Achtergrond

SOA's

Doe jij iets aan, trek ik iets uit 'Ik vrij veilig of ik vrij niet', 'doe jij iets aan, trek ikiets uit' en 'soa's zijn overal verkrijgbaar, condooms trouwens ook'. Creatieveslogans van allerlei voorlichtingscampagnes, maar blijkbaar niet voor iedereenpakkend. Als het op seks aankomt, wint de passie het van ons verstand. Wild zoenend en elkaar uitkledend belanden we op zijn bed. Shit, ik heb geen condooms bij me. Ik durf er eigenlijk ook niet over te beginnen, dat zouhet moment en de passie kunnen killen. Dan maar zonder, denk ik. Na een wilde nacht word ik wakker met spijt. Ik zal toch geen soa opgelopen hebben?Weer thuis bel ikmijn beste vriendinnetje en ik vertel haar alles over afgelopen nacht. Na mijnverhaal zegt ze: "Klinkt goed, maar je hebt het toch wel veilig gedaan h??!" Nou nee, geef ik beschaamd toe. "Stom kalf", zegt zij terecht. "Wat als hij nou een player is die iedere week een ander chickie zijn bed in praat? Met hen zal hij hetdan ook wel onveilig doen." De rest van de dag kan ik alleen nog maar aan mijneventuele soa denken. Op internet lees ik dat meer dan de helft van de jongeren en jongvolwassenen met losse partners niet altijd met condoom vrijt. Dit geldt voor 48procent van de mannen en voor 57 procent van de vrouwen. Ondanks alle voorlichtingscampagnes is het onveilig vrijgedrag sinds 2000 gestegen van 20 naar 53procent. Alleen bij de allereerste seksuele ervaring en bijonenightstands is het cijfer de afgelopen jarenbeter geworden: tachtig procent van de jongeren gebruikt dan een condoom (bron: SoaAids Nederland). Vorig jaar hebben er zo'n 69.000 mensen een soa-test gedaan bijde GGD. Dat is een toename van tien procent ten opzichte van 2005. Voor de zekerheid maak ook ik een afspraak. Een paar weken later kan ik terecht. Met een rood hoofdonderga ik een kruisverhoor over mijn seksleven. Ik neem me stellig voor nooit meeronveilig te vrijen. Dan komt het moment supréme: ik mag me uitkleden en op de stoel met beugels vlijen. De dokter komt binnen en blijkt een leuke kerel van eind twintig te zijn. Vervolgens komt er groot licht, de fameuze eendenbek en een grote wattenstaaf te voorschijn. Ik mag me weer aankleden, het onderzoek is voorbij. Annette (22), derdejaarsstudent Rechten, heeft twee maanden geleden een soa-test gedaan. De uitslag viel tegen: chlamydia. "Ik had nergens last van, maar ikhad een artikel gelezen over soa's en bleef er over piekeren. Ik liet me testen om van de angst af te zijn. Toen ik te horen kreeg dat ik chlamydia had, schrok ik me dood. Je denkt dat het jou niet overkomt. Ik moest toen twee jongens, waarmee ik onveilig had gesekst, bellen om ze te waarschuwen. Dat was moeilijk, maar anders besmetten zij misschien weer andere meisjes. Ik heb nog geluk gehad want ik ben er vrij snel vanaf gekomen. Waarschijnlijk heb ik er verder niets aan overgehouden."Twee weken lang moet ik wachten op de uitslag van mijn soa-test. Mijnonveilige vrijpartij en de meest verschrikkelijke ziekten dwalen door mijn hoofd. Dan komt het telefoontje: de uitslag! Het einde van een nachtmerrie ?f het begin?Jaarlijks lopen naar schatting zo'n 100.000 mensen een soa op. Het is dus erg na? ef om te denken dat het mij niet overkomt. Zeventig procent van de chlamydia- engonorroe-infecties worden gevonden bij vrouwen jonger dan 25 jaar en juist heteroseksuelen tussen de achttien en de 25 jaar vormen de grootste risicogroep voor hiv. Hoe durven we met deze cijfers toch nog steeds onveilig te vrijen? In mijnomgeving merk ik dat iedereen wel veilig w?l vrijen, maar op een of andere manier gebeurt het vaak niet. Waarom niet? Het is nog steeds génant om bij de toonbank een pakje condooms te vragen. Vervolgens moet je het ook nog eens bij je hebben, én moetje het ter sprake durven te brengen als het moment daar is. Daarnaast is er bijstudenten vaak drank in het spel waardoor een condoom misschien minder belangrijk lijkt dan in nuchtere toestand. Ook vinden veel meisjes dat ze al verantwoord bezig zijn door het slikken van de pil. Niet zwanger worden lijkt belangrijker dan het niet oplopen van een soa. Volgens Margot Mulder, voorlichter van Soa AidsNederland, spelen er nog andere factoren mee in het onveilig vrijgedrag. "Tijdens de seks wil je niet aan de gevaren denken. Seks moet leuk zijn, dus druk je die enge gedachten weg. Er zit wel een stemmetje in je hoofd dat je vertelt dat je verkeerd bezig bent, maar het plezier is op dat moment belangrijker dan de angst. Pas na de seks wordt dat stemmetje steeds luider. "Bovendien zijn mensen weer onveiliger gaanvrijen sinds er hiv-remmers zijn", voegt Mulder toe. "Natuurlijk wil niemand hiv.Maar omdat het niet meer dodelijk hoeft te zijn, zijn mensen er niet meer zo bang voor. Als de angst minder wordt, verslapt de aandacht en dat maakt een verschil."Tamara Rosenbach van de GG&GD Utrecht: "Onveilig vrijen is een risico-inschatting.Je kijkt naar je partner en schat in hoeveel risico er is dat die een soa of hiv heeft. Vertrouwen speelt dus een grote rol; vooral onder studenten, in dat kleine wereldje, ken je elkaar vaak. Maar dat neemt niet weg dat je hoe dan ook risico'sloopt als je het onveilig doet." Maar volgens Rosenbach is het grootste probleem dat veel mensen zichzelf niet als risicogroep beschouwen. "Zij zien soa's en hiv vaak niet als iets wat zij ook kunnen krijgen. Bovendien zijn soa's relatiefmakkelijk te genezen. Het lijkt wel alsof het niet erg wordt gevonden om chlamydiate krijgen."Omdat veel vrouwen niet weten dat ze chlamydia hebben start Soa AidsNederland dit najaar een speciale campagne. In de regio's Amsterdam, Rotterdam enZuid-Limburg worden de komende drie jaar 315.000 jongeren tussen de 16 en 29 jaar uitgenodigd een chlamydia-test thuis te doen. Via een website kunnen zij een gratis testpakket opvragen. Mannen sturen een urinemonster naar het laboratorium, vrouwen een zelf af te nemen uitstrijkje. Degenen met chlamydia krijgen een antibioticakuur. Margot Mulder hoopt dat de chlamydia campagne bijdraagt aan veilig vrijen. "De ervaring van een test is meestal een reden om het seksueel gedrag te veranderen. Je wordt dan intensief geconfronteerd met het risico van onveilig vrijen. Hopelijk gaat de test over drie jaar landelijk."Rosenbach vindt dat er meer over soa’s gesproken moet worden. "Hoewel vriendinnen het er onderling wel steeds meer over hebben,blijft het taboe in bed bestaan. Bovendien leggen vrouwen de schuld vaak neer bijmannen. Maar de verantwoordelijkheid voor je eigen gezondheid draag je zelf. Er mag dus nog wel wat emancipatie op dat gebied komen." Ik heb mijn lesje in ieder gevalgeleerd. De uitslag van mij soa-test was gelukkig goed maar het heeft me doen beseffen dat de pret van het moment niet opweegt tegen alle ellende er na. Ik zal met een rood hoofd aan de kassa om een pakje condooms moeten vragen, er altijd een bij me moeten dragen ?n het lef moeten hebben om er over te beginnen. Ik vrij veilig of ik vrij niet!NB: Op de website www.soawijzerutrecht.nl is meer te lezen over seksueel overdraagbare aandoeningen. Daar staat ook informatie over de locaties waar je je kan laten testen.

