Achtergrond

'Oh, hoe wonderschoon zijn Adam en Eva!'

Noordelijk naakt wordt in de kunstgeschiedenis ondergewaardeerd

Floor Tinga

Volgens de algemeen geldende kunstgeschiedenis zouden de naakte Adam en Eva op Van Eyks beroemde schilderij 'Het Lam Gods' schuld en schaamte na de zondeval voorstellen. Ann-Sophie Lehmann denkt daar na zeven jaar studie anders over. Het bloot staat niet symbool voor schaamte, maar voor lichamelijke wederopstanding. Wat positief is, zegt de universitair docente van het Instituut voor Media en Re/presentatie. "Ondanks hun zonden, werden ze tóch in de hemel opgenomen."

Volwaardig naakt bestaat binnen de opvattingen van de huidige kunstgeschiedenis vóór 1500 nauwelijks. Noordelijk naakt zou in tegenstelling tot het Italiaanse naakt niet geïdealiseerd zijn en geen schoonheid bezitten. Het wordt 'lelijk bloot' in plaats van 'artistiek naakt' gevonden. Volgens historici zou naakt pas een zelfstandige kunstvorm zijn geworden ná de introductie van de 'schone naakten' uit de Italiaanse Renaissance. Naakt zou bovendien in de 15e eeuw alleen gebruikt zijn binnen een religieuze context, waar naakt negatieve associaties opriep als schaamte, schuld en pijn.

Dit huidige idee komt voort uit een 19de eeuwse opvatting: "De esthetische norm uit de vroege 19de eeuw voor mooi en volwaardig naakt, was gebaseerd op de antieken. Deze norm werd gewoon op het naakt uit de 15de eeuw geprojecteerd. Omdat deze naakten er heel anders uitzien dan antieke beeldhouwwerken of een Venus van Rafaël vielen ze buiten de boot. Men vond ze lelijk en slecht geschilderd. Naakten werden weggehangen, 'aangekleed' of direct overgeschilderd. Ik vind daarom dat deze kunsthistorische visie als subjectief en a-historisch moet worden bekeken", zegt Lehmann.

Deze negatieve interpretatie van het noordelijke naakt was de reden voor Lehmann een onderzoek te starten. De Duitse kunsthistorica schreef haar bevindingen in het proefschrift 'Met huid en haar'. Haar uitgangspunt werd de twee naakten uit het beroemde altaarstuk 'Het Lam Gods', van de 15e eeuwse Nederlandse schilder Jan van Eyck. Samen vormen de naakte Adam en Eva de twee buitenste panelen van het altaar, dat zowel open als dichtgeklapt kan worden. Dichtgeklapt staan de opdrachtgevers van het werk, ook wel stichters genoemd, afgebeeld. Deze zijde van het altaar heeft een sobere sfeer.

Bij het openklappen van de zijpanelen worden onverwachts zuivere kleuren zichtbaar. Pracht en praal schittert van de troon waarop God de Vader zit. Jezus het Lam wordt door engelen en geestelijken omringd. Hemelsblauwe luchten versieren de verschillende panelen welke verwijzen naar een passage uit de openbaringen van Johannes. Opvallend is het gegeven dat aan de uiterste zijden van het altaar Adam en Eva staan. Echter zonder pracht en praal en uiteraard zonder kledij. Ook staan ze niet in de buitenlucht, maar in de sobere sfeer van een nis.

Adam is met zijn knokige ledematen geen Griekse Adonis. Eva's bolle buik en schaamhaar zijn duidelijk in zicht. Volgens de kunstgeschiedenis was dit beschamend. Lehmann ontdekte in oude geschriften dat Adam en Eva in de 15de en 16de eeuw juist zeer enthousiast ontvangen werden. Van heinde en ver kwamen gelovigen naar Gent, om daar de mooie Adam en Eva in de kapel te kunnen aanschouwen: 'Oh, hoe wonderschoon zijn Adam en Eva!' was in de geschriften terug te lezen. Lehmann bedacht toen dat Adam en Eva mogelijk iets anders uitdrukten dan de 'schuld en schaamte'. "Schuld en schaamte zijn nauwelijks met de populariteit van de werken te rijmen."

De vroegere titels van het altaar onderbouwen volgens haar de populariteit destijds: "Vanaf 1548 heette het 'De tafel van Adam en Eva' en later werd zelfs de hele kapel waar het retabel stond 'De kapel van Adam en Eva' genoemd. Nu kennen we het werk als 'Het Lam Gods, waarbij Adam en Eva een onbeduidend onderdeel lijken van het gehele altaar."

Lehmann onderwierp het altaar aan een grondige heranalyse. "Het is heel aannemelijk te veronderstellen dat de panelen van Adam en Eva vroeger gemakkelijk apart opengevouwen konden worden. De bouw van het altaar geeft daar duidelijke aanwijzingen voor. Eenmaal opengeklapt verschijnen Adam en Eva dan aan de buitenkant van het altaar, waarmee ze op één lijn komen met de portretten van de stichters. Deze opstelling verbeeldde waarschijnlijk de hoop van de stichters op vergeving én lichamelijke wederopstanding, in plaats van de lichamelijke zonde", vertelt Lehmann. De identificatie van de stichers met Adam en Eva wordt onderstreept door het feit dat beide paren in een vergelijkbare sobere nis staan.

