Achtergrond

Het burgemeesterreferendum:

'Grijp je kans, ook al is de keuze beperkt'

Armand Heijnen en Janny Ruardy

Aleid Wolfsen: 'Ik ben een man van het draagvlak'

Wie is Aleid Wolfsen?

"Ik heb rechten gestudeerd in Groningen. Pas op m'n 25ste begon ik daarmee. Ik was werkstudent, had een baan als parketsecretaris in Zwolle, woonde daar en reisde naar Groningen. Ik ben dus niet geheel ondergedompeld geweest in het studentenleven."

En de politieke ambitie?

"Die heb ik altijd gehad. Toen ik trouwde, ben ik lid geworden van de PvdA. Een paar jaar later werd ik voorzitter van de afdeling Oldenbroek en gemeenteraadslid. Ik stopte met politiek, toen ik rechter werd in Amsterdam. Politiek en rechtspraak moeten gescheiden blijven. Ik ben er ook tegen dat rechters in de Eerste Kamer zitten."

Wat lijkt je aantrekkelijk aan het burgemeestersambt?

"Ik ben volksvertegenwoordiger, zit nu voor de derde termijn in de Tweede Kamer en ik zou het fantastisch vinden om op lokaal niveau bestuurlijk actief te zijn."

Waarom Utrecht?

"Utrecht is voor mij een bijzondere stad. Ik kwam hier vóór m'n sollicitatie zeer geregeld, omdat de sfeer me erg aanspreekt. Het is hier gezellig winkelen in een aangename oude binnenstad, met alles op loop- en fietsafstand. Ik hou van kamperen en koop altijd bij Kathmandu op de Oudegracht m'n kampeerspullen, prachtige zaak.

Wat zijn je ambities met de stad?

"Een van de kerntaken van een burgemeester is openbare orde en veiligheid. Daar wil ik accenten leggen. Ik zwerf tijdens de campagne door de wijken en slaap bij mensen, omdat ik samen met de bewoners beleid wil maken. Als je het over politiebeleid hebt, zou het kunnen zijn dat je prioriteiten op Kanaleneiland anders komen te liggen dan elders in de stad."

En als mensen Geert Wilderswensen hebben?

"Je moet wel helder zijn, de koers moet vaststaan, niet talmen. De vroegere wethouder Hans Spekman deed dat heel goed. Het gaat om draagvlak, hoor en wederhoor."

Waarom moet de Utrechtse student op Aleid Wolfsen stemmen?

"Om een paar redenen. Studentenhuisvesting heeft de grootste prioriteit. Deze stad heeft de grootste en beste universiteit, ook de hogeschool is van belang trouwens. In de profielschets van de stad staat dat we de grootste universiteit hebben, maar niet dat de universiteit, volgens de Sjanghai-ranking de beste van Nederland is. Die trots moet je, ook als gemeente, uitdragen.

Verder moeten de voorzieningen moeten op peil zijn. Ik wil dat iedereen fatsoenlijk kan fietsen door de stad en dat je je fiets kunt parkeren.

Veel studenten gaan na hun studie de stad uit, richting Amsterdam. Dat is jammer. De economische bedrijvigheid is in deze regio ok, maar toch moet Utrecht meer doen aan behoud van de werkgelegenheid."

Wat is de betekenis van universiteit en hogeschool voor de stad?

"Als ik burgemeester word, ga ik aan studenten vragen wat ze voor de stad kunnen betekenen. Ik was bij Forza Friends, een voetbalclub voor verstandelijk gehandicapten. Daar zaten drie studenten van een studentenvereniging, die elke zaterdag vrijwilligers begeleiden van dit elftal. Ik sprak met die jongens. Zij willen wat voor de stad waar ze studeren betekenen."

Volgens de peiling gaat minder dan dertig procent van de bevolking stemmen? Studenten zijn al helemaal niet te porren!

"Ik kan me dat goed voorstellen, maar ik heb de procedure niet bedacht. Er zijn twee dezelfde mannen geselecteerd. Ik ben een sociaal-democraat, Pans ook. Ik hoop dat ze ons beoordelen op inhoud. Als je de kans krijgt om op een burgemeester te stemmen, zou ik die niet laten schieten, ook al is de keuze beperkt."

Wat onderscheidt je van Ralph Pans?

"Onze methode van werken, hij is bestuurder geweest en kent de Haagse bureaucratie, ik kijk meer vanuit de bevolking doordat ik volksvertegenwoordiger ben."

Ralph Pans: 'Ik ben vooral een doener'

Wie is Ralph Pans?

"Ik ben in Maastricht geboren, maar ging in de andere uithoek van Nederland studeren, in Groningen. De studiekeuze was een soort afvalrace: Nijmegen was me te katholiek, Tilburg had toen nog geen universiteit, Amsterdam was te veel randstad, en toen ik van neefjes hoorde dat Groningen zo'n leuke studentenstad was, ben ik daarheen getogen. Nooit spijt van gehad."

En de politieke ambitie?

"Ik wil graag aanpakken. Dat heb ik van kleins af aan. In mijn studententijd was ik voorzitter van de rechtswinkel. Mijn linkse hart klopte al vroeg, hoewel ik weinig tijd overhield voor die écht woelige dingen die eind jaren zestig, toen ik studeerde, aan de hand waren. Ik had het te druk als redacteur van rechtenblad Ars Aequi, als sporter en als student-assistent."

Waarom burgemeester van Utrecht?

"Ik heb me mijn hele loopbaan intensief beziggehouden met de publieke zaak en het lokaal bestuur. Zo'n burgemeesterschap vind ik dan eigenlijk een heel logische stap. Vooral de dynamiek van Utrecht spreekt me erg aan: het hart van Nederland, maar daarmee ook het meest ontvankelijk voor een infarct. Heel uitdagend om daar duurzame oplossingen voor te bedenken!"

Welke ambities heb je met de stad?

"Utrecht blinkt uit in het bedenken van ad hoc-oplossingen. Daar komt verandering in, als het aan mij ligt. Zo'n infarct in en rond de stad zie je het meest duidelijk aan het verkeer. Dat is echt een probleem: files, treinvertragingen, onveiligheid in de stad, voor fietsers bijvoorbeeld. Dat los je niet op met nóg meer bussen. In Utrecht zelf heb je echt hoogwaardig openbaar vervoer nodig, een tram, op bepaalde punten zelfs ondergronds. De ambitie moet zijn: Utrecht is goed ontsloten, en tegelijk de duurzaamste en milieuvriendelijkste stad van Nederland. Om die ambitie waar te kunnen maken, moet het gemeentebestuur af zien te komen van zijn stroperigheid."

Waarom zou een student op Ralph Pans stemmen?

"De studentenhuisvesting, daar wil ik wat aan gaan doen. Nu betalen studenten vaak nog te veel geld voor kamers die het predikaat woning nauwelijks verdienen. Wij kunnen als stad trots zijn op onze universiteit, maar dan moeten we de stad ook aantrekkelijk maken voor studenten. Waar ik echter vooral op wil wijzen is dat veel stedelijke problematiek voor alle inwoners geldt, niet alleen voor studenten: fietsdiefstal, verkeersstromen, cultuuraanbod, werkgelegenheid..."

Wat is de betekenis van universiteit voor de stad?

"De stad zou voor het oplossen van dit soort problemen meer met de universiteit kunnen samenwerken. Er is in de gemeente veel vraag naar innovatie, en die is te halen bij de UU. Dat gebeurt ook al wel, maar naar mijn idee nog veel te weinig. Je zou het talent dat in je stad aanwezig is maximaal moeten zien te benutten. Ik zou veel meer samenwerkingsprojecten tussen universiteit en stad willen, bijvoorbeeld afspraken over stageplekken voor studenten. Het is altijd heel verfrissend om jonge mensen in je organisatie te hebben rondlopen; die stellen nog vragen die anders nooit gesteld zouden worden."

Waarom stemmen?

"Tegen studenten of medewerkers die aarzelen of ze hun stem moeten gaan uitbrengen zou ik willen zeggen: 'Je keuzemogelijkheid is beperkt, helemaal waar, maar je hebt wel een keuze. Als je een stem mag uitbrengen, doe het dan.' Zonder te stemmen maak je het je toekomstige burgemeester heel lastig om een vliegende start te maken, om gezag te hebben."

Wat onderscheidt je van Aleid Wolfsen?

"Ik ben veel meer een doener dan Aleid, en een meer ervaren bestuurder. Ik heb in mijn carrière kunnen laten zien dat ik er klaar voor ben om een grote stad te leiden. Wolfsen is toch meer de rechter die bij de bevolking gaat aftasten wat hij moet gaan doen. Ik spreek de bevolking óók, maar heb wel al duidelijk omlijnde ideeën van waar het met Utrecht naar toe moet. Ik denk dat Utrecht dat soort 'lef' nodig heeft; de tijd van experimenteren is voorbij."

Burgemeestersdebat op donderdag 4 oktober van 12.15 uur tot 13.30 uur in het Educatorium, Zaal Megaron.

Knetterlam is ook niet gezellig

In de Beurs drinkt vierdejaars rechtenstudente Saskia (21) een biertje. Ze zit aan een tafeltje met drie collega's uit de Monza. De vraag wat ze ervan vinden als iemand niet drinkt, verbaast hen nogal. De vier meiden zijn het er over eens dat een biertje drinken gezellig is, maar dat je niemand kunt verplichten om te drinken. Saskia: "Het is voor mij echt geen probleem als iemand om wat voor reden dan ook niet meedrinkt.

Toch zeggen de vier er weleens iets van als iemand aan de bar in de Monza, omringd door honderden drinkende studenten, de hele avond cola bestelt. Saskia: "Zoiets van 'zo jij gaat een heftige avond tegemoet'. Maar dat is echt als een grapje bedoeld, ik zou nooit iemand onder druk zetten om alcohol te drinken."

