Achtergrond

's Nachts is het altijd een gezellige bedoening'

'<ParaStyle:onderkop>Mee met Niteliner 412

Bij de bushalte op Janskerkhof is het heel rustig op dit tijdstip. In de buurt van de halte is het drukker. Op de stoep staat een meisje voorovergebogen, ze heeft een drankje teveel op. Haar vrienden staan ongemakkelijk naast haar. In de snackbar aan de overkant van de straat zitten studenten aan hun nachtelijke hamburger. Er klinkt herrie vanuit de kroeg het Pakhuis.

Precies om kwart over drie stopt er een Connexxionbus bij de halte. Het is Niteliner 412. Sinds augustus rijdt de nachtlijn die er is gekomen na een actie van USF Studentenbelangen. De bus rijdt van Janskerkhof, via de Neude en het Centraal Station naar de IBB, de Cambridgelaan en verder naar Zeist. Zoals altijd zit Jacques Nijman achter het stuur. Dit is het derde rondje dat hij deze nacht rijdt. Vanaf kwart over twee rijdt hij elk uur een ronde, zijn laatste is om kwart over vijf. En hij mag zelf dan al lang de leeftijd van een student gepasseerd zijn, Jacques brengt de jongeren met veel plezier 's nachts veilig naar huis. "Het is eigenlijk een betaalde hobby."

Hij vindt dat er 's nachts een totaal andere sfeer hangt in de bus dan overdag. "Dan is het veel drukker en onpersoonlijker en zit ik minder relaxt achter het stuur. 's Nachts is het altijd een gezellige bedoening." De chauffeur is altijd al een nachtmens geweest, dus hij hoeft geen moeite te doen om wakker te blijven. Hij begint ook nooit voor drie uur 's middags met zijn werk. "Als ik deze dienst heb gehad dan lig ik uiteindelijk om zeven uur in bed. Mijn collega's worden dan net wakker." Volgens hem zijn er weinig mensen die dit nachtnet willen rijden, maar wat hem betreft zou hij deze dienst ook op vrijdag en zaterdagnacht willen doen. "Als het van de Arbodienst mag, tenminste."

Op de Neude staan veel studenten te wachten. Ze laten bij de ingang hun ov zien, want voor deze bus geldt gewoon een dagtarief. "Als je een nachttarief zou moeten betalen, zou het snel afgelopen zijn met deze lijn. Dan pakken ze gewoon weer de fiets of een taxi", zegt Jacques terwijl hij geconcentreerd naar de weg zit te kijken. Er zit geen greintje slaap in zijn ogen.

Aurin zit voor in de bus met zijn huisgenoten en woont op de Warande. Volgens hem hebben steeds meer mensen in de gaten dat ze de bus gratis kunnen pakken en wordt het daarom ook steeds drukker tijdens de nachtritten. "Toen ik laatst lam was, kwam ik er bij toeval achter dat deze bus reed. Als die niet zou rijden, zou ik vanavond bij iemand hier in Utrecht slapen, denk ik. Maar ik weet niet bij wie." "Je bent nu ook lam", zegt zijn huisgenoot lachend.

"De studenten zijn heel dankbaar, dat maakt het werk extra leuk", vervolgt Jacques. De reizigers zijn ook erg over de chauffeur te spreken. "Hij is de beste buschauffeur van Utrecht. Hij is altijd vrolijk en rijdt ook goed. In bus elf voel ik me nooit veilig, maar hier wel", zegt Ingvar. "Dit is de gezelligste buslijn van Nederland!", roept Jacques over de intercom. "Hoor je die stem? Geweldig toch", zwijmelt hij. Ingvar pakt iedere week na het stappen de bus terug naar de Cambridgelaan. "De Uithof is net Urk. Of Heerlen zonder junks. Je kent vaak 99 procent van de mensen in de bus", vertelt zijn broer Jorrin die ook op Cambridgelaan woont.

Als de bus het station is gepasseerd, komen de passagiers pas echt los. "Kunnen we even een liedje zingen voor deze mevrouw?", roept een jongen door de bus. Zonder enige aarzeling zingen de studenten 'er is er één jarig' uit volle borst. "Normaal wordt er niet zo veel gezongen, maar de sfeer is wel steeds leuker. Ik heb nog nooit iets vervelends meegemaakt tijdens deze busrit", zegt Warandebewoner Lennert. Hij is ook commissielid van het warandebusje dat op uitgaansavonden al jaren tussen Zeist en Utrecht pendelt. "Ons busje rijdt nog steeds hoor, maar deze bus is wel een stuk fijner en makkelijker."

Jacques heeft sinds het begin van zijn nachtelijke rondes nog geen lastige studenten in zijn bus gehad. "Sommige zijn wel eens chagrijnig of luidruchtig, maar ik heb er nooit een uit de bus hoeven zetten. Als andere mensen er last van hebben dan vraag ik vriendelijk of het wat minder kan." Braaf wil de chauffeur de studenten niet noemen, maar zo lang ze de boel niet afbreken, ziet hij geen reden om stamppij te maken. Om kwart over drie en kwart over vier is het spitsuur in de bus. Vorige week had Jacques een record aantal mensen van 67 in de bus. Deze rit reizen er 63 mee. "Er zijn veel daglijnen die daar niet eens aan komen. Om kwart over vijf is het weer rustig en zitten er alleen nog uitgepoepte mensen in." Soms kan hij het zich permitteren om de laatste studenten tot aan huis te brengen.

Mounya woont ook in Zeist en vindt dat de 412 elke dag zou moeten rijden, maar zeker ook op vrijdag en zaterdag. "Ik maak er vanaf het begin al gebruik van. Als je moet fietsen voel je je toch een stuk onveiliger." Bij de Warande stappen de laatste mensen uit. "Behoefte aan een bank? Er staan er hier genoeg", meldt Jacques door de microfoon terwijl hij bij een halte stopt met een bankstel ernaast. De studenten lachen en zeggen vriendelijk gedag. Het rondje zit erop. Het is ineens erg stil in de bus en op de terugweg rijdt Jacques stevig door op de snelweg. Nog steeds is er geen teken van vermoeidheid bij hem te ontdekken. "Ik heb wel eens meegemaakt dat iemand in slaap was gevallen in de bus. Op weg naar de standplaats, zat er ineens iemand achter me. Ik schrok ik me rot." Sindsdien controleert hij de bus goed als hij de laatste halte van de avond heeft gehad.

Jacques zet de bus op de stoep aan het begin van de Nachtegaalstraat. Het is vijf over vier. Hij heeft nog tien minuten voor hij weer aan zijn rit moet beginnen. Hij rolt een sjekkie in de bus en loopt daarna naar buiten. "Kan nog net voordat ik weer verder moet."

Kleurrijk talent

 

 

 

De laatste tijd groeit de aandacht aan de UU voor de ondervertegenwoordiging van studenten, docenten en onderzoekers uit etnische groepen. Steeds meer komt de nadruk te liggen op het aanmoedigen en ondersteunen van 'kleurrijk talent'. In het jongste Strategisch Plan wordt dit zelfs expliciet als een doelstelling van het Utrechtse beleid genoemd.

Dat het de UU ernst is, wordt het best geïllustreerd door de aanwezigheid van een speciale projectleider voor dit doel. Gurkan Celik is zichtbaar blij met de inzet en de inspanning van de UU voor het diversiteitbeleid. Toen collegevoorzitter Yvonne van Rooy en rector Willem Hendrik Gispen onlangs voorstelden om eens bij andere universiteiten te kijken hoe men de zaken daar aanpakt, schudde hij dan ook nadrukkelijk het hoofd.

"Op zich is het natuurlijk verstandig om je licht ook elders op te steken", legt hij uit, "maar ik durf zonder meer te stellen - en dat heb ik mevrouw Van Rooy en de heer Gispen ook verteld - dat het in dit geval weinig zal opleveren. Wij zijn hier in Utrecht namelijk actiever en massiever met diversiteitbeleid bezig dan welke andere Nederlandse universiteit ook. Kijk alleen maar naar het feit dat de UU al sinds 2003 een aparte projectleider voor dit doel heeft. Tot vorig jaar was dat mijn collega Adem Kumcu. In september 2005 ben ik hem opgevolgd, omdat hij is doorgestroomd naar een andere beleidsfunctie, op zich al een bewijs dat het diversiteitbeleid hier werkt."

Het unieke van de Utrechtse situatie is dat de projectleider diversiteitbeleid is aangesteld binnen de directie Onderwijs en Onderzoek van het college van bestuur, vindt Celik. "Ik ben dus niet zo maar een verdwaalde buitenpost, die met wat subsidiegeld leuke dingen mag doen. Nee, door mij zo te positioneren maakt het college duidelijk dat zij het diversiteitbeleid ziet als een integraal onderdeel van het onderwijs- en onderzoekbeleid. De initiatieven op dit terrein worden weliswaar grotendeels gefinancierd met incidentele subsidies, maar het is duidelijk niet de bedoeling dat het incidenten blijven. Net zoals indertijd het geval was met de Aspasiabeurzen voor vrouwelijke promovendi, wil het college met subsidies een ontwikkeling op gang brengen die op termijn moet leiden tot een universiteit, waar het vanzelfsprekend is dat zowel onder studenten als onder docenten en onderzoekers sprake is van een grote mate van etnische diversiteit."

Na een voorzichtige aanloop heeft Celik het beleid dit jaar een stevige impuls weten te geven. Met door de vakbonden beschikbaar gestelde arbeidsvoorwaardengelden en met een recente subsidie van 170.000 euro van het Ministerie van Onderwijs heeft hij een ambitieus tien punten programma opgesteld. De eerste resultaten worden inmiddels zichtbaar. Meest opvallend is het succes in de jongste Mozaïekronde, dat vooral het gevolg was van een veel betere voorbereiding op de door financier NWO gevolgde procedure. Maar ook op een aantal andere terreinen zijn inmiddels concrete stappen gezet.

Onlangs is bij Wiskunde de eerste student-assistent met een subsidie uit het diversiteitbeleid aan de slag gegaan. Daarnaast zullen op korte termijn vijftien jeugdige allochtone werklozen en zeven hoogopgeleide vluchtelingen een tijdelijke werkervaringsplaats bij één van de diensten van de universiteit krijgen aangeboden. Om de instroom van allochtone studenten - nu rond twaalf procent - te verhogen komen er speciale voorlichtingsbijeenkomsten voor ouders van allochtone vwo-leerlingen. Tenslotte wordt hard gewerkt aan een website en komt er een jaarlijkse diversiteitmonitor om vast te stellen of het beleid werkt.

Celik heeft goede hoop dat de genoemde projecten snel vruchten afwerpen. "Mijn uiteindelijke doel is om mijzelf overbodig te maken. Ooit moet het stimuleringsbeleid een keer ophouden en geïntegreerd worden in de normale universitaire talentprogramma's. Maar voorlopig zal een apart stimuleringsprogramma nog wel even nodig blijven. Niet zozeer omdat het zo'n nobel doel is om allochtonen vooruit te helpen, maar domweg omdat de UU geen keus heeft."

"Natuurlijk is diversiteit ook een maatschappelijk issue, maar gezien de toename van het aantal allochtonen in het vwo is het nu vooral ook een business issue geworden. Al die scholieren gaan straks voor een universiteit kiezen en reken maar dat de aanwezigheid van allochtone studenten, docenten en wetenschappers dan een belangrijke rolmodelfunctie voor hen vervult. Wat mij betreft gaat onze kenniseconomie zonder deze kleurrijke talenten de internationale concurrentie verliezen. Het is voor de UU dus van het grootste belang om kleurrijk talent te stimuleren om straks de boot niet te missen. Dat heeft het college van bestuur tijdig en heel goed gezien."

Liefdesparachute

Dat Utrecht de laatste tijd ook op het gebied van het diversiteitbeleid nadrukkelijk aan de weg timmert, is zeker niet in de laatste plaats te danken aan projectleider Gurkan Celik (30). Nog maar tien jaar geleden studeerde hij in de Turkse hoofdstad Ankara. Tijdens een zomervakantie in Trabzon, een plaatsje aan de Zwarte Zee, ontmoette hij zijn toekomst: zijn huidige partner uit Heusden. "Die ontmoeting heeft mijn leven een andere wending gegeven", zegt hij lachend, "want de vonk sloeg vrijwel meteen over, waardoor ik met een 'liefdesparachute' in Nederland belandde." In Nederland rondde hij aan de Universiteit van Tilburg in 2001 zijn studie beleids- en organisatiewetenschappen af. Sinds enkele maanden woont hij met zijn echtgenote en twee kinderen Dilara (6) en Talha (3) in Nieuwegein.

'Anders had ik pizza's moeten gaan rondbrengen'

Hüseyin Sen, student-assistent

Als één van de maatregelen om kleurrijk talent op te sporen en te behouden, is sinds dit jaar 83.000 euro beschikbaar voor het aanstellen van student-assistenten. Hüseyin Sen (28), geboren en getogen in Almelo ("ik ben een echte Tukker"), is de eerste die van de gelegenheid gebruik maakt.

