen, melden zich deze donderdag nog zes andere studenten die eigendommen in het gebouw hadden liggen. Zij mogen naar binnen nadat ze zich hebben gelegitimeerd en een beschrijving hebben gegeven van de vermiste zaken. Ook docenten krijgen toegang tot het gebouw. Op de eerste verdieping staat voorin een lege werkgroepruimte nog de lederen tas en de laptop van hoogleraar Cartografie Ormeling. Hij komt 's middags langs om zijn spullen, waaronder een stapel tentamens, op te halen. Aan het einde van de week blijken slechts een rugzak, drie paraplu's, een dictaat en enkele spreadsheets van een docent te zijn blijven liggen.

Het deel van het Ruppertgebouw dat gesloten blijft voor de studenten, biedt een beeld van een in allerhaast verlaten gebouw. Jassen en tassen. Plastic zakjes met boterhammen, keycords en pinpassen. Het ligt er allemaal nog. Her en der is een verstild moment van paniek te zien: een omgevallen koffiebeker, weggewaaide papieren.

In de kantoortjes van Studentenservice aan de zuidzijde van het gebouw, wordt duidelijk hoeveel schrik de aanwezigen moet zijn aangejaagd. Zaal 119 op de eerste verdieping, waaruit een studente en een medewerkster van Studentenservice vluchtten, is totaal vernield. Een bureaustoel ligt gekanteld in de gang. In een ruimte daaronder vielen de panelen uit het plafond op een tafel waaraan vergaderd werd. Wie daar naar buiten kijkt, ziet dat het contragewicht van de hijskraan zich met een gewicht van 21.7 ton zich net naast het gebouw in de grond heeft geboord. In de omhooggestuwde puinhopen ligt een stuk beton met een wel erg omineus opschrift: b.v. de meteoor.

Studentenservice stuit op onbegrip van studenten

'Moet ik dat formulier nog een keer invullen? Ja, daar begin ik niet aan!' Sinds Studentenservice weer telefonisch bereikbaar is, wordt de dienst regelmatig geconfronteerd met ontevreden studenten die maar weinig begrip kunnen opbrengen voor de situatie waarin Studentenservice momenteel verkeert.

Op donderdag 18 januari werd het Ruppertgebouw, verwoest door een grote bouwkraan die door de storm omviel. Hoewel alle medewerkers van Studentenservice met de schrik vrijkwamen, was hun kantoor verdwenen. Zo snel mogelijk werd geprobeerd om de service weer 'in de lucht' te krijgen.

Nu de dienst weer bereikbaar is, blijkt niet iedereen even veel begrip voor de situatie van Studentenservice te hebben. Directeur Carla Kuijpers werd 'heel erg boos' toen ze hoorde van het onbegrip waarmee haar medewerkers wordt geconfronteerd. "Ik hoop dat ik een keer zo iemand aan de lijn krijg."

Kuijpers zit niet verlegen om voorbeelden van nare telefoontjes. Zo hing er een verontwaardigde moeder aan de lijn, die vond dat er maar iemand het vervallen gebouw moest ingaan om de internationale studentenkaart van haar kind op te halen, want ze had daar 'immers tien euro voor betaald.' En er was een studente die 'natuurlijk wist van de omgevallen hijskraan.' Ze fietst er elke dag langs. Maar om daarom begrip te tonen voor de vertraging die de afhandeling van haar dossier had afgelopen.... nou nee.

Navraag onder haar medewerkers leerde Kuipers dat er van de honderd telefoontjes grofweg dertig bellers weinig begripvol reageerden. Ze heeft nu met haar mensen afgesproken dat ontevreden studenten of begrip opbrengen voor de overmachtsituatie, of dat ze simpelweg niet geholpen worden. "Dat soort studenten houdt de boel op en weerhoudt ons ervan studenten te helpen die wel normaal doen en beleefd zijn."

Al met al loopt de heropbouw van Studentenservice voorspoedig. Vanaf 7 februari hoopt Studentenservice haar nieuwe balie in het Bestuursgebouw aan de Heidelberglaan te openen. En bovendien zijn er ook heel veel begripvolle reacties van studenten, zegt Kuijpers. "Of ik nog wat wil zeggen tegen alle bellers? Geef de medewerkers eens een compliment." TL

Vervangende ruimtes

• Het blijft ten minste nog tot het nieuwe collegejaar buiten gebruik. Voor aanvang van het tweede semester dat op 5 februari 2007 van start gaat, zijn er vervangende ruimtes beschikbaar. Het maken van een aantal aanpassingen zal nog tot 12 februari duren.

• Computerleerzaal 038: het onderwijs gaat naar de computerleerzalen 107 en 108 in het Van Unnik. Het onderwijs dat hier gepland stond, verhuist naar andere clz's in het Van Unnik. Er is dus geen vrije studieruimte in deze zalen meer.

• Computerleerzaal 140 gaat naar de bibliotheek 2-45 per 5 februari. In de UB komen 100 extra pc-studieplaatsen ter vervangen van de plaatsen in het Ruppert en het Van Unnik. In de bieb vervallen dus studieplekken zonder pc. Deze plekken 'verhuizen' naar de kantine in het Langeveldgebouw.

• De tentamenzalen in het Educatorium worden collegezalen. De Rode Zaal wordt Alpha, de Witte Zaal Bèta, de Blauwe Zaal Gamma en ruimte A verhuist naar de Van Lier en Egginkzaal in het Bestuursgebow.