Als Saskia zelf uitgaat, worden er wel altijd biertjes gedronken. "Gewoon voor de gezelligheid en omdat het lekker is. Het komt eigenlijk nooit voor dat ik een keer oversla." De andere drie beamen dat meteen. Saskia begint te lachen: "Ik wil echt niet overkomen als een alcoholist, maar ook op een terrasje bestel ik meestal wel een biertje. Het doel is niet om dronken te worden, maar ik houd het met een drankje op langer vol en ik heb meer plezier. Ik vind het daarom juist wel knap als je nuchter blijft, en toch de hele nacht door kunt gaan en het naar je zin hebben."

Volgens Saskia worden mensen bovendien niet per se gezelliger als ze wat drinken. "Nou ja zij wel, haha", grapt ze met een blik op een van haar collega's. "Ik heb wel een paar vriendinnen waar ik echt heel erg om kan lachen als ze wat drinken. Maar zonder drank op zijn het ook hele leuke meiden hoor! Het is niet dat ik hen alleen maar zie als ze wat ophebben."

De conclusie van de meiden is hetzelfde: drinken of niet drinken, dat moet iedereen helemaal zelf weten. Saskia: "Uiteindelijk heb je toch eerder last van iemand die knetterlam in de kroeg staat en vervelend doet, dan van iemand die de hele avond niks gedronken heeft."

IK

'Soms was het moeilijk om objectief te blijven'

Marjolein Versteeg

De documentaire laat een portret zien van de, inmiddels bijna negentigjarige, Leidse amateurfilmer Emile Timan. Deze filmde in de jaren veertig en vijftig het alledaagse leven in Leiden. Timan maakte in Leiden deel uit van de eerste groep amateurfilmers die op professionele wijze te werk gingen. Ze kochten, voor die tijd, hele dure apparatuur en lieten elkaar hun laatste films zien.

Studente Daniëlle Hielckert (25): "Onze docent Fons Grasveld had contact met Henk Verheul, conservator bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, die bezig was om een programma over amateurfilms te ontwikkelen voor het Nederlands Film Festival. Omdat Timan de enige nog levende amateurfilmer uit die tijd is, ontstond bij hen het idee voor deze documentaire." Een paar maanden geleden overleed Henk Verheul, en de documentaire is dan ook aan hem opgedragen.

De studenten maakten een documentaire waarin zij laten zien hoe professioneel Timan als amateur te werk ging. Overdag werkte hij in een fabriek, maar in zijn vrije tijd was hij altijd met zijn hobby bezig. Ook kozen zij ervoor om Timans persoonlijkheid te belichten. Zo is te zien hoe nauwkeurig hij te werk ging, en hoe betrokken en gepassioneerd hij nog steeds is. Johanna (25): "Het was soms best moeilijk om objectief te blijven. Hij heeft zichzelf tenslotte al bewezen, en wij staan nog helemaal aan het begin."

In eerste instantie zou Daniëlle de film alleen maken, maar ze kwam er al snel achter dat ze dringend hulp nodig had. Moniek Jansink (22), Marjolijn Winten (22) en Johanna de Ruiter (25), die ook het vak Profielproductie Video volgden, kwamen haar versterken. Daniëlle had al veel research gedaan, en ook al twee voorgesprekken gevoerd met Timan. "Hij snapte niet waarom wij een documentaire over hem wilde maken, hij vond het eigenlijk te veel eer", vertelt ze.

Vanwege Timans fysieke gesteldheid mochten de studenten maar twee keer langskomen om een interview op te nemen. De oud-filmer woont nog steeds in hetzelfde huis in Leiden, waar hij een piepklein studiootje heeft van zes vierkante meter. "Twee middagen van maximaal twee uur. Je kan je voorstellen dat we geen tijd mochten verspillen, want we konden niet even terug komen om het over te doen", vertelt Moniek.

Waar Timan volgens de studenten het meest om wordt geroemd, is dat hij mensen en dingen op een objectieve manier filmde, en hen daarmee in hun waarde liet. "Een goed voorbeeld hiervan is de film De Gracht, over wat armere mensen in een volksbuurt die bezig waren met allerlei huiselijke klusjes", vertelt Marjolijn. "Hij registreerde bijvoorbeeld huisvrouwen die, voor hun deur aan een Leidse gracht, boontjes aan het doppen waren. Later kreeg hij van de bewoners het compliment dat hij ze zo ´echt´ had gefilmd, zonder hen belachelijk te maken. Dat vond hij geweldig om te horen." Moniek: "Maar hij filmde niet alleen het alledaagse leven in Leiden. Hij vond het ook interessant om bijzondere mensen te filmen die Leiden een bezoekje brachten. Zo heeft hij onder andere films gemaakt over bezoekjes van koningin Beatrix en de toenmalige minister-president Drees."

Begin juli werd het portret vertoond in Studio-T aan docenten en geïnteresseerden. Timan zelf kon daar door zijn gezondheidsproblemen niet bij zijn. Wél was Herman de Wit, betrokken bij Stichting Amateurfilm en programmadirecteur bij het Nederlands Film Festival, aanwezig. Na afloop vroeg hij de studenten of hij hun documentaire mocht toevoegen aan het programma van de Dag van de Amateurfilm. "We wisten wel dat hij geïnteresseerd was, maar als híj je documentaire goed genoeg vindt voor het festival is dat natuurlijk helemaal te gek", zegt Moniek. De hoofdpersoon, Timan zelf, heeft de documentaire inmiddels ook bekeken. Medewerkers van de Leidse Smalfilm Liga organiseerden een vertoning met grote schermen in zijn huis, waar de studenten ook bij waren. "Hij vond zichzelf wel erg oud op beeld, maar was verder heel tevreden", zegt Johanna. Moniek: "Als hij een rapportcijfer zou moeten geven, dan kregen we een negen."

De documentaire "Emile Timan: een amateurfilmer van formaat" draait vrijdag 28 september om 14 uur in het Louis Hartlooper Complex.

interview Elsken van der Wall

Armand Heijnen

Nee, helaas. Ik heb nauwelijks tijd om een roman te lezen. Dat vind ik een beperking, want als academicus heb ik de behoefte om me breed te oriënteren. Maar nóg belangrijker vind ik het om met mijn vak bezig te zijn. Het klinkt misschien saai, maar ik ben zo gefascineerd door mijn vak dat ik nauwelijks nog aan iets anders toekom. En daar lijd ik beslist niet onder.

De drive voor die fascinatie is dat ik tegen mijn patiënten kan zeggen: 'Hou vol'. In het onderzoek dat ik doe, zie ik steeds mijn patiënten voor me. Ik ervaar een grote verbondenheid met ze. Dat levert ook veel verdriet op, of gevoelens van machteloosheid. En het bijzondere is: dat neemt niet af. Vroeger dacht ik dat als ik maar een aantal jaren zou meelopen die compassie wel sleets zou raken, maar dat is niet zo. Natuurlijk houd je een zekere distantie: je kunt niet mee gaan huilen met de patiënt, dat zou die zelf ook heel onplezierig vinden. Maar ik vind het nog steeds heel vervelend als het met een patiënt niet goed gaat of als de ene na de andere behandeling niet blijkt aan te slaan.

De vooruitzichten voor mensen met kanker zijn de laatste jaren wel beter geworden. Veel mensen hebben nog de neiging om, zodra ze de diagnose 'kanker' te horen krijgen, te vragen: 'Hoe lang heb ik nog?'. Maar in veel gevallen is die diagnose al lang geen doodvonnis meer. Ik denk dat het nooit zover komt dat we kanker volledig kunnen uitbannen, daarvoor is deze ziekte veel te complex. Maar we zijn wel in toenemende mate in staat te ontrafelen hoe kanker nu precies ontstaat en met die kennis nieuwe behandelingen te ontwikkelen. Wat ik hoop is dat onze kleinkinderen die vraag: 'Wanneer ga ik dood?' niet meer hoeven te stellen, maar zullen vragen: 'Welke tabletten moet ik slikken?'.

Ik word vrolijk als ik jonge onderzoekers aan het werk zie. Met hun enthousiasme en hun vaak originele ideeën leveren zij met kleine stapjes hun bijdrage aan het onderzoek - want bij kankeronderzoek gaat het steeds om hele kleine stapjes. Je ziet de volgende generatie groeien en werken aan de ontdekkingen van de toekomst. Ik schrok wel een beetje toen ik Plasterk bij de opening van het Academisch Jaar hoorde zeggen dat ontdekkingen op Nobelprijs-niveau gedaan worden vóór je dertigste en zelden boven je veertigste levensjaar. Maar misschien heeft hij wel gelijk, heb je voor wetenschappelijke creativiteit een bepaald soort jonge hondengedrag nodig dat je verliest naarmate je ouder wordt.

Als dokter word ik vrolijk als ik patiënten een bepaald gevoel van zekerheid en veiligheid kan geven. Zekerheid doordat ze weten dat de behandeling die ze krijgen de beste is, maar ook zekerheid doordat ze door herhaalde duidelijke uitleg zelf precies weten waarom die behandeling nu de beste is en wat ze ervan mogen verwachten. Veiligheid probeer ik te scheppen door te zorgen dat ik precies op de hoogte ben van welke behandelingen verder nog gebeuren, bijvoorbeeld door chirurgen of radiotherapeuten. Doordat bij de behandeling van kanker meestal vele dokters betrokken zijn, hebben de patiënten vaak het gevoel dat niemand precies weet wie nu wat doet en waarom. De patiënten hebben heel sterk behoefte aan één iemand die houvast geeft en precies uitlegt wat er aan de hand is en wat er aan gedaan kan worden.