"Ik heb in 2001 in Haarlem mijn bachelor lucht- en ruimtevaart gehaald. Daarna ben ik gaan werken op Schiphol als beveiligingsbeambte. Tegelijkertijd ben ik me in mijn vrije tijd gaan bezig houden met de geschiedenis van de Arabische wiskunde en astronomie. Ik zat daarvoor veel in de Leidse UB. Daar zei iemand, toen ik een vraag had: 'ga naar Utrecht, want daar zit professor Hogendijk, dè specialist op dit gebied'. Dat deed ik en al na korte tijd zei Hogendijk: waarom kom je hier niet studeren''? Er is niet echt een aparte master voor wat ik doe, dus formeel studeer ik nu wetenschapsgeschiedenis en filosofie, maar zo ver ik weet ben ik in Nederland de enige student Arabische wiskunde en astronomie.

"Vorig jaar ben ik begonnen en dat was geen gemakkelijke opgave, want in het weekend stond ik nog steeds twee keer twaalf uur lang mensen te fouilleren - op maandag was ik knock-out. Bovendien had ik mijn vrijwilligerswerk in Haarlem, waar ik jongeren huiswerkbegeleiding geef, en moest ik naast de master ook nog vakken Arabisch volgen. Gelukkig word ik enorm goed geholpen en stellen Hogendijk en de andere docenten zich heel flexibel op. Vooral financieel bleef het echter een lastige zaak, want ik heb geen studiefinanciering meer. Het kwam dan ook als geroepen toen iemand mij op de mogelijkheid van dit student-assistentschap wees.

"Sinds 1 oktober ben ik één dag in de week assistent van professor Hogendijk. Mijn hoofdtaak is het bijhouden van een website over de geschiedenis van de Nederlandse wiskunde. Ik digitaliseer de belangrijke documenten en zorg dat de website zo actueel mogelijk blijft. Echt een ideale baan, want ik leer hier enorm veel. Ik heb gehoord dat dit assistentschap is bedoeld om kleurrijk talent voor de universiteit te behouden en in mijn geval werkt het ook echt zo. Als ik deze kans niet had gekregen, dan had ik nog vaker op Schiphol moeten werken of pizza's moeten gaan rondbrengen en dan weet ik niet of ik ooit kans had gemaakt op de promotieplaats die ik ambieer. Ik steek dankzij dit assistentschap niet alleen veel op van het vak, maar ik krijg ook een goed beeld van hoe het toegaat in een wetenschappelijk instituut. Voor mij is dit een ideaal voorbereidingsjaar voor een eventueel aio-schap.

"Natuurlijk hoop ik allereerst voor mijzelf op een promotieplaats, maar ik denk dat het ook voor allochtone studenten belangrijk is dat zij in de staf leden van etnische minderheden zien. Als huiswerkbegeleider heb ik gemerkt hoe belangrijk het voor de motivatie van die kinderen is om een rolmodel te hebben, aan wie ze zich kunnen spiegelen. Ook om die reden vind ik dit student-assistentschap echt heel erg waardevol.

"Intussen loopt ook mijn studie prima en ik geniet nog steeds met volle teugen, maar wat wil je ook als je, zoals ik, al twee keer de kans hebt gekregen om met je hoogleraar naar Iran te vliegen. Het is bovendien zulke fascinerende stof. Hier, kijk eens wat een prachtig facsimile van een twaalfde-eeuws Arabisch handschrift. Als ik dit in de trein zit te lezen, krijg ik vaak de vraag of dat nou de koran is. Moet je ze zien kijken, als ik zeg: nee hoor, dit is gewoon een wiskundeboek."

'Wat is precies een 'eerlijk proces'?'

Promovenda Masha Fedorova

Vorig jaar viel zij net buiten de prijzen, maar dit jaar was het lot haar beter gezind. Met één van de drie Utrechtse Mozaïekbeurzen startte Masha Fedorova (26) op 1 november haar promotieonderzoek naar de procesgang in de verschillende internationale strafhoven in de wereld.

"Ik ben geboren in Vladivostok en opgegroeid in Riga, maar ik woon inmiddels al weer twaalf jaar in Nederland. In 1999 ben ik in Utrecht rechten gaan studeren en dat was niet gemakkelijk, want doordat mijn ouders indertijd gevlucht zijn, ben ik nu staatloos. Vanwege het ontbreken van een verblijfsvergunning kon ik geen studiefinanciering krijgen, maar ik mocht ook niet werken. Gelukkig kreeg ik steun van het Universiteitsfonds en van een ander fonds, waardoor ik toch mijn doctoraal heb gehaald. In 2005 heb ik eindelijk een verblijfsvergunning gekregen, die ik overigens elk jaar moet verlengen".

"Na mijn afstuderen heb ik even overwogen om bij een advocatenkantoor te solliciteren, maar net op dat moment bleek hier bij het Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten een vacature te zijn voor een junior-onderzoeker met als taak om een database te maken met de jurisprudentie van het Joegoslavië Tribunaal. Geweldig natuurlijk, want ik had als specialisatie internationaal recht en strafrecht gekozen; mijn afstudeerscriptie heb ik over het Internationaal Strafhof geschreven. Ik werd aangenomen en ik ben een jaar lang bezig geweest met het lezen van alle uitspraken van het Joegoslavië Tribunaal. Voor buitenstaanders klinkt dat misschien heel saai, maar voor een net afgestudeerde jurist in internationaal strafrecht was het echt een ideale baan.

"Intussen had ik een NWO Mozaïekbeurs aangevraagd. Dat is een subsidie waarmee een allochtone onderzoeker vier jaar lang een promotieonderzoek kan uitvoeren. Ik ben toen net als vijf van de zes andere Utrechtse aanvragers buiten de boot gevallen, maar in mijn geval was het oordeel van de commissie positief genoeg om het dit jaar opnieuw te proberen. Ik kon duidelijk merken dat de universiteit er veel aan gelegen was om het nu beter te doen. Wat ik bijvoorbeeld heel leuk vond was het mailtje van de decaan om mij succes te wensen.

"Vooral de presentatietraining die alle UU-kandidaten kregen, vond ik erg nuttig, want het oordeel over je aanvraag wordt voor de helft bepaald door je mondelinge presentatie. Ik kreeg bijvoorbeeld de tip om lastige vragen te herhalen en de vragensteller te complimenteren met zijn inzicht. Dat maakt niet alleen een goede indruk, maar geeft je ook de tijd om even rustig over je antwoord na te denken.

"Over twee jaar kan ik eindelijk het Nederlanderschap aanvragen. Maar intussen kan ik me de komende vier jaar gelukkig helemaal concentreren op mijn onderzoek naar een eerlijke procesgang in internationale strafzaken. Iedereen heeft recht op een eerlijk proces. Ook verdachten van de meest ernstige mensenrechtenschendingen, zoals genocide en oorlogsmisdrijven. Maar wat is precies een 'eerlijk proces'? In mijn onderzoek wil ik nagaan hoe de verschillende internationale straftribunalen met dit fundamentele recht omgaan.

Voordat ik met mijn onderzoek ga beginnen, ga ik eerst naar mijn oma en opa in Omsk, want die heb ik al vijftien jaar niet meer gezien. Ik ben bezig om een visum voor Rusland te regelen, maar tjonge, tjonge, dat valt voor een staatloze burger niet mee. Ik hoop maar dat het gauw voor elkaar komt, want het wordt daar snel kouder. Vorig jaar winter was het er veertig graden onder nul. Wanneer je daar woont, weet je niet beter, maar ik denk vaak: hoe houden jullie het in 's hemelsnaam uit?"

Een allochtoon uit San Marino

Wie het in ons land heeft over etnische minderheden of allochtonen denkt daarbij al snel aan studenten en docenten met bijvoorbeeld een Marokkaanse, Turkse of Afrikaanse achtergrond. Hier en daar heeft het feit dat de Utrechtse Mozaïekwinnaars van dit jaar afkomstig zijn uit Colombia, Rusland en Vietnam dan ook enige verbazing gewekt. Die verbazing had nog groter kunnen zijn, want volgens de lijst met doelgroepenlanden die onderzoeksorganisatie NWO hanteert, kunnen kandidaten die oorspronkelijk uit Israël en San Marino komen, ook meedoen.

De lijst met 167 landen roept overigens wel meer vragen op, want waarom figureren Tsjechië, Slowakije en Slovenië er wel op, maar ontbreken Polen, Hongarije en Bulgarije? Waarom wel Zuid-Korea en niet Taiwan? En wat hebben puissant rijke oliestaten als Qatar, Koeweit en Saudi-Arabië op dit lijstje te zoeken?

Volgens een medewerker van NWO is de lijst een overblijfsel uit de tijd van de Wet Samen, die tot en met 2003 tevergeefs heeft geprobeerd om de participatie van allochtonen te bevorderen. Bij haar weten zijn er tot nu toe in het kader van Mozaïek nooit vraagtekens bij de lijst gezet. Zij verwacht dat bij de evaluatie van het Mozaïekprogramma in 2007 of 2008 ook de landenlijst kritisch zal worden bekeken.

Zie voor de complete landenlijst www.ublad.uu/landenlijst

 

 

Tags: mozaiekbeurs

'Als ik hen zie, is het meteen weer zoals vroeger'

Hoe houd je oude vriendschappen goed nu je op kamers woont?

"Toen ik in vier jaar geleden als enige van onze vriendengroep uit Voorschoten op kamers ging in Utrecht, wist ik al dat er iets in onze vriendschap zou veranderen", vertelt Angela Peters (21), vierdejaars Psychologie. "Maar ik hoopte het contact goed te houden door in de weekenden vaak naar mijn ouders in Voorschoten te gaan. Met mijn vrienden maakte ik de afspraak dat we elkaar eens in de zoveel tijd zouden zien om uit te gaan en leuke dingen te doen. Deels is dat gelukt, deels ook niet."

Eenmaal de grote stap gezet om op kamers te gaan, reizen de meeste studenten het eerste half jaar nog regelmatig naar hun ouderlijk huis. Je spreekt af met je middelbare schoolvrienden, drinkt een biertje, kijkt een film. Geleidelijk komt de klad in de weekenden bij je ouders totdat je het grootste gedeelte van je vrienden van vroeger alleen nog maar op hoogtijdagen ziet. Alleen een paar échte vrienden blijf je zien, ongeacht de afstand, verschillende studies en nieuwe vrienden. Toch?

"Met een paar oude vriendinnen is het nog steeds hartstikke leuk", zegt Angela. "Als ik hen zie, is het meteen weer zoals vroeger. Maar er zijn ook vriendinnen met wie het contact binnen een paar jaar tijd heel erg is verwaterd. Ik heb hen niets meer te zeggen en zij mij waarschijnlijk ook niet. Dat vind ik jammer, maar waarschijnlijk hoort het er gewoon bij. Onze levens zijn heel verschillende richtingen opgegaan en ik ben blij dat ik in ieder geval nog goed bevriend ben met een aantal vriendinnen van vroeger."

Bevriend blijven als je allebei een nieuw leven in een andere stad opbouwt, kan lastig zijn. Maar ook leuk omdat je allerlei nieuwe ervaringen met elkaar kunt delen, aldus Karlijn Swart (20), tweedejaars Pedagogiek. "Vroeger praatten mijn vrienden en ik vooral over onze leraren of huiswerk, maar dat is voor iedereen veranderd. Nu praten we over heel andere dingen, wat minder oppervlakkig en vaker over persoonlijke dingen. We komen minder snel op de standaardonderwerpen uit."

Om het contact goed te houden spreekt Karlijn regelmatig af met haar oude vrienden. "We zien elkaar vaak in Utrecht, op feestjes of verjaardagen. Afgelopen zomer zijn we met een groep van zes jongens en meiden op vakantie geweest. Ook zitten we geregeld achter MSN. Het contact met mijn oude vrienden is toch anders dan met mijn nieuwe vrienden. Je hebt een gedeeld verleden en het is allemaal iets vertrouwder. Maar met sommige nieuwe vrienden zal dat ook wel groeien."

Op kamers in dezelfde stad

Belangrijk bij het onderhouden van je oude vriendschappen is de moeite die je ervoor wilt doen. Spreek je regelmatig af? Zijn gemaakte afspraken heilig? "Zo'n twee à drie keer per maand ga ik een weekend naar mijn ouders toe om mijn oude vrienden te zien", vertelt Iris van den Hooven (23), bestuurslid van Alcmaeon. "Ik maak daar bewust tijd voor vrij, omdat ik het belangrijk vind om mijn vrienden van vroeger te blijven zien. Als het met iemand klikt, moet je proberen om die vriendschap in stand te houden."

Hienke Alberts (24), master Kunstbeleid en Management, knikt instemmend. "Toen ik naar Utrecht ging, verhuisde m'n vriendin Janneke naar Groningen. Omdat we zo ver van elkaar wonen, zien we elkaar weinig. Maar we hebben ons altijd aan de afspraak gehouden om elkaar elke twee è drie weken te bellen. En dan ook meteen anderhalf uur! Die gesprekken gaan heel gemakkelijk omdat we elkaar zo goed kennen. We bellen en snijden soms meteen de gevoeligste onderwerpen aan. Dat is wel bijzonder."