• De tentamens worden afgenomen in de Jaarbeurs en de Vechtsebanen tenzij er ruimte vrij is in het Educatorium

• Er zijn werkgroepruimtes beschikbaar op verschillende locaties zoals negen ruimtes in het U-gebouw van Economie, vier ruimtes in het Buys Ballot Laboratorium en verschillende ruimtes in het Bestuursgebouw waaronder de vergaderkamers 036 en 038. Ook worden er in het bedrijfsrestaurant van dit pand drie werkruimtes gemaakt die op 12 februari klaar moeten zijn. De vergaderlocaties van het Bestuursgebouw verhuizen naar de UB en het Van Geunsgebouw. De kantine blijft open, maar krijgt een afhaalfunctie.

'Alle studenten zijn mij even lief, mits zij ambitie uitstralen en goed presteren'

Rebo-decaan Adriaan Dorresteijn ziet bedreigingen, maar ook kansen voor de Utrechtse rechtenopleiding

"Ik sprak laatst een ex-studente van me, die bij een internationaal advocatenkantoor in Amsterdam werkt. Zij heeft een Duitser als chef en zij vertelde me dat hij liever Duitse dan Nederlandse afgestudeerden aanneemt, omdat die niet alleen een betere opleiding, maar ook een betere werkhouding hebben. Daar schrik ik van, zeker omdat ik zulke geluiden vaker hoor. Ook van Nederlandse advocatenkantoren krijg ik regelmatig signalen dat onze pas afgestudeerde juristen het in de verste verte niet halen bij hun collega's uit Engeland, Duitsland, Amerika, noem de landen maar op. Natuurlijk zijn er uitzonderingen, maar gemiddeld genomen vindt men de Nederlandse afgestudeerde jurist onder de maat. Als we niet snel maatregelen nemen om het tij te keren, duurt het niet lang meer of grote Nederlandse law firms en banken nemen alleen nog maar Nederlandse juristen aan die minimaal hun master en op termijn zelfs hun hele opleiding in het buitenland hebben gevolgd."

'De gedreven docenten hebben er samen met de studenten iets fantastisch van gemaakt'

Op zijn werkkamer aan het Janskerkhof kijkt Adriaan Dorresteijn (58) de interviewer ernstig aan. Meestal vertoont het gezicht van de decaan een ontspannen lach, en volgens insiders is hij van de zeven Utrechtse decanen misschien wel de zachtmoedigste. Maar als het nodig is, kan hij onverwacht daadkrachtig optreden, zoals bleek bij de invoering van het Law College, misschien wel de meest opmerkelijke Utrechtse onderwijsinnovatie na de komst van het University College. "Het is een beetje mijn natuur om zo lang mogelijk in overleg te blijven om mensen te overtuigen en hen zo mee te krijgen", geeft hij toe, "maar soms lukt dat niet en dan moet je de knoop doorhakken. Vroeger stelde ik dat moment misschien wel eens te lang uit. De laatste jaren ben ik resoluter geworden."

Het zou overigens een misverstand zijn, zegt hij met nadruk, om te denken dat hij in zijn eentje verantwoordelijk is geweest voor het introduceren van de 'nieuwe kleinschaligheid' in het Utrechtse rechtenonderwijs. "Het idee om kleine colleges te maken, is van eind jaren tachtig en is, ere wie ere toekomt, afkomstig van éminence grise Ewoud Hondius, hoogleraar privaatrecht. Maar ik heb op een gegeven moment wél gezegd: en nu gaan we het ook doen. Ik herinner me nog als de dag van gisteren hoe we een paar jaar geleden na de zoveelste evaluatie constateerden dat alle kwalen waaraan we al jaren sleutelden - massaliteit, anonimiteit, studenten die zich niet voorbereidden, kortom alles wat je met een grote opleiding associeert - weer voorbij waren gekomen. Intussen hadden onderwijsdirecteur Ige Dekker en enkele andere medewerkers Amerikaanse Law Schools bezocht en gezien dat je echt op het contact docent-student moet. Het voltallige bestuur heeft toen gezegd: nu is het afgelopen, we halen dat idee van Hondius uit de kast en gaan ermee aan de slag."

Om eindeloze discussies voor te zijn, besloot Dorresteijn low profile van start te gaan. "Zonder er veel ruchtbaarheid aan te geven hebben we twee docententeams een jaar lang laten optrekken met twee willekeurig gekozen groepen studenten, gewoon om te zien wat er zou gebeuren. Ik heb me daarbij laten inspireren door de ICT-hausse in de jaren negentig. Toen de grote bedrijven werden verslagen door whizzkids die in de garages van hun ouders zaten te knutselen, gingen die bedrijven zelf ook 'garages' creëren. Medewerkers van wie men dacht dat die het wel in zich hadden, kregen te horen: je hebt een jaar lang geen last van ons bureaucratisch gezeur, hier heb je geld en we hopen dat je over een jaar wat bedacht hebt.

"Zo hebben wij het ook gedaan. We hebben tegen de docenten gezegd: jullie mogen het aanpakken zoals je denkt dat het goed is, we houden je bestuurlijk uit de wind, en we zien wel wat er van komt. Het waren ervaren en gedreven docenten en wij hadden het volste vertrouwen in ze. Niet ten onrechte, want samen met de studenten hebben ze er iets fantastisch van gemaakt. De studieresultaten in die twee groepen waren uitstekend. Toen we daarna met het voorstel voor het Utrecht Law College naar buiten kwamen, heeft dat nog wel tot verhitte discussies geleid, want men was als de dood voor een tweedeling in de faculteit. Maar omdat dat experiment van ons zo'n succes was geworden, hebben we uiteindelijk vrijwel iedereen mee gekregen."