Waar wij in het UMC ook mee bezig zijn is om een zogenaamde multidisciplinaire polikliniek Oncologie in te stellen. Die moet ervoor zorgen dat de patiënten zoveel mogelijk op één dag alle dokters zien die bij hun behandeling betrokken zullen worden. Vergeet niet dat de mensen die hier in het UMC komen vaak al een hele route achter de rug hebben bij huisartsen en in regionale ziekenhuizen. Die voelen zich vrij hopeloos en machteloos. Waarom hen langer dan nodig in het ongewisse laten en ze, vanuit de provincie, op zes verschillende dagen naar Utrecht laten komen om dan eens die dokter te zien, en dan weer een andere? Ook door dit soort zaken goed te regelen kun je zekerheid en veiligheid bieden.

Ik steek ook veel tijd in het geven van voorlichting over kanker. Niet alleen over wat kanker is maar ook wat wij precies doen met het geld dat aan onderzoek gegeven wordt. Ik vind het onze taak als onderzoekers om te verantwoorden wat we doen met dat geld, uitleggen welk soort kennis we ermee verworven hebben. Die kennis stemt nu gematigd positief. Zoals ik al eerder zei weten wij steeds beter door welke mechanismen een gezonde cel tot kankercel wordt. Daardoor kunnen wij ook de behandelingen specifieker maken, behandelingen die zich uitsluitend richten op de kankercel en niet ook gezonde cellen kapot maken. Daarnaast wordt steeds duidelijker dat geen enkele kanker dezelfde is, darmkanker bij de ene patiënt kan zich heel anders gedragen dan bij een andere patiënt. We kunnen steeds beter een op de persoon toegesneden behandeling geven, hoeven dus niet meer alle patiënten over één kam te scheren. Ook de beeldvormende technieken worden steeds beter doordat we bijvoorbeeld radioactief gelabelde stofjes inspuiten die zich specifiek binden aan kankercellen, waardoor zowel de plaats van de kanker als de reactie van de kankercellen op de behandeling heel goed is te zien. Voorts zijn er binnen de chirurgie ontwikkelingen gaande die snijden minder noodzakelijk maken. We kunnen nu bijvoorbeeld de tumor wegbranden met behulp van laserlicht. Dat is zeker winst: dat we meer 'op maat' kunnen behandelen.

De top van de wetenschapswereld wordt nog erg door mannen gedomineerd. Toch hoor je mij niet zeggen: het is de schuld van de man dat er hier in de werk- en zorgverdeling van alles niet klopt. Het is iets van mannen én vrouwen samen. In de VS is die verhouding man-vrouw in de wetenschap veel evenwichtiger, maar daar is het dan ook bijna not done om zelf voor je kinderen te zorgen: dat laat je aan een nanny of aan de Kindergarten over. Of dat het is, weet ik echt niet. Maar iets doen we in Nederland niet goed, want het kan niet zo zijn dat wij wereldwijd in de onderste regionen verkeren als het gaat om het aantal vrouwelijke hoogleraren. Ik denk graag mee over mogelijkheden om dat te verbeteren en daar wil ik wel wat anders voor laten. Romans lezen, bijvoorbeeld."

CV

Elsken van der Wall (...) studeerde Geneeskunde in Utrecht en oncologie aan het Nederlands Kanker Instituut in Amsterdam. Ze promoveerde in Utrecht, werd internist in het VU Medisch Centrum en ging in 1997 als visiting scientist naar de John Hopkins School of Medicine in Baltimore. Sinds 2003 is ze hoogleraar interne geneeskunde aan de UU. In 2005 werd ze benoemd tot Universiteitshoogleraar.

'De diagnose kanker is in veel gevallen geen doodvonnis meer'

Shake it like a polaroid

Markzicht - 22.15 u.

De tanden zijn gepoetst, de haartjes zitten netjes op hun plek. Je zit in het voorste gedeelte van café Marktzicht, aan de Breedstraat. Qua inrichting is het een suffe bedoening. Houten tafeltjes en stoeltjes, poolbiljart. Maar overal wordt levendig gediscussieerd. Markzicht is zo'n kroeg waar je in je eentje aan de bar kunt gaan zitten en vanzelf wel met de stamgasten in een discussie belandt over politiek, of tv, of wat dan ook. Zeer geschikt als 'indrinkplek' voordat er gedanst kan worden.

Het café ligt niet aan de vaste toevoerroutes naar de binnenstad, met als gevolg dat er een hoog ons-kent-onsgehalte is. Je moet maar net weten dat dit café bestaat. Het resultaat is een opmerkelijke mengeling van student en plat Utrechts. Nelly Furtado klinkt door de boxen. Een student is heftig in gesprek met een oudere meneer, blijkbaar over de botsing tussen de islam en het christendom. De oudere man schiet je aan: "Hoe heet ook alweer die man van Newsweek? Die oosterling?" Nog voordat je iets kunt zeggen roept iemand van een tafeltje verderop al het antwoord. Je moet jezelf voor vanavond nog even op scherp stellen.

Tivoli - 23.46 u.

Drie meisjes staan heftig in elkaar verstrengeld met allerlei dingen te schudden op de maat van de muziek. Shake it like a polaroid picture. Marieke, Kim en Rosa doen nu vwo, maar als ze volgend jaar klaar zijn willen ze zeker in Utrecht gaan studeren. Geen van hun navels is door een shirtje bedekt. Omdat het nu zomer is mogen ze doordeweeks uit, en dus zijn ze naar de Tivoli, aan de Oudegracht gegaan. "Het is hier altijd relaxt," zegt Rosa. "Een hoop verschillende mensen, verschillende muziek. Dat is gewoon wel vet."

Waarschijnlijk zonder dat ze het zelf doorheeft, echoot Rosa de flyer van Pop-O-Matic, de vaste donderdagavondinvulling van Tivoli: Different styles, different people, one love.

Jij staat midden op de dansvloer. Je doet je beste move: je vuisten parallel van elkaar één kant op bewegen, terwijl je je hoofd tegelijkertijd de andere kant op duwt. Hierbij kijk je bloedserieus. Achtereen volgens draaien de dj's Let's Stick Together van Bryan Ferry, Vertigo van U2, Grace Kelly van Mika om uiteindelijk Shout van Tears for Fears halverwege over te laten lopen in Running up that hill van Kate Bush. Een eclectische mix, maar wel één die je dankbaar toestaat dezelfde dansbeweging te blijven maken, de enige waarvoor je net genoeg ritmegevoel hebt.

De meest uiteenlopende types dansen om je heen. Behalve een handjevol middelbare scholieren lopen er typische studentjes rond, met polo's met opstaande kragen. Ook zijn er studenten met overhemden netjes in hun broek gestopt. Ook zijn er studenten met versleten jeans en verwassen t-shirts. Ook zijn er studenten met langig haar en t-shirts van Death Metal-bands. Punt: geen studentengroep is hier niet vertegenwoordigd.

Kledingadvies is dus overbodig, al moet gezegd worden dat t-shirts met een quasi wijsneuzerige opdruk het goed doen. Het beste gespotte t-shirt: de afbeelding van een dikbelegde, heerlijk ogende sandwich met daaronder 'SILF.'Een gedeelde tweede plek gaat naar de barman, in zijn t-shirt met 'Your favorite band sucks' erop en het meisje in een 'Don't HASSEL the HOFF'-t-shirt.

Het Pakhuis - 1.58 u.

Ongetwijfeld zijn er in Het Pakhuis, aan het Janskerkhof, mensen die goed kunnen dansen. Met ritmegevoel en soepele benen en wiegende heupen en dat soort dingen. Het is echter moeilijk deze te spotten, want de tent is zo vol dat de bezoekers als sardientjes in blik tegen elkaar staan aangeplakt.

De studenten in Het Pakhuis voldoen met verve aan het etiket student. Met dubbele kraagjes en bootschoenen. Er heerst een opperbeste stemming. Na Jan Smits Als de morgen is gekomen, gaan de handen de lucht in. Guus Meeuwis knalt door de boxen met Het dondert en het bliksemt. Opvallend veel meisjes kennen de gebaren bij de tekst. Eerst doen ze hun handen, als een stripfiguur-indiaan, boven hun ogen ( "om de juiste koers te varen"), dan als een scorende Kezman wijzen ze met hun duimen naar hun rug ("met de wind in onze rug"). Bij het refrein ( "Zjalalalalalalalalala") doet iedereen maar wat.

Ylona van Dinther, 24, studente Geofysica, kijkt het aan. Het Pakhuis is niet helemaal haar type kroeg, maar op één of andere manier belandt ze er toch zo nu en dan. "Eigenlijk is dit een soort Après-skihut, maar dan zonder Anton aus Tirol."

Een woord van advies; ga vooral vroeg op de avond naar Het Pakhuis toe. Later op de avond, na de nodige biertjes, houdt het lichaam op met het aanmaken van het anti-diuretisch hormoon. Het gevolg is dat je om de haverklap naar de wc moet. Dit is geen pretje in Het Pakhuis. De urinoirs zijn bezaaid met lege bierglazen en het plaatselijke NAP begint te stijgen. Jouw katoenen All Stars zijn weliswaar hip, maar niet waterdicht.

De Filemon en Baucis - 2.30 u

Weinig geluk bij de Filemon, de chiquere buurman van Het Pakhuis. De rij staat tot op de straat. Veel heren in strakke zwarte colbertjes. Veel opgemaakte dames in modieuze jurken. Het is een mix van student en alumni. Door de deuropening klinken de dreunende beats die de dj loslaat op zijn publiek. De kaalgeschoren portier informeert de mensen in de rij dat hij voorlopig even geen mensen naar binnen laat. "Helpt het als ik je reclasseringsambtenaar bel?," roept iemand in de rij. De portier schiet omhoog. "Wie zei dat? Nu komt er echt niemand meer binnen."

Heerenplein - 2.48 u.

