Achtergrond

Talent staat centraal

"Je kunt het je als onderwijsinstelling niet permitteren om talent verloren te laten gaan", zegt Jeanette van Rees, hoofd studentenbegeleiding bij Studentenservice en namens de Universiteit Utrecht coördinator van de Utrechtse Brug. "Elke allochtone student die hier binnenkomt, is een gewone student. Als je zover bent gekomen dat je op de universiteit zit, redt je het zonder speciale trajecten" Wat de UU wél doet is er voor zorgen dat slimme allochtone studenten op het idee komen om naar de universiteit te komen. "Bekwame studenten, of ze nu autochtoon of allochtoon zijn, zijn goed voor de Nederlandse samenleving.

Studiesucces bevorderen

De Utrechtse Brug is een samenwerkingsverband tussen ROC Midden-Nederland, de Hogeschool Utrecht en de Universiteit Utrecht. "Wij zijn uniek in Nederland", zegt Van Rees. "Deze vorm van samenwerking zie je verder nergens. We houden ons niet bezig met achterstandsdenken maar proberen het studiesucces van allochtone studenten en leerlingen te bevorderen. ."

De Utrechtse Brug heeft het tij mee: de instroom van studenten uit de klassieke minderheidsgroepen - Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen - neemt gestaag toe en de uitval neemt af. Ook in het bedrijfsleven en bij onderzoeksfinancier NWO is er al een aantal jaren het besef dat allochtoon talent niet onbenut moet worden gelaten. NWO kent sinds een paar jaar de Mozaïekbeurzen waarmee allochtone studenten geld kunnen krijgen om te promoveren en ook het bedrijfsleven neemt steeds meer hoogopgeleide allochtonen aan.

Van Rees: "We proberen integratie en diversiteit te bevorderen. We organiseren een informatiebijeenkomst voor Turkse en Marokkaanse ouders over studeren aan de universiteit. We leggen contact met andere universiteiten en hogescholen. We hebben mentorprojecten voor middelbare scholieren gedaan, we onderhouden contacten met de gemeente Utrecht en multiculturele instellingen. En we gaan er de komende jaren voor zorgen dat er binnen het ROC, de Hogeschool Utrecht en de UU voor onze studenten mogelijkheden komen om stage te lopen."

Wat levert het op? Van Rees: "Het gaat om een mentaliteitsverandering en dus om een geleidelijk proces. Je moet een tijdlang iets doen om de weg te vergemakkelijken. Vergelijk het met de bestuurscommissie Emancipatie waarin ik heb gezeten. Om het glazen plafond voor vrouwen te breken hebben we een aantal jaren geprobeerd daar invloed op uit te oefenen. Dit is net zo iets: we richten ons op aanwezige talenten en stimuleren ze om hun capaciteiten te benutten."

De universiteit past daarbij geen lesmateriaal aan allochtone studenten aan. Wel is bij de inrichting van het Centrum Studiekeuze, een samenwerking tussen de HU en de UU waar studenten ook getest kunnen worden, gezocht naar testen die cultuur-fair zijn. Dat betekent dat ze voor iedereen geschikt zijn. Allochtone leerlingen en studenten bleken bij testen over het algemeen namelijk lager te scoren dan autochtone studenten. Testontwikkelaars onderkennen dit probleem inmiddels. Ook is voor zij-instromers, mensen die geen Nederlandse vooropleiding hebben, tien jaar geleden vanuit de Utrechtse Brug de schakelklas opgericht, die studenten voorbereidt op het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. Studenten leren er studeervaardigheden, werken deficiënties weg en maken kennis met het Nederlandse onderwijssysteem en de arbeidsmarkt. Studenten die de schakelklas gedaan hebben doen het volgens onderzoek aantoonbaar beter dan studenten die dit jaar niet hebben gevolgd.

Expertise

Zeki Arslan, programmamanager arbeid en onderwijs bij instituut voor multiculturele ontwikkelingen Forum, juicht het werk van de Utrechtse Brug toe: "Een dergelijke samenwerking tussen onderwijsorganisaties is niet alleen sympathiek maar ook noodzakelijk. Een stad als Utrecht, waar de demografische ontwikkelingen razendsnel gaan, moet dit soort initiatieven omarmen. De overheid streeft ernaar dat in 2020 vijftig procent van de beroepsbevolking hoog is opgeleid. Daar moeten we hard aan trekken. Niet alleen door kennismigranten hier naar toe te halen, maar ook door in onze eigen steden naar talenten te zoeken, laatbloeiers te stimuleren, achterstanden weg te werken. Daar kunnen we gewoonweg niet omheen."

Belangrijkste instrumenten voor de Utrechtse Brug bij het uitvoeren van haar taak zijn kennis delen en het opbouwen van netwerken. Van Rees: "We houden bijeenkomsten voor studentbegeleiders, docenten en voorlichters om ze bekend te maken met de specifieke problemen van allochtone studenten, maar ook met ontwikkelingen als bijvoorbeeld nieuwe inburgering en taalproblemen. En we organiseren om de twee jaar een symposium waar stagecoördinatoren, medewerkers van onderwijsinstellingen, gemeente en de stichting voor vluchtelingenstudenten UAF van elkaars expertise kunnen leren." Van Rees heeft ook twee studenten van de UU voorgedragen voor de ECHO-Award, een stimuleringsprijs voor allochtoon toptalent in Nederland. Het is een initiatief van landelijk expertisecentrum voor diversiteit ECHO, dat hoger-onderwijsinstellingen adviseert op het gebied van de succesvolle instroom, doorstroom en uitstroom van allochtone studenten. Elke universiteit en hogeschool mag jaarlijks twee studenten voordragen waarvan de helft wordt genomineerd en vijf studenten uiteindelijk een Award winnen. Behalve winnares Seren werd ook masterstudente Business Informatics Amal Talbi genomineerd. Zij zullen volgend jaar beiden als ECHO-ambassadeur andere allochtone studenten begeleiden. Jeanette van Rees: "Onderwijs integreert. Als mensen zich ontwikkelen, als verschillende bevolkingsgroepen met elkaar in gesprek gaan, werkt dat door in de hele maatschappij. Het is natuurlijk niet het uitgangspunt maar indirect werken we zo mee aan het oplossen van de problemen van de multiculturele samenleving."

Aantal studenten UU29.295

Aantal buitenlandse* studenten UU1293

Aantal allochtone* studenten UU plusminus* 3000

Aantal instroom eerstejaars* UU6430

Aantal instroom buitenlandse eerstejaars UU200

Aantal instroom allochtone eerstejaars UU613

Percentage instroom allochtone eerstejaars UU 2005-200610%

Percentage instroom allochtone eerstejaars UU 2002/20039%

Aantal UU studenten met uitsluitend Marokkaanse nationaliteit 28

Aantal UU studenten met uitsluitend Turkse nationaliteit37

Aantal in Suriname geboren studenten UU 55

Aantal op Nederlandse Antillen geboren studenten UU33

Streefcijfer overheid hoogopgeleide beroepsbevolking in 202050%

Huidig percentage hoogopgeleide beroepsbevolking35%

* Buitenlands: iemand die buiten Nederland haar of zijn vooropleiding heeft afgerond.

*De UU gebruikt de CBS definitie voor allochtoon zoals die tot 2004 werd gehanteerd in het kader van de Wet Samen. De CBS heeft daarna haar definitie aangepast toen die wet is opgeheven en vervangen door het huidige diversiteitsbeleid. Voor de continuïteit en om een hanteerbaar onderscheid tussen allochtone en buitenlandse studenten te kunnen maken, heeft de UU ervoor gekozen om deze 'oude' definitie voorlopig nog te gebruiken. Het wil zeggen: iemand met de Nederlandse nationaliteit waarvan tenminste een van de ouders is geboren in de doelgroeplanden. Voor de lijst met doelgroeplanden zie: http://www.wetsamen.nl/wet_voorlichting/handleiding_wg2002/bijlage_1.htm

* Exacte aantal allochtone studenten aan de UU is niet berekend.

* Instroom eerstejaars wil zeggen: studenten die zich voor het eerst inschrijven aan de UU.

Bron: 1-cijfer HO decembertelling 2006 en Ministerie OCW

Seren Dalkiran (20) eerstejaars Social Science University College en winnaar van de ECHO Award WO 2007

"Ik studeer vooral 's nachts. Ik slaap de laatste twee maanden weinig, heb het druk gehad met mijn project Dreams. Het is een educatief project voor 150 middelbare scholieren over wie ze willen zijn. Ze uiten hun droom in een kunststuk en worden gecoacht door kunstenaars. We hebben de publieksprijs gewonnen van de wedstrijd Inspiratie voor Integratie van De Baak managementcentrum van VNO/NCW.

"Die leerlingen zijn zo snel ontmoedigd. Ik wil ze een gevoel van zelfbeschikking geven. Ik wil rechtvaardigheid, een samenleving waarin iedereen gelijke kansen heeft. Op m'n twaalfde realiseerde ik me dat ik een licht wilde zijn voor anderen. Ik ben opgegroeid in een Amsterdamse wijk waar de meeste kinderen op straat opgroeiden. Er was zoveel agressie en onbegrip. Ze dachten dat het zo hoorde. Voor mij is de sleutel liefde geven, mensen koesteren en prikkelen in hun dromen. Een meisje uit mijn project zei: 'ik had nooit gedacht dat ik met vmbo lerares kon worden. Het hoogste wat ze durven dromen is administratief medewerker. We laten ze zien dat de meeste obstakels in hun hoofd zitten. Niet alle deuren staan voor iedereen open in Nederland maar je kunt, los van religie, geslacht of sociaal-economische achtergrond, toch veel zelf bereiken. We geven ze hoop.

"Eind mei komt de documentaire Eerwraak op tv, die ik samen met Frans Bromet en een vriendin heb gemaakt. Het gaat over geweld tegen vrouwen en meisjes. Ik vind het niet kunnen dat in een land als Nederland een vrouw van 32 voor de deur van een Blijf-van-mijn-lijfhuis wordt doodgeschoten. Dat veel vrouwen om de simpelste redenen het recht op leven wordt ontnomen. Dat is onrechtvaardig. Mijn vriendin en ik hebben een camera geleend en zijn naar Zuidoost-Turkije afgereisd. We kenden daar niemand, maar binnen een week hadden we genoeg materiaal voor een documentaire die in een pilot op vijf middelbare scholen is gebruikt in een door ons zelf geschreven lessenserie. Het ministerie van Onderwijs gaat de serie misschien landelijk gebruiken.

"Biculturele mensen staan in een negatief daglicht maar het hebben van een tweede cultuur is een voorrecht, geen handicap. Je bent beter in staat om dingen vanuit meerdere kanten te bekijken en je kunt je veelzijdiger ontplooien. Ik ben niet geïnteresseerd in politiek, vanuit een neutrale positie is veel meer te bereiken. Ik wil sociologe worden, documentaires maken. Verder zijn fotograferen, schilderen en gedichten schrijven mijn uitlaatklep."

Amal Talbi (25) tweedejaars master Business Informatics

"Tijdens mijn hbo-studie heb ik met twee vriendinnen stichting Chahrazad opgericht. We organiseerden feesten en debatten voor Marokkaanse meisjes, bijvoorbeeld over vrouwenrechten en loverboys. In Utrecht werd van alles voor Marokkaanse jongens georganiseerd, maar niks voor meiden. Chaharazad *is een inspirerende vrouw. Ze zorgde ervoor dat een machtig heerser zijn mening veranderde.

"Ik doe een nogal technische studie, heb met een vriendin het bedrijfje Arabbeauty opgericht en ben bestuurslid van studentenvereniging Insan en van Netherware dat studenten Informatiekunde met beginnende bedrijfjes ondersteunt.

"Ja, ik wil een rolmodel zijn. Voor mijn broertje, zusje en mensen uit mijn omgeving, maar ook voor andere studenten. Als ze zien dat een meisje het goed doet en normaal blijft, denken ze er sneller over om zelf een goede opleiding te doen. Eén van mijn vriendinnen deed mbo. Ik heb eindeloos op haar ingepraat, nu gaat ze naar het hbo. Een ander meisje werkte bij een supermarkt. Ik ben net zolang doorgegaan tot ze een opleiding ging doen.

"Mijn eigen rolmodel? Mijn tante Malika. Ze heeft een eigen advocatenkantoor in Marokko. Als ik iets moeilijk vind, denk ik aan haar. Nee, ik heb me nooit geïsoleerd gevoeld op de middelbare school, hbo of universiteit. Ook niet nu ik met allemaal jongens zit. Het gaat erom of je je mond open doet. Ik heb gemerkt dat je nergens bang voor hoeft te zijn. Ik spreek mensen aan, maak graag contact. Je eigen houding maakt veel verschil: als je altijd stil bent, kom je nooit vooruit. Ik ben ambitieus, in september ben ik klaar en wil ik graag een traineeship bij een ministerie of groot bedrijf. De politiek in? Ik sluit het niet uit, ik ben gek op politiek. Dan ben je spreekbuis van de maatschappij, krijg je dingen gedaan.

"Mijn belangrijkste inspiratiebron is mijn geloof in Allah. Daardoor blijf ik in mezelf geloven. In de eindexamenklas van de havo kwam ik erachter dat ik zwaar dyslectisch ben. Maar ik had een 7,4 voor Nederlands op mijn eindlijst en deed examen in twee profielen. Ik vond het eng dat deze master in het Engels zou zijn, maar mijn vader ging mee naar de voorlichtingsdag en zei: 'je moet het gewoon doen'."

