Achtergrond

Gedragscodes werken vaak niet

Gedragscodes ter bestrijding van rassendiscriminatie werken vaak niet. Dat blijkt uit onderzoek van de Wetenschapswinkel Rechten. De leidinggevenden zien meermaals niets in zo'n code, en maken haar soms niet eens bekend.

Het onderzoek werd gedaan in opdracht van het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie. Onderzoeker Ph. Stevens interviewde P&O-medewerkers, leidinggevenden en vertrouwenspersonen van de gemeentelijke diensten van Amsterdam en Rotterdam. In november bracht ze haar onderzoeksrapport uit.

Hoewel er al verschillende wettelijke antidiscriminatiebepalingen bestaan, acht Stevens het zinvol daarnaast nog gedragscodes te hanteren. Eigen regels zijn laagdrempeliger en het invoeren van zo'n code kan een positieve invloed hebben op het werkklimaat, meent de juriste.

Maar zo'n code heeft alleen effect als ze ook gedragen wordt door de leidinggevenden. Deze immers moeten de code onder het personeel bekend maken, voorlichting geven en toezien op handhaving van de regels. In de meeste door Stevens onderzochte organisaties is daarvan geen sprake: als er al een gedragscode is, dan heeft die weinig betekenis. Van anti-discriminatiebeleid is nauwelijks sprake.

In een ambtenaren-omgeving is een dergelijk beleid echter wel noodzakelijk, omdat discriminatie er meer kansen heeft, aldus de Rechtenwinkelier. Een ambtenarenbestaan is doorgaans een 'life time employment'. Dat heeft tot gevolg dat ambtenaren minder gauw ontslag zullen nemen, ook al zijn ze slachtoffer van discriminatie. Anderzijds is er een hoge ontslagbescherming, waardoor discriminerend gedrag langer kan voortwoekeren.

AH

Strijd om Utrechtse korfbalselectie snel gestreden

Aan de vooravond van het Europesees studentenkampioenschap

In december proberen Utrechtse korfballers Nederlands studentenkampioen te worden. Dat zou voor de Europees studentenkampioen van vorig jaar eigenlijk geen probleem moeten zijn. Korfbalvereniging Hebbes riep alle korfbaltalenten op voor een selectiewedstrijd.

De eindronde van de NSK is in april in Amsterdam, maar eerst moeten de kwalificaties worden overleefd. Naar de voorrondes, die deze maand plaatsvinden, worden drie Utrechtse teams afgevaardigd. Twee universitaire teams en een hbo-team.

Vrijwel alle deelnemers aan de selectiewedstrijd zijn al verzekerd van een plekje in een van de teams. Dat komt de spanning natuurlijk niet ten goede. Hebbes-bestuurslid Pim Horstman weet zelfs al vrij zeker in welk team hij zal worden ingedeeld. "Ik probeer natuurlijk in het eerste te komen, maar ik hoor in het tweede." Als die spanning groter zou zijn geweest, was er waarschijnlijk nog geen sprake van bloed aan de korf. Korfbal is tenslotte in de jaren twintig van de vorige eeuw door een Amsterdamse onderwijzer ontwikkeld als een niet-agressieve, gemengde wedstrijdsport.

Samenspel

De selectiewedstrijd van deze avond is een doorlopende wedstrijd van de universiteit tegen de hogeschool. De uitslag van de wedstrijd doet niet ter zake. De twee leden van de Technische Commissie van Hebbes, Merel Ooms en Geert Jan Heemveld, willen zoveel mogelijk verschillende spelers aan het werk zien. Onder leiding van die technische commissie worden om het kwartier acht nieuwe spelers ingebracht. Ooms en Heemveld bepalen vervolgens de indeling van de teams.

De beoordeling van de spelers is geen gemakkelijke taak, want veel spelers kennen elkaar niet en het samenspel verloopt moeizaam. Er wordt weinig gescoord. Maar de vriendelijkheid blijft. De glimlach lijkt vastgeplakt op sommige gezichten. Verschillende verdedigende acties maken een kolderieke indruk, maar zijn zo in de regels vastgelegd. En verder stijgt de bewondering voor de spelers en speelsters die van grote afstand de bal in de korf weten te mikken.

Istanbul

Het bestuur van Hebbes hoopt dat zo'n selectiewedstrijd korfballers aantrekt die bij verenigingen elders in Nederland in hogere klassen spelen. En dat die korfballers vervolgens zo gecharmeerd raken van Hebbes dat ze direct lid worden van de Utrechtse studentenvereniging - maar het is de vraag of dat zal gebeuren. Er lopen bij de selectiewedstrijd namelijk behoorlijk wat spelers rond die het Hebbes-niveau duidelijk ontstijgen.

De studentenkorfbalvereniging zou die betere korfballers goed kunnen gebruiken. De vereniging die twee jaar geleden als eerste Nederlandse studentenvereniging de eerste klasse wist te bereiken, is weggezakt. Het is het onvermijdelijke lot van een succesvolle studentenvereniging. De toppers studeren af en moeten dan een andere vereniging zoeken. Dat overkwam Hebbes zelfs twee seizoenen achter elkaar. De vereniging speelt nu in de derde klasse met een heel jong team met weinig routine.

Voor de spelende leden van Hebbes is de aanwezigheid bij deze selectiewedstrijd van betere korfballers natuurlijk een stuk minder plezierig. De nieuwelingen eisen plaatsen op in het Utrechtse universiteitsteam. Dat kan jammer zijn, want er staan nog meer leuke toernooien op het programma.

Binnenkort is er weer een selectiewedstrijd, dan voor het Europees Studenten Kampioenschap. Vorig jaar reisden twee Utrechtse teams voor dat EK af naar Istanbul. Daar wisten de Utrechters de Europese titel te veroveren. Nu is korfbal in de meeste landen niet zo'n erg vooraanstaande sport dus de verrassing was niet zo heel groot. Dit jaar is het Europees Kampioenschap op een minder exotische plaats. De planning is Antwerpen, maar er wordt waarschijnlijk uitgeweken naar Nederland.

Kleedkamer

Na een wedstrijd van een uur heeft de Technische Commissie genoeg gezien. Ooms en Heemveld maken hun selectie bekend tijdens het gezamenlijk douchen. Dat is een soort korfbalgeuzentaal en klinkt een stuk spannender dan het is. De dames en heren korfballers gaan in één kleedkamer, in dit geval de herenkleedkamer, op de banken zitten en wachten vol spanning op de uitslag. En die uitslag valt iedereen mee. Tranen vloeien er niet. Voor iedereen is een plaatsje weggelegd en de meeste mensen hebben ook heel aardig hun eigen kwaliteiten ingeschat. Bestuurslid Pim Horstman vertegenwoordigt de universiteit de komende maanden inderdaad in het tweede team.

Na de bekendmaking van de selectie zoeken de dames toch maar snel de douches in hun eigen kleedkamer op.

Jurgen Swart

'What about these Utrecht dudes?'

Debaters uit de Domstad spelen bijrol in Cambridge

Acht sprekers, twee juryleden en prachtig Oxford-Engels. Dat zijn de ingrediënten voor een succesvolle debatwedstrijd. Half november was Cambridge het toneel van een internationaal toernooi, waarin vier Utrechtse teams tevergeefs naar de prijzen dongen. Maar het feest was goed en de Guinness nog beter. "Now please sit down, sir."

