Achtergrond

'Niet zeuren , aan de slag'

Wiljan van den Akker verlaat universiteit voor Akademie

De overgang naar een puur bestuurlijke functie als directeur van de sectie Geestes- en Sociale Wetenschappen bij het Amsterdamse KNAW is voor hem niet onlogisch. "Ik heb altijd veel aan academisch management gedaan. Vanaf het moment dat ik in 1987 hoogleraar werd, ben ik bezig geweest met reorganiseren, taakstellingscommissies en ontelbare besturen; ik ben niet anders gewend." BijAkademie van Wetenschappen komt hij binnen in een veranderende organisatie. "De KNAW moet meer naar buiten gaan treden. De luiken moeten er open en dat vergt een cultuuromslag. Dat vind ik erg leuk om te doen."

Het leuke aan besturen is dingen voor elkaar boksen. Het geeft hem een enorme voldoening om mensen intellectueel verder te helpen. Om dat mogelijk te maken, moet je volgens Van den Akker faciliterend bezig zijn, "zodat je onderzoekers zich niet in hun eentje hoeven te bekommeren hoe het geld moet worden aangevraagd".

Maar bij het onderwijs en onderzoek ligt zijn hart evenzeer. "Ik ben niet anders gewend dan die drie zaken tot mijn wezenstaken te rekenen. Vrienden en collega’s vroegen zich in die beginjaren wel eens af hoe ik dat allemaal combineerde, maar ik ben nu eenmaal een harde werker. Ik behoor tot een generatie van 'niet zeuren, aan de slag'. Op alle drie terreinen actief zijn, was voor mij normaal. Dat dat slopend was, merkte ik toen ik na vijf jaar hoogleraarschap een sabbatical nam. Ik kon stoom afblazen en alles eens op een rijtje zetten. Ik realiseerde me dat ik niet op alle fronten met dezelfde intensiteit kon blijven doorgaan."

Bij terugkomst werd het dilemma vanzelf opgelost, doordat hij in 1994 gevraagd werd directeur van het facultaire Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur (OGC) te worden. Van den Akker had wel 'zin in iets anders'. Bovendien was het een grote uitdaging, omdat het in die jaren de trend was nationale onderzoekscholen op te zetten. "Wat ik landelijk zag, was dat de onderzoekscholen de faculteiten uit elkaar dreven en de cohesie dreigde te verdwijnen. Dat wilde ik voorkomen."

Hij gaf zichzelf vijf jaar om het OGC sterker te maken. "Wat ik hoopte was, dat wat wij lokaal zouden ontwikkelen, bij zou dragen aan de landelijke onderzoekschool in de vorm van aio’s en onderzoeksinitiatieven. Omgekeerd hoopte ik dat landelijke initiatieven snel binnen het OGC gecommuniceerd zouden worden, dit mede om het gevaar af te wentelen dat je niet van elkaar weet wat je aan het doen bent. Daardoor hebben we nooit de competitie gevoeld met de landelijke onderzoekschool en andersom. Ik heb ingezet op een sterk faciliterend instituut, waarin niemand werd gedwongen een bepaald onderzoeksprogramma te volgen en waar onderzoekers zo min mogelijk last zouden hebben van bureaucratie."

Na vijf jaar was er 'nog veel te doen' bij het OGC en daarom bleef hij aan als directeur. Halverwege vorige jaar kwam er onverwacht een telefoontje van de KNAW. Of hij directeur wilde worden van de sectie Geestes- en Sociale Wetenschappen. "Ik vond het na tien jaar wel een mooi moment, zowel voor mij als voor het OGC. Ik was met het instituut en met adjunct-directeur Frans Ruiter aan het vergroeien. M’n klus is af. M’n opvolger (historicus Maarten Prak, red.) treft een goed geoliede machine aan; ik laat het met een gerust hart achter."

Blij is hij dat onder zijn leiding contractresearch goed loopt en dat bijvoorbeeld het aantal assistenten in opleiding is gegroeid en er goed gescoord wordt bij het binnenhalen van onderzoeksbeurzen zoals recentelijk een Vicibeurs voor Josine Blok en een Spinozaprijs voor Jan Luiten van Zanden. "Internationaal gezien hebben we een intensieve samenwerking met de universiteit van Los Angeles UCLA. We zitten sterk in Europese netwerken. Er is hard gewerkt om de zichtbaarheid van het OGC te vergroten, zonder aan onze integriteit concessies te doen. Dat is gelukt."

Nu, tien jaar verder, moet er een nieuwe slag gemaakt worden. Het denken over onderzoekscholen is danig veranderd. De trend is, dat elke faculteit researchmasters opzet voor z’n eigen toko. Pogingen om dat landelijk op te zetten zijn vooralsnog mislukt. "Toch denk ik dat het een getrapt proces is. Ik verwacht dat, wanneer de winkel op orde is, gekeken gaat worden onder welke condities en in welke vorm er samengewerkt kan worden. Voor internationale erkenning is dat een absolute must."

Beta-blik

Naast zijn bestuursfuncties werkt Wiljan van den Akker samen met de Groningse Gillis Dorleijn al een aantal jaren aan een standaardwerk van de Nederlandse poëzie tussen 1880 en 1940. Het boek komt later uit dan gepland, doordat er behoorlijk de diepte in wordt gegaan en de banen van de twee heren nogal wat tijd vergen. "Als we iets willen toevoegen aan wat er allemaal al uitgegeven is, dan ontkom je niet aan spitten. Het materiaal ligt er nu. Het boek moet nog geschreven worden. Ik hoop dat het over twee jaar bij de uitgever ligt."

De liefde voor de poëzie ontstond op de middelbare school. "Lezen was al een hobby, maar ik zag toen dat je er een vak van kon maken. Daarom ben ik Nederlands gaan studeren en niet medicijnen zoals mijn aanvankelijke plan was. Ik kwam met mijn bèta-gerichte blik tussen allemaal zwevers, dat viel tegen. Ik benaderde poëzie-analyse veel meer vanuit de wiskunde, dan vanuit het gevoel. Daar kwam ik verder mee. Een hele exacte benadering. Mijn hoogleraar Sötemann had ook die benadering. Een gedicht als een machine uit elkaar halen, dat vond ik fascinerend. Frits van Oostrom - toen derdejaars - heeft als mentor een belangrijke rol gespeeld. Binnen een half jaar had hij mij de wetenschap binnengepraat. Tegen hem zei je geen nee, als hij enthousiast was.

"Uiteindelijk ben ik niet zoals Frits de Middeleeuwen ingegaan, omdat ik de teksten niet interessant genoeg vond. Ik miste Leopold en Nijhoff, de dichter waarop ik gepromoveerd ben. Wat ik van Nijhoff heb geleerd, is dat dichten een vak is. Nijhoff zei: 'Als u moet huilen, bij het lezen van mijn gedicht heb ik m’n doel bereikt, maar u moet niet denken dat ik heb zitten huilen bij het schrijven'. Over dat creatieve proces, dat vakmanschap, gaat mijn proefschrift. Achteraf gezien gaat dat ook over mij. Niet zeuren, doen!’