De eeuwenoude vooronderstelling dat Van Eyck naaktmodellen gebruikt zou hebben voor Adam en Eva verwerpt Lehmann in het laatste hoofdstuk van haar proefschrift. "Het zou in de periode van Van Eyck zeer ongebruikelijk zijn geweest iemand naakt te laten poseren. Iets wat tegenwoordig heel normaal wordt gevonden. Je moet het echter bekijken vanuit de periode waarin hij leefde. Plaatsen waar hij in die tijd naar naakten kon kijken waren - afgezien van thuis - alleen de badhuizen." Het gebruik van olieverf draagt wel bij aan de suggestie van een levend model. Van Eyck was één van de eerste schilders, die olieverf toepaste in plaats van het matte tempera voor huidskleur. Olieverf maakt vloeiende overgangen mogelijk en geeft meer glans, daardoor lijkt de geschilderde huid opeens veel levensechter. Daarnaast kan er vele malen nauwkeuriger en langzamer gewerkt worden, waardoor er meer tijd is om levendige en realistische accenten te schilderen.

Lehmanns onderzoek was voor haar zelf een echte ontdekking. De resultaten waren onverwachts verbluffend. "Ik was voor ik aan dit onderzoek begon al geboeid door Van Eyck's Adam en Eva. Nu weet ik dat ik ze precies zo bewonder zoals de 15de-eeuwer ze destijds ook bewonderde: hun levensechtheid. Helaas heb ik géén Adam en Eva in huis hangen."

Lehmann vind dat het noordelijke naakt nog veel te weinig onder de aandacht is gebracht van de huidige kunstgeschiedenisstudenten. "Ik hoop daar met dit onderzoek enige verandering in te brengen."

Willy Wortel is fris en dertig

Dat blijkt uit de voorlopige Nederlandse resultaten van de zogeheten PatVal-enquête (Value of European Patents), een onderzoek naar de factoren die bepalend zijn of een uitvinding tot een waardevolle innovatie leidt. In ons land werden ruim tweeduizend uitvinders benaderd. Het onderzoek wordt ook uitgevoerd in Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en Groot-Brittannië.

De uitkomsten zijn niet erg verrassend. De 'gemiddelde' uitvinder is man (98%), is ten tijde van de uitvinding in de dertig, en heeft een universitaire opleiding (51%). Bijna eenderde heeft een hbo-titel en een zesde deel is lager opgeleid. Het wekt ook geen verbazing dat de opleidingsrichtingen overwegend technisch zijn, zoals werktuigbouw (23%) en chemische technologie (22%).

Slechts zes procent van de uitvinders werkt als zelfstandige. Bij universiteiten en publieke onderzoeksinstellingen is slechts vier respectievelijk drie procent werkzaam. Tweederde is in dienst bij een bedrijf met meer dan 250 werknemers. Dat de klassieke uitvinder à la Willy Wortel bijna niet meer voorkomt, blijkt ook uit het feit dat het gros (84%) aangeeft dat interactie met naaste collega's van belang was tijdens het inventieproces.

HOP

Slapland

Loopt onze tolerantie niet een beetje uit de hand? En zijn we eigenlijk wel echt tolerant? Of zijn we vooral te onverschillig of laf om actie te ondernemen als een situatie daarom vraagt? We doen in ieder geval ons best om niemand tegen het hoofd te stoten en met iedereen vriendjes te zijn. Lekker politiek correct.

Een tijdje terug verkrachtten drie gewapende jongens een meisje, terwijl haar vrienden moesten toekijken. De jongens werden gepakt, maar de politie mocht niets zeggen over hun achtergrond. Waarom niet? Vertel het als het blanke jongens zijn uit een achterbuurt, Marokkaanse buurjongens, geflipte gymnasiasten of wie dan ook. Het vermelden van hun achtergrond kan misschien stigmatiserend werken, maar als het bewust wordt achtergehouden gaan mensen zich ook van alles in hun hoofd halen. Zo kan politieke correctheid de waarheid vertroebelen.

In Venlo werd een jongen doodgeschopt na een “bijdehante” opmerking. Een groepje winkelende mensen stond erbij en keek ernaar. Twee andere grensverleggende misdrijven vonden de afgelopen tijd plaats. Een jongen schoot zijn conrector dood in de aula van zijn school. Een andere jongen vermoordde zijn ex-vriendinnetje, stak haar lijk in brand en liet het achter in een berm.

Drie ontspoorde voorbeelden van hoe sommige allochtone jongeren onbetrokken zijn bij Nederlandse omgangsvormen en hier nul respect voor hebben. Hun wereld is hard, dus hun aanpak moet streng maar rechtvaardig zijn, met duidelijke grenzen. Respect kan hen worden bijgebracht door ouders, vrienden en familieleden die wel in de maatschappij staan. Dus laten we hen nu eens echt Nederlandse taal & cultuur leren en actief spreiden. Andersom: Eerst een praatje maken met onze nieuwe, getinte buren voordat we gaat piepen dat ons huis minder waard wordt. Onverschilligheid is makkelijker dan tolerant zijn.

Bert Ruiter

Bert is onderzoeker in opleiding in het UMC

Wat is rechtvaardigheid?