"Ladies and gentlemen, the opposition has stated that prostitution should be banned. We don’t understand that. We think that prostitution is just a job, a fucking job I’d like to add." Gelach klinkt op in het kale kamertje in Cajus College. Even houdt Jan Rosing in, maar hij heeft nog maar een minuut en dus gaat de Utrechtse student in hoog tempo verder met zijn pleidooi voor de legalisering van prostitutie.

Na hem is het woord aan stadgenoot Thomas Hohne die de wettelijke erkenning van het oudste beroep ter wereld fel van de hand wijst. Het lijkt merkwaardig, twee Utrechtse studenten die zo heftig van mening verschillen over een zo weinig omstreden kwestie. En dat dan ook nog in het Engels. Maar zo vreemd is dat niet, want we zijn in Cambridge, waar 160 studenten uit drie werelddelen zijn neergestreken voor de jaarlijkse Inter-Varsity, één van Engelands meest prestigieuze debat-toernooien.

Liefst acht deelnemers uit de Domstad doen mee en vooral bij Utrecht A zijn de verwachtingen hooggespannen. Logisch, want Jan Rosing (rechten) en Klaas van Schelven (informatica) zijn geen kleine jongens. Vorig jaar bereikte het tweetal de kwartfinales tijdens de Europese Kampioenschappen in Zagreb en over ruim een maand vertrekken ze naar Singapore om mee te doen aan de Wereld Kampioenschappen. Maar dit weekend zit het tegen, want twee zware nederlagen in eerdere voorrondes hebben de Utrechters kansloos gemaakt voor een ereplaats. In deze laatste voorronde gaat het alleen nog om de eer. En uiteraard om directe concurrent University College af te troeven, want samen met teams uit Oxford en Londen zijn ook Thomas Hohne en Guido Camps van het UCU naar dit zaaltje gedirigeerd.

Shame, shame

Het tweetal van de London School of Economics - door het lot aangewezen om het thema te bepalen - opent de beraadslagingen en vrijwel meteen zijn we in het Engelse Lagerhuis beland. Het mister speaker, het members of the house en het onvermijdelijke hear, hear of shame, shame zijn niet van de lucht en regelmatig springen één of meer van de acht debaters overeind, de hand omhoog voor een, altijd correct geformuleerde, interruptie ("point of information, sir"), die overigens vrijwel steeds wordt weggewuifd. "No sir, thank you very much." En als de opponent aanhoudt, wat kribbiger: "Now please sit down, sir."

Als de eerste Londense spreker heeft duidelijk gemaakt waarom legalisering van prostitutie naar zijn mening absoluut noodzakelijk is, mag één van de twee studenten uit Oxford in vijf minuten het Londense betoog namens de oppositie onderuit te halen. Nadat ook de nummers twee van Londen en Oxford aan het woord zijn geweest, is het de beurt aan Utrecht A en het UCU. Wild gesticulerend en snel pratend verwijst Jan Rosing de argumenten van Oxford naar de prullenbak, waarna Thomas Hohne de vloer aanveegt met Rosings verhaal. Terwijl de twee juryleden naarstig aantekeningen maken, doen Van Schelven (“I ask this house to support the motion”) en Camps (“Ladies and gentlemen, I beg to oppose”) een laatste poging om de imaginaire toehoorders te overtuigen van hun gelijk. Dan worden handen geschud en keert de vrede weer.

Buiten het zaaltje bespreken de deelnemers hun prestaties in een uiterst sportieve sfeer. "I think my speech was absolute crap. You guys did much better." Jan Rosing kijkt bezorgd over het woord fucking dat hem ontglipte. Er werd wel gelachen, maar de vraag is wat de juryleden ervan vonden. Die buigen zich intussen over hun aantekeningen om de uitslag te bepalen. "Now what are we going to say about these Utrecht dudes?" Gewetensvol en streng wordt ruim een kwartier gedelibereerd over de vraag of de acht speeches voldoende ‘content’ hadden en of de teams de juiste strategie hadden gekozen. Want een grapje is leuk, maar met een toespraak zonder inhoud en structuur kun je het wel schudden. "That second London guy was a mess from the start. That wasn’t a speech, that was just five minutes train of thought." Het geluk is met Rosing en Van Schelven. De jury maakt geen woord vuil aan zijn slip of the tongue en beloont de stijl en de humor van Utrecht A in dit debat met een eerste plaats.

Sexi

In de kale en verveloze kantine van de eerbiedwaadige Cambridge Student Union geeft de Utrechtse delegatie tekst en uitleg. "Goed debatteren is 'sexi'. Ofwel: state, explain, illustrate. En dat allemaal in vijf minuten, want meer tijd krijg je niet." Klaas van Schelven vat de penibele situatie van de debater in een nutshell samen: "Je moet volgen wat de spreker zegt, bedenken wat jij zelf gaat antwoorden, daar structuur in aanbrengen, en ook nog luisteren naar wat je partner intussen allemaal in je oor toetert.”

Extra lastig wordt het als je nauwelijks iets van het onderwerp weet. "Gisteren moesten we de stelling aanvallen dat Batasuna door de Spaanse regering erkend moest worden", lacht Klaas van Schelven. "Om goed voorbereid te zijn lezen wij onder meer 'The Economist' en 'Foreign Affairs', maar wij hadden geen idee wat Batasuna was. Uit de woorden van de eerste spreker meende ik te begrijpen dat het een politieke partij was die iets te maken had met de Baskische afscheidingsbeweging ETA. Meer wist ik niet, maar toch moest ik al na vijf minuten duidelijk maken dat het absoluut verkeerd zou zijn om Batasuna te erkennen. Dat liep dus niet echt lekker.”

Is de Engelse taal voor Nederlandse deelnemers eigenlijk geen onneembare hindernis in deze typisch Engelse tak van sport? De meningen in het Utrechtse kamp zijn verdeeld. Utrecht A en het UCU hebben er weinig moeite mee, maar Imre en Bart van Utrecht B vinden het wel degelijk een probleem. “Vorige week moesten we in Oxford tegen de nummer twee van de laatste WK. De jury vond onze argumenten beter, maar zij kregen de punten omdat wij het niet goed genoeg brachten.” Mathijs en Jeroen knikken instemmend. Zij zorgden in Cambridge trouwens voor een wereldprimeur in de vorm van het eerste openbare optreden van Bunnik University. Bunnik?!? "Ach," grinniken de twee leden van de Utrecht Debating Society, "de UU mocht maar twee teams afvaardigen, en we moesten toch een naam hebben. We vonden Bunnik University eigenlijk wel aardig klinken.”

Hoe serieus de sfeer tijdens de wedstrijden ook mag zijn, uit alles blijkt dat debating een studentikoze aangelegenheid is. Zowel de deelnemers als de juryleden in Cambridge zijn studenten en feestvieren heeft een belangrijke plaats in het programma. Dat het jongste WK de geschiedenis is ingegaan als the Salou of debating, zegt voldoende.