'We gaan nadrukkelijk duidelijk maken dat de lat in Utrecht tegenwoordig hoog ligt'

Een tevreden lach plooit zich om de lippen van Dorresteijn, want met het Law College heeft hij een trend gezet voor de hele universiteit. Tijdens haar nieuwjaarstoespraak noemde Yvonne van Rooy de UU zelfs 'de universiteit van de colleges'. Maar wie verwacht dat na alle veranderingen van de laatste jaren de rust aan het Janskerkhof is weergekeerd, vergist zich. Op wat langere termijn voorziet de decaan zo mogelijk nog ingrijpender veranderingen voor het departement Rechtsgeleerdheid.

"Ik denk met name dat de komst van juridische hbo-opleidingen vergaande consequenties voor ons gaat krijgen, want veel werkzaamheden die nu nog door wo-juristen worden verricht, kunnen straks even goed, zo niet beter door hbo-juristen worden uitgevoerd. Bovendien is het vierde jaar in het hbo een volledig stagejaar. Die jongens en meisjes zitten dus al lang en breed bij die verzekeraar of bij die bank, als die van ons nog aan het studeren zijn. Misschien zijn ze theoretisch wat minder goed onderlegd, maar als ze in de praktijk blijken te voldoen, dan heeft de wo-jurist het nakijken. Als voorbeeld noem ik altijd de Dienst Burgerzaken in Enkhuizen. Waarom zou men daar nog een wo-jurist aannemen? Nee, die markt gaan we verliezen, daar ben ik van overtuigd."

Dat zal zeker een daling van de instroom betekenen, beaamt Dorresteijn, maar wat hem betreft is dat geen probleem, zo lang de kwalitatief beste studenten maar voor de Universiteit Utrecht blijven kiezen. "Gelukkig krijgen we de laatste tijd al steeds meer studenten binnen die speciaal voor Utrecht kiezen, omdat ze het gevoel hebben: hier gebeurt het. Dat zijn de studenten die we graag willen hebben, en we gaan in onze voorlichting dan ook nadrukkelijk duidelijk maken dat de lat in Utrecht tegenwoordig hoog ligt. We zijn bijvoorbeeld de enige Nederlandse rechtenopleiding die studenten al in de bachelorfase verplicht om een volledig Engelstalig vak te volgen. Ik vind dat een academisch gevormde jurist in staat moet zijn om in het Engels over zijn vak te communiceren, ook al heeft hij Nederlands recht gestudeerd en is hij niet van plan om ooit in het buitenland te gaan werken. Dat zal voor een aantal potentiële studenten ongetwijfeld een drempel opwerpen, maar dat moet dan maar."

'Voor zulke studenten is straks in Utrecht geen plaats meer'

Gezien de verreikende ambities van de decaan zou je verwachten dat hij het liefst van de hele juridische opleiding één groot Law College zou willen maken, maar niets is minder waar. "Ik ben erg enthousiast over de intensieve manier waarop studenten in het ULC met hun studie bezig zijn, maar die manier van studeren is niet alleen zaligmakend. Wat mij betreft moet er in Utrecht ook plaats blijven voor studenten die andere prioriteiten stellen. "Er zijn genoeg studenten die zo veel naast hun studie doen, dat dat niet goed met de ULC-aanpak valt te combineren, en ik zou niet weten waarom er in Utrecht geen plaats voor hen zou mogen zijn. Ik ken een student die vorig jaar uit het ULC is gestapt, omdat hij zich daar niet thuis voelde. Maar hij heeft vervolgens wel met vlag en wimpel zijn eerste jaar gehaald. Geen enkel probleem. Alle studenten zijn mij even lief, mits zij ambitie uitstralen en goed presteren."

Anders ligt het wat Dorresteijn betreft met de bij Rechten relatief grote groep studenten, die er met de pet naar gooit. "Die hoeven wat mij betreft niet meer op clementie te rekenen. Om voeling te houden met de onderwijspraktijk begeleid ik elk jaar één van de werkgroepen Grondslagen Privaatrecht en doceer ik een mastervak. Afgelopen najaar kwam één van de bachelorstudenten te laat binnen, lag twee minuten later met het hoofd op de handen en viel meteen in slaap. Ik begrijp absoluut niet wat zo iemand bezielt en hij kon het me ook niet uitleggen, maar als het aan mij ligt, is voor zulke studenten straks in Utrecht geen plaats meer."

Om de lat omhoog te krijgen voerde Rechtsgeleerdheid in 2004, net als psychologie,het bindend studieadvies in. Hoewel geschrokken van het grote aantal eerstejaars dat de afgelopen twee jaar vrijwel zonder behaalde studiepunten werd weggestuurd, is Dorresteijn tevreden over de werking van dit selectie-instrument aan het eind van het eerste jaar. Als extra kwaliteitsimpuls krijgen de Utrechtse juristen bovendien een numerus fixus, waardoor in september nog maar maximaal achthonderd nieuwe eerstejaars aan de studie zullen beginnen tegen bijna negenhonderd afgelopen september. "Omdat er sprake is van een gewogen loting, betekent dat automatisch dat studenten die op het vwo minder goed hebben gepresteerd, een grotere kans hebben om af te vallen", aldus Dorresteijn. "Maar misschien is ook dat nog onvoldoende. Het zou best kunnen dat we op termijn zelfs toegaan naar een selectie van al onze studenten op basis van kennis en motivatie, net zoals dat nu al gebeurt bij de opleiding Bestuurs- en organisatiewetenschap. Ik sluit zeker niet uit dat dat er ooit van komt."