Een wonderbaarlijke ommekeer

Studenten zoeken gezelligheid

Rechtenstudente Sanne Scheffers roemt net als vele andere ondervraagden de goede sfeer in De Beurs: “Er komen veel bekenden, het is er gemoedelijk en ze draaien altijd goede muziek. Dat maakt het leuk.” Studentencafé ’t Neutje staat op de tweede plaats, ’t Pakhuis op drie, café ’t Pandje op vier en studentencafé De Zotte op vijf.

De voorwaarden waaraan een ultieme studentenkroeg moet voldoen varieren. ‘Het is gezellig en goedkoop’ (’t Neutje). ‘Er komen veel studenten’ (’t Pakhuis). ‘Leuk personeel, rustig en gezellig’ (’t Pandje). ‘Die is tot laat open’ (De Zotte). Andere kroegen die in dit kader werden genoemd, zijn De Luifel, De Put, De Kneus, café Meander, Dikke Dries, Filemon, café België, café Rex, Florin, De Leugen, Storm, Jan de Winter, Hemingway, Florin, Havana, De Bacchant, Hofman, de Winkel van Sinkel, Stairway to Heaven en Eigen Schuld.

Veel, heel veel diversiteit dus. Niet erg verwonderlijk, als je bedenkt dat de Domstad meer dan 200 kroegen heeft. Ongeveer eenderde van de studenten zegt dan ook niet te kunnen kiezen: “Er is zo veel te doen en er zijn zo veel leuke cafeetjes in Utrecht”, zegt psychologiestudent Anne Mets. “Ik kan niet echt één ultieme studentenkroeg aangeven. Elk café heeft wel iets.”

Opmerkelijk is dat niet alle studenten de titel ‘ultieme studentenkroeg’ een positieve benaming vinden. Een tiental ondervraagden maakt dit duidelijk door bij zijn antwoord als toevoeging ‘dit is niet positief bedoeld’ te schrijven. Andere studenten lichten hun keuze toe met subtiele opmerkingen als: ‘Hier komen veel corpsballen’, ‘infantiele muziek’, ‘hoog kraagjesgehalte’ en ‘veel brallende lullo’s’. Geografiestudente Jikke Balkema geeft als antwoord: “De Beurs ofzo? Maar daar kom ik dus nooit.”

Monique Bramer, bedrijfsleider van De Beurs, is niet verbaasd over de verdeeldheid onder de studenten: “Zo veel studenten, zo veel meningen.” Ze is blij verrast dat haar werkplek tot ultieme studentenkroeg is gekozen. “Toen wij zeven jaar geleden begonnen, was dit de eerste échte studententent in Utrecht. Die naam zijn we nooit kwijtgeraakt.” De uitspanning richt zich ook speciaal op studenten, door middel van de muziek en het Beursspel: zodra de bel luidt kunnen de gasten op biertjes bieden en op die manier zelf de prijs van het gerstenat vaststellen.

Hoewel ’t Neutje zulke spelletjes niet kent, is het daar toch ook altijd druk met studenten. “Overdag komen ze voor een stokbroodje en een cappuccino om iets te bespreken met een werkgroep of een club vrienden”, vertelt Jeroen Peek, barman in ’t Neutje. “En ‘s avonds drinken ze lekker een biertje.” De kracht van het café zit in de gezellige sfeer en in de goede locatie aan de Neude, denkt Peek. “Ze lopen hier gemakkelijk naar binnen. Studenten houden van knus, gezellig en toegankelijk. ’t Neutje is gewoon een echte bruine kroeg.”

Mede dankzij het grote aantal knusse kroegen als ’t Neutje wordt het uitgaansleven in Utrecht door meer dan de helft van de ondervraagde studenten omschreven als 'niet trendy'. Conservatief, weinig vernieuwend, niet trendsettend’ is wat het gros van de ondervraagden van het uitgaansleven vindt. Een probleem vinden de meesten dit niet: “We zitten in een studentenstad”, legt economiestudente Annette Heerema uit. “Hier zit je gezellig in de kroeg. Gezelligheid is anders dan trendy. Trendy uitgaan doe je niet in een studentenstad.”

Volgens economiestudent Jochem Schalwijk is hip uitgaan voor studenten geen issue, want hip is duur: “Trendy stappen is leeftijdsgebonden. Het is meer iets voor yuppen. Studenten hebben dat geld niet.” Ook studente biomedische wetenschappen Angela Bikker denkt dat ‘hip uitgaan’ niet voor studenten is weggelegd: “Het Utrechtse nachtleven heeft een goede sfeer, maar is gericht op studenten. En die associeer ik niet met hip. Van mij hoeft dat ook niet. Gezelligheid is belangrijker.”

En het is gezelligheid troef, op een doordeweekse avond in de Utrechtse kroegen. De Beurs is volgepakt met groepjes studenten die genieten van elkaar, de top-40 muziek en de bijna tropische temperatuur. Terwijl op de dansvloer voorzichtig de eerste pasjes worden gezet, weet geneeskundestudent Rinke Oostvogels duidelijk te maken dat ze het hier prima naar haar zin heeft. "Er komen in De Beurs altijd veel bekenden, daarom is het hier zo leuk.”

Net zo leuk, maar iets minder benauwd, is het een paar deuren verdero in café ’t Neutje. Hier geen dansend publiek, maar wel veel studenten die aan hun tafeltjes zitten of aan de bar hangen. “Het is hier gewoon relaxt”, aldus een licht beschonken student. “En er zijn hier geen ballen.” Die ballen zitten volgens hem wel in ’t Pakhuis aan het Janskerkhof. Inderdaad is het gehalte geruite bloesjes hier hoger dan in ’t Neutje, maar misschien is dat toeval? De stemming zit er in elk geval goed in: het bier vloeit rijkelijk en er wordt luidkeels meegezongen met Frans Bauer.

Naarmate het later in de nacht wordt, zakken steeds meer studenten af naar ’t Pandje en De Zotte in de Nobelstraat. “Die zijn altijd tot laat open”, legt Josien Braas, student Cognitieve Kunstmatige Intelligentie uit. Voor veel studenten blijken de late sluitingstijden de enige reden om in ’t Pandje dan wel De Zotte te komen: “Het is hier niet superleuk of zo”, zegt een filosofiestudent. “Maar wat moet je anders als alles dicht is? Het is ook wel gezellig, hoor.” En is dat niet waar het om draait tijdens het uitgaan? Gezelligheid, goedkoop bier en aardig personeel? “Precies, dat bedoel ik!”

Fleur Baxmeier

Eén, vier of tien keer op stap

Iedere student zijn eigen stapritme. Zit de één wekelijks in de kroeg, de ander ziet de bar eens per maand.

De feestloper

Derdejaars sociale geografie Nadine Onrust (20) gaat zo’n tien keer per maand stappen. Uitgaan valt momenteel vooral in de categorie representatie, want zij is dit jaar secretaris bij studievereniging V.U.G.S. “Je wordt als bestuur de hele tijd uitgenodigd door andere verenigingen voor borrels en studentenfeesten. Dat is niet tien keer doorzakken hoor, want ik moet de volgende dag meestal weer gewoon vroeg op.”