*Scheherazade, zoals Nederland haar kent, vertelt 1001 nachten verhalen aan de koning die gezworen heeft haar na één nacht te doden zoals hij alle vrouwen vóór haar heeft gedood. Omdat hij haar verhalen wil blijven horen, trouwt hij uiteindelijk met haar, DG

"De instellingen zijn nog niet van me af"

Een interview met de nieuwe minister van Onderwijs

Voor een minister die nog midden in zijn honderd dagen inwerktijd zit, heeft hij al aardig wat werk verzet. Hij loodste de wereldwijd meeneembare studiefinanciering door de Tweede Kamer, gaf de bekostiging via leerrechten het genadeschot en stuurde de inspectie af op hogescholen die spookvakken zouden geven. Intussen maakt hij zich dossiers eigen waar hij weinig van weet.

Bevalt het ministerschap?

"Heel erg, ik hou me bezig met boeiende materie. Zeker de eerste weken ben ik op plaatsen geweest waar een eenvoudig bioloog gewoonlijk niet komt. Van het vmbo en het mbo wist ik eigenlijk niets. Samen met staatssecretaris Van Bijsterveld ga ik de uitval van scholieren beteugelen. Jaarlijks haken er zestigduizend af en dat is veel te veel. Die uitval heeft meestal weinig met onderwijs te maken, maar met bijvoorbeeld leenschulden, criminaliteit of drugsgebruik. Toch landen al die problemen op het bord van de scholen. Ik ben daar van geschrokken."

Behoeft dit probleem niet veel meer prioriteit en financiële steun dan het hoger onderwijs?

"Ik ben minister van het totale onderwijs. Mensen die denken dat ik hier vooral zit voor het hoger onderwijs en onderzoek hebben het mis. Tegelijkertijd is het onverstandig om dan maar de bovenlaag van het onderwijs te negeren. Voor Nederland als kennisland is het cruciaal dat we ook investeren in goed hoger onderwijs. Dan praat ik over het internationale toponderzoek én over het hoger onderwijs in de volle breedte. Want we moeten ook goede leraren, economen en verpleegkundigen opleiden."

Onderwijssocioloog Han Leune vindt dat uw liberale voorgangers de universiteiten en hogescholen te veel autonomie hebben gegund en dat het beleid daardoor zwalkt. U bent sociaal-democraat, welke benadering kunnen de instellingen van u verwachten?

"Ze zijn nog niet van me af en dat is de lijn van het hele departement. Staatssecretaris Dijksma heeft falende schoolbestuurders inmiddels bij de lurven gegrepen, staatssecretaris Van Bijsterveld pakt licenties af van instellingen die niet voldoen aan de exameneisen, en ik stuur de inspectie af op hogescholen waar mogelijk punten zijn gegeven voor vakken die niet op het rooster stonden. Wat dat betreft is het roer echt om: we willen goed onderwijs en daar voelen we ons verantwoordelijk voor. Het smoesje dat het departement ergens niet over gaat, zul je niet vaak meer horen. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat de instellingen nu geen eigen verantwoordelijkheid meer hebben."

Vorig jaar verscheen er een rapport over de dynamisering van het onderzoeksbeleid dat sprak van 'gestold wantrouwen' tussen overheid en hoger onderwijs. Herkent u dat beeld?

"Ja. En ik wil dat graag weg hebben. Ik zie goed hoger onderwijs als een gezamenlijke opdracht van politiek Den Haag, universiteiten en hogescholen. We moeten naar een gemeenschappelijk plan. Waarmee ik de instellingen niet de vrije hand geef, want het is wel overheidsgeld waarmee ze werken."

Hoe gaat u dat geld straks verdelen?

"Het lijkt me verstandig dat er een bekostigingssysteem voor het hele hoger onderwijs komt, anders wordt het bij de doorstroom van hbo-bachelors naar wo-masteropleidingen erg onoverzichtelijk. Hoe zo'n systeem er precies uit gaat zien weet ik nog niet. Er moeten in elk geval prikkels van uitgaan om kwaliteit te bieden. In leerrechten zie ik persoonlijk weinig. Ik geloof niet in het beeld van de rondshoppende student die met een rugzakje vol geld zijn opleiding bij elkaar winkelt en de kwaliteit stuurt door naar een andere buurtsuper te gaan als het gebodene niet meer bevalt."

U vindt dat onrealistisch?

"We hebben het over mensen van 17, 18 jaar oud. Ze maken zich vaak los van hun ouders door in de stad waar ze studeren op kamers te gaan. Die stappen echt niet zomaar over naar een andere instelling. Bovendien spelen ook ouders een rol bij de opleidingskeuze. Mijn eigen zoon gaat over anderhalf jaar studeren en ik wil niet dat hij moet denken: 'ik probeer wel een opleiding en als die niet deugt, ga ik na een jaar gewoon naar een andere universiteit.' Ik wil dat alle opleidingen goed zijn."

Hoe denkt u dat voor elkaar te krijgen?

"Wat ik in elk geval niet wil is dat we het hoger onderwijs platvisiteren. Dan zitten docenten dagelijks formulieren in te vullen. We moeten daarom werken vanuit verdiend vertrouwen. Opleidingen waarvan vaststaat dat de tentamens in orde zijn, het aantal contacturen op peil is en de studenten tevreden zijn, moeten we niet lastigvallen met voortdurende kwaliteitsmetingen. Instellingsaccreditatie gaat me weer net wat te ver: de Rijksuniversiteit Groningen kan bijvoorbeeld een prima natuurkundeopleiding hebben, maar een slechte rechtenfaculteit."

Moeten alle studenten van één opleiding hetzelfde onderwijs krijgen

"Ik ben voor differentiatie. Bij de Vrije Universiteit heb ik onlangs kennis gemaakt met de honoursprogramma's. Goede studenten kunnen er een verzwaard pakket volgen. Dat is natuurlijk prachtig, want presteren is wat mij betreft geen vies woord. Vijfentwintig jaar geleden heerste nog het idee dat iedereen die van een hogeschool of universiteit kwam min of meer hetzelfde moest weten, maar dat is mijn beeld totaal niet."

Bent u voor selectie aan de poort?

"Uit het experiment dat nu loopt, blijkt dat we er beter niet aan kunnen beginnen, omdat selectie vooraf nauwelijks voorspellende waarde heeft. Er zijn genoeg toppers in het hoger onderwijs die als scholier maar een beetje door hun opleiding heen akkerden en die pas tijdens hun studie enthousiast werden. Dus ik zoek liever iets in selectie achter de poort, en natuurlijk in de overgang van bachelors naar masters."

Hoogopgeleiden kunnen zich meestal uitstekend redden in de maatschappij. Mag er een groter financieel offer van hen worden gevraagd?

"Het probleem is de leenangst bij studenten. Met zo'n hogere bijdrage moet je dus oppassen, want we willen zoveel mogelijk hoogopgeleiden.

En na het eerste jaar?

"Een mooi honoursprogramma is natuurlijk heel waardevol. En een ouderejaars student die eenmaal weet wat er te koop is, laat zich minder snel afschrikken. Van iemand die een masteropleiding kiest waarmee hij een topfunctie kan krijgen, mag je verwachten dat hij een hoger collegegeld als een verantwoorde investering ziet. Maar goed, die gedachten wil ik nog uitwerken, ook in overleg met de sector."

Universitaire schakelprogramma's wilt u niet financieren omdat die anders alleen maar langer zouden gaan duren. Toch kunnen de meeste hbo'ers er niet omheen als ze een masteropleiding willen volgen. Is het niet veel logischer om hbo-masters te bekostigen? Dan hoeven er minder hbo'ers naar de universiteit.

"Wat er precies met de bekostiging van het hoger onderwijs gaat gebeuren, moet de komende maanden blijken. Ik heb daar nu nog geen definitief plan voor.

U wilt de onderwijsbekostiging niet via de studenten laten lopen, maar bij onderzoek kijkt u daar heel anders tegenaan. Waarom?

"Wetenschappers zitten in een heel ander stadium van hun ontwikkeling. Ik ben er voor om aio's persoonsgebonden beurzen te geven. In tegenstelling tot een 17-jarige die zijn eerste opleiding kiest, hoort een aio of postdoc namelijk te weten wat hij wil met zijn onderzoek: dat is bepalend voor zijn loopbaan. Dus als iemand met persoonsgerichte financiële steun in een onderzoeksgroep in Lutjebroek zit, maar concludeert dat hij verder komt in Tietjerksteradeel - omdat daar toevallig een topwetenschapper actief is van wie hij veel kan leren - dan moet hij kunnen verkassen. Op die manier scholen de beste mensen samen en kan er iets moois opbloeien. Bij financiering van onderzoek draait het om de smalle top, bij financiering van het hoger onderwijs gaat het meer om de brede basis."

'Je moet ervoor vallen en je moet ervoor gaan'

Flitspromotie bij Geneeskunde voor echte talenten

"Er zijn mensen die me voor gek verklaren, maar ik hoop dat het me gaat lukken." Anne de Pagter (24) werkt sinds begin dit jaar in het Wilhelmina Kinderziekenhuis. En daar weet iedereen inmiddels dat ze wil promoveren. Maar dan wel op een bijzondere en snelle manier. De Pagter denkt immers al binnen twee jaar klaar te kunnen zijn met haar onderzoek naar de oorzaken en de gevolgen van een bepaald type herpes bij kinderen die een stamceltransplantatie hebben ondergaan.

De Pagter is één van de uitverkoren afgestudeerde geneeskundestudenten die van het Universitair Medisch Centrum Utrecht een zogeheten MD/PhD-programma - dat sinds 2005 bestaat - mogen volgen. Dat betekent dat zij twee jaar onderzoeksfinanciering heeft meegekregen van de faculteit om een versnelde promotie te doorlopen.

Volgens professor Jan Kimpen, voorzitter van de stuurgroep Talent en vanaf komend najaar decaan Geneeskunde, wil het ziekenhuis met de anderhalf miljoen euro die binnen de zogeheten Strategische Impuls is vrijgemaakt veelbelovend onderzoekstalent aan zich binden. "Wanneer je echt werk wilt maken van je personeelsbeleid, dan moet je er alles aan doen om de goudhaantjes onder je studenten te scouten en te behouden. Met dit project heb je straks een groep gepromoveerde jonge dokters in huis die ontzettend aantrekkelijk is voor de markt van arts-assistenten hier in het ziekenhuis. En op de iets langere termijn zullen dat de high potentials zijn, waarmee je je wetenschappelijke staf wilt vullen."

Ook Kimpen heeft veel opgetrokken wenkbrauwen ontmoet, toen zijn stuurgroep enkele jaren geleden met het plan van een tweejarige promotie kwam. "Maar als je uitlegt hoe het zit, is er al snel begrip. Dit is niet een oppervlakkige stoompromotie, waarbij we gaan marchanderen met de kwaliteitseisen."

De hoogleraar kindergeneeskunde legt uit dat studenten die voor het traject in aanmerking willen komen niet kunnen volstaan met goede cijfers en veel ambitie. Ze moeten al tijdens hun studie gewerkt hebben aan het onderzoek waarop ze willen promoveren, zodat ze na hun studie uiteindelijk in twee jaar tijd hun promotie kunnen afronden. De onderzoeksprestaties van de belangstellende studenten worden dus vooraf beoordeeld in een strenge selectieprocedure. "En dan krijg je een heel ander plaatje. De studenten hebben al tijdens hun studie een vliegende start gemaakt met hun onderzoek."

Anne de Pagter was zo'n studente met goede cijfers die een passie ontwikkelde voor het onderzoek. Zij koos ervoor in jaar vier en vijf van haar studie de onderzoekstages te gaan volgen. Tijdens haar eerste stage stuitte zij op de minder bekende problematiek van het herpesvirus dat reactiveert bij kinderen die stamceltherapie hebben ondergaan. In haar tweede stage dook ze nog dieper in de materie. Daarna besteedde zij vele vrije avonden en weekeinden aan het bestuderen van de staten van patiënten en het schrijven van een voorstel voor verder immunologisch onderzoek.

"Je moet er voor vallen en je moet ervoor gaan", stelt zij in haar werkkamer op de vierde verdieping van het kinderziekenhuis. "Sommige studenten wachten tot het laatste jaar voordat ze gaan nadenken wat ze nu eigenlijk willen met hun studie. Ik ging strak op mijn doel af, zonder dat ik nu het gevoel had dat ik daarvoor iets moest opofferen. Ik vind het gewoon leuk om betrokken te zijn bij nieuw wetenschappelijk onderzoek."

Het MD/PhD-traject ziet De Pagter als een unieke kans. "Meestal draai je als promovendus mee in een al langer bestaand project. Ik krijg de gelegenheid mijn eigen onderzoek uit te gaan bouwen. Dat is natuurlijk prachtig. Het is toch een beetje 'mijn virus' geworden. Daarnaast kan ik al mijn stagewerk inbrengen in mijn promotie, waardoor ik veel eerder klaar kan zijn met mijn promotie."