Zijn grote wens is dat de Utrechtse rechtenopleiding als zijn decanaat over anderhalf jaar afloopt, bij zowel Elsevier als de Keuzegids in de top drie staat. De komst van het Law College zal ongetwijfeld een gunstig effect hebben op de studentenwaardering, maar om hoger op de ranglijst te komen zijn gemotiveerde studenten niet voldoende. Ook aan de faciliteiten zal het nodige moeten worden gedaan, getuige het grote aantal klachten over onder meer het studiepunt en Osiris. Dorresteijn erkent dat lang nog niet alles op rolletjes loopt, maar hij wijst daarvoor ook naar de universiteit, die het hem en zijn collega's niet altijd even makkelijk maakt.

"De neiging om zaken centraal vanuit het Bestuursgebouw te willen regelen, neemt toe. Neem de universiteitsbrede invoering van de timeslots. Op zich is het goed dat alle colleges en werkgroepen nu op een zelfde moment beginnen en eindigen, maar het systeem wordt zo strikt doorgevoerd dat alle flexibiliteit verdwijnt. Wij hebben bijvoorbeeld nogal wat docenten in deeltijd, die ook nog een andere baan hebben. Ze zijn alleen op bepaalde dagen en uren beschikbaar. Probeer dat maar eens te vertalen in ons systeem van timeslots. Dat lukt domweg niet en dat betekent dus dat we die docenten niet meer kunnen aanstellen.

"Door alle bemoeienis vanuit het Bestuursgebouw en soms ook vanuit de faculteit zelf krijgen onze docenten steeds meer het gevoel dat ze uitvoerders zijn van wat elders bedacht is, zonder dat zij er invloed op hebben. Dat ergert hen en ik kan me dat goed voorstellen. Ik vind het zelf ook vervelend dat ik tijden van te voren moet invullen wat ik in toets 2 van mijn cursus ga doen, terwijl ik de evaluatie van mijn huidige cursus nog niet eens achter de rug heb. Dan denk ik: kom op zeg! Natuurlijk, een zekere planning is onvermijdelijk, maar de laatste tijd begint het door te slaan. Ik denk dat we in Utrecht goed moeten bekijken of we nog wel de juiste balans hebben tussen sturing en vrijheid."

Afgezien van deze kritische kanttekeningen heeft Dorresteijn echter vooral lof voor de manier waarop het college van bestuur Utrecht op de kaart zet. "Ik mag misschien niet altijd even gelukkig zijn met de gang van zaken, ik wil wel duidelijk stellen dat ik het een voorrecht vind om leiding te mogen geven aan zo'n mooie faculteit binnen zo'n goede universiteit. Ik ben trots op de UU, zeker als ik merk wat voor reputatie wij hebben. Ook ten aanzien van Rechtsgeleerdheid begint heel duidelijk het idee te ontstaan: in Utrecht gebeurt wat. Ik hoor regelmatig binnen het juridische beroepenveld: jullie zijn goed bezig, zeg. En dat kan ik alleen maar volmondig beamen."

Dorresteijn, de man

Adriaan Dorresteijn (58) werd geboren op een boerderij in Werkhoven, halverwege Utrecht en Wijk bij Duurstede. Aanvankelijk koos hij voor een studie in Wageningen, maar al snel switchte hij naar rechten in Utrecht. "Dat was net in de tijd dat de democratisering werd ingezet. In een aantal opzichten was de faculteit al vrij modern, maar de sfeer was nog tamelijk archaïsch. Bij professor De Monthé Verloren van oud-vaderlands recht deed je bijvoorbeeld nog tentamen aan huis. Hij woonde in Zeist en als je bij hem aanbelde, werd je opengedaan door een krakkemikkige huishoudster, die even oud was als de man zelf. Dan werd je in zijn muf ruikende werkvertrek binnengelaten, kreeg een kopje thee en dan begon het tentamen. Ook op college was de sfeer nog heel traditioneel. De corpsleden en de UVSV'sters zaten vooraan en als de hoogleraar binnen kwam, gingen zij staan. Wij niet, wij bleven zitten, wat dacht je, het was 1968."

Al tijdens zijn studie kwam Dorresteijn tot de overtuiging dat de advocatuur niets voor hem was. "Ik ben iemand die snel geneigd is om twee kanten van de zaak te zien. Op zich moet een advocaat dat ook wel, maar dan moet hij de ene kant snel weer vergeten en dat is niet mijn sterkste kant." Hij koos voor een wetenschappelijke loopbaan en werd in 1975 medewerker bij de Universiteit van Amsterdam. In 1988 ging hij werken in Utrecht waar hij in 1989 promoveerde op een proefschrift op het gebied van het ondernemingsrecht. In 1991 verhuisde hij naar de Open Universiteit in Heerlen, om in 2000 in te gaan op de uitnodiging om decaan in Utrecht te worden.