Ze gaat het liefst naar een studentenfeest. “Op die feesten is het bier goedkoop. Kost vaak maar een euro. Bij Unitas zelfs maar 85 eurocent. Ik ga eigenlijk alleen naar studentenfeesten. Je kent er veel mensen en er is nooit mot. Voorbeeld van een goed feest, was die bij Helix. Daar heeft V.U.G.S. de meterrace dik gewonnen door de meeste meters bier achterover te slaan.

Het is moeilijk in te schatten hoeveel je drinkt per avond. Soms drink ik tien biertjes op een avond. In elk geval stop ik op tijd. Bovenal kan ik redelijk wat hebben. Omdat je niet elke avond veel kunt drinken, drink ik cola om nuchter te blijven.“

Ze gebruikt geen drugs, maar een experiment....“Een vriendin had 'herbal' geslikt. Daar kreeg ze meer energie van. Het klonk wel gezond. Misschien moet ik het ook eens proberen, maar uiteindelijk ga ik vast niet naar die winkel toe om het te kopen."

Drinken en roken. Wat mag het kosten? "Poeh, dat verschilt per avond. Ook dat is heel lastig in te schatten. Ik besteed, denk ik, zo’n 200 euro per maand aan uitgaan. Mijn huur is 215 euro. Basisbeurs heb ik dit jaar niet, omdat ik een bestuursbeurs heb van 300 euro per maand. Daarnaast heb ik nog een baantje van vier uur per week en soms springen mijn ouders bij."

De spellenman

Hij gaat hooguit één keer per maand uit, en dan vind je hem meestal in 't Pandje omdat zijn studievereniging Drift daar dan borrelt. Of hij bezoekt een kroeg met leden van schaatsclub Softijs. Tweedejaars fysische geografie Menno Nijhuis (20) is geen uitgaansbeest. “Soms zijn de borrels van de twee verenigingen toevallig op een avond. Dan is het extra gezellig. Die borrels zijn hartstikke leuk, maar het trekt me niet zo om er vaker heen te gaan.”

Menno heeft heus wel meer cafés gezien. "Ik ben met de UIT-dagen tien kroegen langs geweest. Vlak voor die tijd ben ik met een neef die hier al woonde de stad door geweest. Af en toe kom ik ook nog in de Vingerhoed.” Zijn fysische geografen wellicht niet zo staplustig? “Veel van mijn studiegenoten gaan nauwelijks meer uit dan ik. Bij Drift, waar ik in de jaarboekcommissie zit, zitten er wel een paar die vaker uitgaan. Ik heb genoeg andere dingen te doen. Onlangs had ik een Kolonisten-van-Catanavond. Dat was leuk. Ik heb vaker een spellenavond."

Menno noemt zichzelf volledig sober. “Ik hou niet van bier. Toen ik ging studeren, dacht ik: ‘laat ik ook maar bier proberen’. Dat heb ik vervolgens een jaar lang gedaan, maar ik ben het niet lekker gaan vinden. Verder is er niets wat ik lekker vind om tien keer achter elkaar te drinken. Wijn vind ik af en toe lekker en cider. Roken heb ik nooit gedaan.”

Zijn drankrekening is lager dan 20 euro per maand. Is niet-uitgaan een bezuinigingsmaatregel? “Dat speelt misschien wel mee. Mijn ouders betalen mijn kamer en het collegegeld. De rest doe ik van mijn studiebeurs van 220 euro. En die gaat op.”

De danser

Leontien Korteweg (22) noemt zichzelf dansverslaafd, maar een avondje stappen is pas geslaagd als ze heeft kunnen bijkletsen met haar vrienden. Dat doet de vierdejaars studente ontwikkelingspsychologie het liefst in Tivoli. "Soms ga ik een week niet naar de stad, maar ga ik een andere week twee of drie keer. Het uitgaan is in de loop der jaren wel minder geworden. Dat komt vooral door mijn leuke huis op de IBB. Daar ontstaan vaak spontane feestjes, waar er op de banken wordt gedanst.”

Tijdens een avondje uit rookt Leontien zo'n tien sigaretten en drinkt ze vooral wijn. "Maar soms ook bier en sterke drank. Ik kom wel op zo’n tien consumpties per avond. Of ik daar aangeschoten van word, hangt af of het aanslaat. Met alcohol op word ik behoorlijk praatlustig. Ook zal ik rustig een dansshow geven. Dan maakt het mij niet uit om op de grond rond te draaien. Ik kan helemaal losgaan.”

Grenzeloos is ze niet. “Ik ben eens zo dronken geweest dat ik niet meer rechtop kon staan, maar je leert je grenzen kennen. Dat is met drugs ook. Ik blow af en toe, maar alleen thuis, omdat ik het in combinatie met drinken en uitgaan niet fijn vind. Wiet roken is vooral lekker ter ontspanning vóór het slapen. Ik doe geen echte drugs, want ik wil aanspreekbaar blijven. Heel af en toe neem ik Ephedra, een natuurlijke pepper, om een nacht door te halen.”

Vrienden mogen wat kosten. “Per avond geef ik zo'n dertig euro uit. Als ik het geld niet heb, drink ik thuis meer of ga ik niet uit. Toevallig heb ik sinds een half jaar een goedbetaald bijbaantje. In een weekend verdien ik 250 euro. Ik heb ook een basisbeurs. Het meeste geld geef ik uit aan leuke dingen doen met vrienden.”

CN

Het V-gevoel van Maartje en Rommert

Maartje Vermeulen (23) is tweedejaars rechten en geschiedenis.

Sinds anderhalf jaar is ze zich meer bewust van haar eigen kwetsbaarheid en voelt ze zich minder vrij. Dat is het gevolg van haar reiservaringen. "Ik ben in Guatemala geweest en daar heb ik geleerd alert te zijn. Datzelfde gevoel, die innerlijke angst, heb ik sindsdien af en toe in Utrecht. Bijvoorbeeld als ik op een niet-uitgaansavond een tijdlang door een zwerver achtervolgd wordt. Op uitgaansavonden vind ik Utrecht heel veilig, maar als je een keer op maandag laat over straat gaat is de stad echt stil en verlaten." Met de fiets voelt ze zich doorgaans heel veilig, maar ook dan let ze goed op en trapt hard door. “Als ik me niet veilig voel, ga ik een liedje zingen of ik steek een sigaret op.”

Rommert de Bruijn (26), achtstejaar Cognitieve Kunstmatige Intelligente, loopt nu makkelijker rond dan toen hij hier zeven jaar geleden kwam wonen. "Eerst schrik je nog van een dealende junk, maar als je merkt dat hij je met rust laat, is er niks aan de hand." Verder luidt zijn devies: 'als je niet op zoek bent naar rottigheid, kun je hier gewoon je gang gaan'. En als hij eens in hachelijke situatie verzeild raakt, zet hij zijn eergevoel opzij en voorkomt zo ruzies. Verder gaat hij eventuele problemen uit de weg door bepaalde horecalokaties links te laten liggen. Zo gaat hij niet naar Bad Boyz, omdat hij niet weet wat hij daar binnen kan verwachten. Tot slot: wie zijn veiligheid garandeert, kan rekenen op zijn waardering. "Ik geef zelden fooien, maar wel aan portieren, als teken van appreciatie."