Qua kraagjes doet Heerenplein aan het Lucas Bolwerk niet onder voor Het Pakhuis, maar hier worden aanzienlijk meer brogues en ander fatsoenlijk schoeisel gedragen. De leeftijd ligt een aantal jaar hoger. Lotte van Vlerken, 22, is vijfdejaars Geneeskunde en vindt het allemaal prima. "Grote voordeel van Heerenplein is dat het publiek doorgaans net iets ouder is dan ik. Het is nooit tof als jij de oudste bent in een kroeg. Ook is de muziek leuk: het zijn bekende nummers, maar ook weer geen carnavalachtige meezingers. Als ik zou kunnen zingen, zou ik meezingen."

Veel meezingers zijn er deze avond niet. Veel dansers ook niet. Het is simpelweg te druk om je fatsoenlijk te bewegen. Elke vierkante meter beweegruimte moet je veroveren als een strand in Normandië. Je zweet je rot. De surfhair mess-up gum van Fructis, bijna zes euro per potje, is uit je haar gesmolten. Je begint er steeds meer uit te zien alsof je halverwege de jaren '90 in een Manchester popbandje zit.

Thuis - 4.11

Schoenen uitgetrapt. Kleren in de was. Glas water met aspirine. Bed. Hoofd op kussen. Zucht.

Ublad Uitgaanstips

Donderdag: Al acht jaar staat de donderdagavond van Tivoli in het teken van Pop-O-Matic, een gevarieerde dansavond. Al acht jaar loopt de poptempel elke donderdag vol. Om het nog aantrekkelijker te maken: er is gratis toegang op vertoon van een studentenkaart. (vanaf 23.00)

Vrijdag: de Nachtwinkel (elke vrijdag en zaterdag) van de Winkel van Sinkel is genomineerd voor de Beste Club van Nederland. Entree kost wat, maar daar staan dan wel een keur aan dj's en goede dancemuziek tegenover. (vanaf 23.00)

Zaterdag: themadiscotheek Aus der Reihe Derrick, aan de Voorstraat, is elke zaterdagavond goed voor dansen op Modern Talking, Banarama en andere sehr schöne songs uit de jaren '80. (vanaf 23.00)

Zondag: in café Eigen Schuld, aan de Nachtegaalstraat, is elke zondagavond potjesavond. Dit houdt in dat je voor één euro een biertje koopt. Dit zijn weliswaar 'potjes,' kleinere glazen, maar nog nooit is een rondje geven zo goedkoop geweest.

'Ik wil met deze club tot de vijf besten van de wereld gaan behoren.

Erik Hardeman

Het moment staat hem nog helder voor de geest. "Na een vergadering vroeg Pieter of ik even tijd had. Ik wil jou als vice-decaan was zijn boodschap. Ik wist niet wat ik hoorde. Ik was wetenschapper en het idee van een toch behoorlijk fulltime bestuursbaan was nooit bij me opgekomen. Ik heb nog nooit zo lang over een verzoek nagedacht. Maar er was onder de aardwetenschappers geen duidelijk alternatief, ik vond dat ik het moest doen."

Het is nu vier jaar later en Bert van der Zwaan heeft nog geen minuut spijt gehad van zijn besluit. Hij geniet van het bestuurswerk, dat hem blijkens de vrijwel unanieme waardering in en buiten zijn faculteit op het lijf is geschreven. Ook zelf is hij steeds meer overtuigd geraakt van de juistheid van zijn beslissing. "Als ik me uitsluitend op de wetenschap had gericht had ik op mijn vakgebied misschien wel de allerhoogste top bereikt, maar het is maar de vraag hoe gelukkig ik dan zou zijn geworden. De grootste wetenschappers zijn betrekkelijk monomaan. Het interesseert ze bij wijze van spreken geen zak of er iemand naast ze dood neervalt, hun microscoop gaat voor. Zo zit ik niet in elkaar. Ik mis ook het geduld om eindeloos minutieuze facetten van een bepaald probleem uit te pluizen. Mijn grootste kracht ligt op het snijpunt van wetenschap, organisatie en het ontwikkelen van nieuwe perspectieven. Ik vind het heel opwindend om mensen uit verschillende hoeken met elkaar in contact te brengen met het idee: daar komt iets nieuws uit. En die kans krijg ik in dit werk volop."

Hij werd geboren in 1952 in zoals hij zelf zegt 'een bijna volmaakt ARP-gezin' in Voorschoten. "Mijn vader was opgeleid als smid en werd later bedrijfsleider van een zilverfabriek. Hij was en is bij tijd en wijle nog steeds heel steil, maar wel opmerkelijk open voor andere meningen, eerlijk en recht door zee. Maatschappelijke verantwoordelijkheid en hard en consciëntieus werken, telden zwaar bij ons thuis. Vandaar waarschijnlijk dat ik nog steeds veel van mijn studenten, maar ook van mezelf eis."

Hij twijfelde lang over een studie biologie, maar koos uiteindelijk voor aardwetenschappen aan de VU. Zijn biologische interesse verloochende zich echter niet, want hij raakte verslingerd aan de paleontologie, het onderzoek naar miljoenen jaren oude fossielen. Na zijn kandidaats vertrok hij naar Utrecht, waar micro-paleontoloog Drooger zijn leermeester werd. "Drooger was een autoriteit op dit gebied en na mijn afstuderen besloot ik bij hem te promoveren. Hij was een scherp denker, maar hij kon onvoorstelbaar bot zijn tegenover mensen die hij niet goed kende. Hij kon bij tegenspraak vloeken in tien talen en deed dat met veel animo, maar als je hem beter leerde kennen, merkte je dat hij het juist buitengewoon op prijs stelde als je hem zijn vet gaf en zijn argumenten zo scherp mogelijk counterde. Nou, dat lag mij wel, dus nadat we bevriend waren geraakt, hebben we debatten op het scherpst van de snede gevoerd.

"Ik heb wel wat van Drooger, ja. Ik kan ook heel frontaal zijn, te frontaal soms, maar ik vind nu eenmaal dat discussies niet gediend zijn met omfloerste theses en onduidelijkheid. Ik ben minder heetgebakerd, maar wel heel ongeduldig, ik kan slecht tegen mensen die zeuren. Maar een van mijn betere eigenschappen is, denk ik, dat ik net als Drooger houd van tegenspraak. Hoe scherp ook de tegenwind, ik zal een op niveau gevoerd debat nooit zo maar afbreken."

Na zijn promotie kreeg Bert van der Zwaan in 1982 in Utrecht een aanstelling als onderzoeker. Hij bestudeerde fossielen van eencelligen en raakte meer en meer geboeid door vragen rond de samenhang van ecologie en evolutie, maar zegt hij, dat was op dat moment in kringen van aardwetenschappers nog een groot taboe. Biologen en geologen spraken nauwelijkst met elkaar. Doodzonde, want voor mijn gevoel bleef daardoor een uiterst boeiend wetenschapsgebied braak liggen."

Net op dat moment begon global change prominent op de agenda te komen en duidelijk was voor de jonge paleontoloog dat er een toenemende behoefte zou komen aan de studie van de biosfeer. 'Een kruising tussen een aardwetenschapper en een bioloog is daarvoor perfect', zei hij een paar jaar geleden in het blad Bioscope van de toenmalige faculteit Biologie. 'Biologen weten veel van het systeem, maar missen het idee van lange tijdschalen. Aardwetenschappers weten alles van rampspoed en al het moois uit het verleden, maar passen dat niet toe op de toekomst van het biologische systeem.'

Omdat hij in Utrecht geen gehoor kreeg, week hij in 1992 gedeeltelijk uit naar Nijmegen, waar de bereidheid tot samenwerken wel aanwezig was. "Daar zijn we in feite gestart met het vak dat nu biogeologie heet. Voor mij was het fascinerend dat ik opeens levende exemplaren kon bestuderen van beesten die ik tot dan toe alleen kende als zestig miljoen jaar oude fossielen, maar maatschappelijk was vooral van belang dat de processen die wij in het klein bestudeerden, in het groot voorkwamen bij klimaatveranderingen.

"Het was uiterst vernieuwend onderzoek", vervolgt Van der Zwaan, "maar het was wel bergopwaarts roeien, want niemand zag er heil in, ook onderzoeksfinancier NWO niet. Toenmalig decaan Vlaar van Aardwetenschappen in Utrecht noemde het 'pathetisch' dat ik als geoloog samenwerkte met biologen. Dat was de sfeer. Pas drie jaar later hebben we voor het eerst geld van NWO gekregen, maar het duurde tot 1998 voordat onze aanpak ook in Utrecht voet aan de grond kreeg. Dat was vooral te danken aan de inspanningen van biologie-decaan Wiel Hoekstra, die als microbioloog grote interesse had in de evolutie. Zo zie je hoe persoonlijke contacten en interesses een cruciale rol kunnen spelen in de ontwikkeling van de wetenschap."

De inspanningen van Van der Zwaan en vele anderen leidden in 2004 tot de oprichting van het Darwin Centrum voor Biogeologie, een samenwerkingsverband van vier universiteiten en twee onderzoeksinstituten, waarvan Van der Zwaan de eerste directeur werd. Dankzij een NWO-subsidie van 8 miljoen euro is dat centrum inmiddels een van Utrechts wetenschappelijke paradepaardjes, maar voor Van der Zwaan was dit succes geen reden om op zijn lauweren te rusten. Integendeel, ook als decaan van de faculteit Geowetenschappen heeft hij grote plannen.

"Toen we indertijd tot de vorming van die nieuwe faculteit besloten, was er de nodige scepsis, want wat hadden de harde bèta's van geofysica te zoeken bij zulke typische gamma's als stadgeografen en ruimtelijke economen? Maar ik heb die scepsis nooit gedeeld. Met het oog op de toekomst vind ik één faculteit waarin de aarde in al zijn facetten zichtbaar is, juist van het grootste belang. Natuurlijk, het zijn twee totaal verschillende disciplines, maar gezien de maatschappelijke ontwikkelingen kunnen ze niet meer zonder elkaar. Je kunt je tegenwoordig toch geen discussie over de ruimtelijke ordening van Nederland meer voorstellen zonder dat het zowel gaat over de verstedelijking als over het milieu, de dijk- en kustbewaking en het grondwaterpeil? Geografen, aardwetenschappers en milieukundigen zullen steeds intensiever gaan samenwerken. Daar ben ik heilig van overtuigd."