De studentikoze sfeer wordt nog een beklemtoond tijdens de finale in de eerbiedwaardige chamber van de Student Union. Net als de jury de wedstrijd wil laten beginnen, barst op het balkon luid gezang los ter ere van de twee Ierse finalisten. De Ierse vlag wordt over de balustrade gehangen. Ruim twintig minuten lang maakt een grote groep Ieren met blikken Guinness in de hand elk gesprek onmogelijk. In een toespraak legt hun voorman uit dat de actie moet worden beschouwd als een steunbetuiging aan het team van London University, van wie het vrouwelijke lid is verloofd met een Ier. “We wish you many lovely Irish kiddies.” Dan staan zij genadiglijk toe dat het slotdebat begint.

Hun tactiek heeft succes, want de Londenaren winnen de hoofdprijs. Ook voor Utrecht A is overigens een klein prijsje weggelegd, een fles wijn voor het beste niet Engelssprekende team. Toch nog een kleine meevaller voor de ‘aanstaande wereldkampioenen’, al is de dertigste plaats in de eindstand niet om over naar huis te schrijven. Een kort moment kijkt Jan Rosing peinzend voor zich uit, maar dan ziet hij in de verte de twee dames van Leiden aankomen, zo te zien al helemaal klaar voor het feest. Snel is de gulle glimlach weer terug op zijn gezicht. “Nou ja, misschien zijn we toch niet zulke goede debaters als we denken, maar ach, in Singapore zien we wel verder. Nu eerst even lekker dansen.”

Erik Hardeman

‘Fossiel fungeert als moderne tijdmachine’

Darwin Centrum vormt virtueel knooppunt biologie en geologie

Een combinatie van kennis over fossielen en levende organismen in verschillende tijdperken levert meer inzicht in de ontwikkeling van het leven op aarde. Het Darwin Centrum wordt de virtuele ontmoetingsplek voor biologen en geologen, bedacht en mede opgericht door de Utrechtse hoogleraar biogeologie Bert van der Zwaan. Bij NWO is een aanvraag ingediend voor een subsidie van 8 miljoen euro. "Wat is het geheim achter de regelmaat waarmee leven uitsterft?"

In de dikke van Dale komt het woord Biogeologie nog niet voor, "maar in de eerstvolgende versie wel!", verzekert Van der Zwaan. Biogeologie houdt zich bezig met het ontstaan en uitsterven van leven op aarde. "Leven en aarde beïnvloeden elkaar voortdurend. Dat blijkt bijvoorbeeld uit veranderingen in de opbouw van de aardkorst sinds het leven op aarde is ontstaan. De biodiversiteit is niet stabiel vanwege grote veranderingen in de vaste aarde. Die interactie is nu al zo’n 4 miljard jaar bezig. Het leven op aarde vanaf dat begin tot enkele duizenden jaren geleden wordt bestudeerd door geologen. De biologie kijkt naar het leven op aarde in het hier en nu, en gaat hooguit enkele decennia terug in de tijd. Door deze twee vakgebieden te combineren, krijgen we een completer beeld van het leven op aarde. Die wetenschap noemen we biogeologie."

Van der Zwaan, van origine micropaleontoloog, werd gegrepen door de mysteries van het verleden. "Een fossiel is eigenlijk een tijdmachine. Onder de microscoop zie je in één middagje wat zich precies 64,3 miljoen jaar geleden heeft afgespeeld, als een verdichting van de geschiedenis. Dat is ontzagwekkend, een formidabele bevrediging van je nieuwsgierigheid", verklaart Van der Zwaan zijn enthousiasme.

Toch werd hij nieuwsgierig naar de levende vertegenwoordigers van zijn fossielen. "Er werd tot een jaar of tien geleden ofwel naar fossielen ofwel naar levende organismen gekeken. Maar het een is eigenlijk nodig om het ander te begrijpen!", legt hij uit. "De manier waarop organismen sterven en fossielen worden, is eigenlijk heel poëtisch. Er zijn voedselketens, maar ook geochemische ketens betrokken in dit proces. Er is daarbij een sterke afhankelijkheid van de zuurstofrijke bovenwereld met de donkere, zuurstofarme, onderwereld. Het leven bestaat weer bij gratie van de afbraak in die onderwereld, als het ware onze Hades." Niet verwonderlijk dat Van der Zwaan bijna Nederlands was gaan studeren vanwege zijn passie voor poëzie.

Darwin

Samenwerken met een andere discipline is niet altijd gemakkelijk geweest; pionieren werpt vaak de nodige drempels op. "Tien jaar geleden werd je als geoloog nog voor gek verklaard als je samenwerkte met biologen. Aardwetenschappers vonden je een sukkel. De afgelopen tien jaar is de meerwaarde van samenwerken steeds duidelijker geworden en zijn verschillende interdisciplinaire vakgebieden als paddestoelen uit de grond geschoten. De bundeling van kennis levert zoveel meer op, daar móet je wel gebruik van maken. Als je eenmaal begrijpt waar de ander over praat, kun je samen een heel eind komen. En dat is precies wat wij willen met het Darwin Centrum."

Verschillen tussen de vakgebieden veroorzaken ook (wederzijds) onbegrip. "Biologen hebben een historisch geheugen van nul komma nul", chargeert Van der Zwaan. "Ze weten wel dat er zoiets als evolutie is, maar ze zijn vooral bezig met de resultante daarvan. Deze beschouwen zij als een gegeven. Aardwetenschappers snappen weer weinig van de complexiteit van het leven. Waarom modelleren jullie dat niet even? zeggen zij vaak. Maar het leven is niet zo nauwkeurig te modelleren als fysische of chemische processen, het is veel complexer. Dat begrijpen zij niet. We weten absoluut onvoldoende voor een model."

Biologische systemen kennen verschillende tijdschalen, voor een cel is dat seconden, voor een ecosysteem eeuwen. "In de geologie kijken we veel verder terug, over langere tijden. Beide vakgebieden zullen voor een volledig beeld de periodes moeten uitbreiden, zodat ook de middellange termijn, van een paar eeuwen geleden tot tientallen duizenden jaren geleden, is gedekt. Bovendien moet gekeken worden in hoeverre de processen op de verschillende schalen elkaar beïnvloeden. Als we daar een beter beeld van hebben, is op den duur modelleren wel mogelijk", denkt Van der Zwaan.

Overigens lijkt de naam van het nieuwe onderzoekscentrum een typische inbreng van de biologen. Maar het tegendeel blijkt waar. "Daar is lang over nagedacht en we hebben uiteindelijk zeer gemotiveerd voor Darwin gekozen. Hij is in feite de eerste biogeoloog avant la lettre. Daar is hij niet bekend mee geworden — veel biologen weten dit niet eens — maar Darwin hield zich intensief bezig met de aardwetenschappen. Hij heeft bijvoorbeeld als eerste een schatting van de oudheid van de aarde gegeven door te kijken naar de snelheid van afzetting van sedimenten. Hij was een voorbeeld van een interdisciplinaire denker!"

Toekomst

Het liefst zou Van der Zwaan met het Darwin Centrum het geheim van de regelmaat in het uitsterven van leven ontrafelen. Elke 26 miljoen jaar sterft een groot deel van het leven op aarde uit. "Kleine veranderingen in de omgeving kunnen resulteren in grote veranderingen in de biodiversiteit. Deze niet-lineaire effecten veroorzaken een schijnbare onvoorspelbaarheid.’ Bijvoorbeeld wanneer de temperatuur slechts een graad hoger wordt en er ineens veel soorten uitsterven. Op individueel niveau kun je dit verschijnsel begrijpen. De kunst is het te extrapoleren naar het grote, complexe systeem aarde."