CN

De politie

De politie mag in haar handen knijpen, want het gros - bijna zestig procent- vindt dat in Utrecht voldoende wordt gedaan aan preventie. Denk hierbij aan het cameratoezicht en het blauw op straat. Wie niets merkt van enige preventie is 27 procent van de ondervraagden. Ook is menig student kritisch over de politie-activiteiten. Wat zegt het blauw?

•Wat is de preventieve werking van cameratoezicht?

"Het hele idee van het inzetten van camera's is om de burger zich veiliger te laten voelen. Er wordt meegekeken bij de activiteiten op straat en alle gebeurtenissen worden geregistreerd. Hierdoor kan ook sneller actie ondernomen worden als er zich onregelmatigheden voordoen. Bovendien worden de gezichten van daders en verdachten op band gezet, waardoor een goede getuigenoproep geplaatst kan worden. Ook is de aanwezigheid van camera's voor criminelen een reden om niet tot criminele activiteiten over te gaan. De resultaten van het cameratoezicht tot nu toe zijn nog niet in beeld gebracht.

•Veel studenten kunnen zich niet voorstellen dat er continu iemand naar die beelden zit te kijken? Is dat toch echt zo?

"Ja, op Paardeveld wordt door politiepersoneel op donderdag-, vrijdag- en zaterdagavond de camerabeelden live bekeken. Als er iets gebeurt, wordt direct contact opgenomen met de meldkamer en wordt de politie ingeschakeld. De beelden van de andere dagen worden getaped en bij geval van aangifte terugbekeken om te kijken of de dader er op staat."

•Studenten zien na sluitingstijd weinig politie, hoe kan dat?

"Zo kan het misschien in de perceptie van de student overkomen, maar de inzet van de politie is qua aantal de hele avond en nacht dezelfde."

•Hoeveel agenten worden er tijdens de uitgaansavonden ingezet?

"Op de uitgaansavonden worden genoeg agenten ingezet om de openbare orde te handhaven."

•Genoeg?

"Deze aantallen verschillen per dienst, maar helaas geven wij hierover geen informatie."

•Waar maken studenten zich eigenlijk het meest schuldig aan tijdens het uitgaan

"Openbare dronkenschap en geluidsoverlast op straat."

CN

Veilig stappen

Studenten voelen zich veilig op straat tijdens het uitgaan. Dat zegt bijna zestig procent van de 200 ondervraagden. Een percentage van 37is op zijn hoede. Nog geen procent voelt zich onveilig. In de horecagelegenheden noemt 71 procent zich zelfs veilig en zeventien procent is altijd alert. Niemand kruiste het vakje 'onveiligheid' aan

Uit de steekproef blijkt dat 65 procent van de studenten nooit slachtoffer van enige vorm van criminaliteit is geweest. De anderen hebben voornamelijk te maken gehad met fietsendieven. Bijna een kwart van de studenten heeft hier ervaring mee. Eén student is ooit beroofd, drie zijn aangerand en van zeven studenten is een portemonnee gestolen. In de categorie 'anders, namelijk:' reppen veertien studenten van vechtpartijen en lastiggevallen worden. Het percentage dat ooit getuige is geweest van enige vorm van criminaliteit ligt weer hoger: 54 procent. Met name opstootjes, slaande ruzies en geweld op straat worden veel genoemd. Ook het jatten van fietsen wordt regelmatig gade geslagen.

Supervet dansen

Wat is je favoriete uitgaansplek in Utrecht? Voor de meeste ondervraagden is dat Tivoli, op de voet gevolgd door The Jam. Verliezer is de Woolloomooloo. "Hier begrijp ik niets van."

Met twintig procent van de stemmen komt Tivoli als grote winnaar uit de bus. “Supervet”, roept Lieke Timmermans, die over de public relations van het uitgaanscentrum gaat. Wanneer ze de rest van het kantoor deelgenoot maakt van het goede nieuws, gaat er een luid gejuich op. “Studenten zijn onze belangrijkste doelgroep, dus we zijn erg blij met deze uitslag. We doen altijd ons best om bands te programmeren die studenten leuk vinden. Ook Pop-o-Matic, op de donderdagavond, is speciaal gericht op studenten. We doen er dus alles aan om het hen naar de zin te maken!”

Met zeventien procent van de stemmen belandt The Jam net onder Tivoli op de tweede plaats. Niet slecht voor een disco die pas twee jaar bestaat: “Ik ben hier erg blij mee”, zegt manager Sammy Gergin. “Het is een heel goed teken. We zijn het laatste jaar veel met studenten bezig geweest. Ik denk dat The Jam op dit moment de enige echte studentendiscotheek in Utrecht is. De Woo en Tivoli richten zich toch op een bepaald type student. In The Jam kan iedereen terecht. Verder draaien bij ons bekende dj’s als Jeroen Post. Dat vinden studenten leuk.”

Tot slot de plek waar Utrechtse studenten zich liever níet vertonen. Met 21 procent van de stemmen is de Woolloomooloo, beter bekend als ‘de Woo’, door de ondervraagde studenten verkozen tot slechtste uitgaansplek. “Hier begrijp ik echt niets van”, zegt Roderick Reimers, bestuurslid van de Woolloomooloo. “Deze uitslag verbaast me zeer. Het zit hier elke avond helemaal vol.” Maar voornamelijk met corpsleden, toch? “Nee hoor, het publiek van de Woo is juist heel gemêleerd. We brengen ons zelf ook naar buiten als een kroeg voor alle studenten uit heel Nederland. En dat zijn we dus ook. Het is hier gewoon leuk en gezellig.”

Fleur Baxmeier

Onderwijsprijs is geen Windowdressing

Wim Dictus (47) werd voorgedragen door de Utrechtse Biologen Vereniging. Hij geeft les in biodiversiteit, zoölogie en embryologie bij Biologie. De Docent van het Jaar vindt dat de prijs echt wel wat voorstelt: "Alle genomineerden worden door hun eigen afnemers naar voren geschoven. Daarvoor moeten die studenten een behoorlijke inspanning leveren, die ik hartverwarmend vind. Alle genomineerden zijn dus kanjers. Ik zie de voordracht als een down topwaardering, en de uiteindelijke uitverkiezing door de jury als een top downwaardering. Overigens delen mijn collega’s in de eer: juist door het samen te doen, stimuleer je elkaar en houd je plezier in je werk.”

De prijswinnaar gaat er vanuit dat de docentenprijs met bijbehorende conferentie niet slechts *windowdressing* van de universiteit is, zoals sommigen beweren. “De rector roept al jaren dat onderwijs *core business* van de universiteit is. Gispen benadrukt daarbij ook altijd dat je carrière kunt maken op grond van goede onderwijskwaliteiten. Helaas ken ik daar tot op heden nog maar één voorbeeld van: de voorzitter van de jury voor de docentenprijzen Rob van der Vaart. Bij Biologie is er in de praktijk nog niet echt iets van terecht gekomen. We hebben nog een lange weg te gaan.”

“Met name door de introductie van het bachelor-mastersysteem en de onderwijsvernieuwing die daarmee gepaard ging, is het onderwijs geleidelijk niet meer het klassieke ondergeschoven kindje aan de universiteit", zegt Dictus die sinds 2002 bachelorcoördinator van Biologie is. "We werken nu veel meer met interactief leren. Bij hoorcolleges blijft maar vijf procent van de aangeboden stof hangen, bij het zelf presenteren van een onderzoekje kan dat oplopen naar tachtig procent. Het zelf geven van onderwijs is dus de beste manier om onderwijs te krijgen.”