Het kán ook gemakkelijker. Door samen met je vriendinnen in dezelfde stad op kamers te gaan, bijvoorbeeld. "Mijn drie beste vriendinnen van vroeger woonden al een jaar in Utrecht toen ik hier kwam studeren", vertelt Gaby Jongenelen (23), derdejaars Psychologie. "Contact houden gaat makkelijker als je dicht bij elkaar in de buurt woont. Natuurlijk verandert de vriendschap wel doordat je nieuwe vrienden krijgt en je eigen dingetjes doet, maar het zijn nog steeds de mensen op wie ik altijd kan terugvallen."

Ook de drie beste vriendinnen van Riëtte Engelen (20), derdejaars Bestuurs- en Organisatiewetenschap, verhuisden tegelijkertijd met haar naar Utrecht. "Hoewel ik van tevoren een heel ander beeld in mijn hoofd had, leefden we in het begin erg langs elkaar heen", aldus Riëtte. "We spraken weinig af en hadden het voor ons gevoel allemaal te druk met studeren, nieuwe vrienden, sporten, verenigingen en ga zo maar door. Samen eten of uitgaan deden we zelden tot nooit."

Na elkaar een half jaar lang slechts sporadisch te hebben gezien, namen de vriendinnen weer contact met elkaar op. "Ons vriendinnengroepje is gelukkig van het soort waarbij je gewoon weer bij elkaar op de stoep kunt staan en alles nog hetzelfde is. Maar het heeft ons wel bewuster gemaakt van onze vriendschap en hoe speciaal die voor ons is. Sindsdien zijn we veel beter bezig. We spreken regelmatiger af, soms plannen we dat al twee maanden van tevoren, en steken echt energie in elkaar."

Volgende stap

Niet alle studenten hechten zo veel waarde aan hun oude vriendschappen. "Ik zie mijn middelbare schoolvrienden bijna nooit meer", zegt Roderick Vlas (22), eerstejaars Sociale geografie en Planologie. "Sinds ik in 2003 op kamers ben gegaan in Utrecht, is ieder zijn eigen weg gegaan. Ik ga af en toe wel langs bij mijn ouders in Zeeland, maar spreek mijn oude vrienden hooguit twee keer per jaar. Of ik ze niet mis? Nou nee, ik zit bij het USC en heb daar heel veel nieuwe vrienden gemaakt. Daar heb ik genoeg aan."

Ook Fons Stuart (24), vierdejaars Commerciële Economie, heeft weinig behoefte aan contact met zijn oude vriendenclub. "Nadat ik op kamers ben gegaan, heb ik in Utrecht een leventje opgebouwd. Ik ben bij een studentenvereniging gegaan, heb nieuwe vrienden gemaakt en concentreer me op wat er hier in de omgeving gebeurt. Ik zie het een beetje als de volgende stap in mijn leven. Ik ben op kamers gegaan, heb mijn oude leven achter me gelaten en daarmee ook mijn vrienden van vroeger."

Onbegrijpelijk vindt Arjan Sikking (21), vierdejaars Sociale geografie en Planologie. Elke dag reist hij met de trein op en neer naar Bennekom omdat hij daar zijn vrienden heeft, zijn voetbalclubje en zijn vriendin. "Ik had geen zin om in Utrecht weer helemaal opnieuw te beginnen, terwijl ik in Bennekom alles al heb. Tijdens mijn studie heb ik wel een paar vrienden gemaakt met wie ik af en toe ga stappen, maar ik denk er niet over om naar Utrecht te verhuizen. Mijn wereld is in Bennekom."

Net als Arjan zit ook Dennis Hijkoop (23), pre-master Stadsgeografie, enkele uren per dag in de trein om zich van zijn ouderlijk huis in Waddinxveen naar Utrecht te verplaatsen. "Ik heb in Utrecht wel goede contacten, maar niet echt vrienden. Dat komt misschien omdat ik daar niet zo'n behoefte aan heb. De meeste van mijn vrienden wonen nog gewoon in het dorp. En hoewel onze band heel sterk is, denk ik toch dat die zou veranderen als ik naar Utrecht zou verhuizen. Daar heb ik geen zin in."

Dat de vriendschap met echte vrienden niet onderdoor hoeft te gaan aan een verhuizing meer of minder, bewijst de Française Nancy Deltimple (23), eerstejaars masterstudent Neuroscience and Cognition. "Op m'n twintigste ben ik op kamers gegaan, sinds een jaar woon ik in Nederland. Natuurlijk mis ik mijn vrienden in Frankrijk, maar we chatten veel en hebben zelfs ons eigen forum op internet. Ook komen er hier vaak Franse vrienden langs of ik ga daarheen. Ik zeg altijd: 'When there is a will, there is a way!'"

Social network of the Dutch

"Een paar jaar geleden heb ik samen met een collega een uniek onderzoek gedaan, 'The survey of the social network of the Dutch'", vertelt Beate Völker, universitair hoofddocent bij de vakgroep Sociologie van de Universiteit Utrecht. "Een van de opmerkelijkste uitkomsten uit dat onderzoek was dat de meest hechte vriendschappen afkomstig zijn uit de middelbare school- en studententijd. Slechts weinig mensen maken vrienden op hun werk en ook bijvoorbeeld buren blijven vooral gewoon buren."

Völker vertelt dat er een duidelijk verband is tussen leeftijd en het aantal vrienden van mensen. "Als je heel jong bent, heb je weinig vrienden. Dat aantal groeit tijdens de opleiding en slaat op middelbare leeftijd weer om. Je maakt dan minder nieuwe vrienden en verliest bovendien een deel van je oude vrienden. De meest gangbare verklaring daarvoor is dat veel tijd wordt opgeslokt door werk en dat gesettelde mensen zich meer focussen op hun gezin en kinderen dan op hun vrienden."

Als je vrienden voor het leven wilt maken, is je studietijd dus hét moment. Maar hoe pak je dat aan? "Wees actief", tipt Völker. Ga naar het studiehuis, de sportschool of de disco. Kijk waar je mensen tegenkomt met wie je in meerdere opzichten iets deelt. Bijvoorbeeld dezelfde studie, dezelfde stamkroeg en dezelfde theatergroep. Als je die ene persoon op alledrie die gelegenheden tegenkomt, dan wordt het geheid een vriend. Een overlap van settings leidt tot vriendschap." Grijp je kans!

'Ik ga Annie M.G. Schmidt echt niet in een universitaire canon zetten'

Frits van Oostrom pareert de kritiek

Op de werktafel van de 'canonprofessor van Nederland' ligt de Blerickse Courant. Het is hoog tijd voor een eigen Blerickse canon, vindt de redactie, want in de Nederlandse canon is Blerick zwaar ondervertegenwoordigd. "Geweldig toch", lacht de Utrechtse universiteitshoogleraar, "hoe er op ons rapport wordt gereageerd. Natuurlijk, er is kritiek, maar dat viel ook te verwachten. Over de vraag wat nu precies de vijftig meest geschikte onderwerpen voor een historische canon zijn, zal wel altijd discussie blijven bestaan. Ik twijfel zelf ook over sommige onderwerpen. Maar ik wil graag benadrukken dat ik na de chagrijnige reacties vooraf, aangenaam verrast ben door de vele positieve geluiden."

Als na dit opgewekte intro de kritiek op zijn project ter sprake komt, slaagt Van Oostrom er niet in om zijn ergernis helemaal te verbergen. Die geldt echter niet zozeer de kritiek zelf als wel het feit dat veel van zijn criticasters zo slecht geïnformeerd zijn. "Neem Maarten van Rossem die al voordat de canon was verschenen, schreef dat er veel meer lokale geschiedenis in had gemoeten. Als hij ons rapport had gelezen, had hij gezien dat wij juist een lans breken voor lokale vormen van de canon. Er staat letterlijk 'Zeker in het basisonderwijs is er heel veel voor te zeggen om de nationale canon een lokale vertaling te geven.' Laat docenten van de Piet Heinschool het alsjeblieft over Piet Hein hebben in plaats van over Michiel de Ruijter, en uiteraard moet het in Gelderland voor wat betreft de Tweede Wereldoorlog allereerst gaan over de Grebbeberg en de Slag om Arnhem."

Het meest problematisch vindt Van Oostrom dat het zijn critici kennelijk is ontgaan dat de commissie er expliciet voor heeft gekozen om een canon voor het basisonderwijs te ontwerpen. "Die beslissing heeft grote invloed gehad op de manier waarop de lijst is samengesteld, want wij wilden onderwerpen 'voor zowel het hoofd als het hart'. De vijftig vensters moesten leerkrachten de kans geven om kinderen een spannend verhaal te vertellen. Neem onze keuze voor Eise Eisinga. Wij weten ook wel dat dat historisch gezien een veel obscuurdere figuur is geweest dan bijvoorbeeld Boerhaave. Maar zijn planetarium en het verhaal dat daarachter zit, spreekt tot de verbeelding. Daar kun je als docent wat mee."

Hoewel hij pal achter de keuze van zijn commissie staat, kent de voorzitter ook twijfels. "Een van de critici zei dat hij sport in de canon miste. Daar kan ik me iets bij voorstellen. Ook de muziek hebben we misschien te kort gedaan. Het Concertgebouw en het gelijknamige orkest hadden we achteraf misschien moeten opnemen. Maar ja, zo weet ik er nog wel een paar, want ook de literatuur komt er in deze canon bekaaid af. En dan te bedenken dat we aanvankelijk uitgingen van maar veertig vensters. Wat ik heel bemoedigend vind, is dat er wel veel lacunes worden gesignaleerd, maar dat ik maar weinig kritiek op de vijftig door ons gekozen vensters heb gehoord."

Naast Eise Eisinga krijgt Annie M.G. Schmidt de meeste kritiek te verduren, maar in een canon voor de basisschool vindt Van Oostrom haar aanwezigheid goed te verdedigen. "Hier en daar wordt gezegd dat we om de opstandige jaren zestig te karakteriseren beter 'provo' als venster hadden kunnen nemen, maar dat zegt kinderen op de basisschool toch niets? Op haar manier was Annie M.G. Schmidt ook heel rebels. Dit venster biedt docenten dus alle kans om de sfeer in de jaren zestig op hun leerlingen over te brengen. En een bijkomend voordeel is dat zij zo ook nog iets meekrijgen van het plezier dat je aan het omgaan met taal kunt beleven. Maar dit is duidelijk een keuze voor de basisschool. Ik ga Annie M.G. Schmidt echt niet in een universitaire canon zetten."

Dat er ooit ook een universitaire canon, maar in ieder geval binnen afzienbare tijd een canon voor het voortgezet onderwijs, moet komen, is voor Van Oostrom een uitgemaakte zaak. En wat hem betreft zal dát veel meer de canon zijn, zoals veel critici hem nu al verwacht hadden, een canon met aandacht voor de wereldgeschiedenis en ook met veel meer vensters op de wetenschap. "En dan niet alleen op de bèta-wetenschap, maar ook op mensen zoals de historicus Huizinga en de econoom Tinbergen, want dat vergeten de critici uit de bètahoek voor het gemak, maar die ontbreken in deze canon net zo goed."

Dit wil overigens bepaald niet zeggen dat Van Oostrom het eens is met de vaak gehoorde kritiek dat de huidige canon zo Nederlands is en zo weinig op heeft met wetenschap. "De Groene Amsterdammer heeft de moeite genomen om de vensters erop na te lopen. Ik geloof dat volgens hen in bijna de helft een buitenlands element zit. En ook wat de wetenschap betreft, biedt deze canon voldoende aanknopingspunten voor creatieve docenten. Denk maar aan Spinoza die lenzen sleep, het droogleggen van de Beemster, Eise Eisenga en zijn planeten, en de watersnood en de gasbel voor verhalen over energie en het klimaat. Wat de critici volgens mij vergeten is om de vensters ook echt als vensters op te vatten. Neem de kritiek van Verbunt dat we met Anne Frank hebben gekozen voor een het gezag welgevallige toeristische attractie en dat we voor een venster op de holocaust de moed hadden moeten hebben om voor Westerbork te kiezen. Maar in het venster Anne Frank worden Westerbork en de collaboratie van veel Nederlanders met zoveel woorden genoemd. Dan denk ik: lees nou eerst onze tekst, voordat je met je kritiek komt. Want echt, het staat er vrijwel altijd in."

Alle informatie over de canon van Nederland is te vinden op de website www.entoen.nu. Daar ook portretten van Frits van Oostrom, Els Kloek en Rob van der Vaart, de drie Utrechtse leden van de canoncommissie.

De canon: een instrument in de culturele herbewapening

'Een interessant project dat door de commissie-Van Oostrom bovendien erg goed is uitgewerkt' versus 'much ado about nothing' en 'een gemiste kans'. Ook binnen de UU doet de historische canon van collega Van Oostrom veel stof opwaaien, zo blijkt uit een rondvraag van verslaggever Erik Hardeman.

Het zal weinig verbazing wekken dat de meest positieve reacties uit de hoek van de historici komen. "Dit is wat je in redelijkheid van zo'n canon mag verwachten", stelt Gouden Eeuw-kenner Maarten Prak. "Iedereen roept natuurlijk: waarom staat mijn nummertje er niet op, maar als je de Nederlandse geschiedenis in vijftig punten moet samenvatten, gaat er onvermijdelijk van alles afvallen."

