Achtergrond

Universiteiten in Oost-Europa


Vilnius, Litouwen

Mooi, mysterieus en melancholiek

Vilnius University heeft zich voortvarend een plaatsveroverd tussen West-Europese universiteiten. "In het begin zochtenwe vooral hulp. Nu streven we naar samenwerking."

Vilnius, de hoofdstad van Litouwen behoort zonder twijfel toteen van de mooiste en oudste steden van Oost-Europa. In deheuvelachtige stad wisselen oude, kronkelige straatjes zich af metschilderachtige binnenplaatsen en rustige parken. De stad ademtgeschiedenis en mysterie. Tegelijkertijd is de laatste jaren deverwaarlozing van het stadscentrum volledig ongedaan gemaakt envolgen de gevels van huizen elkaar op in afwisselende, levendigekleuren. Hippe cafeetjes en eettentjes zijn verschenen, winkels metdesigners kleding uit binnen- en buitenland weerspiegelen eentoegenomen welvaart voor tenminste een deel van de bevolking.Wanneer je door Vilnius wandelt, krijg je de indruk dat het landschijnbaar moeiteloos vijftig jaar Russische overheersing van zichheeft afgeschud.

De hoofdgebouwen van de universiteit, opgericht in 1579,bevinden zich in het hart van het centrum. Oude bouwstijlenwisselen elkaar af in het universitaire complex van gebouwen,pleinen en binnenplaatsen. Maar los van de goed bewaardearchitectuur en de sfeervolle ambiance, blijkt er in het afgelopendecennium veel te zijn veranderd.

Het nieuwe politieke klimaat in Litouwen vereiste hervormingenop de universiteit. Prof.dr. Rolandas Pavilionis was de eerstegekozen rector na de onafhankelijkheid. Na de revolutie waren we deeerste universiteit in Oost-Europa die afstand nam van ideologischedisciplines. Met name door de samenwerking met Noord- enWest-Europese landen heeft de universiteit in relatief korte tijdveel vooruitgang geboekt. Het was niet makkelijk, met name omdathet verzet tegen hervormingen in sommige faculteiten erg sterk was.Vooral de oudere generaties spraken geen West-Europese taal en hetmeeste nieuwe wetenschappelijke materiaal was in Engels, Duits enFrans.

Ondanks moeilijkheden in de eerste jaren, heeft de universiteitzich opvallend snel een plaats veroverd tussen de Europeseuniversiteiten. Pavilionis beschouwt de snelle toelating totnetwerken van West-Europese universiteiten dan ook als uiterstbelangrijk. Tegelijkertijd benadrukt hij nu het belang van dezelfstandigheid van de universiteit. In het begin van deonafhankelijkheid zochten we vooral hulp van West-Europa. Delaatste jaren streven we vooral naar samenwerking met andereEuropese universiteiten. Op de vooravond van de integratie vanLitouwen in de Europese Unie, wat volgens mij over een jaar of vijfkan gaan gebeuren, moet Vilnius Universiteit voorbereid zijn omkwalitatief te kunnen concurreren met zeer ontwikkelde westerseonderzoekscentra. Anders gaat de universiteit het erg moeilijkkrijgen.

Ondanks structurele verbeteringen van het universitair klimaatin Litouwen, blijkt dat een van de grootste problemen waarmeeOost-Europese universiteiten worden geconfronteerd ook in Vilniusniet onbekend is. Het is voor de universiteit moeilijk om jongeacademici aan zich te binden. Door de lage salarissen kiezen veeljongeren voor het bedrijfsleven, of ze emigreren naar West-Europaof de Verenigde Staten om daar een wetenschappelijke carrire op tebouwen. Pavilionis onderkent het probleem, het moet zo zijn, denkik. Voor jonge mensen is het noodzakelijk om te gaan en dingen inde wereld te zien, of ze nu goed of slecht zijn, maar ik ben nietpessimistisch. Ik zie het als een tijdelijke situatie.