Om die eenheid in verscheidenheid ook ruimtelijk gestalte te geven, wil Van der Zwaan grote delen van zijn faculteit concentreren in nieuwbouw aan het Princetonplein, pal naast het gebouw van TNO. Op de achtergrond staat zijn ambitie om van Utrecht hét geo-centrum van Nederland te maken, zoals hij vorig jaar toevertrouwde aan faculteitsblad Questa. "Dat wil niet zeggen dat ik vind dat alle Nederlandse geowetenschap naar Utrecht moet komen", relativeert hij die uitspraak. "Concurrentie is goed, maar ik wil de regio Utrecht, dus inclusief het KNMI, TNO, het Milieu en Natuur Plan Bureau en het RIVM, wel tot hét landelijk expertisecentrum maken op het gebied van aarde en klimaat. Sterker nog, ik wil met deze club tot de vijf besten van de wereld gaan behoren." Hij kijkt de interviewer zelfverzekerd aan. "En dat gaat lukken ook."

Voor het welslagen van zijn plannen noemt hij samenwerking met externe partners van cruciaal belang. "Consortiumvorming in de wetenschap wordt steeds belangrijker. Helaas wordt door veel universiteitsbesturen nog vooral gedacht in lokale tegenstellingen. Wij van Groningen willen hoger op de ranglijst staan dan wij van Leiden. Ik vind dat kortzichtig, want zo'n houding voorkomt dat consortia met andere universiteiten voldoende zichtbaar worden. Ik wil onze kwaliteit optimaal inzetten en als dat het beste kan door nationale en internationale consortia te vormen, waarvan dus ook Nijmegen, Delft of Zürich deel uitmaken, dan wil ik die mogelijkheid hebben. Gelukkig komt daar in Utrecht steeds meer ruimte voor.

Wat mij betreft is het hoog tijd voor de universiteit van de BV Nederland. Ik heb absoluut geen problemen met onze Utrechtse operatie Focus en Massa, maar die moet er niet toe leiden dat we ons blindstaren op Utrechtse partners. Ik vind dat we serieus zouden moeten gaan nadenken over een landelijke Focus en Massa operatie, waarin we op een heldere manier de sterktes en zwaktes in Nederland in kaart brengen. Maar zoiets kan alleen als universiteiten complementair aan elkaar willen opereren.

Waarom hebben we in Nederland tien wiskundedepartementen? We hebben toch ook maar op twee plaatsen aardwetenschappen? Waarom zou je dingen die elders heel goed gebeuren, hier niet af kunnen stoten? Ook in Utrecht bespeur ik op dit punt nog grote aarzelingen. We hebben in dit land de schaal van de University of California. Waarom lukt het ons dan niet om net als daar alles in één universiteit te gooien met de bijbehorende keuzes? Ik zie de praktische problemen wel, maar ik vind dat er in Nederland te veel wordt gepraat vanuit het uitgangspunt: we willen wel praten, maar we willen vooral alles behouden. Dat moet echt veranderen."

Als een van de zeven decanen is Van der Zwaan nauw betrokken bij het universitaire bestuur. De steeds sterker wordende geluiden dat dat bestuur is losgezongen van de werkvloer, baren hem oprecht zorgen. "In onze faculteit merk ik er weinig van, maar ik hoor die geluiden natuurlijk ook. Persoonlijk denk ik dat je problemen kunt voorkomen door bestuurlijke processen dicht bij mensen te organiseren. Het is mijn taakopvatting dat een decaan heel persoonlijk met alle medewerkers moet kunnen praten over het inhoudelijke proces en bij ons kan dat gelukkig nog. In dat opzicht vind ik de omvang van deze faculteit optimaal."

Betekent dat dat hij sommige andere Utrechtse faculteiten wel erg groot vindt? Hoe diplomatiek ook verwoord, zijn antwoord laat weinig aan duidelijkheid te wensen over. "Ik denk dat we goed moeten blijven nadenken over de optimale grootte van bestuurlijke eenheden, want hoe groter de eenheid, hoe groter de neiging tot centralistisch bestuur. Ik pleit er niet voor om nu meteen weer alles op de schop te nemen. We moeten eerst vijf jaar rust hebben. Maar als we daarna weer gaan nadenken over de bestuurlijke organisatie van de universiteit, dan vind ik dat het criterium 'optimale bestuurlijke grootte' heel veel aandacht moet krijgen."

Op de vraag of hij tegen die tijd wellicht zelf lid is van het college van bestuur, geeft Van der Zwaan geen antwoord. "Ik ben nu 55 en ik heb besloten om volgend jaar een helder besluit over mijn toekomst te nemen. In principe ga ik dan terug naar de wetenschap, maar ik sluit andere mogelijkheden niet uit. Eind vorig jaar is mij van vele kanten gevraagd of ik rector zou willen worden als opvolger van Gispen en toen heb ik steeds nee gezegd. Allereerst omdat de dynamiek in mijn faculteit enorm is, inclusief de nog lopende vorming van het Utrechts Centrum voor Aarde en Klimaat, maar ook omdat ik nog niet weet of ik wel helemaal de bestuurlijke kant op wil. Het rectoraat is denk ik leuk, mits het over de inhoud gaat. Ik ben niet zo geschikt om linten door te knippen. Jaarlijks Sinterklaas ontvangen op het bordes van het Academiegebouw? Sorry, maar dat is in dit leven niet mijn absolute topambitie."

'Ik kan heel frontaal zijn, te frontaal soms'

'Ik ben niet geschikt om linten door te knippen'

'Het is hoog tijd voor de universiteit van de BV Nederland'

'Geografen, aardwetenschappers en milieukundigen zullen steeds intensiever gaan samenwerken. Daar ben ik heilig van overtuigd'

De geringe ambitie van studenten

Een paar maanden geleden klaagde Bert van der Zwaan in een opiniestuk in het Ublad over de geringe ambitie van veel studenten. Zijn klacht gaat niet simpel over een gebrek aan kennis, waarschuwt hij, het probleem ligt dieper. "Wat mij vooral zorgen baart is de afnemende passie voor het opdoen van kennis. Oorzaak is wat je 'de vleespotten van Egypte' zou kunnen noemen. Het is voor studenten tegenwoordig zo belangrijk om drie keer per jaar met vakantie te gaan en daarvoor geld te verdienen, dat dat vaak op gespannen voet staat met de eisen die een academische studie aan ze stelt. Het feit dat je pijn moet lijden om iets te bereiken is deze generatie studenten - en trouwens ook soms docenten- vreemd. Je kunt de Nobelprijs niet winnen met de hoop op één briljante ingeving in het zwembad, zoals veel studenten denken.

Natuurlijk moet de universiteit het uiterste doen om een aantrekkelijk en uitdagend studieklimaat te bieden. Maar tegelijk constateer ik dat veel studenten die naar de universiteit komen, daar eigenlijk niet thuis horen. Mijn schatting is dat zestig procent van onze studenten niet geïnteresseerd is in echt academisch onderwijs. Zij komen alleen voor een diploma. Daar is niets mis mee, maar de vraag is of je ze dan nog moet lastig vallen met abstracte academische hoogstandjes. Ik ben persoonlijk een groot voorstander van differentiatie. De vraag is alleen hoe je dat organiseert. Maak je twee soorten opleidingen binnen de universiteit of zeg je: wij mikken alleen nog op de gemotiveerde groep, laat de rest maar naar het hbo gaan?

Ik vind dit een uiterst belangwekkende vraag, waar ik nog niet uit ben. Ik snap dat er allerlei praktische redenen zijn om die zestig procent niet de deur uit te kieperen, maar aan de andere kant is duidelijk dat die groep vooral een beroepsgerichte opleiding ambieert. Ik zou graag willen dat over deze kwestie een debat werd gevoerd en dat er in het komende Strategisch Plan van de UU een duidelijk standpunt over wordt ingenomen."

Intellect en passie

Behalve op de wetenschap en zijn vak ("mijn grootste passie") is Bert van der Zwaan verzot op de ruige natuur. "Mijn vrouw is ook paleontoloog en onze vakanties zijn bijna altijd lees-, klim-, wandelvakanties. Vooral de woestijn fascineert mij. Geologisch gezien is dat het absolute paradijs. Er groeit geen boom die de zaak verstoort, het is ruig, het is hard, het is ongenaakbaar. Kamperen in de woestijn is het mooiste wat er is. Ik vind kamperen in de vrije natuur trouwens sowieso heerlijk, zonder elektriciteit, met alleen een zaklampje en zeker niet op campings, want ik heb een afkeer van mensenmassa's.

Ik ben überhaupt niet zo'n feestnummer. Ik houd bijvoorbeeld helemaal niet van recepties en diners. Als het ergens over gaat, kan ik uren met iemand in de kroeg zitten, maar voor een diner moet een heel goede reden zijn, anders zien ze me niet. Zo maar een vorkje prikken voor de representatie, dat vind ik niks en dat doe ik ook niet vaak. Het gaat me veel te langzaam en de gesprekken gaan meestal nog nergens over ook.

Als je dit zo leest, lijk ik bijna mensenschuw, maar het aardige van deze baan is dat ik mensen juist steeds leuker begin te vinden. Ik ben aardwetenschappen gaan studeren omdat fossielen niets terug zeiden. maar ik begin steeds meer lol in het omgaan met mensen te krijgen. Het moet wel ergens over gaan, maar een mooi wetenschappelijk idee dat iemand in een gesprek op tafel legt, boeit me mateloos zowel wat betreft het idee als wat betreft de bedenker. Ik lees tegenwoordig weer heel veel Darwin. Die symmetrie van zijn ideeën, die heeft zo'n wonderbaarlijke schoonheid, dat is het allermooiste wat er is. Het is geweldig om iets in die geest in gesprekken terug te horen.