KADER

In alle Soorten &Aantallen.

Naar schatting vinden er in Nederland jaarlijks ruim100.000 nieuwe soa-infecties plaats. De laatste jaren neemt het aantal testen en dushet aantal ontdekte soa's toe. In onderstaande tabel zie je het geschatte jaarlijkse aantal nieuwe infecties van de zeven belangrijkste soa's in Nederland. Niet iedereen met een soa laat zich onderzoeken. Deze schatting is daarom het aantal diagnoses geëxtrapoleerd naar de Nederlandse bevolking.

1. Chlamydia infectie 60.000

2.Genitale wratten 25.000

3. Herpes genitalis 12.000

4. Gonorroe 6.000

5. Hepatitis B 2.000

6. Syfilis 750

7. Hiv infectie 700

Overige soa 3.000

Totaal: 109.450

Chlamydia: Een bacterie in de slijmvliezenvan de geslachtsdelen. Besmetting vindt plaats door onveilige seks, ook oraal. Bij het vrijen met iemand die besmet is met chlamydia heb je vijftig procent kans ook geïnfecteerd te worden. Erg besmettelijk dus. Klachten zijn een brandend gevoel bij het plassen, afscheiding uit de vagina of penis, anale jeuk of irritatie en keelontsteking na orale seks. Mannen kunnen gezwollen en gevoelige ballen of een ontsteking van de bijbal krijgen. Vrouwen kunnen ook pijn in de onderbuik, pijn bij het vrijen of bloedverlies tijdens de seks of tussen menstruaties door krijgen. In zeventig procent van de gevallen hebben vrouwen geen klachten, terwijl slechts een kwart van de mannen ongemerkt met deze soa rondloopt. De symptomen worden meestal??n tot drie weken na besmetting duidelijk. Chlamydia is goed te genezen met antibiotica maar kan tot eileiderontsteking en onvruchtbaarheid leiden als er geen tijdige behandeling plaatsvindt.

Genitalewratten De wratten op of rond de geslachtsdelen of anus zijn pijnlijken hardnekkig. Zelfs na een behandeling kunnen ze terugkomen. Hoe eerder je er iet aan doet, hoe beter genitale wratten te verwijderen zijn. Herpes:Wordt veroorzaakt door een virus waarvan er verschillende soorten zijn (bijvoorbeeld een koortslip). De rode plekjes en pijnlijke blaasjes op of rond de geslachtsdelen zijn wel te behandelen maar niette genezen. Bij minder weerstand kun je een uitbarsting krijgen die heel besmettelijk is. Gonorroe (druiper): Bacterie inde slijmvliezen van de keel, vagina, penis of anus. Vrouwen kunnen klachten krijgen zoals groenwitte of gelig sterk ruikende afscheiding en pijn bij het plassen. Maarvaak zijn de klachten bij vrouwen niet zo duidelijk. Mannen hebben een geelgroene druppel aan de penis en last bij het plassen.

Gonorroe is goed te genezen metantibiotica.

Hepatitis B: Door dit virus kan de lever ontstoken raken. Het kan leiden tot vermoeidheid, misselijkheid, koorts en geelzucht. Besmetting kan ook plaatsvinden door orale seks. Het virus verdwijnt vanzelf, maar niet altijd. Inenting tegen Hepatitis B is mogelijk.

Syfilis: Bacterie in de slijmvliezen. Symptomen kunnen zijn: zweertjes op de penis, vagina, anus of mond en vlekken op de huid. Alssyfilis niet wordt behandeld kunnen hart, nieren en ruggenmerg wordenaangetast.

Hiv-infectie:Het virus dat aids veroorzaakt. Het tast je afweersysteem aan waardoor je lichaam geen weerstand meerheeft. Je loopt makkelijk ziektes op en je kunt er uiteindelijk aan doodgaan. Als je seropositief bent, hoef je nog geen aids te hebben. Je hebt pas aids als je afweersysteem dusdanig aangetast is dat allerlei andere ziekten hun kans schoon zien. Tussen seropositief en aids kan soms wel vijftien jaar zitten. Het lichaam doet er drie maanden over om antistoffen tegen hiv te ontwikkelen, dus dan pas kun je testen of je besmet bent. Het aidsvirus zit in bloed, sperma en vaginaal vocht en kan ook door orale seks overgedragen worden, als er sperma of menstruatiebloed in demond komt. Van hiv kom je nooit meer af maar medicijnen kunnen ervoor zorgen dat het aantal virusdeeltjes flink afneemt en je afweer toeneemt. In het beste geval bereik je dan nooit het stadium van 'aids-patiënt', maar ben je wel je leven lang'hiv-geïnfecteerd'.

'Are you muslim?'

Jan Hogendijk en de geschiedenis van de islamitische wiskunde

Khatami

Hij studeerde wiskunde maar volgde ook colleges in oosterse talen, en kreeg daardoor belangstelling voor de geschiedenis van zijn vak. Mede dankzij zijn talenkennis is Jan Hogendijk nu wereldwijd een van dé autoriteiten op het gebied van de middeleeuwse islamitische wiskunde. Ook in het Midden-Oosten wordt hij als zodanig erkend, zoals blijkt uit de foto op zijn website, waarop president Khatami hem begroet. Maar niet iedereen is even gecharmeerd van zoveel westerse bemoeienis. "Ik had in Saudi-Arabië een lezing gehouden over dat instrument om de richting naar Mekka te bepalen. Na afloop kwam een student op mij af en vroeg 'You are talking about Mecca, our holy city. Are you muslim?' Ik zei nee en hij deinsde echt terug."Omdat in de islamitische wetenschapsbeoefening de sterrenkunde een voorname plaats innam, heeft Hogendijk veel contact met zijn collega's bij sterrenkunde en in het Instituut voor de Geschiedenis en Grondslagen van de Natuurwetenschappen. Desondanks heeft hij er voor gekozen om binnen het wiskunde-instituut te blijven werken. "Het contact met wiskundigen is enorm waardevol voor mij. Zodra studenten met een historisch onderwerp aan de gang gaan, waarvan de wiskunde iets te moeilijk voor me is, kan ik er een collega bij halen. Omgekeerd merk ik dat onze aanwezigheid door de vakwiskundigen zeer wordt gewaardeerd. Dat maakt het werken hier erg plezierig. Ik geef ook nog steeds gewone wiskundevakken, mede omdat dat voor mij een goede manier is om bezig te blijven met wiskundige problemen. Je kunt de geschiedenis van een vakgebied niet goed bestuderen als dat niet organisch in het vakgebied is ingebed. Daarom ben ik heel blij dat het Descartes Centrum geen apart instituut wordt."De grote meerwaarde van dat nieuwe Centrum ziet Hogendijk vooral op onderwijsgebied. "Ik krijg nu bijvoorbeeld een historica als aio. Zij komt bij mij promoveren in de geschiedenis van de Nederlandse wiskunde en voor haar is het heel belangrijk dat er in Utrecht ook historici van andere wetenschapgebieden zijn bij wie ze over die periode te rade kan gaan. Iets anders is dat ik plannen heb voor een algemene cursus voor geïnteresseerde studenten zonder wiskundige voorkennis. Het lijkt me aardig om een cursus te ontwikkelen over bijvoorbeeld wiskunde en kunst in historisch perspectief. Ook dat kan waarschijnlijk prima in het kader van het Descartes Centrum."