Professor Kimpen was zeer enthousiast over de studenten die hij tijdens de selectieprocedure voorbij zag komen. "We lopen altijd te klagen over het bedroevende niveau van de Nederlandse studenten, maar ik werd aangenaam verrast. Hier stonden studenten voor me die hun kop boven het maaiveld willen uitsteken. Die gewoon durfden te zeggen: 'ik wil wel wat meer'. Dat waren jonge mensen die ik zo mee zou kunnen nemen naar een congres om aan collega's voor te stellen."

Mede gezien die positieve ervaring was Kimpen enigszins teleurgesteld toen hij tijdens een evaluatiebijeenkomst in februari moest vaststellen dat een aantal van de MD/PhD-promoties niet zo voorspoedig verliep. Sommige promovendi konden triviale oorzaken aandragen. Bij één van de deelnemers waren de proefmuizen door 'een samenloop van omstandigheden' verdronken, een ander had lang moeten wachten op apparatuur. Maar de hoogleraar ziet ook een meer fundamenteel probleem. "Mijn idee was dat die jonge onderzoekers binnen de onderzoeksgroepen zouden rondlopen met een sterretje, zo van 'dit is ons grote talent en dat willen we koesteren'. De opzet van ons project was nadrukkelijk niet om onderzoeksgroepen eens op een gemakkelijke manier aan extra promotiegelden te helpen."

De hoogleraar wijst naar gevallen waarin een promovendus die aan de start van zijn MD/Phd-traject een geheel nieuw onderzoek moest opstarten of waarbij een promovendus in de problemen kwam toen een onderzoekslijn werd opgeheven. "Begeleiders blijken nog onvoldoende te begrijpen dat het hier niet om normale promovendi gaat, maar om mensen die wij graag een flitsende carrière zien maken."

De onderzoekscarrière van Anne de Pagter is, volgens Kimpen "het schoolvoorbeeld" van hoe een MD/PhD-traject wél in elkaar zou moeten steken. "Die heeft zich tijdens haar studie met toewijding voorbereid, is goed begeleid, en is straks zeker binnen twee jaar klaar met haar promotie."

Zelf zegt De Pagter inderdaad veel te danken te hebben aan haar begeleiders. "Bij mijn allereerste kennismaking met het verrichten van onderzoek, kwam ik in een erg leuke groep terecht. En ik trof het enorm met mijn begeleider. Volgens mij zijn dat soort dingen erg belangrijk voor studenten. Wanneer mensen om je heen laten zien dat ze jouw werk mooi en interessant vinden, vind je het zelf ook meteen een stuk leuker. Vooral omdat die eerste kennismaking zo positief was, wilde ik doorgaan in het onderzoek."

Tijdens de bijeenkomst in februari werd geconcludeerd dat het voor het welslagen van het MD/PhD-traject van belang is om studenten al vroeg tijdens hun studie aan een onderzoeksgroep te verbinden. Tegelijkertijd werd vastgesteld dat docenten niet staan te springen om studenten op sleeptouw te nemen. Om uit deze spagaat te komen, heeft het UMCU het Alexandre Suerman-talentprogramma opgezet, vernoemd naar de hoogleraar die midden vorige eeuw al op 30-jarige leeftijd professor werd. "We willen de goede studenten nu al eerder in de studie oppikken", zegt Kimpen. "In het kader van een honoursprogramma krijgen ze straks de mogelijkheid een wetenschappelijke track te volgen. Samen met een senior-onderzoeker wordt een begin gemaakt met een eigen onderzoek. Daarnaast volgen de studenten onderzoeksgerelateerde vakken over bijvoorbeeld ethiek of wetenschapsgeschiedenis. We hopen dat hiermee het hierop volgende MD/PhD-traject - waarvoor vijf studenten worden geselecteerd - een betere invulling krijgt."

Dit voorjaar moet de Raad van Bestuur een beslissing nemen over de vraag of het MD/PhD-traject een vervolg moet krijgen. Professor Kimpen hoopt ondanks de huidige tekortkomingen op voortzetting van het initiatief. "Het zou gewoon zonde zijn om dat toptalent dat we hier echt hebben rondlopen, niet iets bijzonders aan te bieden."

MD staat voor doctor of medicine, PhD is de graad die aangeeft dat je een research doctoraat hebt

'Ik ga rokers bewust uit de weg'

"Wat ga jij bestellen, een tosti of een pistolet?" vraag een roodharige studente in café De Vingerhoed aan haar vriendin die tegenover haar driftig zit te wapperen met een tijdschrift. Precies op het midden van hun tafel staat een klein bordje met daarop het alom bekende niet-roken logo. Een halve meter verderop blaast een grijzende man met grote gebaren dikke pluimen rook uit zijn pijp. De wolken die ontstaan, vermengen zich met de walmen van minstens vier andere brandende sigaretten. Vijf, wanneer ook de bardame er eentje opsteekt. Hoezo, rookvrije tafel?

Het zal ergens halverwege de jaren 90 zijn geweest dat Nederland door Postbus 51 werd bestookt met de slogan: 'Roken? We lossen het samen wel op'. Een nobel streven, dat zeker. Maar met naar schatting 30 procent verstokte zware rokers lijnrecht tegenover 70 procent fervente antirokers bleek er van samen oplossen weinig terecht te komen. Vliegtuigen, treincoupés, perrons, werkplekken - stukje bij beetje nam de overheid zelf het heft in handen wat betreft het rookbeleid. Maar als het aan de rokers ligt, is de strijd nog niet helemáál beslist.

"Ik vind het belachelijk dat ook maar wordt overwógen om een algeheel rookverbod in te voeren", zegt Joris (roker), tweedejaars Psychologie, met zijn armen pontificaal over elkaar geslagen. "Minister Klink kan nu wel roepen dat hij het rookverbod versneld wil invoeren - vanaf 1 januari 2008 als ik het goed heb - maar uit het feit dat het stappenplan totaal niet aanslaat, blijkt toch al dat er in Nederland geen behoefte is aan zo'n verbod? In een café kom je om lekker te ontspannen met een biertje en een sigaretje. Ik ga écht niet buiten staan roken - dan blijf ik wel thuis."

Studiegenoot Patrick (gelegenheidsroker) snapt wel dat niet-rokers ervan balen dat ze de hele avond in de rook van een ander moeten zitten. Maar een algeheel rookverbod? "Dan worden rokers wel heel erg in een hoekje gedrukt. Of ik rokers sukkels vind? Nee, wat is dat nou voor rare vraag. De overheid zou de horeca gewoon verplicht moeten stellen om een echt goede afzuiginstallatie in huis te hebben. Daarmee los je al een hoop problemen op." Nancy (niet-roker), eerstejaars Master Neuroscience and Cognition, lacht smalend om de wijze woorden van Patrick. "Ik heb tijdens het uitgaan of etentjes buiten de deur erg last van de rookgeur", benadrukt ze. "Je kleding ruikt ernaar en je kunt er kanker van krijgen." Maar het ergste van alles vindt ze nog wel dat veel rokers niet begrijpen dat hun gedrag erg lastig is voor niet-rokers. Matthijs (fel antiroker), tweedejaars CKI, knikt instemmend. "Mijn avond uit is een stuk minder geslaagd wanneer er wordt gerookt. Het is de enige reden voor het feit dat ik niet zo'n uitgaander ben. Wat de statistiek in het verleden ook beweerde, meeroken is schadelijk."

Matthijs ziet rokers als 'hele suffe losers'. "Roken zegt veel over het karakter van een persoon - over de manier waarop iemand in het leven staat. Die manier staat me totaal niet aan. Ik ga rokers bewust uit de weg en heb geen rokende vrienden." Dat het algehele rookverbod er moet komen, staat voor hem als een paal boven water. "Er zijn onderzoeken die aantonen dat een dergelijk verbod nauwelijks iets zal veranderen in de omzet van de horeca, want niet-rokers zijn al jaren in de meerderheid. Bovendien: Nederland kan toch niet achterblijven bij de rest van de wereld?"

Dan is iedereen blij, toch?

Oud-minister Hans Hoogervorst (VVD) had eigenlijk met de horeca afgesproken dat ze tot 2009 de tijd zouden krijgen om de sigaret terug te dringen. Toen ruim een half jaar geleden bleek dat er nauwelijks stappen waren ondernomen, dreigde Hoogervorst met een algeheel verbod. Blijkt dit voorjaar tijdens de tweede evaluatie van het stappenplan dat discotheken en cafés nog steeds ver achter liggen op schema, dan is de kans groot dat minister Ab Klink (CDA) tot een versneld algeheel rookverbod overgaat. De hoogste tijd voor de horeca om actie te ondernemen. Toch?

"Wij hebben nog niets gedaan en gaan ook niets doen", zegt Hermannus Stegeman (niet-roker), eigenaar van Hofman Café. "Het heeft geen enkele zin om een aantal rookvrije tafeltjes toe te wijzen als de mensen aan de tafel pal daarnaast wél mogen roken. Aan dat soort schijnregeltjes doen wij niet mee." Het algehele rookverbod kan wat hem betreft niet snel genoeg komen. "Als wij volledig rookvrij zijn, komen er misschien nog wel meer bezoekers naar onze activiteiten dan nu. Mensen gaan niet uit om te roken, maar om uit te gaan."

Eddy Schouten (roker), eigenaar van café 't Neutje is geen voorstander van een algeheel rookverbod. "Het lijkt me beter als er in alle cafés en discotheken rookvrije zones worden ingesteld zoals wij in 't Neutje hebben, dan is de keuze aan de gast zelf." Onzin, volgens Rien van den Hoek (roker), eigenaar van De Zaak. "Rookvrije zones hebben in cafés die minder dan vijftig vierkante meter tellen geen enkele zin. Iedereen staat daar toch omheen te roken." De oplossing volgens hem? "Verschillende maatstaven voor cafés, restaurants en discotheken."

Hij legt uit: "Als je in een restaurant zit, dan zie ik het belang van een rookvrije zone wel in. Wat betreft cafés zou ik er een voorstander van zijn om te zeggen: cafés beneden de honderd vierkante meter een goede afzuiginstallatie, grotere cafés een rookvrije ruimte en bij discotheken idem dito. Dan is iedereen blij, toch?" Komt het algehele rookverbod er toch, dan hoopt hij toestemming te krijgen voor een verwarmd of enigszins overdekt terras. "Maar ja, dan krijg je 's avonds natuurlijk weer klachten over geluidsoverlast."

In het SJU Jazzpodium wordt een rokersontmoedigingsbeleid gevoerd in die zin dat ze geen sigarettenautomaten hebben hangen, vertelt medewerker Maarten (niet-roker). "In de concertzaal mag bovendien niet gerookt worden, in het café wel." Hij verwacht dat in het toekomstige Muziekpaleis, waar het SJU Jazzpodium een plek in zal betrekken, een algemeen rookverbod zal gelden." En als het verbod eerder ingaat, moeten mensen dan buiten in de kou gaan roken? "Een echte roker zal zijn behoefte stillen", aldus Maarten. "Waar dan ook."

Wel of geen rookvrije tafels, sigarettenautomaten, verwarmd terras, goede afzuiging: het rookverbod geeft de horeca voldoende stof tot nadenken. Alhoewel, niet voor iedereen. "Het rookverbod? Daar zijn wij niet mee bezig. We hebben geen rookvrije plekken en ook nog geen enkel rookbeleid", zegt een medewerker van De Beurs. Ook Dirk van der Lee (niet-roker), bedrijfsleider van De Poort, breekt zijn hoofd er niet over. "Aan rookvrije plekken doen we niet, we zijn er sowieso niet echt mee bezig. In 2008 zal iedereen er gewoon aan moeten wennen. Dat is onvermijdelijk."

Op twee tafeltjes in café De Witte Ballons staan wél niet-roken bordjes. "We hebben twee van die kaartjes gekregen en als er aan die tafeltjes iemand wil zitten die niet rookt, dan mag dat", vat bedrijfsleider Anja Jacobs (niet-roker) samen. "Ik denk dat rokers als het verbod net is ingegaan misschien iets minder vaak een kroeg bezoeken, maar het is net als met de invoering van de euro: in het begin ben je er heel voorzichtig mee, maar je raakt er snel aan gewend. Wij kunnen hier wel heel eigenwijs blijven roken, maar dat levert je alleen maar een boete op."

Whisky met een goede sigaar

Of gezelligheidsverenigingen ook zullen moeten buigen voor het op handen zijnde rookverbod, kan uit het huidige stappenplan niet worden opgemaakt. Maar heel onwaarschijnlijk is dat niet. "De sociëteit van UMTC is in principe geen openbare gelegenheid", zegt Jochem (niet-roker), preses van UMTC. "Het pand is exclusief van en voor onze leden. Het is als het ware een schemergebied. De discussie hierover moet nog gevoerd worden. We wachten het rustig af. Tot die tijd is roken in onze sociëteit overal gewoon toegestaan."

Volgens Jochem staat een 'roker binnen zijn vereniging gelijk aan een niet-roker en vice versa'. "Als men zichzelf moet onderhouden in een verslaving, dan moet men dat zelf weten. Ongeveer 25 procent van onze leden steekt regelmatig een sigaret op. Het percentage dat sigaren rookt, ligt iets hoger, maar dat heeft niks met roken te maken. Sigaren geniet men. Niemand neemt er aanstoot aan. Over het algemeen wordt de sigarenrook als gezellig ervaren. We moeten er niet aan denken dat de traditie van een whisky met een goede sigaar verloren gaat."

