Achtergrond

Het V-gevoel van Maartje en Rommert

Sinds anderhalf jaar is ze zich meer bewust van haar eigen kwetsbaarheid en voelt ze zich minder vrij. Dat is het gevolg van haar reiservaringen. "Ik ben in Guatemala geweest en daar heb ik geleerd alert te zijn. Datzelfde gevoel, die innerlijke angst, heb ik sindsdien af en toe in Utrecht. Bijvoorbeeld als ik op een niet-uitgaansavond een tijdlang door een zwerver achtervolgd wordt. Op uitgaansavonden vind ik Utrecht heel veilig, maar als je een keer op maandag laat over straat gaat is de stad echt stil en verlaten." Met de fiets voelt ze zich doorgaans heel veilig, maar ook dan let ze goed op en trapt hard door. “Als ik me niet veilig voel, ga ik een liedje zingen of ik steek een sigaret op.”

Rommert de Bruijn (26), achtstejaar Cognitieve Kunstmatige Intelligente, loopt nu makkelijker rond dan toen hij hier zeven jaar geleden kwam wonen. "Eerst schrik je nog van een dealende junk, maar als je merkt dat hij je met rust laat, is er niks aan de hand." Verder luidt zijn devies: 'als je niet op zoek bent naar rottigheid, kun je hier gewoon je gang gaan'. En als hij eens in hachelijke situatie verzeild raakt, zet hij zijn eergevoel opzij en voorkomt zo ruzies. Verder gaat hij eventuele problemen uit de weg door bepaalde horecalokaties links te laten liggen. Zo gaat hij niet naar Bad Boyz, omdat hij niet weet wat hij daar binnen kan verwachten. Tot slot: wie zijn veiligheid garandeert, kan rekenen op zijn waardering. "Ik geef zelden fooien, maar wel aan portieren, als teken van appreciatie."

CN

De Jury

De organisatie van het Uur U laat de juryleden vrij in hun aandachtspunten. Jurylid Bart Snoeren (student kunstmanagement en één van de organisatoren van het Metropolisfestival in Rotterdam): “Natuurlijk houden we wel richtlijnen aan. Compositie bijvoorbeeld. Ook de manier waarop de band zich presenteert is erg belangrijk.”

Rebecca van Vuure is programmeur van poppodium Tagrijn in Hilversum en let daarom vooral op de live-performance van de bands. “Ik heb veel te maken met beginnende bands dus daar heb ik wel een beetje kijk op. Zit het optreden goed in elkaar? Hoe ziet het eruit? En vooral: brengt het mijn hart een beetje op hol?”

Volgens het derde jurylid, popjournalist Ingmar Griffioen (onder andere voor het Utrechts Nieuwsblad) is het voor de jury geen probleem om de uiteenlopende muziekstijlen tegelijkertijd te beoordelen. “Het gaat om de overtuigingskracht van een band. Die stijgt boven muziekgenres uit.”

Ook de instrumentbeheersing speelt natuurlijk een belangrijke rol. Snoeren: “Hoewel een slechte zanger vaak meer invloed heeft op het eindresultaat dan een slechte basgitarist.”

Volgens de juryleden is de kwaliteit van de deelnemers bij het Uur U over het algemeen hoog. Snoeren: “Je ziet bij sommige bands dat ze nog veel groeipotentie hebben.” En dat maakt het leuk om naar te kijken, vindt Van Vuure: “En leuk om te jureren. Ik ben altijd benieuwd naar de muziek uit de omgeving. En het is leuk om met collega’s te discussiëren en te praten over muziek.”

Die discussies ontaarden tot nu toe niet in ruzie. Griffioen: “De winnaar van de avond is meestal makkelijk aan te wijzen. We hebben nog geen meningsverschillen gehad.”

NoNeedles: ‘Op het podium knallen we’

Het Uur U is een competitie tussen Utrechtse bandjes. De tweede voorronde is afgelopen weekeinde geweest. Wie de wedstrijd wint, mag naar het Geheim van Utrecht of zelfs naar de Grote prijs van Nederland. Het U-blad volgt muzikale studenten in het Uur U. Vandaag aflevering 2: Funkrockband NoNeedles deelt handtekeningen uit. ‘Als we niet optreden krijgen we de kriebels.’

De band speelt vanavond als laatste. De concurrentie kan dus uitgebreid beluisterd en bekeken worden. “Ik had al even op de websites gekeken”, zegt Vincent. “En die zien er goed uit.”

Frank vindt het wel prettig om als laatste te spelen. Jasper: “Het is zondagavond en het is rotweer. Het kan zijn dat de mensen het zat zijn als wij moeten spelen en al naar huis zijn. Aan de andere kant: de mensen die er nog wel zijn, zijn waarschijnlijk al lekker los.”

Geen naalden

NoNeedles speelt rockmuziek met een funky ondertoon. Zanger Vincent rapt daaroverheen en gebruikt zijn stem als menselijke beatbox en om scratch-effecten mee te maken. Er komen geen naalden van platenspelers aan te pas: no needles dus. De tweede demo, The New Fragrance, is net uit. Kunstacademiestudent en drummer Frank ontwierp het strakke logo, de nieuwe website en de videoclip.

De band speelde, voordat bassist Jasper en gitarist Marcel de gelederen kwamen versterken, voornamelijk boze metal. Met de nieuwe samenstelling ging NoNeedles meer de kant op van funky, hiphopachtige muziek. Maar wel met een stevige rockondergrond. “Het is minder brullerig geworden”, vindt Jasper.

En daar zijn alle bandleden blij mee. “We hoeven de wereld niet meer zo nodig te veranderen”, zegt Vincent. Toch blijven zijn teksten politiek getint en zijn op de website links te vinden naar bijvoorbeeld Witness en Amnesty International. “Ik schrijf wat ik voel, waarover ik nadenk”, legt Vincent uit. “Ik kan geen nummer schrijven over een onderwerp waar ik niks mee heb.” En dat werkt voor de hele band. Jasper: “Bij ons nieuwste nummer 'Mood Swings' was het bijna eng hoezeer de tekst van toepassing is op ons allemaal.”