Centraal in zijn onderzoek staat de vraag hoe mensen zich een oordeel vormen over wat sociaal rechtvaardig is, zegt Van den Bos. "Over die vraag wordt al sinds het begin van het westerse denken heel verschillend gedacht. Ruwweg kun je door de hele geschiedenis heen twee opvattingen onderscheiden. De 'rationalistische school', die zijn oorsprong vindt bij de Griekse filosoof Aristoteles, gaat ervan uit dat oordelen over sociale rechtvaardigheid worden gevormd door middel van logisch redeneren. Of iets rechtvaardig is of niet kan in die visie op een weloverwogen en objectieve manier worden vastgesteld. Daartegenover staat de 'intuitieve school', met als oudst bekende aanhanger de Griek Aristippus, die ervan overtuigd is dat oordelen over wat rechtvaardig is, op een subjectieve manier tot stand komen en sterk worden beïnvloed door de gevoelens van degene die het oordeel velt."

Volgens Van den Bos is de discussie in de voorbije eeuwen weliswaar uit en te na onderzocht door filosofen, juristen en sociaal wetenschappers, maar altijd op een vrij theoretische manier. "Inmiddels zijn er echter zulke geavanceerde methoden van sociaal-psychologisch onderzoek beschikbaar dat het hoog tijd is om heel precies na te gaan wanneer mensen meer rationalistisch of meer intuïtief rechtvaardigheidsoordelen vormen. Ik ga de komende jaren een aantal experimenten met groepen proefpersonen uitvoeren, die hopelijk meer duidelijkheid in de zaak zullen brengen. Het zou toch aardig zijn als een ruim 2400 jaar geleden in Athene begonnen controverse over een paar jaar in Utrecht zou kunnen worden beslecht."

Vici

De vici–subsidie (spreek uit als vietsjie) is één van de drie subsidievormen van de Vernieuwingsimpuls die zijn gericht op vernieuwing van wetenschappelijk onderzoek. De drie tranches zijn genoemd naar de uitspraak van Julius Caesar: 'Veni, vidi, vici' ofwel 'ik kwam, ik zag, ik overwon’. Veni (maximaal 200.000 euro) is voor pas gepromoveerde onderzoekers; Vidi (maximaal 600.000 euro) voor ervaren postdocs die tot de beste tien à twintig procent van hun vakgebied behoren en Vici (maximaal 1.250.000 euro) is bestemd voor onderzoekers die met succes een vernieuwende onderzoekslijn hebben ontwikkeld. Onderzoeksorganisatie NWO betaalt 70 procent van het bedrag, de universiteit neemt dertig procent voor haar rekening.

Ik weiger te begrijpen wat een wetenschapelijke master is

De innige relatie tussen wetenschap en kunst

Hoe presenteer ik een stedebouwkundig plan aan de bewoners van een stad? Wat vergt het organiseren van een cultureel festival? In deze ingewikkelde wereld heeft de wetenschap de kunst nodig en de kunst de wetenschap. Dat vindt prof.dr. mr. Paul van den Hoven. Hij staat aan de wieg van een aantal masterprogramma's waarin universitaire studenten met kunststudenten zullen samenwerken in praktische projecten.

Xander Bronkhorst

Een virtueel schietspel voor blinden vervaardigd door studenten van de Hogeschool van de Kunsten (HKU). Met dit project heeft Paul van den Hoven de laatste maanden geprobeerd de geesten te rijpen voor de specifieke opzet van de nieuwe masteropleidingen waarmee hij in september binnen de nieuwe Professional School of the Arts Utrecht (PSAU) van start wil gaan.

"Dat real life shootgame is een prachtig project. Iemand die niet kan zien wordt geplaatst in een 3D audio-omgeving waarin hij dus in feite kan zien. "Dat vergt technisch vernuft, maar het zou nog mooier zijn wanneer we bijvoorbeeld twee psychologen bij dat project hadden kunnen betrekken. Want heeft iemand de durf en het vertrouwen om het spel te spelen? En hoe komt zo iemand uit zo'n spel? Dergelijke projecten zouden we graag binnen onze nieuwe masters willen uitvoeren. Ze illustreren perfect ons uitgangspunt dat alle problematiek in feite multidisciplinair is. Daarom willen we van multidisciplinair en projectmatig werken de kern van het leerproces maken."

Onlangs zou het spel van de HKU worden gepresenteerd, maar door de recente schiet- en steekpartijen op onderwijsinstellingen is dit uitgesteld. Een geweldadig spel is even 'not done'. Het rumoer rondom het schietspel bewijst dat een student ethiek of massacommunicatie misschien ook geen overbodige luxe was geweest.

Paul van den Hoven is de wetenschappelijk directeur van de PSAU in oprichting die in mei aanstaande daadwerkelijk van start gaat. Het samenwerkingsverband op masterniveau tussen de Universiteit Utrecht en de HKU is de prelude voor de opname van de hogeschool binnen de muren van de UU. 'Als eigenstandig onderdeel', zoals dat in ambtelijke stukken beschreven staat.

Met genoegen stelt Van den Hoven zich verre te houden van de juridische schermutselingen binnen de commissie die voor de zomer met een beleidsplan moet komen voor de incorporatie. Maar verder staat hij vierkant achter het initiatief waar hijzelf al jaren één van de voortrekkers van is. "Ga kijken bij de HKU en zie hoe wonderlijk de scheiding tussen de kunsten en de wetenschappen, zoals we die nu een paar honderd jaar hanteren, is. Zelfreflectie, verdieping, vaardigheden, theorievorming; het zit allemaal in het kunstbedrijf."