Specialist Middeleeuwen Mayke de Jong gaat om die reden wat aanvullingen schrijven, maar zegt zij, "dat laat onverlet dat ik de canon een mooi instrument vind, dat heel goed kan werken als je er flexibel en een beetje speels mee omspringt."

"Ik heb de website met veel plezier bestudeerd", beaamt cultureel antropoloog Gert Oostindie. "Ik wens mét de commissie onze toekomstige scholieren meer en beter georganiseerd geschiedenisonderwijs toe, vormgegeven rond een duidelijk plan. Daartoe is deze canon een uitstekende eerste aanzet."

Zo positief als deze collega's is echter lang niet iedereen. Van de veertien reacties die het Ublad ontving, varieert het merendeel van licht kritisch tot ronduit afwijzend. Een door velen onderschreven punt van kritiek vormt de exclusieve aandacht voor geschiedenis binnen de landsgrenzen. "De nationale geschiedenis is ongetwijfeld van belang voor het onderwijs en het cultureel bewustzijn in het algemeen, maar het was ruimdenkender geweest om op dit moment (met zoveel nieuwe Nederlanders erbij) een canon te bedenken van bijvoorbeeld de Arabische geschiedenis of van de wereldgeschiedenis vanaf de Eerste Wereldoorlog", vindt kunsthistoricus Wim Denslagen. "De nu gepresenteerde canon is naar mijn mening een uiting van een wat dorpsachtige mentaliteit." Criminoloog Frank Bovenkerk formuleert een soortgelijke opvatting kort en bondig: "Ik vind de canon een rare geforceerde poging om migranten te integreren."

"De canon staat bijna per definitie haaks op het idee dat 'nationale identiteit' als zodanig een concept is met bedenkelijke kanten", erkent Prak. "Dat is dus geen verwijt aan de commissie, maar aan politici die enerzijds het vak geschiedenis almaar uren afpakken op school, en tegelijk een bedenkelijk geschiedbeeld - de VOC-mentaliteit - in stand houden."

Inderdaad, zegt zijn collega Jan Luiten van Zanden, "het project heeft iets vreselijk parochiaals, want veel wat relevant is voor het begrijpen van ons verleden (en heden) beperkt zich nu eenmaal niet tot deze Nederlandse geschiedenis. We zijn juist de afgelopen tijd dit soort ontwikkelingen steeds meer in wereld-historisch perspectief gaan zien. Zo bezien is het streven naar een puur Nederlandse canon dus een stap terug."

Wetenschapshistoricus Frans van Lunteren deelt die mening. "Aan de achterliggende politieke agenda van de canon lijkt enig Fortuynistisch sentiment niet vreemd. Uitlatingen van diverse kabinetsleden, inclusief de verantwoordelijke minister, versterken de indruk dat de canon mede bedoeld is als instrument voor de culturele herbewapening van het Nederlandse volk ter bescherming van een door nieuwkomers bedreigde denkbeeldige nationale identiteit ('Kijk eens hoe leuk we het hier hadden voordat jullie kwamen'). Het ergerlijke is dat diezelfde politici nauwelijks blijk geven van zorg voor de staat van het Nederlandse onderwijs."

En historicus van de natuurwetenschappen Dennis Dieks: "Iedereen heeft altijd gevonden dat geschiedenis belangrijk is, voor allerlei dingen waaronder identiteitskwesties. Dat nu een college van hoogleraren hiermee een tijd bezig geweest is, en dat de voorzitter ervan als genie bewierookt wordt vanwege het resultaat, lijkt te zeggen dat er iets helemaal fout is gegaan gedurende de laatste decennia. Zou het werkelijk waar zijn dat ons onderwijs helemaal niets meer voorstelt? Dat er nauwelijks nog sprake is van kennisverwerving maar bijna uitsluitend nog van gezellig bezig zijn in groepsprojecten etc.? De ontvangst van de canon lijkt het inderdaad te bevestigen."

Dat Nederland overging tot het opstellen van een canon staat gelijk aan het toegeven van een enorme nederlaag, beaamt Geert Buelens. "Een land dat zichzelf respecteert maakt van 'geschiedenis' geen keuzevak. Ik beschouw deze canon dan ook vooral als een (hopelijk nuttige) noodkreet." De Belgische Neerlandicus is overigens heel positief over de inhoud. "Gevreesd werd dat de Nederlandse canon nationalistisch en naar binnen gekeerd zou zijn. De aanwezigheid van de Eerste Wereldoorlog, Srebrenica en Europa is daarom van groot symbolisch, ja zelfs politiek belang. Uiteraard zou ik zelf hier en daar andere keuzes gemaakt hebben, maar dat is niet zo belangrijk. De commissie heeft geen Stenen Tafelen afgeleverd, maar 50 uitnodigingen tot een gesprek."

Het zal weinig verwondering wekken dat het vrijwel ontbreken van de natuurwetenschappen niet overal in goede aarde is gevallen. "De canon is geschiedenis", zei ontwikkelingsbioloog Ronald Plasterk eind oktober in Buitenhof, "en geschiedenis wordt geschreven door alfa's. Die hebben een apart, ik zou haast zeggen afwijkend, idee van waar het in de geschiedenis echt om gaat. De echte geschiedenis wordt gestuwd door exacte wetenschap en technologie."

Ook sterrenkundige Frank Verbunt ergert zich aan het volledig ontbreken van technologische of wetenschappelijke ontwikkelingen. "Het is lachwekkend dat de provinciaal Eisinga wel is opgenomen en de wereldburger en verreweg grootste wetenschapper uit de geschiedenis van Nederland Christiaan Huygens niet", schrijft hij in een boze reactie. "De canon overschat het belang van schrijvers. De Groot en Spinoza hebben niets in een top 50 te zoeken, evenmin als olla vogela, Annie Schmidt of De Stijl. Niemand heeft mij ooit kunnen duidelijk maken waaruit de briljantie van De Groot als jurist bestaat. De invloed van Spinoza op de geschiedenis van Nederland is nihil, net als die van Annie Schmidt (behalve dan dat de boeken van Jip en Janneke een stuitend seksisme in stand helpen houden - ik neem aan dat dit niet de reden is voor opname in de canon)."

In zijn uitgebreide aanval onderschrijft Verbunt veel van de eerder in dit artikel geuite kritiek. "De canon van de commissie Van Oostrom", zo besluit hij "kan op de vuilnisbelt (jawel, de vuilnisbelt van de geschiedenis). Een nieuwe canon kan worden opgesteld door een commissie waarin kennis van Europese (of wereldwijde) geschiedenis domineert, en waarin behalve alfa's ook de beta's goed vertegenwoordigd zijn."

De door het Ublad ontvangen reacties, waarvan een selectie op deze pagina's staat afgedrukt, zijn in hun volle omvang te lezen in een speciaal dossier op www.ublad.uu.nl/canon

Kamers te huur

er zijn er weer 550 bijgekomen

Na het immense Cambridgecomplex en de meer bescheiden ogende spaceboxen van La Capanna zijn net de eerste woningen in De Bisschoppen opgeleverd. Een aantal studenten kon half oktober zijn nieuwe kamers gaan inrichten, zo'n anderhalf jaar na de start van de bouw. Het derde complex van jongerenhuisvester SSH-Utrecht in De Uithof heeft twee vrijwel identieke torens met negentien verdiepingen waarin 550 studenten kunnen wonen.

Zij hebben heel wat te kiezen: zelfstandige eenheden met één of twee kamers en appartementen met woonkeuken die geschikt zijn voor maximaal vier bewoners. Per verdieping is er één gezamenlijk balkon. Daarnaast zijn er nog elf zogenoemde herenhuizen in de laagbouw die lijken op klassieke studentenhuizen met acht tot veertien kamers, een gezamenlijke keuken en badkamer. Gegadigden worden willekeurig bij elkaar geplaatst behalve in de zogenoemde vriendengroepen in de torens waar vrienden zich samen voor een appartement konden inschrijven.

Wie had gehoopt op een nieuwe supermarkt in De Uithof wordt teleurgesteld. Onder De Bisschoppen komt een Centrum voor Studiekeuze van de universiteit en de hogeschool en een expertisecentrum van de hogeschool. Ook verhuist de SSH haar kantoor van de IBB-laan naar een ruimte onder De Bisschoppen.

Kamernood

Er meldden zich voor de tweelingflat, zoals verwacht, veel meer mensen aan bij de SSH dan er kamers beschikbaar waren. "Alleen de studenten met de langste inschrijftijd maakten kans", zegt Karin Smeets van de SSH. "Vooral studenten dus die al een tijd in een ander pand van ons woonden. Door de oplevering van De Bisschoppen komen er wel weer kamers vrij in andere complexen."

Door de nieuwbouw zal de kamernood waarschijnlijk dalen, maar de gemeente Utrecht kan zelf niet actief de nood ledigen, zegt woordvoerster Saskia van der Kruit. "De rol van de gemeente is beperkt. De gemeente bouwt, verhuurt en verkoopt niet zelf. Dat is de rol van de corporaties en marktpartijen. Wél vervult de gemeente ten aanzien van jongerenhuisvesting een regierol, wat betekent dat de gemeente via overleg kansen creëert voor een groei in kamers. Zo zijn er eind 2003 met de SSH prestatieafspraken gemaakt over de bouwopgave voor de komende jaren. Op dit moment zijn er nieuwe afspraken in de maak voor de periode tot 2010."

Wachttijd

Hoeveel Utrechtse studenten momenteel op zoek zijn naar een kamer is moeilijk te zeggen. Uit cijfers blijkt dat 80 procent van de studenten die in Utrecht wonen, huren van een particulier. Ongeveer 20 procent heeft de SSH als huisbaas. Hier staan wel ongeveer 6500 mensen - studenten en andere kamerzoekenden tussen de 17 en 27 jaar -ingeschreven als woningzoekende.

Wie wanhopig een kamer nodig heeft, kan via de woningbouwvereniging binnen drie maanden een tijdelijke kamer betrekken, zegt Smeets. "Een voorbeeld daarvan is een kamer in het voormalig verzorgingstehuis Titus Brandsma. Dat zijn ruime kamers die prima in orde zijn. De Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) noemt deze tijdelijke kamers 'huisvesting voor tweederangs burgers', omdat deze woningen op den duur worden gesloopt. Maar deze kamers zien er gewoon goed uit." En als de kamer ontruimd moet worden, is de bewoner zeker van een andere SSH-kamer.

Wie direct een vast adres wil, kan zich inschrijven voor een kamer in een complex. Sommige complexen zijn populairder dan andere. Voor de Warande in Zeist staat een wachttijd van zeven maanden, maar voor het populaire IBB moet je anderhalf jaar geduld hebben en dan door de hospiteerronde van de al zittende bewoners komen. Word je niet gekozen, dan ben je er wel zeker van dat je na drie maanden onder de pannen bent. Dit systeem gaat overigens verdwijnen, zegt Karin Smeets. "Waar we naartoe willen is een systeem zoals Woningnet hanteert. Mensen moeten dan actief reageren op het aanbod, degene met de langste inschrijftijd mag als eerste naar de kamer komen kijken. De hospiteerronde blijft." Een andere verlichting van de gespannen kamermarkt moet komen als Casa Confetti in De Uithof medio 2008 wordt opgeleverd. Hier komen 257 zelfstandige woningen en 120 kamers.

Campuscontract

Nog een ander wapen tegen de kamernood is de invoering van campuscontracten. Iedereen die vanaf 1 september nieuw in De Uithof is en vanaf 1 september 2007 nieuw in een stadspand van de SSH, krijgt te maken met dit fenomeen. Wie een huurcontract afsluit, tekent ook gelijk voor zijn of haar vertrek. Want wie zijn studie beëindigt - of dat nou met of zonder bul is - moet na maximaal een jaar de kamer verlaten. Op deze manier zullen er altijd kamers beschikbaar blijven.

De Utrechtse studentenvakbond USF is in principe vóór deze tijdelijke huurcontracten, maar ziet dit zeker niet als dé oplossing voor kamernood onder studenten. "Het grootste probleem bij campuscontracten", zegt voorzitter Mark Laagewaard, "is simpelweg de doorstroom naar een andere betaalbare woning, een zogenoemde starterswoning. SSH is verschillende studentencomplexen aan het bouwen, maar het probleem van doorstroom naar starterswoningen blijft."

Om ook dit probleem ter zijner tijd te tackelen, moedigt de SSH alle kamerzoekenden aan zich ook in te schrijven bij Woningnet als woningzoekende, zegt Karin Smeets (SSH):"Op die manier bouw je wachttijd op, waardoor doorstromen naar een zelfstandige woonruimte gemakkelijker wordt." Bovendien gaat de SSH in de wijk Overvecht 68 starterswoningen bouwen die midden 2008 klaar moeten zijn en wordt in Kanaleneiland het complex MAX gebouwd met 1000 starterswoningen in de koop- en huursector. Ook dit pand zou in 2008 worden opgeleverd. Daarnaast wordt er aan de IBB-laan door andere huisvesters het koopcomplex INA gebouwd (oplevering eind 2007) met 183 woningen voor starters.