Studiereis

Hoewel de islamitische wiskunde nog steeds veel aandacht vergt, begint ook de geschiedenis van de Nederlandse wiskunde Hogendijk steeds meer bezig te houden. "Nederland is tussen 1585 en 1700 een vooraanstaand wiskundig land geweest. In de VS en Frankrijk bestaat grote interesse voor publicaties uit die tijd, maar niemand leest Nederlands, dus het wachten is op Nederlandse historici van de wiskunde om de enorme hoeveelheid archiefmateriaal te ontsluiten. Maar ja, in Nederland hebben we maar twee hoogleraren op dit gebied, Jan Hogendijk in Utrecht en Jan Hogendijk in Leiden. Ik hoop echt dat dat snel gaat veranderen."Vooralsnog is het woekeren met zijn tijd, maar desondanks kijkt hij al weer uit naar de studiereis van komende winter met 36 Utrechtse en Leidse studenten naar Isfahan en Teheran. "We gaan ons daar uiteraard bezig houden met wiskunde, maar er staan ook ontmoetingen met Iraanse studenten op het programma. Vandaar dat ik onze studenten vooraf het Arabisch alfabet leer. Bovendien breng ik ze de basisbeginselen van de islam bij en moeten ze een stukje uit de koran kunnen reciteren. Ik hecht daar zeer aan, want voor onze gastheren is zo'n bezoek van Nederlandse studenten een unieke manier om contact met het westen te krijgen en ik denk dat zulke contacten onmisbaar zijn voor meer wederzijds begrip. Op mijn bescheiden manier via de wiskunde wil ik er heel graag aan bijdragen de band tussen Nederland en de islamitische wereld te verstevigen."

Karakters te kijk in het Universiteitsmuseum

<ParaStyle:kop>'Onbegrijpelijk dat projectieve tests nog steeds worden gebruikt'

Het idee om een hele tentoonstelling aan persoonlijkheidsleer te wijden kwam van hoogleraar klinische psychologie Marcel van den Hout en hoogleraar gezondheidspsychologie Lorenz van Doornen. "Ongeveer een jaar geleden raakte ik met Peter de Haan, de directeur van het Universiteitsmuseum, aan de praat over de thematentoonstellingen", zegt Van den Hout. "Hij vertelde me dat de faculteit Sociale Wetenschappen nauwelijks was vertegenwoordigd in het museum en ik zei hem dat ik met wat collega's wel wilde nadenken over een aardig thema."

Van den Hout en Van Doornen brainstormden vervolgens over verschillende onderwerpen, maar kozen uiteindelijk voor persoonlijkheidsleer. "Over sommige onderdelen van de psychologie praten leken niet mee, maar dat ligt bij persoonlijkheidleer en individuele verschillen anders", vertelt Van den Hout. "Iedereen heeft zo zijn eigen ideeën over het karakter. Dat is ook niet erg, maar het leek ons voor bezoekers interessant om onderscheid te maken tussen kennis die wetenschappelijk de toets ter kritiek heeft doorstaan en 'common sense'-kennis. Vooral het wegnemen van misverstanden vinden we belangrijk."

Een groot deel van de tentoonstelling is interactief; bezoekers kunnen hun karakter testen door het doen van verschillende tests. Eén test springt eruit als meest betrouwbare: De Big Five. De test gaat ervan uit dat de persoonlijkheid een grondstructuur heeft van vijf dimensies. Scores op die dimensies verschillen tussen individuen, maar per individu zijn ze erg stabiel. Het gaat om extraversie (tegenover introversie), openheid (tegenover rechtlijnig), vriendelijkheid (tegenover vijandigheid), consciëntieusheid (tegenover laksheid) en emotionele stabiliteit (tegenover neuroticisme). Die vijf dimensies worden in verschillende culturen aangetroffen en tweelingonderzoek laat zien dat de scores op de Big Five in belangrijke mate genetisch worden overgedragen. Er zijn verschillende varianten van de Big Five test, maar de meest invloedrijke is gebaseerd op onderzoek uit 1992 van de Amerikaanse wetenschappers Costa en McCrae.

De Big Five test in de tentoonstelling bestaat uit een lijst met vragen als 'Ben je behulpzaam?' en 'Heb je vaak ruzie?' waarin je op een schaal van 1 (oneens) tot 5 (eens) aangeeft in hoeverre dat op jou van toepassing is. Binnen zeven minuten heb je een, weliswaar oppervlakkig, maar betrouwbaar beeld van je karaktereigenschappen op je computerscherm. "De scores zullen nauwelijks van elkaar verschillen als je de test na een maand of zelfs na jaren nog een keer zal doen", legt Van den Hout uit. "Zelfs als mensen ernstig ziek worden en ze scoorden voorheen laag op neuroticisme, dan zullen ze dat tijdens hun ziekte nog steeds doen. Het is een simpel testje, maar er is wereldwijd ontzettend veel onderzoek naar gedaan. De test doet wat hij moet doen: voorspellen hoe mensen zich gedragen."

Een paar BU-ers (Bekende Utrechters) deden speciaal voor de tentoonstelling ook een Big Five test, soms met verassende resultaten. Zo blijkt dat oud-schaatser Jochem Uytdehaage laag scoort op vriendelijkheid. Zelf zegt hij hierover: "Je moet me niet afleiden als ik ergens geconcentreerd mee bezig ben, dan kan ik onvriendelijk zijn, ja. Maar op straat ben ik altijd vriendelijk." Ook geschiedenisprofessor Maarten van Rossem scoort laag op vriendelijkheid: "Ik ben wel eens verbaasd over mijn eigen onvriendelijkheid. In een debat is het soms alsof er een kort lontje wordt aangestoken en kan ik heel demagogisch worden", licht hij in de tentoonstelling toe. En doelman Hans van Breukelen scoort laag op 'emotioneel stabiel'; hij zegt hierover: "Gemiddeld genomen ben ik een stabiele persoonlijkheid, maar als iets me werkelijk raakt, kan ik inderdaad heel emotioneel worden. Het zichtbare ongeloof of de blijdschap van anderen kunnen me emotioneren."

De afgelopen eeuwen zijn er ook veel onzinnige tests ontwikkeld. Op de tentoonstelling kom je bijvoorbeeld een paar projectieve tests tegen die de bezoeker kan doen. Hierbij zou je, zonder dat je dat zelf weet, iets van jezelf projecteren. Vooral in de jaren zestig waren dit soort tests populair, zoals de House-Tree-Person test. Bij deze test teken je een huis, boom en/of persoon. In het geval van de boom wordt bijvoorbeeld geanalyseerd hoe je de boom precies hebt getekend. Heb je bijvoorbeeld veel wortels getekend? Dan heb je, volgens de 350 pagina´s tellende handleiding, waarschijnlijk een geaarde en stabiele persoonlijkheid. "Klinkklare onzin", zegt Van den Hout. "Of mensen nou een boom tekenen met veel of weinig wortels, of hij bloeit of verdord is, het zegt echt niks. Er is geen peil op te trekken."

De COTAN, de Commissie Testaangelegenheden Nederland, bekijkt of tests betrouwbaar en valide zijn en dus een voorspellende waarde hebben. Projectieve testen voldoen niet aan die criteria en worden dus niet goedgekeurd.

"Toch leggen sommige psychologen dit oordeel naast zich neer en gebruiken dergelijke tests nog steeds", gaat Van den Hout verder. "Onbegrijpelijk dat dat nog steeds gebeurt. We weten al decennia lang dat ze geen enkele wetenschappelijke waarde hebben... Maar ja, hoe gaat zoiets? Studenten leren op de universiteit testtheorie, besliskunde, psychometrie enzovoort. Vervolgens gaan ze stage lopen en zien ze in de praktijk dat daar boompjes worden getekend en inktvlekken worden geanalyseerd. Veel studenten denken dan dat die methode de juiste is en de eerder geleerde methodologische regels kennelijk niet gelden."

Tijdens de voorbereiding van de tentoonstelling was het soms lastig om te bepalen hoe bepaalde karaktertests te presenteren. Van den Hout: "We wilden bijvoorbeeld voorkomen dat mensen, na het doen van een projectief testje, zouden denken dat er toch wel een kern van waarheid in zou kunnen zitten. Anderzijds vonden we ook niet dat we konden zeggen: 'Wij zijn van de wetenschapspolitie en die tests komen er niet in.' Dat zou censuur betekenen. We hebben die onbetrouwbare tests dus toch opgenomen als curieuze voorbeelden. En ook om te laten zien hoe wetenschappers vooruit blunderen en eerder ideeën hadden die later achterhaald bleken te zijn. Ongetwijfeld ziet een tentoonstelling over de vorming van het karakter er over honderd jaar weer heel anders uit, en dat is maar goed ook."