"Net als in de politiek levert het bestuderen van het verleden inzicht in de toekomst. Alles wat wij vrezen is overigens al eens gebeurd; het broeikaseffect, een aarde zonder planten. Ooit is dat normaal geweest. Nu zitten we in een biodiversiteitspiek. Is dit alles deel van een patroon?", vraagt Van der Zwaan zich af.

En hoe gaat het verder met de mens? "Zoogdiersoorten bestaan gemiddeld 3 miljoen jaar. De mens is in dat opzicht al halverwege. Maar we zijn de eerste soort die zijn eigen voortbestaan reguleert. We denken vaak dat wij, als technocraat, ons aan de beperkingen van de natuur kunnen onttrekken, maar dat is natuurlijk niet zo", waarschuwt de hoogleraar.

De toekomst van de biogeologie ziet er voorlopig rooskleurig uit, met waarschijnlijk weinig financiële beperkingen. NWO heeft zeer recent een andere subsidieaanvraag voor een combinatie van microbiologisch, organisch chemisch en geobiologisch onderzoek goedgekeurd. Over de toekomst van het Darwin Centrum beslist NWO deze maand.

Gabby Zegers
@KopvoorKader:NWO en het Darwin Centrum

In het nieuwe programma van NWO kunnen collectieve centrumsubsidies aangevraagd worden. Hierbij krijgt een onderzoekscentrum voor de helft subsidie van NWO en voor de andere helft van de betrokken universiteiten. Het onderzoeksgebied moet internationaal tot de top behoren, ‘bewezen excellent’ zijn, en georganiseerd vanuit ‘het veld’. Als de aanvraag wordt gehonoreerd, wordt het onderzoek iedere drie jaar beoordeeld en vergeleken met andere groepen. Mocht een Nederlandse groep onderzoek van hogere kwaliteit afleveren, dan moet deze worden betrokken bij het onderzoekscentrum. Meer informatie over dit nieuwe programma is vanaf januari op de website van NWO te vinden.

De looptijd voor de subsidie aanvraag voor het Darwin Centrum is 7 jaar. NWO en de betrokken universiteiten dragen ieder 8 miljoen euro bij. Drie van de vijftien betrokken onderzoeksgroepen zijn gerelateerd aan de Universiteit Utrecht, die tevens penvoerder van het centrum is. Ook bedrijven en maatschappelijke organisaties zijn betrokken.

Bert van der Zwaan: ‘Biologen hebben geen historisch besef – geologen begrijpen niet hoe complex het leven is’

P2P Nachtmerrie van muziekindustrie

Gebruikers ervaren het downloaden van muziek niet als diefstal

P2P is de nachtmerrie van de muziekindustrie
Rinze Benedictus
Het downloaden en aanbieden van muziek mag dan wel niet, studenten laten zich daar niet door weerhouden. Het uitwisselen van muziek is niet te stoppen. Wat kan, dat mag.

Badend in het zweet worden muzikanten, cd-verkopers en bazen van platenmaatschappijen 's nachts wakker van deze nachtmerrie. Een nachtmerrie die steeds vaker werkelijkheid wordt. Cd-verkopen dalen en de schuldige is natuurlijk peer-to-peer, ofwel p2p. Dit is software die het mogelijk maakt bestanden uit te wisselen met iedereen die het programma ook op zijn computer heeft geïnstalleerd. Binnen enkele minuten, soms al binnen luttele seconden, is het binnenhalen van een muzieknummer via zo'n p2p-programma voltooid. Dan heb je een mp3-bestand van relatief weinig megabytes, dat in kwaliteit slechts iets onderdoet voor de cd. Bij Kazaa zijn op een willekeurige dinsdagavond ruim vier miljoen gebruikers online, die samen meer dan 700 miljoen bestanden delen, voornamelijk muziek, films, porno en software.

Er is één probleem: het aanbieden van muziek op internet is verboden vanwege de auteursrechtelijke bescherming.In Nederland is het downloaden (in tegenstelling tot het aanbieden) overigens weer wel toegestaan, terwijl buurland Duitsland de Europese regelgeving anders interpreteert en ook het downloaden verbiedt net als in de Verenigde Staten.

Zanger Fred Durst en zijn band Limp Bizkit hebben geld geïnvesteerd en maanden, misschien wel jaren, gewerkt aan de cd 'Results may vary. Logischerwijs willen ze daar graag aan verdienen. Downloaden doorkruist dat. Daarmee legt p2p de bijl aan de wortel van de muziekindustrie. Aldus de argumentatie van onder andere de muziekindustrie en de auteursrechtenorganisatie Buma/Stemra, die in Nederland verenigd zijn in Stichting BREIN.

Of zoals Kris Wauters (de broer van) van de Belgische band Clouseau schrijft op zijn website. "Niemand schijnt zich te realiseren dat vele muzikanten die niet in succesvolle bands spelen écht zware problemen kunnen krijgen door het downloaden en kopiëren. Dat vele kleine platenlabels, met mensen die eigen geld investeren in muzikaal interessante en avontuurlijke producties, de boeken moeten sluiten en dat een hoop originele en vernieuwende muziek geen kans meer krijgt."

Diefstal?

Het échte probleem van p2p is dat gebruikers het downloaden van muziek niet als diefstal ervaren. Een elektronicazaak binnenlopen, een plat beeldscherm uit de schappen pakken en wegrennen - dát is diefstal. Dat mag niet. Maar het 'mijn en dijn'-begrip vervaagt al als het gaat over fietsendiefstal - iets waar elke student over kan meepraten. Voor vijf of tien euro een fiets kopen van een junk is overduidelijk heling, die fiets is net gejat van een andere student. Toch zullen velen het weleens gedaan hebben. Vooral mensen van wie al eens een fiets gestolen is, zijn hier flexibel in. Sommige studenten stelen zelf wel eens een fiets 'terug'. Daar kijkt ook niemand van op. De sociale norm lijkt te zijn: "Een nieuwe fiets gekocht voor 400 euro? Ben je gek geworden of zo?"

Deze morele vervaging is door te trekken naar p2p. "With music file sharing, you have a cultural norm that is being established by what is technologically possible," zegt Daniel Weitzner, medewerker van het World Wide Web Consortium, in The New York Times. "That is very hard to resist."

Met andere woorden: muziek downloaden mág omdat het kán. En 'mag' is hier niet juridisch bedoeld, maar betekent 'sociaal geaccepteerd'. Als iedereen om je heen muziek downloadt, dan ga jij geen zakken met euro's neertellen voor diezelfde muziek. Je lijkt wel gek als je nog cd's koopt.

Rechtszaken

In de Verenigde Staten is de RIAA, de Amerikaanse Buma/Stemra, inmiddels begonnen met het vervolgen van Kazaa-gebruikers. Met succes. De eerste van de 261 aangeklaagden hebben al een schikking getroffen. Voor tweeduizend dollar heeft een twaalfjarige scholiere uit New York bijvoorbeeld begin september de rechtsvervolging afgekocht.

