Achtergrond

interview met Jonathan Doelman

Jonathan Doelman

Alette van Doggenaar

Dit is mijn tweede jaar aan het Junior College. Op maandag en dinsdag krijgen we in Utrecht les in de bètavakken. Op de andere dagen gaan we naar onze eigen middelbare school voor de rest van de eindexamenvakken. Het programma is bedoeld voor leerlingen van 5 en 6 vwo die meer verdieping en uitdaging willen. Je krijgt ook de gewone examenstof maar je gaat sneller zodat er ruimte is om dieper op de dingen in te gaan. En je maakt al kennis met methoden van wetenschappelijk onderzoek. We konden bijvoorbeeld voor een profielwerkstuk gebruik maken van de deeltjesversneller op de universiteit. Dat was wel vet. Om toegelaten te worden moet je alle vakken goed bij kunnen houden en je krijgt een motivatiegesprek. Ze willen liever mensen die niet alleen gefixeerd zijn op bijvoorbeeld natuurkunde, dus ze vragen ook naar je hobby's en je sociale leven.

Het bevalt goed. Ik heb het geluk dat de school rekening houdt met de leerlingen die op het Junior College zitten. Als we een toets missen omdat die op maandag is dan mogen we die gewoon inhalen. De grap is, ik heb zeven vakken en vier daarvan doe ik op het JCU. De andere drie dagen heb ik tijd genoeg voor de rest. Ik mis bijna niks. Het is heel goed op elkaar afgestemd. Dat is trouwens niet bij iedereen zo. Dat verschilt per school.

Je wordt er scherper van. Ik doe echt mijn best. Iedereen is goed. Dat geeft wel competitie maar niet op een vervelende manier. Je krijgt ook iets lagere cijfers dan je zou halen op je eigen school. We zijn nu bezig met de laatste vwo stof. Daarna krijgen we extra modules over aids, astrofysica, modeleren en nanoscience. Daar heb ik veel zin in.

Dat ik iets wil gaan doen met milieu staat wel zo'n beetje vast. Maar hoe ik dat wil bereiken is nog wel eens veranderd de afgelopen twee jaar. Eerst dacht ik aan milieukunde. Maar dat leek mij uiteindelijk nogal plaatselijk. Dan gaat het over een stuk grond dat vervuild is en schoon moet worden. Ik wil het toch meer wereldwijd bekijken. Ik heb niet de illusie om het klimaatprobleem even op te lossen, maar dat bredere perspectief lijkt me interessant. Mijn oom zit ook in die business bij het RIVM. Van hem hoor ik allerlei verhalen. Het diplomatieke aspect ervan lijkt me ook leuk. Dat je veel kan reizen.

Ik heb nu het idee dat ik een master Klimaat, Oceanografie en Meteorologie wil gaan doen. Normaal gaat dat via Natuur- en Sterrenkunde, maar op dit moment ben ik er vrij zeker van dat ik eerst een bachelor science wil gaan doen aan het University College. Dat is lekker breed. En ik hoor ook van mensen dat het erg gezellig is met leuke feesten. Iedereen woont op de campus. En het niveau is hoog. Aan de andere kant zijn er weer weinig mensen die lid worden van een studentenvereniging. Vrienden van mij hebben dat wel gedaan en dat klinkt dan wel heftig. Zo'n ontgroening zou ik wel eens mee willen maken. Maar hier is het ook vet gezellig.

Ik heb ook nog een tijd gedacht dat ik een jaar zou gaan backpacken in Australië. Maar ik ben nu zo enthousiast over het University College dat ik toch maar meteen doorga, denk ik. Ik zou ook eerst geld moeten verdienen. Ik heb nu een baantje in de metaal en om dat nou een paar maanden fulltime te doen, dat trekt me ook niet echt. Bovendien ben ik bang dat ik na een paar maanden reizen toch weer zin krijg om te leren. Dat heb ik nu ook al vaak in de vakantie.

Maar misschien verander ik nog van gedachten. Ik heb ook wel eens gedacht over Geneeskunde. Dat is typisch voor mij. Ik kan erg warm lopen voor een idee en dan ineens weer radicaal veranderen en over iets anders enthousiast zijn. Ik ben binnen een paar weken geswitcht van Natuur- en Sterrenkunde en een reis door Australie, naar het UC.

Wetenschappelijk onderzoek lijkt me in ieder geval saai. Dan moet je je steeds maar met hetzelfde onderwerp bezighouden. En het verdient slecht. Niet dat dat nou het belangrijkste is. Thuis praten we regelmatig over wat ik zou willen worden. Mijn ouders staan erachter dat ik op het JCU zit, al hebben ze zelf niks met bètavakken. Mijn vader is theoloog en mijn moeder orthopedagoog. Mijn vader vroeg eerst wel of ik niet beter gewoon mijn eigen school zou kunnen doen, maar na de open dag was hij heel positief. Het is echt mijn eigen keuze geweest om dit te gaan doen maar mijn ouders zijn wel trots dat ik dit kan.

Het enige nadeel is misschien dat je je eigen vrienden minder ziet. Voor een paar leerlingen was dat ook een reden om te stoppen. Met de mensen van het JCU heb je toch een ander soort vriendschap omdat ze uit de hele regio komen en je ze buiten de lestijden bijna nooit ziet. We zijn wel met zijn allen naar de Ardennen geweest voor teambuilding en ook naar het CERN. Dat is het grootste natuurkundig onderzoekscentrum ter wereld met de grootste deeltjesversneller ter wereld. Maar mijn eigen vrienden accepteren wel dat ik dit doe. Ze denken niet: 'patser wil je de beste zijn'.

De meesten van de JCU-leerlingen gaan denk ik wel door in de bètarichting, maar er zijn er ook een paar die afhaken en iets heel anders willen gaan doen. Een meisje wil naar de dansacademie en er is iemand die de ontwikkelingssamenwerking in wil. Door het JCU zijn ze er achtergekomen dat dit niet echt iets voor ze is. Dan heb je toch een heleboel geleerd hier en maak je geen verkeerde studiekeuze.

Ik ben ook echt niet alleen geïnteresseerd in studeren. Ik vind heel veel verschillende dingen leuk. Ik hockey. Ik ga feesten met mijn vrienden. En ik speel trompet. In Culemborg zit ik bij het harmonie-orkest. We zitten op een goed niveau. We spelen verschillende soorten muziek: Verdi, Korsakov en Bernstein, maar ook Pirates of the Caribean. We geven concerten en doen mee aan concoursen. Het is mooi om deel te zijn van zo'n groep en dan samen muziek te maken. Maar ik zit ook in de Papklepels, een dweilorkest voor feesten en partijen. Dan spelen we alles uit het hoofd. Dat is veel losser dan bij de Harmonie en dat is ook weer leuk om te doen. Het is ontzettend gezellig. Ik hou gewoon van alles. Het is moeilijk om te kiezen.

STREAMER: 'Ik hou gewoon van alles. Het is moeilijk om te kiezen'

Piet, Piet, wie kent 'm niet

Zijn bestaan is al eeuwen

Wetenschappelijk feit

Omstreden is wel dat

Hij op daken rijdt

De bisschop uit Myra

Is weer in het land

Het Ublad voelde UU'ers

Over Sint aan de tand

Het geloof is verdwenen

Maar iedereen weet

Dat het Piet was die voor Sint

Door de schoorsteen gleed

Student tot hoogleraar:

Menigeen heet hier Piet

Hun relatie tot Sinterklaas is

Soms innig, soms niet

(op de wijs van 'zie ginds komt de stoomboot')

Piet Hoekstra

Als prof onderzoekt Piet kust en rivier,

Op Oost-Kalimantan, maar ook gewoon hier,

Weet veel van 't ontstaan van delta systemen,

En bij de kustopbouw voorkomende problemen

Aan de UU, die hij zeer goed kent,

Kwam hij dertig jaar terug, als student,

Daarna promoveren, UD-schap, 't is gaaf:

Z'n hele carrière als fysisch geograaf.

Zijn enthousiasme voor pakjesavond is groot

Leeft zich uit in surprises en kritische noot

In gedichten die afhangen van inspiratie,

En gaat naar de intocht van Sint bij deez' natie.

Zwarte Piet is hij nog nooit geweest

Hoopt op een parkeerschijf bij het feest

En dat de commercie en de kerstman

De traditie bedreigen, daar baalt hij van.

Piet Keizer

Deze economisch methodologie docent

Roept op tot bezinning van het fundament

Van de kennis in onze maatschappij,

Want dat is er volgens hem niet meer bij.

Aan een universiteit moet dat mogelijk zijn,

Maar de ruimte voor discussie is dikwijls te klein.

Onderzoek doet hij in zijn vrije tijd,

En dus van publicatiedruk bevrijd.

'Sinterklaas', zegt econoom Piet Keizer,

'Blijft eeuwig ouder en mogelijk wijzer,

Dan ikzelf, dus ik ken mijn plek,

Zijn feest vond ik vroeger echt te gek.'

Vieren doet hij Sints feest nu niet meer,

Zijn kind'ren komen met kerst pas weer.

Een verlanglijstje heeft hij niet

Is dit nou geen bescheiden Piet?

Piet Peereboom

(op de wijs van 'zie ginds komt de stoomboot')

Zijn eerste reactie:

'Ik hoor er niet bij,

TNO is al dertig jaar

alles voor mij'

Maar is nu al jaren op

't geintegreerd lab

Van-T-N-O met-de-U-U

Analist, da's geen grap.

Deze Piet heeft 'niets heftigs'

Met Sint of zijn boot

Zijn kinderen zijn nu

De deur uit en groot

Toch wilde hij best aan

Met het Ublad meedoen

En vroeg na wat bedenktijd

Om muziek in zijn schoen.

Piet Schellens

Deze vijfdejaars psychologiestudent

Wil zorgen dat men zo snel mogelijk went

Aan nieuwe apparaten, software en telefoons,

Dat lijkt op het eerste oog misschien iets heel gewoons,

Maar ze zijn ongeschikt voor de menselijke geest

Als er geen toegepast psycholoog bij is geweest

Die alles eerst test voor gebruik door 't publiek

Zelfs het leger werkt graag met Piets systematiek.

Piet vindt Sinterklaas het leukste feest van het jaar,

Surprise en gedicht draait hij zo in elkaar.

Poetst als bijbaan in de fabriek een groot machien:

Komt zo wel vaak als Zwarte Piet eruit te zien!

Voor de kleine cadeautjes van vroeger in zijn schoen

Lijkt hij het nu niet meer te doen:

'Die waren om ons zoet te houden,

Piet mag nu met een mp3-speler sjouwen'

Piet Sulman

Compleet organisme, is niet interessant,

Maar wel: de bio-organische kant

Van scheikunde, zesdejaars is Piet

Wat hij straks gaat doen, weet hij nog niet.

Vorig jaar hielp hij Proton besturen

Vandaar dat de studie wat langer ging duren

Stond twee keer in 't Ublad, dat is niet mis

En is blij dat dit de derde keer is.

Met de Sint heeft Piet niet zo'n heel goede band

Want zijn moeder komt uit het Schotse land

Hij heeft wel 'soort van' in Sinterklaas geloofd

Maar had daarbij meer de Kerstman in zijn hoofd

En vaders familie vierde 't ook nooit zo goed

En op de vraag waarmee Sint hem nu een lol doet

Vroeg hij zich af, wat heeft nou meer waarde:

De nieuwste Nintendo, of vrede op aarde?

Piet Verschoor

Vroeger baas van de loonadministratie,

Levert drie dagen per week een prestatie.

Volgend jaar gaat hij dan echt met pensioen,

Nou ja, ontvangt met FPU zijn poen.

En tot de tijd dat hij helemaal klaar is

Actief als senior staffunctionaris

Weet niet hoeveel er op elke loonstrook staat

Maar wel hoe het sommetje daarbij gaat.

Piet viert pakjesavond niet in de kou,

Maar is 'm gesmeerd naar warm Curaçao.

Piets boodschap voor Sint: beperk het formaat

Van je cadeautjes, want overdaad schaadt.

Dus kom niet aan met een kleuren-TV,

Dat kan ook zo slecht in het vliegtuig mee.

Waarmee kan Sint hem dan wel passend belonen?

Een DVD: 'kanonnen van Navarone.'

Carla en Marieke Pieterman

(op de wijs van 'O, kom er eens kijken')

O, dit is merkwaardig: een vrouwspersoon als pieterman

En dan niet eentje, er zijn twee zussen van

De oudste, Carla, is bijna klaar

Een echte dokter na volgend jaar

Haar toekomst, plant ze al heel beslist:

'Ik word later liefst internist'.

Het zusje, Marieke, wil na haar master voor de klas

En freelance vertalen, dan is ze in haar sas.

Het Engels heeft geen geheim voor haar

Nog een paar maanden, dan is ze klaar

Ze woont met Carla bij pa en ma

En heeft een klein Sint-trauma

Want vroeger op school, zat ze naast een Tom in de klas

Wiens naam - niet te geloven - Sint Nicolaas was

Op 5 december, het lijkt verdacht

Sleepte ze 't rijbewijs in de wacht

Examinator riep nog ho-ho

Dit krijg je niet zomaar cadeau

Toch, vinden de zusjes, Sinterklaas 'n geweldig feest

Ooit zijn ze samen Zwarte Piet geweest

Goed dichten kan Carla erg snel

Met woorden spelen lukt haar wel

Zij vraagt 'meer tijd' voor in haar schoen,

Kan Sint 'r bij zus brandstof in doen...

'Ik ben een binge-drinker, jij niet dan?'

Binge [bind3] fuif, jool

Boothstraat 11, Utrecht. De bewoners en hun bezoek zijn er helemaal klaar voor. Vanavond staat in het teken van het mexspel. Er gaat weer flink gedronken worden.