Voor de ontwikkeling van gemeenschappelijke masterprogramma's die door beide instellingen worden ondersteund, hoeft Van den Hoven niet te wachten. Het college van bestuur heeft inmiddels 60.000 euro per jaar toegezegd voor het initiatief. Tot nu toe zijn er drie terreinen benoemd die zich lenen voor samenwerking: theaterdramaturgie en film- en televisiedramaturgie; kunst, media en technologie; kunstbeleid en management. De eerste opleidingen moeten al komende september van start gaan.

De opzet van de masters lijkt op het eerste gezicht opmerkelijk in de universitaire context. Van den Hoven: "We beginnen met het bij elkaar zetten van vijf tot zeven studenten van verschillende disciplines. Zij krijgen een eigen ruimte en eigen faciliteiten en gaan vervolgens drie maanden intensief aan de slag met een opdracht die wordt aangedragen door een bedrijf, instelling of organisatie uit het maatschappelijk veld waarvoor we de studenten willen opleiden. Ieder brengt zijn eigen disciplinaire kennis en vaardigheden in. De gedachte is dat die multidisciplinaire aanpak een beter eindresultaat biedt, maar ook de individuele student meer oplevert. Een onderwijskundige kan binnen een educatief project iets te weten komen over multimediale toepassingen, terwijl bijvoorbeeld een audio-designer in hetzelfde project leert dat hij niet moet beginnen te bouwen zonder na te denken over de leerdoelstellingen. Vanuit de ervaring van het project moeten studenten bepalen welk individueel traject er volgt. Uiteindelijk moeten de studenten de master afronden met een scriptie."

Vijf tot zeven studenten. Dat is letterlijk en figuurlijk een select groepje?

:"We denken over twee jaar met zo'n 25 tot 30 van dergelijke projectgroepjes te gaan werken. En we selecteren niet alleen op kwaliteit. Vooral op motivatie. Ik diskwalificeer toch niemand wanneer ik zeg dat je hier bewust voor moet kiezen. Je wordt drie maanden min of meer opgesloten met een aantal mensen op een kamer en je werkt je daar helemaal kapot. Dat heb ik wel gezien bij de afdeling van de HKU in Hilversum. Ik ken hordes studenten die daar helemaal geen zin in zouden hebben."

Toch zouden de gewone doorstroommasters op precies hetzelfde vlak wel eens het ondergeschoven kindje kunnen worden.....

"Grappig dat dat nu naar voren komt. Eerst zouden de professional masters het onderspit delven ten opzichte van de selectieve onderzoeksmasters. Daar geloofde ik al niet in. Je moet het maar willen, op je 24ste twee jaar lang het onderzoek in. Je kunt hele leuke andere dingen doen op die leeftijd. En nu wordt er gezegd dat de ene professional master beter is dan de ander. Ik denk dat er overal binnen de universiteit briljante mensen rondlopen die vanuit hun ambities en behoeften kiezen voor een bepaalde studie kiezen."

En die deelnemende studenten met geheel verschillende achtergronden moeten allemaal dezelfde, academische, titel krijgen?

"Wat ons betreft wel. Natuurlijk zullen we geconfronteerd worden met de formele eisen die gesteld worden aan universitaire masters. Eerlijk gezegd weiger ik te begrijpen wat een wetenschappelijke master nou precies is. Ik zal de confrontatie niet zoeken, maar we hebben hier wel de ambitie om te blijven stellen dat dit ons onderwijsmodel is en dat dit een zichtbare toegevoegde waarde heeft. Als het afnemende veld dat ook nog eens onderschrijft dan hoeven we niet al te bang zijn. Wanneer we dan toch nog ergens in botsing komen met het systeem, moeten we maar eens gaan praten met zijn allen. De MBA van Harvard zou ook niet in ons Nederlandse universitaire stelsel passen, toch is het niet de minst prestigieuze opleiding."

Wat als die studenten klaar zijn?

"Wij willen zoveel mogelijk aansluitende werkgelegenheid bieden. En niet zomaar een baan, maar een baan in het specifiek veld waarvoor ze zijn opgeleid. Dat voelen we als een verantwoordelijkheid. Studenten zijn bij Van den Ende in beeld, zeg maar."

'Als ik hier iets heb geleerd, dan is het om voet bij stuk te houden'

Studenten in de Universiteitsraad kijken bestuur jaar op de vingers

Charlotte Brugman: “Mevrouw de voorzitter, ik vind het prachtig wat het college van bestuur allemaal beweert, maar hoe kunnen wij met deze meerjarenbegroting instemmen als het college zelf toegeeft dat de cijfers uit de lucht zijn gegrepen?” Sander van Waveren: “Het lijkt wel of het college niet echt wil nadenken over de toekomst.”

Erik Hardeman

Het is maandag 8 december en de Universiteitsraad bespreekt de universitaire meerjarenbegroting. Vrijwel de hele raad vindt het een te vaag document, zo bleek een week geleden. Maar als puntje bij paaltje komt, zijn het niet de stafleden maar de studenten die het college het hardst attaqueren.