Vise-preses Jochem van S.S.R.-N.U. (roker) deelt de mening van zijn naamgenoot. "Ik denk dat ook bij ons weinig draagvlak is om rookvrij te worden. We zijn een traditionele vereniging, dus de mannen zitten aan de sigaren en de vrouwen aan de lange sigaretten." Preses van UVSV Fleur de Vries (roker) heeft minder problemen met een algeheel rookverbod. "Ik vind het ondanks mijn eigen rookgedrag een goed initiatief. Ik ben in een aantal landen geweest waar het verbod al van kracht was en achteraf voelde ik me wel frisser dan na uitgaan in Nederland."

Wat opvalt is dat geen van de Utrechtse gezelligheidsverenigingen al een rookvrije ruimte, zone of zelfs maar tafeltje heeft binnen de sociëteit. "Omdat ikzelf niet rook heb ik me nog niet echt beziggehouden met het rookverbod in de horeca", zegt Willem, senator van het USC. "Ik vind wel dat mensen die roken dit gewoon moeten blijven doen zolang anderen er geen last van hebben." Rector Derek van Unitas (niet-roker) maakt het 'persoonlijk weinig uit of het verbod er komt'. Biton is de enige vereniging waar onlangs een handreiking naar de niet-roker werd gedaan. Preses Maartje (niet-roker): "De eerste sociëteitsavond van dit jaar was op proefbasis rookvrij. De reacties op die avond waren heel divers. Sommige rokers begrepen het erg goed, anderen vonden het een belemmering. Maar het merendeel van de bezoekers was erg enthousiast. Inmiddels hebben we een stemming gehouden onder de leden en daar is uitgekomen dat er eens in de veertien dagen een rookvrije sociëteitsavond komt."

Het moge duidelijk zijn: wat de verenigingen ook doen en wat de tweede evaluatie van de overheid ook zal zijn, het is onmogelijk om iederéén tevreden te stellen. "Toen de wet werd ingesteld om bejaardentehuizen rookvrij te maken, werkte ik in een café in een bejaardentehuis", vertelt Tim (niet-roker), tweedejaars Commerciële Economie. "De gezelligheid was in één keer weg, bewoners bleven op hun kamer zitten of gingen buiten staan en kwamen niet meer bij mij in het café. Datzelfde gaat straks ook gebeuren wanneer de kroegen rookvrij worden. Veel van mijn vrienden blijven dan liever thuis met een biertje, pakje pokerkaarten en een sigaretje erbij, want thuis 'mag' je tenminste nog roken!"

KADERS

Waarom een rookverbod?

De belangrijkste redenen zijn de bescherming van mensen tegen hart- en vaatziekten, kanker en de beperking van overlast veroorzaakt door rook. Zowel roken als passief meeroken is schadelijk voor de gezondheid. In 2003 werd bij 9000 mensen longkanker vastgesteld. De kans op overleven is 10 procent na vijf jaar. In lijn met de Europese regelgeving hebben vrijwel alle landen in de Europese Unie al een rookverbod voor publieke ruimtes en op de werkplek. De regelgeving eist verder dat alle horeca rookvrij moet zijn. Dit is al geregeld of op korte termijn gepland voor Zweden, Ierland, Noorwegen, Malta, Italië, Schotland, Engeland, België, Spanje en Frankrijk. In het coalitieakkoord van het nieuwe kabinet is afgesproken dat er ook in Nederland - in overleg met de sector - een rookverbod moet komen. Daarin wordt alleen een uiterste datum genoemd: voor 2011. Minister Klink wil het sneller regelen. Wettelijk gezien is het mogelijk dat hij het verbod naar 2008 haalt.

Grootverbruikers

In Nederland wordt vergeleken met andere landen relatief veel gerookt. 29 procent van de vrouwen steekt regelmatig een sigaret op tegen 36 procent van de mannen. Gemiddeld rookt 32,5 procent van onze bevolking. In België, Groot-Brittannië, Oostenrijk, Zweden en Portugal ligt het percentage rokers op respectievelijk 25, 27, 24, 19 en 13 procent. Grootverbruikers in sigaretten vinden we in Duitsland (36,5 procent rokers), Frankrijk (38 procent rokers) en Hongarije (36 procent rokers).

Interview met Liesbeth Woertman

Liesbeth Woertman

Ik ben al erg lang bezig met het onderwerp lichaamsbeeld, maar toen ik al die beelden in de documentaire Beperkt Houdbaar van Sunny Bergman achter elkaar zag, vond ik het toch schokkend. Wat de meeste mensen bijvoorbeeld niet weten is dat alle foto's van vrouwelijke modellen worden bewerkt op de computer. Je ziet dat in de film voor je ogen gebeuren. Die mannen zitten daar met de muis in de hand klik, klik,klik... Een langere nek, dunnere wangen, rimpels weg, grotere borsten, glamourlook. Het maakt geen donder uit wie je als model neemt. Je kunt in feite van alle vrouwen beeldschone wezens maken.

Het resultaat is een volkomen onrealistisch beeld van hoe een mooie vrouw eruit ziet. Niemand zal dat benaderen. Vroeger had je ook het mooiste meisje van de klas, maar dat was een mens van vlees en bloed die niet perfect was. Nu zijn de mooiste meisjes absoluut onrealistisch. De range van hoe vrouwen eruit kunnen zien, wordt steeds verder versmald. Tegelijkertijd wordt de suggestie gewekt dat je dat beeld kunt realiseren door de juiste producten te gebruiken. Als je maar bepaalde crèmes smeert, vijf liter water per dag drinkt, sport, dieet, dan komt dat ideaalbeeld vanzelf binnen bereik. Als je dat niet voor elkaar krijgt, is dat jouw individuele falen en schuld. Als de ideaalbeelden zo perfect zijn, kun je alleen maar verliezen.

Wat mij het meest stoort, is dat het normale wordt benoemd als abnormaal. Je ziet nu dat meisjes hun binnenste schaamlippen willen laten verkleinen, omdat ze het idee hebben dat die abnormaal groot zijn. Maar het is doodnormaal dat die groter zijn dan de buitenste. In de documentaire zie je zo'n meisje met haar moeder bij de plastisch chirurg en ook die moeder vindt blijkbaar dat haar dochter abnormaal is. Hoe ze op het idee komen? Ik weet het niet.

Vrouwen van mijn generatie kunnen zich veel beter weren tegen de beelden alleen al omdat we niet zijn opgegroeid met zoveel televisie. Nu word je gebombardeerd met beelden die door de techniek zijn gemanipuleerd. We hebben bovendien met zijn allen het geloof ontwikkeld dat we onafhankelijk zijn. Jonge mensen van nu denken dat ze volkomen autonoom zijn. Ze geloven dat ze zelf bepalen wat ze doen. Ze denken oprecht dat ze vrij zijn en zichzelf kunnen uitvinden.

Wat ik eindeloos probeer uit te leggen, is dat identiteit - het gevoel dat je hebt over je 'zelf' - altijd in relatie staat tot anderen. Het is onmogelijk een 'zelf' te hebben los van anderen. Als je iets zegt over wie je bent, verwijs je altijd naar anderen. Je eigen mate van tevredenheid kan alleen ontstaan in vergelijking met anderen. Op het moment dat je in de spiegel kijkt, kijken duizenden anderen mee.

Daar komt nog bij dat het 'zelf' van vrouwen traditioneel gezien verweven is met schoonheid en aantrekkelijkheid. Dat ligt voor mannen anders. Het zelfgevoel van mannen is verweven met macht en succes en hoeveel geld ze binnenbrengen.

Het is een moeilijk verhaal; ook tijdens colleges. Maar als ik dat heel langzaam probeer uit te leggen, merk ik dat het studenten aanspreekt. Er is wel degelijk behoefte om meer kennis op te doen. Vrouwelijke studenten lopen in hun eigen leven ook tegen problemen op die ze beter willen snappen. Ze worstelen bijvoorbeeld met de wens om enerzijds intellectueel te zijn en anderzijds mooi. Ze voelen dat dat bijna elkaar uitsluitende categorieën zijn.

Trouwens, ook de mannelijke studenten zijn geïnteresseerd. Het zijn leuke jongens. Ook zij hebben soms last van het effect dat het geperfectioneerde lichaamsbeeld heeft op meisjes. 'Het helpt niet als ik tegen mijn vriendin zeg dat ze mooi is', vertelde een jongen mij. Dat meisje heeft zoveel negatieve ideeën over zichzelf dat zo'n opmerking niet meer aankomt. Dat is toch triest.

Ik heb ook bewust veel met mijn twee zonen over deze onderwerpen gepraat. Ik wilde dat het aardige empathische mensen zouden worden. En dat zijn ze. Ik vind dat ze goed met hun vrouwen omgaan. Ze doen ook feitelijk veel in huis.

Zelf ben ik opgegroeid met vier broers. Mijn moeder was helemaal niet optutterig. Over uiterlijk maakte ik me nooit zorgen. Ik leefde in mijn lichaam dat een beetje harkerig was. Ik was zo'n meisje waarvan anderen gingen zuchten als ik bij gym in hun team werd ingedeeld. Ik herinner me nog de verbazing toen ik ineens door mijn sociale omgeving gezien werd als aantrekkelijk, terwijl ik daar zelf helemaal nog niet mee bezig was. Bouwvakkers floten naar me, maar of ik wel of niet mooi was, was op dat moment totaal geen issue voor mij. Ik denk dat meisjes daar nu op veel jongere leeftijd al mee bezig zijn.

Ik vind mezelf best mooi, ja. Al weet ik dat dat feitelijk niet meer zo is. Vanwege de rimpels en het lossere vel. Ik ben nu 53. Wat ik misschien nog wel erger vind dan die onzekere jonge vrouwen, zijn oudere vrouwen die zich van top tot teen laten verjongen. Als ik naar ze kijk, vind ik ze niet zozeer jong als wel onwerkelijk. Het breekt op een bepaalde manier mijn hart. Wat erg dat je iets overeind wilt houden dat onherroepelijk verdwijnt. Het lijkt wel een soort schande om oud te zijn.

Toch geloof ik niet dat het alsmaar erger wordt. Er zijn ook af en toe goede ontwikkelingen. Laatst was er een hele rel in Madrid rond een grote modeshow. Meisjes die minder wogen dan 54 kilo mochten niet meelopen. Dan zie je toch dat er tegendruk komt tegen die onrealistische beelden. Dove heeft een campagne waarin ze gewone vrouwen als model nemen. Het is goed dat er nu eens normale levende lichamen afgebeeld worden die niet allemaal even jong, dun en strak zijn. Het blijft een commercieel bedrijf dat cosmetische producten wil verkopen, maar ik denk toch dat veel vrouwen daar wel blij mee zijn. Er zijn dus wel degelijk positieve ontwikkelingen. Dat fotoshoppen blijft een probleem. En ook de cosmetische chirurgie. Maar in de grond kan ik niet denken dat mensen willen leven in een geplastificeerde wereld. Als je vraagt aan mensen wat ze in wezen het belangrijkste vinden, zijn dat toch andere dingen dan rimpelloos mooi zijn.

Meer op: www.beperkt houdbaar.info De online enquête die Liesbeth Woertman heeft gemaakt, is al door 12.000 mensen ingevuld.

'Wat ik misschien nog wel erger vind dan die onzekere jonge vrouwen, zijn oudere vrouwen die zich van top tot teen laten verjongen'

Maartens plaatsen van herinnering

Ik ben in 1972 in Utrecht geschiedenis gaan studeren en Wolter Heukelslaan 45 was mijn vierde studentenhuis. Mijn eerste kamer was op de Donaudreef. Ik had daar alleen een butagaskacheltje dat het niet al te best deed en ik herinner me vooral hoe vreselijk koud ik het daar heb gehad. Ik heb nog in mijn slaapzak zitten studeren. Intussen had ik op Veritas Fried Keesen leren kennen, de huidige directeur van het University College en toen zijn vader dit huis kocht, bood Fried mij hier een kamer aan. Ik had het toen al zo druk met studeren, actie voeren en bier drinken, dat van inrichten weinig terechtkwam. Ik woonde er al zeker een half jaar, toen er op een gegeven moment werd aangebeld. Of die leegstaande kamer misschien verhuurd werd. Dat was dus mijn kamer.

Op het Instituut voor Geschiedenis aan de Kromme Nieuwegracht werkten in die tijd kleurrijke docenten. Vooral de colleges van Von der Dunk waren befaamd. Ik heb hem ooit in één college alle hoofdpersonen uit de Dreyfuss-affaire zien nadoen. Er werden regelmatig wilde feesten in het instituut gehouden en daar kwamen in die tijd ook veel hoogleraren en docenten, die het pand soms pas diep in de nacht en dan in kennelijke staat verlieten. De relatie tussen docenten en studenten was toen, door de kleinschaligheid, laagdrempeliger dan tegenwoordig. Maar ook formeler: hoogleraren werden door studenten nooit met de voornaam aangesproken en zeiden ook 'meneer' en 'mevrouw' tegen ons studenten. Ik kom een heel enkele keer op feesten van de studievereniging UHSK, maar dan ben ik daar meestal de enige docent.