Dictus zoekt voortdurend naar manieren om studenten te prikkelen met de stof bezig te zijn. “Ik haal actuele discussies aan, zoals cloneren of IVF-behandelingen. Dan kun je je vak doceren aan de hand van aansprekende voorbeelden. Ik probeer alles te visualiseren: alleen tekst wordt gauw saai. Sommige dieren wisselen tijdens hun leven van sekse. Dan kun je plaatjes laten zien van de betreffende vissen of salamanders, maar ik toon ook een vakantiefoto van mijn reis naar Thailand waarop ik poseer tussen twee transseksuelen. Houdt ze wakker!”

“Evaluatie hoort bij goed onderwijs. Goed luisteren naar studenten. Een geval van doorgeslagen onderwijsvernieuwing was de cursus waar negen presentaties in zaten, waarbij iedereen een paar keer aan bod kwam. Dat heb ik fout ingeschat en na de evaluatie dus bijgesteld. Onderwijs moet voortdurend bijgesteld worden.”

Hoewel docenten niet per se zelf onderzoek hoeven te doen, kan universitair onderwijs niet op zichzelf staan, vindt Dictus. "Docenten moeten wel hun vak bijhouden, en er moet onderzoek vertegenwoordigd zijn in de groep waar een docent bij hoort. Zodat studenten daar ook praktische ervaring op kunnen doen.”

Wanneer is Dictus zelf tevreden als docent? “Ik ben blij als studenten geraakt worden door mijn vak.”

De Eurorie van het jonge talent

De 34-jarige Hans Van de Velde - 'Van moét met een hoofdletter' - is Jong Docenttalent van het jaar. Hij is docent bij de opleiding Taalwetenschappen en zijn specialisme is sociolinguïstiek. Dat betekent onder meer dat hij altijd op zoek is naar de relatie tussen taal en maatschappij. Van de Velde werd voorgedragen door studievereniging Babel. Zijn euforie in 11 vragen:

*Een trotse winnaar?* "Zeker. Je steekt veel tijd en energie in onderwijs, en vraagt je wel eens af of je het wel goed doet. Uit de voordracht door studenten blijkt een enorme waardering. Dat ik uiteindelijk de prijs ook gewonnen heb, is ook weer leuk, want kennelijk is ook het college van wijzen enthousiast."

*Je leukste onderwijsmoment?* "Wow... Een specifiek moment weet ik niet, maar ik krijg een kick als een zwakkere student laat zien dat ‘ie het begrepen heeft.'

*Je slechtste onderwijsmoment?* "Toen ik als pril docentje een collega verving, scoorden de studenten bij het eerste deeltentamen gemiddeld een 4,6. Dat was schrikken: wat was hier verkeerd gegaan? Ik heb veel geleerd van het openhartige gesprek dat ik toen met studenten had."

*Wat zou je doen als je rector was?* "Oei, misschien valt nu de hele faculteit Letteren over me heen, maar ik zou de hele universiteit concentreren in De Uithof. Lekker dicht bij de bieb. Het is wel leuk hier in de binnenstad, maar ik wil makkelijker contact kunnen leggen met mensen van andere vakgebieden. Om de brede academische honger te stillen moet je nu veel organiseren. Het valt vast tegen als je op De Uithof werkt, maar nu kom ik nooit toevallig een psycholoog of geneticus tegen voor een praatje."

*Blijf je werken als je de loterij wint?* "Ja! Liefst ga ik dan iets meer onderzoek doen, maar altijd in combinatie met onderwijs. Zo’n twee cursussen per jaar, zodat ik aan studenten kan doorgeven met welke leuke en spannende dingen ik bezig ben."

*Wie is je grote academische voorbeeld?* "Qua onderzoek is Labov, de grondlegger van de sociolinguïstiek, mijn grote voorbeeld. Hij is nu 75 en nog steeds inspirerend, ook door zijn koppeling van onderzoek aan maatschappelijke problemen."

*Wat is het beste advies dat je ooit kreeg?* "Mijn vader zei dat ik niet op jonge leeftijd al moest overstuderen. Ik moest op school niet op mijn maximale studeercapaciteit zitten, zodat ik er op de universiteit tenminste nog een schepje bovenop kon doen. Hij had groot gelijk!"

*Wat is het laatste boek dat je hebt gelezen?* "'Alle uitbarstingen' van Geert van Istendaal. Een verzamelbundel met zijn columns en zeer geschikt voor op het toilet. En een wijnencyclopedie. Tijd voor romans heb ik helaas niet."

*Hoe ben je als je dronken bent?* "Oh, dat is lang geleden! Ik word nog gezelliger, krijg meer *babbelwater* en word ook wel een beetje een verleider."

*Wat is je favoriete tv-programma?* "Het Belgische nieuws en Jack Frost."

*Wat wil je nog bereiken?* "De grote Docentenprijs!"

Het V-gevoel van Maartje en Rommert

Sinds anderhalf jaar is ze zich meer bewust van haar eigen kwetsbaarheid en voelt ze zich minder vrij. Dat is het gevolg van haar reiservaringen. "Ik ben in Guatemala geweest en daar heb ik geleerd alert te zijn. Datzelfde gevoel, die innerlijke angst, heb ik sindsdien af en toe in Utrecht. Bijvoorbeeld als ik op een niet-uitgaansavond een tijdlang door een zwerver achtervolgd wordt. Op uitgaansavonden vind ik Utrecht heel veilig, maar als je een keer op maandag laat over straat gaat is de stad echt stil en verlaten." Met de fiets voelt ze zich doorgaans heel veilig, maar ook dan let ze goed op en trapt hard door. “Als ik me niet veilig voel, ga ik een liedje zingen of ik steek een sigaret op.”

Rommert de Bruijn (26), achtstejaar Cognitieve Kunstmatige Intelligente, loopt nu makkelijker rond dan toen hij hier zeven jaar geleden kwam wonen. "Eerst schrik je nog van een dealende junk, maar als je merkt dat hij je met rust laat, is er niks aan de hand." Verder luidt zijn devies: 'als je niet op zoek bent naar rottigheid, kun je hier gewoon je gang gaan'. En als hij eens in hachelijke situatie verzeild raakt, zet hij zijn eergevoel opzij en voorkomt zo ruzies. Verder gaat hij eventuele problemen uit de weg door bepaalde horecalokaties links te laten liggen. Zo gaat hij niet naar Bad Boyz, omdat hij niet weet wat hij daar binnen kan verwachten. Tot slot: wie zijn veiligheid garandeert, kan rekenen op zijn waardering. "Ik geef zelden fooien, maar wel aan portieren, als teken van appreciatie."

CN

De Jury

De organisatie van het Uur U laat de juryleden vrij in hun aandachtspunten. Jurylid Bart Snoeren (student kunstmanagement en één van de organisatoren van het Metropolisfestival in Rotterdam): “Natuurlijk houden we wel richtlijnen aan. Compositie bijvoorbeeld. Ook de manier waarop de band zich presenteert is erg belangrijk.”