STREAMERS

'De Big Five doet wat hij moet doen: voorspellen hoe mensen zich gedragen'

'Of mensen nou een boom tekenen met veel of weinig wortels, het zegt echt niks'

KADERS

De Big Five als selectieinstrument

De Big Five wordt vaak gebruikt als hulpmiddel bij de selectie van nieuw personeel, want de test geeft een prima eerste indruk. Docent arbeids- en organisatiepsychologie Rendel de Jong vindt het een goed instrument om een globale karakteromschrijving van iemand te krijgen. "Maar", zegt hij, "het zou niet het enige instrument moeten zijn. Werkgevers zouden tijdens sollicitatiegesprekken wat mij betreft veel meer aandacht mogen besteden aan concrete kennis. Vaak vallen sollicitanten bij kennisvragen namelijk door de mand."

Het manipuleren van de Big Five test is volgens De Jong vrij makkelijk: "Het kost even wat inspanning, maar het lukt best om een verkeerde uitslag te krijgen. Maar uiteindelijk kom je toch in een situatie waarin je dat niet meer kan volhouden en komt je ware aard boven. Geen aanrader dus."

De ideale score voor een sollicitant op een Big Five test is volgens hem afhankelijk van de functie. "Natuurlijk zijn voor de ene functie bepaalde karaktereigenschappen belangrijker dan voor de andere functie. Zo is het voor managementfuncties meestal wenselijk dat je bovengemiddeld scoort op extraversie, waardoor het waarschijnlijk makkelijker is om leiding te geven. Maar je hebt ook prima managers die vooral op die plek zitten vanwege hun grote kennis, en die compenseren daarmee hun lagere score op extraversie. Het is dus moeilijk om een ideaal profiel te schetsen voor een bepaalde functie."

In veel gevallen is het niet zo'n probleem om maar een beetje in het midden te zitten, vindt De Jong. "Uit onderzoek blijkt dat de meeste mensen gemiddeld scoren, en daar is niks mis mee." Hij vervolgt: "Ik heb bijvoorbeeld wel eens onderzoek gedaan naar wat de ideale score op de Big Five test zou kunnen zijn bij leerkrachten in het voortgezet onderwijs. En wat zie je dan? Leerlingen vonden docenten met hoge scores op vriendelijkheid en extraversie het meest effectief, de naaste collega's waardeerden collega's met veel consciëntieusheid en weinig creativiteit, en de leidinggevenden hechtten vooral aan consciëntieusheid."

Een gevarieerde boekenkast? Vast creatief!

Naast de karaktertesten toont de tentoonstelling veel wetenschappelijke kennis aan de hand van voorwerpen, teksten, foto's en videofragmenten. Er wordt bijvoorbeeld veel aandacht besteed aan de relatie tussen opvoeding en karaktervorming. En wat blijkt? De invloed van het gezin waarin je opgroeit op je persoonlijkheid is helemaal niet zo groot. Persoonlijkheidskenmerken zijn weliswaar voor een deel erfelijk, maar je genetische code legt veel minder gewicht in de schaal dan je functioneren op school of in je vriendenkring.

Ook kom je in de tentoonstelling een paar leuke onderzoeksresultaten tegen, bijvoorbeeld over de relatie tussen karakter en voorkeuren. Zo heeft Japans onderzoek aangetoond dat mensen die van pittig eten houden, die graag vlees eten en geregeld alcohol drinken vaak een extraverte persoonlijkheid hebben. Ander onderzoek heeft uitgewezen dat conservatieve mensen een voorkeur hebben voor abstracte kunst, en sociale mensen liever het werk van oude meesters aan de muur zien. Als jouw huis net, opgeruimd en minimalistisch is, is de kans groot dat jij een gewetensvol mens bent. Als je juist een hele aparte inrichting hebt met boekenkasten die uitpuilen met gevarieerde literatuur is de kans groot dat je een creatief mens bent.

Er wordt ook veel aandacht besteed aan inmiddels al lang achterhaalde en bijna lachwekkende theorieën over het karakter. Zo had je bijvoorbeeld de theorie van de Griekse dokter Hippocrates die dacht dat de mens afhankelijk was van de balans tussen verschillende lichaamssappen. Had je veel last van zwarte gal, of 'melancholie' zoals de Grieken zeiden, dan was je volgens hem een zwartgallig persoon.

Of bijvoorbeeld grafologie: het ontleden van het handschrift. De schrijfhoek, grootte, ruimtelijke indeling en vorm van het handschrift zouden allemaal iets kunnen zeggen over het karakter. Hoe meer je handschrift naar links neigt, hoe verstandiger je volgens deze theorie bent. In 1963 verscheen er een proefschrift met bewijs dat willekeurige studenten net zo goed (of slecht) waren in het beoordelen van handschriften als opgeleide grafologen. Zelfs na dit vernietigende bewijs zijn er nu nog bedrijven, ook in Nederland, die gebruik maken van grafologie tijdens sollicitatieprocessen.

Benieuwd naar meer zin en onzin over het karakter? De tentoonstelling Karakter te Kijk is nog t/m 30 september 2008 te zien in het Universiteitsmuseum aan de Lange Nieuwstraat

Schaal 18 is een lachertje

Wammes Bos

Hoe het vroeger was? Tja, dat weten ze bij het ministerie van OCW niet meer. "De expertise van vóór 1997 is met de VUT of heeft een andere baan", meldt een voorlichter. Nou ja, de grote lijnen zijn duidelijk genoeg: iedereen die bij een universiteit of hogeschool werkte was gewoon medewerker, had een functie die in een ambtelijke schaal viel en kreeg dienovereenkomstig betaald. Ook de bestuurders dus, die er overigens wel een toelage bij ontvingen.

De omslag kwam aan het eind van de jaren negentig, de jaren waarin de zelfstandigheid van de instellingen groter werd en daarmee ook de afstand tot het ministerie. Eigen raden van toezicht of equivalente organen kregen formeel de zeggenschap over de arbeidsvoorwaarden van bestuurders. De bestuurders zelf, de colleges en de directies, traden vervolgens op als werkgever van het gewone personeel en onderhandelden via hun brancheverenigingen VSNU en HBO-Raad over de cao's. Dat alles werd geregeld in het besluit decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen van 1999.

Op het eerste gezicht ligt daar dan ook de cesuur: vanaf dat moment stond niets een snelle stijging van de bestuurderssalarissen, los van alle cao-afspraken, in de weg. Maar de minister van Onderwijs zag het kennelijk anders. Die handhaafde voor de bestuurders in zowel wo als hbo het uitgangspunt dat het salaris nooit meer dan het maximum van schaal 18 kon zijn, plus een toelage. Een en ander valt te lezen in een algemene maatregel van bestuur uit 1998 voor het wo; voor het hbo geldt een identieke tekst uit 2001. Sindsdien is er geen nadere wetgeving geweest.

Toelagen oprekken

Schaal 18: dat zou op dit moment zo'n 104.000 euro op jaarbasis betekenen. Één blik op de salarisstaatjes in wo en hbo, op de lijstjes van Intermediair of van het ministerie van Binnenlandse Zaken, en de conclusie is duidelijk: schaal 18 is een lachertje. Het is zelfs de vraag of toezichthouders nog weten dat ze geacht worden die schaal toe te passen.

Rien Meijerink, voorzitter van de raad van toezicht van de Universiteit Utrecht en tevens capo di capi als voorzitter van het overleg van alle universitaire toezichthouders: "Zelf weet ik wel dat we moeten uitgaan van schaal 18, maar of alle collega's dat nog weten? Het is ook een rare, verouderde regel. We lossen het op door de toelagen op te rekken. Die zijn niet gemaximeerd, en nu dus behoorlijk hoog." Inderdaad, zeker waar het voorzittersbeloningen betreft is vijftig procent of meer geen uitzondering.

