Rebo-decaan Adriaan Dorresteijn ziet bedreigingen, maar ook kansen voor de Utrechtse rechtenopleiding
"Ik sprak laatst een ex-studente van me, die bij een internationaal advocatenkantoor in Amsterdam werkt. Zij heeft een Duitser als chef en zij vertelde me dat hij liever Duitse dan Nederlandse afgestudeerden aanneemt, omdat die niet alleen een betere opleiding, maar ook een betere werkhouding hebben. Daar schrik ik van, zeker omdat ik zulke geluiden vaker hoor. Ook van Nederlandse advocatenkantoren krijg ik regelmatig signalen dat onze pas afgestudeerde juristen het in de verste verte niet halen bij hun collega's uit Engeland, Duitsland, Amerika, noem de landen maar op. Natuurlijk zijn er uitzonderingen, maar gemiddeld genomen vindt men de Nederlandse afgestudeerde jurist onder de maat. Als we niet snel maatregelen nemen om het tij te keren, duurt het niet lang meer of grote Nederlandse law firms en banken nemen alleen nog maar Nederlandse juristen aan die minimaal hun master en op termijn zelfs hun hele opleiding in het buitenland hebben gevolgd."
'De gedreven docenten hebben er samen met de studenten iets fantastisch van gemaakt'
Op zijn werkkamer aan het Janskerkhof kijkt Adriaan Dorresteijn (58) de interviewer ernstig aan. Meestal vertoont het gezicht van de decaan een ontspannen lach, en volgens insiders is hij van de zeven Utrechtse decanen misschien wel de zachtmoedigste. Maar als het nodig is, kan hij onverwacht daadkrachtig optreden, zoals bleek bij de invoering van het Law College, misschien wel de meest opmerkelijke Utrechtse onderwijsinnovatie na de komst van het University College. "Het is een beetje mijn natuur om zo lang mogelijk in overleg te blijven om mensen te overtuigen en hen zo mee te krijgen", geeft hij toe, "maar soms lukt dat niet en dan moet je de knoop doorhakken. Vroeger stelde ik dat moment misschien wel eens te lang uit. De laatste jaren ben ik resoluter geworden."
Het zou overigens een misverstand zijn, zegt hij met nadruk, om te denken dat hij in zijn eentje verantwoordelijk is geweest voor het introduceren van de 'nieuwe kleinschaligheid' in het Utrechtse rechtenonderwijs. "Het idee om kleine colleges te maken, is van eind jaren tachtig en is, ere wie ere toekomt, afkomstig van éminence grise Ewoud Hondius, hoogleraar privaatrecht. Maar ik heb op een gegeven moment wél gezegd: en nu gaan we het ook doen. Ik herinner me nog als de dag van gisteren hoe we een paar jaar geleden na de zoveelste evaluatie constateerden dat alle kwalen waaraan we al jaren sleutelden - massaliteit, anonimiteit, studenten die zich niet voorbereidden, kortom alles wat je met een grote opleiding associeert - weer voorbij waren gekomen. Intussen hadden onderwijsdirecteur Ige Dekker en enkele andere medewerkers Amerikaanse Law Schools bezocht en gezien dat je echt op het contact docent-student moet. Het voltallige bestuur heeft toen gezegd: nu is het afgelopen, we halen dat idee van Hondius uit de kast en gaan ermee aan de slag."
Om eindeloze discussies voor te zijn, besloot Dorresteijn low profile van start te gaan. "Zonder er veel ruchtbaarheid aan te geven hebben we twee docententeams een jaar lang laten optrekken met twee willekeurig gekozen groepen studenten, gewoon om te zien wat er zou gebeuren. Ik heb me daarbij laten inspireren door de ICT-hausse in de jaren negentig. Toen de grote bedrijven werden verslagen door whizzkids die in de garages van hun ouders zaten te knutselen, gingen die bedrijven zelf ook 'garages' creëren. Medewerkers van wie men dacht dat die het wel in zich hadden, kregen te horen: je hebt een jaar lang geen last van ons bureaucratisch gezeur, hier heb je geld en we hopen dat je over een jaar wat bedacht hebt.
"Zo hebben wij het ook gedaan. We hebben tegen de docenten gezegd: jullie mogen het aanpakken zoals je denkt dat het goed is, we houden je bestuurlijk uit de wind, en we zien wel wat er van komt. Het waren ervaren en gedreven docenten en wij hadden het volste vertrouwen in ze. Niet ten onrechte, want samen met de studenten hebben ze er iets fantastisch van gemaakt. De studieresultaten in die twee groepen waren uitstekend. Toen we daarna met het voorstel voor het Utrecht Law College naar buiten kwamen, heeft dat nog wel tot verhitte discussies geleid, want men was als de dood voor een tweedeling in de faculteit. Maar omdat dat experiment van ons zo'n succes was geworden, hebben we uiteindelijk vrijwel iedereen mee gekregen."