Kamerhuur

De gemiddelde kamerhuur in Utrecht is 326 euro, maar wie weet dat nou als nieuwkomer op een overspannen markt. Het vinden van een kamer is al een hele opgave. Wie huurt via de SSH zit meestal wel op een faire huursom maar op de particuliere markt kun je boffen of enorm pech hebben. USF-voorzitter Mark Laagewaard weet daar over mee te praten: "Toen ik net in Utrecht kwam, wist ik nog van niks, en nam genoegen met een kamer van twaalf vierkante meter waar ik 375 euro voor moest neertellen!" Nadat Mark en zijn huisgenoten er achter kwamen dat ze een belachelijk hoge huur betaalden, probeerden ze huurverlaging te krijgen. Ze keken wat hun kamer 'waard' was via het puntensysteem van de Huurcommissie van het ministerie van VROM waarmee is uit te rekenen wat de huisbaas maximaal aan huur mág vragen. Hun protest viel niet in goede aarde bij de huisbaas waarop ze besloten naar het steunpunt van de USF te stappen. "Alle medewerkers en leden zijn studenten, dus die voelden goed aan wat het probleem was. Uiteindelijk heb ik een andere kamer gevonden, en heb ik met terugwerkende kracht ook een deel van mijn te veel betaalde huur teruggekregen." Het steunpunt krijgt hele uiteenlopende zaken te behandelen, maar vorig jaar ging ongeveer 30 procent daarvan over de kamerhuur.

Meer foto's van de Bisschoppen op www.ublad.uu.nl/bisschoppen

Wist je dat.....

ongeveer éénvijfde van de Utrechtse bevolking student is (65.000 studenten in totaal)

- meer dan de helft van de Utrechtse kamerzoekers binnen drie maanden een kamer vindt

- de gemiddelde kamerprijs in Utrecht 326 euro is en 22 euro hoger ligt dan het landelijk gemiddelde

- Utrecht dit jaar is uitgeroepen tot tweede gezelligste studentenstad van Nederland? (bron: NOS Headlines)

Tips voor een geslaagde kamerjacht:

1. Schrijf je op tijd in bij SSH Utrecht en WoningNet, het kan al vanaf je 17de.

2. Stel in het begin niet te hoge eisen aan je kamer. Als je eenmaal een plek hebt, kan je van daaruit verder zoeken.

3. Zet veel advertenties in verschillende Utrechtse media.

4. Als je nog niet in Utrecht woont, zorg dan voor een logeeradres. Vanaf een uitvalbasis in Utrecht is je zoektocht gemakkelijker.

Handige sites:

1. www.kamersinutrecht.nl

2. www.sshutrecht.nl

3. www.usfstudentenbelangen.nl

4. www.woningnet.nl

5. www.minvrom.nl (puntentabel maximale huur)

En goed om te weten als je de kamer eenmaal hebt:

1. Zorg altijd voor een schriftelijke overeenkomst. Een mondelinge overeenkomst is wel rechtsgeldig, maar niet aan te raden. Lees het contract goed door!

2. Als je een zelfstandige woonruimte hebt (dat wil zeggen een eigen toilet, keuken en voordeur) dan kom je in aanmerking voor huurtoeslag

3. Een borg van één of twee maanden de maandelijkse huur is redelijk

4. Als je een tijdelijke woning huurt betekent dat niet dat je altijd automatisch je kamer moet verlaten na die vastgestelde periode

5. Schrijf je meteen in bij de gemeente Utrecht, dit is verplicht. Het is ook nodig om aan de IB-groep te laten zien dat je uitwonend bent.

6. De jaarlijkse huurverhoging is wettelijk vastgesteld door het ministerie van VROM, maar veel huisbazen houden zich daar niet aan.

EXTRA KADER MET FOTO ALLEEN ALS ER PLEK IS

Kamerjacht

Student Psychologie Immanuel Kapteijn (20) is één van de vele kamerzoekenden van Utrecht. Hij zoekt een kamer in een studentenhuis met een gemeenschappelijke ruimte. De kamer hoeft niet groter dan tien vierkante meter te zijn, maar mag niet meer dan 300 euro kosten. Inmiddels heeft hij al vijf maal zonder succes gehospiteerd. "Ik ben lid van Veritas en veel mensen denken dat je daardoor gemakkelijk aan een kamer komt. Dat is niet het geval. Ik hoef niet per se in een Veritashuis te wonen, al denk ik dat het wel wat extra's geeft."

Immanuel staat bij de SSH ingeschreven en de wachttijd voor een kamer in de Cambridgeflat is voor hem nog ongeveer acht maanden. "Ik zoek natuurlijk wel verder. Op de speciale ledensite van Veritas reageer ik geregeld op kamers. Verder kijk ik vaak op kamernet.nl, en heb ik net een advertentie in het Ublad geplaatst. Helaas ken ik nog niet zoveel mensen in Utrecht - ik kom uit Oisterwijk - dus via via aan een kamer komen zit er nog niet in. Ik hoop dat nu ik bij Veritas zit, m'n netwerk zal groeien."

Het hospiteren vindt Immanuel "echt vreselijk! Je zit daar met veel mensen in een ruimte, en iedereen probeert zo opvallend en leuk mogelijk te doen. Dat geforceerde is niks voor mij, ik ben liever gewoon mezelf."

Twister spelen in de vriendengroep

Met je vrienden je studententijd doorbrengen in één woning. Dat kan sinds kort in De Bisschoppen. Je kan hier met twee, drie of vier vrienden samen een appartement delen. Een vierkoppig groepje uit Krimpen aan den IJssel zag deze woonvorm wel zitten. Ze zijn vandaag, met een paar handige ouders, lekker aan het klussen in hun nieuwe stulpje op één hoog.

"Via de lagere school, de middelbare school en de kerk kennen we elkaar al jaren. Eigenlijk hangt onze vriendengroep van verschillende schakels aan elkaar vast.", zegt tweedejaars Pedagogiek Bas (19). Hij woont al een jaar in Utrecht. "Eerst heb ik een tijdje in Bunnik gewoond, maar ben daarna in de Warande in Zeist gaan wonen. Het was ontzettend leuk wonen, maar de afstand tot het centrum van Utrecht was een groot nadeel. Ik had het ook heel gezellig met mijn huisgenoten, maar het wonen met mijn vrienden lijkt me natuurlijk leuker."

Bas' vriendin Suzanne (18) is eerstejaars Psychologie en gaat nu voor het eerst op kamers, net als eerstejaars pedagogiek Evelien (18) en eerstejaars HBO Informatica Caspar (19). Suzanne: "Mijn moeder ging een keer bij Bas op bezoek in de Warande, en die schok zich een hoedje. Ze vond het smerig en ongezellig (Bas: "....en dat terwijl we één van de schoonste huizen in de Warande waren") en vond het niet zo'n fijn idee als ik in zo'n complex zou wonen."

Bas was degene die wist dat er nieuwbouw in De Uithof zou komen, en toen hij zag dat je er als vriendengroep kon gaan wonen, trommelde hijj de rest op. Iedereen was gelijk enthousiast, al hadden de meisjes in het begin wel wat bedenkingen. Suzanne: "Vooral omdat ik het thuis gewoon naar m'n zin heb. Als ik nu thuis kom dan vertel ik m'n ouders altijd hele verhalen." Caspar: "Nou, dat mag hier ook hoor!".

De vrienden waren erg opgelucht dat ze de ruimte kregen toegewezen, zeker omdat ze 23ste op de lijst stonden en er maar negentien ruimtes beschikbaar waren voor groepen van vier personen. Bas: "We belden en sms'ten elkaar meteen om het goede nieuws te vertellen. Omdat we niet allemaal bij elkaar waren. konden we niet even de kroeg in ofzo. In plaats daarvan hebben Suzanne en ik een broodje kroket gegeten om het te vieren. Ook heel feestelijk, toch?"

Wat verwacht de vriendengroep van het wonen met elkaar? Evelien: "Ik denk dat het wel gezelliger is dan in je eentje wonen, zeker omdat we bijna allemaal voor het eerst op kamers wonen." Caspar: "Bas en ik houden van taarten bakken, dus dat gaat zeker gebeuren!"

Iedereen is het er over eens dat er een tafeltennistafel in de huiskamer moet, maar er zal ook geregeld Twister gespeeld worden. Waarschijnlijk komt zelfs de piano van Caspar in de woonkamer te staan. Caspar: "Ik zei het eigenlijk een beetje als een grap toen ik zei dat ik m'n piano in de woonkamer wilde, maar iedereen vond het eigenlijk een goed idee."

Veel TV kijken de vrienden niet, ze lezen liever een boek. Bas: "Het lijkt me leuk als er een grote boekenkast in de huiskamer komt. En grote filmposters. Evelien, we hangen toch wel jouw poster van Amélie in de huiskamer he?" Evelien: "Dat lijkt me wel leuk." Caspar: "Bas en ik zijn allebei lid van Loesje, dus in de woonkamer zullen zeker wat Loesje-teksten in de vorm van posters of briefkaarten te vinden zijn."

Tot nu toe lijkt er geen probleem te bestaan over de inrichting van de woonkamer. Zijn er dan misschien wel karaktereigenschappen die kunnen gaan botsten in de toekomst? Bas: "We hebben allemaal een ander karakter en hebben allemaal onze eigen rare dingen, maar omdat we vrienden zijn accepteren we dat van elkaar. Zo zing ik vaak oude Nederlandse liedjes zoals Het Dorp van Wim Sonneveld." Suzanne: "Ik denk dat we elkaar goed genoeg kennen om geen irritaties te krijgen. We kunnen elkaar altijd aanspreken op bepaalde dingen. Over schoonmaakschema's hebben we dan ook nog niet nagedacht. We willen wel zoiets als een eetschema maken, zodat je kan zien wie er 's avonds mee eet." Bas: "Als we allemaal een beetje zijn ingericht gaan we een grote housewarming houden. We kennen veel dezelfde mensen uit Krimpen, dat gaat dus erg gezellig worden!"

interview met Arthur Langeveld

In 1966 ben ik in Amsterdam slavistiek gaan studeren. Een beetje uit balorigheid. Ik wilde in Amsterdam blijven wonen en een taal gaan studeren, maar geen leraar worden. Nu was Rusland in die tijd nog een geheimzinnig land, waar je bijna niet naar toe kon en waar iedereen slechte dingen over zei. Dat vond ik wel interessant.

Ik heb in zeven jaar mijn doctoraal gehaald, maar voor een doctorandus in de slavistiek lagen de banen uiteraard niet voor het oprapen. Hoewel we er in die tijd ons daar niet druk over maakten.

Tijdens mijn studie had ik al het nodige vertaalwerk gedaan, stapels octrooien voor een ingenieursbureau bijvoorbeeld, om geld te verdienen. Na mijn afstuderen kreeg ik de kans om romans te gaan vertalen. Er was toen in Nederland veel belangstelling voor Russische literatuur.

Op zich beviel dat werk me prima, maar toen ik in 1975 een baan bij Slavische Talen in Utrecht kon krijgen, heb ik toch maar voor het ambtenarenschap gekozen, want erg ruim kon je niet leven van die paar duizend gulden die je voor een vertaling kreeg. Ik was in Utrecht aangenomen om mee te werken aan een nieuw Russisch-Nederlands woordenboek - ik geloof dat ik de P en een stuk van de N heb gedaan - maar een jaar later werd ik al aangesteld als docent taalverwerving. Lang heeft mijn loopbaan daar echter niet geduurd, want in 1983 werd de Utrechtse slavistiek in het kader van de bezuinigingen opgeheven. Ik zou dus worden ontslagen. Maar ik had geluk. Ik kon Russisch gaan geven aan studenten geschiedenis en Algemene Letteren - het tegenwoordige Taal- en Cultuurstudies. Het was weliswaar een deeltijdbaan, maar ik kon aan de universiteit blijven, en bovendien kreeg ik nu weer tijd om te gaan vertalen.

Mijn eerste opdracht was Dode Zielen van Gogol en inmiddels heb ik ruim twintig romans en dichtbundels vertaald, met als hoogtepunt De broers Karamazov. Daar ben ik drie jaar mee bezig geweest, maar ik heb er intens van genoten, vooral omdat ik iets kon doen aan de vele tekortkomingen die de drie eerdere vertalingen in mijn ogen hebben. Die zijn zo braaf en vlak dat de enorme variatie in het taalgebruik van de personages en de ironie waarmee Dostojewski hen beschrijft, totaal niet tot hun recht komen.