Ik vind het sowieso een groot genoegen om om te gaan met mensen met intellect en passie. Iemand die er in dat opzicht in Utrecht boven uitsteekt, is Willem Hendrik Gispen, een geweldige rector. Op mijn beurt vind ik het belangrijk om als decaan mijn passies te tonen en mijn omgeving waar mogelijk te inspireren. Mede daarom vind ik het decanaat een heel waardevolle baan, in ruil waarvoor je overigens veel intellectueel genoegen terug krijgt. Ik kan het iedereen aanraden. Veel wetenschappers hebben een groot dedain voor bestuurders, maar besturen kan door de omgang met al die verschillende, vaak heel getalenteerde en gemotiveerde mensen in een organisatie ronduit verrijkend zijn. Dat mag best eens wat meer op tafel komen."

De Grote Geslachtsziektenquiz

Uit de resultaten van een quiz op Ublad Online blijkt dat vrouwelijke studentes en medewerkers beter op de hoogte zijn van de soa-gevaren dan mannelijke. Van de zes vragen die het Ublad in samenwerking met de Utrechtse GG&GD aan de sitebezoekers voorlegden, beantwoordden de vrouwen er gemiddeld 4.26 goed, mannen slechts 3.97.

Hieronder de quiz die de afgelopen maanden op www.ublad.uu.nl stond, met daaronder de juiste antwoorden. Vooral vraag 6 leverde de sitebezoekers grote problemen op, slechts 17 van de 98 geldige inzenders (63 vrouwen, 35 mannen) gaven het goede antwoord. Ook vraag 1 en 4 bleken erg lastig. De overige drie vragen waren inkoppertjes. Onder alle inzenders hebben we drie exemplaren van het bordspel 'de bedrieger bedrogen' verloot, die ter beschikking werden gesteld door 999 Games. De gelukkige winnaars hebben inmiddels bericht gekregen.

Vragen:

1) Hiv is het virus dat aids veroorzaakt. Kun je hiv oplopen door pijpen of beffen?

a) Ja, maar alleen als je sperma of bloed in je mond krijgt.

b) Nee dat is niet mogelijk.

c) Ja, dat kan altijd.

2) Welke stelling is juist?

a) Als je een keer onveilig hebt gevreeën met je partner, heeft veilig vrijen geen zin meer.

b) Als je een beetje oppast met wie je vrijt, is de kans op een soa bijna nul.

c) Veilig vrijen heeft altijd zin, ook als je al een keer onveilig hebt gevreeën met je partner.

3) Hiv wordt vooral overgedragen door sperma en bloed, maar ook door?

a) Muggenbeten.

b) Vaginaal vocht en voorvocht.

c) Urine en speeksel.

4) Als je een soa hebt, die nog niet is behandeld, ben je extra vatbaar voor:

a) Griep

b) De ziekte van Pfeiffer

c) Hiv

5) Herpes genitalis kun je bij geslachtsgemeenschap oplopen, maar ook via;

a) Tongzoenen

b) Orale seks (pijpen en beffen)

c) Masseren, strelen

6) Wat is belangrijk bij condoomgebruik bij anale seks?

a) Dat je veel glijmiddel op waterbasis gebruikt

b) Dat je condooms gebruikt die speciaal voor anale seks ontwikkeld zijn

c) Dat je als je geen extra sterk condoom bij je hebt twee gewone condooms over elkaar heen gebruikt.

De juiste antwoorden zijn:

1) a

2) c

3) b

4) c

5) b

6) a

Zwoegen op de steppe

In China zijn haarmedestudenten jaloers op haar carriëre: de jonge Chinese biologe Shouli Li gaat overvier jaar promoveren aan de Universiteit Utrecht. Dat ze haar veldwerk moet doen inverafgelegen, hete oorden waar wolven rondzwerven, moet ze maar op de koop toenemen. Wat telt, is de kans om naar Nederland te reizen. "Alle studenten in Chinadromen ervan om naar het buitenland te gaan. Daar hebben ze alles voor over.

Corien van Zweden

De veldwerkdagen in dewoestijnachtige steppe van Binnen-Mongoli? zijn lang en eentonig, de hitte ismoordend, het tellen en meten van honderden planten is saai. De Chinese biologeShouli Li (1979) blijft er blijmoedig onder. Met een grote strooien hoed op en eenflesje water in haar rugzak vertrekt ze elke ochtend voor dag en dauw naar haaronderzoeksgebied. Vanaf het veldstation waar ze in de zomermaanden woont, is het eenuur lopen naar de vijftien plots die ze heeft uitgezet in de eindeloze golvendevlakte van zand en struiken. 's Avonds blijft de blauwachtige tl-lamp op haarkamertje nog lang branden, want hoe moe ze ook is: alle gegevens die ze de afgelopendag verzameld heeft, moeten worden ingetypt. Chinese studenten zijn eraan gewend omhard te werken en lange dagen te maken. Shouli Li vraagt zich niet eens af of ze moeis. Het werk moet af en daar gaat het om. Zo leeft ze al jaren. Om in Chinatoegelaten te worden tot het PhD-programma van een goede universiteit, moet eenlange weg worden afgelegd met veel examens in een sfeer van moordende concurrentie.Shouli Li: "Je staat voortdurend onder druk. Dat begint al op de basisschool. Jemoet er steeds voor zorgen dat je bij de besten uit jouw groep hoort. Alleen deallerbesten mogen door. Wij wonen in een land met een grote bevolking en we beseffenvan jongs af aan dat we moeten vechten voor ons plekje."Dat ze op een goede dag dekans zou krijgen om te gaan promoveren in het buitenland, had Shouli Li niet durvendromen. Ze was dolblij toen ze hoorde dat ze een beurs kreeg voor hetonderzoeksproject in Binnen-Mongoli?, dat voortkomt uit een samenwerkingsverbandtussen de Chinese Academie van Wetenschappen in Beijing en de Universiteit Utrecht."Ik kon het eerst nauwelijks geloven", zegt ze

Avondstudie

Afgelopen winter was Shouli Livoor een paar maanden in Utrecht om te overleggen over de opzet van haar onderzoek.Het was haar eerste reis buiten China. "Wat me het meeste opviel? Dat er lang nietzoveel windmolens waren als ik had gedacht!", zegt ze lachend. Maar er was nog ietsanders waar ze zich enorm over heeft verbaasd. Shouli Li: "Nederlandse studentenmaken zo weinig uren! Op een van mijn eerste werkdagen in Utrecht, vroeg ik mijnbegeleider: waar vindt de avondstudie plaats? Hij vertelde dat de meeste Nederlandsestudenten 's avonds helemaal niet studeren. Ik wist niet wat ik hoorde. In Chinazitten we van 8 uur 's ochtends tot 11 uur 's avonds op de studiezaal. Daarna ga jenaar je slaapzaal en moet het stil zijn. Je komt amper buiten."Na terugkomst uitNederland is Shouli Li zo snel mogelijk doorgereisd naar de Mongoolse steppe om haarveldwerk te gaan doen. Ze wil inzicht krijgen in de levenscyclus van vier soortenstruiken die zich ondanks de droogte en het harde klimaat in de steppe weten tehandhaven. In het gebied rondom het veldstation valt niet meer dan 300 mm regen perjaar. De verschillen tussen zomer en winter zijn extreem: in juli en augustus stijgtde temperatuur makkelijk tot 40 graden boven nul, maar in de wintermaanden kan hetzo'n 40 graden vriezen. Shouli Li: "De overgang van zomer naar winter komt vaak zoabrupt, dat planten met bladeren en al bevriezen. Voor de geiten die hier grazen,betekent dat een gevriesdroogd hapje.