Twee maanden later kijken Charlotte Brugman, tweedejaars University College, en Sander van Waveren, vijfdejaars planologie, tevreden terug op hun optreden. Weliswaar stemde een kleine raadsmeerderheid uiteindelijk met de begroting in, maar dat gebeurde pas nadat het college onder druk van de raad een forse toezegging had gedaan.

Sander, die tegenstemde: “De collegeleden vonden het duidelijk niet leuk dat wij zo kritisch reageerden, maar daar trek ik me niets van aan. Als ik hier iets heb geleerd, dan is het wel om voet bij stuk te houden, ook al wordt er door het college soms wel eens geprikkeld op inhoudelijke kritiek gereageerd.” Charlotte, die uiteindelijk voorstemde: “Ik heb na afloop wel even getwijfeld of ik me niet te gemakkelijk heb laten ompraten, want het taalgebruik van het college is af en toe nogal wollig en dat zet je gemakkelijk op het verkeerde been. Maar in dit geval had ik de indruk dat dat wel meeviel.”

Lef

Een jaar geleden liepen de twee studenten nog betrekkelijk anoniem door de universiteit, nu denken zij actief mee over de toekomst en kruisen zij de degens met het college van bestuur. Dat is wat het lidmaatschap van de Universiteitsraad zo boeiend maakt, vinden de twee studenten die in september aan hun klus begonnen. Charlotte stelde zich kandidaat uit nieuwsgierigheid: “Het leek me leuk om mee te denken over het beleid.”. Sander deed het vooral uit ergernis over de krakkemikkige invoering van het bachelor-masterstelsel: "Ik dacht: in de U-raad kan ik daar misschien iets aan doen.” Van die laatste gedachte kwam hij al snel terug. “Je begint als studentenfractie met het idee: we gaan dat en dat eens even veranderen, maar al heel snel leer je dat het zo niet werkt. Het veranderen van dingen kost veel meer tijd dan je denkt.”

“Je leert hier inderdaad om geduld te hebben”, lacht Charlotte, “Je kunt het vergeten dat je binnen één jaar al je idealen verwezenlijkt. Maar dat betekent niet dat je een jaar lang voor joker zit te vergaderen. Wat ik heel belangrijk vind, is dat je het college van bestuur op de vingers kijkt en zo grenzen kunt bewaken. Sander: “Neem de voorgenomen bezuiniging op de bestuursbeurzen. Wij zijn nu met een paar mensen aan het inventariseren hoe het in andere steden is geregeld. Dan kunnen wij straks in de discussie goed beslagen ten ijs komen. Als U-raadslid heb je de mogelijkheid om zulke dingen goed uit te zoeken. En daar hebben alle studenten die in Utrecht actief zijn, baat bij.”

Lef, geduld, maar vooral veel enthousiasme. Dat zijn de eigenschappen, waar een U-raadslid niet buiten kan. Maar als je die eigenschappen hebt, staat je als raadslid ook een verdomd leuk jaar te wachten, zeggen de twee. Charlotte: “Je kunt zeggen wat je wilt, maar ik zit als piepjonge student toch maar met al die ervaren bestuurders te praten. Heel boeiend, want ik ben erg geïnteresseerd in de bestuurlijke gang van zaken in grote organisaties zoals een universiteit. Uiteraard neem ik wat er in de U-raad gebeurt, volstrekt serieus, maar het is zeker ook een goede proeftuin voor een eventuele latere carrière."

Sander: “Voor mij is het precies omgekeerd. Ik ben 23, heb binnen Unitas in besturen en commissies gezeten en heb ook verder het nodige op de universiteit gedaan, maar op de één of andere manier voelde dat allemaal aan als voorbereiding op het grote werk. Dat heb ik in de U-raad niet. Tot nu toe ben ik alleen maar aan het leren geweest om iets te worden. In de U-raad heb ik voor het eerst het gevoel dat ik iets echt aan het doen ben.”

Wat buitenstaanders opvalt, is dat studenten in de Universiteitsraad zich vaak al na een paar maanden als echte bestuurders gedragen. Ze praten geroutineerd over het universitaire meerjarenbeleid, over sterkte-zwakte analyses op het gebied van onderzoek en over de haken en ogen aan de studiepuntfinanciering. Het lijkt alsof de studenten vervreemden van hun achterban. “Ik heb daar niet zoveel last van", zegt Charlotte, "omdat ik dit jaar ook colleges volg. Ik weet wat studenten bezighoudt. Het is wel waar dat je als raadslid gemakkelijk meepraat over dingen waar je als gewone student nooit over nadenkt, maar ik vind dat geen probleem zolang je het maar doet als die ‘lastige medezeggenschapper’ die de collegeleden regelmatig aan hun jasje trekt.” Sander geeft toe dat het gevaar van vervreemding niet alleen maar denkbeeldig is. “Als studenten mij iets vragen, merk ik soms dat ik net zulke ontwijkende antwoorden begin te geven als het college van bestuur kan doen. Vaak weet je gewoon te goed hoeveel haken en ogen er aan een probleem zitten. Maar daar staat tegenover dat ik inmiddels aardig thuis ben in het Bestuursgebouw. Ik heb de afgelopen maanden heel wat mensen de weg kunnen wijzen. Natuurlijk kom ik studenten tegen die denken dat ik alleen maar in de U-raad zit voor mijn CV en om belangrijk te doen. Nou ja, ze denken maar. Als de nood aan de man is, draaien ze wel bij. Sommige vrienden van me zeggen: ik snap niet dat jij je tijd met dat soort onzin verdoet. Maar zodra ze een probleem hebben, weten ze me wel te vinden.”