Plat

Later ontmoet ik een aantal van de vijftien studenten die ditjaar als eersten zijn begonnen met de studie Nederlands. Het blijktdat geen van hen ooit in Nederland is geweest (is Nederland echthelemaal plat?) en nadat ik mijn verbazing hierover heb overwonnen,wordt er onder andere gepraat over de toekomstverwachtingen. Er isgeen eenduidig antwoord. De een wil graag naar Nederland om tewerken en ziet in Litouwen geen toekomst. De ander ziet het als eenuitdaging om met de Nederlandse taal in Litouwen bezig te zijn, enwil juist niet weg. Ik ben erg gehecht aan Litouwen en ik denk datik hier wil blijven. Zelfs als ik weet dat het leven eldersmisschien beter is. Ik denk dat ik hier het meest bruikbaar ben.Maar waar de studenten het over eens zijn is dat ze in ieder gevaltijdelijk, voor studie of voor werk, naar het buitenlandwillen.

Daarnaast spreekt Vilnius als stad de studenten aan, met name omde combinatie van West- en Oost-Europese invloeden. Enerzijdsproberen we op een Europese manier te leven en zien we hier veeltentoonstellingen, theatervoorstellingen en films uit anderelanden. Anderzijds is Vilnius Universiteit eeuwenlang de enigeuniversiteit van Litouwen geweest en krijg je het gevoel dat jeverbonden bent met de oudere generaties. Dat is een belangrijkeeigenschap van Litouwers: we zijn traditioneel, we kijken vaakterug. Het is belangrijk om verbonden te zijn met je land, met jefamilie. Maar misschien verandert dat nu. Het leven is vrijer enmeer kosmopolitisch geworden.

Meer informatie: http://www.vu.lt


Iasi, Roemenie

Geen enkel wonder duurt langer dan drie dagen

Roemenen lijken te leven met het besef dat de loopder dingen onveranderbaar is. Toch zijn er aan de universiteit vanIasi enkele positieve ontwikkelingen aan te wijzen. Ondanks frissetegenzin van de oude garde.

In het noordoosten van Roemenie, op een tiental kilometers vande grens met de republiek Moldavie, bevindt zich de studentenstadIasi. De stad is al eeuwenlang het centrum van het culturele enacademische leven van de streek Moldova. De Alexandru Ioan CuzaUniversiteit is met zijn oprichting in 1860 de oudste universiteitvan Roemenie en behoort met bijna 20.000 studenten tot de grootsteuniversiteiten van het land.

De stad zelf combineert tegenwoordig zowel het goede als hetslechte van Roemenie. Terwijl oude kloosters en kerken zichafwisselen met sfeervolle parken en door bomen geflankeerdeboulevards, wordt het straatbeeld eveneens bepaald door het grijzebeton uit de communistische jaren, die littekens in de architectuurvan de stad hebben geslagen. Bedelende bejaarden, roedelsstraathonden en aan verf verslaafde straatkinderen zijn overal tezien. Net zoals de naburige republiek Moldavie, ondertussen hetarmste land van Oost-Europa, geeft ook de aanblik van de Roemeensestreek Moldova weinig reden tot optimisme. De rijke historie van destad IasiÄdjûÅÄ\ÇÛÿÿÿÿò;8;'÷~;'(Ù;'(Ùn=3Dget_message&ID_Message=3nt Politieke Economie enInternationale Economie. en dat is als volgt: geen enkel wonderduurt langer dan drie dagen.

Het spreekwoord impliceert een soort berusting in het noodlot,die dagelijks herkenbaar is in de Roemeense samenleving. DeRoemenen lijken te leven met het besef dat de loop der dingenonveranderbaar is. Er bestaat een gelatenheid in de maatschappij,die voor West-Europeanen moeilijk te begrijpen is, en die tevensnoodzakelijke hervormingen in de weg staat.

