Eredoctoraat voor schrijver Willem Jan Otten
Alexis de Roode,
Willem Jan Otten ontvangt zijn eredoctoraat op maandag 26 maart, als de Universiteit Utrecht haar 371-jarig bestaan viert, in de Utrechtse Domkerk. De universiteit verleent traditioneel elk jaar enkele eredoctoraten aan vooraanstaande persoonlijkheden die van betekenis zijn geweest voor wetenschap en maatschappij. Dit jaar zijn dat, naast de Nederlandse schrijver, de Japanse hoogleraar in plantenecologie Tadaki Hirose en de Amerikaanse hoogleraar Rechten Diane Amann. De eredoctoraten worden van jaar tot jaar met beleid over verschillende faculteiten 'verdeeld'.
Willem Jan Otten zal zijn eretitel ontvangen van de subfaculteit Godgeleerdheid omdat hij, aldus de universiteit, 'met zijn literair werk het grote belang van levensbeschouwelijke en religieuze thema's zichtbaar heeft gemaakt'. De schrijver trad in 1999 toe tot de katholieke kerk, en het geloof neemt sindsdien een prominente plaats in zijn werk in. Otten werd uitverkoren op voorspraak van onder andere professor Johan Goud, bijzonder hoogleraar Wijsgerige Theologie. "De toekenning van het eredoctoraat aan de schrijver Otten past goed in de lijn die we zeven jaar geleden hebben uitgezet met de toekenning van het eredoctoraat aan de musicus en Bach-specialist Ton Koopman. Bij de keuze van een eredoctor hechten we groot belang aan de maatschappelijke inbedding van theologie. Daar past Willem Jan Otten goed in. Hij heeft zich in de laatste 25 jaar met diverse morele thema's ingelaten, en altijd filosofische en levensbeschouwelijke kanten in zijn werk gehad. In de laatste jaren brengt hij ook expliciet religieuze thema's ter sprake."
Otten is dit jaar de enige niet-academicus die het eredoctoraat ontvangt. Hij studeerde filosofie en Engels in Amsterdam, maar maakte zijn studies niet af. In het verleden heeft hij wel cursussen en colleges gegeven aan universiteiten, en was bovendien writer in residence in Wenen, Berlijn en Groningen. "Zeer vereerd", antwoordt de aanstaande laureaat, als hem telefonisch gevraagd wordt wat hij van de toekenning van het eredoctoraat vindt. "Het was nooit in me opgekomen. Het doet me denken aan wat mijn vader zei, toen hij zijn eerste kleinkind kreeg: het fijne van grootvader worden is dat je er helemaal niets voor hoeft te doen. Ik heb altijd geleefd in de literaire wereld, zonder academische bedoelingen. Het is dus een onverwacht cadeau."
Juist het feit dat Otten zich als schrijver inlaat met religieuze thema's, en niet als academicus, maakt hem voor Goud een waardevolle kandidaat. "Dichterlijke taal bezit soms het vermogen om mensen in levensbeschouwelijk en moreel opzicht op nieuwe gedachten te brengen, meer dan de taal van de theoloog. We kunnen veel leren van dichters en schrijvers wat betreft het spreken over God. Theologen in het verleden kwamen vaak uit op rationaliserende en dogmatiserende taal, die tegenwoordig niet meer voldoet. Het rechtstreeks formuleren van ethische principes heeft maar zelden de ethische impact van een boek of verhaal."
In de theologie is de literatuur vaker een belangrijke inspiratiebron geweest, legt Goud uit. Karl Barth, één van de belangrijkste theologen uit de 20ste eeuw, hield zich intensief bezig met Dostojevski. Een andere vooraanstaande theoloog, Paul Tillich, hield zich bezig met beeldende kunst. Goud: "Eén ding dat je kunt leren van dichters, is dat het zwijgen zo belangrijk is. Bij alles wat in een gedicht gezegd wordt, is het zwijgen meegenomen. Daarnaast zal een kunstenaar altijd geneigd zijn om speelse elementen aan te brengen. De kunstenaar is in die zin altijd duidelijk aanwezig in wat hij schrijft. Terwijl je als wetenschapper er meestal naar streeft om jezelf buiten beeld te zetten. Dat kan soms een schijnobjectiviteit opleveren."