De voorronde van vanavond zien de bandleden vooral als een mogelijkheid om op te treden. Vincent: “We spelen alsof we zijn gevraagd om een show te geven. Maar we vergeten natuurlijk niet dat het een wedstrijd is.” Daarom wordt er flink gebaald als het optreden een volle minuut uitloopt. “Dat kost strafpunten”, voorspelt Marcel.

Elke band krijgt twintig minuten de tijd om een indruk te geven van hun repertoire. “We willen de essentie van NoNeedles neerzetten in die korte tijd”, vertelt Vincent. “Dat is best moeilijk en daardoor intensief.”

De bandleden van NoNeedles gáán voor het optreden. “Er zijn veel bands in Utrecht en weinig plekken om op te treden”, legt Jasper uit. “En een demo zegt ook niet alles. Die is heel anders dan onze liveshows. Op het podium zetten we iets neer en knalt het. Op de demo kun je natuurlijk meer effecten gebruiken.” Toen de band vier maanden geen optreden had gegeven, kregen alle leden de kriebels. “We zijn op elkaar ingespeeld, kennen elkaar goed. Dat willen we laten horen”, aldus Jasper.

Zweten

Vlak voor het optreden gaan de bandleden steeds sneller praten. “Op het podium staan is vooral leuk”, houdt Jasper vol. “Maar ik ga wel steeds meer heen en weer lopen.” In de kleedkamer worden nog snel wat bierflesjes geopend aan een achtergebleven muziekkoffer. Marcel is van alles kwijt en Vincent schrijft voor iedereen de playlist op een briefje. Jasper speelt geluidloos en razendsnel in op zijn gitaar.

Vincent kleedt zich om in een witte broek, witte trui en witte schoenen. Marcel heeft vanavond als thema ‘skiën’ en draagt dus een skibril, skimuts en een héle warme skibroek. Jasper trekt juist wat uit en speelt in een wit hemd. Frank maakt zich alleen druk over het zweten op het podium. Er worden doeken en flessen water klaargezet. Jasper: “Toen ik een keer teveel gel in mijn haar had, zweette ik het eruit en liep het allemaal in mijn ogen. Dat nooit meer.”

Organisator Nicole Hoevenaars van Mana Music informeert of de heren klaar zijn om te beginnen. “Nog één minuut”, roept Marcel. “Veertig seconden”, reageert Nicole.

Tijdens het eerste nummer is de stem van Vincent niet te horen in de zaal. Maar het probleem wordt opgelost. Jasper speelt basgitaar met een brede lach op zijn gezicht. De bandleden letten op elkaar en geven elkaars seintjes. Er wordt heen en weer gesprongen en zelfs een stukje ouderwets gehiphopt.

De muziek klinkt strak, de band is enthousiast. Vooral de geluidseffecten die Vincent met zijn mond maakt, vallen in de smaak. Steeds meer mensen in het publiek beginnen te dansen. Uitwisselingsstudent Nathalie stond natuurlijk meteen al vooraan. “Great music!”

Na het optreden moeten de bandleden nog wat adrenaline kwijt en dansen op de muziek van dj Buurman. Alleen drummer Frank zit rustig te wachten op de jury. Als de plus- en minpunten van elke deelnemer worden opgenoemd, is het al wel duidelijk. En dan wordt er gelachen, wordt er gedanst, worden wildvreemden omhelsd en handtekeningen uitgedeeld: NoNeedles is door naar de halve finale.

Daar komt de viermansformatie ska-band The Shenanigans, uit de eerste aflevering van deze serie, weer tegen.

Eva Houtsma
Deel 1 over het Uur U stond in U-blad 13 van 27 november 2003

De band:

Zang, human beatbox en vocale scratcheffecten: Vincent van de Velde (27), alumnus theater-, film- en televisiewetenschappen.

Basgitaar: Jasper Haenen (24), student planologie

Gitaar: Marcel Gahrmann (26)

Drums: Frank Duynisveld (23), student Kunstacademie

'Doen alsof je op een bank gaat zitten, dat is de schaatshouding'

Voor krabbelaars en klapschaatsers

De trainingsavonden van Softijs zijn zeer geschikt voor beginnende krabbelaars, maar ook studenten die een vijfhonderd meter onder de veertig seconden rijden zijn er op hun plek. En dan geeft de voorzitter ook nog privé-les.

Softijs vult die anderhalf uur met schaatslessen. De aanwezigen zijn opgedeeld in tien lesgroepjes van oplopend niveau, die allemaal worden begeleid door een eigen leraar, ook een Softijslid. Voorzitter Alex de Beer heeft groepje één, de echte beginners, onder zijn hoede. De opkomst is niet bijzonder hoog. Softijs kan eigenlijk heel dringend wel wat nieuwe leden gebruiken. Maar dat heeft als positief effect dat de drie studenten die er zijn en er inderdaad niet zoveel van kunnen, zo ongeveer privé-les krijgen. De bestuursleden sloven zich behoorlijk uit en duwen een van de meisjes rondenlang over het ijs. Ze blijkt een toevallige bezoeker die al jaren niet heeft geschaatst en is enigszins verbaasd over de aandacht die ze krijgt. "Ik kom gewoon toevallig langs en iedereen is zo aardig."