Vooral aan zijn Heerlense jaren denkt hij nog vaak met warme gevoelens terug. "Na de drukte in Amsterdam en Utrecht was de Open Universiteit een verademing. Geen eindeloze vergaderingen, geen studenten, het was net een sabbatical. Mijn voornaamste taak was het ontwikkelen van nieuwe cursussen en onderwijsvormen en daar had ik zeeën van tijd voor. Bovendien waren de IT-voorzieningen fenomenaal. We hadden toen al een prachtige elektronische leeromgeving en ik heb er geweldig interessante experimenten gedaan.

"De OU heeft op onderwijsgebied heel veel te bieden en wij verbaasden ons dan ook regelmatig over de geringe belangstelling van de andere universiteiten. We noemden dat het not invented here syndroom, de volstrekte onwil om dingen over te nemen die door anderen bedacht zijn. De OU heeft bijvoorbeeld didactisch zeer verantwoorde databases met duizenden vragen over bepaalde wetenschapsgebieden waaronder ook rechten. Die kunnen universiteiten gratis gebruiken, met als enige tegenprestatie de toezegging dat ze een deel van zo'n database inhoudelijk bijwerken en aanvullen. Het gekke is dat vrijwel niemand dat doet, ook wij in Utrecht niet. Ik heb er de afgelopen jaren als decaan wel eens op aangedrongen, maar de weerstand is groot en ik ben er niet de man naar om docenten te verplichten met materiaal te werken, dat ze niet zien zitten. Ik vind de vrijheid van docenten om zelf te bepalen hoe ze hun onderwijs inrichten een groot goed. Daar kom ik niet aan. Maar zonde is het wel, want we zouden er echt veel baat bij kunnen hebben. In zijn nu ruim dertigjarige loopbaan zijn onderwijs en onderzoek altijd gelijk opgegaan. "Ik denk dat ik redelijk veelzijdig ben", is zijn verklaring, "ik heb in veel verschillende dingen interesse. Dat kan natuurlijk ook een nadeel zijn, want er is niet iets waarin ik echt excelleer. Maar voor een decaan is veelzijdigheid geen slechte eigenschap."

In de ruim zes jaar dat hij decaan is, heeft Dorresteijn weinig verre reizen gemaakt. "Ik doe dat alleen als het echt niet anders kan. Af en toe moet je als decaan wel, bijvoorbeeld als er een contract ondertekend moet worden, maar ik houd het zo beperkt mogelijk. Dat heb ik, denk ik, ook een beetje van thuis meegekregen. Bij ons in de omgeving had je boeren die altijd maar naar de markt gingen - er was keus genoeg: koeienveemarkt, paardenmarkt, kaasmarkt - of naar vergaderingen in de stad. Dan zei mijn vader altijd: ja ja, elders een dubbeltje verdienen, maar thuis een kwartje verliezen. Die uitspraak is me altijd bijgebleven."

Tijdens het feest waarmee eind vorig jaar het driejarig bestaan van de Rebofaculteit werd gevierd, verraste Adriaan Dorresteijn de aanwezigen door het podium te betreden met een elektrische gitaar. "Ik speel al jaren in een rockgroep met de naam Purple Joe. Tegenwoordig spelen we vooral voor onszelf, maar vroeger heb ik veel opgetreden, ook met andere bands. We speelden van alles, van Nederlandstalige pop tot new wave, en we hebben verschillende CD's uitgebracht met eigen materiaal. Ik koop ook nog steeds veel popmuziek. Een van mijn favoriete groepen van nu is Green Day, een groot geworden punkbandje, maar ik luister ook graag naar moderne bluesgitaristen zoals Johnny Lang. Het mooie van popmuziek is dat je er al snel je persoonlijke stijl in kwijt kunt. Je hebt wel wat techniek nodig, maar je hoeft geen virtuoos te zijn om toch al een aardig stukje te kunnen spelen. Dat past wel bij mij."

interview met Mies van Steenbergen

Mies van Steenbergen

Ik zit sinds 1993 in de raad van Farmacie en de laatste paar jaar ook in de faculteitsraad Bètawetenschappen. Ik vind gewoon dat raadswerk erbij hoort. De medezeggenschap is ons gegeven en dan moet je er ook gebruik van maken. Het zit trouwens ook in mijn karakter om maatschappelijk actief te zijn. In dienst was ik al lid van de ondernemingsraad, daarna ben ik onder meer voorzitter geweest van de afdeling Gelderland van de Christelijke Plattelandsjongeren en ik ben nog steeds penningmeester van de commissie die ons kerkgebouw in Ede beheert. En uiteraard ben ik lid van de vakbond, want het solidariteitsbeginsel spreekt mij aan.

In de raad van Farmacie heb ik eigenlijk altijd het gevoel gehad serieus te worden genomen, maar in de Bètaraad is dat een stuk minder. Dat komt vooral omdat we vaak zo slecht worden geïnformeerd. Met grote regelmaat zijn toegezegde stukken er niet of veel te laat en dat ergert me, want intussen gaat het proces wel gewoon door. Natuurlijk zouden wij bij gebrek aan informatie kunnen weigeren om met bepaalde beslissingen in te stemmen, maar dan zijn wij degenen die de boel traineren en dat zullen de betrokkenen ons niet in dank afnemen.