In het boek komt bijvoorbeeld een bediende voor, die zichzelf heel wat vindt, omdat hij enige opleiding heeft genoten. Dostojewski laat die man plat Russisch spreken en af en toe laat hij hem een overdreven deftig, maar precies verkeerd gebruikte uitdrukking zeggen. In alle eerdere vertalingen spreekt die bediende een heel kleurloos Algemeen Beschaafd Nederlands. Bij mij niet. Soms zegt hij, 'geeneens geen' of 'van mijn vroegste kindsbeen af'. Ik laat personages ook regelmatig plat praten ; 'hun gaan weg' bijvoorbeeld. Ook dat zul je in die eerdere vertalingen niet tegenkomen. Ik heb trouwens ook de titel veranderd. Iedereen kent het boek als De gebroeders Karamazov, maar die 'gebroeders' begonnen mij steeds meer tegen te staan. Er staat in het Russisch toch helemaal geen 'gebroeders'? Dat is een woord dat je gebruikt bij verhuisbedrijven of zo. Er staat gewoon 'broers', waarom doen wij dan zo deftig?

Een goede vertaler probeert zo dicht mogelijk bij de tekst te blijven en er toch goed Nederlands van te maken. Essentieel daarvoor is een goed ontwikkeld taalgevoel. Dat drie keer het woord 'maar' in één zin niet mooi is, zag ik in het begin bijvoorbeeld over het hoofd, maar geleidelijk heb ik voor dat soort stijlkwesties een zesde zintuig ontwikkeld.

Naast taalgevoel is natuurlijk ook grondige kennis van het Russisch essentieel, niet alleen het Russisch uit de woordenboeken, maar vooral ook het Russisch van de straat. Ik moest onlangs een vertaalde roman voor NRC Handelsblad recenseren, waarvan ik bij lezing dacht: wat is dit? Ik heb het origineel erbij gepakt en zag dat het boek wemelde van het slang. Kennelijk was de vertaler daar volledig de weg in kwijtgeraakt. Ergens stond bijvoorbeeld: 'de pis stijgt hem naar het hoofd'. Dat is een letterlijke vertaling van een Russische uitdrukking die zoiets betekent als: 'hij gaat uit zijn dak'. Als je niet regelmatig met Russische jongeren omgaat, ken je dat soort uitdrukkingen niet. Ik kom zelf niet zo vaak meer in Rusland, maar gelukkig heb ik er voldoende kennissen met schoolgaande kinderen die ik kan bellen of mailen als ik er niet uitkom.

Je hoort wel eens zeggen dat vertalers gemankeerde schrijvers zijn, maar dat is echt onzin. Je noemt dirigenten toch ook geen gemankeerde componisten? Ik denk dat vertalers en dirigenten heel goed met elkaar vergelijkbaar zijn, in die zin dat zij allebei een gegeven werk interpreteren. Helaas krijgen vertalers hier niet de waardering die dirigenten ten deel valt. Je zult de naam van de vertaler nooit in grote letters op de omslag van een boek zien staan, terwijl op een affiche voor een klassiek concert de naam van de dirigent zelden ontbreekt. Veel mensen denken nog steeds dat een vertaling niet meer is dan de oorspronkelijke tekst in een andere taal. Vandaar ook de vraag waarom er nu weer een nieuwe vertaling van de Karamazov moest komen. Want er waren er toch al drie? Zo'n vraag maakt duidelijk dat men niet ziet dat het om een interpretatie gaat. Als morgen een andere vertaler aan dat boek begint, krijg je een heel anderresultaat, niet beter of slechter maar wel anders. Laat ik voorop stellen dat ik in geen honderd jaar een boek als De broers Karamazov zou kunnen schrijven, maar ik durf wel te stellen dat als je het leest, je niet alleen Dostojewski leest, maar voor een niet onbelangrijk deel ook Langeveld.

Ik klaag overigens niet. Ik ben wel blij dat ik niet uitsluitend vertaler ben, want dat is een vreselijk eenzaam bestaan. Je zit maar achter die computer met teksten te wriemelen. Je kijkt naar woordjes, zoekt naar synoniemen voor een niet zo lekker klinkend woord, vraagt je af hoe je een zin mooier kan formuleren. Dat moet je geen vijf dagen in de week doen, dan word je gek. Van Dode Zielen van Gogol kon ik bijvoorbeeld maar drie bladzijden per dag vertalen. Zijn taalgebruik is zo intens dat ik snel bekaf was. Ik ben daarom heel gelukkig met mijn docentenbaan als tegenwicht. Een jaar of wat geleden heb ik even overwogen om op een voltijdbaan als universitair hoofddocent in Leiden te solliciteren, maar aan die baan zat zoveel organisatorische rompslomp vast, dat ik dacht: laat mij maar gewoon parttime docent blijven. Ik vind het geweldig om onderwijs te geven en in mijn vrije tijd vertaal ik de mooiste boeken. Wat wil ik nog meer?

<ParaStyle:streamer>'Als je De Broers Karamazov leest, lees je Dostojewski, maar ook Langeveld'

'Ik heb best even slecht geslapen van deze actie'

Het busverkeer werd twintig minuten lamgelegd. Een laat protest, want die nieuwe busbaan is niet meer tegen te houden.

Om kwart voor één stapt filosofiedocent Menno Lievers, in toga en met baret, op een stoel en kijkt om zich heen. Met enige nerveuze gêne treedt hij vervolgens in de rol van volksmenner. "Mensen", zo begint hij aarzelend. "De politie heeft ons gevraagd niet op de busbaan te gaan zitten. Laten we ons daaraan houden." Veel weerklank vinden zijn woorden niet. "Dan gaan we er toch op staan", wordt geroepen. "Mogen we wel heel langszaam oversteken?", vraagt een ander ironisch. En al snel heeft een vijftigtal personen bezit genomen van het wegdek. Ze gaan zitten. Wanneer Lievers ziet dat het afblazen van de actie geen optie meer is, doet hij waarvoor hij gekomen was: zijn stem verheffen tegen de busbaan. Hij toont een stationsklok en het schalt door de megafoon. "Het is vijf voor twaalf. Nog even en De Uithof wordt doorklieft door een asfaltkanaal ..."

Lievers riep vorige week in het Ublad op tot het protest. De nieuwe HOV-baan leidt volgens hem tot onacceptabele veiligheidsrisico's voor Uithofbewoners. Maar veel erger nog vindt hij dat de 'racebaan voor verlengde bussen' een echt campusgevoel in de weg staat. De Heidelberglaan zou een promenade moeten zijn waar je in de schaduw van platanen in alle rust kunt praten over wetenschap, zo schreef hij.

De oproep van Lievers kon al snel op de sympathie van docenten en studenten rekenen. USF Studentenbelangen schaarde zich alras achter de actie. En ook enkele studieverenigingen zegden hun steun toe. Met als resultaat tientallen studenten en medewerkers op het asfalt, in hun handen bordjes met de tekst 'meer gras'. Verder filevorming van bussen op de Heidelberglaan en honderden verwonderde toeschouwers, veelal studenten die in de lunchpauze de Spar wilden bezoeken.

Studente Algemene Sociale Wetenschappen Lieke Bartelds had aanvankelijk geen idee wat er aan de hand is, maar kijkt geamuseerd toe. Zelf voelt ze niet de behoefte zich bij de demonstranten op de busbaan te voegen. "Het is inderdaad onveilig nu. Maar het is zo overduidelijk dat iedereen daardoor extra goed oplet. Dat maakt het meteen een stuk veiliger", lacht ze. "Maar wel leuk dat er eens iets gebeurt in De Uithof."

Eric Broersma, voorzitter van Incognito, de studievereniging voor cognitieve kunstmatige intelligentie, vindt de actie wel hard nodig. Hij heeft zijn best gedaan leden te mobiliseren. In een statement op de site van de vereniging liet hij weten dat hun aanwezigheid dringend gewenst was. "We hebben er een Incognito-activiteit van gemaakt. Ook wij willen dat het hier veiliger wordt en dat er een echte academische sfeer wordt gecreëerd. Daarnaast gaat het ook om het protesteren zelf. We weten wel dat de komst van die busbaan niet is terug te draaien, maar dat wil nog niet zeggen dat we niets meer te zeggen hebben."

Want dat is wat veel demonstranten en toeschouwers zichzelf afvragen. Hoe heeft het zover kunnen komen? Waarom niet eerder in opstand gekomen? "Wat is er bijvoorbeeld tegen om die bussen om het centrumgebied heen te laten rijden via de Leuvenlaan en de Cambridgelaan", vraagt Erna Kas, beleidsmedewerker bij wijsbegeerte en cki, zich af. Zij zit ook op het natte wegdek, maar houdt het droog dankzij een groot zeil dat ze heeft meegenomen, een tip uit een ver actie-verleden. "Het kan aan mij liggen, maar ik zou niet weten waar en wanneer er over die busbaan is besloten", vervolgt ze. "Ik herinner me bijvoorbeeld niet dat er ooit een hearing of iets dergelijks is geweest." Menno Lievers formuleert het even later prangender. "Terwijl iedereen in De Uithof druk bezig was met de invoering van het bachelor-mastersysteem hebben we dit soort zaken uit handen gegeven aan anderen. En die hebben ons vertrouwen zeer beschaamd."

Na twintig minuten geeft de filosofiedocent aan dat het genoeg is geweest. Dit keer wordt er beter naar hem geluisterd. Binnen enkele seconden is de weg weer vrij en kunnen de bussen verder. Lievers toont zich opgelucht. De hele actie is zonder enige wanklank verlopen en de politie heeft zich afzijdig gehouden. "Ik heb best even slecht geslapen van deze actie", geeft hij toe. "Er was toch af en toe de angst dat het onbeheersbaar zou worden."

De busbaan zal er komen, maar Lievers rest nu de hoop dat de sit-in het verlangen van velen naar een meer romantisch campusleven kracht heeft bijgezet. "Want wie wordt er nu verliefd temidden van dat geraas?"

In de brievenrubriek op pagina 6 reageert complexbeheerder Ruut van Rossen op de opinie van Menno Lievers van vorige week.

'Utrechtse studenten zijn gemiddeld niet heel erg ondernemend'

-"Natuurlijk. We hebben toch een waterdicht business plan. Ik weet zeker dat we daar een leuk bedrag aan venture capital mee binnen kunnen slepen."

-"Maar dan zal de CEO toch eerst groen licht moeten geven."

Binnenkort is het weer zo ver. Half november zal de vijfde verdieping van het Buijs Ballot Laboratorium voor het vierde achtereenvolgende jaar worden herschapen in een kantoorgebouw voor jeugdige internet ondernemers. Geen echte ondernemers, maar masterstudenten informatica en informatiekunde, die in het kader van de cursus Business Informatics in een tien weken durend 'rollenspel' een bedrijf op poten moeten zetten. Het idee is afkomstig van hoogleraar informatiekunde Sjaak Brinkkemper, die in 2003 de Vrije Universiteit voor de UU verwisselde met als uitdrukkelijke opdracht om geïnteresseerde studenten het nodige ondernemerschap bij te brengen (zie elders in dit nummer).

Ondernemen is 'hot'. Sinds het innovatieplatform van start ging, wemelt het van de initiatieven om van studenten ondernemers te maken. In het Strategisch Plan van de Universiteit Utrecht wordt het dit jaar expliciet genoemd als ambitie en in de Utrecht School of Economics werd eind vorig jaar zelfs speciaal voor dit doel het Utrecht Centre for Education in Management and Entrepeneurship (UCEME) opgericht, een initiatief van hoogleraar bedrijfseconomie Arie Buijs, die in het jaar 2000 in Utrecht werd aangesteld om in de toenmalige bèta faculteiten de zogeheten M-profielen tot ontwikkeling te brengen.

"Utrecht stond toen aan de vooravond van de invoering van de bama en het idee was dat er in de masterfase naast op research gerichte programma's ook programma's moesten komen voor studenten die meer heil zagen in een toekomst als leraar of een carrière in de PR of in het bedrijfsleven. Voor die laatste groep heb ik toen een minor opgezet onder de naam Fundamentals of Business and Economics (FBE) en dat was meteen een succes. We trokken ongeveer vijftien procent van de studenten met een programma dat bestond uit vier maanden onderwijs in de bedrijfseconomie en een paar maanden stage lopen bij een bedrijf. Ik heb er overigens van meet af aan gastdocenten van buiten de universiteit bij gehaald, want de bedoeling was om een goede mix te maken van theorie en praktijk."

Gezapig

Ook na de vorming van de nieuwe Bètafaculteit blijft Buijs de FBE-cursus verzorgen, niet alleen als onderdeel van het masterprogramma Science and Product Management, maar ook als keuzevak voor alle masterstudenten uit de Bètafaculteit en de faculteiten Geneeskunde en Diergeneeskunde. Maar een tweede doel van UCEME is het stimuleren van ondernemerschap bij studenten. Al een paar jaar verzorgt Buijs in het derde jaar van de bachelor biomedische wetenschappen de cursus The Entrepeneur, waarin het starten van een eigen bedrijf centraal staat. Vorig jaar volgden liefst negentig studenten dit keuzevak en als het aan Buijs ligt, gaat UCEME deze cursus in de toekomst op universiteitsbrede schaal aanbieden.

"Er zijn vergevorderde plannen voor een minor ondernemerschap voor alle Utrechtse studenten in de bachelorfase. Die minor gaat bestaan uit vier cursussen waaronder The Entrepeneur. Over de precieze invulling wordt nog nagedacht, maar voor bètastudenten wordt als vierde vak een keuzemogelijkheid overwogen, waarbij een van die keuzes een onderdeel zou kunnen zijn van de cursus Business Informatics van Sjaak Brinkkemper.