Iedere Nederlander leert als kind schaatsen en vierdejaars scheikunde Thierry Kortekaas heeft vroeger wel eens op ijshockeyschaatsen gereden. Maar nu wil hij echt leren schaatsen. En een zeker talent kan hem niet ontzegd worden. Zijn rondjes duren een paar minuten, maar hij zet door. Gedurende het lesuur is al te zien dat hij vooruit gaat. Dat geldt bepaald niet voor zijn collega in groepje één. Een meisje met zeer veel wilskracht, maar met even weinig talent. Glijden of afzetten zal ze voorlopig niet leren. "Ga op de bank zitten, zonder de bank te raken", zegt leraar De Beer tegen haar in een bijna moedeloze poging om haar de schaatshouding bij te brengen. Het gaat haar moeizaam af. Maar ook zij zal het misschien ooit leren.

Dat stadium is Alberto de Nicolo, student natuurwetenschap en innovatiemanagement, inmiddels allang voorbij. Hij begon vorig jaar in groep twee. Net iets beter dan de absolute beginners. Maar hij was al jarenlang iedere zomer actief op zijn skates. De Nicolo is inmiddels gepromoveerd naar groep vier, een groep die allerlei evenwichtsoefeningen doet en met de armen gespreid als een soort vliegtuig over de baan gaat. Verder werkt hij vooral aan zijn bochtentechniek. Skeeleren is eigenlijk gemakkelijker te leren dan schaatsen, vindt hij. "Met een schaats glijd je weg op het ijs en een skeeler is stabieler." Verder maakt hij de reis vanuit Woerden per auto vooral voor de gezelligheid.

Klapschaatsen

Schaatsen heb je nooit helemaal onder de knie en ook de toppers van de vereniging Softijs krijgen nog les. Dit zijn echte schaatsers die een vijfhonderd meter onder de veertig seconden rijden. Zij zitten in groepje tien. Zij worden getraind door Ilse Hoogland, een schaatster uit het topsportklasje van de hogeschool van Utrecht. Het trainen van zo'n groepje toppers, die op klapschaatsen door de binnenbocht suizen, is fysiek beduidend minder inspannend dan het begeleiden en rondrijden met de beginners uit groep één. Hoogland staat langs de kant als een echte schaatscoach, geeft ze wat technische tips, maar laat ze vooral heel hard schaatsen.

Hoogland heeft zelfs nog tijd om EHBO te verlenen aan iemand van groepje zes, die over de boarding vliegt en behoorlijke bloeduitstortingen in zijn gezicht oploopt. Maar het lijkt allemaal erger dan het is.

Softijs houdt zich niet alleen maar bezig met lessen. Vrijwel wekelijks nemen leden deel aan marathons en langebaanwedstrijden. En er zijn natuurlijk ieder jaar de clubkampioenschappen en de Nederlandse studentenkampioenschappen. In de zomer organiseert Softijs skate- en looptrainingen.

Behalve de kou, is het enige minpuntje van zo'n Softijsavond dat de kantine al dicht is als de schaatsers stoppen. Maar dan staan er gelukkig grote emmers met thee klaar voor de vermoeide schaatsers.

Jurgen Swart

Studentenenquête legt drama kamernood bloot

Studenten vellen in de deze week verschenen Keuzegids Hoger Onderwijs een vernietigend oordeel over de kamermarkt in de meeste steden. Het is dan ook zeer de vraag of de plannen van minister Dekker op korte termijn soelaas kunnen bieden.

De jaarlijkse studentenenquête van de deze week verschenen Keuzegids Hoger Onderwijs is in feite de zoveelste bevestiging van een vertrouwd en berouwd beeld. Met name de 'onversneden kamernood' in Amsterdam en Utrecht ontkomt niet aan de toorn van de door Research Voor Beleid en Choice geënquêteerde studenten.

Het is ook om moedeloos van te worden. De hoofdstad kent een studentenpopulatie van bijna 80.000, terwijl Utrecht bijna 60.000 studentenzielen telt. Bij het ontbreken van een groot en goed aanbod volgen er dan ook uitwassen: prijzen die zo tegen de 340 euro lopen (Amsterdam) en waar je dan ook zomaar veertig maanden op moet wachten. En dan hoef je nog niet op een ruime suite te rekenen. Het wordt eerder een bezemkast. Utrecht staat er qua kamers net iets minder beroerd voor, maar met een kamerprijs van rond de 300 euro en een zoektijd van rond de veertig maanden ook daar is de overall score ronduit slecht.

Qua zoektijden is het daarmee volgens de onafhankelijke cijfers van de Keuzegids nog beroerder dan de LSVb dit voorjaar schatte: de bond hield de lengte van de speurtocht in Utrecht en Amsterdam op een maand of dertig.

Naast de klassieke rampsteden zijn er meer plaatsen waar het voor de student onderhand spijtig is dat het Nederlandse klimaat een slaapplaats onder een willekeurige brug niet toestaat. Ook in Leiden, Groningen en Haarlem maakt de kamermarkt een overspannen indruk.

Het beeld in Haarlem en Leiden lijkt op prijsgebied op dat van Amsterdam: studenten moeten niet schrikken als ze maandelijks 340 euro moeten betalen. Wel zijn ze sneller aan de beurt. In Groningen zijn studenten van oordeel dat de markt slecht is, maar de markt staat er lang niet zo desastreus voor als die van Amsterdam en Utrecht: de wachttijd blijft er onder de twintig maanden en de prijs ligt rond de 270 euro.

Onderhuur

Afgelopen jaar werd het er door de koppelingswet niet beter op. Eerstejaars die een kamer scoorden via de onderhuur en dus niet ingeschreven stonden op het adres waar zij woonden, kregen een waarschuwing: zoek een andere kamer of schrijf je goed in, of je kunt je uitwonendentoelage vaarwel zeggen.

Deze 'koppelingswet' kan verstrekkende gevolgen hebben voor verhuurders die zelf huursubsidie hebben. Zodra is vastgelegd dat er met de huurwoning inkomsten worden gegenereerd, is het - grotendeels - einde oefening voor de rijkstoelage.