Ik merk toch al dat het niet erg op prijs wordt gesteld als je als raadslid met een afwijkende mening komt. Als je een keer een kritische vraag stelt, reageert de decaan alsof je de faculteit aanvalt. Ik begrijp dat niet. Ik heb veel respect voor Van Koten als wetenschapper, maar dat betekent toch niet dat ik alles hoef te accepteren wat hij als bestuurder zegt? Zeker niet als het op zo'n agressieve manier gebeurt. Helaas denkt niet iedereen zo. Ik ken in de Bètafaculteit verschillende docenten die niet in de faculteitsraad durven, omdat ze vrezen dat dat nadelig zou kunnen zijn voor hun carrière.

Ik zelf ben daar niet bang voor. Zo lang ik niemand beledig, moet ik toch kunnen zeggen wat ik vind? Het gaat tenslotte om een goed functionerende faculteit. Maar op dit moment ga ik niet met plezier naar vergaderingen van de bètaraad. Ik doe het omdat ik vind dat medezeggenschap op een goede manier gestalte moet krijgen, maar ik vind het absoluut niet leuk. We zitten nu al drie vergaderingen te wachten op de begroting. En straks krijgen we natuurlijk een zo dichtgetimmerd stuk voor onze neus dat we alleen nog maar ja of nee kunnen zeggen, of eigenlijk alleen maar ja, want anders krijgt niemand zijn geld. Yvonne van Rooy roept voortdurend dat de kwaliteit van de medezeggenschap omhoog moet, dat we goede mensen in de raden moeten hebben. Dan zeg ik: best, maar zorg dan eerst dat de bestuurders ons op tijd informeren, want alleen dan kunnen wij de goede raadsleden zijn waarom zij vraagt.

Denk overigens niet dat ik het in Utrecht niet naar mijn zin heb. Ik ben hier in 1988 komen werken met een diploma van de Hogere Laboratorium School in Wageningen, de Stova. Ik was altijd al goed in scheikunde, dus dat was na de havo een logische keuze. Van mijn ouders had ik best naar de universiteit gemogen, maar het is gewoon nooit bij me opgekomen. Ik kom uit een boerenfamilie en van al mijn broers en zussen ben ik toch al degene die het langst heeft doorgeleerd. Bovendien ben ik graag praktisch bezig en wat dat betreft zit ik hier uitstekend op mijn plaats. Ik heb geen moment spijt gehad van mijn keuze om analist te worden.

In onze groep wordt onderzoek gedaan naar nieuwe materialen om geneesmiddelen in toe te dienen. Dat betekent dat er veel organische stoffen worden gemaakt en uitgetest. Het werk van de analisten is om dat onderzoek te faciliteren door middel van technieken als thermische analyse, vloeistofchromatografie en spectroscopie. Er draaien onder mijn beheer heel wat systemen en daar ben ik best wel trots op, zeker nu alles hier bij elkaar staat.

Het eigenlijke onderzoek gebeurt door de ongeveer dertig aio's in onze groep. Ons werk is om ze te helpen bij het toepassen van de technieken die we gebruiken. Je kunt ons wel een beetje vergelijken met de sergeanten in het leger die dienstplichtige officieren ondersteunt. Meestal komen wij er trouwens aan het eind bij om te zorgen dat de boel nog goed komt, maar schrijf dat maar niet op. Ik vind het geweldig om met aio's en masterstudenten samen te werken. Een tijdje geleden heb ik een midcareer consult gehad, waaruit bleek dat ik leraar had moeten worden. Niemand kon dat rijmen met mijn huidige werk tot ik vertelde hoeveel aio's en studenten ik begeleid. Toen viel het kwartje.

Mijn eerste hoogleraar was Daan Crommelin, die de groep later heeft overgedragen aan Wim Hennink. Die kreeg mij er dus gewoon bij, hij kon niet kiezen, ha ha. Maar ik geloof niet dat hij er problemen mee had en ik heb die al helemaal niet, want Wim is een fantastische baas. Ik ben het soms hartgrondig met hem oneens, maar het prettige is dat ik hem dat recht in zijn gezicht kan zeggen. Soms volgt hij mijn advies op, soms niet, en dat vind ik ook logisch, want tenslotte is hij de baas. Maar we overleggen op voet van gelijkheid en dat vind ik heel plezierig. In onze groep is totaal geen sprake van hiërarchie tussen wp'ers en obp'ers. Als een aio een artikel publiceert en jij hebt als analist aan het onderzoek meegewerkt, dan word je gewoon als co-auteur vermeld. Dat gebeurt lang niet overal.

Tegenwoordig besteed ik vijftig procent van mijn tijd aan managementtaken. Ik ben in onze groep verantwoordelijk voor de huisvesting en de apparatuur, heel leuk werk maar ik heb met Wim afgesproken dat ik in elk geval ook op het lab blijf staan, want dat is toch de rode draad in mijn werk. Ik ben ook nog actief in een club van analisten, want ja, ik doe graag veel verschillende dingen, maar wel allemaal onder werktijd. De avonden zijn voor mijn gezin. In Wageningen heb ik een wild studentenleven geleid, maar ik kan nu 's avonds heel tevreden op de bank zitten. Ik ben helemaal gesetteld: vrouw, twee kinderen, huis, auto. Alleen de hond ontbreekt nog.