In 1972 was de UHSK net overgenomen door groepjes linkse activisten, waartoe ik toen ook al snel behoorde. Voordien werden door de UHSK lezingen en excursies georganiseerd, maar die apolitieke houding vonden wij volstrekt uit de tijd. Wij zorgden ervoor dat de UHSK een belangrijke rol ging spelen in studentenvakbond USF en ik heb dan ook heel wat tijd op het USF-kantoor in het voormalige U-huis aan het Lepelenburg doorgebracht. In die tijd gaf de USF een eigen blad uit, Trophonios, een soort Utrechtse versie van Propria Cures. Hans Wansink, de huidige politieke commentator van de Volkskrant, is daar zijn loopbaan begonnen en ik schreef platenrecensies. De USF verkocht underground elpee's van psychedelische groepen zoals Pink Floyd, eindeloos gepiel, vage shit, je kent dat wel uit die tijd. Maar ik schreef recensies over Kate & Anne McGarrigle, die gewoon mooie liedjes zongen. Dus je begrijpt dat mijn stukken niet erg in de smaak vielen.

Het hoogtepunt uit mijn actieverleden vormt de bezetting van het Academiegebouw in 19?? Ik geloof dat het deze keer een protest tegen de studiestops betrof, maar zeker ben ik daar niet van. Ik was woordvoerder van de bezetters en wij namen onszelf hoogst serieus, want tenslotte waren wij de baas in het gebouw. Achteraf heb ik wel begrepen dat de collegeleden niet erg onder de indruk waren. Ze vonden het zelfs wel mooi dat studenten zo begaan waren met het onderwijs op de universiteit. Hun grootste zorg vormden de wandtapijten in de aula, want die waren pas gereinigd, dus of we daar voorzichtig mee wilden zijn. Toen wij dat beloofd hadden, vonden ze het verder wel best. Zij wisten natuurlijk dat we er snel genoeg van zouden krijgen. Ook de politie had het gauw gezien, en ach, gelijk hadden ze, want we waren toch wel erg aardige jongens en meisjes. Hoogleraren, die voor een promotie hun toga nodig hadden, lieten we gewoon binnen.

Mijn proefschrift gaat over de elite van de stad Leiden in de achttiende eeuw en over het Rapenburg als stedelijk centrum van de macht in die tijd. Dat boek was het resultaat van een onderzoeksproject naar de stedelijke elites in Gouda, Hoorn en Leiden dat ik van begin tot eind heb uitgevoerd samen met twee studiegenoten. We hadden elk een stad op ons genomen en we hebben in elk van de drie steden een jaar onderzoek gedaan. Daarna zijn we samen gaan schrijven en we zijn ook op dezelfde dag gepromoveerd. Ik heb toen ontdekt hoe stimulerend teamwork in de wetenschap kan zijn. We zaten niet alleen continu over elkaars werk te kletsen, maar een voordeel was ook dat de vaart er goed in bleef. Je piekerde er niet over om na een heftige nacht in bed te blijven liggen, want je wist dat de anderen weer stipt om half negen op het station zouden staan.

Na mijn promotie eind 1985 heb ik anderhalf jaar als ambtenaar in het Bestuursgebouw aan de Heidelberglaan gewerkt. Eén van mijn projecten daar was de alfa-gamma informatisering, om de alfa's en de gamma's aan de computer te krijgen. Dat deed ik samen met Dries Berendsen, nu directeur Huisvesting van de UU. Dat uitgerekend ík dat moest doen was wel zo ongeveer het toppunt van ironie, want mijn proefschrift had ik nog volledig op een kofferschrijfmachine geschreven. Sterker nog, ik had geen idee hoe een PC werkte, dus ook als ambtenaar informatisering bleef ik mijn notities getypt inleveren. Op een gegeven moment had ons secretariaat daar echt genoeg van: en nu ga je als de sodemieter WordPerfect leren, want we blijven niet alles voor je overtypen. Ja, toen moest ik wel.

Eén van de meest bijzondere plekken in Utrecht is het Sint Eloyen Gasthuis aan de Boterstraat, bij de Mariaplaats. Ik doe al meer dan tien jaar onderzoek naar de gilden in de zeventiende en achttiende eeuw, en dan met name naar hun rol in wat wij nu het maatschappelijk middenveld noemen. In die tijd vormden de gilden volgens velen, ook volgens henzelf trouwens, het cement van de samenleving. Hoewel ik vooral heb gepubliceerd over Den Bosch en Amsterdam, ben ik ook geïnteresseerd in de situatie in Utrecht, omdat de gilden hier van oudsher heel sterk waren en tot 1528 het Utrechtse stadsbestuur domineerden. Eén van de grootste gilden was het Sint Eloyengilde van de smeden. Dat komt omdat de wapenindustrie hier in de zeventiende eeuw een belangrijke plaats innam. Utrechtse geweren waren in heel Europa een begrip. Veel gilden hadden een eigen onderkomen dat niet alleen als sociëteit werd gebruikt, maar soms ook als bejaardenhuis voor de leden. Het Sint Eloyen Gasthuis is misschien wel het best bewaarde gildenhuis in Nederland.

Vorig jaar is het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur (OGC) verhuisd van Muntstraat 2A naar Janskerkhof 13. Dat betekent dat we nu heel toepasselijk gehuisvest zijn in een prachtig historisch pand dat in 1648 is gebouwd voor een welgestelde koopman en dat later lange tijd Kantongerecht is geweest. Als directeur van het OCG heb ik een schitterende kamer op de begane grond en ik zie dat ook een beetje als een bewijs dat het alfa-onderzoek in Utrecht meetelt. In het verleden kregen we wel eens de indruk dat de UU voor alles een bètabolwerk was, maar dat is echt verleden tijd. Dit college van bestuur geeft ons het gevoel dat we er volledig bijhoren, iets wat ook blijkt uit onze prominente aanwezigheid in drie van de vijftien universitaire focusgebieden. Overigens is het natuurlijk ironisch dat ik als voormalig bezetter van het Academiegebouw nu behoor tot de 'regenten' van de universiteit en dat ik van harte achter ideeën, zoals selectieve masters en het University College sta, waarmee ik vroeger ongetwijfeld de vloer had aangeveegd. Gebleven is het engagement voor de kwaliteit van onderwijs en onderzoek, en ach, voor de rest zullen we het maar voortschrijdend inzicht noemen.

Talent staat centraal

"Je kunt het je als onderwijsinstelling niet permitteren om talent verloren te laten gaan", zegt Jeanette van Rees, hoofd studentenbegeleiding bij Studentenservice en namens de Universiteit Utrecht coördinator van de Utrechtse Brug. "Elke allochtone student die hier binnenkomt, is een gewone student. Als je zover bent gekomen dat je op de universiteit zit, redt je het zonder speciale trajecten" Wat de UU wél doet is er voor zorgen dat slimme allochtone studenten op het idee komen om naar de universiteit te komen. "Bekwame studenten, of ze nu autochtoon of allochtoon zijn, zijn goed voor de Nederlandse samenleving.

Studiesucces bevorderen

De Utrechtse Brug is een samenwerkingsverband tussen ROC Midden-Nederland, de Hogeschool Utrecht en de Universiteit Utrecht. "Wij zijn uniek in Nederland", zegt Van Rees. "Deze vorm van samenwerking zie je verder nergens. We houden ons niet bezig met achterstandsdenken maar proberen het studiesucces van allochtone studenten en leerlingen te bevorderen. ."

De Utrechtse Brug heeft het tij mee: de instroom van studenten uit de klassieke minderheidsgroepen - Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen - neemt gestaag toe en de uitval neemt af. Ook in het bedrijfsleven en bij onderzoeksfinancier NWO is er al een aantal jaren het besef dat allochtoon talent niet onbenut moet worden gelaten. NWO kent sinds een paar jaar de Mozaïekbeurzen waarmee allochtone studenten geld kunnen krijgen om te promoveren en ook het bedrijfsleven neemt steeds meer hoogopgeleide allochtonen aan.

Van Rees: "We proberen integratie en diversiteit te bevorderen. We organiseren een informatiebijeenkomst voor Turkse en Marokkaanse ouders over studeren aan de universiteit. We leggen contact met andere universiteiten en hogescholen. We hebben mentorprojecten voor middelbare scholieren gedaan, we onderhouden contacten met de gemeente Utrecht en multiculturele instellingen. En we gaan er de komende jaren voor zorgen dat er binnen het ROC, de Hogeschool Utrecht en de UU voor onze studenten mogelijkheden komen om stage te lopen."

Wat levert het op? Van Rees: "Het gaat om een mentaliteitsverandering en dus om een geleidelijk proces. Je moet een tijdlang iets doen om de weg te vergemakkelijken. Vergelijk het met de bestuurscommissie Emancipatie waarin ik heb gezeten. Om het glazen plafond voor vrouwen te breken hebben we een aantal jaren geprobeerd daar invloed op uit te oefenen. Dit is net zo iets: we richten ons op aanwezige talenten en stimuleren ze om hun capaciteiten te benutten."

De universiteit past daarbij geen lesmateriaal aan allochtone studenten aan. Wel is bij de inrichting van het Centrum Studiekeuze, een samenwerking tussen de HU en de UU waar studenten ook getest kunnen worden, gezocht naar testen die cultuur-fair zijn. Dat betekent dat ze voor iedereen geschikt zijn. Allochtone leerlingen en studenten bleken bij testen over het algemeen namelijk lager te scoren dan autochtone studenten. Testontwikkelaars onderkennen dit probleem inmiddels. Ook is voor zij-instromers, mensen die geen Nederlandse vooropleiding hebben, tien jaar geleden vanuit de Utrechtse Brug de schakelklas opgericht, die studenten voorbereidt op het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. Studenten leren er studeervaardigheden, werken deficiënties weg en maken kennis met het Nederlandse onderwijssysteem en de arbeidsmarkt. Studenten die de schakelklas gedaan hebben doen het volgens onderzoek aantoonbaar beter dan studenten die dit jaar niet hebben gevolgd.

Expertise

Zeki Arslan, programmamanager arbeid en onderwijs bij instituut voor multiculturele ontwikkelingen Forum, juicht het werk van de Utrechtse Brug toe: "Een dergelijke samenwerking tussen onderwijsorganisaties is niet alleen sympathiek maar ook noodzakelijk. Een stad als Utrecht, waar de demografische ontwikkelingen razendsnel gaan, moet dit soort initiatieven omarmen. De overheid streeft ernaar dat in 2020 vijftig procent van de beroepsbevolking hoog is opgeleid. Daar moeten we hard aan trekken. Niet alleen door kennismigranten hier naar toe te halen, maar ook door in onze eigen steden naar talenten te zoeken, laatbloeiers te stimuleren, achterstanden weg te werken. Daar kunnen we gewoonweg niet omheen."

Belangrijkste instrumenten voor de Utrechtse Brug bij het uitvoeren van haar taak zijn kennis delen en het opbouwen van netwerken. Van Rees: "We houden bijeenkomsten voor studentbegeleiders, docenten en voorlichters om ze bekend te maken met de specifieke problemen van allochtone studenten, maar ook met ontwikkelingen als bijvoorbeeld nieuwe inburgering en taalproblemen. En we organiseren om de twee jaar een symposium waar stagecoördinatoren, medewerkers van onderwijsinstellingen, gemeente en de stichting voor vluchtelingenstudenten UAF van elkaars expertise kunnen leren." Van Rees heeft ook twee studenten van de UU voorgedragen voor de ECHO-Award, een stimuleringsprijs voor allochtoon toptalent in Nederland. Het is een initiatief van landelijk expertisecentrum voor diversiteit ECHO, dat hoger-onderwijsinstellingen adviseert op het gebied van de succesvolle instroom, doorstroom en uitstroom van allochtone studenten. Elke universiteit en hogeschool mag jaarlijks twee studenten voordragen waarvan de helft wordt genomineerd en vijf studenten uiteindelijk een Award winnen. Behalve winnares Seren werd ook masterstudente Business Informatics Amal Talbi genomineerd. Zij zullen volgend jaar beiden als ECHO-ambassadeur andere allochtone studenten begeleiden. Jeanette van Rees: "Onderwijs integreert. Als mensen zich ontwikkelen, als verschillende bevolkingsgroepen met elkaar in gesprek gaan, werkt dat door in de hele maatschappij. Het is natuurlijk niet het uitgangspunt maar indirect werken we zo mee aan het oplossen van de problemen van de multiculturele samenleving."

KADER CIJFERS

Aantal studenten UU29.295

Aantal buitenlandse* studenten UU1293

Aantal allochtone* studenten UU plusminus* 3000

Aantal instroom eerstejaars* UU6430

Aantal instroom buitenlandse eerstejaars UU200

Aantal instroom allochtone eerstejaars UU613

Percentage instroom allochtone eerstejaars UU 2005-200610%

Percentage instroom allochtone eerstejaars UU 2002/20039%

Aantal UU studenten met uitsluitend Marokkaanse nationaliteit 28

Aantal UU studenten met uitsluitend Turkse nationaliteit37

Aantal in Suriname geboren studenten UU 55

Aantal op Nederlandse Antillen geboren studenten UU33

Streefcijfer overheid hoogopgeleide beroepsbevolking in 202050%

Huidig percentage hoogopgeleide beroepsbevolking35%

* Buitenlands: iemand die buiten Nederland haar of zijn vooropleiding heeft afgerond.