Het is niet dat the powers that be niet bekend zijn met het fenomeen: studentenbonden schreeuwden de afgelopen jaren om uitstel van de koppelingswet, GroenLinks loopt al jaren rond met een huisvestingsplan dat huursubsidie voor kamers mogelijk maakt. Hoewel de Tweede Kamer diverse moties heeft aangenomen, hebben de diverse regeringen de huursubsidie steeds van zich afgeschoven. Met oude koek en 'overlegjes' met studenten wordt het dure GroenLinks-plan steeds over de horizon geschoven, met dank aan de regeringsfracties.

Een kwestie van pappen en nat houden op bestuurlijk niveau dus. Hoewel minister Dekker van Ruimtelijke Ordening daar anders over zal denken. Die ziet geen kamernood, maar een doorstroomprobleem. In haar actieplan van vorige maand rept de bewindsvrouw zelfs van "een overschot van 4000 onzelfstandige wooneenheden", ware het niet dat er 35.000 afgestudeerden in hun hokje vaak tevergeefs zitten te wachten op een doorstroomwoning.

Campuscontract

En dus koos minister Dekker in haar plan voor de verschuiving van het probleem: afgestudeerden moeten gedwongen kunnen worden hun kamer te verlaten, via een zogenaamd campuscontract. Nog zo'n idee: om de particulier over de streep te trekken om bijvoorbeeld de leegstaande ruimte boven de zaak klaar te maken voor bewoning, zou het mogelijk moeten zijn lastige studenten te kunnen lozen.

Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) heeft de minister in een brief al laten weten vooralsnog niet op een dergelijke constructie te zitten wachten. De gematigde studentenbond wil eerst nieuwe woonruimte zien, voor het campuscontract tot de opties kan behoren.

Maar bij het campuscontract alleen blijft het niet. Dekker wil ook dat de rijke corporaties in de buidel tasten om nieuwe kamers te realiseren. Terwijl huursubsidie er niet in zit. Frontman Gijsbert Mul van studentenhuisvestersvereniging Kences vraagt zich af of Dekker met een echt actieplan wil komen, en niet met een " papieren tijger."

Gelukkig is het voor niet alle studenten kommer en kwel. Wie rampsteden Utrecht en Amsterdam als potentieel thuis links laat liggen en voor de provincie kiest, kan hier en daar nog altijd goed uit de voeten. Natuurlijk is het vinden van een mooi hok in Groningen of Maastricht ook geen fluitje van een cent, maar in Enschede, Leeuwarden, Eindhoven en Wageningen is het redelijk te doen.

Enschede voert wat kwaliteit betreft de lijst van de Keuzegids aan. De kamers zijn met een prijspeil van rond de 165 euro relatief goedkoop en de wachttijd is korter dan drie maanden. Maar wat de gemiddelde randstadstudent daar aan heeft....

HOP, Thijs den Otter

Slecht, slechter, slechtst

Natuurlijk voeren Amsterdam en Utrecht de lijst van kamernood aan. De langste wachttijden, de hoogste huren. In Leeuwarden is het het beste toeven voor kamerbewoners. De prijzen hangen rond de 200 euro en de wachttijd zit onder de 2,5 maand. Met het spreekwoordelijke noordelijke optimisme zit het goed: de studenten geven het rapportcijfer zes. Ook Eindhoven doet het lang niet slecht. Maandelijks kost een kamer er rond de 235 euro en de wachttijd ligt onder de vijf maanden. Het voordeel van de Delftse kamermarkt is dat studenten er redelijk snel een dak boven hun hoofd hebben. Maar daarvoor moeten ze dan wel betalen, want de kosten liggen rond de 300 euro per maand. De Nijmeegse studenten zijn ronduit ontevreden over de kamermarkt. Ze geven een vier als rapportcijfer. Toch vallen prijsniveau - rond de 235 euro - en wachttijd - rond de tien maanden - eigenlijk mee. Vergeleken met de drama's elders althans.

Campuscontract

Als de minister van Volkshuisvesting een campuscontract een wettelijke status geeft, dan zullen de nieuwe studentbewoners van de Cambridgeflat en die van de toekomstige wooncomplexen in De Uithof in Utrecht er ook aan moeten geloven. De studenten tekenen gelijk met hun huurcontract voor het einde ervan. Voor zover bekend moeten bewoners met een campuscontract zes maanden of een jaar na het beëindigen van hun studie hun kamer uit. Behalve studentenorganisatie ISO is ook de studentenvakbond LSVb tegen de tijdelijke huurcontracten. Zo lang er geen mogelijkheden voor studenten zijn om na de studie door te stromen naar een andere woning of kamer, is een campuscontract geen oplossing voor de kamernood.

Respect voorkomt ziekteverzuim

Werknemers die zich ziek melden omdat zij zich onrechtvaardig behandeld voelen, doen dat niet om tegen die behandeling te protesteren, maar omdat de stress hen teveel is geworden. Zij zijn dus echt ziek, concludeert Elpine de Boer uit onderzoek onder meer dan duizend werknemers in Nederland en België.

Een tweede misverstand dat De Boer met haar onderzoek uit de weg wil ruimen is dat het gevoel onrechtvaardig behandeld te zijn uitsluitend wordt veroorzaakt door concrete verschillen in salaris en waardering ten opzichte van directe collega's. Een gebrek aan respect van de kant van de leidinggevende speelt volgens haar zeker zo'n belangrijke rol bij het ontstaan van stressklachten bij werknemers. Ook het ontbreken van goed functionerende vormen van medezeggenschap wordt als negatief ervaren.

Opvallend is dat er een duidelijk verschil bestaat tussen de seksen. Zowel mannen als vrouwen hebben moeite met een weinig respectvolle benadering door de leidinggevende en met een tekort aan medezeggenschap. Ten aanzien van verschillen in salaris ligt dat echter anders. Vrouwen worden er niet koud of warm van als een collega iets meer verdient. Voor mannen is het idee in salaris benadeeld te worden wel een bron van stress.