Goud is zelf ook fan van het werk van Otten. Hij citeert door de telefoon een van zijn favoriete gedichten, Bwa-pl, en voegt eraan toe: "Dit gedicht heeft Otten geschreven lang voor hij gelovig werd. Toch klinkt hier voor mij al duidelijk het mysterie in door. Dat mysterie is één van de kanten in het werk van Otten, die ik altijd zeer gewaardeerd heb."
Bwa-pl
Wij bereikten
na een tocht door een druipend bos
het Randmeer.
Het was alsof een slapende haar ogen opende
en ons kende.
Jij zat voorop.
Ik legde mijn hand
op de warme kokosnoot van je schedel.
Het licht keek ver je ogen in.
Ik zei: dit nu is water.
Wa-ter.
Wa-ter.
Wa-ter zei ik nog een keer.
En jij zei: bwa-pl
Je zei het nog een keer.
Het was zeker, zoontje van mij,
dat wij hetzelfde niet begrepen.
Willem Jan Otten
Uit: Eindaugustuswind
Uitgeverij G.A. van Oorschot, 1998
KADER
Willem Jan Otten , de schrijver
Willem Jan Otten, geboren in 1951, mag een vooraanstaand en veelzijdig auteur genoemd worden. Op zijn naam staan dichtbundels, toneelstukken, romans en essays. In 1999 ontving hij voor zijn hele oeuvre reeds de Constantijn Huygensprijs, in 2005 kreeg hij de Libris Literatuurprijs voor zijn laatste roman Specht en Zoon. Na zijn bekering tot het katholieke geloof in 1999 begon religie een prominentere plaats in te nemen in het werk van de schrijver, ofschoon hij ook daarvoor al een levensbeschouwelijk inslag had. Otten schreef een korte verhandeling over het proces dat leidde tot zijn toenadering tot het geloof Het wonder van de losse olifanten. Zijn meest recente dichtbundel Op de hoge, uit 2003, is doortrokken van christelijke onderwerpen en symboliek. In 2006 verscheen de essaybundel Waarom komt u ons hinderen, waarin Otten veertien andere kunstenaars onder de loep neemt die hem hebben beïnvloed in zijn denken en schrijven. Dit zijn grotendeels geloofzoekende kunstenaars zoals Gerard Reve, Dostojevski, en de Russische filmmaker Andrei Tarkovski.
Over de relatie tussen godsdienst en literatuur zegt Otten: "Die terreinen overlappen, maar blijven deels fundamenteel gescheiden. Ik benader de Schrift en de taal van de liturgie bijvoorbeeld niet als literatuur. Die teksten lees ik omdat ik meer wil weten over de wegen van God. Misschien kun je ook wel werk van Reve of mij of Oek de Jong lezen, als je je in religie wilt verdiepen ... maar dat is toch een ander verhaal."
Recensent Arie van den Berg over Willem Jan Otten
'Voor een niet-gelovige is het even wennen, deze lectuur met zijn drastische conclusies. Maar wie doorleest, ontdekt de consequente samenhang tussen Ottens denken en dichten. In zijn leven en werken is hij steeds weer op zoek naar het wonderlijke. Ook in andermans kunst. Het mysterie en de vragen die dat oproept, bepalen in hoge mate het karakter van Ottens eigen poëzie. Het is ook in hun religieus getinte, bespiegelende, autobiografische traditie dat Willem Jan Otten schrijft.'