Echte hobby's heb ik niet. Ik heb vroeger in een koor gezongen en in musicals gespeeld. In het weekend kook ik altijd. Mijn specialiteit is oud-Hollandse erwtensoep. Ik ben eind februari jarig en iedereen in onze groep weet al dat ik dan niet op gebak maar op snert trakteer. Eigenlijk moet ik hoog nodig afvallen, maar ja, ik ben nogal een Bourgondisch type, dus eenvoudig is dat niet. Mijn vrouw zegt altijd: om jouw overhemden te strijken heb ik een wok nodig. Eens kijken of ik dat wokje de komende maanden iets kleiner kan maken.

Met een magna cum laude naar Harvard

De opmars van het Amerikaanse beoordelingssysteem

In de Verenigde Staten is het Grade Point Average (GPA) de belangrijkste graadmeter voor het succesvol doorlopen van een academische carrière. En ook op het Utrechtse University College is het gemiddelde cijfer, gewogen naar studiepunten, bij afstudeerceremonies al jarenlang een bekend gespreksonderwerp. "Het afsluitende, final GPA, is zeker het belangrijkste vergelijkingsmateriaal", zegt Lieke Schreel, curriculummanager en registrar van het UCU. "Je bent niet alleen bij de eindstreep, maar je hebt klaarblijkelijk ook goede cijfers."

Vanaf september 2007 wordt het Amerikaanse cijfer ook geïntroduceerd binnen de rest van de universiteit. Dan kunnen alle studenten van de Utrechtse universiteit in het onderwijsregistratiesysteem Osiris lezen wat hun gemiddelde cijfer is (op een schaal van 1 tot 10) gewogen naar het aantal studiepunten. Bovendien zal dan worden aangegeven wat dat Nederlandse cijfer betekent op de vierpuntsschaal (1 tot en met 4) van het GPA-systeem. Bij studenten die dit najaar aan hun tweede bachelorjaar of aan een masteropleiding beginnen, zal het GPA straks standaard op de internationale bijlage van hun afstudeerbul staan.

Een belangrijke reden voor de universiteit om de extra informatie aan te bieden is dat Utrechtse studenten die een masterprogramma of PhD-traject (promotietraject) in het buitenland willen volgen, in veel gevallen een GPA moeten opgeven bij aanmelding. Daarnaast wordt gehoopt op een soort vliegwieleffect, waardoor meer studenten zullen gaan streven naar een hoog GPA.

Harvard

Dat het University College in Utrecht al werkt met een GPA-systeem heeft vooral te maken met het feit dat veel collegestudenten een plek in een mooi masterprogramma en een daarbijbehorende beurs willen verkrijgen. "Ze hebben heel vaak internationale ambities", weet Lieke Schreel. "Voor veel studenten is de informatie over hun GPA daarom essentieel. Een lager GPA betekent eenvoudigweg minder kans op de opleiding die je wenst te gaan volgen. Wil je een beurs voor een topuniversiteit dan moet je niet met een 3.1 aankomen. Het Amerikaanse Harvard vraagt al snel een GPA van 3.8."

Volgens Schreel is studenten er bovendien veel aan gelegen een judicium binnen te halen. Het GPA bepaalt binnen het college de aard daarvan: "Studenten met een 3.5 krijgen een cum laude. Met een 3.8 krijg je een magna cum laude, met een 3.9 een summa cum laude. In al die jaren hebben we drie keer een student gehad met het perfecte GPA van 4.0."

Voor studenten met een dergelijk uitzonderlijk hoog GPA heeft het college iets extra's in petto. "Die maken kans om bij de graduation ceremonie als valedictorian (student die de afscheidsrede mag uitspreken, red.) te mogen spreken. Dat wordt beschouwd als een grote eer."

Promotieplek

Voor het University College mag het GPA dan al gesneden koek zijn, binnen de UU geven tot nu toe alleen programma's van Biomedical Sciences studenten standaard een GPA mee. Alleen de masterstudenten dus. "Veel van onze masterstudenten gaan voor zes tot negen maanden voor een onderzoeksstage naar het buitenland", legt opleidingsdirecteur prof.dr. Dop Bär uit. "Vaak zoeken ze daar dan ook een promotieplek. In zo'n sollicitatieprocedure wordt vaak goed gekeken naar de hoogte van het GPA. Dat was voor ons de belangrijkste reden om hiermee te beginnen. Voor bachelorstudenten was die vraag er niet. Dat komt wel als die masters in het buitenland gaan volgen, maar tot nu toe komt dat nog maar weinig voor."

Biomedical Sciences geeft op de afstudeercijferlijst, naast de behaalde cijfers ook een letterwaardering (A-F), en een daarop gebaseerd GPA, zodat de waardering nationaal en internationaal inzichtelijk is. Andere universitaire hoogleraren en docenten die aanmeldingsformulieren voor een buitenlandse master onder ogen krijgen, bepalen zo'n GPA echter ad hoc en op individuele basis. Daar komt volgend jaar een uniforme universitaire structuur voor die geldt voor alle Utrechtse studenten. Hoe de omrekening er precies uit gaat zien is nog onbekend, maar er zal zeker gekeken worden naar de manier waarop Biomedical Sciences en het UCU omgaan met het GPA.

De positieve ervaringen bij deze opleidingen vormden voor hoogleraar Historische Letterkunde Paul Wackers de belangrijkste aanleiding om de invoering van GPA voor de hele universiteit te bepleiten binnen een werkgroep die het college van bestuur adviseerde. "Wanneer je je beste studenten een optimale kans wil geven om zich in een goede buitenlandse master in te vechten, dan is dit soort gegevens belangrijk. Studenten kunnen er hun voordeel mee doen."