Al met al concludeert De Boer, die deze week in Utrecht promoveerde, dat tot nu toe in het onderzoek te weinig aandacht is besteed aan gezondheidsproblemen van werknemers als reden om zich ziek te melden. Zij adviseert werkgevers, die het ziekteverzuim in hun bedrijf willen terugdringen, om meer tijd en moeite te besteden aan het onderhouden van een goede relatie met hun werknemers en ze niet te behandelen als 'nummers'.

FT

Europese vasteland heeft Shakespeare-voorsprong

Culturele uitwisseling vergroot kennis over 'Britse held'

Shakespeare's teksten zijn gebaat bij culturele uitwisseling. Niet-Britten veroorloven zich meer vrijheden in de bewerking en interpretatie van zijn teksten. En er is niet snel sprake van heiligschennis.

Hoenselaars organiseerde vorige week donderdag samen met collega Paul Franssen en collega’s van de universiteiten van Gent en Namen een internationaal congres over Shakespeare en Europese politiek. Ruim honderd Shakespeare-deskundigen uit alle delen van de wereld bogen zich over de vraag wat Shakespeare en Europa elkaar te bieden hebben. Shakespeare werd in zijn werk namelijk niet alleen door Europese aangelegenheden beïnvloed; omgekeerd vonden de stukken van Shakespeare ook hun weg naar de Europese en zelfs mondiale politiek. Onlangs nog, toen de Verenigde Staten de aanval op Irak openden, dook een spotprent op waarin president Bush wordt geportretteerd als de strijdlustige Henry V uit Shakespeare’s gelijknamige toneelstuk.

Het was niet de eerste keer dat dit toneelstuk werd gebruikt om politieke ideeën kracht bij te zetten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Churchill 'Henry V' al laten verfilmen om de Britse troepen een hart onder de riem te steken. "Ze hadden in de film maar één boodschap: de Britten zijn geweldig en zullen overwinnen. De film is zelfs aan het leger opgedragen. Dan wordt Shakespeare dus gebruikt - of misbruikt zo je wilt - als oorlogspropaganda," vertelt Hoenselaars.

Heiligschennis

Met het congres sloegen de organisatoren een brug tussen Groot-Brittannië en de rest van Europa. Tot een jaar of vijftien geleden beschouwden de Britten Shakespeare namelijk nog altijd als hún eigen grote held, van wie andere landen met hun tengels moesten afblijven. Nu beginnen ze in te zien dat ook andere landen wel iets over Shakespeare te melden hebben.

"In Nederland zijn in de loop der eeuwen talloze vertalingen van Hamlet verschenen,’ zegt Franssen. ‘Deze werden aangepast aan de tijd en het taalgebruik van dat moment. Daardoor zijn de stukken van Shakespeare voor Nederlanders wel te volgen. De Britten hebben zich nooit echt aan een vertaling naar gangbaar Engels gewaagd. Hen gaat Shakespeare dan ook vaak boven de pet. Vergelijk het met de gedichten van Vondel: die zijn voor de meeste Nederlanders ook onbegrijpelijk."

"Het Europese vasteland heeft echt een voorsprong als het om Shakespeare gaat," vult Hoenselaars aan. "Wij hebben de vrijheid om van alles met zijn teksten te doen, omdat wij dat niet als heiligschennis beschouwen. Zo weten veel Britten niet wat ze met de eerste quarto-uitgave van 'Hamlet' aan moeten. Duikt er ineens een Italiaan op die zegt: 'Ik heb nog eens naar dat stuk gekeken, en volgens mij moet je dat zus en zo interpreteren.’ Terwijl de Britten dat deel altijd als onbegrijpelijk terzijde hadden geschoven."

Niet alleen de interpretatie van teksten is gebaat bij culturele uitwisseling. De verschillende landen hebben elkaar ook van alles te vertellen over de rol die Shakespeare speelt en speelde in de internationale politiek. In de negentiende eeuw grepen voorstanders van de Duitse eenwording de vergelijking met de besluiteloze Hamlet bijvoorbeeld aan om te laten zien hoe het vooral níet moest. Zou Duitsland nog langer dralen met de eenwording, dan zou een deel van het land weleens door Frankrijk geannexeerd kunnen worden, net zoals Hamlet zijn besluiteloosheid met de dood moest bekopen.

"Je kunt Shakespeare bestuderen door je te richten op Shakespeare als auteur, maar je kunt je ook afvragen wat verschillende landen later met Shakespeare hebben gedaan," legt Hoenselaars uit. "Dan gaat het er dus niet meer om wat Shakespeare nou precies bedoeld heeft, wat hij met zijn teksten wilde zeggen, maar om de wijze waarop verschillende culturen naderhand betekenis hebben gegeven aan die teksten. Wat er op de schouders van Shakespeare is komen te staan, is vele malen groter dan hijzelf. Het is interessant om juist dát te bestuderen."

Vooroordelen

Maar wat verklaart nou de grenzeloze populariteit van Shakespeare? Duitsland heeft ooit zelfs beweerd dat Shakespeare eigenlijk een Duitser is die per ongeluk in Groot-Brittannië ter wereld is gekomen. Wat heeft Shakespeare wat zijn collega-toneelschrijvers, met wie hij nauw samenwerkte, niet hebben? "Shakespeare is inderdaad veel beroemder geworden dan zijn tijdgenoten," beaamt Franssen. "Dat komt onder andere doordat hij het niet zo nauw neemt met de strenge Frans-classicistische regels die destijds aan toneelstukken werden gesteld. Zo houdt hij zich niet aan het voorschrift dat een toneelstuk zich binnen 24 uur op één plek hoort af te spelen. Verder vermengt hij komische scènes en personages met tragische, en ook dat is niet zoals het hoorde. Maar de Britten vonden het prachtig. Ze moesten niets hebben van die Franse regelneven, dus vonden ze het geweldig dat Shakespeare alle voorschriften aan zijn laars lapte."