Gooien totdat je van twee dobbels een mex maakt,

Genieten van de ander die de wc onderbraakt,

Elkaar zoveel mogelijk bakken bezorgen,

Want er is geen morgen

In de woonkamer van het mannenhuis staat een kleine tap met een halfvol fust. Op tafel staan vier lege bierglazen en liggen twee dobbelstenen. Negen jongens zitten er om heen, acht van hen gaan vanavond mexen tot het fust leeg is en de zestig pijpjes pils uit de koelkast op zijn.

"Het doel van het spel is om naar de klote te gaan. En vooral om elkaar naar de klote te zien gaan", vertellen de jongens.

Volgens Joris is mexen goedkoop en gezellig. Hij is de huisoudste en daarom verantwoordelijk voor het bier. Hij schenkt de glazen tijdens het spel in. Happy hardcore schalt door de woonkamer. Er is een vaste muzieklijst tijdens een avondje mexen. De groep speelt het drankspel regelmatig, vooral als de tentamenperiode voorbij is. "Soms een paar keer in de week, soms één keer in de maand", vertellen ze.

Omdat ze vandaag met z'n achten spelen, wordt het dobbelspel in koppels gespeeld. Elk duo gooit eenmaal met twee stenen. Een Mex - een één en een twee - markeert het einde van één ronde. Beide teamleden van het koppel dat in de tussenliggende periode het laagste aantal ogen heeft gegooid, moeten een glas bier dat voor tweederde is gevuld, in één keer achterover gooien.

Milan wrijft de dobbelstenen in zijn handen en gooit ze op tafel. "Je wilt nu nog niet slecht gooien. Je weet dat je vanavond nog veel moet drinken", legt hij uit. De jongens schreeuwen vol opwinding als de eerste mex wordt gegooid. Wie een één en een twee gooit, zorgt dat een ander koppel moet drinken. "Kijk naar die blijdschap in zijn ogen", roept Milan terwijl hij naar Casper wijst, die een mex gooit. Okke heeft zijn broek al los gemaakt, zodat hij veel kan drinken. Hij en zijn teamgenoot Max staan op van de bank en slaan hun eerste biertje achterover. Opeens klinkt Jan Smit door de woonkamer en terwijl hij 'Ik lig gebroken in mijn bed' zingt, drinkt het volgende duo alweer een glas.

Arnoud is de nummer negen van het stel. Hij doet vandaag niet mee. "Ik probeer sinds twee weken minder te drinken. Ik dronk erg veel en merkte dat mijn concentratievermogen achteruit ging." Arnoud begon met drinken op de middelbare school. Hij was vijftien toen hij bij een supermarkt ging werken waar na werktijd werd gemext. Daar is hij begonnen met veel te drinken. "Tijdens het uitgaan moet ik altijd in elke hand een biertje hebben." Nu zo zegt hij, beperkt hij zich tot zo'n zeven biertjes op een avond.

Ook Joris mext al enige tijd en in het begin van zijn studententijd was dat wel eens drie keer per week. "Op een gegeven moment krijg je wel last van je geweten, als je minder scherp bent en je geheugen slechter wordt door het drinken." Hij heeft niet blijvend last van de alcohol. Als hij een paar dagen niet drinkt is hij gewoon weer de oude. Hij is nu vierdejaars en mext steeds minder.

Het spel gaat ondertussen onverminderd door. "Tot nu toe gaat het goed, maar dat moet je eigenlijk nooit denken, want dan keert je geluk", zegt Milan die nog niet veel heeft moeten drinken. Hij woont in dit mannenhuis. Als huisgenoot Joris vertelt dat hij Algemene Sociale Wetenschappen studeert, kijkt Milan verbaasd op. "Is dat zo? Dat heb ik nooit geweten." Joris kijkt hem verbijsterd aan. "Doe normaal man. Dat weet je best. Je woont hier al anderhalf jaar." "Nee, serieus. Ik heb het met jou nooit over de studie." "Maar ik weet toch ook wat jij doet!" roept Joris uit. De andere jongens lachen, maar Joris vindt het minder grappig. Geïrriteerd noemt hij alle studies van de jongens op. "Ik ben nu de bad guy", zegt Milan terwijl hij de dobbelstenen van tafel pakt. De bierflesjes worden uit de koelkast gehaald, het fust is leeg.

Op de Boothstraat wordt steeds luidruchtiger gepraat en met de muziek meegezongen. Als er twee keer achter elkaar mex wordt gegooid, springen de jongens op en kijken ze geamuseerd toe terwijl twee anderen met tegenzin drinken. Inmiddels liggen er allerlei flesjes over de vloer en staan de blaren op Joris zijn handen omdat hij de flesjes met zijn palm open drukt op tafel.

Willem en Sander spelen samen en kijken nog nuchter uit hun ogen. "Wij kunnen het best tegen de alcohol. Ik denk dat het komt omdat we lang zijn", zegt Willem. Hij hoeft nooit te kotsen, maar heeft de ochtend na het spel wel altijd een kater.

De drank wordt een andere jongen te veel. Hij staat langzaam op, pakt een vol glas van tafel en loopt naar de wc. Hij laat de deur open, buigt zich over de pot en leegt zijn maag. Casper draait zijn hoofd weg, want hij voelt het zelf ook omhoog komen. Snel gaat hij erbij staan en steekt zijn vinger in de keel. "Dit moet eruit." Opgelucht gaan de jongens weer zitten en drinken het volgende glas dat ze nog tegoed hadden. Na twee uur mexen is de drank op. Okke hangt onderuit gezakt op de bank. "Ik moet morgen om acht uur werken."

Normaal gesproken houden ze er wel rekening mee als ze de volgende dag verplichtingen hebben. "Als er gestudeerd moet worden, doen we dat ook. Dan wordt er niet gedronken. Bijna iedereen hier loopt nominaal", zegt Casper. Volgens hem kan je makkelijk je studie inkoppen als je niet drinkt tijdens je tentamens. "Drinken hoort gewoon bij het studentenleven. Als je afgestudeerd bent dan doe je dit niet meer", vult Max aan. Sander denkt dat een avond mexen bij hun wel behoorlijk extreem is. "Er wordt erg veel gedronken. Ik vraag me af of andere studentenhuizen dit ook zo doen." "Het gaat allemaal om het sociale gebeuren. Het is leuk om in te drinken voordat je de stad in gaat", zegt Joris. De muziek gaat uit. Ze potten ieder tien euro voor in de kroeg.

In de woonkamer staat het lege fust. De lege bierflesjes liggen her en der in de kamer. "Na zo'n avond is het hier een zooi en plakken je voeten aan de grond. Omdat wij alles op moeten ruimen, mogen wij het statiegeld van de kratjes houden", zegt de huisoudste. Sander die bezig is zijn jas aan te trekken, roept: "We zoeken nog een schoonmaakster. Zet dat ook maar in je artikel."

KADERTJE

Spelregels Mexen:

Er wordt gespeeld met twee dobbelstenen. Het is de bedoeling hoge ogen te gooien want wie het laagst gooit tijdens een rondje moet adten. Als er Mex - een één en een twee - wordt gegooid, dan verdubbeld de hoeveelheid drank. De verliezer van het vorige rondje mag als eerste gooien in de nieuwe ronde. Op de Boothstraat gaat een ronde door totdat er Mex wordt gegooid. Een strafadje moet gedronken worden bij desinteresse of als de dobbelstenen van tafel vallen. Het spel is afgelopen als de drank op is.

LOPENDE VERHAAL

Binge-drinkers

Mannen zijn binge-drinkers als ze zes glazen alcohol consumeren tijdens één gelegenheid, vrouwen zijn het met vijf glazen. Doe je dit één keer in de week, dan ben je een gemiddelde binge-drinker. Maar doe je het twee of meer keer per week, dan ben je een zware binge-drinker.

"De criteria zijn heel lastig te bepalen", zegt vijfdejaars Farmacie Birgit Volman die haar bachelorscriptie schreef over binge-drinken. "Omdat de alcoholconcentratie in je bloed erg afhangt van je lichaamsgrootte. Jongens kunnen meestal meer alcohol hebben dan meisjes, omdat zij vaker groter zijn wat gevolgen heeft voor de alcoholconcentratie in het bloed."

Birget deed onderzoek naar manieren om alcoholgebruik van binge-drinkers te verminderen, want de inname van grote hoeveelheden drank in een korte periode kan blijvende schadelijke gevolgen hebben. Om vast te stellen hoeveel binge-drinkers er zijn hield ze een enquête onder 161 farmaciestudenten. 81 procent drinkt alcohol. Van hen blijkt driekwart een binge-drinker. Dat zijn 98 van de deelnemende studenten. Dat zijn er heel wat. "Het beeld is wel wat vertekend", vindt Birgit , "omdat de criteria voor een binge-drinker laag zijn."

Haar onderzoek wees uit dat de meeste respondenten te weinig weet hebben van de negatieve gevolgen van binge-drinken. Die kennis kan worden vergroot door een campagne die lijk op de anti-rookcampagnes. Om de alcohol beter te kunnen weerstaan, waren de meeste studenten voor het duurder maken van drank. "Ik schrok ook toen ik las over de effecten van binge-drinken: 'wow, wat is dit?" Toch heeft het haar er niet van weerhouden om alcohol te blijven drinken. Ze geeft toe zelf ook een binge drinker te zijn: "Jij niet dan? Bijna iedere student is er één."

Drankspelletjes

Volgens Birgits onderzoek drinken Nederlandse studenten gemiddeld veel meer dan hun collega's in andere Europese landen. Onder hen komt binge-drinking heel vaak voor. Vooral bij studenten tussen de 20 en 22 jaar. Vaak blijken zij te beginnen met drinken op de middelbare school. Volgens het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) blijkt het alcoholbeleid van verenigingen een bepalende factor voor het binge-drinken doordat de drank er goedkoop is, er korting wordt gegeven op grote hoeveelheden en er op rekening gedronken kan worden. Drankspelletjes moedigen veel drinken bovendien aan.

Bij een deel van de studenten neemt het drinkgedrag vanzelf af tijdens de studiejaren, dit heet natural recovery. Maar er zijn natuurlijk ook uitzonderingen. En wie drinkt weet dat alcohol in eerste instantie een aangenaam effect geeft. Maar dat kan omslaan zodra het alcoholpercentage in het bloed weer afneemt. Veel drinken kan de slaap verstoren,, maar ook een kater, agressief gedrag of alcoholvergifting veroorzaken. Daarnaast zijn er natuurlijk de secundaire verschijnselen als het niet op college kunnen verschijnen en ongeplande - en vaak dus onveilige - seks.

De nadorst en hoofdpijn worden veroorzaakt doordat alcohol water onttrekt aan de cellen. Alcohol irriteert de spieren in de maag wat misselijkheid en braken tot gevolg kan hebben. Meer ernstige gevolgen zijn acuut nierfalen, hersenbeschadiging, hartaandoeningen, lever- en maagproblemen.

De lever is één van de eerste organen die door alcohol beschadigd raakt. Het duurt ongeveer een uur voordat de lever de alcohol van één glas heeft afgebroken. Met tien drankjes is de lever de volgende ochtend dus nog bezig met verwerken. Een vette lever is één van de meest kenmerkende verschijnselen van overmatig alcoholgebruik. Door het regelmatige drinken heeft de lever te weinig tijd om andere stoffen af te breken. Hierdoor wordt vet opgeslagen in plaats van afgebroken.

Bij overmatig drankgebruik wordt de lever geel en groot, en krijgt soms wel drie keer het normale gewicht. De lever kan ontsteken. Stop je met drinken dan kan de lever genezen, maar als de lever al in ernstige mate is beschadigd en de levercellen vervangen zijn door littekenweefsel (cirrose), dan is de situatie onomkeerbaar geworden. De lever is in dit geval blijvend beschadigd. "Je lever werkt altijd in hetzelfde tempo, of je nou veel of weinig drinkt. Als je heel snel drinkt, krijg je een heleboel giftige stoffen in je bloed en in je hersenen. De schade is dan ook des te groter", weet oud-hoogleraar Rien Verbaten.

Kleinere hersenen

Op de lange termijn hebben binge- drinkers kans op sociale problemen, ontsteking van de maag, alcoholisme en leer- en geheugenstoornissen. Naar dit laatste deed Verbaten onderzoek. Daaruit blijkt dat hersenen aanzienlijk worden blootgesteld aan gevaren als er veel alcohol in je bloed zit. Alcoholgebruik kan leiden tot veranderingen in het functioneren van de hersenen. Drinken doet de hersenen ook onomkeerbaar krimpen. Veel drinkers hebben kleinere hersenen dan niet-drinkers. Geheugenverlies, verminderde concentratie en meer moeite om aan nieuwe situaties te wennen kunnen ook gevolgen zijn. Vanaf 15 glazen per week zijn al nadelige effecten merkbaar bij het uitvoeren van complexe taken, zoals het verzinnen van werkwoorden.

Bij toenemend gebruik zijn meer afwijkingen waargenomen. Functies als kritisch en analytisch denken nemen af. Een kratje bier per week, laat staan per dag, is heel gevaarlijk volgens Verbaten. Vijftien glazen alcohol per week is de grens. Bij 21 glazen per week is de gevarenzone bereikt. Dan gaan de intellectuele vermogens achteruit. Verbaten deed onderzoek onder mannelijke studenten. "We maakten onderscheid tussen lichte, middelmatige en zware drinkers. Het was erg lastig om studenten uit de eerste twee categorieën te vinden, omdat ze bijna allemaal zware drinkers zijn."

Na het stoppen met drinken wordt een deel van deze hersenbeschadigingen weer hersteld, maar het is niet zeker dat alle schade weer beter kan worden. Volgens het RIVM heeft alcohol op zich een positief effect op hart- en vaatziekten, maar in het geval van binge-drinken juist niet. Dat komt door de bloeddrukveranderingen. Die wordt hoger tijdens het drinken en is laag tijdens de kater. Die combinatie is slecht. Verder is er een verhoogd risico op acute hartproblemen, zoals acute hartdood en hartinfarct. Vrouwen die op jonge leeftijd regelmatig binge-drinken lopen ook een groter risico om borstkanker te krijgen.