Buijs is de eerste om toe te geven dat Utrecht op dit gebied bepaald niet voorop loopt. "Utrechtse studenten zijn gemiddeld niet heel erg ondernemend. Het is hier jarenlang nogal gezapig geweest, het is hoog tijd dat er wat meer leven in de brouwerij komt."

Die woorden zijn Brinkkemper uit het hart gegrepen. "Vooral vergeleken met de technische universiteiten hebben wij in Utrecht een forse achterstand. In Twente kent men de zogeheten TOP-regeling. Studenten met goede ideeën kunnen daar een tijdelijke ondernemersplaats krijgen en dat heeft al een aanzienlijk aantal succesvolle ondernemingen opgeleverd. In Delft en Eindhoven worden studenten bedrijfskunde actief betrokken bij de oprichting van ondernemingen die ongebruikte patenten van wetenschappers in de markt moeten zetten, iets wat in Utrecht nog exclusief het werkterrein is van de Holding. Het zou mooi zijn als zulke initiatieven ook hier tot ontplooiing zouden komen. We zijn zeker nog niet te laat, maar om ondernemerschap onder studenten echt een kans te geven, moeten er meer deskundigen op dit gebied worden binnengehaald."

Brinkkemper vervolgt: "Wat ik binnen informatica doe, kan ook in andere opleidingen worden gedaan. Waarom zouden rechtenstudenten geen maatschap in de advocatuur kunnen starten, waarom zouden psychologiestudenten geen trainingsbureau voor de omgang met agressie in de markt kunnen zetten? Voorwaarde is dat die studenten de kans krijgen om hun ideeën in een relatief beschermde omgeving tot ontwikkeling te brengen. Wat mij betreft richt de UU zo snel mogelijk een incubator voor studenten in.

"Maar met alleen ruimte ben je er niet. Je hebt ook deskundigen nodig. De UU zou wat mij betreft op meerdere vakgebieden een bijzonder hoogleraar science based entrepreneurship moeten binnenhalen, die in de eigen opleiding cursussen ontwikkelt, zoals ik bij informatica verzorg. Pas als je dat doet, kan het echt wat worden met het ondernemerschap van studenten. Ik vind eigenlijk dat de UU dat aan haar stand verplicht is. Het college van bestuur zou niet alleen de ambitie moeten hebben om topopleidingen te verzorgen voor studenten die de research in willen, men zou ook op het terrein van het ondernemerschap tot de beste universiteiten van Nederland moeten willen behoren."

Op weg naar het Utrechtse 'Google'

"Ik heb het echt een heel bijzondere cursus gevonden. We vormden met zijn veertigen één grote familie en dat kwam niet in de laatste plaats door Sjaak. Het scheelt echt als hoogleraren zo open staan voor de inbreng van studenten en je over alles mee laten denken. Ik volgde in die periode ook nog een ander vak, maar dat heb ik schromelijk verwaarloosd omdat ik dit zo leuk vond."

Amal Talbi is een van de inmiddels enkele honderden masterstudenten, die de cursus Business Informatics van hoogleraar informatiekunde Sjaak Brinkkemper hebben gevolgd. In die cursus komen de studenten intensief met het ondernemerschap in aanraking. Niet alleen volgen zij colleges en werkgroepen waarin theorieën van ICT productontwikkeling en bedrijfsvorming de revue passeren. Uniek is dat zij ook de kans krijgen om alleen of in groepjes een innovatief product te ontwikkelen.

Om daartoe een zo realistisch mogelijke sfeer te creëren wordt een deel van de vijfde verdieping van het Buys Ballot laboratorium herschapen in een heus kantoorpand, waar de studenten tien weken lang van woensdagmiddag tot en met vrijdagmiddag van negen tot vijf met hun bedrijf in de weer zijn. Om de studenten de sfeer van het bedrijfsleven zo goed mogelijk te laten proeven worden gemiddeld vijf van die productgroepjes door Brinkkemper samengevoegd tot een groep van ongeveer vijftien studenten die in de tien weken die de cursus duurt een fictieve onderneming van de grond moeten zien te krijgen.

Elk van de groepen krijgt daartoe een eigen ruimte en binnen de groepen krijgt elke deelnemende student een bepaalde functie toegewezen, want zegt Brinkkemper, "bij het runnen van een bedrijf komt heel wat kijken. Er moet worden overlegd met de Kamer van Koophandel, met de Belastingdienst en met mogelijke financiers; de afdeling personeelszaken moet uitzoeken welke arbeidsvoorwaarden het bedrijf hanteert, er moet een professionele website en een effectieve publiciteitscampagne komen en ga zo maar door. Doordat ze alles zelf moeten uitzoeken, ervaren de studenten op een realistische manier wat er allemaal komt kijken bij het runnen van een bedrijf. De enige concessie aan de realiteit is dat ik zelf in alle groepen de rol van chief executive officer (CEO) speel."

Oude garage

"In feite zijn de studenten in mijn cursus dus met twee dingen tegelijk bezig", verduidelijkt Brinkkemper. "Aan de ene kant ontwikkelen ze een zelf bedacht product, maar in die grotere groep ervaren ze tegelijkertijd wat er allemaal komt kijken bij het runnen van een onderneming. Je kunt het vergelijken met de productgroepen binnen Philips, die zowel bezig zijn met het ontwikkelen van bijvoorbeeld een senseo, een DVD-speler of medische apparatuur als met het runnen van het bedrijf Philips."

Aan het eind van de cursus worden de studenten op hun werk in de grotere groep beoordeeld door een Raad van Commissarissen, die bestaat uit vertegenwoordigers van bedrijven waarmee Brinkkemper contact heeft. Of de prototypes van de subgroepjes helemaal af zijn, doet voor die beoordeling niet ter zake, maar feit is dat bijna de helft van de cursisten na tien weken al zo ver is met de ontwikkeling van een product dat de oprichting van een onderneming tot de reële mogelijkheden behoort.

Speciaal voor díe groep heeft Brinkkemper een paar jaar geleden Netherware opgericht, een incubator waarbinnen de studenten in hun eigen tijd met hun project verder kunnen gaan. "Ik heb hier voor dat doel twee kantoortjes laten inrichten, die zij ten allen tijde kunnen gebruiken. Ik heb er doelbewust oude spullen laten neerzetten, want maar weinig jonge ondernemers zitten in een sjiek kantoorpand, Meestal beginnen ze ergens op zolder of in een oude garage. Die sfeer moet Netherware ook ademen."

Naast deze faciliteiten biedt Brinkkemper de startende ondernemers de gelegenheid om gebruik te maken van zijn netwerk, terwijl hij ze ook adviseert over de beste manier om hun studie aan te passen aan hun ondernemende activiteiten. "Als ze dat willen, kunnen ze bij mij op hun bedrijf afstuderen, maar voorwaarde is dan uiteraard dat ze bezig zijn met de ontwikkeling van een innovatief product. Prima als studenten gemotiveerd zijn voor het ondernemerschap, maar voor hun studie moet er wel sprake zijn van een wetenschappelijke oriëntatie. Je kunt hier niet je master halen door de zoveelste website te bouwen. Je moet met iets origineels komen, dat niet alleen commercieel maar ook inhoudelijk het nodige denkwerk vergt."

Na een aarzelend begin wordt Netherware een steeds groter succes. Vorig jaar kozen negen groepjes studenten ervoor om na afloop van de cursus door te gaan met het ontwikkelen van een eigen product. Zes daarvan hebben inmiddels geleid tot de vorming van een eigen bedrijf. In totaal heeft Brinkkemper nu vijftien ondernemingen helpen oprichten. "Er is er nog geen echt doorgebroken", zegt hij, "maar zeker vijf hebben wel die potentie. Mijn hoop is natuurlijk dat hier vandaag of morgen een nieuwe TomTom het licht ziet. Misschien is die er zelfs al, maar weten we het alleen nog niet, want innovatieve bedrijven hebben tijd nodig om succesvol te worden. Neem Google. Dat is al rond 1990 ontwikkeld op de campus van Stanford, maar is pas een paar jaar geleden naar de top doorgestoten. Ik zou echt niet weten waarom dat ook niet zou kunnen gebeuren met een van onze Utrechtse bedrijven."

Amal Talbi (25) is oprichter van de website ArabBeauty

"Mijn vriendin Houda en ik hadden al langer het idee om iets voor de Arabische vrouw te beginnen, maar het werd pas echt concreet toen wij vorig jaar de cursus Business Informatics van Sjaak Brinkkemper (zie elders in dit blad) zijn gaan volgen. Houda, die Internationale Communicatie studeert aan de Haagse vestiging van Hogeschool Inholland, kreeg toestemming om dit vak in Utrecht te volgen en wij zijn toen met zijn tweeën gaan werken aan het opzetten van een internet community, vooral bedoeld voor Arabische meisjes.

"Wij kwamen op het idee, omdat vrijwel alle bladen en websites die zich op dit moment in Nederland op meisjes en jonge vrouwen richten, nog steeds bijna uitsluitend volstaan met blanke meisjes. Kijk maar naar bladen als Glossy of Celebrity. Je hebt nu wel Sen als blad voor mediterrane vrouwen, maar wij denken dat er voldoende ruimte is voor een wat breder initiatief. In de Arabische wereld heb je grote verschillen in huidskleur, van superblank tot pikzwart. Er is geen website of blad dat die hele gevarieerde doelgroep bedient. Met dat doel voor ogen hebben we vorig jaar ons bedrijf ArabMedia opgericht met de website ArabBeauty als eerste activiteit.

"Op termijn willen we ook toe naar een magazine, maar voorlopig zijn we al heel tevreden met onze site. Er staan nieuwtjes op en leuke tips, we hebben columnisten die gratis voor ons schrijven en we zijn aan het overleggen met DJ's om muziek op de site te zetten. Toch gaat het langzamer dan we hadden gedacht. Maar ja, het is ook een hele klus om naast je studie een bedrijf te runnen, met alle papierwerk dat erbij komt kijken. En daar komt bij dat ik ook nog in twee besturen zit, van Netherware en van de interculturele studentenvereniging Insan, want ik wil graag op een breed terrein ervaring opdoen.

"Binnenkort studeer ik af en dan kan ik veel tijd en energie in het bedrijf gaan steken. Ondanks dat we de site nog op geen enkele manier gepromoot hebben, hebben we nu al zestig leden uit alle hoeken van het land. Dus er zit zeker toekomst in. Maar of ik voor altijd ondernemer wil blijven, is nog allerminst zeker. Ik wil namelijk ook graag ervaring opdoen in grote gevestigde ICT-bedrijven, dus over mijn toekomst kan ik eigenlijk nog weinig zeggen. Het kan zijn dat we over een jaar of wat stoppen met het bedrijf omdat we toch iets anders met ons leven willen. Maar het is net zo goed mogelijk dat ArabMedia over twintig jaar is uitgegroeid tot een concern met een magazine, een website en wat je verder nog kunt bedenken. Heel spannend. Alles is op dit moment nog mogelijk."

Mark Tigchelaar (22) , directeur van de Mark Tigchelaar Company (MTC)

"Ik ben dyslectisch en had daardoor in het begin van mijn psychologiestudie veel moeite om teksten te begrijpen en om de informatie op te slaan. Een vriend wees me toen op de techniek van speed reading. Ik ging daardoor niet alleen veel sneller lezen, ik begreep de stof ook beter. Ik vond het zo'n openbaring, dat ik me afvroeg waarom de techniek zo weinig bekend was en waarom er zo weinig goed lesmateriaal bestond. Dat moest ik dan zelf maar gaan ontwikkelen.

"In mijn tweede studiejaar heb ik de stoute schoenen aangetrokken en ben naar de LOI gestapt met de vraag of men geïnteresseerd was in een cursus speed reading. Om een beetje indruk te maken had ik een pak van mijn vader geleend. En ik vertelde ze dat ik twee lesboeken over speed reading en speed learning had geschreven, die ik graag door hen wilde laten uitgeven. Dat was een beetje bluf, want ik had de tekst op dat moment alleen nog maar in mijn hoofd zitten, maar toen de LOI interesse toonde, ben ik als een razende gaan typen. Binnen drie maanden had ik die twee boeken en een daarop gebaseerde cursus af.

"Begin 2005 startte LOI de marketing campagne. Bijna van meet af aan liep het storm en inmiddels zijn er ruim 16.000 boeken verkocht. Ook de cursus loopt trouwens prima, hoor ik van LOI. Aanvankelijk gaf ik hem zelf, nu wordt hij verzorgd door een LOI-docent, maar wel op basis van mijn materiaal. Om de zaak goed op poten te zetten, heb ik in juni 2004 de Mark Tigchelaar Company opgericht. Inmiddels ben ik de vaste trainer van een aantal grote consultants zoals BMC en Allen & Overy terwijl mijn cursus een keuzevak is voor medische studenten aan de Vrije Universiteit. In september heb ik 1200 eerstejaars Economie en Management van de Hogeschool Utrecht een training gegeven en ook daar ben ik nu in overleg over een mogelijke plek in het curriculum.