Toch is dat volgens Franssen niet de enige verklaring waarom het werk van Shakespeare zo wijdverbreid is geraakt. "Shakespeare belicht kwesties van diverse kanten. Hij laat de personages allemaal hun zegje doen," legt Franssen uit. ‘‘In het stuk 'The Merchant of Venice’, waarin de joodse Shylock wordt neergezet als een wrede gierigaard, is bijvoorbeeld niet zo antisemitisch als je misschien op het eerste gezicht denkt. Shylock komt er in het stuk wel slecht vanaf, maar Shakespeare weet hem toch ook als een mens te portretteren. Je kunt zien dat hij geprobeerd heeft afstand te nemen van zijn eigen vooroordelen."

Want laten we wel wezen: vooroordelen hád Shakespeare zeker. "Hij was zonder meer racistisch, antisemitisch en vrouwonvriendelijk," geeft Hoenselaars toe, "terwijl de hele wereld Shakespeare toch als vanzelfsprekende schoolkost op de boekenlijst zet. De bereidheid om Shakespeare internationaal in het onderwijsprogramma op te nemen, zou je politiek kunnen uitleggen. Misschien kun je zelfs zeggen dat wij ons een beetje laten koloniseren door Groot-Brittannië, net zoals we ons soms door The British Council laten vertellen hoe we het Engels moeten onderwijzen. Er zijn wel verschillende wetenschappers – ook in Groot-Brittannië – die dit aan de kaak stellen, hoor. Je kunt inderdaad vraagtekens plaatsen bij een regering die een handtekening zet onder een onderwijsprogramma waar Shakespeare pertinent deel van uitmaakt. Want hoe prachtig zijn werken ook zijn, Shakespeare had wel degelijk ideeën die wij vandaag de dag niet automatisch zouden delen. Je moet er dan ook goed over nadenken waarom je zo’n figuur in je syllabus opneemt."

Aan de andere kant moet je je natuurlijk niet om politiek-correcte redenen afsluiten voor de rijkdom die Shakespeare óók onmiskenbaar te bieden heeft, vindt Paul Franssen. "Een stuk als 'The Tempest' kun je interpreteren als een pleidooi voor kolonisatie. Maar het mooie aan Shakespeare is dat hij kolonisatie wist neer te zetten als een uitdaging én als een probleem. Hij belichtte maatschappelijke vraagstukken van verschillende kanten. Dat is wat zijn werk complex, maar ook zo fascinerend maakt. Je kunt je inleven in al zijn personages, zelfs in types als de seriemoordenaar Macbeth. Daardoor raak je niet gauw op Shakespeare uitgekeken. Je ontdekt steeds weer iets nieuws."

Iris Dijkstra

Het universitaire welkom van Utrecht

Te obliglaat, een deurmat met het woord 'welkom'. Maar een beetje meer warmte mogen de meeste entrees van de universitaire gebouwen wel uitstralen. Zo rijk als de hal van het Academiegebouw is, zo arm zijn de entrees van het Van Geuns en het Bestuursgebouw in De Uithof. Althans, volgens Wessel Meijer die zich de titel van welkomsdeskundige graag 'laat aanleunen'.

Wessel Meijer werkt op bureau buitenland. Dagelijks is hij bezig met marketing en bekijkt de universiteit altijd door de ogen van de klanten. Soms is dat niet altijd even fijn, zeker niet als je dagelijks een entree door moet die volgens de marketingtheorie op alle punten de bezoeker geen welkom heet. In de rubriek Kwaad & Erger luchtte hij onlangs zijn hart hierover. Voor het U-blad reden om Meijer eens zijn professionele blik over enkele andere entrees van universitaire gebouwen te laten gaan.

De criteria van Meijer:

1.Duidelijke entree, niet dat je moet zoeken naar de deur, of dat je je verwondert over de knulligheid.

2.Entree met positieve uitstraling en het maakt niet eens uit wat: academisch, vrolijk, experimenteel, modern, klassiek, als het maar uitstraling heeft

3.Bereikbaarheid en aanlooproute. Kun je er komen zonder door een bus te worden overreden of achterafpaadjes te hoeven betreden

4.Receptie. Is die er, waar zit die en zit er glas tussen de receptionist en de bezoeker?

5.Sfeer van de aankleding na binnentreden: ruimtelijk gevoel, kleur, materialen, overzichtelijkheid, meubilair.

6.Bewegwijzering: naamgeving gebouw, eenduidigheid, leesbaarheid, tijdelijke evenementen)

7.Externgerichtheid. Gebruik dus geen interne afkortingen, is er een plattegrond van het gebouw en is duidelijk wie de bewoners zijn.

8.Netheid. Dus geen pallets met drukwerk, lege vitrines, rollen tapijt of bemoste logo's.