Tweeslachtig, zo mag je de houding van de overheid op dit vlak wel noemen. Er is een wettelijke salarisregeling, maar met alle mogelijkheden om er via torenhoge toelagen onderuit te komen. Daarnaast is er het wonderlijke feit dat minister Hermans in 2001 een beloningssysteem voor hbo-topbestuurders, ontworpen door de Hay Group, officieel sanctioneerde als grondslag voor de beloningen. Dat systeem, dat stoelt op vergelijkingen met anderen op de nationale 'directeurenmarkt' en dus niets meer met ambtelijke schalen van doen heeft, is na een paar updates nog altijd van kracht. En het is zo berekend - dat viel ook minister Plasterk op toen hij de jongste uitwerking onder ogen kreeg - dat een bepaalde categorie bestuurders inderdaad boven Balkenende uitkomt. Inmiddels maakt de jongste versie deel uit van de branchecode governance van het hbo uit 2006. Onderzoek door weer een ander adviesbureau, PriceWaterhouseCoopers, in datzelfde jaar wees uit dat 96 procent van de beloningen conform de regeling was.

Rare bedragen

Stevige salarissen dus hier en daar, maar het is geen wildwest in het hbo. En dat is ook niet het geval in de universitaire wereld, vindt Rien Meijerink. Een adviesregeling van Hay Group, gemaakt in opdracht van de raden van toezicht, vormt de basis voor de bestuurdersbeloning. Die regeling dateert uit 2000 en werd braaf naar het ministerie gezonden, alleen heeft de minister er nooit op gereageerd. Meijerink: "Een gemiste kans; op dat moment had men de discussie over de bestuurdersbeloning kunnen voeren."

Dat was beter geweest, zegt hij, dan al die verhalen over de Balkenende-norm nu. "Universiteiten zijn tegenwoordig hybride bedrijven, die voor een deel op de markt actief zijn. Dan kun je niet alleen maar publieke normen hanteren als je goede mensen wilt krijgen. En kijk ook eens naar de academische medische centra. Daar worden veel hogere bedragen betaald, en die zijn toch nauw verbonden met de universiteiten."

Een wettelijke maximering, vindt Meijerink, "is heel onverstandig. Het leidt tot verschraling in het publieke domein. En je loopt de kans dat men toch weer wegen er langs zoekt. Dus als die Balkenende-norm er komt en je stopt alles wat van belang is erin, dan zou het kunnen. Maar hoe hoog is die norm? Ik hoor allerlei rare bedragen."

Rare bedragen horen de vakbonden al lang. En dan hebben ze het over wat effectief betaald wordt in de top van het hoger onderwijs, met de systematiek van Hay in de hand. Marieke van den Berg van de Abvakabo FNV, vooral sterk in de universitaire wereld: "Kijk naar het college van bestuur in Groningen: een verhoging ineens met dertig procent, terwijl ze promovendi in een bursalenstelsel duwen. Als men de bestuurders al niet onder de cao wil brengen, dan zouden ze er ten minste mee in de pas kunnen lopen."

Dichten pensioengat

"Als je Hay binnenhaalt gaan de topsalarissen omhoog; ja, ik ken die verhalen. Maar het klopt niet." Peter Langerak is senior consultant bij Hay Group met onder meer het hoger onderwijs in zijn portefeuille. Hij legt geduldig uit hoe het systeem werkt. Dat Hay functies op hun zwaarte waardeert met een aantal punten, dat het systeem gewoon in een boekje staat en transparant is, dat vergelijkbare functies in de gezondheidszorg, bij woningcorporaties maar ook bij het bedrijfsleven een bepaald beeld over de beloning opleveren. Dat dit de markt is waaruit bestuurders worden gerekruteerd. "En dan kun je bovenin die markt gaan zitten, in het midden of laag. Voor het hoger onderwijs zijn we laag gaan zitten."

Vervolgens worden de loonontwikkelingen in die markt gevolgd en doorgegeven. En daar is wel eens wat mis gegaan, erkent hij. Zodra Hay haar onderzoek naar de gemiddelde salarisstijging in dit marktsegment bekendmaakte, renden bestuurders in het hbo spoorslags naar de salarisadministratie om de jongste verhoging in gang te zetten. Langerak: "Wij stuurden die overzichten naar de vereniging van bestuurders, die toen onze opdrachtgever was, en die bleek ze rechtstreeks door te geven aan de leden in plaats van aan de toezichthouders. Sinds 2006, de jongste actualisering die is opgenomen in de hbo-branchecode, loopt alles via de raden van toezicht. Die krijgen voortaan om de twee jaar een overzicht van de marktontwikkelingen, en dan moeten ze maar zien wat ze ermee doen. Wij nemen geen opdrachten meer aan van bestuurders, uitsluitend nog van toezichthouders."

De Hay-regeling voorziet in variabele onderdelen van de beloning, die zodoende op 115 procent van het maximum per categorie kan komen. De leidende gedachte, zoals bij zoveel gedragscodes, is 'pas toe of leg uit'. Een raad van toezicht die bonussen uitkeert moet dat doen aan de hand van vooraf afgesproken prestatie-indicatoren. Maar sluit dat dealtjes tussen toezichthouders en bestuurders uit? Toezichthouders bovendien die al te vaak zelf uit vorstelijk betaalde commerciële banen komen? Langerak: "Oké, dat bepaalt inderdaad iemands referentiekader, maar ik zie in het hbo ook vakbondsmensen en dominees in raden van toezicht hoor. Maar goed, als men bonussen uitkeert boven de bandbreedte die wij aangeven, dan gaat de openbaarheid spelen. Daar is een rol weggelegd voor journalisten, vind ik."

Dat geldt ook voor iets wat onlangs naar buiten kwam: onderhandelingen bij de aanstelling over het dichten van een verondersteld pensioengat, zoals collegevoorzitter Jo Ritzen in Maastricht bedong. Langerak: "Dat lijkt inderdaad een achterdeur. Ik ben het er mee eens dat daar een normering moet komen."

Nog één ding: waar Hay het hele hoger onderwijs van functiewaarderingssystemen voor de rest van personeel heeft voorzien - ook al kreeg ze die opdracht na openbare aanbesteding - en ze tegelijkertijd de bestuurdersbeloningen reguleert; hoeveel handjeklap zit daar dan bij? Langerak: "Die laatste regeling voor hbo-bestuurders, daar zijn we echt niet rijk van geworden. Ik schat dat die de opdrachtgevers tegen de 60.000 euro heeft gekost. Nee, als wij hier echt geld aan willen verdienen maken we geen algemene regeling maar laten we ons door afzonderlijke raden van toezicht inhuren voor een advies. Dat zou veel meer opleveren."

Wammes Bos

Kader

De JP-norm

Of minister Plasterk nu ageert tegen de hoge bestuurderssalarissen, of de commissie Dijkstal de vergoedingen te hoog noemt, altijd komt de JP-norm om de hoek kijken. Maar wat is dat nu eigenlijk?

"De Balkenende-norm? Dat hangt er van af welke je bedoelt. Er zijn er twee." Nee, de voorlichter van het ministerie van Binnenlandse Zaken maakt geen geintje. "De ene, het gemiddelde van alle ministerssalarissen, bepaalt de grens waarboven je salarissen in de publieke sfeer openbaar moet maken. En er is een andere die in de volksmond de 'echte' norm is: niemand bij de (semi-)overheid mag meer verdienen dan de minister-president", zegt hij. Interessant is dat beide bedragen op dit moment op ongeveer 170.000 euro liggen. Alleen is het eerste 'inclusief', dus met allerlei toeslagen, vergoedingen en werkgeversbijdragen, ook die voor het pensioen; het tweede, de 'echte' JP-norm, is kaal. Daar moet dus weer zo'n 35 procent (een vuistregel die de overheid zelf hanteert) bij opgeteld worden omwille van de vergelijkbaarheid. En zo wordt het topsalarissendebat er niet helderder op.