Verbaten vindt dat het de verantwoordelijkheid is van de staat om het alcoholgebruik onder jongeren te verminderen. "Nederlandse jongeren zijn de kampioendrinkers van Europa. Op elke straathoek kan je drank krijgen. De controle is een lachertje." Volgens hem werkt het verhogen van de alcoholprijs uitstekend. "Studenten hebben niet veel geld, dus die het kunnen het zich dan niet veroorloven om zoveel te drinken."

Kaders:

NDM Trimbos instituut

*Tien procent van de Nederlandse bevolking tussen de 16 en 69 jaar is een probleemdrinker; hiervan is 17 procent man, en 14 procent vrouw.

*Per persoon dronken we in 2004 78 liter bier en 21 liter wijn en vier liter gedistilleerd.

*Jongeren lijken op steeds jongere leeftijd te beginnen met het drinken van alcohol.

*Binchdrinken is in veel gevallen tot norm verheven. Meer dan tien glazen op een uitgaansavond zijn schattingen aan de lage kant.

*Volgens het CBS is er sprake van 'zwaar drinken' zodra op één of meer dagen per week minstens zes glazen gedronken worden. Volgens deze definitie was in 2004 12 procent van de bevolking van 12-plus een zware drinker. Dat is ongeveer hetzelfde als tien jaar geleden.

*Jongeren tussen 18 en 24 jaar scoren het hoogst op deze maat. In 2004 was het percentage zware drinkers onder jonge mannen 39 procent en onder jonge vrouwen 9.

*Probleemdrinkers zijn drinkers die niet alleen boven een bepaalde drempelwaarde drinken, maar daarnaast allerlei nadelige gevolgen van hun alcoholconsumptie rapporteren. Probleemdrinken komt het meest voor in de leeftijdgroep 16 tot 24 jaar; 34 procent is man en 9 vrouw.

*Alcoholmisbruik en -afhankelijkheid komen het meest voor bij jonge mannen tussen 18 en 25 jaar. 18 procent voldeed in 1996 aan de criteria voor alcoholmisbruik en 13 procent aan de criteria voor alcoholafhankelijkheid.

NIGZ alcoholinfo.nl

- Studenten drinken gemiddeld 16 glazen alcohol per week

- Mannelijke studenten drinken gemiddeld 20 glazen per week

- Vrouwelijke studenten drinken gemiddeld 8 glazen per week

- Leden van studentenvereniging drinken gemiddeld 23 glazen per week (man 27 vrouw 7)

Heb jij weten of je alcoholinname valt onder het kopje probleemdrinken? Doe dan de alcoholtest op www.?

De Diergeneeskundestudent is proefkonijn

Groot allergie-onderzoek om hygiënehypothese te testen

"Nou, eerlijk gezegd prik ik toch liever zelf in beesten, dan dat ik een naald in mijn eigen arm krijg." Een studente Diergeneeskunde komt opgelucht lachend achter een rek met een gifgroen plastic gordijntje vandaan. Zojuist hebben enkele kordate dames van artsenlaboratorium en trombosedienst Saltro drie deciliter bloed bij haar afgenomen.

In Nieuw Gildestein aan de overkant van het diergeneeskundehoofdkwartier aan de Yalelaan kwamen de afgelopen twee weken zo'n 750 studenten langs om bloed te laten afnemen. Zij reageerden op de mail die naar alle 1400 studenten werd gestuurd met het verzoek mee te werken aan de Veterinarians' Health Study. Nog tweehonderd anderen vulden alleen de vragenlijst in.

Met het onderzoek wil het Utrechtse Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) de komende jaren de gezondheidsrisico's voor studenten Diergeneeskunde in kaart brengen. Volgens promovenda Lot Bannink en post-doc/co-promotor Inge Wouters wordt voor het eerst de gezondheid van Diergeneeskundestudenten zo intensief onder de loep genomen. En niet zonder reden: "Uit eerder onderzoek, ondermeer bij proefdierwerkers, weten we dat regelmatig contact met dieren tot problemen met de gezondheid kan leiden", stelt promovenda Bannink. "Afgezien van bijt- en krabwonden, gaat het bij veterinairen ook om infectieziekten die van dier op mens overdraagbaar zijn. Daarnaast treden er vaak luchtwegproblemen en huid- of oogirritaties op. Dat soort allergische reacties kunnen bijvoorbeeld veroorzaakt worden door het inademen van huidschilfers van dieren. Maar er kunnen ook gezondheidsproblemen ontstaan door endotoxinen, een celwandproduct van bacteriën dat via de uitwerpselen van de dieren in de lucht terechtkomt. Je hoort zo her en der wel dat studenten last hebben van allergieën, luchtwegaandoeningen en infectieziekten, maar er zijn verder absoluut geen gegevens. Hoeveel zijn dat er nu? En wat zijn dan precies de klachten? Daar proberen we nu achter te komen."

Bultjes

Voordat de studenten Diergeneeskunde in Nieuwe Gildestein achter het plastic gordijn verdwijnen om in een van de twee prikkamertjes bloed af te laten nemen, moeten ze een nieuwe vragenlijst invullen. Ze zijn bijna allemaal vrouw, op zich niet gek omdat driekwart van de studenten Diergeneeskunde nu eenmaal vrouw is. De studenten zijn bekend met allergische reacties. Ze vinden het daarom "goed dat het eens wordt onderzocht".

Tweedejaars studente Marieke Veringa: "Ik ben allergisch, maar weet niet waarvoor. Drie jaar geleden kreeg ik opeens jeuk en bultjes. Ik slik nu pilletjes en dat helpt." Of Marleen den Hartog, zesdejaars: "Ik heb aangeboren eczeem. Dat was over toen ik 16 was. Maar sinds mijn co-schappen heb ik weer last. Misschien komt dat door mijn latex-handschoenen."

Toch zijn allergieën geen dagelijks gespreksthema, zegt zesdejaars Tilly Bardie. "Als er al over dit soort zaken wordt gesproken gaat het meestal over infectieziekten. Ecthyma bijvoorbeeld, dat is een gemene huidinfectie die studenten kunnen oplopen wanneer ze bij het schapen verlossen op Texel in aanraking komen met de korsten op de snuiten van de lammetjes. Maar daarvan weten we precies wat het is. We worden er voor gewaarschuwd en de infectie gaat ook snel over."

Geen van de studenten heeft, ondanks de eigen aandoeningen, ooit getwijfeld aan de keuze voor een studie Diergeneeskunde. Tweedejaars Dennis Spoelman verwoordt wellicht hun houding nog het beste. "Het is een kwestie van zoveel mogelijk negeren en er niet aan toegeven." En hij kan het weten. Spoelman heeft sinds zijn vroegste jeugd last van zo'n beetje "alles wat groeit en kruipt". Hij is allergisch voor kattenharen en koeienmelk en heeft ook nog eens hooikoorts. Maar met een spray gaat het wel.

Hoger doel

De IRAS-medewerkers hopen op termijn op basis van dit onderzoek aan te kunnen geven of de faculteit in onderwijssituaties bepaalde voorzorgsmaatregelen zou kunnen nemen om gezondheidsproblemen bij studenten te voorkomen. Daartoe zullen ook metingen worden verricht naar de blootstellingniveaus tijdens practica. Wouters: "Dan moet je misschien denken aan een extra afzuiginstallatie, het verplicht dragen van mondkapjes of het veranderen van werkwijzen. Bij de proefdierwerkers is bijvoorbeeld naar aanleiding van de eerdere studie besloten de dierenkooien voortaan door een robot te laten schoonmaken."

Maar uiteindelijk gaat het de onderzoeksters om een hoger doel. Zij willen graag meer duidelijkheid over wat nu precies de persoonlijke kenmerken en karakteristieken zijn, die maken dat de ene persoon onder bepaalde omstandigheden wel een allergie ontwikkelt en de ander niet. Wouters: "Die vraag wordt wetenschappelijk alsmaar actueler. In de westerse wereld worden steeds meer allergieën gerapporteerd en we weten eigenlijk nog vrij weinig over het ontstaan ervan. Het onderzoek naar de ontwikkeling van allergieën is voor het IRAS daarom één van de centrale thema's. De hygiënehypothese (zie kader, xb) is daarbij vaak een belangrijk uitgangspunt."

En juist met het oog op het idee dat allergieën juist vaker ontstaan door onze toegenomen hygiëne, zijn Diergeneeskundestudenten een uitermate interessante onderzoekspopulatie, stelt Lot Bannink. "Een behoorlijk deel van de studenten is opgegroeid op een boerenbedrijf. Vanuit de hypothese zou je mogen verwachten dat die groep minder klachten vertoont dan studenten die niet van het platteland komen. Bovendien gaan we drie cohorten eerstejaars studenten gedurende hun hele studie volgen. Daarmee kunnen we vanaf een nulpunt gezondheidsproblemen in kaart brengen die optreden nadat men intensief met dieren en van dieren afkomstige stoffen in aanraking is gekomen. En dat kunnen we dan weer combineren met de specifieke persoonlijke en genetische informatie die we verzamelen. Samen kan dat heel waardevolle gegevens opleveren."

Wanneer een korte rondgang langs vijf wachtende studenten enige wetenschappelijke evidentie zou opleveren, is de hygiënehypothese snel bewezen. Hoewel Marieke Veringa, grootouders had met een boerderij en Dennis Spoelman wel van het platteland afkomstig is, groeiden ze niet op in een agrarisch bedrijf. Ook Marleen den Hartog en Tilly Bardie deden dat niet. Maar Marie-José Uijttewaal, zesdejaars studente, heeft "alleen een beetje last van een verstopte neus." "En ja, misschien heb ik dus minder last omdat ik in Schalkwijk tussen de melkkoeien van mijn vader ben opgegroeid."

Hypocriet

Hoewel de meeste studenten vaak al eens door een medische molen zijn gehaald, zijn ze toch benieuwd of de IRAS-onderzoekers nog iets nieuws zullen vinden in hun bloed. "Je hoopt op iets", zegt Marieke Veringa. "Maar ik ben al zo'n beetje overal op getest, dus ik denk niet dat er nog iets uitkomt."

De onderzoekers laten studenten de keuze of ze willen weten of er voor bepaalde stoffen hoge concentraties antilichamen bij hen zijn aangetroffen. Die informatie wijst immers op aanleg voor allergische reacties. Dat zou studenten voor een dilemma kunnen plaatsen: misschien dan toch maar geen specialist worden in katten en honden, bijvoorbeeld.

Dennis Spoelman zegt net als de andere studenten gewoon te willen weten waar hij aan toe is: "Dat weigeren zou hypocriet zijn. Misschien steek ik er nog wat van op. Bovendien zal ik nooit mijn allergieën mijn leven laten bepalen. Ik wil gewoon dierenarts worden."

KADER

Hygiënehypothese

Allergische aandoeningen komen de afgelopen decennia steeds vaker voor in westerse landen. De hygiënehypothese gaat ervan uit dat dit te wijten is aan de verbeterde hygiëne en de verminderde blootstelling van kinderen aan virussen en bacteriën. Populatiestudies bij boerenkinderen laten zien dat het opgroeien op een boerderij de kans op het ontwikkelen van een allergie verkleind. Er zijn aanwijzingen dat vergelijkbare beschermende effecten ook op volwassen leeftijd nog kunnen optreden. De precieze werking van dit verschijnsel is echter nog niet bekend.

Aanvankelijk werd vooral gewezen op een verstoorde balans in het immuunsysteem. Een verminderde afweer tegen micro-organismen zou zorgen voor een overstimulatie van de allergische immuunreacties. Een recentere verklaring is dat bij een lage blootstelling aan micro-organismen het aantal regulerende T-cellen afneemt. Dit type T-cellen is verantwoordelijk voor het afremmen van zowel ontstekings- als allergische reacties. Waarschijnlijk spelen beide mechanismen een rol.

Meer info over de Veterinarians' Health Study: www.iras.uu.nl/vhs/

interview met Wiegertje Postma

schreef de eerste 'streekbusroman' van Nederland. Het boek vijf strippen van deze 19-jarige studente is binnenkort te koop.

Het is natuurlijk vrij belachelijk dat ik zomaar een boek mag schrijven. Hoeveel mensen zeulen niet jarenlang met manuscripten langs uitgeverijen om uiteindelijk na talloze afwijzingen en pijnlijke levenslessen gefrusteerd af te haken? Maar ik werd op zeventienjarige leeftijd nota bene gevraagd om een roman. Ik was toen columniste bij Spunk, het jongerenmagazine op internet dat tegenwoordig ook een halve pagina per week in de NRC vult. Mijn uitgever heeft eerder al een aantal boeken met medewerkers van Spunk gemaakt.

In eerste instantie wist ik absoluut niet waar ik over zou moeten schrijven. Bij Spunk vonden ze het bijna magisch dat ik vanaf de Veluwe zomaar bij hen was komen aanzetten. De redactie was voor mijn komst een Amsterdams vriendenkliekje. Al heel snel was er daarom de gedachte dat mijn boek zou moeten gaan over dat plattelandsmeisje dat naar de grote stad wil. Maar ik twijfelde, want ik wist dat mijn kracht vooral ligt in het schrijven over kleine dingen, niet over grote thema's.

Het uiteindelijke idee voor een streekbusroman komt voort uit een column die ik ooit voor Spunk schreef. Die gaat over een jongen waarmee ik in de bus naar school altijd sjans had. Ik wilde verder nooit wat van hem, omdat ik dacht dat hij niet mijn soort mens was, meer het sporttassentype. Tot de dag dat hij er niet meer was. Had ik toch de man van mijn dromen laten lopen? Ik vroeg het me af. Misschien gingen er wel allerlei onvermoede kanten achter hem schuil.