Uit een recensie van Arie van den Berg over Ottens dichtbundel Op de hoge, 2003, NRC Handelsblad
Geert Buelens, hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde, over Willem Jan Otten
'Willem Jan Otten is een bijzonder schrijver, daar twijfelt niemand aan. Maar de eerlijkheid gebiedt wel om te zeggen dat als het departement Nederlands een eredoctoraat had kunnen vergeven, het geen uitgemaakte zaak zou zijn dat die eer juist naar hem zou zijn gegaan. Dat hangt natuurlijk ook samen met het feit dat men bij Godgeleerdheid waarschijnlijk andere, niet strikt literaire argumenten een rol heeft laten spelen. Zelf houd ik vooral van de vroege essays van Otten: een prachtige lezing over het werk van Wallace Stevens, bijvoorbeeld, en erg stimulerende gedachten over film en pornografie.'
[Gedicht uit Op de Hoge, persoonlijke keuze van Willem Jan Otten]
Maria
Hoe ik ten slotte wijder, weer een millimeter wijder
mij ontsluiten moest en splijtend werd doorboord
door hem van binnenuit die mij desnoods voor lijk
had laten liggen - als hij maar geboren worden kon -
maar die, eenmaal ontsluisd, de zwakste was van al,
kletsnat en als een oude telefoon gehangen aan
een draaierige draad verbonden met geen buik,
zo was ook hij, mijn zoon, zijn ene korte leven lang.
Hij was de sluis waardoor een oceaan kwam aangezet,
een eeuwig schuimend buitengaats dat door één lichaam
en één dood geschut moest worden naar het laagste land.
Ik was er bij toen hij van u beviel. Wijd uiteen
gespijkerd perste hij uw almacht uit zijn zucht,
u binnenbuikse macht die eenmaal op de wereld,
zich onbegrepen reddende, de zwakste werd van al,
mijn zoon, volbrenger van het allerbangste plan.
Willem Jan Otten,
Uit: Op de hoge
Uitgeverij G.A. van Oorschot, 2003
EREDOCTOR 2, MET INGESTUURDE FOTO'S IN BAK
Tadaki Hirose: Planten en hun 'struggle for light'
Precies twintig jaar geleden beschreven Tadaki Hirose en Marinus Werger in het blad Oecologia hoe planten het stikstofniveau in hun bladeren reguleren om optimaal te kunnen profiteren van het aanwezige licht. Die eerste gezamenlijke publicatie markeerde het begin van een lange en vruchtbare samenwerking tussen de universiteiten van Utrecht en het Japanse Tohoku. Nu krijgt Hirose een eredoctoraat van de UU.
Erik Hardeman, foto's VAN EIGEN HAND
Om de betekenis van Hirose voor de ecologie te kunnen schetsen moet zijn Utrechtse collega en erepromotor Werger eerst een kort basiscollege plantkunde verzorgen: "Om te kunnen groeien zetten planten kooldioxide en water om in suikers en zuurstof. Voor die zogeheten fotosynthese kunnen ze niet zonder licht en stikstof, zoals iedere plantenliefhebber weet die zijn planten voor het raam zet en af en toe wat kunstmest (stikstof) geeft. In natuurlijke omstandigheden, bijvoorbeeld in bosachtige gebieden, zijn licht en stikstof echter maar beperkt voorhanden en ongezien voor ons vindt tussen planten dan ook vaak een felle concurrentiestrijd plaats. Ze ontwikkelen grote bladeren om zoveel mogelijk licht op te vangen, maar dat heeft alleen zin als ze ook voldoende stikstof uit de bodem kunnen opnemen en naar die bladeren kunnen transporteren.
"Begin jaren tachtig werd duidelijk dat de stikstof in een plant niet gelijkmatig over de bladeren verdeeld zit. Bladeren die veel licht vangen, bleken ook relatief veel stikstof te bevatten. Hirose is dat nader gaan onderzoeken en ontdekte dat er een min of meer lineair verband bestaat tussen de hoeveelheid licht die een blad opneemt en de hoeveelheid stikstof die het bevat. Zijn baanbrekende conclusie was dat planten om harder te kunnen groeien, extra stikstof sturen naar de bladeren die het meeste licht vangen. Vervolgens heeft hij een model ontworpen om gegeven de lichtinval te kunnen berekenen welke verdeling van stikstof over de bladeren tot maximale winst voor de plant zou leiden. De uitkomsten van dat model bleken vaak wonderwel te corresponderen met de werkelijkheid."