Rebecca van Vuure is programmeur van poppodium Tagrijn in Hilversum en let daarom vooral op de live-performance van de bands. “Ik heb veel te maken met beginnende bands dus daar heb ik wel een beetje kijk op. Zit het optreden goed in elkaar? Hoe ziet het eruit? En vooral: brengt het mijn hart een beetje op hol?”

Volgens het derde jurylid, popjournalist Ingmar Griffioen (onder andere voor het Utrechts Nieuwsblad) is het voor de jury geen probleem om de uiteenlopende muziekstijlen tegelijkertijd te beoordelen. “Het gaat om de overtuigingskracht van een band. Die stijgt boven muziekgenres uit.”

Ook de instrumentbeheersing speelt natuurlijk een belangrijke rol. Snoeren: “Hoewel een slechte zanger vaak meer invloed heeft op het eindresultaat dan een slechte basgitarist.”

Volgens de juryleden is de kwaliteit van de deelnemers bij het Uur U over het algemeen hoog. Snoeren: “Je ziet bij sommige bands dat ze nog veel groeipotentie hebben.” En dat maakt het leuk om naar te kijken, vindt Van Vuure: “En leuk om te jureren. Ik ben altijd benieuwd naar de muziek uit de omgeving. En het is leuk om met collega’s te discussiëren en te praten over muziek.”

Die discussies ontaarden tot nu toe niet in ruzie. Griffioen: “De winnaar van de avond is meestal makkelijk aan te wijzen. We hebben nog geen meningsverschillen gehad.”

NoNeedles: ‘Op het podium knallen we’

Het Uur U is een competitie tussen Utrechtse bandjes. De tweede voorronde is afgelopen weekeinde geweest. Wie de wedstrijd wint, mag naar het Geheim van Utrecht of zelfs naar de Grote prijs van Nederland. Het U-blad volgt muzikale studenten in het Uur U. Vandaag aflevering 2: Funkrockband NoNeedles deelt handtekeningen uit. ‘Als we niet optreden krijgen we de kriebels.’

De band speelt vanavond als laatste. De concurrentie kan dus uitgebreid beluisterd en bekeken worden. “Ik had al even op de websites gekeken”, zegt Vincent. “En die zien er goed uit.”

Frank vindt het wel prettig om als laatste te spelen. Jasper: “Het is zondagavond en het is rotweer. Het kan zijn dat de mensen het zat zijn als wij moeten spelen en al naar huis zijn. Aan de andere kant: de mensen die er nog wel zijn, zijn waarschijnlijk al lekker los.”

Geen naalden

NoNeedles speelt rockmuziek met een funky ondertoon. Zanger Vincent rapt daaroverheen en gebruikt zijn stem als menselijke beatbox en om scratch-effecten mee te maken. Er komen geen naalden van platenspelers aan te pas: no needles dus. De tweede demo, The New Fragrance, is net uit. Kunstacademiestudent en drummer Frank ontwierp het strakke logo, de nieuwe website en de videoclip.

De band speelde, voordat bassist Jasper en gitarist Marcel de gelederen kwamen versterken, voornamelijk boze metal. Met de nieuwe samenstelling ging NoNeedles meer de kant op van funky, hiphopachtige muziek. Maar wel met een stevige rockondergrond. “Het is minder brullerig geworden”, vindt Jasper.

En daar zijn alle bandleden blij mee. “We hoeven de wereld niet meer zo nodig te veranderen”, zegt Vincent. Toch blijven zijn teksten politiek getint en zijn op de website links te vinden naar bijvoorbeeld Witness en Amnesty International. “Ik schrijf wat ik voel, waarover ik nadenk”, legt Vincent uit. “Ik kan geen nummer schrijven over een onderwerp waar ik niks mee heb.” En dat werkt voor de hele band. Jasper: “Bij ons nieuwste nummer 'Mood Swings' was het bijna eng hoezeer de tekst van toepassing is op ons allemaal.”

De voorronde van vanavond zien de bandleden vooral als een mogelijkheid om op te treden. Vincent: “We spelen alsof we zijn gevraagd om een show te geven. Maar we vergeten natuurlijk niet dat het een wedstrijd is.” Daarom wordt er flink gebaald als het optreden een volle minuut uitloopt. “Dat kost strafpunten”, voorspelt Marcel.

Elke band krijgt twintig minuten de tijd om een indruk te geven van hun repertoire. “We willen de essentie van NoNeedles neerzetten in die korte tijd”, vertelt Vincent. “Dat is best moeilijk en daardoor intensief.”

De bandleden van NoNeedles gáán voor het optreden. “Er zijn veel bands in Utrecht en weinig plekken om op te treden”, legt Jasper uit. “En een demo zegt ook niet alles. Die is heel anders dan onze liveshows. Op het podium zetten we iets neer en knalt het. Op de demo kun je natuurlijk meer effecten gebruiken.” Toen de band vier maanden geen optreden had gegeven, kregen alle leden de kriebels. “We zijn op elkaar ingespeeld, kennen elkaar goed. Dat willen we laten horen”, aldus Jasper.

Zweten

Vlak voor het optreden gaan de bandleden steeds sneller praten. “Op het podium staan is vooral leuk”, houdt Jasper vol. “Maar ik ga wel steeds meer heen en weer lopen.” In de kleedkamer worden nog snel wat bierflesjes geopend aan een achtergebleven muziekkoffer. Marcel is van alles kwijt en Vincent schrijft voor iedereen de playlist op een briefje. Jasper speelt geluidloos en razendsnel in op zijn gitaar.

Vincent kleedt zich om in een witte broek, witte trui en witte schoenen. Marcel heeft vanavond als thema ‘skiën’ en draagt dus een skibril, skimuts en een héle warme skibroek. Jasper trekt juist wat uit en speelt in een wit hemd. Frank maakt zich alleen druk over het zweten op het podium. Er worden doeken en flessen water klaargezet. Jasper: “Toen ik een keer teveel gel in mijn haar had, zweette ik het eruit en liep het allemaal in mijn ogen. Dat nooit meer.”

Organisator Nicole Hoevenaars van Mana Music informeert of de heren klaar zijn om te beginnen. “Nog één minuut”, roept Marcel. “Veertig seconden”, reageert Nicole.

Tijdens het eerste nummer is de stem van Vincent niet te horen in de zaal. Maar het probleem wordt opgelost. Jasper speelt basgitaar met een brede lach op zijn gezicht. De bandleden letten op elkaar en geven elkaars seintjes. Er wordt heen en weer gesprongen en zelfs een stukje ouderwets gehiphopt.

De muziek klinkt strak, de band is enthousiast. Vooral de geluidseffecten die Vincent met zijn mond maakt, vallen in de smaak. Steeds meer mensen in het publiek beginnen te dansen. Uitwisselingsstudent Nathalie stond natuurlijk meteen al vooraan. “Great music!”

Na het optreden moeten de bandleden nog wat adrenaline kwijt en dansen op de muziek van dj Buurman. Alleen drummer Frank zit rustig te wachten op de jury. Als de plus- en minpunten van elke deelnemer worden opgenoemd, is het al wel duidelijk. En dan wordt er gelachen, wordt er gedanst, worden wildvreemden omhelsd en handtekeningen uitgedeeld: NoNeedles is door naar de halve finale.