Join the U-raad!

Wie zich verkiesbaar wil stellen voor één van de twaalf studentzetels in de Universiteitsraad, kan de formulieren voor de kandidaatstelling en nadere informatie krijgen bij de secretaris van het Centraal Stembureau, L. Westerink. Zij zit in kamer 510 van het Bestuursgebouw aan de Heidelberglaan 8. Telefoon 030-253.4491, e-mail: L.Westerink@bs.uu.nl. De kandidaatstelling voor de 12 studentzetels in de Universiteitsraad is op 1 en 2 maart 2004 en staat open voor alle studenten die dan staan ingeschreven bij de Universiteit Utrecht. Stemming voor de studentzetels van de Universiteitsraad vindt alleen plaats wanneer er meer dan 12 kandidaten zijn. Voor meer informatie kijk op http://www.uraad.uu.nl.

Hulp is nabij

Binnen de universiteit lopen er nu al zo'n 740 hulpverleners rond; hun aantal neemt maandelijks toe

1:In verband met eventuele overdruk aan de andere kant van de deur hou je hem tegen met je voet, zodat je deur weer meteen kan sluiten

2: Bij een slachtoffer dat niet reageert maar wel normaal ademt, kan het plaatsen in de stabiele zijligging levensreddend zijn

3: Reanimeren oefen je met behulp van poppen en niet op collega's

4: Elektrische apparaten blus je met een flinke stoot kooldioxide

5: Uiterste concentratie bij de uitleg over het gebruik van de verschillende brandblusapparaten

6: Vergeet nooit eerst te controleren of er wel water uit de slang komt

De uitersten van onze planeet verkennen in claustrofobische setting

Water onder water, krabben zonder ogen, moddervulkanen, extremofielen, 'camemberts' van vijf kilometer doorsnee... De Utrechtse geochemicus Gert de Lange komt curieuze dingen tegen tijdens zijn duikboottochtjes naar de Middellandse Zeebodem. “Waanzinnig interessant!”

Rinze Benedictus

Boven water is het bolvormige leefgedeelte van de duikboot Nautinil 2,20 meter in doorsnede. Op een diepte van drie kilometer is dat door de enorme druk nog maar twee meter. De eerste piloot zit in het midden, links daarvan ligt de tweede op zijn buik, en rechts ligt de Utrechtse geochemicus prof. dr. Gert de Lange. “Helemaal uitgestrekt kun je niet liggen, je benen steken omhoog: je knieën zitten klem tegen de wand en je neus is tegen het raampje gedrukt. Je moet niet claustrofobisch aangelegd zijn voor zo’n duik. Een duik duurt een hele dag, zo’n zes tot acht uur.”

De Lange is één van de wetenschappers die afgelopen zomer op het Franse onderzoeksschip Atalanta voor de kust van Egypte in de Middellandse Zee dobberde. Samen met collega’s van de Vrije Universiteit Amsterdam en het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee in Texel vormde hij het Nederlandse team in een Frans-Duits-Nederlandse samenwerking. De onderzoekers — chemici, geologen en microbiologen — zijn geïnteresseerd in wat zich op en in de bodem van de Middellandse Zee afspeelt.

Op die bodem is het verre van rustig. Gassen en vloeistoffen borrelen en bruisen omhoog uit moddervulkanen. Zonder zonlicht of zuurstof leven er talloze witte, oranje en bruine bacteriën. Krabben zonder ogen nemen hapjes van vreemde roze baardwormen. En dat allemaal dankzij een indrukwekkend geologisch proces. De aardkorst waar wereldeel Afrika op ligt, schuift langzaam onder de Eurazische aardschil.

“De steenlagen onder de Middellandse Zee raken daardoor opgefrommeld, om het maar simpel te zeggen”, legt De Lange uit. Dat opfrommelen heeft als gevolg dat warme modder van honderden meters onder de zeebodem omhoog stroomt. Op de bodem leidt dat tot het ontstaan van moddervulkanen. Vulkaanvormige structuren die geen vloeibaar steen uitbraken, maar warme modder die rijk is aan gassen zoals methaan. Bij zo’n moddervulkaan kan het meer dan 50 graden Celsius worden, uitzonderlijk warm voor een diepte van drie kilometer waar het eigenlijk maar 13 graden hoort te zijn.

Zoet

Ook ontstaan er ronde, platte vormen die de De Lange 'Camemberts' noemt vanwege de vormgelijkenis met deze Franse kaas. Met een gemiddelde diameter van vijf kilometer zijn ze wel een slag groter. Als bij een overlopend vat, stroomt de modder continu over de rand waardoor een glad oppervlak ontstaat.