*De UU gebruikt de CBS definitie voor allochtoon zoals die tot 2004 werd gehanteerd in het kader van de Wet Samen. De CBS heeft daarna haar definitie aangepast toen die wet is opgeheven en vervangen door het huidige diversiteitsbeleid. Voor de continuïteit en om een hanteerbaar onderscheid tussen allochtone en buitenlandse studenten te kunnen maken, heeft de UU ervoor gekozen om deze 'oude' definitie voorlopig nog te gebruiken. Het wil zeggen: iemand met de Nederlandse nationaliteit waarvan tenminste een van de ouders is geboren in de doelgroeplanden. Voor de lijst met doelgroeplanden zie: http://www.wetsamen.nl/wet_voorlichting/handleiding_wg2002/bijlage_1.htm

* Exacte aantal allochtone studenten aan de UU is niet berekend.

* Instroom eerstejaars wil zeggen: studenten die zich voor het eerst inschrijven aan de UU.

Bron: 1-cijfer HO decembertelling 2006 en Ministerie OCW

TWEE PLAATJE PRAATJE

Seren Dalkiran (20) eerstejaars Social Science University College en winnaar van de ECHO Award WO 2007

"Ik studeer vooral 's nachts. Ik slaap de laatste twee maanden weinig, heb het druk gehad met mijn project Dreams. Het is een educatief project voor 150 middelbare scholieren over wie ze willen zijn. Ze uiten hun droom in een kunststuk en worden gecoacht door kunstenaars. We hebben de publieksprijs gewonnen van de wedstrijd Inspiratie voor Integratie van De Baak managementcentrum van VNO/NCW.

"Die leerlingen zijn zo snel ontmoedigd. Ik wil ze een gevoel van zelfbeschikking geven. Ik wil rechtvaardigheid, een samenleving waarin iedereen gelijke kansen heeft. Op m'n twaalfde realiseerde ik me dat ik een licht wilde zijn voor anderen. Ik ben opgegroeid in een Amsterdamse wijk waar de meeste kinderen op straat opgroeiden. Er was zoveel agressie en onbegrip. Ze dachten dat het zo hoorde. Voor mij is de sleutel liefde geven, mensen koesteren en prikkelen in hun dromen. Een meisje uit mijn project zei: 'ik had nooit gedacht dat ik met vmbo lerares kon worden. Het hoogste wat ze durven dromen is administratief medewerker. We laten ze zien dat de meeste obstakels in hun hoofd zitten. Niet alle deuren staan voor iedereen open in Nederland maar je kunt, los van religie, geslacht of sociaal-economische achtergrond, toch veel zelf bereiken. We geven ze hoop.

"Eind mei komt de documentaire Eerwraak op tv, die ik samen met Frans Bromet en een vriendin heb gemaakt. Het gaat over geweld tegen vrouwen en meisjes. Ik vind het niet kunnen dat in een land als Nederland een vrouw van 32 voor de deur van een Blijf-van-mijn-lijfhuis wordt doodgeschoten. Dat veel vrouwen om de simpelste redenen het recht op leven wordt ontnomen. Dat is onrechtvaardig. Mijn vriendin en ik hebben een camera geleend en zijn naar Zuidoost-Turkije afgereisd. We kenden daar niemand, maar binnen een week hadden we genoeg materiaal voor een documentaire die in een pilot op vijf middelbare scholen is gebruikt in een door ons zelf geschreven lessenserie. Het ministerie van Onderwijs gaat de serie misschien landelijk gebruiken.

"Biculturele mensen staan in een negatief daglicht maar het hebben van een tweede cultuur is een voorrecht, geen handicap. Je bent beter in staat om dingen vanuit meerdere kanten te bekijken en je kunt je veelzijdiger ontplooien. Ik ben niet geïnteresseerd in politiek, vanuit een neutrale positie is veel meer te bereiken. Ik wil sociologe worden, documentaires maken. Verder zijn fotograferen, schilderen en gedichten schrijven mijn uitlaatklep."

Amal Talbi (25) tweedejaars master Business Informatics

"Tijdens mijn hbo-studie heb ik met twee vriendinnen stichting Chahrazad opgericht. We organiseerden feesten en debatten voor Marokkaanse meisjes, bijvoorbeeld over vrouwenrechten en loverboys. In Utrecht werd van alles voor Marokkaanse jongens georganiseerd, maar niks voor meiden. Chaharazad *is een inspirerende vrouw. Ze zorgde ervoor dat een machtig heerser zijn mening veranderde.

"Ik doe een nogal technische studie, heb met een vriendin het bedrijfje Arabbeauty opgericht en ben bestuurslid van studentenvereniging Insan en van Netherware dat studenten Informatiekunde met beginnende bedrijfjes ondersteunt.

"Ja, ik wil een rolmodel zijn. Voor mijn broertje, zusje en mensen uit mijn omgeving, maar ook voor andere studenten. Als ze zien dat een meisje het goed doet en normaal blijft, denken ze er sneller over om zelf een goede opleiding te doen. Eén van mijn vriendinnen deed mbo. Ik heb eindeloos op haar ingepraat, nu gaat ze naar het hbo. Een ander meisje werkte bij een supermarkt. Ik ben net zolang doorgegaan tot ze een opleiding ging doen.

"Mijn eigen rolmodel? Mijn tante Malika. Ze heeft een eigen advocatenkantoor in Marokko. Als ik iets moeilijk vind, denk ik aan haar. Nee, ik heb me nooit geïsoleerd gevoeld op de middelbare school, hbo of universiteit. Ook niet nu ik met allemaal jongens zit. Het gaat erom of je je mond open doet. Ik heb gemerkt dat je nergens bang voor hoeft te zijn. Ik spreek mensen aan, maak graag contact. Je eigen houding maakt veel verschil: als je altijd stil bent, kom je nooit vooruit. Ik ben ambitieus, in september ben ik klaar en wil ik graag een traineeship bij een ministerie of groot bedrijf. De politiek in? Ik sluit het niet uit, ik ben gek op politiek. Dan ben je spreekbuis van de maatschappij, krijg je dingen gedaan.

"Mijn belangrijkste inspiratiebron is mijn geloof in Allah. Daardoor blijf ik in mezelf geloven. In de eindexamenklas van de havo kwam ik erachter dat ik zwaar dyslectisch ben. Maar ik had een 7,4 voor Nederlands op mijn eindlijst en deed examen in twee profielen. Ik vond het eng dat deze master in het Engels zou zijn, maar mijn vader ging mee naar de voorlichtingsdag en zei: 'je moet het gewoon doen'."

*Scheherazade, zoals Nederland haar kent, vertelt 1001 nachten verhalen aan de koning die gezworen heeft haar na één nacht te doden zoals hij alle vrouwen vóór haar heeft gedood. Omdat hij haar verhalen wil blijven horen, trouwt hij uiteindelijk met haar, DG

'Het voelde als een vuurdoop'

Studenten Geneeskunde en hun co-schappen

"Van alle kanten hoorde ik dat het lopen van co-schappen zwaar zou zijn, en dat bleek ook zo: ik kon me niet meer vastleggen", zegt Albert. "Ik stopte met mijn werk voor mijn studentenvereniging en zei mijn bijbaan op." Annemarie: "Ik roeide heel fanatiek, maar dat heb ik opgegeven. Het is moeilijk afspraken te maken, als je niet weet hoe laat je 's avonds thuis bent. Je bent tijdens je co-schappen gewoon een stuk minder flexibel."

In tegenstelling tot andere universiteiten beginnen studenten in Utrecht al in het derde jaar met het lopen van co-schappen. Verspreid over het jaar doen ze er dan twee. Om basisarts te kunnen worden, moeten ze in totaal twaalf co-schappen bij verschillende instellingen lopen. Deze duren per keer vier tot zes weken. Daarnaast volgen ze tijdens elk co-schap wekelijks nog een dag onderwijs. Alles bij elkaar maakt dat het lopen van co-schappen volgens Roos uitputtend: "Je begint vaak al voor acht uur en werkt door tot zes uur 's avonds."

Albert, Annemarie, Roos, Cornelia, Lieke, Trudy, Tom, Carla, Marieke en Britta zijn allen student Geneeskunde en vijfde- of zesde jaars. Inmiddels zijn ze ervaren in het lopen van stages. Maar hun eerste stappen als co-assistent zijn ze nog niet vergeten. Zo herinnert Cornelia die de verhalen over een drukke tijd ook kende, dat ze eerst nog maar eens op vakantie ging. "Maar mijn boek over interne geneeskunde ging mee. Naarmate de co-schap dichterbij kwam, werd ik steeds zenuwachtiger. Ik keek er naar uit om eindelijk met echte patiënten in de echte praktijk te werken, maar je komt ook in een ziekenhuiscultuur die je nog helemaal niet kent. Je bent een groentje en toen ik begon, voelde het daarom echt als een vuurdoop."

Gelukkig voor haar bleek bij aankomst dat ze in 'haar' ziekenhuis co-assistenten tegenkwam die al twee weken bezig waren. "Zij hielpen me een beetje op weg." Vierdejaars student Trudy nam het zekere voor het onzekere op haar eerste dag. Ze herinnert zich dat ze gewapend met een nieuwe doktersjas, stethoscoop, boekjes en anamneseformulieren kwam aanzetten. "Volgens mij komen wij als nieuwe co-assistenten echt als verschrikte vogeltjes over." Roos was aanvankelijk ook wat onzeker. " Je ontdekt voor het eerst je sterke en zwakke punten van je medisch handelen en dat is wel een beetje confronterend." Lieke verbaasde zich die eerste keer erover dat ze veel meer mocht doen, dan ze had verwacht. Ze werd echt bij bepaalde vraagstukken betrokken en haar mening leek meestal op prijs te worden gesteld. Vanaf die eerste keer verbaast ze zich erover hoe bijzonder het is dat ze overal mag meekijken, dat ze met veel patiënten omgaat en dat ze zoveel vertrouwen krijgt. "Patiënten vertellen je persoonlijke dingen, puur omdat ik geneeskunde studeer."

Ongeschreven wetten

De co-schappen blijken onderling veel te verschillen en zijn qua sfeer afhankelijk van de instelling waar je als student terecht komt en de mate van verantwoordelijkheid die je krijgt. Zo is er een groot verschil in hiërarchie tussen academische en niet-academische ofwel perifere ziekenhuizen. "In een academisch ziekenhuis spreek je een professor ook aan met professor", legt Carla het verschil uit. "Dat zijn ongeschreven wetten. Net zoals het een ongeschreven wet is dat co-assistenten bij patiëntbesprekingen achterin moeten zitten. In een perifeer ziekenhuis wordt er meer van gedachten gewisseld met co-assistenten." Tom: "Je voelt je in een perifeer ziekenhuis vrijer om dingen te vragen aan een arts. In een academisch ziekenhuis vraag je dingen eerst aan de arts-assistent, en dan pas aan de arts."

De hiërarchie op zich is niet vervelend, maar bepaalde artsen kunnen studenten zich wel heel minnetjes laten voelen. "Tijdens een operatie maakte ik voor het eerst kennis met een bepaalde arts", zegt Marieke. "Ik stak mijn hand uit, waarna hij zei: 'Als je zegt 'ik wil me graag voorstellen', dan veronderstel je dus dat je iets voorstelt. Op die manier hoef je dus geen kennis te maken.' Dat bleek een opmerking te zijn die de arts standaard maakte bij nieuwe co-assistenten." Britta: "Die hiërarchie verschilt erg per co-schap. Bij kindergeneeskunde was mijn begeleider heel aardig, maar bij neurologie was dat weer heel anders. Er was een bepaalde arts, overigens niet mijn begeleider, die de co-assistenten echt als hulpjes gebruikte: we moesten koffie halen, recepten schrijven, bloed wegbrengen en allerlei secretariële klussen doen."

De vraag hoe je je moet opstellen in zo'n hiërarchische omgeving houdt veel studenten bezig. Cornelia: "Je moet in bepaalde mate wel zeker overkomen, maar ook weer niet bijdehand. De eerste dagen is het vaak 'de kat uit de boom kijken' en je positie aftasten. Daarna weet je wanneer je je mening kunt geven en wanneer je beter je mond kunt houden. Tijdens mijn co-schap gynaecologie in Suriname werd ik door de verloskundigen in het begin genegeerd. Ik vond het lastig om te bepalen of ik dit gevoel moest aankaarten of er maar het beste van moest maken. Ik koos voor het eerste en het bleek een goede zet, want daarna hebben ze me veel geleerd en heb ik prachtige bevallingen mogen leiden." Volgens Trudy moet je voelsprieten ontwikkelen die je duidelijk maken met wie je te maken hebt: maar er is soms geen pijl op te trekken, mensen proberen je uit. Britta: "Toen ik door een bepaalde arts bijna alleen maar werd ingezet om lullige klusjes te doen, heb ik hem daar ook op aangesproken. Hij zei op dat moment weinig terug, maar ik merkte daarna wel dat zijn houding ten opzichte van mij verbeterde. Het scheelde wel dat die arts niet mijn begeleider was, anders had ik het waarschijnlijk niet gedaan."

De hiërarchische stemming heeft indruk gemaakt, want de studenten zouden het 'later' zelf anders doen als ze te maken zouden krijgen met co-assistenten. Trudy: "Minder hiërarchie schept volgens mij een beter leermilieu. Als student durf je meer te vragen en arts-assistenten durven je meer uit te leggen. De sfeer is meer ongedwongen en dat lijkt me voor beide partijen beter." Ook Carla zou later voor co-assistenten iemand willen zijn aan wie ze gewoon vragen kunnen stellen. "En ik zou ook spontaan dingen willen uitleggen." Marieke: "Ik heb een veel betere herinnering aan co-schappen waar de sfeer minder hiërarchisch was. Ik zal later nooit een co-assistent behandelen alsof een co-schap een ontgroening is. Natuurlijk mag je wel kritische vragen stellen, maar met als doel de co-assistent iets te leren en niet om hem of haar te laten afgaan."