Dat was echter niet over de hele linie het geval en een tweede belangrijke ontdekking van Hirose was dan ook dat sommige planten een heel andere strategie hebben ontwikkeld om te overleven, vervolgt Werger. "Terwijl tal van planten de biomassa die de fotosynthese hen oplevert, gebruiken om boven de concurrentie uit te groeien en zo het meeste licht te vangen, kiezen andere er juist voor om laag bij de grond te blijven. Ze maken dan meestal dunne bladeren. Met die strategie kunnen ze ook op schaduwrijke plaatsen voldoende licht vangen om goed te groeien. Ze gebruiken hun biomassa grosso modo dus net zo efficiënt als de snelle groeiers. Deze alternatieve strategie, die mede aan de basis ligt van de grote variëteit in de plantenwereld, verklaart volgens Hirose waarom schaduwplanten in de concurrentiestrijd met snelle groeiers zo gemakkelijk overeind blijven."
De door Hirose, vaak in samenwerking met Werger of andere Utrechtse plantenbiologen, geboekte resultaten hebben niet alleen een enorme bijdrage geleverd aan onze kennis van de manier waarop planten hun groei reguleren, maar zijn ook van groot belang geweest voor agronomen en ecologen. Op basis van de door Hirose ontwikkelde modellen kunnen agronomen bijvoorbeeld berekenen in welke dichtheid landbouwgewassen moeten worden geplant om met zo min mogelijk kunstmest een optimale oogst te geven.
Ecologen hebben de modellen voor individuele planten in samenwerking met Hirose omgewerkt tot zogeheten 'big leaf models' voor grote gebieden. Op basis van die modellen kan worden voorspeld wat de gevolgen van bijvoorbeeld veranderingen in het kooldioxide-gehalte in de atmosfeer zullen zijn voor de ontwikkeling van ecosystemen en hoe natuurbeheerders die ontwikkeling door gerichte ingrepen kunnen sturen. Mede dankzij die toepassing van zijn fundamentele onderzoek is Hirose in Japan inmiddels een van de leidende figuren geworden in het onderzoek naar klimaatverandering.
Als Tadaki Hirose (1943) op 26 maart in de Domkerk zijn eredoctoraat in ontvangst neemt, is hij op bekend terrein. In het studiejaar1987-1988 werkte de nieuwe eredoctor namelijk al eens een jaar als post-doc in Utrecht en gezien zijn grote culturele belangstelling zal hij toen zeker ook de Dom hebben bezocht. Hirose, volgens zijn erepromotor een bescheiden en zelfs wat verlegen man die zeer geïnteresseerd is in de Europese cultuur en die geen kans onbenut laat om Spanje en Italië te bezoeken, is sinds 1993 buitenlands lid van de KNAW. Zijn langjarige connectie met Utrecht heeft niet alleen tot belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen geleid. Tien jaar geleden heeft hij het initiatief tot een uitwisselingsprogramma genomen, waarvan Japanse en Utrechtse studenten nog jaarlijks profiteren.
Diane Amann: Felle aanklacht tegen Guantanamo en Abu Ghraib
Op de werktafel van erepromotor John Vervaele liggen publicaties van Diane Amann met bondige titels als Guantanamo en Abu Ghraib. De Amerikaanse juriste, die maandag een Utrechts eredoctoraat krijgt, is allesbehalve een studeerkamergeleerde, wil Vervaele maar zeggen. "Integendeel. Met haar kritiek op het Amerikaanse anti-terrorismebeleid is zij zeer aanwezig in het politieke debat in de VS."