Ook de personages in mijn boek zijn gebaseerd op mensen met wie ik tijdens mijn middelbare schooltijd in de bus zat op weg naar school. Zes jaar lang heb ik vrijwel dagelijks de half-uur-durende reis gemaakt van mijn woonplaats Epe via Emst, Vaassen, Wenum Wiesel naar Apeldoorn. Heel vaak zag ik in die bus dezelfde mensen, maar ik wist nooit wie of wat ze nu precies waren. Soms had ik dan de neiging om dat in te gaan invullen. Toen een jongetje in de bus in zijn gymtas kotste, bedacht ik daar bijvoorbeeld bij dat hij op van de zenuwen was voor zijn eerste schooldag.

Natuurlijk zal ik sommige personages gekarakteriseerd hebben op een manier die heel dicht bij mezelf ligt. Zo beschrijf ik ook een meisje dat heel graag grootse dingen wil beleven. Hoewel het geen dagelijkse worsteling voor me is, kan ik me heel goed inleven in dat gevoel. Ik woonde in de bible belt. Vanuit de bus zag ik de meisjes van de rokkenscholen vaak als in een wolk voorbij fietsen. Epe zelf viel wat de zwarte kousen betreft nog mee, maar ik kende er bijna niemand. Al mijn vrienden zaten in Apeldoorn, maar dat is ook niet bepaald een métropole extraordinaire.

De wekelijkse vergaderingen met Spunk in Amsterdam waren voor mij in die tijd echt een verademing. Daar kwam ik mensen tegen met een bredere interesse. Die vonden het niet vreemd wanneer je naar een wat minder bekend cultureel festival in Rotterdam was geweest. Dat vond ik verfrissend.

Ik keek dan ook echt uit naar het moment dat ik kon gaan studeren. Niets ten nadele van mijn ouders, dat zijn de liefste mensen van de wereld, maar ik kon eindelijk het huis uit. En in Utrecht ben ik nu helemaal op mijn plek. Ik kan werkelijk gelukkig worden van heel kleine dingen. Hier ben ik binnen vijf minuten thuis na college of een avondje uitgaan. Geen gesjouw met slaapzakken meer. Het eerste half jaar heb ik echt zitten juichen op mijn fiets wanneer ik uit de kroeg kwam.

Schrijven en schrijver zijn is het enige wat ik op dit moment wil, toch leid ik hier niet het leven van een schrijver. Ik zit niet in een of ander literair kringetje en ik ben ook niet iemand die in mijn eentje op mijn kamertje ga zitten tikken. Het schrijven komt nu eenmaal niet uit het diepste van mijn ziel. Als ik eenmaal bezig ben, is er niets leukers, maar ik moet een deadline hebben. Zonder deadline is Oprah op tv of een huisgenoot met stroopwafels al snel interessant. Voor het schrijven van mijn boek heb ik me echt moeten afzonderen met een laptop zonder internet.

Ik ben iemand die mensen om zich heen nodig heeft en heel veel verschillende dingen leuk vindt. Daardoor is het echt schipperen met mijn tijd en aandacht. Bijna elke avond heb ik wel iets leuks te doen. Dit jaar ben ik bijvoorbeeld voorzitter van A5, een feestcommissie van vijf studieverenigingen van letterenopleidingen, maar ook buiten mijn studie heb ik verschillende vriendenkringen. En dan is er ook nog mijn studie. Die heeft de afgelopen weken behoorlijk geleden onder de afronding van het boek. Erg jammer, want ik volgde nu net twee cursussen die ik erg leuk vind: American literature after 1900 en de geschiedenis van de popmuziek. Gelukkig heb ik ze wel gehaald. De docente popmuziek Lutgard Mutsaers heeft me bovendien nog geholpen met mijn boek. Ik had haar een passage laten lezen over de glamrockperiode. Lutgard wees mij erop dat ze in die tijd absoluut niet - zoals ik had gemeld - batikbloezen droegen.

Het is het heel spannend om de reacties op mijn boek nu af te moeten wachten. Ik zou het al erg mooi vinden wanneer vijf strippen zal opvallen tussen al het aanbod, maar dan moet het niet beperkt blijven tot de boekentips van Flair of Cosmopolitan. En liever ook geen besprekingen in de rubriek 'jongerenboek'. Ik ben misschien een jongere, maar ik schrijf niet uitsluitend voor jongeren. In mijn boek vind je bijvoorbeeld bijna niets over seks, een onderwerp dat je misschien wel verwacht van een jongerenboek. Maar weet je wat ik echt pijnlijk ga vinden? Dat ik straks misschien moet lezen dat 'Wiegertje Postma nog jong is, en dat het misschien ooit nog wel wat wordt met haar'. En dat terwijl ik zo trots ben op dit boek.

Utrechts ontwerp gaat in Zwitserland elementaire deeltjes meten

'Een vreemde gedachte dat hij straks opeens weg is'

In een speciaal ingerichte ruimte in het Buijs Ballotlaboratorium staat als een geheimzinnig goud-glanzend buitenaards object de anderhalf meter hoge detector. Plastic gordijnen scheiden de stofvrije ruimte af en bij het betreden krijgt het bezoek plastic jassen aangereikt en hoesjes voor over de schoenen. "Er moet nog één onderdeel worden gemonteerd", zegt Nooren. "Normaal zou je dat feestelijk door een lid van het college van bestuur laten doen, maar hier staat voor tien miljoen euro aan apparatuur. Zelfs onze hoogleraar mag er nu niet meer aankomen. Ik moet er niet aan denken dat de supergevoelige apparatuur zo vlak voor vertrek nog beschadigd of ontregeld raakt."

Het Inner Tracking System (ITS), zoals het Utrechtse bouwsel officieel heet, gaat deel uitmaken van de Alice-detector, een enorme constructie van twintig bij zestien meter die vanaf 2007 met de nieuwe deeltjesversneller LHC van het Zwitserse CERN metingen gaat verrichten die meer inzicht moeten bieden in de toestand van het heelal in de eerste microseconden na de oerknal. Onderzoekers uit 26 hoofdzakelijk Europese landen hebben in de jaren negentig de handen ineengeslagen om voor dat doel een ultramoderne detector te bouwen met tal van meetinstrumenten, die elk een bepaald deel van de metingen voor hun rekening nemen. Een daarvan is het ITS, dat in Utrecht en Amsterdam is ontworpen en in De Uithof geassembleerd.

"Het is een enorm werk geweest", vertelt Nooren, "want ons ITS moet aan zware eisen voldoen. Hij moet deeltjes gaan meten die vrijkomen bij de botsing van loodkernen in het hart van het apparaat. Die deeltjes vliegen straks alle kanten op, dus wij moesten een enorm fijnmazig systeem ontwerpen om geen deeltje te missen. We hebben lang gepuzzeld en uiteindelijk gekozen voor een groot aantal 'ladders' van ultralicht koolstof met in totaal 1698 detectiemodules van silicium. Dat zijn de goudkleurige banen die je op de foto ziet en die helemaal rondom het apparaat lopen. In feite vormen die detectiemodulen samen een supergrote digitale camera van zes vierkante meter met in totaal zo'n drie miljoen pixels."

Een extra complicatie was dat het ITS weliswaar in het hart van Alice komt te zitten, maar dat daaromheen ook detectoren van andere deelnemende landen metingen gaan verrichten. Het materiaal van de Utrechtse detectiemodulen moest dus zo dun zijn dat de deeltjes straks bij hun passage nog voldoende energie overhouden om door die volgende detectoren te kunnen worden waargenomen. Tegelijkertijd moest het echter zo stijf zijn dat de onderzoekers tot op 0,01 tot 0,1 millimeter nauwkeurig de plaats kunnen bepalen waar een deeltje is gepasseerd.

"Het is een heidense klus geweest om dat allemaal voor elkaar te krijgen", bevestigt Nooren,"te meer daar we samenwerkten met collega's uit Straatsburg, Triëst, Helsinki, Turijn en Nantes. Daar kwam nog bij dat sommige onderdelen in geen enkel westers land gemaakt konden worden of daar veel te duur zouden worden. "Voor de koolstof ladders zijn we uiteindelijk terecht gekomen bij het Centraal Instituut voor Machinebouw in Sint Petersburg, terwijl we de detectiemodulen door specialisten uit Charkov in de Oekraïne hebben laten maken. Zij bleken als enigen over een techniek te beschikken om bedrading uit aluminiumfolie te maken. Daardoor worden de deeltjes veel minder beïnvloed dan met koperen draadjes."

Hij heeft de afgelopen jaren meer van het voormalig Oostblok gezien dan hij ooit voor mogelijk had gehouden. Nooren lachend: "Ik weet inmiddels dat het overal smeergeld kost om je spulletjes door de douane te krijgen, maar nog steeds niet hoeveel." Het feit dat Oekraïne niet tot de Navo behoort, dreigde bovendien roet in het eten te gooien. "We kregen te horen dat de speciaal door ons ontwikkelde versterkerchips nooit buiten de Navo-landen mochten komen, omdat ze als strategische goederen worden beschouwd. Om dat probleem te omzeilen hebben we die Oekraïense specialisten toen maar op een toeristenvisum naar Helsinki en Straatsburg laten komen, om daar de montage te doen."

Ook de Instrumentele Groep Fysica heeft belangrijk werk verricht, met name in de elektronica, zegt Nooren, "maar het voornaamste constructiewerk is hier in het BBL gedaan door onze hoofdontwerper Ton van de Brink. Vooral het aanbrengen van de ongeveer 15 kilometer bedrading die de ladders verbindt met de buitenwereld, is een enorme klus geweest."

Bij het verlaten van de ruimte werpt hij nog even een blik op 'zijn' detector die onaangedaan door alle belangstelling op zijn sokkel staat. "Een vreemde gedachte dat een apparaat waaraan hier zo lang gewerkt is, straks opeens weg is. Voor mij gaat het project overigens gewoon door. In januari gaan we hem in Zwitserland plaatsen en daarna beginnen de tests. In het najaar worden de eerste deeltjes van de LHC versneller verwacht. Dan begint voor ons als onderzoekers pas het echte werk. Maar voor onze ontwerpers en constructeurs die jaren aan de detector gebouwd hebben, zal het inderdaad wel even wennen zijn om hier straks een lege zaal aan te treffen."

Terug naar de oerknal

Die arme, kleine quarks. Direct na de oerknal, toen het heelal nog maar een paar kilometer groot was, dansten de bouwsteentjes van alle materie nog in grote vrijheid om elkaar heen. Maar amper was het heelal een paar miljoenste seconden oud, of het was gedaan met de pret. Alle quarks werden opgeveegd en in twee- of drietallen aan elkaar geklonken, door een deeltje dat heel toepasselijk het gluon heet. Zo werden de quarks opgesloten in neutronen en in protonen. Daar zitten ze nu, 13,7 miljard jaar later, nog steeds. Hun gevangenisjes vormen de atomen waaruit onze wereld is opgebouwd.

Aldus de beeldende beschrijving op de website van het VPRO-programma Noorderlicht van de wereld van de elementaire deeltjes. Onze kennis over die wereld hebben wij te danken aan jarenlange experimenten in deeltjesversnellers, waarvan die van CERN, de Europese organisatie voor deeltjesonderzoek in Genève, de bekendste is. Quarks, gluonen en ander elementaire deeltjes hebben de afgelopen jaren steeds meer van hun geheimen prijs gegeven, maar ondanks fanatieke pogingen is het tot nu toe nog geen onderzoeker gelukt om een blik te werpen op de oertoestand van vrije quarks en gluonen, onder natuurkundigen beter bekend als quark-gluon plasma (QGP).

Ruim tien jaar geleden besloten onderzoekers tot een wereldwijde samenwerking om de onwrikbare band tussen quarks en gluonen te verbreken en zo wat van het superhete QGP te maken. Zij lieten pakketten loodkernen tegen elkaar botsen met bijna de snelheid van het licht: een imitatie-oerknal. Op het punt van de botsing wordt de temperatuur 300 miljoen keer die van de zon en door die hitte - zo was de gedachte - zouden de quarks van de gluonen worden losgeweekt; al was het maar voor een fractie van een seconde. Zowel in Genève als in het Amerikaanse Brookhaven hebben die pogingen tot nu toe echter niet die duidelijkheid gegeven waarop was gehoopt. Weliswaar menen verschillende deelnemers aan het onderzoek dat er een QGP is gevormd, maar de Utrechtse hoogleraar subatomaire fysica Thomas Peitzmann, die bij beide experimenten is betrokken, houdt voorlopig nog een slag om de arm. "Ik denk eigenlijk ook wel dat het ons is gelukt, want alle data wijzen erop. Maar er zijn nog steeds alternatieve verklaringen mogelijk voor wat wij hebben waargenomen, al zijn die ook tamelijk exotisch. Ik vind dat we pas echt kunnen zeggen dat we QGP gevormd hebben, als we zulke duidelijke signalen krijgen dat er geen twijfel meer mogelijk is."

De hoop van Peitzmann is dat de loodkernen in de Large Hadron Collider, zoals de nieuwe en veel krachtigere Zwitserse deeltjesversneller officieel heet, zoveel extra energie zullen krijgen dat het in hun botsingen geproduceerde QGP zo lang zal bestaan dat het duidelijke signalen zal voortbrengen. Hoewel je de toestand alleen op indirecte manier kan vaststellen, is een bijkomend voordeel dat de Alice-detector - die voor een belangrijk deel in Utrecht gebouwd wordt - precies hiervoor ontworpen is. Peitzmann: "Als er bij botsingen bij LHC een quark-gluon plasma wordt gevormd, dan blijft dat toch nog steeds maar een fractie van een seconde (10 tot de -23) bestaan. Meteen daarna worden de quarks weer opgesloten in protonen en neutronen. Dat zijn de deeltjes die Alice gaat meten. Of er een QGP is ontstaan, moet worden afgeleid uit de subtiele verschillen in temperatuur, dichtheid en druk die door de Alice-detector bepaald kunnen worden. Vergelijk het maar met iemand die uit de temperatuur en de dichtheid van de waterdamp boven een pan moet afleiden of het water al kookt."

