Achtergrond

interview met Alex van Galen

Alex van Galen

Na m´n studie Literatuurwetenschap in 1989 besloot ik het roer drastisch om te gooien. Ik was al het getheoretiseer over literatuur behoorlijk zat en besloot me te richten op scenarioschrijven. Tijdens een twee weken durende cursus scriptschrijven schreef ik een comedyscript dat ik naar vijf producenten stuurde. Binnen een week had ik werk bij de twee comedyseries ´In de Vlaamsche Pot` van Haye van der Heijden en de geflopte serie ´De Victorie´ van Chiem van Houweninge. Deze twee schrijvers hebben mij echt op sleeptouw genomen in dit vak, ik heb veel van ze geleerd. Vervolgens ben ik in dienst gekomen bij Endemol. Het hoofd drama adviseerde me om eerst maar eens een jaartje soap te schrijven om extra ervaring op te doen. Dat werd de soap Onderweg naar Morgen. Het schrijven van een soapscenario lijkt misschien simpel, maar het is vrij ingewikkeld. Omdat een soap dagelijks wordt uitgezonden moet er heel veel geschreven worden, en dan heb ik het nog niet eens over de ontelbare verhaallijnen. Het is qua tempo net een fabriek waarin je werkt. Na dat jaar is mijn zogenaamde comedy-periode aangebroken en schreef ik voor comedy´s als Het Zonnetje in Huis en SamSam.

Over het algemeen vinden mensen het niveau van Nederlandse comedy´s bedroevend en dat snap ik wel. Volgens mij komt dat omdat er te weinig budget is om er een groot schrijversteam achter te zetten. Als je kijkt naar hoe ze dat in Amerika aanpakken is dat compleet anders. Daar zitten voor series als Friends en Frasier zo´n twintig mensen dag en nacht te schrijven. Als een serie dan een succes wordt, zijn al die schrijvers ineens schatrijk. De Amerikaanse televisiewereld is echt keihard. Een contract is niks waard; alles kan op het laatste moment worden afgeblazen.

Televisie maken vind ik veel leuker dan televisie kijken. De series die ik heb geschreven kijk ik sowieso nooit terug want ik ben veel te kritisch op mezelf. Ik heb weinig dingen geschreven waarvan ik achteraf zei: ´Hé, leuk!´ Scenarioschrijven moet tegenwoordig steeds sneller en dat gaat ten koste van de kwaliteit. Het is daardoor steeds minder interessant om scenarioschrijver te zijn voor televisieseries.

De afgelopen jaren heb ik daarom ook twee filmscripts geschreven: Deadwater en Bullitz. Beide scripts heb ik verkocht aan een filmmaatschappij in Hollywood. Deadwater is een low budget actiethriller over een geheim marineschip in de Perzische Golf. De film is inmiddels gedraaid en wordt momenteel gemonteerd. Ik ben heel benieuwd hoe het is geworden en daarom ga ik over twee weken een paar dagen naar Los Angeles. Aan het script van Deadwater hebben ook andere mensen meegeschreven. Het voelt daardoor minder als mijn eigen script dan Bullitz, wat ik wel alleen heb geschreven. Bullitz gaat over vier gokkers die terecht komen in een dodelijk spel. Het is een soort western in de stijl van Sergio Leone-films, zoals Once upon a time in the West. Een Amerikaanse scriptschrijver heeft het script inmiddels herschreven. Als ik straks in Los Angeles ben ga ik kijken of het niet te veel is veramerikaniseerd. Er zitten een paar Europese invalshoeken in die essentieel zijn voor het verhaal. Ik vind het belangrijk dat die in het herschreven script overeind blijven. Als alles goed gaat wordt deze film in september gedraaid. Mijn goede vriend en regisseur Roel Reiné, die in Hollywood woont, heeft de regie op zich genomen. Vorige week werd bekend dat hij ook een film gaat maken met acteur Steven Seagal. Dat zou wel eens z´n grote doorbraak kunnen betekenen in Hollywood. Ook voor mij zou dat wel eens heel gunstig kunnen uitpakken. Ik zou zelf trouwens nooit in Los Angeles willen wonen. Het is zo´n gehaaste en oppervlakkige stad, vreselijk gewoon. Geef mij maar Brabant waar ik momenteel woon.

Ik merkte op een gegeven moment dat de filmscripts die ik schreef me veel meer voldoening gaven dan de series. Dat zette me aan het denken; wat wil ik nou echt? Inmiddels was ik de veertig gepasseerd en ik besloot dat ik na een vakantie in Toscane een beslissing moest nemen. Ik kan me nog goed herinneren dat ik op de terugreis uren op de saaie Duitse autobaan reed en ineens dacht: ik moet een thriller gaan schrijven! Achteraf kan ik niet begrijpen waarom ik niet eerder op dat idee ben gekomen.

Precies één jaar heb ik aan het boek De Opvolger gewerkt. Het gaat over de heilige lans waarmee Jezus in z´n zij is gestoken toen hij aan het kruis hing. Dit relikwie vormt de basis van een zoektocht langs verschillende locaties in Europa. Zelfs het Academiegebouw en de Wooloomooloo komen in het verhaal voor. Het is een mythologisch verhaal met veel geschiedenis erin verweven. In de pers wordt het ook wel vergeleken met de Da Vinci Code van Dan Brown, wat ik zie als een compliment. Ik ben opgelucht dat het eindelijk af is want het was een energievretende periode. Naast het schrijven van De Opvolger was ik namelijk ook bezig met de, toen nog, dagelijkse comedy Samen van Talpa. Dat was voor mij een ideale mix: van ´s ochtends tot aan het begin van de middag aan een comedy schrijven, en daarna tot acht uur ´s avonds aan mijn boek werken. Je kan je voorstellen dat dat niet zo gezellig was voor mijn vrouw en drie kinderen! Hoewel het zwaar was ben ik nu in m´n hoofd alweer bezig met een tweede boek. Ik heb drie verhaallijnen klaar liggen, maar heb nog geen keuze gemaakt. Door het werken aan De Opvolger heb ik de passie voor schrijven weer teruggevonden. Die was ik na het fulltime scenario schrijven een beetje verloren.

Sinds het boek uit is, kom ik geregeld in de publiciteit. Een paar jaarclubgenoten van m´n oude studentenvereniging Veritas herkenden me en hebben contact opgenomen, heel leuk. Ik studeerde van 1983 tot 1989 en dat was de tijd van grote economische onzekerheid. Wij waren één van de eerste jaarclubs die licht provocerend een jasje en een dasje droegen. Volgens mij kwam die arrogante houding voort uit onzekerheid. We waren verder geen rechtse ballen hoor! Ik weet niet hoe Veritas nu is, maar in die tijd was het een hele levendige club. We waren zeker een paar keer per week in de Woo te vinden. Utrecht vond ik een heerlijke stad om te studeren, maar het studeren op zich viel me wel erg tegen. Misschien had dat te maken met de verzakelijking van de jaren tachtig. Ik merkte geen enkele bevlogenheid; niet bij m´n medestudenten, maar ook niet bij docenten. Daarom zocht ik zelf verdieping door vakken te volgen bij andere studies en heel veel te lezen. Ik trok altijd m´n eigen plan. Wat dat betreft ben ik sinds m´n studietijd niks veranderd.

Bert Weckhuysen gebruikt katalyse voor speurtocht naar alternatieve energiebronnen

Biomassa gaat een 'klapper' worden

Hoe vervuilend ze ook zijn, kolen, aardgas en ruwe olie zijn nog steeds onmisbaar voor onze energievoorziening. Ook belangrijke delen van de chemische industrie zouden zonder het 'zwarte goud' met hun handen in het haar zitten. Intussen wordt echter intensief gezocht naar betaalbare en duurzame alternatieven. Eén van die alternatieven is biomassa. Hoewel niet direct de 'heilige graal' van een volledig duurzame energievoorziening, wordt het voor de middellange termijn als een veelbelovend alternatief voor de huidige brandstoffen beschouwd. Vooral in de transportsector wint biobrandstof terrein. Op dit moment wordt dat, met name in verschillende Zuid-Amerikaanse landen en in de VS, gewonnen door biomassa te vergisten tot ethanol. Die aanpak heeft echter een paar nadelen. In de eerste plaats kan ethanol als hoofdbrandstof alleen worden gebruikt in auto's met aangepaste motoren en daarvan rijden er, behalve in Brazilië, nog maar weinig rond. Maar bovendien heeft de groeiende vraag naar biomassa inmiddels geleid tot forse prijsstijgingen van onder meer soja en maïs, basisingrediënten in het voedsel van de allerarmsten in de betreffende landen.

Al enige tijd wordt daarom nagedacht over alternatieven, vertelt Weckhuysen, waarbij de moeilijk afbreekbare, meer houtachtige componenten van biomassa centraal staan. "In de landbouw en de bosbouw gaan wereldwijd jaarlijks miljarden tonnen plantaardig materiaal als afval verloren, die heel goed als biomassa te gebruiken zijn. Vandaar dat er momenteel heel wat belangstelling is om nieuwe katalytische processen die uitgaan van biomassa te ontwikkelen, niet alleen om brandstof te maken, maar ook om biomassa bruikbaar te maken als grondstof voor de chemische en farmaceutische industrie."

De oproep van de overheid aan consortia van universiteiten en bedrijven om in het kader van het nieuwe Smart Mix-programma voorstellen te doen voor maatschappelijk relevant onderzoek, had voor de Nederlandse katalytici dan ook niet op een beter moment kunnen komen, zegt Weckhuysen lachend. Acht universiteiten, die al jaren samenwerken in het Nederlands Instituut voor Onderzoek in de Katalyse (NIOK), sloegen de handen ineen met heel wat chemische bedrijven. Ze formuleerden onder de naam CATCHBIO (Catalysis for Sustainable Chemicals from Biomass) een ambitieus onderzoeksvoorstel, dat dit voorjaar na een uitputtende selectie werd gehonoreerd. Slechts zeven van de 155 ingediende consortia haalden de eindstreep.

"Het heeft geholpen dat duurzaamheid hot is", denkt Weckhuysen. "Maar ons succes is naar mijn mening zeker ook te danken aan de goede samenwerking tussen universiteiten en industrie. Als Belg heb ik er geen moeite mee om de loftrompet te steken op de kwaliteit van het Nederlandse katalyse onderzoek. Dat wordt algemeen beschouwd als de Europese top, maar die positie is mede te danken aan de enorm sterke positie van de chemische industrie in dit land. Vergeet niet dat het gebied tussen Antwerpen, Terneuzen en Rotterdam, samen met de kuststrook van Texas-Louisiana, de grootste dichtheid aan chemische bedrijven ter wereld kent."

Bioraffinaderijen

Nu de subsidie binnen is, kan het werk beginnen; één van de grootste uitdagingen voor de komende jaren is het ontwikkelen van katalysatoren die biomassa om kunnen zetten in een nieuwe generatie motorbrandstoffen. "Aardolie bestaat chemisch gesproken uit lange ketens van koolwaterstof, maar biomassa bestaat uit moleculen, die naast koolstof en waterstof ook zuurstof bevatten. Het probleem is dat materiaal met zuurstof erin een lagere energie-inhoud heeft waardoor je met eenzelfde hoeveelheid brandstof minder afstand kunt afleggen. Je hebt dus efficiënte katalysatoren nodig om de zuurstof eruit te halen. Onze eerste taak zal dan ook zijn om op zoek te gaan naar katalytische materialen die deze omzetting voor hun rekening nemen en dan liefst ook nog op een manier waarbij er zo min mogelijk CO2 vrijkomt."

Maar met nieuwe katalysatoren alleen ben je er niet, merkt Weckhuysen op, want een tweede vraag is hoe een toekomstig productieproces vorm moet krijgen. "Gaan er straks grote bioraffinaderijen in Rotterdam komen? Of is het zinniger om bij de boeren zelf kleine bedrijfjes neer te zetten? Dat scheelt enorm in de transportkosten, want biomassa bevat veel water. Maar als we voor die oplossing kiezen, impliceert dat niet alleen een heel ander reactortype, maar ook een andere bedrijfsvoering. Daar komt nog bij dat we niet alleen mikken op biobrandstof, maar ook op nieuwe grondstoffen voor de chemische industrie. Kunnen die nieuwe 'boerenbedrijfjes' dat ook gaan maken?

"Wij hebben het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling in Utrecht gevraagd om naar dit soort vragen te kijken en de zaak door te rekenen. Maar ze gaan ook de maatschappelijke aspecten op een rijtje te zetten. Opmerkelijk was dat wij er in eerste instantie helemaal niet aan hadden gedacht om het Copernicus Instituut bij CATCHBIO te betrekken. Het was de industrie die ons op dat idee bracht. Gelukkig maar, want in ons gesprek met de Smart Mix adviescommissie was dat één van de eerste vragen, die de voorzitter stelde."

Innovaties

Een derde poot van het CATCHBIO voorstel is zo mogelijk nog ambitieuzer dan de eerste twee want, zegt Weckhuysen, dankzij de zuurstof zou biomassa wel eens aan de basis kunnen komen te staan van totaal nieuwe producten. "Een groot aantal industriële producten, zoals bijvoorbeeld plastics, worden momenteel gemaakt op basis van aardolie. Naar biomassa is voor dat doel eigenlijk nooit echt goed gekeken en het is dus denkbaar dat het gebruik ervan zal leiden tot totaal nieuwe producten waarvan we ons nu nog geen voorstelling kunnen maken. Ook daarvoor moeten we eerst nieuwe katalysatoren ontwikkelen. Dat vind ik persoonlijk een enorm spannend aspect van dit onderzoek."

Weckhuysen is ervan overtuigd dat het onderzoek naar nieuwe biobrandstoffen "een klapper" gaat worden maar, waarschuwt hij, "we moeten geduld hebben, want in dit type onderzoek duurt het vaak een jaar of twintig voordat innovaties echt gaan doorwerken." Een paar deuren verder op de gang in het Wentgebouw doet zijn collega Krijn de Jong onderzoek naar de mogelijkheden van waterstof als energiebron. Vriend en vijand zijn het erover eens dat een doorbraak in dat onderzoek een échte revolutie in de duurzame energie voorziening met zich mee zal brengen, maar dat betekent wat Weckhuysen betreft niet dat alles nu maar verder op die ene kaart moet worden gezet. "Het energieprobleem is zo gigantisch dat we alle opties open moeten houden. Bovendien gaat ons onderzoek naar biomassa veel nuttige nieuwe kennis opleveren. Nee, ik twijfel geen moment: de investering in CATCHBIO is alleszins de moeite waard."

Smart Mix

Smart Mix is een nieuw subsidieprogramma van de Nederlandse overheid met een jaarlijks budget van 100 miljoen euro. Het programma, dat in het voorjaar van 2006 werd gelanceerd, is gericht op het stimuleren van de samenwerking tussen ondernemingen, maatschappelijke instellingen en kennisinstellingen.