De topverdieners

interview met Thomas Heinrich von der Dunk

Thomas von der Dunk is historicus en publicist. Hij keek een jaar lang vol verbazing naar de gang van zaken in het Utrechtse onderwijs.

Erik Hardeman

"Ik ben vorig jaar gevraagd om als invaller een paar cursussen te verzorgen bij Geschiedenis. Ik zou hoorcolleges gaan geven, maar ik merkte al snel dat die colleges aan de studenten waren verkocht als responsiecollege voor groepen van maximaal veertig studenten. In werkelijkheid zaten er 140 studenten in mijn groep, dus niks responsie, ik hield gewoon een verhaal.

Ik had al eerder in Utrecht gewerkt en op zich voelik me hier prima thuis, maar ik ben geschrokken van de druk waaronder docenten tegenwoordig moeten werken. De idiotie ten top vond ik dat ik in een cursus van zeven weken drie toetsmomenten moest inbouwen. Dat had men bij Geschiedenis illegaal gelukkig al tot twee teruggebracht, maar zelfs dat is nauwelijks vol te houden. Ik liet de studenten onder meer een paper schrijven over een politieke moord naar keuze. Toen ik hier in de jaren negentig college gaf, was er nog voldoende tijd om de opzet van zo'n paper een paar keer met elke student afzonderlijk door te spreken. Nu heb ik gezegd: alleen bij heel dringende vragen kunt u langskomen. Ik moest wel, want alleen al met het nakijken van ruim honderd papers was ik met mijn drietiende aanstelling twee weken kwijt. Met zoveel toetsmomenten kun je toch geen fatsoenlijk onderwijs geven? Het trieste is dat iedereen dat weet behalve het management van de universiteit. Dat is kennelijk helemaal losgezongen van de werkvloer en beroemt zich vrolijk op het kleinschalige Utrechtse onderwijs. Wat Geschiedenis betreft is dat een pertinente leugen. In feite worden de studenten dus bedonderd, wat ik ze trouwens ook meteen bij het begin van de cursus gezegd heb. 'Als u terecht boos bent, daar staat het Bestuursgebouw, gaat u dat maar bestormen.' Maar iedereen is murw, ook de staf. Tja, wat wil je. Het is vechten tegen de bierkaai als je wordt overlopen door studenten, terwijl je uit het Bestuursgebouw kletsverhalen krijgt dat je volgens hun berekeningen voldoende docenten hebt.

Van huis uit ben ik kunsthistoricus, maar omdat mijn vader in Utrecht hoogleraar geschiedenis was, heb ik dat vak met de paplepel ingegoten gekregen. Mijn allereerste ervaring met de Utrechtse universiteit dateert van de promotie van mijn vader. In de cortège liep een kleine hoogleraar mee en ik schijn toen als jochie van vijf grote indruk te hebben gemaakt door luidkeels te roepen: 'Kijk, een kleintje'. Na een studie in Amsterdam ben ik in Leiden promotieonderzoek gaan doen naar de Duitse monumentencultus in de negentiende eeuw, maar toen ik halverwege de achttiende eeuw was, had ik al een forse pil bij elkaar geschreven. 'Houd u maar op', zei mijn promotor, 'de rest komt later wel.' Vervolgens ben ik als postdoc de relatie tussen politiek en architectuur in de negentiende eeuw in Nederland gaan onderzoeken, maar ook daarmee ben ik niet verder gekomen dan het eind van de achttiende eeuw. Her en der in mijn boekenkast staan dus boeken die in feite inleidingen zijn van boeken die ik nog wil schrijven, maar de ellende van het universitaire systeem is dat je nooit verder kunt gaan met waarmee je begonnen bent. Je moet elke keer weer op iets anders schieten. Mede daarom ben ik van de universiteit weggaan. Dat kon ik me permitteren omdat ik inmiddels een aantal lucratieve nevenwerkzaamheden had gekregen. Ik schreef onder meer voor NRC en Vrij Nederland en in 2001 werd ik gevraagd voor de redactie van Buitenhof. Ik viel van mijn stoel toen ik hoorde wat ze me wilden betalen voor een halve ochtend per week brainstormen plus het bekijken van het programma, dus ik heb meteen ja gezegd. Veel van mijn stukken in dag- en weekbladen zijn uit ergernis geboren. Ik schrijf natuurlijk ook meer 'Olympische stukken', maar ik kan niet ontkennen dat ik het leuk vind om een beetje te provoceren. Ik kan een zeker genot ontlenen aan een formulering waarvan ik weet dat sommige mensen zich er gepikeerd door zullen voelen. Dat lijkt onaardig van me, maar het is alleen maar heilzaam, want straks in de geschie-denisboekjes staat het ook. Zo iemand als Balkenende kan het dus beter nu maar vast van mij horen, zodat hij er geestelijk op kan anticiperen hoe vernietigend hij straks door historici zal worden weggezet. Ook studenten krijgen er van mij van langs, want je maakt wat mee als docent. Omdat ik er genoeg van had dat zoveel studenten slecht voorbereid naar college kwamen, heb ik vorig jaar voor mijn derde cursus een puur feitelijk entree tentamen gegeven. Dat werd een slachting. Sommige studenten dachten serieus dat Karel de Grote in de 18e eeuw leefde en dat Brezjnev

voor Stalin kwam. Ik had van te voren een email gestuurd: Zorg dat U de kaart van Europa kent. Wie even zijn best had gedaan, kreeg dus een hoog

cijfer cadeau. Toch waren er studenten met veertig fouten, terwijl ik alleen maar vroeg naar landen en hoofdsteden. Echt erbarmelijk. Ja maar, wordt er dan gezegd, studenten hebben tegenwoordig andere vaardigheden. Dat heb ik gemerkt, ja. Weet je waar ze goed in zijn? In beargumenteren waarom ze ten onrechte een onvoldoende hebben gekregen. Zúlke emails kreeg ik met daarin uitgelegd waarom het cijfer niet deugde. Als je

gewoon je huiswerk had gedaan, dacht ik soms, had je me nu niet zo'n lange mail hoeven schrijven.

Waar ik me op de universiteit mateloos aan kan ergeren, is aan de kritiekloze omarming van de internationalisering. Wat heeft het voor zin om

Nederlandse studenten die niet weten wat ze willen, een half jaar naar Madrid te sturen? Zeker voor alfa's, die voor negentig procent aan de slag

zullen moeten in eigen land, is het effect van zo'n stage nul komma nul. Niet dat ik tegen buitenlandse stages ben, maar laat studenten naar een land gaan waar ze meer kunnen leren over hun onderwerp dan hier in Nederland. En

hoe vaak is dat nu echt het geval? Maar ja, je bent tegenwoordig al bijna mislukt als je zegt dat je alleen aan de universiteit om de hoek hebt gestudeerd. En omgekeerd geven buitenlandse

studenten glamour en status. Volgens mij heeft men in Utrecht liever vijf middelmatige studenten uit Atlanta dan één goede uit Appelscha. Zo'n

opmerking van mevrouw Van Rooy in NRC, die doodleuk zegt dat het voor studenten nog wel mogelijk moet blijven om onderwijs te krijgen in hun eigen taal, spreekt toch boekdelen? Heel genereus van haar, want eigenlijk vindt ze onderwijs in het Nederlands dus volstrekt oninteressant. De ellende is dat je als docent/onderzoeker tegenwoordig omwille van de

internationalisering wordt beoordeeld op het onwetenschappelijke criterium of je ervaring hebt met Engelstalig onderwijs. En ook NWO doet mee aan die modieuze onzin, want alle subsidie aanvragen moeten in het Engels. Een hoogleraar in Harvard mocht eens geïnteresseerd zijn in een onderzoek naar de verzuiling in Doetinchem-Oost. Maar toen ik bij datzelfde NWO subsidie vroeg voor mijn onderzoek naar Duitse architectuur kreeg ik te horen: Uw onderwerp is niet Nederlands, zoek uw geld maar in Brussel. Hoezo

internationalisering?"