'We gaan nadrukkelijk duidelijk maken dat de lat in Utrecht tegenwoordig hoog ligt'
Een tevreden lach plooit zich om de lippen van Dorresteijn, want met het Law College heeft hij een trend gezet voor de hele universiteit. Tijdens haar nieuwjaarstoespraak noemde Yvonne van Rooy de UU zelfs 'de universiteit van de colleges'. Maar wie verwacht dat na alle veranderingen van de laatste jaren de rust aan het Janskerkhof is weergekeerd, vergist zich. Op wat langere termijn voorziet de decaan zo mogelijk nog ingrijpender veranderingen voor het departement Rechtsgeleerdheid.
"Ik denk met name dat de komst van juridische hbo-opleidingen vergaande consequenties voor ons gaat krijgen, want veel werkzaamheden die nu nog door wo-juristen worden verricht, kunnen straks even goed, zo niet beter door hbo-juristen worden uitgevoerd. Bovendien is het vierde jaar in het hbo een volledig stagejaar. Die jongens en meisjes zitten dus al lang en breed bij die verzekeraar of bij die bank, als die van ons nog aan het studeren zijn. Misschien zijn ze theoretisch wat minder goed onderlegd, maar als ze in de praktijk blijken te voldoen, dan heeft de wo-jurist het nakijken. Als voorbeeld noem ik altijd de Dienst Burgerzaken in Enkhuizen. Waarom zou men daar nog een wo-jurist aannemen? Nee, die markt gaan we verliezen, daar ben ik van overtuigd."
Dat zal zeker een daling van de instroom betekenen, beaamt Dorresteijn, maar wat hem betreft is dat geen probleem, zo lang de kwalitatief beste studenten maar voor de Universiteit Utrecht blijven kiezen. "Gelukkig krijgen we de laatste tijd al steeds meer studenten binnen die speciaal voor Utrecht kiezen, omdat ze het gevoel hebben: hier gebeurt het. Dat zijn de studenten die we graag willen hebben, en we gaan in onze voorlichting dan ook nadrukkelijk duidelijk maken dat de lat in Utrecht tegenwoordig hoog ligt. We zijn bijvoorbeeld de enige Nederlandse rechtenopleiding die studenten al in de bachelorfase verplicht om een volledig Engelstalig vak te volgen. Ik vind dat een academisch gevormde jurist in staat moet zijn om in het Engels over zijn vak te communiceren, ook al heeft hij Nederlands recht gestudeerd en is hij niet van plan om ooit in het buitenland te gaan werken. Dat zal voor een aantal potentiële studenten ongetwijfeld een drempel opwerpen, maar dat moet dan maar."
'Voor zulke studenten is straks in Utrecht geen plaats meer'
Gezien de verreikende ambities van de decaan zou je verwachten dat hij het liefst van de hele juridische opleiding één groot Law College zou willen maken, maar niets is minder waar. "Ik ben erg enthousiast over de intensieve manier waarop studenten in het ULC met hun studie bezig zijn, maar die manier van studeren is niet alleen zaligmakend. Wat mij betreft moet er in Utrecht ook plaats blijven voor studenten die andere prioriteiten stellen. "Er zijn genoeg studenten die zo veel naast hun studie doen, dat dat niet goed met de ULC-aanpak valt te combineren, en ik zou niet weten waarom er in Utrecht geen plaats voor hen zou mogen zijn. Ik ken een student die vorig jaar uit het ULC is gestapt, omdat hij zich daar niet thuis voelde. Maar hij heeft vervolgens wel met vlag en wimpel zijn eerste jaar gehaald. Geen enkel probleem. Alle studenten zijn mij even lief, mits zij ambitie uitstralen en goed presteren."
Anders ligt het wat Dorresteijn betreft met de bij Rechten relatief grote groep studenten, die er met de pet naar gooit. "Die hoeven wat mij betreft niet meer op clementie te rekenen. Om voeling te houden met de onderwijspraktijk begeleid ik elk jaar één van de werkgroepen Grondslagen Privaatrecht en doceer ik een mastervak. Afgelopen najaar kwam één van de bachelorstudenten te laat binnen, lag twee minuten later met het hoofd op de handen en viel meteen in slaap. Ik begrijp absoluut niet wat zo iemand bezielt en hij kon het me ook niet uitleggen, maar als het aan mij ligt, is voor zulke studenten straks in Utrecht geen plaats meer."