Consortia van gebruikers van kennis (ondernemingen, organisaties e.d.) konden tot 1 september 2006 samen met universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen een programmavoorstel indienen, gericht op het stimuleren van innovatie, waarmee Nederland internationaal kan uitblinken.

In totaal werden in deze eerste ronde zeven van de 155 ingediende voorstellen gehonoreerd. Behalve in het katalyse-voorstel is Utrecht ook goed vertegenwoordigd in een voorstel van de Universiteit Twente en in..... De afdeling orthopedie van het UMC Utrecht is een van de deelnemers in het project Translational Regenerative Medicine.

Een positief advies kregen:

- Lionix b.v.

MEMPHIS: Merging Electronics and Micro and Nano Photonics in integrated systems

- Radboud Universiteit Nijmegen

Braingain, brain-computer and computer-brain interfaces

- Stichting Applied Piezo

SMART systems based on integrated PIEzo (SMARTPIE)

- TU Delft

Nano Imaging under industrial conditions (NIMIC)

- Universiteit Leiden

A new generation of high-efficiency screens for drugs against major human illnesses

- Universiteit Twente

Translational Regenerative Medicine

- Universiteit Utrecht

Catalysis for Sustainable Chemicals from Biomass; CATCHBIO

Wat wordt gemaakt met katalyse

Bij het leeuwendeel van industriële chemische processen speelt katalyse een rol. Bekende voorbeelden van 'katalytische' producten zijn:

- Margarine: plantaardige olie wordt met waterstof over een katalysator van nikkel geleid;

- Kunstmest: methaan en stikstof worden verbrand met een katalysator van ijzer;

- Antivries: etheen wordt met zuurstof over een katalysator van zilver geleid;

- Plastic: etheen of propeen wordt bij hoge druk over een katalysator van chroom of titaan geleid;

- Benzine en diesel: lange koolwaterstoffen uit ruwe aardolie worden door een zeoliet-katalysator 'geknipt' in kortere koolwaterstofketens; de brandstof wordt 'zwavelarm' gemaakt door een katalysator op basis van molybdeen en nikkel of cobalt.

Katalyse: nanodeeltjes verpakt in 'hagelslag'.

Op een kast in zijn werkkamer staat een metalen koker met daarin een poreus stuk aluminiumoxide. "Kijk", zegt Bert Weckhuysen, "deze katalysator heb ik cadeau gekregen in Toyota City. Het is de 'kat' van de Toyota Yaris en de meeste lezers kennen het woord 'katalysator' waarschijnlijk alleen in deze betekenis. Als je in de Van Dale kijkt, zie je echter dat 'toestel tussen motor en uitlaatpijp om de uitstoot van uitlaatgassen te beperken' daar pas als derde uitleg wordt gegeven. De hoofdbetekenis is 'stof die een chemisch proces bespoedigt'."

Om uit te leggen wat katalyse is, vergeleek wielerliefhebber Weckhuysen ruim vijf jaar geleden in zijn oratie de door Lance Armstrong gewonnen etappe Aix les Bains - Alpe d'Huez uit de Tour de France van 2001 met de door Marc Wauters in diezelfde Tour in een veel snellere tijd gewonnen etappe Calais - Antwerpen. "Een chemische reactie verloopt zoals een Alpenrit. De moleculen moeten, net als de renners, over bergen en dalen voor ze de finish bereiken, dat wil zeggen, voordat ze zijn omgezet in een ander molecuul. Een katalysator zorgt ervoor dat dezelfde reactie via een ander, gemakkelijker reactiepad en daardoor sneller en beter verloopt. Een goede katalysator maakt van een Alpenrit een vrijwel vlakke etappe."

In meer chemische termen is een katalysator een stof die een reactie tussen twee of meer moleculen bewerkstelligt of versnelt, maar die zelf ongeschonden uit die reactie te voorschijn komt. Neem zwavelwaterstof, het beruchte rotte-eierengas, dat normaal verbrandt tot het schadelijke SO2. Wanneer het echter met zuurstof door een katalysator van ijzeroxide (roest) wordt geleid, verandert het in water en het onschuldige zuivere zwavel.

Hoewel de Zweedse chemicus Berzelius al in 1835 ontdekte dat ethanol in wijnazijn kon worden omgezet door het in contact te brengen met platinadeeltjes, bleef katalyse lange tijd een onbegrepen proces. "Het was: twee stoffen bij elkaar gooien en maar zien wat er gebeurde. Pas vanaf de tweede helft van vorige eeuw werd helemaal duidelijk dat een katalytische reactie in feite bestaat uit een aantal deelreacties, waarbij de katalysator uiterst kortstondig met de aangevoerde moleculen reageert, om meteen daarna weer zijn oorspronkelijke vorm aan te nemen. De ontwikkeling van geavanceerde spectroscopische en microscopische methodes heeft voor een doorbraak in ons begrip gezorgd", aldus Weckhuysen.

Droom

De onderzoeksgroep van Weckhuysen gebruikt verschillende spectroscopische technieken om de werking van katalysatoren te doorgronden. "Een katalysator bestaat uit deeltjes ter grootte van enkele nanometers (10-9 meter), waarvan sommige iets doen en andere niets. Als ik die deeltjes met een bepaald soort licht beschijn, reageren de actieve deeltjes anders dan de inactieve deeltjes. Daardoor kunnen we vaststellen welke deeltjes op welk moment van de reactie actief zijn. We willen nu met een optische vezel elk individueel nanodeeltje aftasten, niet alleen om de vorm te zien, maar ook om spectra te meten, terwijl de reactie bezig is.

"Nu zijn katalytische reacties uiterst complexe processen en elke spectroscopische techniek geeft maar informatie over één aspect ervan. Door met één techniek te meten, krijg je dus maar een stukje van de puzzel te zien. Het was mijn droom om een aantal van die technieken in één opstelling te combineren, zodat we verschillende aspecten van de reactie in hun onderlinge samenhang konden bekijken. Een paar jaar geleden is dat gelukt in het kader van mijn VICI onderzoeksproject. Aanvankelijk konden we drie technieken in één systeem combineren en inmiddels zijn het er al vijf. Ik ben niet iemand om mezelf op de borst te kloppen, maar dit is wel een typisch Utrechtse benadering, waarvoor dit lab onder meer bekend staat."

Hoewel het werkzame deel van een katalysator bestaat uit nanodeeltjes, komt bij een katalytische reactie meer kijken. Om dat duidelijk te maken start de van origine Belgische hoogleraar op zijn laptop een 'movietje', zoals hij het noemt. "Kijk, dit is de Antwerpse haven en daar staat een fabriek met daarin een paar katalytische reactoren van drie meter hoog. Dat is het eerste niveau van een katalytisch proces. Nu jump ik op een molecuul dat de katalysator wordt ingestuurd. Ik kom nu eerst in een ruimte vol 'hagelslag' van een paar millimeter (10-3 meter) groot, extrudaten genoemd. Dat is het tweede niveau. Maar die extrudaten zijn weer opgebouwd uit zogeheten zeolieten, kristallen van enkele micrometers (10-6 meter) met allemaal poriën en kanalen. Op de wanden van die poriën zitten de nanodeeltjes van de werkzame stof, meestal een metaal of metaaloxide verbinding. Je zou denken dat alleen dat laatste niveau ons interesseert, maar in feite zijn alle vier niveau's van belang om de preciese werking van een katalysator te doorgronden. Essentieel is bijvoorbeeld dat de kanalen in de zeolieten breed genoeg zijn voor de gasmoleculen die ik er doorheen stuur om met de actieve fase te reageren. Vandaar dat wij de spectroscopie in ons lab op alle vier lengteschalen toepassen."

Monnikenwerk

Niet alle spectroscopische technieken zijn in Utrecht voorhanden. Vandaar dat de medewerkers van Weckhuysen met hun opstellingen periodiek in een busje naar Grenoble rijden om katalysatormaterialen in de Europese Synchrotron faciliteit te onderwerpen aan hoog-energetische röntgenstraling. "Daar blijven ze dan een dag of tien om met een onwaarschijnlijke hoeveelheid data terug te komen. Ga maar na. Per techniek krijg je ongeveer vijftig spectra per seconde. Stel dat een experiment met vijf verschillende technieken vier uur duurt. Dan zijn dat dus voor één experiment al ruim 3,5 miljoen spectra. Gelukkig hebben we inmiddels computerprogramma's om die data te verwerken, maar desondanks zijn twee postdocs hier nu al maanden bezig met het analyseren van de resultaten van onze laatste sessie."

Maar dat monnikenwerk loont, want de aanpak van de onderzoeksgroep van Weckhuysen heeft inmiddels al zoveel nieuwe informatie opgeleverd dat hij niet meer alleen aan begrip, maar nu ook al aan rational design begint te denken. "Dat wil zeggen dat we op een drager precies die deeltjes hopen te kunnen plaatsen die we willen hebben. We zijn daar nu mee aan het experimenteren en ik heb goede hoop dat het gaat lukken. In real time een katalytisch proces bijsturen op basis van lichtmetingen. Als dat zou lukken, zou het echt een geweldige doorbraak betekenen."

Koopkamers zijn in opmars

Het Hilversumse bedrijf Koopstudio is sinds 2004 één van de grootse aanbieders op de kamermarkt in Utrecht. Het bedrijf koopt grote panden aan, verbouwt deze tot een huis met verschillende kamers en verkoopt deze apart. Daar maakt het bedrijf winst mee. De koopkamers bevinden zich vaak in de mooiste panden van Utrecht die op centrale plekken in de stad staan. Hoewel de naam studio misschien wel wat verwarring oproept, gaat het hier om kamers van gemiddeld twintig vierkante meters waarvan de voorzieningen als badkamer, wc en tuin altijd gedeeld worden. Sommige studio's hebben een eigen keukenblok, maar ook de keuken moet meestal worden gedeeld. Inmiddels heeft Koopstudio ruim 300 studentenstudio´s verkocht in Utrecht.

Ouders staan garant

Net zoals bij het kopen van een huis is de aanschaf van een studio ook behoorlijk ingewikkeld. De studentenstudio´s worden verkocht onder een zogenaamde parapluhypotheek. Dat betekent dat elke eigenaar van een kamer in hetzelfde huis bij dezelfde bank een hypotheek moet afsluiten. De hypotheek staat op naam van de koper, in dit geval de student. Meestal staan de ouders garant. Als er interesse is voor een studio moet er daarom eerst worden gekeken of de ouders voldoende draagkracht hebben, want zij moeten de hypotheeklasten kunnen dragen in geval van nood. De meeste ouders, zo is de ervaring van Koopstudio, nemen een tweede hypotheek op hun huis. Als de ouders draagkrachtig genoeg zijn, tekenen ze samen met hun zoon of dochter een definitieve overeenkomst met de makelaar van Koopstudio. Daarna komt de intermediair van Koopstudio, Quarz Financial Partners, in beeld. Met hen worden de verdere financieringen en de voorwaarden van de bank besproken. Er komen dus behoorlijk wat personen en instanties bij kijken voordat de studio wordt overgedragen. Koopstudio heeft in dit hele proces een coördinerende rol.

Een gemiddelde studio kost zo´n 120.000 euro. De student betaalt de maandelijkse hypotheekrente aan de bank, wat qua hoogte te vergelijken is met de maandelijkse huur aan een huisbaas. Daar bovenop betaalt de student ook nog maandelijkse servicekosten aan de woonvereniging. Koopstudio is er bij gebaat dat alle studio´s binnen een pand zo snel mogelijk worden verkocht, en daarom hebben ze de zogenaamde lastendemper in het leven geroepen. Dat is een per studio vastgesteld bedrag wat kopers kunnen aftrekken van hun maandelijkse hypotheeklasten aan de bank, hierdoor worden de maandelijkse lasten voor de student dus lager. Als je uiteindelijk je studio weer verkoopt, moet je dit totale bedrag van de lastendemper weer aan Koopstudio terugbetalen. Maar dat hoeft alleen als de studio met winst wordt doorverkocht. "Mocht dit niet gebeuren dan is het jammer, maar dit risico is voor onze rekening", aldus Annemiek van den Bosch van Koopstudio.

De periode dat een lastendemper wordt ingezet, verschilt van nul tot vijf jaar. Daarna moet altijd de volledige hypotheek worden betaald. Als je op een gegeven moment genoeg hebt van je studio kan je hem weer doorverkopen, eventueel met hulp van Koopstudio. Volgens hen zijn alle studio's tot nu toe met winst doorverkocht. Van den Bosch: "Laatst had een student op de Burgermeester Reigerstraat zijn studio bijvoorbeeld met 20.000 euro winst doorverkocht, maar hij had dan ook een mooie hoogslaper en extra inbouwkasten in zijn studio gemaakt."

Als een bewoner de maandlasten niet wil of kan betalen, dan zal de bank eerst naar de ouders gaan. Als die de kosten ook niet kunnen betalen, zal de bank de studio verkopen, dat is de zogenaamde executieverkoop. Mochten er daarna nog schulden overblijven bij de bank dan worden deze verhaalt op de medebewoners. "Maar dat is het uiterste middel", zegt Van den Bosch, "tot nu toe is dit nog nooit gebeurd."

Studentkopers

Studenten Sanne van den Broek (25) en Danielle Dürst Britt (24) hebben allebei een kamer gekocht. Sanne: "Ik was het op een gegeven moment behoorlijk zat om in de rommel van anderen te leven en ging op zoek naar een alternatief. Een vriendin van mij had toen net een studio gekocht en was daar erg tevreden over. Niet lang daarna besloot ik er zelf ook één te kopen, in de wijk Wittevrouwen. "Sanne's ouders waren vrij makkelijk te overtuigen: "Ze waren eigenlijk meteen enthousiast over het concept en besloten mee te werken. Ze zagen het als een goede investering."

Danielle heeft sinds 2004 een studentenstudio in Lombok, in één van de allereerste panden die zijn opgeleverd. "Rond die periode had ik snel een kamer nodig in Utrecht en zo'n studio was echt een uitkomst. Nadat ik had getekend, kon ik er vrij snel in. Mijn studio is 19 vierkante meter en ik heb grote glazen schuifdeuren naar de tuin. Helaas deel ik wel een badkamer en keuken met vijf anderen, wat zeker niet ideaal is. Sinds vorig jaar wil ik al weg, maar door twijfel over het vervolg van m´n studie heb ik nog niet serieus gezocht. Ik zit te denken aan het kopen van een startersstudio waar je alles voor je zelf hebt. Ook die kun je kopen via Koopstudio."

"Voor mijn huidige kamer", zegt Danielle, "betaal ik 239 euro per maand. De eerste twee jaar ging daar een lastendemper van 89 euro per maand af. Die periode is nu voorbij. Per maand betaal ik ook nog 90 euro aan vaste lasten van dit huis. Maar omdat ik sinds dit jaar werk, krijg ik weer hypotheekrenteaftrek via de belastingen waardoor het maandelijkse bedrag ook weer minder wordt."