Academiegebouw is het beste gebouw. Dat mag ook wel na de verbouwing. Het pand scoort eigenlijk op alle punten goed.
Universiteitsmuseum is ook heel goed, enig minpuntje misschien is de route van de entree naar het museum zelf.
het Wentgebouw. "Waar is de ingang eigenlijk", vraagt Meijer zich af als hij bij de bushalte sttat. De bezoeker die arriveert met het openbaar vervoer moet inderdaad bijnba geheel om het gebouw heenlopen om de deur te vinden. Maar ook vanaf de parkeerplaats is de ingang niet gemakkelijk te vinden, bevestigt receptionist Peter Warning. "Vanaf de parkeerplaats zie je de entree niet door de grasheuvel waaronder de fietsenstalling zit. Vaak lopen bezoekers een heel rondje om het gebouw voordat ze de ingang zien. Maar ach, de hele Uithof is een doolhof. Je ziet het Wentgebouw van verre liggen, maar je weet echt niet hoe je er moet komen."
Letterenbibliotheek aan Drift 27. De mooie ingang, zegt Wessel Meijer wordt vreemd genoeg niet gebruikt. Je wordt de hoek omgestuurd naar de minder fraaie entree aan de Wittevrouwenstraat. "En als de entree aan Drift open zou gaan, zou ik gillend gek worden", zegt receptionist Joop Weiland. "Bij beide ingangen staan detectiepoortjes, en die zijn echt nodig omdat er per jaar een x aantal boeken wordt ontvreemd. Wij kunnen niet de hele dag uitsluitend op de mensen letten die naar binnen en buiten lopen. We moeten ook de telefoon aannemen, gasten ontvangen en we zijn hier zeker niet overbemand. Dus die poortjes zijn nodig. Als de deur aan Drift - die inderdaad heel mooi is - weer open zou gaan, zou ik gek worden van het continue gepiep."
Bestuursgebouw. Als dé entree van de Universiteit Utrecht laat deze entree veel te wensen over. Eenmaal langs sombere bealgde totempalen gelopen te zijn, kom je via een draaideur in een kille ruimte zonder uitstraling waar het zoeken is naar de weg. Het bord met daarop de bewoners staat vol onduidelijke afkortingen. Het bevestigt, zegt Wessel Meijer het beeld dat de universiteit een onpersoonlijke moloch is. Voor een persoongerichte, internationale, trotse en ambiteuze organisatie is de entree onwaardig.
Het Minnaertgebouw. Het is blijkbaar een trend om de receptie op de eerste verdieping te maken in De Uithof. Bezoekers van het ziekenhuis, het Langeveldgebouw en ook het Minnaert moeten eerst een trap op voordat de receptionist in zicht komt. Bij de nieuwe bibliotheek zal dit ook het geval zijn. Eenmaal de trap overwonnen is de hal van het Minnaert wel weer erg mooi.
Het Matthias van Geunsgebouw. Veel liften en naambordjes maar geen levend wezen om de weg aan te vragen, becommentarieert Meijer. Het Facilitair Bedrijf Utrecht huist hier op de begane grond en krijgt menig verwarde bezoeker aan de deur die wil weten of hij aan het goede adres is. Mia de Groot zucht maar weer eens. "Het is een groot misverstand dat het Van Geuns een universitair pand is. Het gebouw is van de stichting SFAR, stichting faciliteitenbedrijf AZU en RU. Het is gebouwd voor beginnende bedrijfjes die een marktconforme huur betalen. Origineel was er een balie op de begane grond maar die heeft er tien jaar ongebruikt gestaan. Toen heb ik maar weer eens aan de gebruikers gevraagd of er behoefte was aan een portier. Die was er niet en toen is de balie verdwenen. Ik hoor regelmatig dat de entree zo onvriendelijk is, maar je kunt het ook positief bekijken. Het pand is veilig. Bezoekers moeten zich melden bij het bellenpaneel waarna het bedrijfje de bezoeker binnenlaat. Het is aan de huurders van het pand, om hun gasten van te voren te laten weten hoe ze het pand binnen kunnen komen en hun weg door het pand kunnen vinden."

Universitaire opleidingen willen instroom hbo'ers versnellen

Hoe tover je een hbo'er in zo min mogelijk tijd om in een academicus? Dat is de vraag waar veel universitaire masteropleidingen voor staan. Schakelprogramma's worden uit de grond gestampt. Maar in de toekomst moeten studenten al tijdens hun hbo-opleiding worden klaargestoomd voor de universiteit.

Tweejarige masteropleidingen bij scheikunde en informatica hebben al een lange geschiedenis van hbo-instroom en zien genoeg ruimte om studenten in het programma zelf bij te spijkeren. Het zijn vooral de eenjarige masters in de alfa- en gamma-sfeer die naarstig zoeken naar oplossingen. Veel opleidingen kiezen er voor studenten een schakelprogramma te laten volgen om een toelatingsbewijs voor een master te kunnen bemachtigen. De lengte daarvan is vaak afhankelijk van de vooropleiding van de student, maar kan oplopen tot een jaar.

Professor Rob Van der Vaart, onderwijsdirecteur bij sociale geografie en planologie, ziet geen andere oplossing dan hbo-afgestudeerden een half jaar tot een jaar in de wacht te zetten. Op dit moment zitten veertig studenten in een dergelijk tussentraject. "Hbo'ers ontberen vaak de noodzakelijke onderzoekservaring. Die kennis moet echt aanwezig zijn voordat ze de master ingaan."

Van der Vaart erkent dat de schakelklas niet de mooiste oplossing is. De onderwijsdirecteur hoopt in de toekomst goede afspraken met de hbo-opleidingen te maken waaruit veel studenten naar Utrecht komen. Van der Vaart kan de namen van de hogescholen in Deventer, Breda en Utrecht zo oplepelen. Al tijdens de hbo-studie zouden studenten dan volgens hem een programma aan de universiteit kunnen volgen. "Dat zou de doorstroom enorm verbeteren."

Ook opleidingscoördinator van algemene sociale wetenschappen dr. Willibrord de Graaf, verwacht dat zijn opleiding in de nabije toekomst stappen in die richting gaat ondernemen. Op dit moment telt het verkorte bachelorprogramma van een jaar dat zijn opleiding voor hbo-afgestudeerden heeft ingericht, liefst negentig studenten. "Het zou mooier zijn geweest wanneer die mensen zich in de eigen opleiding hadden gekwalificeerd voor een master."

Voorbeelden van samenwerking zijn al voor handen, maar beperken zich voorlopig tot contacten tussen de Universiteit Utrecht en het hoger beroepsonderwijs in Utrecht. Paradepaardje is wellicht 'recht in Utrecht', een project waarbij zelfs het middelbaar beroepsonderwijs en het regionaal opleidingen centrum (ROC) zijn betrokken. Gemotiveerde studenten van de juridische hbo-opleidingen kunnen vanaf dit jaar een verzwaard traject met onder meer een aantal universitaire vakken volgen. Wie dat traject succesvol afrondt, krijgt automatisch toegang tot de master Nederlands recht, al zullen studenten die advocaat of rechter wil worden nog een schakeltraject van een half jaar moeten volgen. Volgens Nikki Meijers, hoofd van de afdeling onderwijs- en studentenzaken bij Rechten, heeft de regeling een zeer positief bijeffect: "Hiermee ontmoedigen we hbo-studenten meteen na het behalen van een hbo-propedeuse de overstap te wagen. Dat ging heel vaak mis."