Daar komt de viermansformatie ska-band The Shenanigans, uit de eerste aflevering van deze serie, weer tegen.

Eva Houtsma
Deel 1 over het Uur U stond in U-blad 13 van 27 november 2003

De band:

Zang, human beatbox en vocale scratcheffecten: Vincent van de Velde (27), alumnus theater-, film- en televisiewetenschappen.

Basgitaar: Jasper Haenen (24), student planologie

Gitaar: Marcel Gahrmann (26)

Drums: Frank Duynisveld (23), student Kunstacademie

'Doen alsof je op een bank gaat zitten, dat is de schaatshouding'

Voor krabbelaars en klapschaatsers

De trainingsavonden van Softijs zijn zeer geschikt voor beginnende krabbelaars, maar ook studenten die een vijfhonderd meter onder de veertig seconden rijden zijn er op hun plek. En dan geeft de voorzitter ook nog privé-les.

Softijs vult die anderhalf uur met schaatslessen. De aanwezigen zijn opgedeeld in tien lesgroepjes van oplopend niveau, die allemaal worden begeleid door een eigen leraar, ook een Softijslid. Voorzitter Alex de Beer heeft groepje één, de echte beginners, onder zijn hoede. De opkomst is niet bijzonder hoog. Softijs kan eigenlijk heel dringend wel wat nieuwe leden gebruiken. Maar dat heeft als positief effect dat de drie studenten die er zijn en er inderdaad niet zoveel van kunnen, zo ongeveer privé-les krijgen. De bestuursleden sloven zich behoorlijk uit en duwen een van de meisjes rondenlang over het ijs. Ze blijkt een toevallige bezoeker die al jaren niet heeft geschaatst en is enigszins verbaasd over de aandacht die ze krijgt. "Ik kom gewoon toevallig langs en iedereen is zo aardig."

Iedere Nederlander leert als kind schaatsen en vierdejaars scheikunde Thierry Kortekaas heeft vroeger wel eens op ijshockeyschaatsen gereden. Maar nu wil hij echt leren schaatsen. En een zeker talent kan hem niet ontzegd worden. Zijn rondjes duren een paar minuten, maar hij zet door. Gedurende het lesuur is al te zien dat hij vooruit gaat. Dat geldt bepaald niet voor zijn collega in groepje één. Een meisje met zeer veel wilskracht, maar met even weinig talent. Glijden of afzetten zal ze voorlopig niet leren. "Ga op de bank zitten, zonder de bank te raken", zegt leraar De Beer tegen haar in een bijna moedeloze poging om haar de schaatshouding bij te brengen. Het gaat haar moeizaam af. Maar ook zij zal het misschien ooit leren.

Dat stadium is Alberto de Nicolo, student natuurwetenschap en innovatiemanagement, inmiddels allang voorbij. Hij begon vorig jaar in groep twee. Net iets beter dan de absolute beginners. Maar hij was al jarenlang iedere zomer actief op zijn skates. De Nicolo is inmiddels gepromoveerd naar groep vier, een groep die allerlei evenwichtsoefeningen doet en met de armen gespreid als een soort vliegtuig over de baan gaat. Verder werkt hij vooral aan zijn bochtentechniek. Skeeleren is eigenlijk gemakkelijker te leren dan schaatsen, vindt hij. "Met een schaats glijd je weg op het ijs en een skeeler is stabieler." Verder maakt hij de reis vanuit Woerden per auto vooral voor de gezelligheid.

Klapschaatsen

Schaatsen heb je nooit helemaal onder de knie en ook de toppers van de vereniging Softijs krijgen nog les. Dit zijn echte schaatsers die een vijfhonderd meter onder de veertig seconden rijden. Zij zitten in groepje tien. Zij worden getraind door Ilse Hoogland, een schaatster uit het topsportklasje van de hogeschool van Utrecht. Het trainen van zo'n groepje toppers, die op klapschaatsen door de binnenbocht suizen, is fysiek beduidend minder inspannend dan het begeleiden en rondrijden met de beginners uit groep één. Hoogland staat langs de kant als een echte schaatscoach, geeft ze wat technische tips, maar laat ze vooral heel hard schaatsen.

Hoogland heeft zelfs nog tijd om EHBO te verlenen aan iemand van groepje zes, die over de boarding vliegt en behoorlijke bloeduitstortingen in zijn gezicht oploopt. Maar het lijkt allemaal erger dan het is.

Softijs houdt zich niet alleen maar bezig met lessen. Vrijwel wekelijks nemen leden deel aan marathons en langebaanwedstrijden. En er zijn natuurlijk ieder jaar de clubkampioenschappen en de Nederlandse studentenkampioenschappen. In de zomer organiseert Softijs skate- en looptrainingen.

Behalve de kou, is het enige minpuntje van zo'n Softijsavond dat de kantine al dicht is als de schaatsers stoppen. Maar dan staan er gelukkig grote emmers met thee klaar voor de vermoeide schaatsers.

Jurgen Swart

Studentenenquête legt drama kamernood bloot

Studenten vellen in de deze week verschenen Keuzegids Hoger Onderwijs een vernietigend oordeel over de kamermarkt in de meeste steden. Het is dan ook zeer de vraag of de plannen van minister Dekker op korte termijn soelaas kunnen bieden.

De jaarlijkse studentenenquête van de deze week verschenen Keuzegids Hoger Onderwijs is in feite de zoveelste bevestiging van een vertrouwd en berouwd beeld. Met name de 'onversneden kamernood' in Amsterdam en Utrecht ontkomt niet aan de toorn van de door Research Voor Beleid en Choice geënquêteerde studenten.

Het is ook om moedeloos van te worden. De hoofdstad kent een studentenpopulatie van bijna 80.000, terwijl Utrecht bijna 60.000 studentenzielen telt. Bij het ontbreken van een groot en goed aanbod volgen er dan ook uitwassen: prijzen die zo tegen de 340 euro lopen (Amsterdam) en waar je dan ook zomaar veertig maanden op moet wachten. En dan hoef je nog niet op een ruime suite te rekenen. Het wordt eerder een bezemkast. Utrecht staat er qua kamers net iets minder beroerd voor, maar met een kamerprijs van rond de 300 euro en een zoektijd van rond de veertig maanden ook daar is de overall score ronduit slecht.

Qua zoektijden is het daarmee volgens de onafhankelijke cijfers van de Keuzegids nog beroerder dan de LSVb dit voorjaar schatte: de bond hield de lengte van de speurtocht in Utrecht en Amsterdam op een maand of dertig.

Naast de klassieke rampsteden zijn er meer plaatsen waar het voor de student onderhand spijtig is dat het Nederlandse klimaat een slaapplaats onder een willekeurige brug niet toestaat. Ook in Leiden, Groningen en Haarlem maakt de kamermarkt een overspannen indruk.

Het beeld in Haarlem en Leiden lijkt op prijsgebied op dat van Amsterdam: studenten moeten niet schrikken als ze maandelijks 340 euro moeten betalen. Wel zijn ze sneller aan de beurt. In Groningen zijn studenten van oordeel dat de markt slecht is, maar de markt staat er lang niet zo desastreus voor als die van Amsterdam en Utrecht: de wachttijd blijft er onder de twintig maanden en de prijs ligt rond de 270 euro.