De internationale strijd tegen het terrorisme en de instelling van tribunalen zoals het Joegoslavië Tribunaal hebben de laatste jaren geleid tot een toenemende behoefte aan gemeenschappelijke supranationale standaarden, op het terrein van mensenrechten, humanitair recht en strafrechtspleging. Zulke standaarden zijn onmisbaar om de grote verschillen tussen de rechtssystemen van de betrokken staten te overbruggen. Maar terwijl Europese juristen, gegeven de talloze naast elkaar bestaande rechtssystemen in de oude wereld, gewend zijn aan conflicts of law, is het voor Amerikaanse juristen minder vanzelfsprekend om rekening te houden met, en concessies te doen aan buitenlands en internationaal recht.
Dat is volgens Vervaele een belangrijke reden waarom de VS niet mee doet aan het Strafhof in Den Haag en weigert om internationale verdragen, zoals het recente verdrag over geheime detentie, te ondertekenen. "Die weigerachtigheid is dus niet alleen politiek, maar wel degelijk ook juridisch geïnspireerd. In het Amerikaanse Supreme Court bestaat een lange traditie van bescherming van burgerrechten via de Bill of Rights. Daar is ook vanuit ons perspectief niets mis mee. Maar omdat die grondwet alleen van toepassing is op het grondgebied van de VS, krijg je de merkwaardige situatie dat de Amerikaanse rechtspleging niets onderneemt tegen foltering of liquidaties door politiemensen of militairen in Irak, hoewel die ook volgens het hof zelf evident tegen de grondwet indruisen. Want, is het argument, na de aanslagen van elf september gelden, andere regels en in Irak geldt onze Bill of Rights nu eenmaal niet."
Het is die ongerijmdheid in het Amerikaanse juridische denken en redeneren, die Amann sinds 9/11 regelmatig aan de kaak stelt, vervolgt Vervaele. "Haar prijswinnende artikel uit 2005 over Abu Ghraib is in feite een felle aanklacht tegen de Amerikaanse wetgever, die de in de Conventie van Genève vastgelegde rechten van gevangenen na de aanslag op de Twin Towers gewoon terzijde heeft geschoven. In plaats daarvan zijn wetten gekomen die in naam weliswaar legaal zijn, maar waarin internationaal geaccepteerde standaarden voor het beschermen van de fundamentele mensenrechten in feite met voeten worden getreden."
Aan Davis, een van de onderdelen van de Universiteit van California, doet Diane Amann de laatste jaren veel rechtsvergelijkend onderzoek. Haar hoop is dat meer kennis van buitenlandse rechtssystemen en van het zich snel ontwikkelende internationale recht zal bijdragen aan 'rechtvaardiger' wetgeving in de Verenigde Staten. Vervaele: "In uitspraken van Europese rechters wordt regelmatig verwezen naar het internationale recht. In de VS gebeurt dat nog weinig en het streven van Amann en gelijkgezinde collega's van haar is om daarin door middel van fundamenteel onderzoek verandering te brengen."
Hoewel die verandering er onder George Bush waarschijnlijk niet snel zal komen, waarschuwt Vervaele voor onnodig pessimisme. "Op de praktijk hebben publicaties als die van Diane Amann misschien nog niet al te veel invloed gehad, maar je ziet in Amerika inmiddels wel een duidelijke kentering in het denken. En in tal van gerechtshoven is men zich de laatste tijd ook al veel kritischer tegenover schendingen van de mensenrechten gaan opstellen dan een paar jaar geleden.
"Amann is niet iemand om zelf op de barricaden te gaan staan, maar haar artikelen vormen een belangrijke steun in de rug voor de voorvechters van een meer humane wetgeving. Ook in het Utrechtse onderzoek nemen mensenrechten een voorname plaats in, wat onder meer blijkt uit de aanwijzing van Mensenrechten en Conflictstudies als een van de vijftien universitaire focusgebieden. Onze motivatie om juist haar voor te dragen voor een eredoctoraat, is dan ook niet alleen dat zij een zeer vooraanstaande wetenschapper is. Het is vooral dat zij haar wetenschappelijk werk nadrukkelijk koppelt aan een groot engagement voor een wereldwijde standaard van rechtvaardigheid en dat zij dat met brio doet aan één van onze strategische partners, de Universiteit van California."