De vlotte schikking heeft twee kanten, analyseert een redacteur van de online nieuwssite ZDNet. Het geeft aan dat de botte juridische bijl die de RIAA hanteert goed werkt. Maar het brengt wel een PR-risico met zich mee. Hoewel de RIAA en de muziekindustrie in hun recht staan, hebben ze een slecht imago. Steenrijke muzikanten die klagen over diefstal, platenmaatschappijen die de prijs van cd's hoog houden en kleine meisjes die tweeduizend dollar moeten betalen.

"Die lui hebben toch geld zat" is een vaak gehoorde pseudo-rechtvaardiging voor het illegaal downloaden. Maar die motivatie gebruikt niemand bij de fabrikant van de - moeilijk te stelen - platte beeldschermen. Toch is het juridische succes van de RIAA geen lang leven beschoren. De technologische vooruitgang zal de auteursrechten inhalen. Muziekuitwisseldienst Napster werd gesloten en Kazaa stond op. Het nadeel van Kazaa is dat gebruikers te traceren zijn (via hun IP-adres). Ook dat is overkomelijk. Het bedrijfje Earth Station Five, gevestigd op de Westelijke Jordaanoever, belooft zijn gebruikers anonimiteit bij het uitwisselen van muziek en andere bestanden. Het programma werd in negentig uur meer dan zestien miljoen keer gedownload toen de RIAA begon met de vervolging van p2p-gebruikers. Het bedrijfsmotto van ES5 luidt: "Resistance is futile."

Internetbelasting

Wat is dan de oplossing? Een blik op de toekomst laat misschien de iTunes Music Store van Apple zien. Voor 99 dollarcent per stuk kunnen internetters (vooralsnog alleen in Amerika) uit een collectie van tweehonderdduizend liedjes kopen en downloaden. Zo'n winkel zou waarschijnlijk - met een nog lagere prijs en een veel groter aanbod - erg succesvol kunnen zijn.

Zo'n initiatief gaat in januari ook van start aan de Pennsylvania State University in de Verenigde Staten. Alle 18.000 studenten krijgen dan via de herboren muziekdeelservice Napster toegang tot een half miljoen liedjes. Beluisteren is gratis, permanent opslaan kost 99 dollarcent. Sommige studenten klagen over de huurverhoging die noodzakelijk is om deze service te kunnen financieren. Toch lijkt het initiatief een goede manier om te zorgen dat ook studenten - notoire muziekdelers die vaak beschikken over gesponsord snel internet - zich weer aan de wet gaan houden.

Een stap verder gaat William Fisher, hoogleraar rechten aan Harvard University. In The New York Times laat hij weten dat we moeten accepteren dat p2p er is, de tandpasta kan nu eenmaal niet meer terug in de tube. Fisher stelt voor om een 'internetbelasting' te heffen. Net zoals er nu een auteursrechtenheffing zit op lege cd's, stelt Fisher voor om op internettoegang én op cd-branders en dergelijke vijftien procent belasting te heffen. Het geïnde geld gaat naar de muziekindustrie. Dit idee maakt overigens het downloaden en aanbieden nog niet legaal.

Fijntjes wijst Fisher erop dat de muziekindustrie ook op haar achterste benen stond, toen de populariteit van de radio sinds 1920 toenam. Beschermde liedjes zomaar de ether ingeblazen! De oplossing was dat radiomakers een vergoeding voor de uitgezonden muziek betaalden aan de muziekindustrie. Het is maar een vergelijking en de ideeën van Fisher zijn niet dé oplossing. Het zal daarom nog wel even zoeken zijn naar een levensvatbaar business model voor online-muziek.

Auteursrechtdeskundige Grosheide: "Eigen schuld" @BroodAchtergrond:Voor een deel is de 'muziek-piraterij' de schuld van de industrie zelf, stelt auteursrechtdeskundige professor Willem Grosheide van het Utrechtse Molengraaf Instituut voor Privaatrecht. Afgelopen augustus hield hij over dit onderwerp een lezing op het internationale Atrip-congres, dat handelde over intellectueel eigendom, in Tokyo.

Hij stelt dat de muziekindustrie niet levert wat klanten willen: betaalbare muziek. In plaats van goedkope losse nummers moeten klanten dure albums aanschaffen. Dat werkt gratis - maar illegaal - downloaden in de hand. Terwijl burgers heus geen piraten zijn, ze willen zich best aan de wet houden. "De echte freaks haal je er toch niet uit, net als bepaalde groepen, bijvoorbeeld scholieren. Maar het gewone volk, waar ik mezelf toe reken, wil best betalen voor muziek." Grosheide verwijt de muziekindustrie te veel als een 'koopman' met haar rechten om te gaan, alles draait om de centen. "Maar het gaat wél om de verspreiding van cultuurproducten. Aan auteursrechten zit ook een culturele dimensie, het gaat niet alleen om geld verdienen." Maar als op internet muziek gratis verkrijgbaar is, dan werkt dat toch zeer ontmoedigend voor beginnende bands? "Dat is inderdaad het meest gebruikte argument," reageert Grosheide geroutineerd. "Maar het is nog nooit overtuigend bewezen dat het ook echt een ontmoedigend effect heeft. En neem nou het fotokopieerapparaat: toen dat uitgevonden werd, riepen uitgeverijen: dit wordt onze dood. Het is natuurlijk niet zo gegaan. Niemand kopieert romans, die wil je gewoon hebben."

In tegenstelling tot in de Verenigde Staten worden in Nederland kleinschalige p2p-gebruikers niet juridisch vervolgd. De stichting BREIN, belangenbehartiger van de Nederlandse muziekindustrie, is ook niet van plan daarmee te beginnen: "Bij gebrek aan legaal alternatief" zei directeur Kuik opmerkelijk genoeg in september. Grosheide is het daar van harte mee eens. "Pas als de muziekindustrie alles op orde heeft, is er geen reden meer om muziek te delen. Pas dan moet het worden aangepakt."

Downloadende studenten

Het wordt Utrechtse studenten erg makkelijk gemaakt om mee te doen aan p2p-netwerken. Alle studenten die in studentencomplexen van woningbouwvereniging SSH wonen hebben namelijk voor een minimale huurverhoging de afgelopen jaren de beschikking gekregen over een van de snelste interverbindingen die in Nederland verkrijgbaar zijn. Aan het aantal gedownloade megabytes valt af te lezen dat het SSH-net zonder twijfel het meest gebruikt wordt voor het al dan niet legaal downloaden van muziek, films, porno en software. In al haar onschuld schrijft SSH in het jaarverslag van 2002: "De deelname bij de start heeft onze stoutste verwachtingen overtroffen. Het supersnelle internet is een zeer gewaardeerde kwaliteitstoevoeging aan de woonruimte."

In hoeverre houden studenten, wel of niet SSH-bewoners, zich actief bezig met downloaden? En zijn ze zich bewust van het illegale aspect?

Frank van Meurs (25), student cognitieve kunstmatige intelligentie: "Ik download zo veilig mogelijk, zodat ik de kans verklein om gepakt te worden. Ik gebruik direct connect en niet een programma als Kazaa, dat is te gevaarlijk. Het feit dat ik een supersnelle internetverbinding heb, is absoluut de reden waarom ik zoveel films en muziek download. Maar ik zie het vooral ook als promotiemateriaal; als ik een cd echt heel mooi vind, koop ik 'm in de winkel. Dat ben je wel aan de artiesten verschuldigd."