Het is belangrijk om vooraf goed na te denken over de financiële risico's van het kopen van een studio. Je kan namelijk, net als Sanne, ook een hele verkeerde inschatting maken. "Ik had mijn rente voor een jaar vastgezet, maar die blijkt na dat jaar behoorlijk te zijn gestegen. Dat kost me nu dus een paar honderd euro extra per maand, een flinke tegenvaller dus."

Sanne en Danielle ondervinden zowel voor- als nadelen van hun studio. Zo zijn ze het er alle twee over eens dat het een goed gevoel geeft dat ze een eigen studio hebben die ze in de toekomst, hopelijk, met winst kunnen doorverkopen. "Omdat het ook echt als mijn woning voelt, had ik ook echt zin om er iets van te maken", vertelt Sanne. "En als ik het over een paar jaar weer wil verkopen, dan is het sowieso goed om er iets moois van te maken." Danielle: "Bovendien hoef je niet elke maand een behoorlijk huurbedrag in de put te gooien, want het is een investering." Sanne: "Maar aan de andere kant is er natuurlijk geen garantie dat je je studio met winst doorverkoopt."

Danielle ziet het brede aanbod van studio´s ook als een voordeel. "Daardoor heb ik snel iets kunnen vinden zonder op een wachtlijst te hoeven staan. Wat ik alleen minder fijn vind is dat je je huisgenoten niet voor het uitkiezen hebt. Tenminste, niet als je er allemaal voor het eerst gaat wonen. Daarna is er de mogelijkheid om met je woonvereniging te beslissen of je de kandidaat die Koopstudio voorstelt wilt accepteren in je huis. Op dit moment woon ik al een tijd met drie studenten en één werkende. Niet iedereen is even netjes en daardoor is het soms een verschrikkelijke bende in de gemeenschappelijke ruimtes. Je hebt het met dit concept niet voor het uitkiezen. Ik ben de oudste van het huis, voel me af en toe net een oma!" Sanne heeft meer geluk gehad met haar medebewoners: "Ik kan me goed terugtrekken in mijn ruimte, maar we hebben ook een gezamenlijke tuin, wat juist heel gezellig kan zijn."

DRIE KADERTJES

Van pand naar studio's

De woonconstructie van koopstudio's is niet alledaags, maar zit vrij simpel in elkaar. Om een woning te kunnen opdelen in afzonderlijke studentenstudio's moet er notarieel een woonvereniging worden opgericht. Deze woonvereniging is dan juridisch eigenaar van het pand. De bank ziet het huis als één geheel met een gezamenlijke hypotheek, op naam van de woonvereniging. De eigenaars van de studio´s kopen via een andere, persoonlijke hypotheek het 'exclusieve gebruiksrecht' op hun eigen woonruimte. In het geval van een pand met studentenstudio´s delen alle bewoners het gebruiksrecht op gezamenlijke voorzieningen als douche, wc en tuin.

Reactie Vereniging Eigen Huis: 'We kunnen het niet afkeuren'

"Wij hebben gemengde gevoelens bij de constructie van Koopstudio. We raden het studenten en hun ouders niet aan, maar kunnen het ook niet afkeuren. Het systeem is legaal, maar kopers van zo'n studio moeten zich wel realiseren dat zij mede verantwoordelijk zijn voor het gedrag van hun medebewoners. Als die niet aan hun verplichtingen voldoen, zullen anderen daar voor moeten opdraaien. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat je medebewoners een rotzooi maken van de gemeenschappelijke voorzieningen zodat ook jouw studio in waarde daalt. Het hoeft niet zo te zijn, maar het zou kunnen. En buiten dat zijn de studio's erg prijzig en de vraag is of ze weer zo makkelijk kunnen worden doorverkocht. Over een paar jaar zullen we zien hoe deze vorm van eigendom zich heeft bewezen, daar is het nu nog te vroeg voor."

Reactie van de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM): "Geen bedreiging"

"Wij zien Koopstudio niet als een bedreiging op de woningmarkt. Ook van andere makelaars hebben wij nooit klachten gehoord. Het is inderdaad wel zo dat de panden na de verbouwing van de studio's veel meer waard zijn, maar dat zien wij niet als een probleem. De kamernood onder studenten wordt door de verkoop van studentenstudio's minder en dat moedigen we aan. Het is natuurlijk wel de bedoeling dat studenten na een paar jaar weer weggaan en hun studio doorverkopen. Op die manier blijft de markt in evenwicht."

Marjolein Versteeg

'De opkomst moet gewoon explosief stijgen!'

De WUS is een nieuw initiatief dat is ontstaan door samenwerking tussen de UU, HU, LinQ en studentenvakbond USF. Ze volgen hierbij het voorbeeld van Amsterdam, waar zo'n zelfde week vorig jaar al is georganiseerd. "In Amsterdam was het zo succesvol dat we dachten: 'Dit moet in Utrecht ook kunnen'," vertelt organisator en Uraadslid Hilde Eling.

Afgelopen januari kwamen de organisaties voor het eerst bij elkaar "We zijn allemaal gebaat bij een grote opkomst bij de verkiezingen. We hebben heel wat gebrainstormd over de manier waarop we de studenten konden bewegen om te gaan stemmen. Uiteindelijk besloten we een onderwijsdebat, een feest en als afsluiting een recordpoging lachtherapie te organiseren. Deze drie activiteiten spreiden we over de hele week zodat er veel verschillende studenten langs kunnen komen", vertelt Hilde.

De organisatie van de WUS zorgt ervoor dat bij elke activiteit laptops staan zodat er ter plekke gestemd kan worden. "Vorig jaar waren er geen Uraadverkiezingen", zegt Hilde. "Maar het jaar daarvoor was de opkomst onder de studenten 19,3 procent; dat was vrij teleurstellend. We hebben nu geen concrete doelstellingen, maar het moet gewoon explosief stijgen!" Ze benadrukt dat deze week uitsluitend is bedoeld om studenten te laten stemmen. De partijen zélf krijgen dan geen aandacht, hoewel ze wel bij elke activiteit aanwezig mogen zijn.

Activiteiten

Hilde houdt zich vooral bezig met het onderwijsdebat dat maandagavond 21 mei wordt gehouden. "Het gaat over onderwerpen die leven onder studenten zoals huisvesting en de doorstroom van de HBO naar het WO. Inmiddels hebben negen sprekers toegezegd om mee te discussiëren. "Onder andere VVD-kamerlid Halbe Zijlstra, directeur van de SSH Ton Jochems en wethouder Ruimtelijke Ordening Harrie Bosch maken hun opwachting in de aula van het Academiegebouw." Het wordt dus geen lijsttrekkerdebat van de studentenpartijen.

Midden in de week is er in de Monza een groot feest met DJ Benny Rodrigues. Ook hier staan in de foyer weer laptops klaar om te kunnen stemmen. "Er zijn zo'n 700 kaartjes beschikbaar en hopelijk komen zoveel mogelijk studenten hier op af", zegt Hilde. Het feest is uitsluitend voor studenten, je moet dan ook een collegekaart bij je hebben om een kaartje te kunnen bemachtigen.

Tot slot wordt er op vrijdagmiddag in het Wilhelminapark een recordpoging lachtherapie gehouden. Onder leiding van een lachtherapeute hoopt de organisatie van de WUS zoveel mogelijk studenten aan het lachen te krijgen. "Het is niet echt duidelijk op welke naam het huidige nationale lachtherapie record staat, maar wij hopen op minstens 600 deelnemers", zegt Hilde. "We vonden dit wel een leuke en positieve afsluiting van de week."

Als het een succes wordt, dan denkt WUS zeker aan een vervolg. De Amsterdamse organisatoren opperden zelfs om landelijk een terugkerende 'Week van de Student' in te stellen, om de opkomst bij verkiezingen ook in andere studentensteden te verhogen.

Voor meer informatie surf naar: www.utrechtsestudent.nl

De WUS en de Ragweek vallen samen

Het is alweer het derde jaar dat de Ragweek in Utrecht wordt georganiseerd. Inmiddels is de week met activiteiten voor het goede doel uitgegroeid tot een begrip in de Utrechtse studentenwereld. Dit jaar valt de Ragweek precies samen met de Week van de Utrechtse Student, maar dat is geen probleem. Integendeel, beide evenementen promoten elkaars activiteiten juist. Tijdens het WUS-feest in de Monza verzorgt het Ragweek-bestuur bijvoorbeeld de garderobe. De winst daarvan gaat direct naar de twee goede doelen (zie de Servicepagina 26 in dit blad). Vorig jaar werd voor de goede doelen 4300 euro opgehaald. Anouk Zwinkels, bestuurslid Ragweek: "Dit jaar hopen we daar ruim overheen te gaan en minstens 6000 euro op te halen."

"We hebben dit jaar veel nieuwe initiatieven", gaat Anouk verder. "Denk bijvoorbeeld aan Limonade painball in Lepelenburg, georganiseerd door de studievereniging van Geschiedenis UHSK. Dat betekent dat je in een wit t-shirt elkaar met een waterpistool met gekleurde limonade zoveel mogelijk moet raken. Of roeiverenigingen Orca en Triton die samen een speciale roeiclinic verzorgen."

Oude succesnummers als de PAPpelflappenactie (van studenten Pedagogiek) en de Badeendjesrace (UBV Biologie) zijn dit jaar ook weer van de partij. Tijdens het festival "Spontaan Ragt door", op 14 juni, wordt bekend gemaakt hoeveel er in totaal is opgehaald.

Het idee van de Ragweek komt oorspronkelijk van Engelse studenten. Zij voelden zich verplicht om iets terug te doen voor de maatschappij. Op vodjes ('rags') schreven ze gedichten die ze vervolgens verkochten. Het geld wat ze daarmee verdienden ging naar een goed doel.

Verkiezingskoorts?

'Het is maandagavond. Op de tweede etage van het pand Biltstraat 401 schuifelen zo'n twintig studenten druk heen en weer. Ze bereiden zich voor op een plakactie, want vooral in De Uithof hangen nog te weinig PSO-posters. Het illegale van de actie zorgt ook dit jaar weer voor een sfeertje van verwachtingsvolle spanning. En niet ten onrechte, want de politie - 'stillen' zelfs - houdt die nacht een ware klopjacht en pakt vier plakkers op.'

Campagne voeren voor de U-raadsverkiezingen was zeventien jaar geleden geen vrijblijvende aangelegenheid, zo blijkt uit dit stukje verslag van reporter Armand Heijnen in het Ublad van 29 maart 1990. In die goede oude tijd, voordat de MUB (Wet op de modernisering van het universiteitsbestuur) alles anders maakte, kende de UU twee studentenpartijen, het progressieve PSO en de meer pragmatisch ingestelde, uit de gezelligheidsverenigingen afkomstige, Brug. Twee partijen die elkaar voor de verkiezingen fel op de huid zaten.

Ook toen al was de opkomst een belangrijk item, al ging het toen niet om de 19,25 procent, die twee jaar geleden werd gejubeld als beste resultaat in tien jaar. In 1990 was er nog teleurstelling als niet minstens veertig procent van de studenten een stem uitbracht. Om dat resultaat te bewerkstelligen beconcurreerden de twee partijen elkaar op leven en dood. Posters werden verwijderd of overgeplakt en ook verder probeerden de twee concurrenten elkaar zo veel mogelijk de loef af te steken met opvallende verkiezingsstunts.

Teleurgesteld door de inperking van de macht van de U-raad besloot het PSO zichzelf in 1997 op te heffen. Van de weeromstuit verdween daarop ook de Brug van het toneel en sindsdien is de studenteninspraak, hoe actief ook in raden en commissies, vrijwel onzichtbaar geworden. Met de komst van studentenpartij VUUR, die wel iets weg heeft van het oude PSO, met de Partij voor de Utrechtsche Student (een soort nieuwe Brug), met de zoveelste come-back van Chris Ytsma en zijn eenmansfractie en met zelfs een 'Week van de Utrechtse Student' bij wijze van campagne lijken de oude tijden te herleven. Het wachten is op de eerste nachtelijke plakploegen; de Utrechtse politie is gewaarschuwd.

'Dit jaar moet een hoogtepunt worden'

Musical in stadsschouwburg ter ere van 100-jarig bestaan toneelcommissie UVSV

"En dan is onze bijzonderste deelneemster, de 80-jarige Neps Pameijer, er vandaag jammer genoeg niet", vertellen Lotte Scheffer en Daniëlle Stegeman, respectievelijk fiscus (penningmeester) en ab actis (secretaris) van het huidige bestuur van de toneelcommissie dat dit jaar haar honderdste verjaardag viert. "De lustrummusical wordt gezongen en gespeeld door onze voorgangsters", leggen zij uit. "Iedereen die ooit lid is geweest van het bestuur van de CC, zoals de toneelcommissie in de wandelgangen heet, heeft een uitnodiging ontvangen om mee te doen."

Van die ex-bestuursleden, in UVSV-taal honorairen genoemd, bleken er in totaal 52 te porren voor het project. De bedoeling is dat zij op 18 en 19 mei de Stadsschouwburg, grotendeels gevuld met andere honorairen, plat spelen met de musical Blauwstad, een verwijzing naar de kleuren blauw-wit van de commissie. De uitvoeringen zijn de climax van de activiteiten die zes dagen lang worden georganiseerd rond het lustrum, vertellen de psychologiestudentes Lotte (21) en Daniëlle (24). Al met al dus een ambitieus programma, dat behoorlijk wat blijkt te vergen van het zeskoppige CC-bestuur.

Sherry

"Dit jaar moet natuurlijk een hoogtepunt worden, voor iedereen zit er een flinke druk op", vertelt Lotte. Vrijwel dagelijks zijn de bestuursleden in touw voor de organisatie. "Als ik eerlijk ben, had ik vooraf echt niet gedacht dat het zo heftig zou zijn", aldus Daniëlle. "Maar hoewel we best dipjes hebben gehad, als te veel dingen tegelijk tegenzaten, zijn echte tegenvallers tot nog toe gelukkig uitgebleven."

Nou is het natuurlijk ook niet makkelijk om als bestuur te maken te hebben met vrouwen die niet alleen je voorgangsters zijn geweest, maar soms ook nog eens twee keer je levenservaring hebben. "Het zijn allemaal slimme, ervaren dames, en ze zijn best kritisch. Ze weten wat ze wel en wat ze niet leuk vinden, en ze hebben allemaal verstand van toneel. En dan is het aan ons om te proberen tussen die meningen een gulden middenweg te vinden. Wij moeten de uiteindelijke beslissingen nemen", zegt Daniëlle.

Een van die ervaren deelneemsters is de 52-jarige Carolien Somerwil, het enige erelid van de commissie. "Waarom ik erelid ben? Vanwege mijn enorme verdiensten natuurlijk", lacht ze. "Nee hoor, ik heb gewoon veel liederen en stukken geschreven voor de commissie en de vereniging. En ik heb in de jaren 70 het nieuwe verenigingslied geschreven, toen UVSV en NVVSU fuseerden. Ik was toen zo'n negentien of twintig jaar en dat lied moest iets heel hoogdravends wezen. Eindeloos heb ik in van die liedbundels zitten koekeloeren. Maar omdat ze er genoeg sherry bij leverden, ging het uiteindelijk wel. Ja, dat was nog in de tijd dat iedereen hier sherry dronk."