De voornaamste reden voor het onderzoek met Alice, is om meer te weten te komen over de sterke kracht, één van de vier fundamentele krachten in de natuur. Die sterke kracht, die ervoor zorgt dat quarks en gluonen zo'n onverbrekelijk geheel vormen, speelt niet alleen een rol in atoomkernen, maar bijvoorbeeld ook in neutronensterren. Bovendien kan het fysische begrip 'massa' niet goed worden begrepen zonder meer kennis van de sterke kracht. "Het is een zeer merkwaardig fenomeen", zegt Peitzmann, "want de sterke kracht is de enige kracht die toeneemt naarmate de afstand tussen twee deeltjes groter wordt. Veel natuurkundigen hebben pogingen gedaan om verschijnselen waarin de sterke kracht een rol speelt te begrijpen, maar bij de meest eenvoudige systemen lopen we tegen de grenzen van onze kennis op.We hebben eigenlijk nog geen idee hoe de sterke kracht precies werkt."

Ook de wondere wereld van CERN bekijken? Dat kan op:

aliceinfo.cern.ch/Public/panorama/WONDERS-QGP/index.html

interview met Martin van Reeuwijk

Op 30 oktober hebben we als U-raad negatief geadviseerd over het ICT-reorganisatieplan[MR1] dat ons door het CvB was voorgelegd. We hebben de afgelopen maanden veel energie gestoken in het mobiliseren van de achterban, maar mensen die denken dat ik me nu dus wel tevreden zal voelen, hebben het mis. Ik ben iemand van het poldermodel. Je probeert er samen uit te komen, en ik vind het niet leuk als dat niet lukt. Ik dacht: wij hebben goede argumenten, daar moet het college toch gevoelig voor zijn. Toen dat niet het geval bleek te zijn, was ik echt teleurgesteld.

Als woordvoerder van de ICT-commissie leidde ik de bijeenkomsten met de ICT-medewerkers. Zo ben ik gaandeweg een beetje de verpersoonlijking geworden van het verzet tegen het reorganisatieplan, maar ik voel mezelf absoluut geen vakbondsleider of zo. Ik houd alleen van aanpakken en ben niet bang om in de aandacht te staan. Het gevoel dat er iets niet goed ging, leefde breed in de raad, en ik ben dan iemand die knopen doorhakt. 'Oké, we gaan er iets aan doen.'

Ik vind niet dat wij onredelijke eisen stellen. Het college wil eerst het personeel reorganiseren en terugbrengen in aantal, zonder dat duidelijk is hoe de nieuwe organisatie eruit gaat zien. Dat kan toch niet? Eerst moet duidelijk worden hoe we de ICT willen organiseren. En het personeel moet de kans krijgen om mee te praten. Volgens collegelid Hans Amman is daar geen tijd voor, omdat de financiële situatie zo nijpend is dat er snel drie miljoen bezuinigd moet worden. Ja hoor eens, denk ik dan, de reorganisatie is ook nodig om de kwaliteit van de ICT-dienstverlening te verhogen. Dan moet je niet opeens alleen het financiële argument hanteren.

Soms heb ik het gevoel dat we onder druk worden gezet. Alsof wij door onze halsstarrigheid drie miljoen op het spel zetten. Nou, het spijt me, daar raak ik niet van onder de indruk - ik ben niet erg autoriteitsgevoelig. Als ik vind dat we ergens een goed onderbouwde mening over hebben, dan ga ik er voor.

In het algemeen kunnen we met het college van bestuur goed en zakelijk praten. Alleen blijft het contact vrij formeel. Ik was graag een keer bij Hans Amman binnengelopen, gewoon even kletsen op de rand van zijn bureau of samen ergens een pilsje gaan drinken. Dat had wellicht veel misverstanden kunnen voorkomen en misschien waren we er dan zelfs wel uitgekomen. Ik denk dat Hans dat zelf best leuk had gevonden, maar het gekke is, het gebeurt bijna niet. [MR2]Hoe losjes we soms met elkaar omgaan, er blijft toch altijd afstand.

Ik ben nu ruim een jaar lid van de U-raad en tot nu toe bevalt het prima. Dat ik ja heb gezegd, toen er kandidaten werden gevraagd, is gezien mijn achtergrond niet zo vreemd. Op school was ik al lid van de leerlingenraad, ik heb in de faculteitsraad Wiskunde & Informatica gezeten en ik was lid van de Jonge Socialisten. Dus het was niet onlogisch dat ik een paar jaar geleden dacht: ik wil wel eens wat meer van de universiteit zien dan alleen het Freudenthal Instituut.

Ik werk hier nu zestien jaar aan onderzoek naar manieren om het reken- en wiskundeonderwijs op scholen te verbeteren. Eén van onze aanpakken is om wiskundige problemen te visualiseren. Neem bijvoorbeeld (x+1)2[MR3]. Een veel gemaakte fout is dat leerlingen zeggen: dat is x2 + 12. Het juiste antwoord is: x2 + 2x + 1. Dat is best lastig in te zien, maar nu teken ik een vierkant, waarvan alle zijden de lengte x+1 hebben. Vervolgens meet ik van uit één hoekpunt op beide zijden een willekeurige afstand af, die ik x noem. Op die twee punten trek ik een lijn naar de overliggende zijde. Daardoor is het vierkant nu verdeeld in twee kleinere vierkanten, x2 en 12 en twee langwerpige rechthoeken (2x). Zo zie je het juiste antwoord dus voor je].

Ik ben zelf overigens niet de supercreatieve inhoudelijke bedenker van dit soort dingen, ik ben meer de projectleider die de zaak faciliteert, maar als ik 's avonds bijles geef aan een leerling uit 4 vwo, en ik kom dingen tegen waaraan wij op het instituut hebben gewerkt, dan vind ik dat toch wel erg leuk, moet ik zeggen. Zeker als ik merk dat zo'n leerling de wiskunde er beter door is gaan begrijpen.

Het Freudenthal Instituut is trouwens een geweldige werkplek, een prettig anarchistisch onderzoeksclubje ergens achter station Overvecht, dat een eigengereide koers vaart en dat voor bijna zeventig procent zijn eigen geld verdient. In het buitenland hebben wij een grote reputatie, maar in Nederland heeft ons onderzoek helaas niet dezelfde status als het onderzoek in bijvoorbeeld het departement Wiskunde. Eind deze maand fuseren we met de andere didactiekgroepen uit de bètafaculteit tot het Freudenthal Instituut voor Science en Mathematics Education. Ik denk dat we daardoor duidelijker op de kaart komen te staan. Maar of dat genoeg is om het didactiekonderzoek het aanzien te geven, dat het in mijn ogen verdient, betwijfel ik. Kijk maar naar de lijst van universitaire focusgebieden, die eind december bekend wordt gemaakt. Daar staan het Ivlos en wij vooralsnog niet op.

Door het jaar in de Universiteitsraad heb ik wel meer ambities in de richting van het beleid gekregen. Eén van de leukste dingen van de U-raad vind ik dat je nauw samenwerkt met studenten. Dat houdt je scherp, want de studenten dwingen je tot helder formuleren. Maar het zorgt ook voor een gezellige, creatieve sfeer. Het is af en toe een beetje alsof mijn studententijd in Leiden weer terugkomt. Dit voorjaar hebben we in het kader van het lustrum bijvoorbeeld een veiling gehouden van spullen van het college van bestuur. Voor de bretels van Gispen hebben we zeventig euro[MR6] gevangen. Dat zijn leuke acties, die je als personeelsfractie niet snel zou bedenken. Daar zijn studenten echt veel beter in.

Het afgelopen jaar heb ik overigens ook bewondering voor ons college van bestuur gekregen. Als Yvonne van Rooy naar buiten toe net zo optreedt als in de U-raad, dan hebben we een heel goeie aan haar. Ze kan goed luisteren en vat vaak op een meesterlijke manier samen wat er is gezegd. Echt ijzersterk. Ze is ook heel zakelijk. Ze probeert een tijdlang haar zin te krijgen, maar als ze ziet dat het niet lukt, dan staat ze ook open voor alternatieven. Er blijft dan verder niets hangen en het heeft geen invloed op de persoonlijke relaties. De middag nadat wij ons negatieve advies hadden uitgebracht, zat ik in de kamer van de voorzitter van de U-raad toen zij vrolijk langs kwam lopen. Geen spoor van boosheid. Hans Amman kwam even later zelfs lachend de kamer binnen: zo Martin, zit je jullie negatieve advies uit te typen? Hij zei het zonder enige rancune. Dat vind ik klasse, echt heel professioneel.

Studenten staan laag op de politieke agenda

Marjolein Versteeg,

"Geen enkele partij heeft STUDENTENHUISVESTING hoog op de agenda staan. Er is geen duidelijk studentenhuisvestingsbeleid en als partijen over dit onderwerp al iets vinden, zeggen zes dat er meer gebouwd moet worden. Over de aanpak wordt gezwegen. De LSVb wil dat er meer gebouwd wordt voor studenten en starters én dat er een nieuw deugdelijk onderzoek naar kamernood wordt gehouden. In het vorige van een paar jaar geleden ging het ministerie van VROM er bovendien van uit dat wie op drie kwartier van de instelling woont, niet op kamers wil. De vraag is dus of die cijfers wel klopten.

"Wat ons betreft moeten de huisjesmelkers ook streng worden aangepakt, maar de politieke partijen maken zich daar niet zo druk om. Hun verweer is dat studenten de huurcommissie kunnen inschakelen en op die manier hun recht kunnen halen. Zij vergeten echter dat studenten vaak niet naar de huurcommissie dúrven stappen uit angst voor de huisbaas. Als LSVb hebben we deze problematiek al meerdere keren aangekaart, maar zonder succes. Om aandacht voor het probleem te vragen houden we samen met de jongerenorganisatie van de SP Rood de verkiezing 'Huisjesmelker van het jaar'.

"Wij willen graag huurtoeslag voor studentenkamers. Nu krijg je die alleen als je een zelfstandige ruimte - met dus een eigen opgang, douche en toilet - huurt. De linkse partijen zoals Groenlinks en SP zijn vóór huurtoeslag voor studentenkamers, andere partijen niet. Deze zijn vooral voor liberalisering van de woningmarkt. Voormalig minister Dekker van VROM vond huurtoeslag voor studentenkamers een te grote investering. Het gaat om 20 miljoen. Op een begroting van ruim een miljard is dat echt peanuts."

"Al heel lang zetten we ons in voor verhoging van de maandelijkse STUDIEFINANCIERING, maar er gebeurt nauwelijks wat. Van een uitwonende beurs van 245 euro per maand, kan geen student rondkomen zonder hulp van ouders of een bijbaan. Je kan er niet eens je huur van betalen! In de jaren negentig kostte een kamer gemiddeld 178 euro per maand. Dat was toen al erg aan de lage kant, maar nu is het al helemaal niet meer representatief!

"De partijen die de studiebeurs willen verhogen komen vooral uit de linkse hoek zoals de SP en Groenlinks. Zij willen dat de beurs omhoog gaat voor studenten met minder draagkrachtige ouders. De PvdA wil vooral dat studenten makkelijker en meer moeten gaan lenen. De VVD zien een studie als een investering in jezelf, en die moet je vooral zélf betalen. Het CDA wil de huidige beurs handhaven.

"Onderzoekbureau ITS heeft in december 2005 een onderzoek gedaan waaruit blijkt dat 90 procent van de studenten liever werkt dan leent. Veel studenten zijn bang om na hun studie nog heel lang met torenhoge schulden zitten. Het recente artikel waarin staat dat studenten hun stufi gebruiken voor een vakantie schetst een verkeerd beeld. Slechts drie procent van de studenten gaat er van op vakantie.

"Toen de nieuwe ziektekostenwet vorig jaar van start ging, hebben D66 en het CDA zich sterk gemaakt voor compensatie voor studenten. Daardoor krijgen zij 15 euro per maand extra van de staat. Wat de partijen volgend jaar willen ondernemen als de premies weer omhoog gaan is onduidelijk. Daar staat niets over in de verkiezingsprogramma's."

"Vier jaar geleden werd er geroepen dat er nu toch echt veel geld zou worden besteed aan het HOGER ONDERWIJS, maar we hebben er weinig van gemerkt. Studenten zijn er niet op vooruit gegaan. Ik merk wel dat het thema hoger onderwijs steeds meer gaat leven in deze verkiezingen, naarmate 22 november dichterbij komt. Zelfs premier Balkenende heeft vorige week tijdens een debat iets geroepen over leerrechten, dat had hij daarvoor nog nauwelijks in het openbaar gedaan.

"Marktwerking kan een positieve invloed hebben op het hoger onderwijs, bijvoorbeeld in de vorm van stages en gastcolleges. Maar bedrijven mogen niet bepalen wat de koers van een hogeschool of universiteit is. Wij vinden dat je hier erg mee moet oppassen, zeker als een bedrijf bijvoorbeeld gaat bepalen wat voor onderzoek de universiteit gaat uitvoeren. Verder is er veel discussie over meer marktwerking in het hoger onderwijs. Instellingen moeten concurreren, de student wordt een consument. De VVD is daar uiteraard voor, de PvdA en het CDA zijn afwachtend, maar staan er niet afwijzend tegenover. De linkse partijen zijn absoluut tegen.

"Wederom zijn wij tegen Selectie aan de poort. Dit houdt in dat studenten met het goede diploma nog aan nadere door de instelling bepaalde eisen moeten voldoen. Wij zien het als een devaluatie van een havo- en vwo-diploma. Wij vinden dat zo'n diploma voldoende niveau zou moeten hebben voor een studie. En als dat niet zo is, moet het niveau van middelbare scholen omhoog. Selectie aan de poort wordt door de VVD erg gepromoot. De PvdA en de SP zijn gematigd positief. D66 en CDA zijn tegen.