" VliegtuigjesmetzadenWe logeren een week in het Ordos SandlandEcological Station waar Shouli haar onderzoek doet. Het veldstation ligteenzaam temidden van uitgestrekte zandheuvels met hier en daar wat struiken enbomen. Zover het oog reikt, is er niets anders te zien dan de dorre steppe onder eenlege, hete hemel. Shouli Li vertelt dat ze schrok toen ze het gebied voor de eerstekeer zag. "Ik wist dat verwoestijning in Binnen-Mongoli? een groot probleem was,maar ik had niet verwacht dat het zo droog en zanderig zou zijn. Je vraagt je af hoeplanten hier kunnen overleven. Ik wil onderzoeken welke strategieën planten hebbenom onder deze barre omstandigheden te kunnen overleven. Dat soort ecologischeinformatie kan gebruikt worden in de strijd tegen verwoestijning."Inmiddels weetShouli Li dat de situatie in de Ordosregio al een stuk verbeterd is vergeleken meteen jaar of tien geleden. "Het was hier een complete zandwoestijn, hebben ze meverteld", zegt ze. "Dat kwam voornamelijk door overbegrazing. Kuddes geiten enschapen vraten alle planten op. De overheid heeft toen drastische maatregelengenomen. Er werd allereerst een herbeplantingsprogramma opgezet. Het zaaien ging opeen bijzondere manier: vliegtuigjes kwamen laag over en lieten enorme hoeveelhedenzaden los. Ook kwam er een wet die de boeren in deze streek verplicht om hun geitenvoortaan op stal te houden. Er staan pittige boetes op een overtreding, maar tochhouden de boeren zich lang niet allemaal aan de nieuwe regels. 's Avonds laten zehun geiten stiekem grazen. Ik zie elke avond in de schemering kuddes langs hetveldstation lopen."Omdat het gebied dus nog steeds - zij het illegaal - wordtbegraasd, heeft Shouli Li een aantal experimenten opgezet om de effecten van vraatdoor geiten te meten. Op die manier kan ze er achter komen hoe schadelijk begrazingfeitelijk is. Een deel van haar onderzoeksplots heeft ze met hekken afgezet, zodatde geiten er niet kunnen komen. In zowel de begraasde als de niet begraasde plotswil ze de groei van haar planten gaan meten. "Dat neerzetten van die hekken was eenenorm zware klus", vertelt ze. 'We moesten de betonnen palen door het mulle zandhierheen sjouwen. Terwijl we bezig waren, zag ik in de verte opeens een paar grotebeesten lopen. Ik dacht: wat een grote honden zijn dat. Maar het bleken vier wolvente zijn! De boer die ons hielp met het plaatsen van de hekken, vertelde dat er vakerwolven rondzwerven in deze streek. Als ik nu het veld in ga, ben ik extra op mijnhoede. We nemen altijd een stok en een scherp mes mee."<ParaStyle:tussenkop>Zoutemelkthee <ParaStyle:bod>Voor een deel van haar onderzoek moet Shouli Li wat verderreizen: 130 kilometer ten westen van het veldstation heeft ze een plek gevonden waar één van haar onderzoekssoorten in overvloed aanwezig is. De reis duurt uren, want deweg is slecht en gedeeltelijk onverhard. De steppe is in deze streek vlakker dan inde buurt van het veldstation. Het is er ook stiller en schoner. De razendsnelopkomende mijnindustrie die het gebied rond het veldstation bedreigt, is hier nogafwezig. In de leegte staat de kleine boerderij van de Mongoolse familie A Yao."Wanneer ik in dit gebied aan het werk ben, overnacht ik altijd in hun huis", wijstShouli Li. "Het is een hartelijke familie. Als ik moe thuiskom, staat de zoutemelkthee voor me klaar. Je moet er boter, noedels, krakelingen, gierst en stukjesgeit in doen. Ik hou van Mongools eten. Zoute thee is goed voor je als het buiten zoextreem heet is."Shouli Li werkt sinds een paar weken samen met een bijzondereveldassistent: haar 55 jaar oude vader helpt haar bij al haar metingen. De tanigeboer uit het noordoosten van China is gewend aan zware fysieke arbeid. Shouli Li:"In China is zoiets heel gewoon: je bent familie van elkaar en dus kun je op elkaarrekenen. Mijn vader wil me dolgraag helpen, want hij vindt het heel belangrijk datzijn dochter een goed proefschrift schrijft. Zelf heeft hij nooit de kans gehad omnaar school te gaan, maar hij is slim en begrijpt heel goed waar mijn onderzoek overgaat. Bovendien is hij een enorme doorzetter. Als het aan hem lag, zouden we 'sochtends om vier uur al opstaan om te gaan werken."Tot september blijven Shouli Lien haar vader in Binnen-Mongoli? aan het werk. Daarna wordt het te koud om buiten tewerken. Ze verheugt zich erop om naar Beijing te gaan en in november vliegt ze weervoor een paar maanden naar Utrecht. "Ik mis het leven in de stad soms wel. Mijnvriend woont in Beijing en we bellen elkaar elke dag. Ik heb heel veel zin inwinkelen en internetten en lekker eten. Dat kan hier allemaal niet. Maar eerst moetik al mijn metingen afronden. Eerder kan ik niet weg. En dan maar hopen dat mijnplanten een beetje willen groeien. Volgend jaar zal ik het weten: dan kom ik terugom de hermetingen te doen." Kader De ChinaconnectieDe biologen van de Universiteit Utrecht werken al jarensamen met vakgenoten van de Chinese Academie van Wetenschappen in Beijing. Prof. dr.Marinus Werger van de Leerstoelgroep Plantenecologie en Biodiversiteit vertelt datde eerste kennismaking plaats vond in 1979. "Op een conferentie in Kuala Lumpurontmoette ik destijds twee Chinese onderzoekers, wier werk aan tropische planten inZuid-China erg leek op mijn werk in Zuid-Afrika. We hebben contact gehouden en in1984 was ik op hun uitnodiging voor het eerst in China." In de loop der jarenontstond een intensieve vorm van samenwerking en uitwisseling. Dat leidde onder meertot het promotieproject van een Utrechtse bioloog in China en tot de promotie vanvijf Chinese onderzoekers aan de Universiteit Utrecht. De afgelopen jaren hebbenbovendien verschillende Chinese postdocs in de groep van Werger gewerkt. Zelf heefthij talloze reizen door China gemaakt. Werger: "Ik werk graag met Chinezen samen.Hun arbeidskracht, ijver en toewijding zijn verbazingwekkend.

interview met Louis Grijp

Louis Grijp

Marjolein Versteeg

"Begin jaren tachtig heb ik met mijn muziekensemble Camerata Trajectina een elpee gemaakt met liedjes over P.C. Hooft, die toen precies 400 jaar geleden was geboren. Veel mensen dachten dat Hooft alleen maar gedichten schreef, maar veel van die gedichten zijn oorspronkelijk liedjes geweest. Voor die elpee heb ik dagen doorgebracht in het Nederlands Volksliedarchief op het Meertens Instituut om de juiste melodie bij de teksten te vinden. De meeste melodieën kon ik achterhalen, maar sommige waren niet meer te traceren. En daar kan ik absoluut niet tegen; je wéét dat er ooit muziek bij hoorde, maar die blijkt dan onvindbaar. Uit frustratie besloot ik een database aan te leggen met liedjes uit Hoofts tijd, met bijbehorende rijmschema's en versmetra. In 1986 kreeg ik een NWO-promotiebeurs voor dit project bij de Universiteit Utrecht. Toen ik een paar jaar later een baan op het Meertens Instituut kreeg, kon ik godzijdank de databank meenemen. Ik kreeg de hulp van tientallen medewerkers en stagiaires die verder gingen met liedjes invoeren, ook alle oude kaartjes uit het archief. Ontzettend veel werk, maar vooral een hele leuke tijd! Op een gegeven moment was het voor hen een sport om zoveel mogelijk kaartjes per dag in te voeren. Al doende is zo de Nederlandse Liederenbank ontstaan.

Na 21 jaar is de liederenbank nog lang niet af, maar we moesten een moment hebben dat het eindelijk online kon gaan. Dat was in juni van dit jaar. Eindelijk is een groot deel van de Nederlandse liederenschat op één plek gecentraliseerd. De bank omvat ruim 125000 Nederlandse liederen: van liedjes uit de middeleeuwen tot aan Doe Maar. Van elk liedje is in ieder geval de bron aangegeven waar je de tekst en eventueel de melodie kunt vinden. Mijn voorganger bij het Meertens Instituut, Ate Doornbosch, heeft zonder dat hij het wist veel voorwerk gedaan voor de liederenbank. Zo heeft hij 37 jaar door Nederland gereisd met een bandrecorder om oude liederen vast te leggen. Al deze muziekopnamen zijn te horen in de liederenbank, en dat maakt die bank uniek in de wereld. Ik zie het als een oneindig project waarin steeds meer aanvullingen samenkomen. Er zijn verschillende mensen bij betrokken, maar ik coördineer de boel. Het is ontzettend inspirerend om met zoveel bevlogen muziekliefhebbers aan zo'n gigantische project te werken.

Ook studenten van de Universiteit Utrecht dragen hun steentje bij aan de liederenbank. Ik begeleid bijvoorbeeld elk jaar een werkgroep studenten bij Muziekwetenschap. Mijn laatste werkgroep heeft onderzocht hoe het mechanisme van de mondelinge overlevering werkt. Als iemand een lied nazingt is het meestal net wat anders dan het origineel. In de werkgroep hebben we onderzocht wat er verandert als je een lied nazingt, en dan zie je dat daar toch wel systeem in zit. De kennis uit de werkgroep wordt weer gebruikt in een ander project waarin drie informatici van de Universiteit Utrecht bezig zijn om een melodieënzoekmachine te ontwikkelen, die als hulpstuk aan de liederenbank zal worden gekoppeld. De bedoeling is uiteindelijk dat wanneer je een bepaalde melodie zingt of neuriet, de zoekmachine de melodieën opspoort die er het meest op lijken. Een heel moeilijke en ook technische klus, maar de informatici zijn op de goede weg. Ik voel me in deze fase van m'n carrière soms net een kind dat een wens mag doen, en ze komen allemaal uit.

Waar m'n liefde voor oude muziek vandaan komt? Ik ben al vroeg begonnen met klassieke gitaar omdat mijn zusje er een had gekregen. Zij vond er niet veel aan, maar ik wel! Mijn vader speelde accordeon, maar verder kom ik niet uit een muzikale familie. Op een gegeven moment was ik zo bezig met klassieke muziek dat ik bepaalde dingen heb gemist in m'n jeugd en studententijd. De hele hype rond The Beatles is bijvoorbeeld een beetje langs me heen gegaan, wel jammer eigenlijk. Wat ik ook gemist heb is het grote folkfestival op Veritas in 1974, waar ik toen als student Muziekwetenschap lid van was. Achteraf blijkt dat festival heel belangrijk te zijn geweest in de ontwikkeling van de folkmuziek in Nederland.

Mijn fascinatie voor volksliedjes kwam pas bij Camerata Trajectina. Ik begon daar in 1975 als luitspeler en werd na verloop van tijd artistiek leider van het gezelschap. We brengen programma's met oude Nederlandse muziek en liederen, waarvoor ik het concept bedenk, de muziek uitzoek en die arrangeer als dat nodig is. De harde kern bestaat uit vijf musici, maar we hebben ook een heel netwerk van mensen die af en toe meewerken. Naast de optredens brengen we geregeld een cd uit over een bepaald thema. Een paar weken geleden kwam bijvoorbeeld de cd Theatermuziek uit de Gouden Eeuw uit.