Somerwil was naar eigen zeggen "fulltime UVSV-ster". "Tja, de gouden generatie, hè? Ik heb heel lang voornamelijk ingeschreven gestaan als studente Frans. Elk jaar sloeg ik hier wel een piano aan gort. Dat waren dan van die brakke dingen, afkomstig uit testamenten. Ik kon me toen niet voorstellen dat het leven niet bedoeld was om alleen maar leuk te zijn. Het was een schok toen ik stopte met studeren. Wat dat betreft heb ik wel compassie met die jonge studentes nu. Die hebben geen tijd om hier een paar jaar flink in de lamp te hangen".

Met Somerwil kwam het, ondanks de nooit behaalde bul, helemaal goed. "Ik schrijf en regisseer nu musicals en toneelstukken voor mijn beroep, voor bedrijven en particulieren." Voor de overige honorairen blijkt het toneel vooral een hobby te zijn gebleven. Zo is de 49-jarige Marjolein Lokerman kinder- en jeugdpsychologe geworden. "Maar toneel speelt nog wel een belangrijke rol in mijn leven, ik ga er altijd graag naar toe. En de ervaring met het schrijven van liedjes is ook altijd goed van pas gekomen voor feestjes en zo". Haar generatiegenoot Cato Hamburger heeft op een andere manier een band gehouden met toneel. "Ik doe de belichting van het leerlingentoneel op de school van mijn kinderen. Ik heb op amateurniveau verschillende cursussen theatertechniek gevolgd en ik heb ook wel eens de belichting gedaan voor een eerder honorairenproject. Maar altijd als hobby, hoor".

Gekakel

Regisseur Victor van Swaay, de enige man in het gezelschap, ziet vooral de voordelen van de ervaring van zijn speelsters. "Ze zijn allemaal muzikaal en heel slim, dus ze pikken het behoorlijk snel op, heerlijk. Maar de massaliteit van dit project is toch wel wat het bijzonder maakt. Die enorme hoeveelheid vrouwen!! En om met Willem Alexander te spreken, daar stap ik dan als een trotse haan doorheen.

"Maar het is elke keer ook weer de kunst om zo'n hele kudde mensen in beweging te krijgen. Het duurt lang voordat iedereen op de vloer staat en geconcentreerd is. Er moet altijd wel iemand naar de wc en het gekakel is soms niet van de lucht. Maar goed, er is ook enorm veel enthousiasme. Ze willen echt iets goeds neerzetten, dus als ik ze eenmaal op gang heb, dan wordt er ook goed gewerkt."

Ook de schrijfster van het zang- en dansspektakel, de 26-jarige Annelien Wiarda, lid van het bestuur in 2002, is tot nu toe tevreden. "Ik zit ook in de cast en dat is soms best lastig, omdat je dan ook ziet wat voor wijzigingen er in mijn stuk worden aangebracht. Maar het begint nu weer als mijn verhaal te voelen."

Wiarda had al ervaring met het schrijven van stukken, door CC en haar studie Film- en Televisiewetenschappen. "Daarvoor heb ik bijvoorbeeld korte scenario's geschreven, maar er werd nooit iets mee gedaan. Het leek me nu heel leuk om iets te schrijven dat ook echt zou worden uitgevoerd." Van stress heeft ze geen last gehad. "Ik werk bij de publieke omroep en had veel vakantiedagen, dus tijd genoeg. Toen ik eenmaal de opzet van het stuk had, ging het schrijven van de teksten eigenlijk vanzelf. Voor de muziek van de liedjes hebben we bestaande nummers gebruikt en mijn voormalige medebestuursleden van CC hebben me geholpen met de liedteksten. Maar verder is het echt mijn tekst en zeggen mensen dat ze ook mijn humor er in herkennen."

Wiarda heeft haar stuk losjes gebaseerd op het verhaal van de The Wizard of Oz. Een Utrechtse studente die heel graag musicalster wil worden, krijgt van haar ouders het advies om gewoon haar rechtenstudie af te maken. Daarna gaat ze op een fictieve reis en krijgt drie reisgenoten die elk ook een carrièredroom hebben. Zo wil de eerste leren zingen, de tweede leren dansen en derde leren toneelspelen. Onderweg komt het viertal allerlei fantasiefiguren tegen en leert de studente een wijze les.

De liedjes komen niet uit deze bekende musical, maar komen overal vandaan. Wiarda: "Het is nog even afwachten hoe de reacties zijn, hè, maar als het zou kunnen zou ik graag vaker scenario's schrijven. Maar het is heel moeilijk om daar je brood in te verdienen, en ik heb nu ook een leuke baan. En hoe dan ook, ik denk dat ik altijd zal blijven schrijven."

KADER

Grote namen maken deel uit van geschiedenis CC

Concordia Crescamus is de toneelcommissie van UVSV. De bestuursleden van de commissie schrijven, produceren en regisseren elk jaar de liedjes en stukken voor de eerstejaars, en voor bijvoorbeeld het eenakterfestival of het cabaret. Ieder lid van UVSV kan auditie doen voor stukken van de CC. Daarnaast is het bestuur elk lustrumjaar verantwoordelijk voor de productie van een honorairenstuk, een stuk waarin ex-leden van het bestuur kunnen meespelen.

Samen met Annelien Wiarda heeft Edith Taal, lid van het CC-bestuur in 1987, zich in het kader van het lustrum verdiept in de geschiedenis van de toneelcommissie, die in februari 1907 door vijf UVSV-sters werd opgericht als Comedieclub 'Concordia Crescamus. CC was toen een vereniging waar UVSV-sters lid van mochten worden indien zij over voldoende talent beschikten. Dit konden zij aantonen tijdens het zogenaamde 'Proefspel' voor eerstejaars. De kandidates mochten daarvoor zelf een komediestukje uitzoeken en opvoeren, waarna de succesvolsten werden gevraagd lid te worden van CC. Aan talent ontbrak het kennelijk niet, gezien de ledengroei van dertig in 1908 tot 123 in 1914.

Begin jaren 90 werd de toneelvereniging vooral gevraagd door besturen en subgezelschappen om vieringen op te luisteren met declamaties of een toneelstuk. Een topjaar was 1928. Het stuk Astrid onder regie van de beroemde Albert van Dalsum, kreeg lovende kritieken. De directie van de Stadsschouwburg was zo onder de indruk dat CC voortaan bij elke voorstelling gebruik mocht maken van elf luxe parterreplaatsen, tegen de prijs van een derderangs amfiplaats.

Over de naoorlogse jaren van CC spraken Wiarda en Taal met de oudste actieve honorair, de nu 80-jarige Neps Pameijer. Zij werd in 1945 als studente Rechten lid van UVSV. CC had in die periode vooral een educatieve waarde, aldus Taal. Zo organiseerde de commissie culturele avonden 'tot meerdere ontwikkeling van eerstejaars'. Ook werden regelmatig declamatiewedstrijden en voordrachten georganiseerd. Deze voordrachten gingen over bijvoorbeeld een populaire schrijver of een toneelstuk.

Vanaf de jaren zeventig ontstond de traditie van de honorairenmusicals. Zo krijgen ex-bestuursleden iedere vijf jaar de kans om mee te doen aan een stuk en elkaar weer te zien en te spreken. Dat dertigers vaak ontbreken, heeft volgens Taal te maken met hun leeftijdsfase, waarin zwangerschappen, kleine kinderen en drukke carrières een rol spelen. Pameijer heeft aan alle honorairstukken meegedaan. De eerste werd geschreven door Carolien Somerwil, en geregisseerd door Adelheid Roosen. De CC heeft daarna weinig meer van deze illustere honorair vernomen, evenals van een andere beroemd ex-lid, prinses Irene.

Het soort stukken dat de commissie voortbrengt, blijkt afhankelijk van de tijdgeest en van het aanwezige talent in het bestuur, aldus Taal. "Dat er in de jaren 70 veel zelfgeschreven musicals werden opgevoerd, had toen vooral te maken met het opvallende talent van Carolien Somerwil. In mijn tijd, de jaren 80, voerden we vooral al bestaande toneelstukken uit. Zware kost, zoals Shakespeare en Oscar Wilde, maar ook eigentijdse toneelschrijvers. Musicals zag je in die tijd ook nauwelijks in de theaters. Nu zie je bij CC juist weer een hausse aan musicals, maar vooral ook cabaret. Dat is nu overal populair."

Het lekkerste patatje mét van het centrum

Een patatje na het uitgaan, heerlijk toch? Maar bij welke snackbar moet je zijn, als je 's nachts je honger wilt stillen? Het Ublad deed een friettest en liet studenten Rutger Katz en Rianne Salden zes snackbars in het uitgaansgebied van Utrecht testen op de smakelijkheid van hun patatje mét.

Een bakje vol mooie, knapperige frietjes. Gezouten, doch niet teveel. De mayonaise in een bakje ernaast. Het liefst met een vorkje erbij. Het is woensdagavond in café De Vingerhoed en Rutger en Rianne zitten klaar om de patatjes mét in het uitgaansgebied van Utrecht te gaan testen. Ze zullen het centrum ingaan en daar een aantal snackbars aan hun kritische blik onderwerpen. Aan de hand van een formulier waarop ze cijfers kunnen geven voor de knapperigheid van de frieten, het zoutgehalte, de sfeer in de snackbar, het vetgehalte der patatten en andere belangrijke zaken, gaan Rutger en Rianne vanavond op pad. De twee vrienden kunnen niet wachten om te beginnen: "Ik zat vandaag in de trein en tegenover me zat iemand met een bakje friet. Toen kreeg ik er al helemaal zin in", zegt Rutger verlekkerd. Rianne: "We hebben een heel licht avondmaal gegeten." "Ik heb zelfs de hele dag niet gesnackt", vult Rutger aan.

Rianne en Rutger hebben beiden al een heel frietverleden: "Vroeger at ik nog wel eens overdag en zelfs 's ochtends friet, maar tegenwoordig doe ik dat niet meer. Als je ouder wordt, ga je al die patatjes toch merken." "Het is niet zo dat ik het ben gaan merken, ik let nu gewoon meer op mijn gezondheid", zegt Rutger die een aantal jaar geleden in Eindhoven studeerde en daar zo'n drie tot vier keer per week friet at. Pas toen ze gingen studeren, begonnen de panelleden friet te eten na het uitgaan. "Een patatje na het uitgaan is echt heerlijk", roept Rutger met een glanzende blik in zijn ogen. Rianne probeert er de vinger op te leggen wat er nu zo speciaal is aan het eten van patat: "Ik kan het lastig uitleggen, volgens mij is het meer een gevoel. Je hoeft niet zelf te koken en je mag lekker met je vingers eten." "Het is gewoon de verslaving van de vette hap", stelt Rutger nuchter vast. Voor zowel Rutger als Rianne speelt ook mee dat ze vroeger thuis bij hun ouders elke zaterdagavond friet aten: "Dat was toch iets speciaals altijd."

Tegenwoordig moeten de studenten zelf in hun frietbehoefte voorzien op de zaterdagavond en daar hebben ze allebei zo hun vaste snackplek voor. Rianne is ontzettend enthousiast over snackbar De Nachtegaal in de Nachtegaalstraat: "Daar krijg je je frietjes netjes gerangschikt op een bord, je krijgt echt bestek en het drinken zit in een beker! Ik was blij verrast toen ik daar voor de eerste keer ging eten. Zo netjes opgediend zie ik mijn frietje het liefste." Rutger heeft meer met cafetaria Matthaeus aan de Antonius Matthaeuslaan in Tuinwijk. "De mensen die daar werken, hebben echt plezier in hun werk en ze hebben er heerlijke McCain patat en Joppiesaus." De studenten weten dus maar al te goed wat er te krijgen is en stellen strenge eisen aan hun patat. Rutger: "Het moet precies knapperig genoeg zijn." "En niet te zout", vult Rianne aan. Streng zijn de testers ook: "Ik ben altijd kritisch dus dat zal hier ook wel lukken", stelt Rianne. Gewapend met hun formulieren trekken de hongerige studenten er op uit. Al gauw blijkt dat niet elke zaak in dit gebied open is vanavond, die vallen dus gewoon af. Vandaar dat er zes plaatsen overblijven.

Walgelijk

De eerste snackbar op de lijst is De Baron aan de Donkere Gaard. De snackbar is verlaten als we binnenkomen. De patatbakker achter de kassa vermaakt zich met het voetballen op tv. Aangezien het patatje mét zeveneneenhalve minuut - Rutger houdt de tijd nauwlettend bij op z'n stopwatch - op zich laat wachten, hebben Rutger en Rianne uitgebreid de tijd om het meubilair van de zaak te testen. Rianne vindt de tafeltjes te laag en de stoeltjes 'walgelijk slecht' en Rutger kan zijn benen ook niet kwijt. Eindelijk is het bakje friet klaar. Nu kan het echte werk beginnen. Rianne pakt een frietje op, dipt het in de mayonaise, ruikt eraan en bijt er vervolgens een hapje vanaf. Aan haar reactie te zien, heeft ze wel eens betere patat gehad. "Nogal taai van binnen en wel erg licht gezouten", is haar mening. Ook Rutger is niet overtuigd van de overweldigende heerlijkheid: "De mayonaise is erg vet en er zitten te veel kleine stukjes patat in het bakje, daar houd ik niet van." De mayonaise krijgt een vijf, het vetgehalte een negen en uiteindelijk komt het gemiddelde voor de patatten van snackbar de Baron uit op een 6,7.

Zuur

We gaan door naar de Maria Plaats waar we snackbar Maria's Place aan een grondig onderzoek onderwerpen. Hier is het al wat drukker. Er zit een aantal mannen aan een tafeltje en ergens anders zit een jongen de Telegraaf te lezen. Uit de speakers klinkt bonkmuziek en dat stoort onze testers danig. Rianne: "Die muziek zorgt ervoor dat ik niet lekker wil blijven zitten." De tafels maken echter weer een boel goed: het tafelblad is van glas en onder de glazen plaat liggen allemaal steentjes. De patat wordt na vijfeneenhalve minuut naar het tafeltje gebracht en met een serieus gezicht tasten de kritische studenten weer toe. Het is dan ook een ernstige aangelegenheid, ontdekt Rianne: "Het is nog best lastig om de frietjes goed te testen, vooral het punten geven is lastig." Om goed punten te kunnen geven, heeft ze een speciale manier van proeven: "Ik lik eerst de mayonaise van mijn frietje en dan het zout. Op die manier kan ik de kwaliteit van elk onderdeel apart goed beoordelen. Ik voel me al een echte tester!" Ook Rutger zit helemaal in zijn rol. Hij heeft een protocol ontwikkeld waarmee hij de hardheid van de frietjes kan testen: "Door steeds een klein hapje te testen, kan je de knapperigheid over de gehele friet testen. Een patatje moet over de gehele lengte knapperig zijn, patatjes die breken vind ik maar niks. Er moet daarentegen wel genoeg vulling inzitten." "Ja, want bij die harde frietjes is het net alsof je op chips zit te knagen", vult Rianne aan. Hoe zit het dan met de gefrituurde aardappels van Maria's Place? Best goed, als je de acht volgt die Rutger aan de knapperigheid heeft gegeven. Rianne vindt de mayo te zuur en proeft het zout nauwelijks. Het gemiddelde cijfer dat onze testers aan de patat geven, komt uit op een 6,8. Rutgers eindoordeel luidt: "De saus kan beter, er mag wat meer zout op maar de kwantiteit en de kwaliteit van de friet zijn goed."