Lennert van Dien (18), student sociale geografie: "Ik weet dat het downloaden van programmaatjes als Microsoft Office illegaal is, maar daar maak ik me niet druk om. Ik denk dat ze mij niet zo snel zullen betrappen. Het downloaden is puur voor eigen gebruik, ik handel er niet in."

Wouter Pardijs (23), student biologie: "Ik heb op dit moment een heel trage internetverbinding, dus ik kan nu geen muziek downloaden. Als ik wel een snelle verbinding had, zou ik er geen moeite mee hebben om muziek te downloaden. Er wordt namelijk afgrijselijk veel geld verdiend in de muziekindustrie. Ik snap wel dat het tegen de wet is, maar ik vind dat het moreel moeilijk te verdedigen is.

Rinze Benedictus/Floor Tinga

'Het kan alleen maar beter worden in Georgië'

Utrechtse studenten betrokken bij revolutie

Enkele weken na zijn dubieuze herverkiezing werd president Shevardnadze onder druk van de straat gedwongen tot aftreden. Terwijl de Georgische student Davit Gholijashvili vanuit Utrecht moet toezien hoe in zijn vaderland geschiedenis wordt geschreven, is de Utrechtse oud-student Jitske Hoogenboom getuige van de revolutie in Tiblisi.

Davit Gholijashvili (29), is aan de universiteit van de Georgische hoofdstad afgestudeerd in de letteren en volgt in Utrecht een speciaal samengesteld eenjarig programma in de Nederlandse taal en literatuur. Na het afronden van zijn studie hier is hij van plan terug te keren naar zijn geboorteland.

Davit, die opgroeide tijdens de slepende burgeroorlog die het land teisterde begin jaren negentig, ontving een sms-je van een vriendin uit Tiblisi: "Er stond heel vrolijk: ‘SHEVARDNADZE IS AFGETREDEN!’ Ik was erg verbaasd. Shevardnadze was altijd een vastberaden man en hij had gezegd niet te zullen buigen voor de druk van de straat.”

Hij was verrast - je krijgt niet elke dag bericht over een revolutie in je thuisland -, maar bovenal tevreden met het aftreden van Shevardnadze. “De nieuwe politici zijn jong, maar hebben genoeg ervaring om het land te leiden. Shevardnadze’s beleid was kennelijk niet succesvol. Ik denk dat het alleen maar beter kan worden nu in Georgië.”

Agressief

Davit maakt zich dsondanks ook zorgen over de toekomst van zijn land: “De centrale macht in Georgië, een toch al verdeeld land, is nu nog verder verzwakt. Ik hoop niet dat dit tot instabiliteit leidt. Ook is Saakashvili nogal aggresief, en drukt hij zich vaak bot uit. Ik voorzie diplomatieke problemen met het buitenland als hij aan de macht komt.” Toch blijft hij positief: “Ik heb veel hoop voor de toekomst van mijn land. De tijd van de burgeroorlog ligt achter ons.”

Alhoewel de Georgische student niet actief betrokken was bij de politieke oppositie, was de aanwezigheid van activisten op de universiteiten in Tiblisi duidelijk merkbaar. “Er bestaat een politieke studentenbeweging die Kmara heet. Dit betekent 'genoeg' in het Georgisch. De beweging was al in de aanloop naar de verkiezingen actief. Overal op de universiteit zag je het woord 'Kmara' op de muur geklad, bij wijze van politiek protest. Het universiteitsbestuur, dat zelf nogal corrupte trekjes kent, deed dit af als vandalisme.”

Blond

Terwijl Davit de gebeurtenissen in Georgië op afstand volgde, stond Jitske Hoogenboom (25) op de barricaden in Tiblisi. Zij rondde in juni van dit jaar haar studie Algemene Letteren in Utrecht af en vertrok daarna naar Tiblisi, waar ze eerder stage had gelopen aan het Caucasus Media Institute. Nu werkt ze voor het Georgia Assembly Committee, een Non Governmental Organization (NGO) die lokale vluchtelingenorganisaties ondersteunt. Jitske was aanwezig bij de bestorming van het parlementsgebouw. “Het was ongelooflijk. Ik ben samen met twee Georgische vrienden door het militaire kordon, dat om het parlement lag, heen gebroken, niet om te provoceren, maar om hun reactie te peilen. Ze deden niks. Omdat ik een buitenlandse ben, zijn ze voorzichtiger in hun handelen. We liepen er dwars doorheen. Die soldaten stonden gewoon sigaretjes te roken en een beetje te staren. Tja, een blonde vrouw blijft hier een bezienswaardigheid, ook in tijden van revolutie.”

Het geweldloze karakter van de revolutie was voor haar wel een grote opluchting. Maar het heeft erom gespannen: “Er waren ook pro-Shevardnadze betogers op het plein voor het parlement. Een stuk of honderd, terwijl er tienduizenden demonstranten tegen hem waren. Toen ze op een gegeven moment werden bedreigd door de andere demonstranten, kwamen er ineens knuppeltjes onder hun jasjes vandaan. Ik heb gehoord dat dit politieagenten waren.” Bezorgd over haar eigen veiligheid is Jitske niet geweest, maar ze bleef wel allert: “Ik hield de militairen scherp in de gaten en probeerde aan de buitenkant van de massa te blijven”

Circus

Net als Davit is Jitske verheugd over het aftreden van Shevardnadze. Jitske was waarnemer voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) bij de presidentsverkiezingen. “Ik heb de indruk dat we toen een heel goed opgezet circus te zien hebben gekregen. De verkiezingen waren alles behalve eerlijk.” Of het circus werkelijk zo goed opgezet was, valt te betwijfelen: “Bij het tellen van de stemmen liep het echt de spuigaten uit. Ik zag op een gegeven moment een stapeltje liggen van pakweg vijftig stembiljetten voor de Industrialistische Partij, terwijl de tellers genoteerd hadden dat er slechts drie stemmen waren uitgebracht.”

Gelukkig zegevierde uiteindelijk het democratische gelijk van de meerderheid. Jitske: “Ik ben blij dat Shevardnadze hier niet mee is weggekomen. En dat de Georgische bevolking hem hiermee niet heeft laten wegkomen.”

Eric van den Berg

Excuses voor bewoners Cambrigdelaan

Bewoners Cambrigdeflat zijn geluidsoverlast van bibliotheek zat

Projectleidster Leunie van Zwieten wil deze week nog contact opnemen met de bewoners van de Cambridgeflat die al tijden klagen over nachtelijke geluidsoverlast bij de bouw van de nieuwe Universitaire Bibliotheek. Van Zwieten trekt het boetekleed aan: "Niemand heeft zich gerealiseerd dat we de bewoners hadden moeten informeren."