Om de lat omhoog te krijgen voerde Rechtsgeleerdheid in 2004, net als psychologie,het bindend studieadvies in. Hoewel geschrokken van het grote aantal eerstejaars dat de afgelopen twee jaar vrijwel zonder behaalde studiepunten werd weggestuurd, is Dorresteijn tevreden over de werking van dit selectie-instrument aan het eind van het eerste jaar. Als extra kwaliteitsimpuls krijgen de Utrechtse juristen bovendien een numerus fixus, waardoor in september nog maar maximaal achthonderd nieuwe eerstejaars aan de studie zullen beginnen tegen bijna negenhonderd afgelopen september. "Omdat er sprake is van een gewogen loting, betekent dat automatisch dat studenten die op het vwo minder goed hebben gepresteerd, een grotere kans hebben om af te vallen", aldus Dorresteijn. "Maar misschien is ook dat nog onvoldoende. Het zou best kunnen dat we op termijn zelfs toegaan naar een selectie van al onze studenten op basis van kennis en motivatie, net zoals dat nu al gebeurt bij de opleiding Bestuurs- en organisatiewetenschap. Ik sluit zeker niet uit dat dat er ooit van komt."
Zijn grote wens is dat de Utrechtse rechtenopleiding als zijn decanaat over anderhalf jaar afloopt, bij zowel Elsevier als de Keuzegids in de top drie staat. De komst van het Law College zal ongetwijfeld een gunstig effect hebben op de studentenwaardering, maar om hoger op de ranglijst te komen zijn gemotiveerde studenten niet voldoende. Ook aan de faciliteiten zal het nodige moeten worden gedaan, getuige het grote aantal klachten over onder meer het studiepunt en Osiris. Dorresteijn erkent dat lang nog niet alles op rolletjes loopt, maar hij wijst daarvoor ook naar de universiteit, die het hem en zijn collega's niet altijd even makkelijk maakt.
"De neiging om zaken centraal vanuit het Bestuursgebouw te willen regelen, neemt toe. Neem de universiteitsbrede invoering van de timeslots. Op zich is het goed dat alle colleges en werkgroepen nu op een zelfde moment beginnen en eindigen, maar het systeem wordt zo strikt doorgevoerd dat alle flexibiliteit verdwijnt. Wij hebben bijvoorbeeld nogal wat docenten in deeltijd, die ook nog een andere baan hebben. Ze zijn alleen op bepaalde dagen en uren beschikbaar. Probeer dat maar eens te vertalen in ons systeem van timeslots. Dat lukt domweg niet en dat betekent dus dat we die docenten niet meer kunnen aanstellen.
"Door alle bemoeienis vanuit het Bestuursgebouw en soms ook vanuit de faculteit zelf krijgen onze docenten steeds meer het gevoel dat ze uitvoerders zijn van wat elders bedacht is, zonder dat zij er invloed op hebben. Dat ergert hen en ik kan me dat goed voorstellen. Ik vind het zelf ook vervelend dat ik tijden van te voren moet invullen wat ik in toets 2 van mijn cursus ga doen, terwijl ik de evaluatie van mijn huidige cursus nog niet eens achter de rug heb. Dan denk ik: kom op zeg! Natuurlijk, een zekere planning is onvermijdelijk, maar de laatste tijd begint het door te slaan. Ik denk dat we in Utrecht goed moeten bekijken of we nog wel de juiste balans hebben tussen sturing en vrijheid."
Afgezien van deze kritische kanttekeningen heeft Dorresteijn echter vooral lof voor de manier waarop het college van bestuur Utrecht op de kaart zet. "Ik mag misschien niet altijd even gelukkig zijn met de gang van zaken, ik wil wel duidelijk stellen dat ik het een voorrecht vind om leiding te mogen geven aan zo'n mooie faculteit binnen zo'n goede universiteit. Ik ben trots op de UU, zeker als ik merk wat voor reputatie wij hebben. Ook ten aanzien van Rechtsgeleerdheid begint heel duidelijk het idee te ontstaan: in Utrecht gebeurt wat. Ik hoor regelmatig binnen het juridische beroepenveld: jullie zijn goed bezig, zeg. En dat kan ik alleen maar volmondig beamen."
Dorresteijn, de man
Adriaan Dorresteijn (58) werd geboren op een boerderij in Werkhoven, halverwege Utrecht en Wijk bij Duurstede. Aanvankelijk koos hij voor een studie in Wageningen, maar al snel switchte hij naar rechten in Utrecht. "Dat was net in de tijd dat de democratisering werd ingezet. In een aantal opzichten was de faculteit al vrij modern, maar de sfeer was nog tamelijk archaïsch. Bij professor De Monthé Verloren van oud-vaderlands recht deed je bijvoorbeeld nog tentamen aan huis. Hij woonde in Zeist en als je bij hem aanbelde, werd je opengedaan door een krakkemikkige huishoudster, die even oud was als de man zelf. Dan werd je in zijn muf ruikende werkvertrek binnengelaten, kreeg een kopje thee en dan begon het tentamen. Ook op college was de sfeer nog heel traditioneel. De corpsleden en de UVSV'sters zaten vooraan en als de hoogleraar binnen kwam, gingen zij staan. Wij niet, wij bleven zitten, wat dacht je, het was 1968."