In de voetsporen van rechten startten de Utrechtse opleidingen onderwijskunde en pedagogiek - vanouds aantrekkelijke bestemmingen voor studenten sociaal pedagogische hulpverleningn en studenten aan de pedagogische academie - deze zomer een samenwerkingsverband met de Utrechtse hbo-opleidingen. Voorheen konden studenten in tweeëneenhalf jaar een verkort programma volbrengen. Vanaf dit voorjaar kunnen studenten van de contractpartners minimaal twee en maximaal vijf modulen volgen aan de universiteit. Daarna zal aan de hand van een persoonlijk portfolio worden bekeken hoe omvangrijk een aanvullend schakelprogramma nog moet zijn. Met zeven pabo-opleidingen elders en met de landelijke academies voor lichamelijke opvoeding staan soortgelijke afspraken op stapel. Volgens professor Wubbels, directeur van het instituut voor pedagogiek en onderwijskunde, wordt hbo-studenten geadviseerd vooral vakken te volgen waarbij onderzoeksmethoden en analytische vaardigheden centraal staan. "We hopen dat er ook een selecterende werking van die vakken uitgaat."

Naast de initiatieven bij rechten en pedagogiek kunnen nog een drietal andere projecten worden genoemd waarbinnen de doorstroom wordt vereenvoudigd door samenwerking tussen universiteit en hogeschool . In de eerste plaats is dat de Academie Gezondheidszorg Utrecht, een initiatief van de faculteit geneeskunde en de Hogeschool van Utrecht. Verder bestaan er al tijden nauwe banden tussen de School voor Journalistiek en de Utrechtse letterenfaculteit. Voor de universitaire master die volgend najaar van start gaat moet de hbo-instroom een minor aan de universiteit volgen. Tenslotte wordt voor de master theaterdramaturgie samengewerkt tussen de universiteit en de Hogeschool voor de Kunsten. Voor de toekomst wordt een opname van de HKU in de universiteit voorzien, waardoor de hbo-instroom naar alle waarschijnlijkheid een veel groter veld zal beslaan.

De jonge initiatieven lijken te passen in een Utrechts klimaat waarbinnen iets minder spastisch wordt gedaan over het gezamenlijk optrekken van universiteit en hogeschool. Twee jaar geleden gaven beide instellingen al aan te willen praten over het verbeteren van de overgang van hbo naar wo alsmede van de verwijsfunctie in omgekeerde richting. In 2002 werd rondom dit thema een conferentie belegd, waarbij onder meer het rechtenproject als casus diende. Verwacht wordt dat hogeschool en universiteit naar aanleiding van de ervaringen over niet al te lange tijd tot een nadere afstemming zullen komen..

De financiering van het onderwijs dat hogeschoolstudenten of -afgestudeerden aan de universiteit volgen, is volgens betrokkenen een belangrijk vraagstuk. Of het universitaire bacheloronderwijs voor hbo'ers zich terugbetaalt is immers maar zeer de vraag. Het is moeilijk te voorspellen of studenten na het volbrengen van het schakelprogramma daadwerkelijk in Utrecht een master halen en daarmee bekostigd worden. Volgens Van der Vaart is duidelijkheid zeer gewenst. "Het alternatief is dat we minder hbo-afgestudeerden deze mogelijkheid gaan bieden. En dat willen we ook weer niet." De hoop bij de opleidingen is gevestigd op de invoering van het Utrechtse systeem van studiepuntenfinanciering dat is voorzien voor het jaar 2005. Daarmee zouden opleidingen betaald moeten krijgen voor elke student die een module volgt.

XB

Gedragscodes werken vaak niet

Gedragscodes ter bestrijding van rassendiscriminatie werken vaak niet. Dat blijkt uit onderzoek van de Wetenschapswinkel Rechten. De leidinggevenden zien meermaals niets in zo'n code, en maken haar soms niet eens bekend.

Het onderzoek werd gedaan in opdracht van het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie. Onderzoeker Ph. Stevens interviewde P&O-medewerkers, leidinggevenden en vertrouwenspersonen van de gemeentelijke diensten van Amsterdam en Rotterdam. In november bracht ze haar onderzoeksrapport uit.

Hoewel er al verschillende wettelijke antidiscriminatiebepalingen bestaan, acht Stevens het zinvol daarnaast nog gedragscodes te hanteren. Eigen regels zijn laagdrempeliger en het invoeren van zo'n code kan een positieve invloed hebben op het werkklimaat, meent de juriste.

Maar zo'n code heeft alleen effect als ze ook gedragen wordt door de leidinggevenden. Deze immers moeten de code onder het personeel bekend maken, voorlichting geven en toezien op handhaving van de regels. In de meeste door Stevens onderzochte organisaties is daarvan geen sprake: als er al een gedragscode is, dan heeft die weinig betekenis. Van anti-discriminatiebeleid is nauwelijks sprake.

In een ambtenaren-omgeving is een dergelijk beleid echter wel noodzakelijk, omdat discriminatie er meer kansen heeft, aldus de Rechtenwinkelier. Een ambtenarenbestaan is doorgaans een 'life time employment'. Dat heeft tot gevolg dat ambtenaren minder gauw ontslag zullen nemen, ook al zijn ze slachtoffer van discriminatie. Anderzijds is er een hoge ontslagbescherming, waardoor discriminerend gedrag langer kan voortwoekeren.

AH