Vincent Ludden, voorzitter van het woonbestuur van de Cambridgelaan, kent de klachten en heeft er zelf ook een paar. "Om kwart over vier 's nachts stond ik rechtop in mijn bed door één of ander laag zoemend geluid." Medebewoonster Merijn Snikkers: "Ik kwam een keer thuis van het stappen en toen waren ze nog aan het werk. Op dat moment heb je er weinig last van, maar overdag kun je hier niet uitslapen." Bewoner Pieter de Boer: "Ze hebben de vreemde gewoonte om midden in de nacht vloeren te gaan egaliseren. Volgens mij zijn hun normale werktijden tussen zeven uur 's ochtends en tien uur 's avonds. Dit soort geluidsoverlast zouden ze in een normale woonwijk niet aandurven. Ze denken blijkbaar 'dat zijn toch maar studenten, dat is toch uitschot'."

Voorzitter Vincent Ludden formuleert het iets voorzichtiger. "Wij vinden het natuurlijk fijn dat er een nieuwe bibliotheek wordt gebouwd. Maar volgens mij realiseert niemand zich dat er tegenwoordig 1002 mensen wonen in De Uithof. En dus moeten ze een vergunning hebben om buiten de normale werktijden te werken. We weten alleen niet of ze een vergunning hebben. Volgens de gemeente is die vergunning niet verleend. Maar bewoners die 's nachts de politie hebben gebeld vanwege de herrie, hebben mij verteld dat de politie weigert te komen omdat er wel een vergunning zou zijn."

Een ander pijnpunt is het paadje van de Cambridgelaan dat langs de Spar naar de Heidelberglaan loopt. "Dat is een levensader voor bewoners. Iedere bewoner gebruikt het pad een paar keer per dag. Daar stonden voordat de bouw begon lantaarnpalen, maar die zijn weggehaald. Het pad is nu smerig, slecht begaanbaar en nauwelijks verlicht." Vrouwelijke bewoners vinden dat eng. En dat is niet raar gezien de bedenkelijke reputatie van De Uithof.

Na maandenlange discussies en talloze klachten op het forum van Uithofnet somden Ludden en zijn woonbestuur alle klachten op in een brief aan het college van bestuur van de universiteit, de bouwdienst en nog een aantal andere instanties. De brief komt een beetje als mosterd na de maaltijd want het werk vordert zichtbaar. Daar is Ludden zich van bewust. "Maar ze gaan de komende jaren nog veel meer bouwen. In de toekomst moeten ze rekening met ons houden. En eigenlijk willen we excuses."

Over het waarom van al die nachtelijke werkzaamheden doen de sterkste verhalen de ronde. De meeste bewoners denken dat er stevig wordt doorgewerkt omdat het gebouw rond de kerst regen- en winddicht moet zijn. Volgens projectleidster Leunie van Zwieten, die uitgebreid het boetekleed aantrekt, wordt er alleen 's nachts gewerkt, als de aard van het werk dit nodig maakt. "Vorige week heeft er elke dag een grote betonstort plaatsgevonden voor de vloeren van de parkeergarage waardoor er elke avond en wellicht ook 's nachts gevlinderd is. Dit vlinderen moet aansluitend op de stort gebeuren, voordat het beton hard is. Het gebrom van de motor heeft wellicht tot geluidsoverlast geleid." Maar dat vlinderen is volgens Van Zwieten eind deze week afgerond.

En er wordt in het weekend gewerkt, geeft zij toe. "In verband met de veiligheid en de beperkte ruimte op het bouwterrein wordt de gevelbouwer in het weekend op de bouw toegelaten. Die werkt tussen zeven uur 's ochtends en twee uur 's middags. Het gebouw moet rond de kerst dicht gaan. Dan wordt het rustiger."

Van Zwieten bevestigt dat ze een brief heeft ontvangen van het woonbestuur. Ze belooft daar direct zeer voortvarend mee aan de slag te gaan. "Ik wil nog deze week een afspraak met de bouwdirectie en de bewoners. We moeten zorgen dat de bewoners veel beter worden geïnformeerd over werkzaamheden die 's nachts of in het weekend gaan plaatsvinden. Niemand heeft zich gerealiseerd dat die bewoners hadden moeten worden geïnformeerd. Dat is niet juist geweest."

Of er een vergunning is verleend voor de nachtelijke werkzaamheden weet ze niet. "Ook dat zal ik opnemen met de bouwdirectie. Elke bouw geeft klachten. En bij deze bouw is het ergste eigenlijk achter de rug. Maar we moeten gewoon zorgen dat we alsnog communicatielijnen openen met de bewoners. Ook voor toekomstige bouwprojecten."

Ook de laatste klacht over het paadje naar de Spar, vindt ze reëel. "Met die klacht kan ik het ook eens zijn. Er was geen ruimte meer voor de lantaarnpalen die langs het pad stonden. Er zouden bouwlampen worden opgehangen juist om die gevoelens van onveiligheid te voorkomen. Ik leefde in de veronderstelling dat dat ook was gebeurd. Als dat niet zo is, moet dat zo snel mogelijk gebeuren."

@Auteur:Jurgen Swart

Dansgevecht in je eigen wereld

Met karatekampioene Doenja Hertog valt niet te spotten

Wie denkt dat Doenja Hertog (18) derde is geworden op het laatste Nederlands Kampioenschap karate door haar tegenstandsters met uitgekiende trapbewegingen naar de vloer te werken, heeft het mis. De eerstejaars geneeskunde haalt haar prijzen in het onderdeel 'kata', een soort dans waarbij de karateka geheel opgaat in zichzelf om vervolgens plots explosief een denkbeeldige tegenstander knock-out te slaan.

Hertog heeft zich toegelegd op katawedstrijden. De bedoeling bij kata is karatetechnieken in een vast voorgeschreven volgorde te demonstreren. "De technieken en volgorde staan vast, en vaak het ritme ook. Een stap naar voren, een trap links, een stoot rechts, een sprong, zoiets bijvoorbeeld. De technieken moet ik zo explosief mogelijk uitvoeren. Het is een soort dans waarbij ik een individueel gevecht uitbeeld. Dat moet heel krachtig en explosief gebeuren, maar niemand mag emotie bij mij zien. Als ik stoot zie je niet dat iemand in elkaar kruipt, maar je moet wel het gevoel hebben dat als daar iemand had gestaan, dat die knock-out was gegaan."

Beleving

Voor een goede kata is het noodzakelijk je terug te trekken in je eigen wereld, legt Hertog uit. "Een kata moet mijn beleving zijn en dat kan ik alleen tonen als ik mij afsluit van de buitenwereld. Bij de uitvoering probeer ik dan de omstanders mee te nemen in die eigen beleving. De jury kijkt dus niet hoe leuk ik er uit zie, maar of ik ook echt beleef en uitstraal wat ik ervaar."

Bij de demonstratie moet een bepaalde spanning worden opgebouwd. "Op sommige momenten ben ik geconcentreerd en sta ik stil. Op die momenten verzamel ik alle energie, en dan opeens knal ik alles eruit en ben ik onwijs explosief. Ik moet uitstralen dat er een dreiging is van een tegenstander, zonder dat ik mijn zelfverzekerdheid verlies. Iedereen moet daardoor het gevoel krijgen dat ze naar mij willen kijken."

Een kata duurt anderhalve minuut. Hertog: "Je moet in die tijd alles geven. Na afloop moet je zo kapot zijn dat je niet meer kunt staan. Bij elke techniek gooi je het maximale eruit. Dat is het gevecht; continu knokken, ook al doe je dat niet met een ander. Ik moet trappen alsof ik door een muur heen moet en slaan alsof ik een steen moet breken."