Kader

CV

Thomas Heinrich von der Dunk (46) studeerde kunstgeschiedenis en archeologie in Amsterdam. Hij promoveerde in 1994 in Leiden op een proefschrift over de geschiedenis van Duitse monumenten, dat in 1999 werd uitgegeven onder de titel Das deutsche Denkmal: eine Geschichte in Bronze und Stein vom Hochmittelalter bis zum Barock. Van zijn hand verschenen verder onder meer Het Nederlands museum, een tweeduizendjarige wandeling door de vaderlandse geschiedenis (2005) en Alleen op de wereld, de Nederlandse worsteling met zichzelf, God en Europa (2001). Von der Dunk publiceert regelmatig in De Volkskrant en De Gelderlander en heeft een wekelijkse column op www.planet.nl.

Streamer: 'Daar staat het Bestuursgebouw, gaat u dat maar bestormen'

'Er is helemaal geen innovatieparadox'

Descartes Centrum voor wetenschapsgeschiedenis van start

Erik Hardeman,

"In Utrecht wordt al lange tijd onderzoek gedaan naar de geschiedenis en de grondslagen van de natuurwetenschappen. Maar je kunt de ontwikkeling van de wetenschap pas echt goed begrijpen als je de geschiedenis van alle disciplines in hun onderlinge samenhang bestudeert. Dat gebeurt nog nergens ter wereld. Daarom is het zo bijzonder dat die integrale benadering er nu in Utrecht gaat komen."

Hoogleraar Ideeëngeschiedenis Wijnand Mijnhardt en zijn collega in de Geschiedenis van de Natuurwetenschappen Bert Theunissen zijn zichtbaar trots op de totstandkoming van het Descartes Centrum. Al in 2001 staken zij de koppen bij elkaar om te zien wat er in Utrecht op het gebied van de wetenschapsgeschiedenis mogelijk was. Aanvankelijk waren hun ambities bescheiden, maar geleidelijk gingen de gedachten van de initiatiefnemers - met steun van Gispen - in de richting van een universiteitsbreed centrum voor onderwijs en onderzoek. "Wij hebben dat plan vorig jaar voorgelegd aan de decanen en die waren zonder uitzondering enthousiast, sterker nog, ze wilden zelfs in zo'n centrum investeren. De twee ton die wij op jaarbasis krijgen, lijkt misschien niet veel, maar een zo universiteitsbrede steun voor de wetenschapsgeschiedenis is echt uniek."

Op de vraag wat het Descartes Centrum nu precies is, beklemtonen de initiatiefnemers dat er sprake is van een virtueel centrum. "Er is de laatste tijd een fors aantal hoogleraren in de geschiedenis van verschillende vakgebieden aangesteld, maar ons uitgangspunt is dat die allemaal blijven werken in hun eigen instituut. Het Centrum krijgt wel een bureau, maar dat kan wat ons betreft bescheiden blijven, een secretariaat, twee kamertjes en een koffieautomaat. Als er maar wat gaat gebeuren, want we willen binnen- en buitenlandse fellows uitnodigen om hier onderzoek te doen en we willen ook een rol gaan spelen in het publieke debat.

Onderzoek naar epidemieén

Een belangrijke taak van het Descartes Centrum wordt het opzetten van een universiteitsbreed onderwijsaanbod, aldus de initiatiefnemers. "Om te beginnen komt er een minor voor geïnteresseerde studenten, maar op termijn is het streven dat elke Utrechtse bachelorstudent onderwijs krijgt in de geschiedenis van zijn of haar eigen vak tegen de achtergrond van de ontwikkeling van de wetenschap in zijn algemeenheid. Bovendien bieden we universiteitsbrede researchmasters op dit gebied aan. Die vind je nergens ter wereld. Als je de geschiedenis van de humaniora wilt bestuderen in relatie tot de geschiedenis van de natuurkunde, dan is Utrecht de enige plek waar je dat georganiseerd kunt doen.

Hoewel onderwijs een belangrijk aandachtsgebied vormt binnen het Descartes Centrum, maken Mijnhardt en Theunissen duidelijk dat de bundeling van expertise wat hen betreft ook vruchten moet gaan afwerpen voor het onderzoek. Niet voor niets is History and Philosophy of the Sciences and the Humanities dit voorjaar aangewezen als één van de vijftien Utrechtse focusgebieden. Als 'trekkers' van dat focusgebied is het hun taak om enige eenheid te brengen in de grote diversiteit aan onderzoeksthema's op het gebied van de Geschiedenis en de Grondslagen van de wetenschap.

Mijnhardt: "De combinatie van disciplines maakt tal van interessante dwarsverbanden mogelijk. Eén voorbeeld: we denken nu na over een plan om met economisch historici, ideeënhistorici en historici van de geneeskunde en de diergeneeskunde het probleem van dierziekten en de relatie met menselijke epidemieën te onderzoeken vanaf de achttiende eeuw tot nu. Ideaal is een groot internationaal programma met deelnemers uit Amerika, Engeland en Nederland met Utrecht als centrum. Die plannen bestonden al langer, maar de komst van het Descartes Centrum maakt ze veel gemakkelijker realiseerbaar.

Overtrokken verwachtingen

Als een uiterst belangrijke taak voor het nieuwe centrum zien de twee hoogleraren historisch onderzoek waaruit blijkt dat de wetenschap onmogelijk kan voldoen aan de overtrokken verwachtingen van beleidsmakers.

Theunissen: "Van de wetenschap wordt de laatste tijd nadrukkelijk maatschappelijke relevantie gevraagd. Op zich is dat een terechte vraag. Het probleem is alleen dat die vraag steeds meer wordt vernauwd tot een vraag naar concrete oplossingen voor problemen op de korte termijn, naar kennisvalorisatie. En als die oplossingen er niet komen, wat helaas meestal het geval is, klaagt men over de innovatieparadox. Maar als je naar de geschiedenis kijkt, zie je dat het nooit zo gewerkt heeft. Het idee dat de wetenschap pasklare antwoorden heeft op concrete vragen is een idee-fixe." Mijnhardt: "Kijk bijvoorbeeld maar naar de investeringen van Lodewijk XIV en de koningen van Savoye in natuurwetenschappelijk onderzoek om de positie van de staat te versterken. Dat liep uit op een grote teleurstelling. De geschiedenis leert dat fundamenteel onderzoek weliswaar op lange termijn tot innovatie kan leiden, maar dat het onmogelijk is om innovaties op korte termijn te plannen. Er is dus helemaal geen innovatieparadox."

De hoop van de initiatiefnemers van het Descartes Centrum is dat hun wetenschapshistorisch onderzoek politici duidelijk kan maken wat ze wel en niet van de wetenschap mogen verwachten. Mijnhardt: "Wij worden vaak als ondermijnend gezien omdat we het nut van wetenschap zouden relativeren, maar dat verwijt is onterecht. Wij hebben juist een rotsvast vertrouwen in de wetenschap. Wij waarschuwen alleen voor overspannen verwachtingen ten aanzien van wat wetenschappelijk onderzoek vermag." Theunissen: "Wij geloven niet dat de wetenschap op bestelling problemen kan oplossen, en de geschiedenis steunt ons in die overtuiging. Neem nou dat ondoordachte besluit van premier Balkenende om een innovatieplatform op te richten met allemaal hotemetoten uit het bedrijfsleven. Zulke initiatieven zijn in het verleden al zo vaak misgelopen. Iedereen met een beetje historisch inzicht had op zijn vingers kunnen natellen dat zo'n aanpak ook nu niet zou werken."

Kader

Hoogleraren

Van oudsher heeft Utrecht leerstoelen op het gebied van de Geschiedenis en Grondslagen van de Natuurkunde en van de Geschiedenis van de Wiskunde. Deze leerstoelen worden thans bekleed door Bert Theunissen (Geschiedenis van de Natuurwetenschappen), Dennis Dieks (Grondslagen van de Natuurwetenschappen) en Jan Hogendijk (Geschiedenis van de Wiskunde).