De liefde

Two down, four to go. Hebben onze testers eigenlijk nog zin in patat? "Jaaaa!" Als ze horen dat de volgende snackbar op het lijstje de McDonalds is, wordt het enthousiasme van zowel Rutger als Rianne toch ietwat getemperd. De twee hebben het niet zo op 'ketenfriet' waar je, zoals Rutger het zo mooi weet uit te drukken, 'de liefde niet meer kan proeven'. Rianne: "Voor die kleine snackbarhouders is het bedrijf echt hun leven, ze zijn afhankelijk van de kwaliteit van hun friet." "Ja, de Mac krijgt toch wel klanten en de mensen die daar werken zijn gewoon in loondienst, die hebben minder binding met de zaak." Omdat een friettest zonder Mc geen echte friettest is, gaan we toch maar naar binnen. Eenmaal aan de patat, blijkt het wel mee te vallen. Alhoewel Rianne de frieten veel te dun vindt en Rutger niet altijd tevreden is over de knapperigheid - "Kijk! Hij breekt!" - vinden beiden de frietjes toch verrassend lekker. Van het gemopper van zo-even is weinig meer over. Het zoutgehalte van deze patat is precies goed en de friet is niet te vet. Er is geen mayo dus we hebben de fritessaus genomen en Rutger beloont de saus met een 9,5. Over de liefde heeft hij ook al niets te klagen: "Ik proef wél liefde. Waar komt dat vandaan? Zou de medewerkster het er daarnet ingestopt hebben?" De liefdesfrieten gaan allemaal op, het lege bakje wordt in de prullenbak gegooid en dan staan Rutger en Rianne een beetje verbaasd weer buiten. Beiden moeten concluderen dat de friet hier tot nu toe de lekkerste was en een 7,5 heeft verdiend. "Misschien komt het door de herkenning", oppert Rianne. "Het is en blijft een nostalgisch gevoel", beaamt Rutger, "als kindje van vier ging ik al naar de Mac."

Het beste personeel

We zijn op de helft. Rutger ziet het nog helemaal zitten en heeft nog steeds honger. Rianne heeft ook nog wel een plekje, maar ze begint toch een beetje moe te worden. Gelukkig is ons volgend doelwit snackbar De Neude. In deze snackbar met zijn zachte banken, open inrichting, gezellige bediening en McCain friet komen de twee weer een beetje tot rust. Het enige commentaar dat Rianne en Rutger op de friet hebben, is dat er wel wat meer zout op had mogen zitten. "Lekkere friet is lastig te beoordelen", verzucht Rianne, "als de frieten vies zijn, proef je dat meteen en dan is het ook makkelijk aan te wijzen hoe dat komt. Bij de lekkere friet moet je precies aanwijzen hoe het komt dat ze zo lekker zijn." Na zacht overleg en een hoop proefhapjes weten Rutger en Rianne hoe het komt dat dit patatje mét zo lekker smaakt: de friet is lekker knapperig, er zit voldoende friet in het bakje, de friet was snel klaar, er zit weinig vet aan en de mayo wordt door beiden als heel erg lekker ervaren. Bovendien druipt de liefde er vanaf; de jongen achter de kassa is duidelijk erg trots op zijn product en kletst gezellig mee. "Gaat het ook om het beste personeel?" wil hij nog even weten. De goudgele vrienden krijgen een 7,8 van ons testpanel. Rutger eet nog wat hapjes mayonaise als de friet allang op is en Rianne's eindoordeel is "een goed bakje friet, snel klaar en niet duur".

De blob

Na deze hemelse maaltijd valt het volgende patatje extra zwaar op de maag. In snackbar Broodje Ploff wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de patatten en mayonaise en dat levert een bak friet op met daaroverheen een grote blob mayo. Daar houden onze panelleden niet van, maar toch proberen ze vol goede moed voorzichtig een patatje los te peuteren uit de berg mayonaise. Uiteindelijk krijgt Rutger er eentje te pakken maar door de grote hoeveelheid mayonaise is het 'vettig zompig en smakeloos' geworden. Bij de bezouting van de frieten is ook wat misgegaan: "Het zout is slecht verdeeld, soms heb je niks en soms een grote klomp zout" constateren beide testleden. Op zachte toon en met een serieus gezicht overleggen de studenten met elkaar over de beoordeling. "Hoeveel patat zit er in het bakje?", vraagt Rutger zich af. "Ik heb geen idee, er zit teveel saus op." Alhoewel Rutger nog wel te spreken is over de inrichting van de snackbar, met zijn planten en tijdschriften, weet hij net als Rianne zeker dat dit niet de winnaar zal worden vanavond. "Toen ik het patatje zag, wist ik al: dit wordt hem niet." Broodje Ploff krijgt van onze kritische testers een schamele 5,4 en een groot deel van de frieten komt in de prullenbak terecht.

Overdadige hoeveelheid

Het is ondertussen twaalf uur en we zijn op weg naar ons laatste patatje mét. Rutgers honger begint ondertussen wat te minderen en Rianne heeft geen zin in nog meer patat. Toch wijden de vrienden zich nog serieus aan deze laatste taak. Snackbar Polleke op de Janstraat is de laatste frietzaak die de eer ten deel valt om door ons testpanel bezocht te worden. De radio en de tv staan aan, maar de patat is binnen twee minuten klaar dus veel tijd om erna te kijken of luisteren hebben onze testers niet. De snelle bediening en overdadige hoeveelheid frieten beloven veel. Na de eerste hap hebben Rutger en Rianne echter allebei hetzelfde idee: "Knapperige friet is goed, maar dit is te taai om echt lekker te zijn", oordeelt kenner der knapperigheid Rutger. "Het smaakt als enigszins te lang gebakken aardappel." Dit patatje mét is naast de McDonaldsfriet wel de enige waarbij onze testers niks aan te merken hebben op het zoutgehalte. Omdat de frieten zo taai zijn, valt het eindcijfer niet zo hoog uit: een 6,5.

Kwart over twaalf, we zijn klaar. Tijd om de koppen bij elkaar te steken en de beste snackbar uit te kiezen. De eerste keuze staat eigenlijk wel vast. "De Neude was echt het hoogtepunt, misschien vind ik die zelfs nog wel beter dan De Nachtegaal", stelt Rianne. Rutger: "De Neude staat bij mij op één en ik moet toch echt de Mac op nummer 2 zetten." "Vervelend hè", beaamt Rianne. "Ja, je wilt het niet doen want je hebt je principes, maar die friet ís gewoon erg lekker." Over de nummer drie is wat lastiger te beslissen. "Eigenlijk zijn er maar twee snackbars waar je heen wilt", concludeert Rutger. Uiteindelijk komt Maria's Place dankzij de knapperigheid van haar friet, de toffe tafels en het lage vetgehalte van de frieten met een 6.8 op de derde plek terecht. Vierde in de rij is snackbar De Baron, op nummer vijf komt Polleke en helemaal achteraan staat snackbar Broodje Ploff die de komende tijd gemeden zal worden door onze panelleden. Rutger en Rianne zijn eruit, Rutgers honger is eindelijk verdwenen en de laatste paar patatjes van snackbar Polleke passen er echt niet meer bij in. Het is tijd om naar huis te gaan. Of toch nog niet? In plaats van naar de uitgang, loopt Rianne naar de toonbank. En terwijl Rutger verbaasd opkijkt. zegt ze: "Zo. Dan ga ik nu een lekkere frikadel halen!"

Cijfer

Locatie

Op donderdag open tot

Prijs

Pluspunt

Minpunt

Wachttijd

De Neude

7.8

Voorstraat

06:00

1,70

Lekkere mayonaise

Te weinig zout

3:26

Mc Donalds

7.5

Lange Viestraat

????

2,-

Laag vetgehalte

Te dunne friet

0:48

Maria's Place

6.8

Maria Plaats

06:00

1,80

Knapperig genoeg

Te zure mayonaise

5:57

De Baron

6.7

Donkere Gaard

04:00

2,-

Weinig vet

Slechte zitruimte

7:30

Polleke

6.5

Korte Janstraat

06:00

1,85

Genoeg zout

Taaie patatten

1:57

Broodje Ploff

5.4

Ganzenmarkt

03:00

1,85

Genoeg friet

Zompige friet

2:59

Naam: Rutger Katz

Leeftijd: 22

Studie: Biologie

Frietconsumptie: Eens in de twee weken, vroeger zo'n 3 tot 4 keer per week

Wanneer: Als ik geen zin heb in koken en na het uitgaan

Favo snacks: Twee kipcorns en een frietje met Joppiesaus

Favoriete snackbar: Cafetaria Matthaeus aan de Antonius Matthaeuslaan

Een goed frietje mét is: Precies knapperig genoeg

Naam: Rianne Salden

Leeftijd: 22

Studie: Sociologie

Frietconsumptie: Eigenlijk nauwelijks, drie jaar geleden woonde ik vlakbij een Griekse frituurzaak, toen at ik wel meer friet

Wanneer: Na het uitgaan en als avondeten

Favo snacks: Een frietje speciaal met altijd een frikadel erbij

Favoriete snackbar: Snackbar De Nachtegaal in de Nachtegaalstraat

Een goed frietje mét is: Niet extreem gezouten en met de mayonaise in een bakje ernaast

-voor de vormgeving: het is leuker als de wachttijden voor de plus- en minpunten komen maar ik wist zo snel niet hoe ik dat voor elkaar kon krijgen

'Wij laten zien hoe het broeikaseffect in elkaar zit'

<ParaStyle:onderkop>UU-team in de race voor Academische Jaarprijs

"Ik wist niet eens dat ik meedeed tot mijn stagebegeleider tegen me zei: 'oh, tussen twee haakjes, je staat op de lijst voor de Academische Jaarprijs'." Masterstudent Biogeografie Peter Bijl (23) doet voor zijn afstudeerstage onderzoek naar het klimaat van miljoenen jaren geleden. Net als assistent in opleiding bij Biogeologie Lucy Stap (25), die samen met hem in het team van de Universiteit Utrecht zit dat meedingt naar de Academische Jaarprijs van het NRC. Met deze wedstrijd daagt de krant universiteiten uit om hun wetenschap toegankelijk te maken voor een breder publiek. Zeven universiteiten zijn door de voorrondes gekomen. Deze moeten nu hun best doen om een project te maken waarmee ze de harten van een groot publiek en natuurlijk de jury op 6 juni kunnen winnen. De winnaar krijgt honderdduizend euro om het project echt uit te voeren.

Subtropische Noordpool

Het Utrechtse team dat bestaat uit vijf doorgewinterde wetenschappers en evenveel studenten, is samengesteld door geograaf Tine Beneker. "Tine las een paar dagen voor de deadline voor het insturen van het eerste concept van het onderzoek pas over de Academische Jaarprijs en besloot toen dat het leuk was om mee te doen", verklaart Peter zijn aanvankelijke onwetendheid over zijn deelname aan het project. Het onderzoek waarop het Utrechtse team zich baseert, is gedaan door het Darwin Centrum voor Biogeologie waarin het klimaat van 55 miljoen jaar geleden centraal staat. In die tijd was het broeikaseffect veel groter dan het tegenwoordig is en de temperatuur van het water rondom de Noordpool was twintig graden. Fascinerend vindt Peter: "Ik probeer me altijd voor te stellen hoe dat was, toen. Die warme zomers in Nederland van de afgelopen jaren, zijn niks vergeleken met hoe het klimaat toen op de Noordpool was."

De Utrechtse wetenschappers Lucas Lourens, Appy Sluijs en Henk Brinkhuis, die alledrie ook in het team voor de Academische Jaarprijs zitten, onderzochten al eerder hoe het kan dat de temperatuur op de Noordpool zo hoog was. Vermoed wordt dat het vrijkomen van grote hoeveelheden van het broeikasgas methaan uit de zeebodem de oorzaak was. Dit kon het duo - dat werkte in een internationaal team van wetenschappers - concluderen door het ontleden van sedimenten uit de bodem van de Atlantische Oceaan. Daaruit bleek dat er 55 miljoen jaar geleden inderdaad sprake was van een verhoogde toename van kooldioxide, tevens bleek dat er 53 miljoen jaar geleden ook een broeikasperiode optrad. De wetenschappers ontdekten dat die periodes verband hielden met de baan van de aarde om de zon. Op de broeikasmomenten was die baan relatief klein. Daardoor werd het verschil tussen de winters en zomers groter en is het volgens de onderzoekers aannemelijk dat in die warme zomers methaan vrij kon komen uit de zeebodem. Die informatie is van belang om in de toekomst betere klimaatvoorspellingen te doen.

Het project van het UU-team team is ontwikkeld naar aanleiding van dit onderzoek. Aan de hand van een aantal korte filmpjes, lesmateriaal en een website proberen de bedenkers leerlingen uit de bovenbouw van de havo en het vwo wat te leren over klimaatveranderingen en het onderzoek dat in Utrecht gedaan is. Eén van de zes filmpjes gaat specifiek over dit onderzoek en in de andere filmpjes worden het broeikaseffect, geologische tijdschalen en de koolstofcyclus uitgelegd. De filmpjes worden verteld door een enthousiaste, warrige professor en door onderzoeker Marc Cornelissen die de uitleg geeft. Bij de filmpjes wordt lesmateriaal ontworpen en daarin staan ook de ideeën voor experimentjes in de klas. Als lokker heeft het Utrechtse team er ook een prijsvraag aan gehangen. Leerlingen moeten door middel van een filmpje - die ook op de website worden vertoond - laten zien hoe zij denken dat het klimaat in Nederland er over 500 jaar uit zal zien, als er geen maatregelen worden genomen om het broeikaseffect tegen te gaan. De winnaars gaan op expeditie naar Spitsbergen op de Noordpool.