In 2005 hadden we een project van de muziek van de Vlaamse componist Obrecht, uit het jaar 1500 ongeveer. De noten van de liederen waren er nog wel, maar de woorden ontbraken. Alleen de eerste regel was bewaard gebleven. Ik heb toen aan Gerrit Komrij gevraagd of hij de tekst wilde afmaken, en hij heeft er fantastische liederen van gemaakt die wij hebben voorgedragen op het Festival Oude Muziek, hier in Utrecht. Die muziek was al eeuwen niet gezongen, puur omdat de woorden weg waren. Ik haal er heel veel voldoening uit om dingen terug te halen die weg zijn geraakt: reconstructies dus.

Eigenlijk ben ik altijd met muziek bezig. Is het niet als onderzoeker, dan wel als docent of als musicus. Maar thuis zet ik gek genoeg nooit een stuk muziek op voor de ontspanning. Echt van muziek genieten doe ik eigenlijk alleen in de auto of tijdens een concert.

Ik zit niet zo in de hedendaagse Nederlandse popcultuur, maar wel vind ik Nederlandstalige muziek sowieso tien keer interessanter dan wanneer er in het Engels wordt gezongen. Binnen het Nederlandstalige genre gaat m'n interesse vooral uit naar dialectmuziek. Ik vind het geweldig als Friezen of Limburgers in hun eigen taal zingen, ook al is het soms maar voor een klein publiek. Dat heeft echt iets ontroerends. Of de muziek dan mooi is, is een tweede. Maar Rowwen Hèze, Gerard van Maasakkers, Skik....die maken stuk voor stuk goede muziek en zijn daarbij helemaal zichzelf. Ze drukken zich uit in hun eigen taal, het is hun eigen gedachtenwereld, en dan krijgt de muziek iets heel authentieks."

Kader

CV:

Musicoloog Louis Grijp (53) werkt gemiddeld één dag per week op de Universiteit Utrecht als bijzonder hoogleraar op het gebied van de liedcultuur. Daarnaast is hij als onderzoeker verbonden aan het Meertens Instituut en is hij artistiek leider bij het Utrechtse muziekgezelschap Camerata Trajectina. Sinds juni is de Nederlandse Liederenbank (www.liederenbank.nl), één van zijn grootste projecten, online gegaan.

Streamer: 'Ik voel me soms net een kind dat een wens mag doen'

Onder water in slow motion

Marjolein Versteeg

"Het gevoel dat je ervaart als je onder water bent is zo bijzonder en rustgevend. Je hoort niks, alleen jouw ademhaling en die van je buddy", vertelt masterstudente Organisatiepsychologie Chantal Timmer (21 jaar) aan een tafel op het terras van de duikvereniging Divecenter.nl. Het is een frisse, maar wel zonnige zomeravond aan de Maarsseveense Plassen en ze maakt zich op voor haar vijfde duik.

Chantal heeft de cursus duiken inmiddels met succes afgerond, maar de duik van vanavond heeft ze nog tegoed. "Ik heb er zin in, ik ben benieuwd wat we vanavond allemaal zullen zien!", vertelt ze enthousiast. Haar instructeur Bas Marchal heeft er ook zin in. "Zoals altijd eigenlijk. Ik hoop alleen niet dat het water al te koud is. Ik kom net terug uit Italië waar het water ongeveer 25 graden was, dus dan is dit wel weer even wennen."

In mei gaf Chantal zich op voor de duikcursus. "Toen die werd aangeboden via Olympos heb ik me meteen aangemeld. Eerder heb ik al een cursus snowboarden en zweefvliegen gedaan bij Olympos; ik ben wel te porren voor dit soort aparte sporten." Tijdens de cursus word je opgeleid voor het brevet PADI Open Water Diver, waarmee je overal ter wereld mag duiken. PADI is de grootste duikorganisatie ter wereld en heeft eigen richtlijnen waarmee duikers verschillende brevetten kunnen halen.

Het kostte Chantal wel even wat tijd om helemaal vertrouwd te raken met apparatuur onder water. "Maar als je het eenmaal door hebt, is het echt verslavend", vertelt ze. "Vooraf dacht ik dat het lastig zou zijn om onder water te ademen, maar dat had ik eigenlijk al snel onder de knie. Het beheersen van je neutrale drijfvermogen was wel even wennen. Dat houdt in dat je jezelf op een natuurlijke manier in balans houdt in het water. Soms blaas je het trimvest te veel op zodat je ineens naar boven schiet, en dat is niet de bedoeling." Bas: "De meeste cursisten hebben in het begin inderdaad moeite met het vinden van hun drijfvermogen. Maar hoe meer je oefent, hoe makkelijker het gaat."

Duiken lijkt een gevaarlijke sport, maar dat is het niet, zegt Bas. "Als je je aan de regels houdt kan er heel weinig gebeuren. Duiken is dan zelfs veiliger dan bowlen! Maar je moet wel beseffen dat je elke duik zorgvuldig moet voorbereiden, het is niet iets wat je even tussendoor doet. Zorg dat je uitgerust en fit bent, en bijvoorbeeld niet met een kater gaat duiken."

Tijdens het duiken is het de kunst om altijd rustig blijven. "Vooral als er onder water iets mis gaat", vertelt Bas. "Een hele enkele keer kan het wel eens voorkomen dat een duiker zich verslikt, en dan te snel de weg naar de oppervlakte zoekt. Door de veranderende waterdruk kun je dan last van je hoofd of longen krijgen. Dus altijd blijven in- en uitademen en rustig opstijgen naar de oppervlakte!"

Bas raadt een introductieduik altijd aan. "Mensen die denken dat ze 'dat duiken wel even leren', kunnen van een koude kermis thuiskomen. Het kan zijn dat ze het heel eng vinden, maar ook dat ze het onderwaterleven gewoon niet zo interessant vinden. Als zo'n introductieduik dan tegenvalt hoeven ze niet een hele cursus te betalen. Dat is zonde van het geld, zeker voor studenten."

Het leren van de theorie die hoort bij het brevet doe je bovendien ook niet even tussen neus en lippen door. "Ik heb m'n PADI-boek de nodige uurtjes bestudeerd voor het examen", vertelt Chantal. "Gelukkig heb ik het wel in één keer gehaald." Of je slaagt voor het praktijkgedeelte wordt bepaald door de instructeur. Die kijkt of je bepaalde handelingen voldoende beheerst.

Het is inmiddels rond acht uur en Chantal en Bas hijsen zich in hun duikpak en zetten hun duikbril op. Ze hebben ongeveer vijftien kilo bagage aan zich hangen: een gevulde luchtfles, een duikcomputer (waarop je ziet hoe diep je bent, wat de temperatuur is en hoe lang je al in het water bent), een ademautomaat en een stevig vest met een loodgordel. Dit lood is nodig om je naar beneden te kunnen laten zakken. Het gewicht ervan hangt af van het gewicht van de duiker en het pak wat de duiker draagt.

Chantal maakt zich geen zorgen over het koude water: "Als je duikt draag je een neopreenpak. Tussen je huid en het pak vormt zich een laagje water dat de kou tegengaat." Haar laatste duik duurde ruim veertig minuten, en daar wil ze vanavond graag overheen gaan. Voordat Bas en Chantal het water ingaan checken ze elkaar uitvoerig, de zogenaamde buddycheck. Als dit in orde is vallen ze achterover in het water en zwemmen ze totdat ze wat verder van de kant zijn, om zich vervolgens te laten zakken.

Na precies een uur komen de twee weer uit het water en moeten ze zichtbaar even wennen aan het leven boven water. Het was toch wat kouder dan ze hadden verwacht. Zeker bij een diepte van tien meter was het even afzien. Veel vissen zijn ze niet tegengekomen vanavond, het water was een beetje troebel. Bas: "In maart en april is het water hier op z´n helderst. Ik zag nu al algen afsterven, wat betekent dat de plas aan het afkoelen is." In de plas ligt allerlei vertier voor de duikers: gezonken bootjes, tunnels, kunstwerken, bomen. "Vanavond zijn we door een tunnel gedoken", vertelt Chantal. "Dat was erg leuk omdat je dan in een kleine ruimte heel goed op je drijfvermogen moet letten. Je voelt je onder water soms helemaal gewichtloos en je lijkt alles in slow motion mee te maken. Echt een superervaring die met niks te vergelijken is."

Streamers:

'Duiken is veiliger dan bowlen'

'Begin niet met een kater aan een duik'

'Je lijkt alles in slowmotion mee te maken'

Kader

Duikspots in Nederland

Heb je je duikbrevet en wil je het onderwaterleven in Nederland gaan ontdekken? Bas heeft dan wel een paar goede tips voor je:

1. Grevelingenmeer (met bijzondere onderwaterdieren zoals zeldzame zeepaardjes)

2. Maarsseveense Plassen (onderwaterparcours, snoek, paling, zoetwaterkwalletjes)

3. Vinkeveense Plassen (waar een complete bus op de bodem is neergelegd)

4. Zoelen, Duikcentrum De Beldert (waar je onder water een cockpit van een Boeing 747 van dichtbij kunt bekijken)

Kader

De studentencursus van Olympos

De eerste vijf lessen leer je vooral wat er technisch komt kijken bij het maken van een duik, zoals het controleren van je ademhaling en het drijven. Deze lessen worden gegeven in zwembad De Kwakel of in een afgezet stuk water in de Maarsseveense Plassen. Daarnaast heb je ook vijf theorielessen in een groep. De laatste vier lessen maak je elke les een duik, en ga je steeds een stukje dieper tot maximaal 18 meter. Als je je wilt inschrijven is een medische keuring van een arts verplicht. Het kan bijvoorbeeld zijn dat je een hartkwaal hebt, zwanger bent of problemen met je oren hebt. In die gevallen wordt het afgeraden om te duiken. De keuring kun je onder andere laten doen bij het Sport Medisch Adviescentrum van Olympos. Voor meer informatie over de cursus surf naar het sportaanbod op www.olympos.nl.