Zwaar

Van alle co-schappen is volgens de studenten chirurgie het zwaarst, zeker in een academisch ziekenhuis. Dit co-schap lopen alle studenten zowel in hun derde als vijfde jaar. Roos: "Veel chirurgen vinden chirurgie het belangrijkste onderdeel van de geneeskunde. Ze doen natuurlijk ook wel heroïsche dingen, maar toch. Chirurgie is heel praktisch, het is veel met de handen werken. Dit trekt toch een bepaald slag mensen aan." Albert deelt die mening: "Er wordt natuurlijk ook wel onder druk gewerkt, maar de sfeer kan echt veel beter. Het is echt een mannetjescultuur, die prestatiedrang ligt me helemaal niet." Britta vindt dat er bij dit co-schap heel duidelijk wordt gemaakt dat het belangrijk is dat je voldoende kennis hebt. "Je krijgt dan bijvoorbeeld overhoringen tijdens een operatie, en je wordt afgesnauwd als je het antwoord niet weet." "Ik heb me in een academisch ziekenhuis zes keer moeten voorstellen aan een bepaalde chirurg die mij begeleidde", vertelt Marieke. "Hij nam niet eens de moeite om mijn naam te onthouden."

Het co-schap chirurgie in het derde jaar in het Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein is berucht onder de studenten. Co-assistenten dienen daar elke vrijdag om half zeven aanwezig te zijn om broodjes klaar te zetten voor de wekelijkse patiëntenbespreking. Britta: "Iedereen zegt in het begin heel stoer 'ik ga die tafel echt niet dekken hoor', maar iedereen gaat erin mee. Al is het natuurlijk belachelijk dat wij dat soort dingen moeten doen."

Korte rok

Onlangs hield het Studentenplatform van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, de KNMG, een onderzoek naar seksuele intimidatie tijdens co-schappen. Daaruit bleek dat 11 procent van de 1850 ondervraagde co-assistenten wel eens te maken heeft met seksisme. Ook een paar van de studenten die het Ublad sprak, kunnen daar over meepraten. Maar ze willen er alleen over vertellen als het anoniem mag: "Er werden bijvoorbeeld schuine grappen gemaakt die mij betroffen. Of ik kreeg opmerkingen als 'voor je beoordeling wel een kort rokje en diep decolleté, hè!'. Een bepaalde arts gaf op een gegeven moment ook aan, dat als iemand er ooit een klacht over zou indienen, diegene het zwaar zou bezuren. Hij besloot nogal lacherig met 'want hoe leg je dan uit dat het onschuldig is?' Ik voelde wel aan dat het niet serieus bedoeld was, en daardoor had ik er geen last van."

Weer een ander: "Het ziekenhuis waar ik toen een co-schap liep gaf een feest en de dag daarvoor hadden we het daar natuurlijk over. Een paar arts-assistenten, een andere co-assistent en ik waren in een ruimte aan het werk. Op een gegeven moment gingen de arts-assistenten precies vertellen wat we aan moesten doen (string, minirok etc..). Ik kon er wel mee omgaan, maar merkte wel dat de andere co-assistent het moeilijk had en knalrood werd. Later hebben we het met zijn tweeën weggelachen." Een ander werd door een arts die een patiënt aan het hechten was, per ongeluk in haar vinger geprikt: "Het enige wat hij zei was 'zat ie er goed in?' en ik reageerde met 'ja hoor, hij zat er lekker diep in.' Ik heb verder mijn mond gehouden, maar van binnen kookte ik. Na de operatie is hij er ook niet meer over begonnen. Het is zo'n lastige situatie, vooral omdat hij me ook nog moet beoordelen. Ik ben daarom ook huiverig om melding te maken van zijn opmerking. Uiteraard heb ik bij de Spoedeisende Eerste Hulp van het betreffende ziekenhuis wel melding van het prikaccident gemaakt, en werd de patiënt gelukkig negatief op hepatitis C en HIV getest."

"Mijn vader had ook gelezen over dat KNMG-onderzoek", zegt weer een ander, "en vroeg aan mij of ik daar ook wel eens mee te maken had gehad. In eerste instantie dacht ik van niet, maar toen kwamen er toch wat voorbeelden naar boven. Zo moest ik tijdens mijn eerste co-schap een mannelijke patiënt onderzoeken. Tijdens dat onderzoek keek hij me vreemd aan en toen ik zijn buik onderzocht zei hij op een vreemde toon 'dat voelt lekker'. Je begrijpt dat ik het niet prettig vond dat ik daarna ook nog zijn liezen moest onderzoeken."

De nieuwigheid van echt werken, de drukte, de hiërarchie en het seksisme zijn echter maar kleinigheden die een stage kleuren, want uiteindelijk staan alle studenten heel positief tegenover hun ervaringen als co-assistent. En dat is vooral omdat ze hebben mogen proeven aan het echte werk en daar mooie en emotionele ervaringen hebben opgedaan. Carla vertelt bijvoorbeeld dat een hartpatiënt van haar getuige mocht zijn bij een bruiloft, maar doodziek was. Uiteindelijk zorgde zij ervoor, in overleg met de behandelend arts, dat hij toch bij de bruiloft aanwezig kon zijn. "Drie dagen daarna is hij overleden. Ik ben heel blij dat ik nog heb kunnen helpen en ik heb echt het gevoel dat ik iets aan zijn leven heb toegevoegd." Albert werd gevraagd om een reanimatie te doen tijdens zijn co-schap chirurgie. "Dat heb ik toen gedaan, maar helaas overleed deze man. Toen daarna de familie moest worden ingelicht ben ik ook meegegaan. Dat was natuurlijk erg emotioneel, maar ook heel leerzaam. Het werd door de artsen erg gewaardeerd dat ik ook mee ging naar de nabestaanden." Britta krijgt wel eens complimentjes van patiënten. "Laatst werd een vrouw binnengebracht die haar pols had gebroken. Na onderzoek zag ik dat ze ook een elleboogfractuur had. Later zei die vrouw in mijn bijzijn tegen iemand anders: 'Zij had het goed door hoor!'. Dat is natuurlijk hartstikke leuk om te horen." En ook Lieke heeft het bij haar stages enorm naar de zin: "maar ik ben dan ook een echte vakidioot. Ik denk dat veel co-assistenten in het begin de lat te hoog leggen, ze stellen te hoge eisen aan zichzelf. Zelf ben ik heel relativerend; ik mag fouten maken, als ik er maar van leer." "En ik heb steeds vaker het gevoel: in het ziekenhuis hoor ik thuis", zegt Carla. "Het valt me wel op hoe weinig je aan het ziekenhuisbed van een patiënt bent. Het doen van het papierwerk rondom patiënten kost veel tijd." Roos voelt zich na haar co-schappen jaren ouder: "Al met al had ik niet gedacht dat ik het zo leuk zou vinden. Voor mijn gevoel is er nu een soort afstand met de andere studenten die nog geen co-schappen hebben gelopen: je hebt al zoveel meegemaakt. "

Weerwoord Antonius Ziekenhuis

W. Derksen, arts-assistent en begeleider co-assistenten afdeling Chirurgie Antonius Ziekenhuis: "Wij zien co-assistenten echt als onderdeel van ons team en proberen hen zo goed mogelijk te betrekken bij de afdeling. Het zorgen dat de broodjes voor het patiëntenoverleg op vrijdag om 7 uur op tafel staan, is inderdaad een taak van de co-assistenten. Dat is in de loop van de tijd zo gegroeid, maar als iemand daar problemen mee zou hebben, kan daarover gepraat worden. Het is dus absoluut niet als een soort ontgroening bedoeld! Het klopt overigens niet dat zij stipt om half 7 aanwezig moeten zijn, als één van de co-assistenten maar even de gesmeerde broodjes ophaalt uit het restaurant beneden. Dat is een paar minuten werk, en daarom hoeft echt niet iedereen om half 7 aanwezig te zijn."

Hiërarchie

Onderwijscoördinator co-schappen Chirurgie, dr. Kools: "Het lijkt alsof hiërarchie meer in de gedachten van de student leeft. Vaak zijn juist de hoogsten in rang (hoogleraren en opleiders) het makkelijkst benaderbaar. De student moet zich niet laten afschepen en zal tenslotte altijd met zijn of haar vragen terecht kunnen.

"Wat betreft het co-schap chirurgie: in dit beroep is een zekere mate van hiërarchie nodig om ongelukken te voorkomen. In de chirurgie moeten vaak snelle beslissingen worden genomen. Het handelen van de chirurg is niet zozeer uit prestatiedrang als wel uit, soms bittere, noodzaak. Sommige studenten zeggen dat ze worden afgesnauwd als ze onvoldoende kennis hebben, en dat is maar goed ook. Te weinig kennis is levensgevaarlijk! Als je je zaakjes in orde hebt is er geen reden meer om te snauwen. Wanneer een betreffende arts volledig buiten zijn boekje gaat, behoort hij daarover uiteraard aangesproken te worden. Er zijn vele mogelijkheden voor de co-assistent om dit onaanvaardbare gedrag te melden. Dit geldt bijvoorbeeld voor seksuele intimidatie, wat absoluut ontoelaatbaar is. Maar ook het prikaccident waarover een co-assistent sprak is een serieuze zaak. Jammer dat de co-assistent geen melding heeft gemaakt om een uiterst dubieuze reden: een beoordeling van een co-schap hangt nooit van één persoon af en bovendien heeft de coördinator het laatste woord."

Vertrouwelijke raad

Studieadviseur Geneeskunde Annelies Kruijshoop: "Co-assistenten stappen niet zo vaak naar ons toe als er conflicten zijn met begeleiders van hun co-schappen. Ik ben nu 5,5 jaar studieadviseur en heb maar enkele studenten gezien die om dit soort conflicten naar mij toe kwamen. Nu doe ik dit werk met nog twee andere studieadviseurs, maar zij hebben dezelfde ervaring. Ik denk dat ze het vooral zelf op willen lossen. Tijdens de co-schappen worden ook speciale coachinglessen gegeven op de terugkomdagen, waarschijnlijk kunnen studenten daar ook goed hun verhaal kwijt. Een andere reden voor hun afwezigheid kan een bepaalde angst zijn. Misschien hebben ze het idee dat ze hun eigen glazen ingooien bij het betreffende co-schap als ze hulp inschakelen. Dat ze dan minder serieus worden genomen. Maar ik raad de studenten aan om gewoon een afspraak te maken voor een vrijblijvend gesprek. Ze kunnen dan zelf bepalen of ze willen dat er iets aan de situatie gedaan gaat worden. Als ze alleen hun verhaal kwijt willen of advies nodig hebben kan dat natuurlijk ook. Wanneer co-assistenten een inhoudelijk probleem hebben, sturen we hen meestal door naar een vertrouwenspersoon. Zij zoeken dan met de student naar een oplossing van het conflict. Wat wij doen is bemiddelen in de situatie, we zijn alledrie niet medisch onderlegd en weten er inhoudelijk dus weinig vanaf. Je kunt ons in dat soort gevallen het beste zien als wegwijzers."

Tips voor aankomende co's (van ervaren co's)

1. Als je in het buitenland een co-schap kan lopen, doe het! Je verbreedt je horizon en het staat bovendien goed op je CV

2. Houd altijd een notitieboekje in de buurt zodat je onduidelijke dingen later nog een keer op kan zoeken

3. Zorg vanaf het begin van het co-schap dat duidelijk is wat je moet, mag en kunt doen

4. Zoek een flexibele bijbaan waar je desnoods tijdelijk mee kan stoppen

5. Zorg voor goed contact met de secretaresses en verpleegkundigen van de betreffende afdeling: zij weten goed hoe alles reilt en zeilt

Kassen Oude Hortus in volle glorie hersteld

Vroeger werden hier examens afgenomen. Studenten moesten alle plantennamen kennen, herinnert oud-tuinman Arie Leijendekkers zich. "Dat was heel intensief." Leijendekkers kan het weten. Hij kwam in 1957 in dienst als tuinman en bleef dat tot begin jaren tachtig. We staan in één van de gerestaureerde kassen in De Oude Hortus. De Jugendstil-achtige kassen die jaren lagen te verpauperen, hebben hun oude glans herkregen. Het is een karakteristiek samenspel van lichtblauwe geklonken ijzeren spanten, roestbruin hardhout en vooral heel veel glas. Palmbomen en een vroeg lentezonnetje zorgen al een beetje voor een tropische sfeer in deze 'glazen kathedraal'.

Later in het seizoen kan het kwik zeer stevig oplopen. Studenten moeten vaak peentjes gezweet hebben als ze dan moesten kaswandelen - zoals examens systematische plantenkunde werden aangeduid. Als het al niet van angst was, dan toch van hitte. Het waren vormelijke jaren, waarin (tot pakweg 1970) pakje-dasje het tenue was: van professor én student. Pas als de prof in hemdsmouwen ging, kon de student dat ook doen. De tuinlieden zorgden ervoor dat de naambordjes in de kassen omgedraaid waren, zodat er niet viel te spieken.