<ParaStyle:tkop>Een proefje als bewijs

Lucy ziet, net als Peter, de Academische Jaarprijs als een mooie verbreding van haar blik: "Normaal ben je alleen met je eigen onderzoekje bezig; dit is een kans om wat verder te kijken." Het samenwerken met gearriveerde onderzoekers zijn deze jonge wetenschappers wel gewend, maar het vertalen van de taaie materie naar behapbare lesstof is nieuw. "Dit is een andere kant van de kennis die je opdoet", vertelt Peter die het mooi vindt om eens te kunnen laten zien hoe wetenschappers aan hun kennis komen. "Mensen vragen zich wel eens af hoe wij kunnen weten dat het klimaat 55 miljoen jaar geleden zo anders was. Met dit project proberen we dat duidelijk te maken." Ook zien beide studenten het project als een goede manier om een beetje bewustwording te kweken bij de leerlingen. Lucy: "Er wordt zoveel onzin geroepen over het broeikaseffect. Wij laten zien hoe het in elkaar zit."

Lucy en Peter hebben zich samen vooral beziggehouden met de ontwikkeling van een proefje dat leerlingen op school kunnen doen. "Miljoenen jaren geleden lag er een heleboel eendenkroos op de Noordpool en er groeiden ook kroosvarens, vertelt Lucy. "Dat is natuurlijk een erg gek idee", vult Peter aan. "Wij willen de kinderen ervan bewust maken dat het klimaat er toen zo anders uitzag." Om de leerlingen daarvan bewust maken hebben de twee jonge wetenschappers een proefje in elkaar gezet waarbij leerlingen moeten onderzoeken met welk zoutgehalte, welke hoeveelheid licht en hoeveel nutriënten een kroosvaren kan overleven. "Door dit te onderzoeken, krijgen de kinderen een beeld van het klimaat op de Noordpool toen de kroosvarens er leefden", verklaart Peter zijn keuze voor dit proefje.

Wetenschappelijk jargon naar middelbare school niveau vertalen, is niet altijd even makkelijk. Lucy illustreert dit aan de hand van een voorbeeld: "Veel literatuur van onze onderzoeken is in het Engels. Als je dat naar het Nederlands vertaalt, zie je soms enorm gekke zinsconstructies ontstaan." Ook het probleem van de wetenschapper die te veel in zijn onderzoek zit en daardoor te weinig afstand ervan kan nemen, speelt een rol. Peter: "Je wil natuurlijk erg veel vertellen over je eigen onderzoek. Maar de vraag is dan: hoe ver ga je? Op een gegeven moment moet je stoppen en zeggen, nu heb ik genoeg verteld."

Om te onderzoeken of de vertaling van het wetenschappelijk naar het middelbaar niveau gelukt is, zijn er ook leerkrachten bij het project betrokken. In een meeting met aardrijkskundeleraren bleek dat zij het project leuk uitgewerkt vonden; ook de audiovisuele aspecten werden geprezen. De hoeveelheid formules was nog wel te afschrikwekkend voor de alfa's van de middelbare school. Het grootste obstakel voor de docenten was dat het niet binnen hun reguliere lesprogramma zou passen. Lucy en Peter erkennen dat probleem: "Leraren hebben natuurlijk een redelijk dichtgetimmerde planning, daarom proberen we ons ook op het nieuwe vak Natuur, leven en Techniek te richten. Daar is nog meer ruimte voor dit soort initiatieven."

Spitsbergen

Lucy en Peter zijn er zeker van dat ze gaan winnen. Ze zijn echter niet de enigen met een project over klimaatonderzoek; twee andere universiteiten kwamen met hetzelfde idee. Dat vindt Lucy niet zo gek: "Toen ik op de middelbare school zat, was zure regen een actueel onderwerp, nu is dat het klimaat. Logisch dat veel universiteiten daarop inspelen." De studenten zien de concurrentie niet als echte concurrentie. Peter: "Wij hebben een vernieuwend project, met veel interactieve middelen. Het visuele materiaal dat de aardrijkskundeleraren nu gebruiken, is erg verouderd. Er is veel behoefte aan nieuwe filmpjes." De geplande expeditie naar Spitsbergen is ook een punt waar de studenten mee hopen te scoren: "Zoiets krijgt lekker veel media-aandacht." De hoeveelheid wetenschappers en expertise in het team ziet Peter ook als een voordeel. "Bovendien", voegt Lucy toe, "is ons voorstel gewoon heel hip, toch?"

interview met Frans van Knapen

 

Frans van Knapen

 

Veel mensen denken dat ik tegen de biologische landbouw ben, maar dat is onzin. Ik protesteer alleen als men roept dat het beter is voor de dieren en gezonder voor de consument, want dat is aantoonbaar onjuist. Kippen willen naar buiten kunnen, wordt vaak gezegd. Maar is dat wel zo? Een kip heeft een bepaalde ruimte nodig, een sociale rangorde, eten en drinken en een goed klimaat, maar dat is ook allemaal prima te regelen in een legbatterij. Een kip is een sociaal dier dat wel vaart bij een rangorde die vast ligt. Stop ze in zo'n batterij met zijn vieren in een hok en binnen een half uur is bekend wie de baas is. Dan is er rust. Dacht je dat, als je tienduizend kippen buiten laat scharrelen, ze bij elkaar gaan buurten? Je kunt kippen niet gestresster maken dan door ze in contact te brengen met kippen die ze niet kennen. Wíj willen wel graag dat ze vrij kunnen scharrelen, maar een kip vindt het echt geen lolletje om tussen tienduizend kippen los te lopen.

Of neem scharrelvarkens. Die moeten zoveel vierkante meter ruimte per varken hebben, een buitenuitloop en een goed klimaat. Helemaal mee eens, maar zoveel ruimte hebben we in dit land niet, dus dan zeg ik: bouw een torenflat van twintig verdiepingen met allemaal hokken met buitenuitloop die voldoen aan de eisen voor scharrelvarkens. Technisch gezien kan dat. Als varkens in de modder willen liggen? Dan geef je ze in die flat toch een modderbak? Maar als ik dat voorstel, ben ik opeens de grootste schurk die er is, want varkens horen op een boerderij.

Het is allemaal emotie. Natuurlijk, we kunnen er ook voor kiezen dat we de grootschalige dierhouderij niet meer willen. Als we er niet meer tegen kunnen dat er tienduizend varkens in een schuur zitten, best, maar dan moet je wel met geld over de brug komen. Je kunt niet van de ene op de andere dag zo'n grote industrie afbreken. En trouwens, je maakt mij niet wijs dat een gezond varken in mijn flat minder plezier in zijn leven heeft dan een ziek dier in de modder dat doodgaat aan een longontsteking, zoals vroeger zo vaak voorkwam.

Ook het verhaal dat biologische landbouwproducten gezonder zouden zijn, is klinkklare nonsens, maar de biologische landbouw is in dit land heilig verklaard. Het is toch absurd dat er voor scharreleieren een andere dioxinenorm geldt dan voor conventionele eieren? Toch is het zo. Als in conventionele eieren net zoveel dioxine zou zitten als in scharreleieren, zouden ze worden afgekeurd. Maar ja, met zo'n strenge norm zou er geen scharrelei meer op de markt komen, dus heeft de politiek de norm voor scharreleieren aangepast. Je hoort mij niet zeggen dat de volksgezondheid gevaar loopt. Ik constateer alleen dat we met twee maten meten en dat we de consument voorhouden dat scharreleieren gezonder zijn, terwijl er een overheidsadvies aan houders van scharrelkippen ligt om niet meer dan twee van hun eieren per week te eten.

Het ergerlijke vind ik dat milieugroepen en politici veel serieuzere problemen negeren. Weet je wat ík een schande vind? Die dierentransporten naar Italië. Het enige waar de politiek zich druk over maakt, is de tijd dat die beesten achter elkaar in zo'n vrachtwagen zitten. In plaats dat je die ritten verbiedt, omdat er in Nederland slachthuizen genoeg zijn, gaan we die dieren er halverwege uitjagen met als gevolg nog meer stress. Die mensen begrijpen niets van dierenwelzijn. Maar ja, onze exportbelangen zijn kennelijk heilig.

Of neem het bedwelmingsproces van slachtdieren. Ik wil niet de indruk wekken dat het in onze slachthuizen een zootje is, maar feit is dat varkens voordat ze worden geslacht, worden bedwelmd met kooldioxidegas. Dat gebeurt in een kelder waar niemand bij mag zijn. Die dieren raken in een gigastress, omdat ze het gevoel hebben dat ze stikken, terwijl ze, als je er wat zuurstof bij zou doen, gewoon in zouden slapen. Maar ja, dat kost geld, dus het gebeurt niet. Ik vind dat je daar als toezichthoudend dierenarts - en dat meen ik bloedserieus - vanuit je geweten tegen zou moeten protesteren. Dat houd ik mijn studenten ook voor, maar er verandert niets. Dat vind ík nou schandalig."

Ik ben sinds 1995 voltijds hoogleraar in Utrecht met als primaire taak volksgezondheid en voedselveiligheid.Als een slager een schoenzool als biefstuk verkoopt. lach ik me drie keer in de rondte als een klant erin tuint. Dat is handel. Maar op het moment dat die klant ziek wordt van die schoenzool, wordt het een ander verhaal. Dan krijgt die slager met mij te maken.

Ik ontmoet in mijn werk regelmatig politici, maar zelf zou ik niet geschikt zijn voor de politiek. Recht is voor mij recht en krom is krom, maar in de politiek is grijs de kleur: wij zijn voor kwaliteit, voor dierenwelzijn, voor duurzaamheid, wat een open deuren. Dan kan ik het niet laten om de zaak een beetje op te jutten. Neem het rapport van Wijffels over de toekomst van de landbouw. Er wordt altijd gezegd dat Wijffels voor biologische landbouw pleitte, maar in feite bevatte zijn rapport vier scenario's, waaronder ook een scenario 'bio-industrie'. Dus dan zeg ik: meneer Wijffels is voor bio-industrie. Foei, dan is iedereen boos. Natuurlijk vind ik dat vermakelijk, maar ik provoceer niet omdat het me amuseert. Ik doe het om mensen aan het denken te zetten. Ik ben misschien een enfant terrible, maar ik heb wel een mening die ik kan onderbouwen. Je kunt mij proberen te overtuigen van mijn ongelijk, maar dat moet je niet proberen met emotioneel gewauwel.

Ik kan ook slecht tegen hiërarchie. Ik weet dat ik er uitzie als een corpsbal, maar vanwege de hiërarchie ben ik nooit lid van het USC geworden. Om dezelfde reden ben ik ook niet erg blij met de richting waarin de universiteit zich op dit moment ontwikkelt. Ik ben nog steeds verbaasd over het gemak, waarmee de democratische verworvenheden, waarvoor ook ik in de jaren zestig heb geknokt, zijn teruggedraaid. Tegenwoordig is de decaan weer de baas in de faculteit en dat vind ik niet onverdeeld gunstig.

Het ergste vind ik de R&O-gesprekken, echt wangedrochten. Vroeger waren er functioneringsgesprekken die gingen over het functioneren in de organisatie van beide gesprekspartners, nu is er sprake van een volstrekt eenzijdige beoordeling. En wat voor een. Een paar jaar geleden kreeg ik te horen dat ik te weinig organisatiesensitief was, terwijl ik zelf vond dat ik dat juist heel erg was, want ik bemoeide me overal mee. Maar dat was lastig. Nu houd ik mijn mond. En wat was het oordeel in mijn laatste R&O-gesprek? Dat ik opeens veel organisatiesensitiever was geworden. Terwijl de facultaire organisatie me geen moer meer interesseert. Daar staat je verstand toch bij stil?

'Veel mensen denken dat ik tegen de biologische landbouw ben, maar dat is onzin'

 

interveuw met Gerda Croiset

Deze leerstoel is ingesteld met het oog op de nieuwe masteropleiding SUMMA, die ik enkele jaren geleden samen met anderen ontwikkelde. Voor het eerst worden biomedisch geschoolde bachelors, na een strenge selectie, binnen één programma opgeleid tot basisarts én klinisch onderzoeker. Daarmee slaan we een brug tussen het fundamentele onderzoek en de kliniek. Een prima ontwikkeling, want wetenschappelijke vooruitgang zit juist op dat snijvlak van patiëntenzorg en wetenschappelijk onderzoek.

Zelf was ik misschien wel een SUMMA-student avant la lettre. Ik heb eerst in Utrecht biologie gestudeerd. Dat was een heel mooie opleiding, nog steeds voel ik me biologe in hart en nieren. In 1989 ben ik in gepromoveerd op de invloed van emotionele stimuli op het immuunsysteem. Daarbij merkte ik dat ik veel gedetailleerde kennis had van het gezonde individu, maar dat kennis van ziektebeelden ontbrak. Dat zag ik als een beperking en daarom ben ik geneeskunde gaan studeren. Die combinatie van de specifieke kennis van een bepaald aandachtsgebied en de brede maar minder diepgaande kennis van de geneeskunde is voor een goede klinisch onderzoeker heel belangrijk.

Ik werkte net een aantal jaar als arts-onderzoeker, toen er in 1999 een nieuwe geneeskundeopleiding ingevoerd moest worden. Juist omdat ik zelf veel onderwijs had gehad en daar altijd enorm van had genoten, wilde ik graag een aandeel hebben in de ontwikkeling van dat programma. Een van mijn promotoren, professor De Wied, waarschuwde dat ik mijn carrière in gevaar bracht als ik te veel tijd zou besteden aan onderwijs, maar tegelijkertijd kwamen er allerlei signalen vanuit de universiteit dat onderwijs belangrijk werd gevonden. In het Ublad las ik over een prestigieuze cursus op het gebied van onderwijs van het Centre of Excellence in University Teaching. Ik volgde daar toen de eerste leergang. Bovendien moest het bama-stelsel worden ingevoerd en werd veel geld besteed aan de ontwikkeling van nieuw onderwijs. Met hoogleraar Edward de Haan van Sociale Wetenschappen maakte ik toen de prestigemaster Neuroscience and Cognition. En later was ik dus nauw betrokken bij het opzetten van SUMMA.

Het zijn allemaal dingen die ik met veel plezier heb gedaan. Geen moment heb ik er spijt van gehad dat ik voor het onderwijs heb gekozen. Het is bovendien bijzonder dat deze universiteit als een van de eersten een onderwijscarrière voor wetenschappelijk medewerkers mogelijk maakt. Ik ben benoemd op één van de onderwijsleerstoelen die zijn ingesteld voor medewerkers die toonaangevende onderwijsvernieuwingen op hun naam hebben staan.

Naast het ontwikkelen van onderwijs, geef ik ook nog veel werkcolleges. Juist daardoor vallen je allerlei dingen op. Een oratie is een mooi moment om datgene wat je in de loop van de tijd aan het nadenken heeft gezet ter discussie te stellen. Ik vind bijvoorbeeld dat het niet vanzelfsprekend is dat studenten na hun bachelor automatisch doorstromen naar een masteropleiding. Alleen de gemotiveerde studenten met talent en ambitie zouden daarvoor in aanmerking moeten komen. In de SUMMA-opleiding merk je hoeveel prettiger dat werkt. Studenten die niet beschikken over een academische instelling moet je geen universitair masterdiploma willen geven.