"Ik wil mijn psychologiestudie nog wel afmaken, maar ik heb haar nu even stopgezet, om voorrang aan mijn bedrijf te geven. Vorig jaar ben ik door de Kamer van Koophandel in Hilversum genomineerd voor de verkiezing van de best startende onderneming in de regio Gooi- en Eemland, en ik zie de toekomst op dit moment heel zonnig in. Ik verwacht eerlijk gezegd dat de speed learning technieken binnen een jaar of vijf aan alle hogescholen en universiteiten zullen worden gedoceerd, want het zijn bij uitstek technieken waarbij studenten baat hebben. Je leert een tekst sneller lezen en ook nog beter begrijpen. Dat is toch precies wat je nodig hebt als je studeert?"

Niels Vissers (27) mede-eigenaar van T&E Studenten Uitzendbureau

"Begin 2000 belde mijn broer Elmar. Hij had in Maastricht met zijn vriend Tijmen (vandaar T&E) een uitzendbureau voor studenten opgericht en vroeg of ik er iets voor voelde om een Utrechtse vestiging op te zetten. Ik was net gestopt met mijn studie Geologie en dit leek me wel wat. Samen met mijn studiegenoot Gideon ben ik van start gegaan. Mijn eerste opdrachtgever was AXA Verzekeringen, waar ik toen op uitzendbasis werkte. Toen zij op zoek waren naar nieuwe studenten, zei ik: Ik ben onlangs een uitzendbureau begonnen en ik heb gemotiveerde studenten voor jullie tegen een zeer gunstig tarief. Tegelijkertijd kwam ik via mijn vriendin in contact met een cateraar met een juicebar in de Jaarbeurs. Voor ik het wist, liep het storm.

"Die eerste studenten waren allemaal vrienden en bekenden, want onze filosofie was om uitsluitend mensen te werven in ons eigen netwerk. Het grote voordeel van die aanpak is dat je er door de persoonlijke contacten vrij zeker van kunt zijn dat je mensen betrouwbaar en gemotiveerd zijn. Nog steeds is het zo dat vrijwel alle 450 studenten die op dit moment in Utrecht voor ons werken, via-via zijn binnengekomen. Om te voorkomen dat we 'windowshoppers' over de vloer krijgen, hebben we ook bewust geen flitsend pand aan de Biltstraat gehuurd, maar dit oude herenhuis aan de Begijnekade. Van buiten ziet het er allesbehalve als een kantoor uit, maar het is comfortabel en studenten waarderen de informele sfeer.

"In de beginjaren was het hard werken, want ik was in september 2000 Bestuurs- en Organisatiewetenschap gaan studeren, en het is niet niks om een fulltime studie te combineren met werk, waarin je dag en nacht bereikbaar moet zijn. Het kwam regelmatig voor dat ik tijdens college onder de collegebanken aan het bellen was met een klant en met mijn laptop via 'messenger' mijn studiegenoten moest zien te porren om de collegezaal te verlaten en te gaan werken in de Jaarbeurs. Kon ik niemand vinden, dan ging ik zelf. Ik maakte toen weken van tachtig à negentig uur, maar ik heb dat nooit een probleem gevonden. Als alles lekker loopt, krijg je van hard werken alleen maar een kick.

"We opereren op dit moment al vanuit vijf steden met vijftien mensen in vaste dienst, drie stagiaires en ongeveer duizend actief werkende studenten. Ik ben intussen afgestudeerd en operationeel directeur van T&E. Daarnaast ben ik verantwoordelijk voor het personeelsbeleid. Een eigen bedrijf begin je niet voor het geld, maar omdat je een idee hebt. Wij wilden studenten helpen aan leuk werk. Op termijn mik ik op een bureau dat alle diensten aanbiedt waaraan studenten gedurende hun studie behoefte hebben, van kamerbemiddeling tot het zoeken van stageplaatsen. Met dat laatste gaan we binnenkort al van start. Op onze site 'www.stagetoppers.nl' kunnen studenten op zoek gaan naar goede stageplaatsen en bedrijven naar studenten. Ach weet je, ondernemen is een kwestie van doen, niet van te lang denken."

Opvallend nieuws vorige week. Naast 377 woningen en een enorm dakterras krijgt Casa Confetti, de nieuw te bouwen, bontgekleurde studentenflat in De Uithof, een aantal ruimtes voor bewoners die een onderneming willen starten. De ondernemende student is aan een snelle opmars bezig en na enige aarzeling haakt ook de UU bij deze ontwikkeling aan met plannen voor een universiteitsbrede minor. Intussen wemelt het al van de initiatieven, want zoals een van de ondernemers stelt: ondernemen is geen kwestie van te lang denken, het is een kwestie van doen.

Buitenlandse nieuwe samen aan de thee

Al veertig jaar gezelligheid op de internationale burenclub

Zo'n veertig mensen zitten vandaag in de Botanische Tuinen bij elkaar aan de High Tea. Taart en sandwiches na een leerzame excursie door de tuinen. De organisatie is in handen van de International Neighbour Group, een organisatie die buitenlandse medewerkers van de Universiteit Utrecht een beetje wegwijs maakt in ons land, hen de taal helpt leren en door middel van uitjes als vandaag zorgt voor nieuwe sociale contacten.

De gasten van vandaag zijn voornamelijk jonge onderzoekers die naar de Universiteit Utrecht zijn gekomen om te promoveren of sinds kort een aanstelling hebben als postdoc. Een enkeling neemt een gezin mee, zoals Burkhard. Zijn vrouw Anne-Julie heeft de afgelopen jaren in Engeland, Italië, Zwitserland en Duitsland gewoond. Ze denkt dat ze hier zo'n twee jaar blijft: "Postdocs krijgen niet snel langlopende contracten. We zien wel waar we hierna naar toe gaan. Ach, ik ben er niet op gemaakt mijn hele leven op één plaats te blijven."

'Jan Primus heeft al tot een aantal huwelijken geleid'

Veertig jaar geleden werd de ING opgericht. Oorspronkelijk om de vrouwen van buitenlandse hoogleraren die hier kwamen werken, op te vangen, wegwijs te maken en hen sociale contacten te verschaffen. Een Nederlands stel bracht het idee mee uit Amerika waar ze door een soortgelijke groep werden opgevangen tijdens hun verblijf daar. Leiden begon ermee en bijna alle Nederlandse universiteiten namen het idee over.

Inmiddels functioneren niet alle ING's meer even optimaal. Maar de Utrechtse organisatie bloeit nog steeds. Er staan rond de 400 mensen op de mailinglijst en elk jaar komen er na de zomervakantie zo'n zeventig nieuwkomers bij. Volgens Tony Hearn, emeritus-hoogleraar Sterrenkunde en voorzitter van de Utrechtse ING zijn vele nationaliteiten vertegenwoordigd binnen de club. "Iedereen die voor het eerst op de wekelijkse borrel komt, vult een gastenlijst in. Vorig jaar waren dat bijvoorbeeld 130 mensen uit veertig verschillende landen, het merendeel uit Europa en de Verenigde Staten, maar ook uit bijvoorbeeld Egypte, Japan, Roemenië, Rusland, Zuid-Amerika en Afrika. En dan zijn er natuurlijk nog de mensen die niet op de borrels komen maar wel naar andere activiteiten gaan." De borrels voor de eenzame mannen, de rest van de activiteiten voor gezinnen en vrouwen? Hearn grinnikt: "Jan Primus heeft al tot een aantal huwelijken geleid. Het ene jaar zie je bijna geen vrouwen op de borrels, het jaar erop soms een heleboel. Die worden meestal vrij snel ingepikt. Maar niet altijd werkt het zo. Het is vooral een kweekvijver voor vriendschappen."

Hearn heeft wel een idee waarom de ING in Utrecht nog steeds bloeit: "Het loopt hier ontzettend goed vooral omdat tot afgelopen zomer Bureau Buitenland alle buitenlanders die hier kwamen werken, ons Monthly Programme toestuurde met alle activiteiten. Mensen wisten op die manier van ons bestaan en konden zich desgewenst opgeven voor onze mailinglijst. Vervolgens stuurden wij ze ons maandprogramma via e-mail. ING's in andere universiteitssteden bereiken de buitenlanders aan hun universiteit vaak niet goed, met als gevolg dat ze een kwijnend bestaan leiden. Ik hoop niet dat wij ook die kant op gaan nu Bureau Buitenland is opgeheven. Tot het einde van dit jaar heeft de afdeling Onderzoek en Onderwijs hun taak overgenomen, maar daarna....."

"Een tweede reden voor ons succes is de subsidie van 8200 euro dat het college van bestuur ons toekent voor onze activiteiten. Het college laat daarmee zien ons een zeer warm hart toe te dragen. De rector nam vorig jaar zelfs de moeite om langs te komen tijdens een maaltijd. Dat was heel vriendelijk van hem."

Hij overdrijft niet, blijkt uit de reactie van rector Willem Hendrik Gispen: "De ING is een ongelooflijk belangrijke club. Iedereen die in het buitenland gewerkt heeft, weet hoe waardevol het is als je wordt opgevangen door lotgenoten. Zelf heb ik in North Carolina in de Verenigde Staten gewerkt en ik vond het fantastisch dat er een groep mensen was die me wegwijs maakte en culturele uitjes en maaltijden organiseerde. Het is als een familie. De vrijwilligers van de ING werken achter de schermen. Vaak merk je niet veel van ze, maar hun werk is zeer van belang. Ik hoop dat ik dit jaar weer wordt uitgenodigd voor de vrijwilligersmaaltijd."

De rector was nog niet op de hoogte van de mogelijke problemen die het ING te wachten staan, nu Bureau Buitenland is opgeheven. Hij zegt toe het onderwerp op de agenda van het college van bestuur te zetten: "Wij moeten hier met zorg naar kijken. De reorganisatie is nog niet afgerond, we moeten ervoor zorgen dat deze mensen hun werk goed kunnen blijven doen."

'Mensen die geïnteresseerd zijn in de cultuur en de taal van het gastland, staan open in het leven'

De ING-vrijwilligers zijn met vijfentwintig mensen. Ze organiseren maaltijden, een wekelijkse borrel in café Jan Primus, een jaarlijks Sinterklaasfeest, ouder-kindbijeenkomsten en excursies naar plaatsen in Nederland waar je met het openbaar vervoer niet gemakkelijk komt zoals de bloemenveiling in Aalsmeer, park de Hoge Veluwe of de Deltawerken. Bovendien geven tien vrijwilligers wekelijks Nederlandse taalles, voor zowel beginners als gevorderden.

De van oorsprong Duitse Gisela Gerritsen is één van hen. Zij kwam 45 jaar geleden naar Utrecht voor de liefde en is sinds de oprichting van de ING een betrokken vrijwilligster en geeft al twintig jaar Nederlandse les.

"Als alles vreemd is en je bijna niemand kent, is gezelligheid enorm belangrijk. Een netwerk als de ING voorziet in die behoefte", vertelt ze in vrijwel accentloos Nederlands. Hoe heeft ze zelf de taal geleerd? "Van mijn man. Als Duitse had ik het sowieso gemakkelijk omdat de twee talen zo verwant zijn." Gaf Gerritsen de lessen jarenlang in haar eigen woonkamer, inmiddels is alles wat strakker georganiseerd en geeft ze les in een zaaltje in de Letterenbibliotheek. Daar moet het ING huur voor betalen. "Daar ben ik zeer verbolgen over. De universiteit wil graag buitenlanders aantrekken, wij doen alles vrijwillig. Ze zouden ons hier niet voor moeten laten betalen."

Het lesgeven vindt ze na twintig jaar nog steeds leuk vanwege haar leerlingen. "Mensen die in een ander land wonen en werken dan waar ze zijn opgegroeid, hebben veelal een ruimere blik op de wereld. Mensen die daarnaast ook nog geïnteresseerd zijn in de cultuur en de taal van het gastland, staan open in het leven. Bovendien werkt iedereen aan de universiteit: ze zijn intelligent, goed opgeleid en geïnteresseerd. Ik vind het een voorrecht om met ze te werken."

Hoe goed leren ze Nederlands in die relatief korte tijd? Ze laat me het proefschrift van een Iraanse geografe zien die een deel van haar dankwoord in het Nederlands heeft geschreven. "We werken met de methode Help van het Nederlands Centrum Buitenlanders. Ik laat de cursisten veel praten, alles gaat in het Nederlands. We behandelen grammatica en spellingregels, af en toe schrijven ze een langer stuk en corrigeer ik hun fouten." De wekelijkse lessen worden gegeven op vijf niveaus in twee semesters. Cursisten betalen per semester 22,50 euro onkostenvergoeding. Een schijntje vergeleken met vergelijkbare cursussen bij bijvoorbeeld het James Boswell Instituut, die ruim 500 euro kosten. Naast de veelgeroemde gezelligheid is dit voor veel cursisten een extra reden om voor de ING te kiezen, denkt Gerritsen. "Ze vinden het leuk èn nuttig, soms krijg ik achteraf een bedankkaartje".

Het ING is altijd op zoek naar nieuwe vrijwilligers, Nederlandse danwel buitenlandse. Interesse? Surf naar www.phys.uu.nl/~ing/