Arie Leijendekkers is samen met Jacques Mocking, Fred Siesling, Renger Jansen van het Land en Gé van Staveren op bezoek in de gerestaureerde kassen. Allen zijn oud-tuinman, met uitzondering van Van Staveren. Maar ook hij heeft veel herinneringen aan de kassen. Zijn vader werkte hier 40 jaar en de jonge Gé was vaak in De Oude Hortus en kassen te vinden. Het hele gezelschap is uitgenodigd door Marleen Lutters van het Universiteitsmuseum. Zij verzamelt herinneringen van mensen aan hun tijd in de kassen als bijvoorbeeld tuinman, student of laboratoriummedewerker. Lutters: "Bij de opening komen we met een tentoonstelling van foto's, maar ook teksten en geluidsfragmenten met herinneringen. Dat geeft een beeld hoe de kassen werden gebruikt en wat de betekenis van planten was voor mensen." Dat laatste liep nogal eens uiteen, vertelt ze. "Tuinlieden willen planten goed verzorgen, maar wetenschappers moeten planten voor onderzoek wel eens de kop afhakken."

Zoeken naar geld

Bij de restauratie van de kassen is niet over één nacht ijs gegaan. Het was een stevige klus, die drie jaar heeft gekost, vertelt directeur Peter de Haan van het Universiteitsmuseum. Historicus De Haan begon acht jaar geleden als directeur. Hij veegde alle toen bestaande plannen voor de kassen (tentoonstellingszaal, restaurant) van tafel. "Mijn uitgangspunt was: een kas is een kas", aldus de directeur. Vervolgens begon een zoektocht naar financiering die vijf jaar zou duren. Grootste hobbel daarbij bleek dat de betrokken partijen niet op een lijn zaten. De Haan: "De universiteit wilde de kassen eigenlijk slopen, maar dat mocht helemaal niet, want De Oude Hortus en kassen waren aangewezen als Rijksmonument."

Aan de andere kant van het spectrum stond Monumentzorg dat voor volledige restauratie ging. Een hele dure wens, die op ruim drie miljoen euro zou uitkomen. Ondertussen waren de kassen sinds begin jaren tachtig steeds meer in verval geraakt en moest er echt iets gebeuren. De Haan: "Het houtwerk was verrot, veel glas was kapot. Het was er levensgevaarlijk. Dan is de keuze: of ze moeten weg of we knappen ze op." Het betekende in elk geval dat er water bij de wijn moest worden gedaan. Sloop mocht dus niet, maar volledige restauratie was niet te financieren. "In wezen was het grootste probleem hoe rond te komen met weinig geld", vertelt restauratiearchitect Hans Vlaardingerbroek.

Vlaardingerbroek ontwierp een eenvoudiger variant, waarbij ook andere dan de originele materialen zouden worden gebruikt, bijvoorbeeld mahonie in de plaats van teak. Het totale kostenplaatje kon uiteindelijk met meer dan de helft worden teruggebracht tot anderhalf miljoen euro. Met de toezegging van het college van bestuur van de Universiteit Utrecht een laatste (ontbrekend) deel voor zijn rekening te nemen, kwam de financiering rond en konden de restauratiewerkzaamheden in 2004 beginnen.

Doorbraak

Terugkijkend op het hele proces, noemt De Haan het een doorbraak dat de gemeente Utrecht (in 2001) twee ton beschikbaar stelde uit een toerismepotje. "Met een Oude Hortus en kassen van 100 jaar, een groene oase midden in de stad, kwamen we goed binnen bij de gemeente. Zoiets is een sterk merk." Daarnaast noemt de museumdirecteur de rol van Hans Vlaardingerboek en landschapsarchitect Jorn Copijn 'cruciaal'. Ondanks de gedane concessies wisten ze iedereen er van te overtuigen dat het tot een hele mooie restauratie zou komen.

. De Haan is blij met het resultaat. Nergens in Nederland ligt zo'n oud kassencomplex in de binnenstad. En dat is behouden gebleven. En, vindt de directeur: "De gerestaureerde kassen maken het plaatje van het Universiteitsmuseum compleet." Ook Vlaardingerbroek is tevreden. "Natuurlijk kan alles altijd beter en bij de laatste werkzaamheden zijn wat details minder goed uitgekomen" Maar al met al is er naar zijn oordeel "goed werk" geleverd.

De tevredenheid van de directeur en de restauratiearchitect wordt gedeeld door Frits Marckmann van de Vrienden van De Oude Hortus en het Universiteitsmuseum, een vereniging die het museum en zijn bijzondere projecten ondersteunt. "We zijn er geweldig mee in ons sas." Dat de restauratie niet volledig is, vindt hij geen bezwaar. Marckmann: "Dat vind ik is iets voor puristen." Oud-tuinman Mocking vindt het daarentegen wel jammer dat er in de gerestaureerde kassen "geen hout in de nokken zit". Maar ook hij vindt de restauratie heel mooi. Zijn ex-collega Leijendekkers, die hier als 'jong broekie" begon, toont zich eveneens tevreden. "Ik vind het mooi om te zien dat er werk van is gemaakt. Dat doet wat met me."

Het kassencomplex

Het kassencomplex telt verschillende kassen die (gezien vanuit het museum) vlak achter elkaar liggen. Eerst is er een kweekbak. Dan komt de cactuskas. Deze is gereconstrueerd op basis van het oorspronkelijke exemplaar dat indertijd is gered uit de hortus door universiteitsmedewerker dr. W. Baas en in diens tuin in Westbroek weer opgebouwd. Dan volgen twee grotere, gerestaureerde kassen. Ten slotte zijn er nog twee niet gerestaureerde kassen, in de zogeheten (goedkope) Westland-stijl waarin ze in de jaren zeventig zijn gebracht.

In de week van 2 tot en met 6 mei zijn er tal van feestelijke activiteiten in het Universiteitsmuseum/Oude Hortus. De officiële opening van de gerestaureerde kassen zijn op 7 mei 2007, om 17 uur.

interview

Günter Schilder

Deze hoge onderscheiding is zeer uitzonderlijk voor een buitenlander, want ik ben nog steeds Oostenrijker. Het mooie eraan vind ik dat Beatrix 25 jaar geleden haar handtekening zette onder mijn persoonlijk ordinariaat - vroeger werd een hoogleraar benoemd bij koninklijk besluit - en dat nu diezelfde majesteit mijn bijdrage aan het Nederlands cultureel erfgoed zo uitbundig beloont. Een hele eer.

Die hele dag trouwens was voor mij een complete verrassing. Eigenlijk wilde ik mijn 65ste verjaardag in Oostenrijk gaan vieren, maar mij werd te verstaan gegeven dat daarvan geen sprake kon zijn. Toen dacht ik: 'Ik kan die talloze vrijwilligers, die mij al sinds begin jaren tachtig terzijde staan in mijn onderzoek, toch niet teleurstellen. Laat ik maar naar Amsterdam gaan'.

Nou dat heb ik geweten. Uit de hele wereld hadden ze collega's opgetrommeld en ook de Oostenrijkse ambassadeur was de hele dag aanwezig. Toen kwam de voorzitter van het Koninklijke Nederlandse Aardrijkskundig Genootschap om mij de Plancius Medaille te overhandigen. Plancius was de man die in de 16de en 17de eeuw de ontdekkingsreizen stimuleerde met zijn kaarten en navigatie-uitrusting. En als klap op de vuurpijl spelde Yvonne van Rooy, bestuursvoorzitter van de universiteit, mij die hoge koninklijke onderscheiding op.

Ik voel mij historicus én geograaf. Ik heb ook beide vakken in Wenen gestudeerd. Mijn promotor was gespecialiseerd in de geschiedenis van de ontdekkingsreizen, en die stimuleerde me om naar het walhalla van de vroeg moderne cartografie te trekken: Nederland en vooral het Rijksarchief te Den Haag. Daar kreeg ik in 1968 een studiebeurs en sindsdien ben ik in Nederland blijven hangen. Mijn vader zag nog een mooie toekomst voor me weggelegd in het Oostenrijkse onderwijs, omdat ik zowel een lesbevoegdheid voor geschiedenis als voor aardrijkskunde had. Maar het waren de jaren zestig! Ik voelde me daar, zeker toen ik eenmaal in Nederland gestudeerd had, te veel een vrije jongen voor. Oostenrijk was, toen nog erger dan nu, een conservatief land; daar wilde ik me van losweken.

Ik ben nog wel in Wenen gepromoveerd: op de Nederlandse ontdekkingsgeschiedenis van Australië. Op dezelfde manier wilde ik verder werken aan een Suriname-atlas. Via kaarten kun je de hele geschiedenis van een land vertellen. Eerst werd op kaarten de ontdekking van de kuststrook vastgelegd, vervolgens kun je de ontsluiting van het binnenland heel secuur volgen. Dan zie je de kaarten verschijnen met de plantages, dus van de exploitatie van het binnenland. En op het laatst is er de luchtcartografie, waarin zo'n heel gebied letterlijk in vogelvlucht in kaart is gebracht.

Gelukkig kon ik in 1971 terecht bij professor Koeman, de befaamde cartograaf in Utrecht, die een assistent nodig had. Koeman, zelf opgeleid als landmeetkundige, had ook belangstelling voor historische cartografie. In 1981 peuterde decaan Mark de Smidt bij minister Pais van Onderwijs een persoonlijk ordinariaat los waarmee de enige leerstoel Historische Kartografie ter wereld een feit was.

Ik hoop dat de leerstoel nu ik weg ben toch blijft. Maar de faculteit heeft geen geld, hoewel het onderzoek tot de 'pareltjes' van de universiteit behoort. Er zijn in totaal vier UU-parels. Het gaat daarbij om individueel onderzoek van uitstekende kwaliteit en eminent belang dat in geen enkel grootschalig programma is onder te brengen. Die parels worden bekostigd door het college van bestuur. Maar zelfs het feit dat ons onderzoek bij buitenlandse visitaties tot twee maal toe als excellent is bestempeld, brengt de faculteit of universiteit er toe om nog ergens een geldpotje op te duikelen. Natuurlijk zijn we klein en bedienen we weinig studenten, maar met name door onze constructie Explokart is cartografie in Utrecht toch een bloeiend onderzoeksbedrijf geworden met internationale faam. Ik heb mijn colleges altijd opengesteld voor eenieder die er belangstelling voor had. Als ik dan toch mijn verhaal moest doen voor een handjevol studenten, waarom dan niet nog een aantal belangstellende toehoorders toelaten? Uit die toehoorders is Explokart ontstaan: een groep van ongeveer dertig vrijwilligers, uiteenlopend van gepensioneerde militairen tot juristen of schippers, die al jaren voor mij werkt en meehelpt kaartenuitgaven te realiseren. Explokart heeft tot nog toe 46 boeken uitgegeven van in totaal 18.000 pagina's met 14.000 illustraties en 9 portfolio's met 530 facsimilebladen, dus kaarten heruitgegeven op ware grootte. Met zo'n productie is het wel frustrerend dat je voor geld moet bedelen voor je leerstoel. We zijn toch ook een soort visitekaartje voor de UU. Letterlijk zelfs: als het college van bestuur gasten heeft, worden ze in onze kaartenzaal rondgeleid.

Ik ben bezeten van kaarten. Ik stam uit een tijd dat je nog stad en land moest afreizen om illustraties te zien te krijgen die je nu vanachter je bureau kunt googlen. Uit kelders, van zolders, vanuit de gekste gaten en hoeken heb ik de kaarten boven water gehaald. Naast de grote bibliotheken in Parijs en Londen viel vooral in de voormalige Duitse vorstenbibliotheken, zoals Weimar, veel te halen. Het typische is: Nederland was in de 16de en 17de eeuw de grootste producent van kaarten, maar de minste kaarten zijn nu nog in Nederland te vinden. Die kaarten werden echt gemaakt voor een wereldmarkt. Zo is mijn levenswerk tot stand gekomen: De Monumenta Cartographica Neerlandica, een negendelige bronnenserie, met niet alleen kaarten, maar ook bijvoorbeeld toelichting bij de gebruikte illustraties. Dat maakt dit onderzoek in de ruimste zin van het woord interdisciplinair: ik heb me niet alleen bezig gehouden met cartografie, maar ook met kunstgeschiedenis, de techniek van het drukken, de befaamde kaarten- en atlasmakers, de verspreiding van kaarten, de navigatie, de zeelieden die de kaarten gebruikten, de VOC, noem maar op. Historici maken nog weinig gebruik van dit soort bronnen. Ze schrijven hun verhaal en zoeken er dan nog een 'plaatje' bij. Mijn aanpak is precies andersom: ik begin bij de illustratie, en vraag me dan af wat die over de geschiedenis te vertellen heeft.

Ik hoop mijn werk te mogen voortzetten, zoals het een echte bezetene betaamt! Van mijn collega's uit het Van Unnikgebouw heb ik een 'verblijfsvergunning' gekregen: ik beschik nog over een werkkamer en mag nog werken in de kaartenzaal. Het is leuk om af en toe even in de Oostenrijkse bergen te zijn, maar de meeste tijd breng ik toch het liefste hier, in Nederland, door. Daar ligt het werk op mij te wachten!"

Streamer:

'Historische Kartografie is een visitekaartje voor de UU. Als het college gasten heeft, worden ze in onze kaartenzaal rondgeleid'