Geinen

Met veel passie praat Hertog nu over karate. Maar vijf jaar geleden vond ze de sport nog verschrikkelijk. "Toen ik dertien was en op judo zat, had ik een hekel aan karate. Een stel gasten die elkaar zomaar in elkaar slaan. Ik vond het helemaal niks. Maar nadat ik met een groep vrienden een karateles had gevolgd bij mijn techniekleraar op school begon ik het erg leuk te vinden. Ik ging meedoen aan wedstrijden. Dat ik meteen veel won was een grote stimulans om door te gaan."

Inmiddels traint Hertog gemiddeld tien uur per week, behoort ze tot de Nederlandse top, en heeft ze er veel voor over om op de lange termijn Europees door te breken. "Ik ben professioneel bezig met mijn sport en dat eist ook ander gedrag. Ik kan niet gaan geinen. En ik moet echt op tijd naar bed en op mijn voeding letten. Als ik die dingen niet doe merk ik dat ik de volgende dag in de training veel suffer ben. Ik kan ook niet het studeren voor een tentamen op de laatste week laten aankomen. Ik moet effectief met mijn tijd omgaan en alles goed plannen."

Bang

Hertog ondervindt dat veel van de ervaringen die zij in haar sport opdoet ook in het dagelijkse leven van pas komen. "Wat in mijn geneeskundeboeken staat over het lichaam, weet ik vaak al. Ik ben dagelijks met mijn eigen lichaam bezig."

Maar het karate heeft bovendien haar persoonlijkheid veranderd. "Ik ben sneller volwassen geworden door die serieuzere houding. Ik ben rustiger, zelfverzekerder en heb een betere concentratie. Ik ben daardoor ook veel alerter. Laatst viel ik van mijn fiets maar ik landde in een push-up houding en had dus niets bezeerd."

En door het karate is Hertog niet snel meer bang te krijgen. "Ik train met jongens van 90 kilo. Dan kan je geen klein bang meisje spelen. Ik moet terugbijten. En dat straal ik ook buiten de sportschool uit. Als ik nu in het donker over straat loop ben ik niet bang, al ben ik maar een meisje van 1 meter 57. Wat interesseert mij dat nou? Probeer mij maar wat te maken."

Rins van Kouwen

12,7 Miljoen om brandstoffen schoon te verstoken

Doorgaan met het stoken van olie, kolen en gas, maar tegelijk de uitstoot van broeikasgassen terugdringen. Het lijkt met elkaar in tegenspraak. Volgens het Utrechts Centrum voor Energieonderzoek (UCE) is dat echter wel degelijk mogelijk. Vorige week trok de ministerraad bijna dertien miljoen euro uit voor subsidie aan onderzoek op dit terrein.

CATO (CO2, Afvang, Transport en Opslag) is de naam van het grootschalige onderzoeksprogramma, waarvoor de Nederlandse overheid vorige week 12.7 miljoen euro beschikbaar stelde. De totale omvang is 29 miljoen euro en het prgramma loopt van 2004-2008. Onder regie van het UCE wordt dat geld verdeeld onder vier universiteiten, vijf bedrijven (waaronder Shell), de onderzoeksinstituten ECN en TNO en drie milieu-organisaties. Zij gaan zich bezighouden met een groot aantal onderzoeksprojecten die allemaal hetzelfde doel hebben: onderzoeken hoe voorkomen kan worden dat CO2 in de atmosfeer terecht komt, op een economisch en sociaal aceptabele manier.

Het grootste deel van de twee miljoen euro die in Utrecht terecht komt, gaat naar het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling en Innovatie. Onderzoekers van dat instituut gaan de weg die CO2 in industriële processen doorloopt, aan een nauwkeurige analyse onderwerpen om vast te stellen waar in dat traject de grootste milieuwinst kan worden geboekt. Een van die momenten is de uitstoot van CO2 uit schoorstenen van fabrieken en elektriciteitscentrales. Om die emissie tegen te gaan wordt onder andere gekeken of er innovatieve membranen ontwikkeld kunnen worden die de CO2-moleculen uit de rook moeten vasthouden.

Een andere vraag is wat er met het ‘afgevangen’ kooldioxide moet gebeuren. Als oplossing voor dat probleem wordt gedacht aan opslag in lege olie- en gasvelden, zoutwaterreservoirs en diep gelegen kolenbekkens. In de vraag hoe dat technisch op de meest efficiënte manier kan gebeuren, gaan Utrechtse geologen zich de komende jaren verdiepen.

Directeur Lysen van het UCE toont zich niet alleen tevreden met de honorering van het onderzoeksvoorstel, maar ook met het feit dat zowel Natuur & Milieu als Greenpeace na enige aarzeling hun medewerking hebben toegezegd. Aanvankelijk stonden de twee milieuorganisaties huiverig tegenover CATO, omdat zij vreesden dat dat project de aandacht zou afleiden van de in hun ogen veel belangrijker speurtocht naar de alternatieve energiebronnen zon, wind en biomassa. Maar Lysen, die beklemtoont dat ook die speurtocht onverkort door moet gaan, wist de milieuorganisaties te overtuigen van het nut van de CATO-aanpak. Natuur & Milieu en Greenpeace zullen met name een bijdrage gaan leveren aan de discussie met het Nederlandse publiek over deze optie.

EH

EU koerst op méér vrouwen én méér 'gender'

'Gender mainstreaming' is het nieuwe toverwoord in Europa. In Maastricht werd afgelopen week een symposium gehouden over het Europese emancipatiebeleid voor de wetenschap.

Maastrichtse gendercentrum de nieuwe Europese aanpak samen. Zij zat in een internationale commissie die in 1999 de oorzaken onderzocht van de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap. Dat onderzoek leidde tot een richtlijn van de Europese Commissie: niet alleen moeten de aantallen vrouwen in de wetenschap omhoog, maar ook de inhoud van de wetenschap moet veranderen.

Daar is zelfs een formule voor bedacht: GE = GD + WP, oftewel het streven naar 'Gender Equality' betekent de integratie van een 'Gender Dimension' in het onderzoek en het streven naar evenwichtiger 'Women's Participation'.

Maakt Europa dat ook waar? Bosch vindt van wel: "De vertegenwoordiging van vrouwen in commissies is echt omhoog geschoten! Tegelijk moeten alle onderzoeksgroepen in hun aanvraag in het Zesde Kaderprogramma duidelijk maken wat ze aan die 'gender'-invalshoek doen. Dat gaat een stapje verder dan het Aspasia-programma van onderzoeksfinancier NWO", vindt ze. "Dat is een typische positieve actie-maatregel."

De net in Brussel uitgebrachte She Figures 2003 bevestigen nog eens de noodzaak van emancipatiebeleid. Nederland heeft nog steeds van alle EU-lidstaten het kleinste percentage vrouwelijke gepromoveerden, met Oostenrijk het kleinste percentage vrouwelijke hoogleraren, en Nederland is met België het enige land waar zelfs helemaal geen cijfers bestaan over vrouwelijke onderzoekers in de overheids- of de private sector.

HOP