Ik zou daarom ook wel wat zien in een brede geneeskundebachelor waarin studenten kunnen uitvinden waar hun ambities werkelijk liggen. Een opleiding kan op haar beurt waarnemen op welk vlak de talenten van studenten liggen. Niet iedereen moet dan per se arts worden. De banen in de gezondheidszorg liggen waarschijnlijk voor het oprapen in de komende decennia. Bovendien is er sprake van een ontwikkeling waarin artsen steeds meer uitvoerende, routinematige, taken uit handen worden genomen. Misschien blijkt tijdens de bachelor wel dat iemand zich liever op die uitvoerende taken richt of misschien vindt iemand bij nader inzien de farmacie wel veel interessanter.

Iets anders dat tot nadenken stemt is de feminisering van het artsenberoep. De opleiding geneeskunde kent op dit moment zeventig procent vrouwelijke studenten. Als die trend zich doorzet, hebben we straks een gezondheidszorg met voornamelijk vrouwelijke dokters. Dat lijkt me ook voor de patiënten een onwenselijke situatie, zeker in onze multiculturele samenleving. De een heeft liever een vrouw aan het bed, de ander een man. Het moet straks niet zo zijn dat de verdeling zo scheef is dat mannen niet eens meer kiezen voor geneeskunde.

Je zou je kunnen afvragen of er bij de toelating tot de studie geneeskunde niet sprake is van biologische discriminatie. Meisjes halen hogere cijfers op het vwo en zijn daardoor in het voordeel. Er is sprake van gewogen loting en met een 8 of hoger als gemiddeld cijfer word je automatisch toegelaten. Maar uit neurowetenschappelijk onderzoek blijkt dat mannen op 18-jarige leeftijd qua hersenontwikkeling achterlopen bij vrouwen. En op het University College is geconconstateerd dat verschillen die er bij aankomst zijn, tijdens de studie verdwijnen. Bij de SUMMA hebben we besloten om bij de selectie van studenten bij gelijke geschiktheid mannelijke kandidaten de voorkeur te geven om tot een evenwichtige verdeling te komen.

Vanwege de ervaring die ik heb opgedaan met zo'n beetje alle aspecten van het universitair onderwijs, ben ik gevraagd om voorzitter te worden van de onderwijs-adviescommissie. Een hele eer, natuurlijk. Met deze commissie gaan we brainstormen en adviseren over ontwikkelingen in het onderwijs. Zo is ons nu gevraagd om eens te kijken hoe het tutoraat functioneert binnen de universiteit. De commissie is gelukkig zo samengesteld dat de leden allemaal actief zijn in het onderwijs, maar afkomstig zijn vanuit zeer verschillende opleidingen. Maar het allerbelangrijkste vind ik dat er toewijding en betrokkenheid moet zijn bij docenten en studenten. Er kan alleen sprake zijn van goed onderwijs als docenten met plezier hun onderwijs geven en studenten in hun onderzoek kunnen laten participeren. En daar hoort alles bij. Blijdschap als een onderzoek of opdracht loopt zoals je verwacht, maar ook teleurstelling als het anders loopt. Met mijn promotor De Wied sloot ik bij wijze van spreken weddenschappen af over de uitkomsten van experimenten. Gelukkig zijn er nog heel veel studenten en docenten die eenzelfde instelling hebben.

'Studenten die niet beschikken over een academische instelling moet je geen universitair masterdiploma willen geven'

Een zonnige overzeese speeltuin

"Laten we eerlijk zijn, het is niet de minst aantrekkelijke plek op de wereld om te verblijven." Wijnand Mijnhardt mag beschouwd worden als een Californië-veteraan. Sinds de zomer van 1985, die hij doorbracht in de Clark Library van UCLA, onderhoudt de hoogleraar Cultuurgeschiedenis nauwe banden met onderzoekers daar. En de afgelopen jaren verruilde hij zijn huis in de historische binnenstad van Culemborg verschillende malen voor een onderkomen aan de Amerikaanse westkust. Dit jaar is hij gast van het onderzoekscentrum van het Getty Museum.

De Utrechtse geesteswetenschappers plukten de afgelopen jaren de vruchten van Mijnhardts contacten. "Toen in 1999 een naaste collega van mij aan UCLA ging werken, greep ik dat aan om de banden tussen Utrecht en Los Angeles aan te halen. Met Wiljan van den Akker, destijds directeur van het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur, was ik al eerder tot de conclusie gekomen dat we onze energie en aandacht moesten gaan richten op een beperkter aantal internationale partners. Gezien zijn ervaringen met Irvine en Berkeley en die van mij met UCLA en Santa Barbara, lag het voor de hand dat we met Californië in zee wilden."

Mijnhardts grootste trots is dat UCLA sinds drie jaar een florerende afdeling Dutch Studies kent. En ook in andere disciplines verloopt de samenwerking goed. Inmiddels heeft de faculteit Geesteswetenschappen een overeenkomst met het Humanities Research Institute dat binnen de Universiteit van Californië het onderzoek in de alfa- en gammarichtingen coördineert. Uitwisseling van onderzoekers is op gang gekomen. Bovendien is er een gezamenlijk budget van 40.000 euro. Hiervan worden onderzoeksprojecten ondersteund waar wetenschappers van beide universiteiten samen aan werken.

De gesmeerde contacten van de Utrechtse geesteswetenschappers en de gestaag groeiende stroom Californische uitwisselingsstudenten die naar het Utrechtse University College kwamen, vormden de kiem van het convenant dat de Universiteit Utrecht bij de opening van dit academisch jaar sloot met de Universiteit van Californië. Maar het waren vooral de regioambassadeur van de UU voor golden state, UCU-dean, prof.dr. Hans van Himbergen en zijn Amerikaanse gesprekspartners die de mogelijkheden voor verdere samenwerking tussen de UU en de tien campussen van het UC-system onderkenden en op de agenda zetten.

<ParaStyle:streamer>Voor het binnenhalen van onderzoeksgeld is het belangrijk een transatlantische partner te hebben

Uit een inventarisatie die Van Himbergen maakte van Utrechters die 'iets' doen met Californische collega's bleek dat er meer dan 150 wederzijdse contacten waren: ere-doctoraten, gasthoogleraarschappen, gezamenlijke publicaties, enzovoort. "Die bestaande contacten bewijzen dat we elkaar inhoudelijk en beleidsmatig kunnen vinden", aldus Van Himbergen. "They are in our league, zeggen ze in Californië over Utrecht. En dat is ook zo: kijk maar naar de internationale onderzoeksranglijsten."

Volgens Van Himbergen leidden een aantal ontwikkelingen tot een wederzijdse wens de samenwerking tussen de twee publieke instellingen te intensiveren. "Als je kijkt naar de internationale verdeling van onderzoeksgelden dan zie je dat het steeds belangrijker wordt dat je bij projectaanvragen een transatlantische partner hebt. Je bent eenvoudigweg geloofwaardiger wanneer je werkelijk kunt aantonen dat je al lange tijd samen iets doet en dat je zelfs een samenwerkingsovereenkomst hebt."

Maar ook op het gebied van talentwerving is winst te behalen, volgens Van Himbergen. "Na het opzetten van de bachelor-masterstructuur is de vraag: hoe zorgen we ervoor dat niet alleen onze studenten naar het buitenland gaan na de bachelor, maar dat we ook excellente studenten in onze eigen masterprogramma's krijgen? Deze samenwerking kan daar een bijdrage aan leveren."

De volgende stap, na het ondertekenen van de 'wilsverklaring' van september, is nu "de eigen winkel van afzonderlijke wetenschappers een plaats te geven binnen het universitaire beleid". Regiocoödinator Van Himbergen: "De aanzet daartoe moet vanzelfsprekend van die mensen zelf komen. Beide universiteiten hebben daarom een stimuleringsfonds in het leven geroepen om de bestaande contacten te laten groeien. Er is 50.000 euro beschikbaar voor uitwisseling op promovendi-niveau. Daarnaast is er eenzelfde bedrag beschikbaar voor concrete, resultaatgerichte projecten, zoals een publicatie of een boek, waaraan gewerkt wordt door onderzoekers uit Utrecht en Californië.

<ParaStyle:streamer> Initiatieven die van onderaf zijn ontstaan, krijgen nu de mogelijkheid te groeien

De faculteit Geesteswetenschappen was vanzelfsprekend enthousiast over de mogelijkheid het eigen fonds aan te vullen met centraal geld. Inmiddels zijn acht projecten aangewezen die op stimuleringsmiddelen mogen rekenen. In andere hoeken van de universiteit met een minder lange geschiedenis van gestructureerde samenwerking laten concrete projectaanvragen langer op zich wachten. Van de Bètafaculteit komt het geluid dat veel onderzoekers zo gericht zijn op het nationaal en Europees profileren van het eigen onderzoek, dat inspanningen ter versterking van de contacten met Californië - die er wel zijn - nog wat minder in zicht zijn.

Toch ziet Van Himbergen ook in de bètahoek, net als in andere disciplines, hoopgevende initiatieven: zo staan er plannen bij Geowetenschappen en Sociale Wetenschappen in de steigers en zijn er onder meer bij Diergeneeskunde en Biomedische Wetenschappen contacten. Hij is ervan overtuigd dat de overeenkomst met UC een belangrijke steun in de rug zal zijn voor wetenschappers die verder willen met Californië. Het unieke van het convenant zit 'm volgens hem vooral in het allesomvattende karakter. "Het is een comprehensive deal, dat is nieuw voor ons, maar ook voor hen. Het gaat over samenwerking op het gebied van onderzoek, maar ook over de uitwisseling van honderd studenten per jaar en over de uitwisseling van promovendi. Dat is beter dan alles hokjesgewijs te doen. Door de grotere flexibiliteit kun je maatwerk leveren. Komt er een groep extra studenten vanuit Californië naar Utrecht, dan kun je dat wegstrepen tegen een Utrechtse hoogleraar die heel graag voor een tijdje daar heen wil. En dan helpt het ook nog eens dat er logistieke afspraken zijn, bijvoorbeeld over hulp bij het aanvragen van visa."

Op de langere termijn denkt Van Himbergen dat de bilaterale overeenkomst tussen Utrecht en Californië kan bijdragen tot de thematische bundeling van Utrechtse en Californische kennis en expertise in verschillende onderzoeksgebieden. Wijnand Mijnhardt heeft soortgelijke verwachtingen: "Deze samenwerking tussen de twee universiteiten is voor het alfa- en gammaonderzoek een hele belangrijke ontwikkeling. Initiatieven die van onderaf zijn ontstaan, krijgen nu de mogelijkheid te groeien. En als er drie Amerikaanse onderzoekers het hier in Utrecht naar hun zin hebben, dan volgen ook de studenten. En hopelijk dan niet alleen de studenten die op zoek zijn naar een leuke Europa-ervaring - waar overigens niets mis mee is -, maar ook de serieuze masterstudenten. Zo werkt het natuurlijk wel. Zwaan kleef aan. En dan een gezamenlijke onderzoekslijn? Waarom niet. Ik zie mogelijkheden genoeg."

Utrecht - Santa Cruz

"Een speeltuin waar we leuke dingen in doen." Zo ervaart de hoogleraar Franse Taalkunde Henriëtte de Swart haar samenwerking met Donka Farkas, hoogleraar Taalkunde aan UC Santa Cruz. De twee semantische taalkundigen schreven de afgelopen jaren samen verschillende artikelen, vooral over indefinieten, uitdrukkingen met een onbepaald lidwoord of zonder lidwoord. "We hebben allebei een fascinatie met vreemde verschijningen van indefinieten in verschillende talen", stelt De Swart. "In het Roemeens kun je bijvoorbeeld 'een boek' zeggen, maar ook 'een een boek'."

Het is al meer dan tien jaar geleden dat De Swart en Farka elkaar ontmoetten. "Ik werkte in Stanford, zo'n beetje om de hoek bij Donka. We liepen elkaar toen geregeld tegen het lijf." Van echt samenwerken kwam het pas toen De Swart in 1999 - ze was inmiddels hoogleraar in Utrecht - korte tijd in Santa Cruz verbleef. "Toen werd duidelijk dat we echt een klik hebben. We kunnen heel snel samen een redenering opzetten, maar tegelijkertijd zijn we allebei erg kritisch. We deinzen er niet voor terug om elkaar te corrigeren. Wetenschap is soms best eenzaam, en dan is zo'n sparringpartner erg prettig."

Een nieuw project van de twee stond al enige tijd op stapel. "Donka is door Oxford University Press gevraagd een overzichtsboek te schrijven over indefinieten. Zo'n synthese van wetenschappelijke theorieën bestaat nog niet. Zij wilde dat boek alleen schrijven als ze dat samen met mij mocht doen. Dat vonden ze in Oxford een goed idee."

Met behulp van het fonds dat in het kader van de overeenkomst tussen UU-UC is opgezet, kunnen Farka en De Swart nu een start maken met het nieuwe project. "Donka komt nu deze zomer een maand naar Utrecht. Ik vind dat een fantastische manier om dat boek op de rails te zetten. Normaal gesproken overleg je via de mail en probeer je elkaar kort voor of na een conferentie te spreken. Maar nu hebben we echt de tijd voor elkaar en kunnen we ook een keer een wandeling maken om samen na te denken. Na die maand kunnen we weer een poos vooruit, zonder dat we elkaar hoeven te zien. Een half jaar later ga ik naar Santa Cruz." Lachend: "Voor ons, armlastige letterenmensen, is dit geld erg welkom."

De University of California heeft tien campussen in de staat Californië. In totaal studeren aan de 45 faculteiten meer dan 200.000 studenten. Zij krijgen college van bijna 8000 docenten en professoren.

De tien campussen:

UC Davis

UC Berkeley

UC Santa Cruz

UC Santa Barbara

UC Los Angeles

UC Irvine

UC Merced

UC Riverside

UC San Diego

UC San Francisco* (hier worden medische opleidingen verzorgd. Deze zijn niet toegankelijk voor Utrechtse studenten)

Dromen van een studie in Californië

I'd be safe and warm

If I was in L.A.

California dreamin'

On such a winter's day

Studenten hoeven niet langer meer te dromen zoals The Mamas en the Papas. De UU biedt sinds september elk semester zo'n vijftig studenten de mogelijkheid naar deze droombestemming te reizen. Ze kunnen een half jaar studeren aan een mooie universiteit in de Amerikaanse zonstaat voor het Utrechtse collegegeld.

Het nieuwe uitwisselingsprogramma tussen de Universiteit van Californië en Utrecht wordt uniek genoemd. In de eerste plaats vanwege de omvang, honderd studenten per jaar over en weer. Daarbij zijn er nu ook betere mogelijkheden voor uitwisseling op masterniveau. Het is voor het eerst dat de UU een contract voor studentenuitwisseling heeft ondertekend dat zich niet beperkt tot de bachelorstudenten. Femke van der Geest, coördinator van het International Office: "Voordat dit contract getekend werd, was een Utrechtse student die in Californië vakken op masterniveau wilde volgen, geheel afhankelijk van de goede wil van de andere kant. Nu ontwikkelen we daar een procedure voor."