Al tijdens zijn studie kwam Dorresteijn tot de overtuiging dat de advocatuur niets voor hem was. "Ik ben iemand die snel geneigd is om twee kanten van de zaak te zien. Op zich moet een advocaat dat ook wel, maar dan moet hij de ene kant snel weer vergeten en dat is niet mijn sterkste kant." Hij koos voor een wetenschappelijke loopbaan en werd in 1975 medewerker bij de Universiteit van Amsterdam. In 1988 ging hij werken in Utrecht waar hij in 1989 promoveerde op een proefschrift op het gebied van het ondernemingsrecht. In 1991 verhuisde hij naar de Open Universiteit in Heerlen, om in 2000 in te gaan op de uitnodiging om decaan in Utrecht te worden.
Vooral aan zijn Heerlense jaren denkt hij nog vaak met warme gevoelens terug. "Na de drukte in Amsterdam en Utrecht was de Open Universiteit een verademing. Geen eindeloze vergaderingen, geen studenten, het was net een sabbatical. Mijn voornaamste taak was het ontwikkelen van nieuwe cursussen en onderwijsvormen en daar had ik zeeën van tijd voor. Bovendien waren de IT-voorzieningen fenomenaal. We hadden toen al een prachtige elektronische leeromgeving en ik heb er geweldig interessante experimenten gedaan.
"De OU heeft op onderwijsgebied heel veel te bieden en wij verbaasden ons dan ook regelmatig over de geringe belangstelling van de andere universiteiten. We noemden dat het not invented here syndroom, de volstrekte onwil om dingen over te nemen die door anderen bedacht zijn. De OU heeft bijvoorbeeld didactisch zeer verantwoorde databases met duizenden vragen over bepaalde wetenschapsgebieden waaronder ook rechten. Die kunnen universiteiten gratis gebruiken, met als enige tegenprestatie de toezegging dat ze een deel van zo'n database inhoudelijk bijwerken en aanvullen. Het gekke is dat vrijwel niemand dat doet, ook wij in Utrecht niet. Ik heb er de afgelopen jaren als decaan wel eens op aangedrongen, maar de weerstand is groot en ik ben er niet de man naar om docenten te verplichten met materiaal te werken, dat ze niet zien zitten. Ik vind de vrijheid van docenten om zelf te bepalen hoe ze hun onderwijs inrichten een groot goed. Daar kom ik niet aan. Maar zonde is het wel, want we zouden er echt veel baat bij kunnen hebben. In zijn nu ruim dertigjarige loopbaan zijn onderwijs en onderzoek altijd gelijk opgegaan. "Ik denk dat ik redelijk veelzijdig ben", is zijn verklaring, "ik heb in veel verschillende dingen interesse. Dat kan natuurlijk ook een nadeel zijn, want er is niet iets waarin ik echt excelleer. Maar voor een decaan is veelzijdigheid geen slechte eigenschap."
In de ruim zes jaar dat hij decaan is, heeft Dorresteijn weinig verre reizen gemaakt. "Ik doe dat alleen als het echt niet anders kan. Af en toe moet je als decaan wel, bijvoorbeeld als er een contract ondertekend moet worden, maar ik houd het zo beperkt mogelijk. Dat heb ik, denk ik, ook een beetje van thuis meegekregen. Bij ons in de omgeving had je boeren die altijd maar naar de markt gingen - er was keus genoeg: koeienveemarkt, paardenmarkt, kaasmarkt - of naar vergaderingen in de stad. Dan zei mijn vader altijd: ja ja, elders een dubbeltje verdienen, maar thuis een kwartje verliezen. Die uitspraak is me altijd bijgebleven."
Tijdens het feest waarmee eind vorig jaar het driejarig bestaan van de Rebofaculteit werd gevierd, verraste Adriaan Dorresteijn de aanwezigen door het podium te betreden met een elektrische gitaar. "Ik speel al jaren in een rockgroep met de naam Purple Joe. Tegenwoordig spelen we vooral voor onszelf, maar vroeger heb ik veel opgetreden, ook met andere bands. We speelden van alles, van Nederlandstalige pop tot new wave, en we hebben verschillende CD's uitgebracht met eigen materiaal. Ik koop ook nog steeds veel popmuziek. Een van mijn favoriete groepen van nu is Green Day, een groot geworden punkbandje, maar ik luister ook graag naar moderne bluesgitaristen zoals Johnny Lang. Het mooie van popmuziek is dat je er al snel je persoonlijke stijl in kwijt kunt. Je hebt wel wat techniek nodig, maar je hoeft geen virtuoos te zijn om toch al een aardig stukje te kunnen spelen. Dat past wel bij mij."