"Dan de collegegelddifferentiatie. Op dit moment is het collegegeld vastgesteld op één bedrag dat gelijk is voor alle instellingen. Door differentiatie wordt het mogelijk dat instellingen met elkaar concurreren op het entreegeld. Maar als je een selectie maakt op basis van geld kunnen alleen de rijkeren studeren, en dat keuren wij uiteraard af. Geld zou nooit een prikkel mogen zijn voor de keuze van een studie, iedereen moet gelijke kansen hebben. Het is overigens ook moeilijk om aan te wijzen waar dat geld dan precies naartoe gaat. Het CDA en de PvdA volgen de experimenten rondom de collegegelddifferentiatie, en nemen nog geen duidelijk standpunt in. De VVD is voor, de linkse partijen zijn faliekant tegen.

"Met de invoering van leerrechten zet je studenten onnodig op rantsoen. Dit paradepaartje van oud-staatssecretaris Rutte (VVD) zorgt ervoor dat studenten zich blauw betalen als ze bijvoorbeeld de verkeerde studiekeuze hebben gemaakt of als ze zich naast een studie willen ontplooien en daardoor hun studie vertragen. Het kromme is dat de VVD altijd voorop loopt als het gaat om de individuele ontwikkeling van studenten, maar dit door de invoering van leerrechten helemaal om zeep helpt. Het CDA is ook heel uitgesproken positief; de PvdA twijfelt erg. De linkse partijen zijn tegen. Waarschijnlijk wordt deze maand nog in de Eerste Kamer besloten of het definitief doorgaat, en wij hebben de hoop nog niet opgegeven! Eén van de grootste bezwaren van ons is dat je als student maar twee uitloopjaren krijgt (zowel voor de bachelor als voor de master één jaar). Dat betekent de doodsteek voor de actieve student!"

Wat zijn leerrechten

Iedere student krijgt bij aanvang van zijn of haar studie een aantal leerrechten dat bestaat uit het aantal bachelorjaren plus één en het aantal masterjaren plus één. Wie zijn bacheloropleiding in één keer doorloopt en jaren (lees leerrechten) overhoudt, mag deze meenemen naar de masterfase en zo het aantal masterjaren uitbreiden. Wie na het afronden van de masteropleiding nog leerrechten over heeft, mag deze inzetten voor een nieuwe studie. De leerrechten blijven levenslang gelden. Iemand die een bacheloropleiding binnen de tijd heeft afgerond en nog een andere bacheloropleiding wil gaan volgen, heeft pech; daar mogen de overgebleven leerrechten niet voor worden ingezet.

Voor wie leerrechten te kort komt, geldt een heel ander verhaal. Zij gaan voor deze extra leertijd veel meer betalen. Zij gaan dan bijvoorbeeld een meer marktconform (dus veel hoger) collegegeld betalen die elke instelling zelf mag bepalen. Maar vooralsnog mag dit bedrag niet hoger zijn dan 2992 euro per jaar.

De leerrechten zijn alleen geldig voor het door de overheid bekostigd onderwijs. Ze zouden in september 2007 worden ingevoerd, maar dat is nu een jaar uitgesteld. Wie in september 2008 als student staat ingeschreven, krijgt dus te maken met leerrechten. Deze studenten boffen. Ze krijgen de volle mep aan leerrechten - of ze nu eerste- of derdejaars zijn. De leerrechten worden binnenkort behandeld in de Eerste Kamer.

Stemwijzers

Stemwijzer (www.stemwijzer.nl)

Deze stemwijzer is van de overheid en op dit moment al door 2,2 miljoen mensen ingevuld.

LSVB Kieswijzer (www.stemonderwijs.nl)

De LSVb ontwikkelde deze wijzer speciaal voor studenten, dus vooral onderwerpen als studentenhuisvesting en het hoger onderwijs komen aan bod.

Politix (www.politix.nl)

Politix biedt de Nieuwe Stemwijzer aan. Dit is een kieswijzer waarop je op wetsvoorstellen kan stemmen en zo te weten komt bij welke politieke partij jouw stemgedrag het beste past.

3FM PartijWijzer (http://sites.3fm.nl/page/pol' partijwijzer' start)

Radiostation 3FM heeft deze Serious Politics Partijwijzer speciaal voor haar doelgroep ontwikkeld.

Wat ga je stemmen Onno van Nieuwenhuizen (60) hoogleraar kindergeneeskunde? " PvdA."

Waarom? "Ik was traditioneel VVD-stemmer, maar bij die partij heb ik gezien de visie op het onderwijs en de zorg niets meer te zoeken. Als ik redeneer als onderzoeker, dan kan ik het best D66 stemmen gezien het pleidooi van die partij voor meer geld voor de wetenschap. Bovendien hamert D66 sterk op het eigen beslisrecht in zake abortus en euthanasie. Ook dat spreekt mij aan. Maar ja, sinds de 'nacht van Lousewies' is een stem op D66 een stem op niets. De PvdA heeft weliswaar niet echt een visie op de zorg, maar voor de wetenschap hebben ze altijd belangstelling gehad."

Hebben bepaalde standpunten relatie met uw vakgebied of persoonlijk leven? "Als arts valt mij op dat eigenlijk alleen in het partijprogramma van de Christen Unie een duidelijke visie is te vinden op de toekomst van de zorg. De VVD wil twee miljard op de zorg bezuinigen, het CDA zelfs vier. Dat stemt mij niet vrolijk. Privé maak ik mij ernstige zorgen over het milieu. Wat mij erg heeft verbaasd, is dat in geen enkel partijprogramma, zelfs niet in dat van GroenLinks, het milieu een echt speerpunt van beleid is."

(EH)

Wat ga je op stemmen Veronique Boeren (20) derdejaars rechten? "VVD."

Waarom?"'Ik wilde eerst strategisch stemmen en dus op het CDA zodat Bos geen premier wordt. Maar ik kan me toch meer vinden in de ideeën van de VVD. Ik vind hun economisch beleid heel goed. Van mij mag de immigratie wel wat strenger worden aangepakt en dat vindt de VVD ook. Ik ben bang dat een links kabinet alle plannen van de afgelopen jaren weer van de baan veegt. Op een gegeven moment moet je knopen doorhakken."

Hebben bepaalde standpunten relatie met je studie of persoonlijk leven? "Het is misschien een beetje raar om als student op de VVD te stemmen, maar ik denk vooral aan mijn toekomst. Als ik later een mooi zakcentje verdien, voel ik er niet veel voor om dat af te geven aan de overheid. Ik ben het met de standpunten van de VVD eens, maar dat betekent niet dat ik daar op dit moment persoonlijk veel voordeel van heb. Mijn studiekeuze is niet doorslaggevend voor mijn politieke keuze."

(JvG))

Waar ga je op stemmen Rosemarie Buikema (50) hoogleraar kunst, cultuur en diversiteit? "Groenlinks."

Waarom? "Deze partij neemt de ruimte om na te denken en maakt zich niet schuldig aan populisme. Ik waardeer de grote punten van Groenlinks zoals milieu, integratie, maar vooral ook zorg en onderwijs. Zij trekken op dit moment het meeste geld voor onderwijs uit. Onderwijs is een voorwaarde voor de cohesie van een samenleving. Mensen moeten als individu kunnen nadenken over de wereld waarin zij leven en dat wordt als het goed is in het onderwijs getraind. Het is belangrijk om gevormd te worden en een adequate vocabulaire ter beschikking te hebben. Dat maakt ons tot mens."

Hebben bepaalde standpunten relatie met uw vakgebied of persoonlijk leven? "Ik zit in het vak omdat ik onderwijs en onderzoek belangrijk vind, niet andersom. Ik leid het Graduate Gender Programme van Geesteswetenschappen. Ik zie graag een vrouw als premier en waarom zou Femke Halsema dat niet kunnen zijn? Maar belangrijker nog vind ik dat de premier een breed onderlegd persoon is met gevoel voor medemenselijkheid en complexiteit. Die persoon hoeft niet per se het lichaam van een vrouw te hebben."

(JvG)

Wat ga je stemmen Mustafa Soykan (21), derdejaars toegepaste wiskunde? "PvdA."

Waarom?"Omdat ik solidariteit belangrijk vind, en de PvdA zich daar hard voor maakt. De laatste vier jaar heeft het begrip solidariteit weinig aandacht gekregen, en dat moet de komende vier jaar zeker veranderen. Er moet sprake zijn van een hechte samenleving, alleen dan kan Nederland vooruit. Ik vind overigens dat mensen niet moeten gaan stemmen voor zichzelf, maar veel meer moeten beseffen dat ze stemmen voor een betere samenleving als geheel."

Hebben bepaalde standpunten relatie met je studie of persoonlijk leven?"De PvdA heeft toegezegd tien procent extra uit te trekken voor onderzoek in het onderwijs. Dat lijkt me een goede zaak voor wetenschappelijk onderwijs in het algemeen. Verder maakt de PvdA zich sterk voor het meenemen van studiefinanciering als je in het buitenland gaat studeren. Omdat ik van plan ben een jaar naar het buitenland te gaan, moedig ik dat natuurlijk erg aan. Ook qua huisvesting is de PvdA goed bezig. Ze willen de overdrachtsbelasting voor starters afschaffen. Over een aantal jaren wil ik ook wel een eigen huis dus het lijkt me een goed voorstel."

(MV)

Wat ga je stemmen Mark Sanders (34) docent aan de School of Economics. "D66"

Waarom?"Vier jaar geleden ben ik lid geworden van D66. Dat was in de periode van Pim Fortuyn. Toen heb ik uitgezocht welke partij het best bij mij paste. Deze partij kijkt altijd genuanceerd en nuchter naar onderwerpen. Inmiddels heb ik heel wat verschillende functies binnen de partij gehad en sta nu nummer zeven op de lijst. D66 probeert ruimte te geven aan ieder individu maar wel sociale doelstellingen te realiseren."

Hebben bepaalde standpunten relatie met uw vakgebied of persoonlijk leven? "Ik ben econoom. Aan alles zit een prijs en je moet keuzes maken. Individuele vrijheid is belangrijk, zowel in de economie als in de politiek. In mijn jonge jaren heb ik nog wel eens een uitstapje gemaakt naar de VVD en de PvdA, maar toen stemde ik vooral op mijn gevoel. Nu niet meer."

(JvG)

Wat ga je stemmen Michel van der Krul (21) derdejaars student geschiedenis? "SP"

Waarom?"Ik hecht veel waarde aan de drie basisprincipes van de SP: gelijkwaardigheid, menselijke waardigheid en solidariteit. Deze partij staat duidelijk het dichtst bij de mensen, je ziet de SP ook altijd op straat mensen aanspreken. Ik ben nu sinds drie jaar lid van de partij. Eerst in Doesburg waar ik heb gewoond, en nu dus in Utrecht."

Hebben bepaalde standpunten relatie met je studie of persoonlijk leven?

"Als student ben ik erg blij dat de SP tegen leerrechten is. Verder willen ze veel geld steken in het verbeteren van het onderwijs. Wat ik ook een leuk punt vind, is dat ze van plan zijn om een Centraal Historisch Museum te bouwen. Het moet een nationaal museum worden over de geschiedenis van Nederland, dat is er op dit moment nog niet. Als het aan de SP ligt gaat dat museum er zo snel mogelijk komen, of ze nou in de coalitie komen of in de oppositie blijven."

(MV)

Games; een Utrechtse wetenschap

De wereld veroveren met Blob

Je bent net lekker in je UFO aan het rondvliegen als je plots geraakt wordt door een meteoriet. Wham. Je knalt tegen De Inktpot aan, het Utrechtse NS-gebouw. Zie nu als de buitenaardse Blob je weg maar eens te vinden in de voor jou onbekende stad. Al rollend door de straten zuig je verf op waarmee je de gebouwen die je passeert een kleur geeft. Maar pas op! De Internationale Non Kleuren Troepen komen er aan........

Het computerspel De Blob is een succes. Het is verzonnen en gemaakt in vier maanden tijd door negen studenten van wie er twee aan de Universiteit Utrecht studeren. Masterstudent Game- & Mediatechnologie Olaf Jansen (22) is één van hen die in opdracht van het Informatiecentrum Stationsgebied van de gemeente Utrecht een computerspel moesten ontwikkelen. De game moest laten zien hoe het nieuwe Utrechtse stationsgebied er over een paar jaar uit zal zien.

Olaf is nog steeds enthousiast over het eindresultaat. Het spel is inmiddels gratis te downloaden via een gemeentelijke site. Ook kun je het spel spelen in het informatiecentrum op het Vredenburg: "Je krijgt met De Blob een behoorlijk goed beeld van waar de nieuwe gebouwen komen te staan, maar het is ook gewoon een leuk spel om eventjes snel te spelen."

In kringen van vakgenoten kan het spel, dat ook in een Engelstalige versie is uitgebracht, op waardering rekenen. De reis van het bolvormige figuurtje in de cartoonversie van Utrecht is door het gerenommeerde gametijdschrift EDGE tot internetgame van de maand oktober gebombardeerd. Op fora van gamers en gamemakers wordt lovend gesproken over De Blob. Olaf denkt dat de waardering voor het spel vooral te danken is aan de high production value. "Het spel is helemaal af. Er zijn weinig losse eindjes en we hebben veel aandacht besteed aan details."

Maar ook niet-professionals blijken De Blob een aardig spel te vinden, vooral kinderen zijn verrukt. "Dat was eigenlijk niet helemaal de doelgroep, maar ze vinden het geweldig. In Canada schijnt er zelfs een opbouwwerker te zijn die kinderen in een wijkcentrum De Blob laat spelen. Daar weten ze nu precies hoe Utrecht er in de nabije toekomst uitziet."

De twee Utrechtse masterstudenten in het project waren vooral verantwoordelijk voor het programmeerwerk, de HKU-studenten voor de artistieke kant van het product. Jansen noemt de samenwerking met andere disciplines, waarvoor hij samen met studiegenoot Joost van Dongen zelf het initiatief nam, een van de meest leerzame dingen die hij binnen zijn studie heeft gedaan. "Aan het begin moest ik wel wennen aan die tekenaars en ontwerpers. Zij kijken hoe iets eruit ziet en hoe iets aanvoelt in een game, ik zit vooral met die programmacode in mijn hoofd. Maar uiteindelijk is er dan een mooi spel. Dat geeft erg veel voldoening."