Onderhuur

Afgelopen jaar werd het er door de koppelingswet niet beter op. Eerstejaars die een kamer scoorden via de onderhuur en dus niet ingeschreven stonden op het adres waar zij woonden, kregen een waarschuwing: zoek een andere kamer of schrijf je goed in, of je kunt je uitwonendentoelage vaarwel zeggen.

Deze 'koppelingswet' kan verstrekkende gevolgen hebben voor verhuurders die zelf huursubsidie hebben. Zodra is vastgelegd dat er met de huurwoning inkomsten worden gegenereerd, is het - grotendeels - einde oefening voor de rijkstoelage.

Het is niet dat the powers that be niet bekend zijn met het fenomeen: studentenbonden schreeuwden de afgelopen jaren om uitstel van de koppelingswet, GroenLinks loopt al jaren rond met een huisvestingsplan dat huursubsidie voor kamers mogelijk maakt. Hoewel de Tweede Kamer diverse moties heeft aangenomen, hebben de diverse regeringen de huursubsidie steeds van zich afgeschoven. Met oude koek en 'overlegjes' met studenten wordt het dure GroenLinks-plan steeds over de horizon geschoven, met dank aan de regeringsfracties.

Een kwestie van pappen en nat houden op bestuurlijk niveau dus. Hoewel minister Dekker van Ruimtelijke Ordening daar anders over zal denken. Die ziet geen kamernood, maar een doorstroomprobleem. In haar actieplan van vorige maand rept de bewindsvrouw zelfs van "een overschot van 4000 onzelfstandige wooneenheden", ware het niet dat er 35.000 afgestudeerden in hun hokje vaak tevergeefs zitten te wachten op een doorstroomwoning.

Campuscontract

En dus koos minister Dekker in haar plan voor de verschuiving van het probleem: afgestudeerden moeten gedwongen kunnen worden hun kamer te verlaten, via een zogenaamd campuscontract. Nog zo'n idee: om de particulier over de streep te trekken om bijvoorbeeld de leegstaande ruimte boven de zaak klaar te maken voor bewoning, zou het mogelijk moeten zijn lastige studenten te kunnen lozen.

Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) heeft de minister in een brief al laten weten vooralsnog niet op een dergelijke constructie te zitten wachten. De gematigde studentenbond wil eerst nieuwe woonruimte zien, voor het campuscontract tot de opties kan behoren.

Maar bij het campuscontract alleen blijft het niet. Dekker wil ook dat de rijke corporaties in de buidel tasten om nieuwe kamers te realiseren. Terwijl huursubsidie er niet in zit. Frontman Gijsbert Mul van studentenhuisvestersvereniging Kences vraagt zich af of Dekker met een echt actieplan wil komen, en niet met een " papieren tijger."

Gelukkig is het voor niet alle studenten kommer en kwel. Wie rampsteden Utrecht en Amsterdam als potentieel thuis links laat liggen en voor de provincie kiest, kan hier en daar nog altijd goed uit de voeten. Natuurlijk is het vinden van een mooi hok in Groningen of Maastricht ook geen fluitje van een cent, maar in Enschede, Leeuwarden, Eindhoven en Wageningen is het redelijk te doen.

Enschede voert wat kwaliteit betreft de lijst van de Keuzegids aan. De kamers zijn met een prijspeil van rond de 165 euro relatief goedkoop en de wachttijd is korter dan drie maanden. Maar wat de gemiddelde randstadstudent daar aan heeft....

HOP, Thijs den Otter

Slecht, slechter, slechtst

Natuurlijk voeren Amsterdam en Utrecht de lijst van kamernood aan. De langste wachttijden, de hoogste huren. In Leeuwarden is het het beste toeven voor kamerbewoners. De prijzen hangen rond de 200 euro en de wachttijd zit onder de 2,5 maand. Met het spreekwoordelijke noordelijke optimisme zit het goed: de studenten geven het rapportcijfer zes. Ook Eindhoven doet het lang niet slecht. Maandelijks kost een kamer er rond de 235 euro en de wachttijd ligt onder de vijf maanden. Het voordeel van de Delftse kamermarkt is dat studenten er redelijk snel een dak boven hun hoofd hebben. Maar daarvoor moeten ze dan wel betalen, want de kosten liggen rond de 300 euro per maand. De Nijmeegse studenten zijn ronduit ontevreden over de kamermarkt. Ze geven een vier als rapportcijfer. Toch vallen prijsniveau - rond de 235 euro - en wachttijd - rond de tien maanden - eigenlijk mee. Vergeleken met de drama's elders althans.

Campuscontract

Als de minister van Volkshuisvesting een campuscontract een wettelijke status geeft, dan zullen de nieuwe studentbewoners van de Cambridgeflat en die van de toekomstige wooncomplexen in De Uithof in Utrecht er ook aan moeten geloven. De studenten tekenen gelijk met hun huurcontract voor het einde ervan. Voor zover bekend moeten bewoners met een campuscontract zes maanden of een jaar na het beëindigen van hun studie hun kamer uit. Behalve studentenorganisatie ISO is ook de studentenvakbond LSVb tegen de tijdelijke huurcontracten. Zo lang er geen mogelijkheden voor studenten zijn om na de studie door te stromen naar een andere woning of kamer, is een campuscontract geen oplossing voor de kamernood.

Respect voorkomt ziekteverzuim

Werknemers die zich ziek melden omdat zij zich onrechtvaardig behandeld voelen, doen dat niet om tegen die behandeling te protesteren, maar omdat de stress hen teveel is geworden. Zij zijn dus echt ziek, concludeert Elpine de Boer uit onderzoek onder meer dan duizend werknemers in Nederland en België.

Een tweede misverstand dat De Boer met haar onderzoek uit de weg wil ruimen is dat het gevoel onrechtvaardig behandeld te zijn uitsluitend wordt veroorzaakt door concrete verschillen in salaris en waardering ten opzichte van directe collega's. Een gebrek aan respect van de kant van de leidinggevende speelt volgens haar zeker zo'n belangrijke rol bij het ontstaan van stressklachten bij werknemers. Ook het ontbreken van goed functionerende vormen van medezeggenschap wordt als negatief ervaren.

Opvallend is dat er een duidelijk verschil bestaat tussen de seksen. Zowel mannen als vrouwen hebben moeite met een weinig respectvolle benadering door de leidinggevende en met een tekort aan medezeggenschap. Ten aanzien van verschillen in salaris ligt dat echter anders. Vrouwen worden er niet koud of warm van als een collega iets meer verdient. Voor mannen is het idee in salaris benadeeld te worden wel een bron van stress.

Al met al concludeert De Boer, die deze week in Utrecht promoveerde, dat tot nu toe in het onderzoek te weinig aandacht is besteed aan gezondheidsproblemen van werknemers als reden om zich ziek te melden. Zij adviseert werkgevers, die het ziekteverzuim in hun bedrijf willen terugdringen, om meer tijd en moeite te besteden aan het onderhouden van een goede relatie met hun werknemers en ze niet te behandelen als 'nummers'.

FT