Daarnaast is de laatste jaren een groot aantal nieuwe hoogleraren benoemd op het terrein van de algemene en vergelijkende wetenschapsgeschiedenis:

Universiteitsgeschiedenis: Leen Dorsman, 2001

Psychiatrie: Joost Vijselaar, 2004

Diergeneeskunde: Peter Koolmees, 2005

Geneeskunde: Frank Huisman, 2006

Natuurwetenschap: Floris Cohen, 2006

Farmacie: Toine Pieters, 2007

Vergelijkende Wetenschapsgeschiedenis: Wijnand Mijnhardt, 2007

Kader

Descartes Centre

Het Descartes Centre is vernoemd naar de filosoof, wiskundige en natuurwetenschapper René Descartes (1596-1650), die als de vader van de Moderne Wijsbegeerte en Wetenschapsbeoefening beschouwd kan worden. Hij heeft de wetenschappelijke ontwikkelingen van zijn tijd diepgaand beïnvloed: door eigen bijdragen, maar vooral door zijn methode en door de radicaal nieuwe fundering die zijn filosofie aan de wetenschappen wilde verschaffen. De jonge Utrechtse universiteit was jarenlang het podium voor de felle debatten over zijn opvattingen.

Afstuderen

IRENE VAN DEN BROEK (25). De negendejaars moet dit jaar afstuderen. Tot haar derde jaar Sociale Geografie liep ze op schema met haar studie. Daarna ging ze vakken Politicologie volgen in Amsterdam en bestuurswerk doen. Haar frisse start: de studie afronden.

"Ik was zeventien toen ik ging studeren. Ik ben dus nog een doctoraalstudent. Vanaf mijn eerste jaar was ik actief buiten mijn studie. Tijdens de introductie leerde ik de studievereniging van Sociale Geografie, VUGS, kennen en begon ik bij de barcommissie. Zo rolde ik het bestuurswerk in.

"Met mijn studie ging het heel goed. Ik had op mijn 21ste kunnen afstuderen, maar het idee om dan al klaar ze zijn, beviel me niet zo. Omdat ik het bestuurswerk zo leuk vond om te doen, solliciteerde ik bij de Utrechtse studentenvakbond USF. Ik werd er voorzitter en kreeg een bestuursbeurs. Tijd om te werken of te studeren had ik toen niet. Daarna werd ik actief voor de Jonge Democraten en ging ik vakken politicologie volgen in Amsterdam. Vorig jaar werd ik aangenomen en gekozen als voorzitter van de Landelijke Studenten Vakbond.

"Het was een hele verantwoordelijkheid om alle studenten van Nederland te vertegenwoordigen. Het was een druk jaar. Toen ik begon, zouden de leerrechten worden ingevoerd, maar gelukkig werden die uit- en vervolgens afgesteld. Dat is gaaf, want het ging echt om een hele slechte regeling. Het zou voor studenten heel lastig zijn geworden om bestuurswerk te doen of een tweede studie te volgen.

"Graag had ik gezien dat we de studiefinanciering hadden kunnen veranderen. Met de stufi voor uitwonenden kun je niet of nauwelijks je kamer betalen. Het zou mooi zijn als alle studenten genoeg geld kregen om van te studeren, te wonen en te leven. Zelf ben ik door alle mogelijkheden heen om nog te lenen. Daarom moet ik naast het schrijven van mijn scriptie dit jaar ook pittig gaan werken. Toch had ik het niet anders willen doen en eerstejaars raad ik ook aan om naast hun studie heel actief te zijn. Natuurlijk moet je ook studeren, maar buiten de collegebanken leer je misschien wel het meest."

Naar het buitenland gaan

JASON PEI-SHIUE TSAI (31). De assistent in opleiding (aio) in het reproductielab van Landbouwhuisdieren van Diergeneeskunde is made in Taiwan. Op zijn Engelse school daar kreeg hij de naam Jason wat in het Grieks staat voor 'altijd optimistisch'. Pei-Shiue betekent: hij die graag wil leren. Zijn frisse start: zijn komst naar Nederland.

"Toen ik in Taiwan bijna klaar was met mijn bachelor, vroeg ik mijn begeleider waar ik het beste mijn master kon gaan doen. Zelf was hij de eerste Taiwanese PhD uit Utrecht en hij zei dat ik met mijn interesse het beste hier naar toe kon gaan. Diergeneeskunde in Utrecht hoort bij de wereldtop, dus dat wilde ik wel.

"Na mijn master solliciteerde ik als aio. Nu doe ik vrij fundamenteel onderzoek. Ik probeer te ontdekken welke rol een bepaalde proteïne in de membraan van een spermacel speelt bij onvruchtbaarheid. Inmiddels ben ik nu vijf jaar hier. Als ik over twee jaar ben gepromoveerd, hoop ik nog als postdoc ergens te werken. Daarna wil ik terug naar Taiwan om te doceren.

"Ik ben nog steeds blij dat ik naar het buitenland ben gegaan. Het verschil met een Taiwanese universiteit en deze is groot. Daar wachten studenten een opdracht van de professor af, voeren die uit en volgen hem in zijn denkbeelden. Hier gaan docenten in gesprek met studenten. Ze geven ze een zaklamp, maar ze moeten hun eigen weg in het donker zien te vinden. Het zou voor alle studenten goed zijn om naar het buitenland te gaan en andere ervaringen op te doen. Het geeft je een andere kijk op dingen.

"Mijn tip aan nieuwe studenten is om te genieten van hun nieuwe leven. Er zijn later nog zoveel dingen die moeten! De Aziatische mentaliteit is om zo snel mogelijk je doel te bereiken en onderweg niet links of rechts te kijken. Met die instelling kwam ik naar Nederland. De eerste vraag aan mijn begeleider was dan ook wat ik moest doen. Hij zei: 'Ga naar huis, neem de tijd om te wennen en kom over een maand maar terug.' Dat was een goed advies."

GK

De frisse start van YVONNE VAN ROOY (56).

Talent stimuleren

"Ik heb mijn studie rechten hier in Utrecht met veel plezier gevolgd. Ik deed er ook veel naast. Elk jaar wilde ik wat nieuws. Zo heb ik bijvoorbeeld gewerkt als student-assistent en stand by stewardess, in de medezeggenschap gezeten en was ik actief bij studentenvereniging UVSV. Ik heb ook cursussen gevolgd in het buitenland. Het was wel druk, maar daar hou ik van. Dat dwingt je om efficiënt met je tijd om te gaan en goed te plannen. Bovendien ben ik een avondmens en studeerde vaak 's nachts. Dan kwam er niemand meer langs en was het lekker rustig in huis.

"Als bestuur gaan we dit jaar een nieuw strategisch plan voorbereiden. Daar kijk ik naar uit. We formuleren daarin samen met faculteiten en de medezeggenschap onze ambities op met name het gebied van onderwijs en onderzoek. Daarbij zal het optimaal stimuleren van talenten van studenten een centrale plaats blijven innemen. Ik vind het belangrijk dat studenten alles uit hun studie en studententijd halen wat er in zit. Dus proberen we studievertraging tot een minimum te beperken. Daar zijn bijvoorbeeld het bindend studieadvies en goede begeleiding via het tutoraat op gericht. Van studenten wordt immers steeds meer verwacht dat zij in een stevig tempo studeren. Voor studenten die extra uitdaging wensen, hebben we tal van honoursprogramma's . Ze krijgen daarvoor een aantekening op hun bul. Dat is - net als goede cijfers, een verblijf in het buitenland of actief zijn in een vereniging - belangrijk als ze gaan solliciteren. De grote internationale bedrijven zoeken de beste studenten uit de wereld, en daar moeten en kunnen die van ons bijhoren.

"Uit onderzoek blijkt dat het eerste halve jaar cruciaal is voor de toekomst van je studiesucces en mijn tip aan nieuwe studenten is dan ook om vanaf de eerste maand gedisciplineerd te studeren. Je studie vormt tenslotte de basis voor de invulling van de rest van je leven."