Inmiddels is er ook commerciële interesse voor De Blob. Jansen doet luchtig over mogelijke lucratieve contracten. "Over de rechten wordt nu gepraat met alle betrokken partijen, daar komen we wel uit. Maar belangrijker is dat wij als team bekendheid krijgen. In de game-industrie is net als in veel kunstvormen prior art, je portfolio dus, erg belangrijk. Een aantal mensen in het team wil nu een eigen gamebedrijf oprichten. We weten dat we het kunnen."

Jansen dubt nog of hij wil meedoen. De vrijheid lonkt, maar de onzekerheid staat hem tegen. En hij zou na het afronden van zijn studie ook als programmeur kunnen gaan werken bij een al bestaand gamebedrijf. "In het bedrijfsleven is vrij veel vraag naar mensen die zijn opgeleid in deze richting. En als je dan ook nog eens hebt meegedraaid in een project zoals De Blob dan zou het helemaal geen probleem moeten zijn om een aardige baan te vinden."

De gemeentelijke webpagina met de gratis download van De Blob is 'link van de week' op Ublad Online, zie www.ublad.uu.nl/links.

Het beste Europese onderzoeksinstituut

Het is 2015. Alarm. Een brandweerman trekt zijn tactile suit aan en zet zijn VR helmet op. Hij stapt in zijn gesimuleerde brandweerauto en begeeft zich in het drukke verkeer van een virtueel Utrecht. Op deze wijze zou een training van brandweerlieden over acht jaar kunnen beginnen, lezen we in een informatiefolder van het Utrechtse Center for Advanced Gaming and Simulation (AGS), een samenwerkingsverband van de Universiteit Utrecht, de Hogeschool van de Kunsten en TNO .

Gamen is voor het jonge AGS veel meer dan schietspelletjes spelen op jongenskamers. De Utrechtse onderzoekers zijn ervan overtuigd dat ontwikkelingen in gaming en simulatie hun weerslag zullen hebben op vele aspecten van het dagelijks leven - niet in de laatste plaats op de manier waarop mensen worden opgeleid en getraind. AGS, dat binnenkort onderdak vindt in een vleugel van Centrumgebouw Noord in De Uithof, wil het beste Europese onderzoeksinstituut worden op dit gebied. Dat zegt althans wetenschappelijk directeur Mark Overmars (48). "Het is gemakkelijker waar te maken dan het lijkt, want eigenlijk zijn we dat al."

De masteropleiding games is, zo kun je wel stellen, begonnen als het specialisatievak game-ontwerp. Overmars weet nog dat sommige collega's misprijzend de wenkbrauwen optrokken, toen hij hier zes jaar geleden mee begon. Hij kon er zijn passie voor spellen in kwijt die hij al heeft sinds de opkomst van de eerste pc's. Zo schreef Overmars reviews en maakte hij zelf games. "Ik zag dat producenten niet alleen gebruik maakten van de allernieuwste hard- en software, maar ook van nieuwe inzichten en technieken. Bijvoorbeeld op het vlak van de kunstmatige intelligentie en simulatie. Het onderzoek van ons departement richtte zich ook op dat soort zaken, maar dan bij robots. We zagen dat steeds meer belangrijke onderzoeksvragen niet langer uit de robotica maar uit de gamewereld kwamen. En dan is het een kwestie van toch maar die stap zetten."

De emancipatie van gaming en simulatie als belangrijk wetenschapsgebied werd in De Uithof in no time voltooid. Inmiddels is het onderzoek door het departement Informatica aangewezen als een van de twee zwaartepunten. Maar ook elders binnen de universiteit stonden de ontwikkelingen niet stil. Bij Letteren zagen enkele medewerkers de potentie van gaming als nieuw medium. Marinka Copier en Joost Raessens stortten zich op de sociaal-culturele aspecten van het nieuwe fenomeen. En ongeveer tegelijkertijd zag de HKU brood in twee bacheloropleidingen op het gebied van gameontwerp -en vormgeving. Al deze initiatieven hebben nu een plek gekregen binnen het nieuwe onderzoekscentrum. "Wij willen in ons onderzoek de hele breedte beslaan: van de harde techniek tot aan de X-factor", zegt Overmars.

De Utrechtse Game Factory

De razendsnelle opkomst van de game-wetenschap kan niet los worden gezien van de groei van de game-industrie als economische factor. Volgens Overmars staan zowel de entertainment-games als de serious-games inmiddels wereldwijd garant voor zo'n 25 miljard dollar. Zelf laat hij zich "graag inspireren" door vragen die binnen de jonge bedrijfstak opkomen. "Ik zit toch snel twee of drie keer per week met vertegenwoordigers van zo'n onderneming rond de tafel." De contacten met private partners en het meer toepassingsgerichte TNO vormen een aantrekkelijk gegeven in tijden waarin 'valorisatie' steeds belangrijker wordt bij de financiering van onderzoek, zo bleek dit voorjaar. De Nederlandse overheid besloot toen 10 miljoen uit de aardgasbaten te stoppen in een programma voor Game research for training and entertainment, GATE, waarvan Utrecht trekker is. Overmars vindt die Nederlandse keuze om stevig te investeren in kennis die toepasbaar is in de creatieve industrie zeer verdedigbaar. "Die gamebedrijven groeien op dit ogenblik als kool. Dutch design heeft nog steeds een hele goede naam in de wereld. En de toekomst belooft veel. De aandacht bij het maken van games is aan het verschuiven van mooie plaatjes en veel pixels, naar de kunstmatige intelligentie en de interactie met de gebruiker. Op dat soort aspecten kunnen we in Nederland wel degelijk met de Amerikanen concurreren."

Op termijn moet de bedrijvigheid op het gebied van games vanuit de Utrechtse studenten zelf komen. De Utrechtse opleidingen vonden elkaar vorig jaar in het platform Upgear waarin ook de gemeente en andere regionale organisaties zijn vertegenwoordigd. In het kader van het programma Pieken in de Delta van het ministerie van Economische Zaken is inmiddels een aanvraag ingediend om ondernemingen in de regio Utrecht te stimuleren. Overmars: "We willen in de eerste plaats studenten van verschillende opleidingen motiveren om samen aan ideeën te werken binnen een Game Development Club. Vervolgens hopen we dat daar bedrijfjes uit voortkomen die we kunnen laten doorgroeien. Uiteindelijk zou je dan kunnen gaan denken aan een Game Factory, een bedrijvenverzamelgebouw met werkelijke uitstraling." Volgens Overmars is de potentie voor ondernemerssucces aanwezig. Het brede Utrechtse onderwijspalet heeft volgens hem grote voordelen. "In Engeland en Amerika zijn veel opleidingen gewoon slecht. Ze laten daar uit marketingoverwegingen hun oren hangen naar middelbare scholieren die graag zelf spelletjes willen maken. In de praktijk zoeken gamebedrijven echte specialisten en niet mensen die van alles wat kunnen. Een designer zal nooit een regel code schrijven. En een programmeur zal nooit een karakter ontwikkelen. Natuurlijk moet iedereen wel een beetje weten wat anderen in het productieproces doen, maar wij zeggen: ga of informatica studeren, of letteren of ga de artistieke kant op bij de HKU."

Onderzoek, onderwijs en bedrijvigheid; binnen luttele jaren is het op de rails gezet in Utrecht. Het is soms allemaal wel wat veel, erkent Overmars. "Aan de andere kant: de kansen liggen er nu. Dan moet je ze ook grijpen."

Game Awards

De Student Game Development Club DGDARC moet de bakermat worden van een innovatieve en creatieve Utrechtse game-industrie. De eerste producten van de studenten van de Utrechtse game-opleidingen vallen in elk geval in de smaak. Drie games voor mobiele telefonie die studenten ontwierpen voor de studenteneditie van de International Mobile Game Awards behoren tot de 22 genomineerden. Half januari worden de winnaars in Barcelona bekend gemaakt. Het spel Mistery City is grote kanshebber met nominaties in drie categorieën.

www.dgdarc.com

www.imgawards.com/students2006.php

Utrecht gamestad

Utrecht staat de komende weken bol van de games. Vanaf dit weekeinde zijn de Nederlandse gamedagen in de binnenstad, met de Janskerk als kloppend hart. Tijdens dit evenement komen professionals, wetenschappers en studenten op het gebied van gaming samen. Gedurende de hele week zullen ontwikkelingen in de game-industrie en het game-onderzoek de revue passeren. De echte gamespelers kunnen hun hart ophalen tijdens Gameplay 06. Drie dagen lang is de Jaarbeurs gevuld met alles wat maar enigszins met gamen en de bijbehorende lifestyle te maken heeft.

De Nederlandse Gamedagen 18-26 november www.nlgd.nl

Gameplay 06 24-26 november www.gameplay.nl

Gamewereld nog niet klaar voor Utrechts vernuft

Hoe bewegen virtuele mensen in virtuele omgevingen? Vaak onrealistisch, zegt onderzoeker Arno Kamphuis. Gelukkig heeft de Utrechtse wetenschap er wat op gevonden, nu moet de gamewereld er nog brood in zien.

Arno Kamphuis (30) doet onderzoek naar path planning. Hij probeert de bewegingen van virtuele mensen gehoorzamer en realistischer te maken. "Kijk dit is dus niet de bedoeling", zegt hij en wijst op één van zijn twee computerschermen waar een scène verschijnt uit het bekende militaire spel Command & Conquer generals. Een legereenheid valt uit elkaar wanneer een soldaatje een andere weg kiest. De doorsnee-gamespeler merkt deze tekortkoming in de techniek waarschijnlijk niet, maar volgens kamphuis zijn ongehoorzame spelfiguren geen uitzondering. En dan bewegen ze vaak ook nog op een onnatuurlijke houterige manier. "Dan moet je de hoek om en dan is het van: klabam, negentig graden de andere kant op."

De mankementen zijn volgens de promovendus en juniordocent te wijten aan de huidige standaard voor path planning, oftewel de bouw van virtuele wegenkaarten. "Heel simpel gezegd zoekt een karakter in een game zijn weg in een wereld die in kleine vierkantjes is opgedeeld. Hij kijkt waar hij naar toe moet en via welke lege vakjes hij daar kan komen. Dat werkt vaak prima. Maar je kunt een probleem krijgen als het ene poppetje het vakje bezet houdt waar een ander poppetje net naar toe wil. Bovendien moeten spelfiguren per se die rechte lijnen van dat raster van vierkantjes, de grid, volgen. Ze kunnen daardoor moeilijk vloeiende bewegingen maken."

Utrechtse onderzoekers zijn er na bijna twintig jaar onderzoek in geslaagd een alternatieve manier voor path planning te ontwikkelen. Hoogleraar Mark Overmars legde de basis hiervoor met zijn 'probalistic roadmap method'. "Omdat in die techniek alle mogelijke punten in een ruimte worden gebruikt en niet slechts vierkantjes, kunnen wij spelfiguren nu veel mooiere paden laten volgen. Ze zijn niet meer gebonden aan een simpel gridje", legt Kamphuis uit.

Zelf zoekt Kamphuis vooral naar manieren om groepen virtuele mensen via die nieuw gevonden virtuele paden voort te laten bewegen. In Command & Conquer generals wordt ieder lid van de legereenheid nog apart aangestuurd. Kamphuis wil graag een groep spelfiguren als geheel laten bewegen. De eerste stap die hij daarvoor nam, was het uitbouwen van de roadmaps van Overmars tot corridormaps. "We trekken daarvoor een cirkel om elk punt van elke lijn die een groep kan volgen. Daardoor vormt zich een virtuele gang, een corridor. En daarbinnen kun je een groep alle vrijheid geven."

In een volgend stadium van zijn onderzoek liet hij zijn groep 'groepsgedrag' vertonen door te spelen met onderlinge aantrekkings- en afstotingskracht. Ter illustratie toont Kamphuis op zijn scherm een filmpje waarop een verzameling bolletjes een weg zoekt door een klein doolhof. "Kijk, het is net een groep toeristen in de grote stad. Als er eentje achterblijft dan wachten ze even. En als er weer is aangesloten, dan gaan de eersten weer vooruit."

Daarop voortbordurend kijkt Kamphuis nu naar mogelijkheden om een groep te laten reageren op indicatoren van gevaar. "Zo wil je in een virtuele omgeving misschien niet gezien worden door een schutter en probeer je daarom zeer dicht langs een muur te lopen."

Commerciële gamebedrijven laten zich tot nu toe maar moeilijk overtuigen van de meerwaarde van de Utrechtse techniek, ervaart Kamphuis. "Gamemakers stoppen hun energie nu nog liever in zaken als de grafische vormgeving of speciale effecten. Ze denken dat de huidige methode waarmee spelfiguren zich verplaatsen voldoet. En voor de huidige generatie spelers van commerciële games is dat waarschijnlijk ook zo." De promovendus verwacht echter dat toekomstige gamers niet meer zullen accepteren dat hun virtuele tegenspeler raar met zijn voeten sleept of dwars door een muur heenloopt. "Zeker wanneer games ook toegepast gaan worden voor trainingen- of simulatie-doeleinden, kan dat natuurlijk niet meer."

Daarnaast maakt de nieuwe techniek het mogelijk spelwerelden op een automatische manier aan te maken. Gezien de trend naar steeds uitgebreidere games, lijkt dat een belangrijk pre. "Bij de huidige games komen nog vaak designers te pas, die handmatig oplossingen voor onvolkomenheden moeten inpassen. Dat wordt straks heel inefficiënt."

In zijn onderzoeksgebied valt nog een hele wereld te veroveren, weet Kamphuis. "We hebben bijvoorbeeld nog moeite om een karakter netjes een open trap op te laten lopen, of langs een helling. Het oriënteren in die driedimensionale situaties blijft voor een figuur of een groep lastig."