De Lange is geïnteresseerd in de oorsprong van de gassen en vloeistoffen die omhoog borrelen. Methaan kan bijvoorbeeld ontstaan doordat bacteriën organisch materiaal afbreken, maar het kan ook het gevolg zijn van het samenpersen van diepe organische resten. Of neem het raadselachtige zoete water op de zeebodem, op sommige plaatsen sijpelt water omhoog met slechts eenvijfde van het zoutgehalte van zeewater. Na lang speuren blijkt het afkomstig te zijn van honderden meters onder de bodem. Door de hoge druk die daar heerst, worden kleimineralen zo erg samengeperst en omgevormd dat er water bij vrijkomt. Een onverwachte verklaring, vertelt De Lange. “Het was niet heel simpel om dit uit te vinden. Collega Daehlmann en ik dachten oorspronkelijk met name aan het opsmelten van methaanijs dat hier ook voorkomt.”

Behalve zoet water, is op de bodem ook extreem zout water te vinden. Een merkwaardig fenomeen op de bodem is het bestaan van zoutmeren. Op de bodem liggen meren van extreem zout en zuurstofloos water. Omdat het zoute water zwaarder is dan het zeewater, blijft het liggen op de bodem. “Je hebt dus in feite water onder water”, schetst De Lange.

De zoutmeren zijn het gevolg van een catastrofe zes miljoen jaar geleden. Tijdens een relatief korte periode droogde de hele Middellandse Zee meerdere malen op. Het water verdampte en het zout bleef liggen. Daardoor liggen er nu, inmiddels bedekt met honderden meters sediment, zoutpakketten van honderden meters dik. Door het ‘opfrommelen’ van de bodem kan dit zout op sommige plaatsen dicht bij het oppervlak komen. Op die plaatsen lost het zout op en kunnen zoutmeren ontstaan.

Het opvallendste aan de bodem is wel het ontstaan van aangepaste levensvormen. Rond de moddervulkanen komen bacteriën voor die nergens anders leven. De bacteriën leven niet van zonlicht, zoals planten, of van zuurstof, zoals dieren, maar van methaan. Ze halen hun energie uit dit gas, ook het hoofdbestanddeel van aardgas. Behalve verschillende soorten bacteriën groeien rond de moddervulkanen ook wormen, zwemmen er vissen en garnalen en lopen er oogloze krabben rond. Rond moddervulkanen ontstaan kleine ecosystemen waar we het fijne nog lang niet van weten. “Waanzinnig interessant”, vindt De Lange.

Doop

De Lange vertelt over zijn onderzoek in een collegezaal in het gebouw van Geowetenschappen. “Op mijn kamer kunnen we echt niet zitten”, kondigt hij bij aanvang van het gesprek aan. Vaak is deze zin meer ingegeven door beleefdheid dan door werkelijk ruimtegebrek. Maar De Lange overdrijft niet. Op zijn kamer is tussen manshoge stapels papier precies plaats voor één persoon. Het is de prijs van succes. Tegen zijn verwachting in verwierf De Lange subsidie voor alle drie door hem aangevraagde Europese projecten (“Normaalgesproken heb je een kans van één op vijf.”). Hij komt om in het werk en inmiddels gepromoveerde aio’s hebben hun documentatie op zijn kamer achtergelaten.

Op zijn kamer heeft De Lange maar ietsje meer bewegingsvrijheid dan in de duikboot waarin hij de gegevens verzamelde. Hij vertelt over de duik afgelopen zomer. “Aan boord mag ik nergens aankomen en dat is maar goed ook! Ik mag alleen aanwijzingen geven over de richting. Verder mag de wetenschapper aan boord alleen foto’s nemen. Dus dat doe je dan ook continu.”

De kleine ronde duikboot is aan de buitenkant voorzien van grijparmen, twee digitale videocamera’s en een fototoestel. Een duik duurt een hele dag en vindt uit veiligheidsoverwegingen alleen overdag plaats. Eenmaal op drie kilometer diepte, drijven twee propellors de duikboot aan. Als ballast gaan er grove ijzerkorrels mee. Als de boot omhoog moet, laten de piloten wat ijzerkorrels vallen. Lucht laten ontsnappen doet de boot zinken. Het nemen van monsters geschiedt door stevige buizen in de bodem te drukken. Met een druk op de knop sluit een klepje de buis af en zit het sediment gevangen.

Bij het verkennen van de uitersten van onze planeet hoort volgens goed aardwetenschappelijk gebruik een doop. “Degenen die voor het eerst doken, werden bij terugkomst met hun kont in een vat met ijskoud water gezet. Terwijl je met je hoofd tussen je knieën in het koude water zit, moet je eerst een kleurrijke mix drinken met allerlei gorigheid en veel alcohol. Tot slot kieperen ze het keukenafval van die dag over je heen. Eén iemand had pech, en kreeg drie dagen afval te verwerken. Daarna wordt je afgespoten met de brandslang met zeewater.” De Lange beleefde zijn doop al in 1998. “Toen ging het er wel wat beschaafder aan toe!”

Wasmiddelen uit de diepzee

Zelfs farmaceutische bedrijven zijn geïnteresseerd in het vreemde leven in zuurstofloze zoutmeren op de diepzeebodem. Onder extreme omstandigheden komen extreme bacteriën voor, kortweg extremofielen. De meeste biochemische reacties die een bacterie draaiende houden, worden mogelijk gemaakt door enzymen, gespecialiseerde eiwitten. De enzymen van extremofielen werken bij hoge zout- of zuurconcentraties of bij hele lage of hoge temperaturen. Dat maakt ze interessant voor allerlei toepassingen in de chemische en farmaceutische industrie.