Dat excellente studenten nu geholpen worden, wanneer zij elders een topopleiding willen volgen, is mooi. Maar reikten de oorspronkelijke plannen niet veel verder? De aanleiding om de cijfersystematiek eens onder de loep te nemen was immers de roep van de universitaire bachelor-mastercommissie vorig jaar om de invoering van percentielscores. Door per cursus aan te geven of een student bij de beste, de betere, de doorsnee of de abominabele deelnemers behoorde, zouden studenten een prikkel moeten krijgen om beter te presteren.

Dat idee stuitte niet alleen op praktische bezwaren, maar ook meer principiële: docenten wilden geen concurrentie binnen de cursus.

Rector Gispen sluit niet uit dat het invoeren van het GPA op den duur toch tot een soort percentielscore gaat leiden. Aan de hand van de GPA-resultaten is immers ook aan te geven of studenten tot de besten van hun jaar of van hun cohort behoren of niet. Volgens de rector ligt het ook voor de hand dat het GPA ("zoals nu het gemiddelde cijfer") een rol gaat spelen bij de toelating tot de eigen selectieve masters en de honours programmes, maar voor speculaties over mogelijke andere toepassingen vindt Gispen het nu nog te vroeg "We zullen eerst moeten afwachten, wat de betekenis van het GPA zal worden en hoe iedereen ermee omgaat. Daarna pas kun je bekijken of je er beleidsmatig meer mee wilt en kunt."

Aansprekende master

Het University College gebruikt het GPA al wel als een belangrijk beleidsinstrument. Volgens Schreel is het van belang om consequenties te verbinden aan een GPA wanneer je wilt dat studenten harder gaan werken. Het mogen schrijven van een zogeheten Honors Thesis of het doen van een extra vak, vereist bijvoorbeeld een zekere hoogte van het GPA. En ook voor een verblijf in het buitenland moet worden voldaan aan een bepaald GPA. Studenten waarvan het GPA in een semester onder de 2.0 zakt, kunnen rekenen op maatregelen. "Die zijn 'on probation'" zegt Schreel. "Ze krijgen een semester lang extra begeleiding, maar als het dan nog niet beter gaat dan moeten we tot de conclusie komen dat we niet bij elkaar passen."

Prof.dr. Wackers zou echter niet zo snel de conclusie willen trekken dat doorsnee-studenten met behulp van het GPA zijn te prikkelen. Hij denkt dat vooral de groep studenten die nu ook al sterk gericht is op een wetenschappelijke of een maatschappelijke carrière het GPA interessant zal vinden. "En op University College zijn er waarschijnlijk relatief veel van dat soort studenten."

De invoering van het bachelor-masterstelsel heeft Wackers geleerd dat het gemiddeld studentengedrag erg moeilijk te beïnvloeden is. "We hebben van alles geprobeerd om die studenten te motiveren, soms met het tegenovergestelde als resultaat. Het zou naïef zijn te veronderstellen dat je met zo'n GPA dat wel even zal bewerkstelligen."

Ook de rector blijft voorzichtig. Hij zegt voorlopig vooral te hopen dat het zichtbaar maken van het GPA studenten ervan bewust maakt dat de hoogte van hun cijfers echt van belang is. "Wanneer studenten horen dat iemand een aansprekende master kan gaan doen mede dankzij een hoog GPA, kijken ze misschien eens goed in de spiegel. En dan bedenken ze wellicht dat ze ook wel heel graag naar het buitenland willen."

Het GPA

Collegestudente Emma Rutten over het GPA: "Het GPA werkt uitdagend. Mensen hier op het college zijn, denk ik, meer bezig met hun cijfers dan andere studenten van de universiteit. Ze willen gewoon mooie cijfers. Sommigen draven door en gaan echt prat op hun hoge grades, maar de meesten kunnen het wel relativeren. Het is niet zo dat het hier alleen maar om cijfers gaat. Zelf ben ik er ook nog niet zo bezig of ik een cum laude kan halen of niet.

"Ik zit nu in mijn tweede jaar en wacht nu op de uitslagen van de vakken van dit najaar. Ik moet daarvoor gemiddeld een B staan als ik dit voorjaar op exchange wil naar Macquarie University in Australië. Zoiets zit dan wel in je achterhoofd, maar ik denk dat het wel gaat lukken. Het halen van een B is voor de meeste studenten geen probleem."

Het University College hanteert de Amerikaanse beoordelingswijze A tot en met F. Deze letter wordt vervolgens omgezet naar de waarderingsschaal van het GPA.

A=4

B=3

C=2

D=1

F=0

Docenten kunnen daarnaast plussen en minnen geven, die leveren een bijtelling of een aftrek van 0.3 op. Zo is een A- een 3.7 en een een B+ een 3.3. Uit de cijfers wordt vervolgens een GPA berekend.

Het systeem van Biomedical Sciences: uitgangspunt is het 'gewone'cijfer op de 1-10 schaal. Dit 'Nederlandse' cijfer wordt omgezet naar het Amerikaanse lettersysteem. Ook hier wordt gebruik gemaakt van plussen en minnen.

A+ bij cijfer hoger dan 8.6 (in de praktijk een 9)

A bij 8.0 - 8.5

A- bij 7.7 - 7.9

B+ bij 7.4 - 7.6

B bij 7.0 - 7.3

enzovoort

En op basis van deze letters wordt weer het GPA berekend als hierboven beschreven.