Het wekt dan ook aanvankelijk wat verbazing als blijkt dat dit voorjaar slechts vijftien studenten gebruik maken van het nieuwe uitwisselingsprogramma. Maar Van der Geest kan opheldering geven. "Er is een aantal voorwaarden voor studenten die naar Californië willen. In de eerste plaats moeten ze al minstens 90 ects-punten hebben. Dat betekent feitelijk dat je op zijn vroegst in de tweede helft van het tweede bachelorjaar kan gaan. Daarnaast moet je minstens een 7 gemiddeld staan. Voor sommige studenten is dat een struikelblok."

Toch denkt Van der Geest dat binnen drie jaar de afgesproken uitwisseling van vijftig studenten per semester tot stand zal zijn gebracht. De bijna dertig aanmeldingen voor het semester dat in september begint, zijn hoopgevend. "Het programma is nu nog vrij nieuw en onbekend. Als de mond-tot-mondreclame op gang komt, verwachten wij dat de belangstelling toeneemt."

Want Amerika is natuurlijk wél een populair land bij studenten die een poos naar het buitenland willen, zo is de ervaring bij het International Office. En het imago van relaxte en zonnige bestemming, doet Californië zeker geen kwaad. Toch kijken studenten zeker niet alleen naar zee en strand. Van der Geest: "De meeste Utrechtse studenten willen naar Berkeley. Die naam blijft iets magisch houden. Maar die reputatie is voornamelijk gebaseerd op onderzoek dat daar gedaan wordt, niet op het onderwijs. We raden studenten dan ook aan om bij het bepalen van hun keuze goed te kijken naar het aanbod van vakken bij de verschillende campussen. Vaak is een andere campus minstens zo interessant."

Informatie over uitwisselingsmogelijkheden kun je vinden op www.uu.nl/buitenland

UU-student in Californië

Berber Hagedoorn (23) zit in het tweede jaar van de Engelstalige onderzoeksmaster Media Studies. Afgelopen najaar studeerde ze een half jaar in Santa Barbara.

"Deze zomer zag ik eindelijk kans om een paar maanden in het buitenland te studeren. Binnen mijn master is er gelukkig een gedeelte across the border opgenomen, dat je kunt invullen met een verblijf in het buitenland. Eerder was dat er niet van gekomen, hoewel ik altijd wel graag wilde.

"Mijn voorkeur ging uit naar de Verenigde Staten, want dat is natuurlijk het Mekka voor studenten die in film en media geïnteresseerd zijn. Santa Barbara is één van de universiteiten waarvan ik wist dat het department erg goed is.

"Alles bij elkaar heeft de hele aanmeldingsprocedure me misschien wel een jaar gekost. Ik moest me door een lange en saaie procedure heen werken, veel studenten verkijken zich daarop. Vooral wanneer je vakken wilt volgen op graduateniveau, op het niveau van een master- of PhD-student dus, kan het lastig zijn.

"Lange tijd was het ook nog onzeker of ik vrijstelling van collegegeld kon krijgen, maar gelukkig was het uitwisselingsprogramma tussen Utrecht en Californië net op tijd rond. Het collegegeld voor een graduatestudent in Santa Barbara is immers algauw zo'n 8000 dollar per semester. En het leven is daar al zo duur voor een graduate. Die betaalt bijvoorbeeld drie keer zoveel voor zijn ziekenkostenverzekering en twee keer zoveel voor zijn huisvesting.

"Maar het is het allemaal dubbel en dwars waard geweest. Vooral de tutorials van de professoren waren erg stimulerend, dat zijn echt topwetenschappers. Eén van hen heeft mij op het spoor gezet van mijn afstudeeronderzoek. Dat gaat over biografische en autobiografische documentaires die gebruik maken van bestaand filmmateriaal, een onderwerp waar in Utrecht veel minder college over wordt gegeven. Daarnaast is mijn academische Engels enorm verbeterd. De Amerikanen kunnen het allemaal zo mooi zeggen!

"Hoewel het niveau niet veel verschilt, merkte ik wel dat het Amerikaanse en het Nederlandse onderwijssysteem anders in elkaar zitten. In Utrecht gaan we met docenten in colleges van drie uur de diepte in, in Santa Barbara waren de colleges korter, maar moest je erg veel opdrachten en essays maken. Soms was dat moeilijk bij te benen.

"Hoewel ik zoveel mogelijk tijd probeerde vrij te maken om sociale activiteiten te ondernemen, was dat door de studiedruk niet altijd mogelijk. Best jammer, want Santa Barbara is een prettig oord om te verkeren, zo vlakbij het strand. En ook in het nabijgelegen dorp Isla Vista, waar ik - net als veel andere studenten - woonde, is het vaak erg gezellig. Omdat er zoveel studenten uit alle delen van de Verenigde Staten en van de wereld samenkomen, doet de universiteit veel om studenten zich welkom te laten voelen.

"Toch heb ik mijn best gedaan om zoveel mogelijk uit dat halve jaar te halen, bovendien heb ik voor en na het semester een aantal weken door Californië gereisd. Als filmstudent moest ik bijvoorbeeld wel een bezoek brengen aan Universal Studios en aan het Kodak Theatre waar de Oscar-uitreiking altijd is. Geweldig om dat allemaal nu met eigen ogen te zien. Alleen de Walk of Fame in Hollywood viel een beetje tegen, dat is niet meer dan een stoffige stoep."

Berkely-student in Utrecht

Zachary Fletcher (20) is student Microbiology in Berkeley. Als uitwisselingsstudent in Utrecht volgt hij opvallend genoeg vakken over ontwikkelingsproblematiek in de Derde Wereld en de Nederlandse contemporaine geschiedenis.

"Dat ik nu een half jaar in het buitenland studeer, heb ik misschien nog wel het meest aan mijn moeder te danken. Die heeft in haar jonge jaren veel gereisd en zit vol met verhalen over bezoeken aan kastelen en over het slapen in tuinen bij nietsvermoedende mensen. Ik wilde ook meer zien dan alleen Californië of de Verenigde Staten.

"Binnen mijn studie zijn er allerlei mogelijkheden om een tijd elders te studeren. Europa trok me het meest. Van dat deel van de wereld wist ik immers al iets. Latijns Amerika of Azië komen me te vreemd voor. Maar studeren in Engeland leek me juist weer teveel van hetzelfde. Uiteindelijk koos ik voor Nederland, hoewel ik niet veel meer wist dan dat er dijken waren en dat er een stad was met een red light district.

"Elk jaar gaan er behoorlijk wat studenten uit Californië naar het University College in Utrecht. Maar ik merkte al snel dat er daar heel intensief gestudeerd wordt, met veel opdrachten en verplichtingen. Dat zag ik niet zo zitten. Ik wilde de flexibiliteit hebben om te reizen in Europa en om andere ervaringen op te doen.

"De Universiteit Utrecht bood die mogelijkheid wel. Bovendien had de universiteit een mooi Engelstalig vakkenaanbod voor me. Het afgelopen half jaar heb ik in Berkeley mijn verplichte hardcore sciencevakken afgewerkt, dus ik wilde hier iets heel anders doen, mijn blik verruimen. Ik koos voor cursussen over de ontwikkeling van Latijns Amerika en Afrika en over de hedendaagse geschiedenis van Nederland. Over die keuze ben ik nu heel tevreden. Het zijn interessante vakken met gedreven docenten.

"Het leven hier is erg aangenaam. Het weer verschilt niet heel erg met dat in San Francisco. Ik woon op de campus van het University College met een aantal andere studenten, Nederlanders en internationale studenten. Zij kunnen in de mensa eten, ik moet zelf koken. Maar de laatste tijd gebeurt het steeds vaker dat mensen met me mee wilden eten.

"Verder was ik gewaarschuwd voor de koude aard van de Nederlanders, maar dat valt erg mee. Ik vind dat directe en ongepolijste van jullie bovendien wel amusant. Als ik een domme opmerking maak, krijg ik daar onmiddellijk humoristisch commentaar op. In de VS zouden mensen hun kritiek veel meer aankleden.

"Als student van de Universiteit van Californië, mag ik me bovendien gelukkig prijzen met het centrum van het Education Abroad Programme hier in Utrecht. De medewerkers daar helpen met werkelijk alles. Voor het semester kregen we een cursus om ons kennis te laten maken met het land en het universitaire systeem hier. Het nut daarvan werd mij wel duidelijk toen ik zag dat andere buitenlandse studenten vlak voor het begin van het semester aankwamen en op dat moment nog van alles moesten uitzoeken.

"Ik wil de komende maanden zoveel mogelijk van West- en Midden-Europa zien. Na het semester ga ik waarschijnlijk ook het Middellandse Zeegebied verkennen. Toch vind ik ook de ervaring van het studeren in een andere omgeving belangrijk en leerzaam. Daarom doe ik gewoon mijn best om mijn vakken te halen, hoewel ik er niets aan heb voor mijn major in Berkeley."

Ver weg van huis, maar niet alleen.

Californische uitwisselingsstudenten in Utrecht kunnen 24 uur per dag, zeven dagen per week, een beroep doen op Vivian-Lee Nyitray. Die hoogleraar van hun eigen universiteit huist op het terrein van het Utrechtse University College.

"Misschien vindt u het vreemd dat ik hier ben?", oppert prof.dr. Vivian-Lee Nyitray zelf al aan het begin van het gesprek. "Normaal gesproken gaan er immers geen professoren mee wanneer studenten naar het buitenland gaan."

Het is inderdaad een bijzonder gegeven. In zo'n 31 landen, verspreid over de gehele wereld, zijn wetenschappelijk medewerkers van de University of California aanwezig. Hun belangrijkste taak is om studenten die in het kader van het Education Abroad Programme (EAP) naar het buitenland gaan bij te staan in hun tijdelijke omgeving.

In Nederland is Vivian-Lee Nyitray de directeur van het EAP Study Centre. Vanuit haar kantoor op de campus van University College begeleidt zij samen met twee Nederlandse stafleden Californische studenten die aan universiteiten in Leiden, Wageningen, Maastricht en Utrecht studeren. Gemiddeld zijn dat er zo'n honderd per semester, op dit moment veertig.

Bereidwillig schetst Nyitray, verbonden aan de Riverside Campus als hoogleraar religieuze studies, de twee belangrijkste redenen voor haar aanwezigheid in Nederland en die van zovele van haar collega's in andere landen. "In de eerste plaats studeren de meeste van onze studenten met een staatsbeurs. De belastingbetalers van Californië hebben naar de mening van de universiteit recht op de zekerheid dat hun geld in het buitenland goed besteed wordt. In de tweede plaats vinden ouders het een erg prettig idee wanneer ze weten dat er zich een professor in de buurt van hun kind bevindt."

<ParaStyle:streamer>'Met een groep studenten in een vreemde omgeving kan er van alles gebeuren'

Het Utrechtse EAP-centrum heeft vooral als taak Californische studenten in Nederland te ondersteunen in hun studie. Maar ook voor andere zaken kunnen de studenten elk uur van elke dag een beroep op haar doen. Zo kregen de Californische kamerbewoners in Parnassos laatst een helpende hand nadat er bij hen was ingebroken. "Met een groep studenten in een vreemde omgeving kan er van alles gebeuren", weet Nyitray. "Wij proberen de studenten ook daarbij te helpen, want we zijn verantwoordelijk voor hun gehele welzijn."

Het EAP-centrum doet bovendien veel moeite om de Californische studenten in te wijden in de Nederlandse maatschappij en de academische mores. Ook krijgen studenten nog steeds tips om minder op te vallen als Amerikaan, een vervelende consequentie van 9/11. "Veel studenten hebben in eerste instantie niet het idee dat het hier zo anders is. Dat sommige dingen toch echt afwijken van wat ze gewend zijn, willen wij ze graag vertellen", aldus Nyitray. Als voorbeeld noemt de hoogleraar de formele omgang tussen studenten en docenten in Nederland. "In de VS laten veel professoren zich bij hun voornaam noemen. In Nederland stellen docenten daar vaak geen prijs op. In de VS kan een student ook gemakkelijk tegen zijn docent zeggen dat hij echt een hoog cijfer nodig heeft voor een vak, zonder dat een docent daar iets achter zoekt. Hier denkt een docent dan al snel dat er om een uitzonderingspositie wordt gevraagd."

Dat het EAP-kantoor op de campus van het UCU is gevestigd, is te herleiden tot het al acht jaar lang bestaande en succesvolle uitwisselingsproject tussen University College en Californië. Vanaf dit academisch jaar heeft dus ook de UU zelf een grootschalig uitwisselingsproject met de Californische partner. Vivian Lee Nyitray gaf enkele jaren geleden tijdens een eerder verblijf in Utrecht als EAP-director samen met Hans van Himbergen en Maarten Prak de eerste aanzetten hiertoe. "Er waren zoveel bilaterale contacten tussen de twee universiteiten. Waarom proberen we daar niet meer van te profiteren, vroegen we ons af."

De uitwisseling van zo'n vijftig studenten per semester is ook voor de Californische universiteit een uitzonderlijke onderneming. Nyitray meent dat de UU voldoende in huis heeft om Californische studenten te trekken, hoewel de universiteit van Leiden volgens haar veel meer bekendheid geniet in de VS. "Maar Utrecht heeft goede programma's en uitstekende faciliteiten. Daarnaast is de centrale ligging en de omvang van de stad zeer aantrekkelijk."

Op dit moment ziet Nyitray vooral belangstelling bij studenten voor de Utrechtse economie, genderstudies en film- en digitale media. Dat er dit semester welgeteld zeven Californische studenten aan de UU studeren, daar is ze niet rouwig om. "Liever nog even wat minder. Je hebt altijd te maken met aanloopproblemen. In Utrecht, bijvoorbeeld, loopt het eerste semester door tot na de jaarwisseling, terwijl de meeste van onze studenten dan alweer naar huis zijn. Dat soort obstakels vraagt nog om oplossingen."

Nyitray hoopt dat het vooral voor masterstudenten en PhD-studenten in de toekomst gemakkelijker wordt aan de partneruniversiteit te gaan studeren. "Als docent zit je vaak helemaal niet te springen om nog een masterstudent uit het buitenland onder je hoede te nemen. Je hebt het al druk genoeg. Maar als je weet dat je daardoor wel een aantal masterstudenten de andere kant op kunt sturen, denk je daar wellicht anders over."

Zelf denkt ze overigens dat er nog een extra impuls nodig is om werkelijke structurele samenwerking op het gebied van onderwijs en onderzoek tot stand te brengen. "Ik denk dat we zeer gebaat zouden zijn bij een bureau of een coördinator die zaken op elkaar gaat afstemmen tussen Californië en Utrecht. Als dat lukt dan staan we aan het begin van een groots en spannend experiment."