Zo maken koude-tolerante enzymen wassen bij lagere temperaturen mogelijk. Enzymen die bestand zijn tegen een hele lage zuurgraad, helpen bij het bleken van papier. En enzymen uit een warmteminnende bacterie ondersteunen de DNA-vermenigvuldigingstechniek PCR, die niet meer weg te denken is uit een moleculair-biologisch laboratorium. Het Europese project Biodeep, waar de groep van De Lange ook aan meewerkt, richt zich op het ontdekken van nieuwe eigenschappen van microörganismen uit de zoute diepzee.

'De ideale situatie was nu eenmaal De Kikker'

Maandagavond, 26 januari. Een gymzaal in Rijnsweerd bomvol ouders. Er is koffie, er is cake en er is wat ingetogen emotie. Eigengemaakte prints van foto's van wat ooit was en waarschijnlijk nooit meer zal zijn, gaan van hand tot hand. Allen zijn in afwachting van de noodoplossingen voor hun dakloos geworden kinderen.

De manier waarop kinderopvangorganisatie iBOX b.v. de ramp logistiek te lijf gaat, krijgt veel waardering. Alle ouders, onder wie zeer vele universitaire medewerkers, werden afgelopen zondag al telefonisch op de hoogte gesteld van de brand. Kinderopvang op maandag was onmogelijk, zo werd hen medegedeeld. Verdere informatie volgt nu.

Directeur Gonda Lier weet nog steeds niets over de oorzaak van de brand. Zij garandeert ouders wel dat de kinderen vanaf dinsdag weer ergens terecht kunnen. Bovendien blijven alle groepen, op één na, intact; leiders incluis. Toch vraagt Lier begrip voor de pragmatische beslissingen die niet voor iedereen even voordelig uitpakken. "De ideale situatie was nu eenmaal De Kikker."

Voor de ouders van de vier groepen die in het nieuwere deel waren gehuisvest, blijkt er niet al te veel aan de hand. Hun kinderen kunnen over drie weken weer terug, wanneer de beschadigde voorzieningen zijn hersteld. Tot dat moment is een leegstaand verblijf aan de Springweg een weliswaar moeilijk bereikbare, maar adequate noodvoorziening. Senior-onderzoeker Bas van Bavel uit Zeist heeft "nog geen flauw idee" hoe hij dochters Sarah en Noortje naar de binnenstad moet krijgen. "Maar die drie weken overleven we wel."

Voor de drie groepen die in de afgebrande monumentale boerderij zaten, is de situatie aanzienlijk problematischer. Voorlopig wordt één van de groepen ondergebracht in een kinderdagverblijf aan de Adriaanstraat in Buiten Wittevrouwen, een ander bovenin het AXA-gebouw nabij de Jaarbeurs. De derde groep, de Bever, is de enige die wordt opgesplitst en andere leidsters krijgt. Beverkindjes worden verdeeld over groepen van de Kleine Kikker, de nieuwe voorziening die afgelopen november naast de oude Kikker werd geopend.

Bij ouders van kinderen uit deze drie groepen zitten de mitsen en maren. En ook bij de vaders en moeders met twee of meer kinderen op De Kikker. IBOX heeft besloten het oudste kind met het jongste mee te verhuizen om onnodig op en neer gereis van ouders te voorkomen.

Terugkeer naar De Kikker is voor deze kinderen geen optie. Herbouw, indien daartoe wordt besloten, kan vele jaren op zich laten wachten. Directeur Lier zegt open te staan voor alle suggesties voor alternatieve huisvesting voor de kinderen. Het plaatsen van portocabins in De Uithof, door sommige ouders geopperd, is volgens haar waarschijnlijk niet lonend.

Na afloop van de bijeenkomst vormt zich een oploopje rondom een logistiek medewerkster van iBox. De beraadslagingen over mogelijke alternatieven voor individuele kinderen verlopen in alle redelijkheid. Lambert van Eekelen uit De Bilt, wiens vrouw tot voor kort als dierenarts bij Diergeneeskunde werkte, moet vanaf deze week met twee kinderen naar het AXA-gebouw. "Een grotere overgang kun je je haast niet voorstellen. Van een boerderij naar de bovenste verdieping van een kantoorgebouw in de binnenstad. Voor mij persoonlijk is dit verre van ideaal. Ik moet thuis maar even overleggen hoe we dit gaan oplossen. En misschien zijn er nog andere opties. Voor de organisatie kan ik alleen maar bewondering hebben. Zij hebben toch maar in 24 uur 160 kinderen onder dak gebracht."

XB

Studentenpolitie

Johan Krijgsman, woordvoerder van NS, kan nog niet reageren op het voorstel om studenten in te zetten, totdat het precies duidelijk is wat Berghuis precies wil. Maar Krijgsman wil wel het idee de wereld uithelpen dat reizen in de trein onveilig zou zijn:"Het klinkt nu net alsof het gevaarlijk is om met de trein te reizen. Op die enkele trajecten die risicovol zijn, werken standaard twee conducteurs samen, juist om veiligheid te kunnen waarborgen. En het idee om lokettisten in te zetten, zal de sociale controle niet vergroten. De loketten bevinden zich doorgaans niet op het perron zelf en zijn alleen geopend tijdens spitsuren, wanneer de sociale controle toch al groot is."