De echte winst is echter te halen uit multidisciplinair onderzoek naar artificiële intelligentie. "We willen in onze games graag natuurgetrouw gedrag tonen. Maar eigenlijk weten we helemaal niet hoe dat eruit ziet? Hoe loop je door een gang? In het midden? Aan de zijkant? Of is dat misschien ergens van afhankelijk, je humeur bijvoorbeeld? En neem de situatie waarin twee groepen van verschillende kanten een nauwe doorgang naderen. Wie gaat er eerst? Wie wacht? Naar dat soort mechanismen zal de komende vier, vijf jaar hier in Utrecht onderzoek worden verricht. Als onze technieken voor path planning gebruik kunnen maken van resultaten uit dat onderzoek zal alles er nog echter uitzien."

Een onderzoeker op het slagveld van World of Warcraft

Marinka Copier doet onderzoek naar de spelende mens in een digitale omgeving. Daarvoor begeeft ze zich als cyberbabe op het slagveld van World of Warcraft.

Voor haar promotieonderzoek begeeft historica Marinka Copier (30) zich in de fantasy-wereld van de gamecultuur. Ze is één van de figuren in de gemeenschap van honderden spelers van World of Warcraft en zoekt naar antwoord op de vraag wat de wisselwerking is tussen de online-wereld van de spelers en hun offline-wereld.

Het populaire online-spel heeft inmiddels wereldwijd zeven miljoen deelnemers. Spelers kunnen 24 uur per dag een fantasy-wereld betreden om daar met elkaar monsters te verslaan. Ondertussen wordt er druk gecommuniceerd over van alles en nog wat.

Copier kijkt in haar onderzoek specifiek naar een gemeenschap van spelers die zich richt op het roleplay-aspect van het spel. "Alle spelers van World of Warcraft maken in het spel een virtueel personage aan. Maar deze deelnemers leggen zich echt toe op het uitspelen van deze personages, alsof het improvisatietheater betreft. Hoewel maar een beperkte groep spelers op deze manier een eigen draai geeft aan het spel, is dit erg interessant. In feite komen online-games zoals World of Warcraft namelijk voort uit de zogenoemde pen and paper role-playing games zoals Dungeons and Dragons, die in de jaren zeventig werden ontwikkeld maar nog steeds gespeeld worden. Ik probeer een beeld te vormen van de ontwikkeling van die gemeenschap, van de ontwikkeling van de individuen die er deel van uitmaken, en van het functioneren van online roleplaying. Daarnaast onderzoek ik op welke manier deze gamecultuur is ingebed in de fantasy-cultuur in bredere zin."

Aanvankelijk stond Copier met vragenlijsten op de Elf Fantasy Fair bij Kasteel de Haar om fantasy-liefhebbers te vragen naar hun kleding-, muziek- en game-voorkeuren. Dat heeft ze drie jaar gedaan. Maar hoe, zo vroeg ze zich af, maak je een deugdelijke etnografische beschrijving van een gemeenschap waarvan de activiteiten zich grotendeels buiten je gezichtsveld afspelen en waarbij de virtuele ruimte waarbinnen alles zich afspeelt wetenschappelijk nog onontgonnen terrein is?

Het is een metavraag waar Copier ook nu nog vrijwel dagelijks mee worstelt en waar ze in haar proefschrift ook uitgebreid aandacht voor zal vragen en die haar tot speler in World of Warcraft heeft gemaakt: "Een toeschouwerpositie bestaat niet. Er is ook geen plek waar je hard kunt roepen dat je onderzoeker bent. Om een antwoord te krijgen op je vragen moet je werkelijk die bush bush in en deel gaan uitmaken van zo'n gemeenschap."

Sinds de vorming van de community bijna twee jaar geleden treedt zij in verschillende rollen. "Aan individuele spelers maak ik mezelf dan bekend als onderzoeker en bij hen neem ik interviews af. Maar ook als speler doe ik natuurlijk ervaringen op die van belang waren voor mijn onderzoek. Door verschillende posities in te nemen binnen het spel kom ik achter zaken die anders voor mij verborgen zouden zijn gebleven. Voor mij is dit een hele relevante manier van onderzoek doen, al moet je als wetenschapper natuurlijk altijd op de hoede zijn voor het 'going native-syndroom'. Ik ben in eerste instantie onderzoeker en dan moet ik er steeds voor zorgen dat er reflectiemomenten zijn. Dat is me zeker gelukt, zij het soms met enige moeite."

Copier denkt dat haar promotieonderzoek zal bewijzen dat er veel meer wisselwerking is tussen de online en de offline werelden dan mensen denken. "Heel vaak wordt in utopische of in distopische termen gesproken over online-gaming. Aan de ene kant wordt gewezen op de negatieve gewelddadige en duistere invloeden die er van de games uit zouden gaan. Anderzijds worden er wonderen verwacht in virtuele werelden, bijvoorbeeld als het gaat om toepassingen in educatie en simulatie. Maar een dergelijke absolute grens is naar mijn mening niet te trekken - er gaan dingen in en er gaan dingen uit. De identiteit die iemand in een spel aanneemt verhoudt zich natuurlijk tot de identiteit die iemand in het dagelijkse leven heeft, en andersom.

"Of iets anders: ik ben geïnteresseerd in onderhandelingsprocessen tussen mensen. Hoe gaat dat online? Dan zie je vaak dezelfde mechanismen optreden als offline. In World of Warcraft wordt bijvoorbeeld veel gediscussieerd over de vraag of er vampieren in het spel mogen meedoen. Veel spelers willen dat omdat ze bijvoorbeeld dol zijn op gothic verhalen, volgens de achtergrondverhalen van World of Warcraft is het echter onduidelijk of er vampiers bestaan in deze fantasy-wereld. Daar krijg je dan eindeloos gehakketak over. Zelfs in fantasy heb je dus niet alle vrijheid."

Maar voor een definitief antwoord op de vraag hoe die wisselwerking nu precies in elkaar steekt, is het nog veel te vroeg. Copier beseft dat haar onderzoek niet meer kan zijn dan een aftrap voor verder wetenschappelijk onderzoek. "Bij de introductie van een nieuwe techniek is tijd nodig om de specifieke eigenschappen en de toegevoegde waarde ervan te leren kennen. In dat stadium verkeert het gamen nu nog. We zitten in een spannende periode en ik mag daar tot mijn grote geluk als wetenschapper verslag van doen."

interview met Arend-Jan Boekestijn

Het begon twee jaar geleden. Ik werkte aan een wetenschappelijk artikel toen ik werd gebeld door een secretaris van Henk Kamp met het verzoek om toe te treden tot een informele klankbordgroep. Daar zat ik dan als historicus temidden van generaals en hoge diplomaten te discussiëren over lastige dilemma's in Irak en Afghanistan. Door die ervaring kwam ik opeens veel dichter te staan bij de politiek en begon er van alles te kriebelen.

Ook kreeg ik contact met de VVD-fractie toen die mij vroeg advies te geven over de Turkse toetreding. Ik ben nooit lid geweest van de VVD en binnen de partij kende ik eigenlijk alleen maar Luuk van Middelaar, de partijfilosoof, persoonlijk. Voor mij, een simpel universitair docentje, was dit toch wel een kans om aan een fractiebijeenkomst te ruiken. Dus ben ik aan de slag gegaan. Heb een mooie power point presentatie gemaakt. Op het fractiekantoor zit ik ineens tegenover Ayaan Hirsi Ali, Geert Wilders en Van Aartsen.

Daar was ik toch wel van onder de indruk. Het viel me op wat een behoefte aan informatie een politieke partij heeft. Alles wat ik zei, ging er in als het evangelie in een ouderling. Dus ik bedacht dat ik misschien nog wel eens iets voor ze kon betekenen. Na afloop van de lezing ging ik dineren met Van Aartsen en toen vroeg ik hem wat hij er van zou vinden als ik zou proberen voor de VVD in de Kamer te komen. Hij zei: "Liever nog gisteren dan morgen!"

Wat doe je dan? Ik ging naar huis, praten met mijn vrouw en vrienden. En allemaal vroegen ze of ik door de ratten besnuffeld was. 'Je hebt een leuke baan', zeiden ze. 'College geven is je lust en je leven, je studenten vinden dat je het niet al te beroerd doet, je mag columns schrijven en je wordt gevraagd voor radio en tv. En dat ga jij allemaal opgeven voor de meest agressieve werkomgeving die je kan bedenken?' De twijfel sloeg toe.

Toen werd ik uitgenodigd op de residentie van de Amerikaanse ambassadeur - de ambassade organiseert regelmatig lezingen waar ze politici, journalisten en wetenschappers uitnodigen - en ik loop naar binnen en zie meteen alle usual suspects: Bert Koenders van de PvdA, Bert Bakker van D66, Hans van Baalen van de VVD, Farah Karimi van Groenlinks. Allemaal buitenlands beleid woordvoerders.

Pas toen viel het kwartje; dit was de avond voordat de Tweede Kamer moest besluiten of we militairen naar Afghanistan moesten sturen. Dit was een ultieme poging van de Amerikanen om Nederland over te halen.

Tijdens het diner sprak ik met Farah Karami. Ik kende haar al langer en om haar een beetje te plagen vroeg ik. 'Nou Farah, wat ga je doen? Jij weet alles over Afghanistan, jij weet alles over hoe vrouwen daar worden behandeld, ik verwacht dat je je nek gaat uitsteken en gaat pleiten vóór deze missie'. Toen zei ze letterlijk: 'Ik ben absoluut tegen deze missie, maar zelfs áls ik voor zou zijn dan zou ik het nooit door mijn achterban heen krijgen'.

Dat vond ik zo'n vreemde opmerking; het idee dat je je moet aanpassen aan je achterban. Je moet juist doen waar je in gelooft en als dat tegenstrijdig is met je achterban dan stroop je je mouwen op en marcheer je naar het partijcongres en dan ga je à la Tony Blair net zo lang praten totdat je ze hebt overtuigd. En als dat dan niet lukt, dan ga je enorm onderuit, maar als het wél lukt dan zou de Nederlandse politiek zo veel interessanter worden.

Afghanistan en Irak zijn moeilijke politieke vraagstukken. Tot 11 september was ik overtuigd aanhanger van het klassieke gedachtegoed van Kissinger, het machtsrealisme. Maar decennialang dictators steunen in de hoop dat ze de stabiliteit bewaren, heeft de aanslagen van Al Qaida niet kunnen voorkomen. Na 11 september kon ik geen cynische grappen meer maken over het idealistische Wilsonianisme, het idee van nation building en het exporteren van democratie. Exporteren van democratie is het allermoeilijkste dat er is en het is een weg die op de korte en middellange termijn enorme problemen met zich meebrengt. Toch denk ik dat er geen goed alternatief is voor de lange termijn. Wij Europeanen kunnen het niet maken om Irak aan zijn lot over te laten als de Amerikanen straks vertrokken zijn. We kunnen niet op de bank zitten en op het journaal zien dat er een miljoen slachtoffers vallen tijdens een burgeroorlog en dan alleen zeggen "Kijk Truus! Wat erg!". Een dergelijke houding is moreel verwerpelijk en het schaadt Europese veiligheidsbelangen.

Ik vraag altijd aan mijn studenten; noem één Deense minister. Dan blijft het stil en zeg ik 'Dat is Nederland'. Na Engeland en Frankrijk hebben wij het grootste leger van Europa en door onze deelname in Afghanistan zijn wij opeens een speler op het gebied van nation building. Ik vind dat de Nederlandse politiek naar buiten moet blijven kijken, ook al betekent dat aan missies meedoen die erg lastig zijn.

Verschillende partijen, zoals Groenlinks, trekken verkeerde conclusies. Ze geloven in moreel perfectionisme, het idee dat zowel de doelen als de middelen moreel verantwoord moeten zijn. Dan mag je nooit vuile handen maken, maar dat betekent eigenlijk dat je de hele dag in je bed moet blijven liggen. En dat heeft weer immorele gevolgen. Je kunt dus zeggen 'We steunen de Amerikanen niet in Afghanistan, want hun methodes zijn te gewelddadig', maar dat heeft nogal vervelende consequenties voor de vrouwen die door de Taliban onderdrukt worden. Ik ga in de politiek dus een nare boodschap verkondigen, namelijk dat je soms uit het minst slechte van een aantal kwaden moet kiezen.

Als ik in de Kamer zit, blijf ik één dag in de week lesgeven. Ik kan dat toch niet missen. Ik denk dat ik er een beter historicus van word; het geeft toch altijd iets extra's als een docent ook in de praktische modder heeft gestaan. Natuurlijk moet ik beloven dat ik niet mijn eigen politieke standpunten opdring aan mijn studenten. Je mag een kindergeest niet vervuilen. Als docent moet je alle kanten van een argument kunnen tonen, anders ben je niets waard.

Of ik automatisch een beter politicus wordt omdat ik historicus ben, lijkt met niet vanzelfsprekend. Als historicus ben je bezig met het 'Sein', hoe het is. Als politicus ben je bezig met het 'Sollen', hoe het moet worden. En de stap van Sein naar Sollen valt wetenschappelijk op geen enkele manier te rechtvaardigen. Wel is het zo dat politici die historische bagage missen gemakkelijk veel schade kunnen aanrichten. De kern van de geschiedenis is echter verandering en dat staat op gespannen voet met de gedachte dat wij lessen uit het verleden kunnen trekken. Zonder historisch besef zal het echter ook niet gaan.

Ik maak nu overuren met de campagne, wordt een beetje bekend. Dan word ik herkend in de trein bijvoorbeeld, en denkt die persoon dat ze me kennen van een verjaardagsvisite. Vervolgens brengt mij dat in de gênante positie dat ik ze moet toefluisteren: 'Ik ben wel eens op tv'.

'Het viel me op wat een behoefte aan informatie een politieke partij heeft; alles wat ik zei, zogen ze op.'