Het wonder van de revolutie heeft in Roemenie zijn drie dagengehad, dat is duidelijk anno 2001. Het wordt dan de vraag hoe deuniversiteit zich heeft ontwikkeld in de jaren na de revolutie. Inde periode voor 1990 stond een groot deel van de wetenschappenonder invloed van Sovjet propaganda. De meeste faculteiten moestenna de revolutie hun imago, interesses en doelen veranderen om zichte ontdoen van de communistische ideologie. Met het door de EUgefinancierde TEMPUS programma kregen professoren de mogelijkheidom naar West-Europa te reizen en kennis te maken met nieuweonderwijsmethoden en collegas van West-Europese universiteiten.Isan benadrukt dat er positieve stappen zijn gezet, maar stelttevens dat hervormingen tot nu toe een te halfslachtig karakterhebben gehad.

Generatieconflict

Een van de grootste problemen van de universiteit is dathervormingen in sterke mate worden tegengewerkt door een groot deelvan de oudere generatie van professoren. Isan zegt hierover: In decommunistische tijd is er in een periode van veertig jaar nietsveranderd. Dat heeft mensen met een gevangen denkwereld opgeleverd.De denkwijze van iemand die bijvoorbeeld dertig jaar les heeftgegeven in Socialistische Politieke Economie is moeilijk teveranderen.

Het is inderdaad een vaak gehoorde klacht van studenten. Zo zegtGeta Ciuntu, vierdejaars studente Internationale Relaties, dat eengroot deel van de oudere docenten vast blijft houden aan hun oudemanier van lesgeven. Ze verwerpen alles wat nieuw is. Naar sommigedocenten gaan we niet meer toe. Er zitten dan drie studenten in hetlokaal als er veertig hadden moeten zitten. Studenten hebbenregelmatig hun beklag gedaan over sommige docenten, maar dat heeftvolgens Ciuntu in eerste instantie weinig veranderd.

Prof. dr. Stefan Avadanei, vice-rector van de universiteit,onderkent het probleem: Eigenlijk is het wachten tot het merendeelvan die oude generatie verdwijnt. In de huidige situatie zijncontracten op de universiteit helaas onbeperkt: zodra je binnenbent kun je in principe tot je pensioen blijven zitten. Dat werktde flexibiliteit voor de universiteit ontzettend tegen. Tegen eenprofessor die hier al dertig jaar lesgeeft, en weigert zijn lessenaan te passen aan de huidige tijd, kunnen we als universiteitweinig beginnen.

Daarmee begint zich op de universiteit en in de Roemeensesamenleving een steeds groter generatieconflict af te tekenen. Eengroot deel van de oudere generatie kan of wil oude denkbeelden nietachter zich laten en heeft na de revolutie een nog grotere armoedeen onzekerheid zien komen. De jongere generatie wil een beterleven, maar ziet zich geconfronteerd met een oudere generatie diein de tien jaar na de revolutie bitter weinig heeft opgebouwd.Avadanei is het zich terdege bewust: het is een nationaal probleemdat zoveel jongeren weg willen uit Roemenie. Het kan ertoe leidendat alleen de ouderen en de slecht opgeleide jongeren overblijven.Zelf teken ik per week ongeveer tien tot twintigaanbevelingsbrieven voor studenten die voor stages of werk naar hetbuitenland willen. Ik kan er niets aan veranderen.

Langzaam

Toch heeft niet elke jongere de hoop al bij voorbaat opgegeven.Zo ontmoet ik Sorin Semeniuk. Hij is hoofdredacteur van 'OpiniaStudenteasca', een wekelijks verschijnende studentenkrant,geschreven door studenten. Het motto van de krant laat zichvertalen als: Of we proberen iets te veranderen, of we emigrerenmet zijn allen naar Canada. Het is een treffend commentaar op desituatie in Iasi. Zo zegt Semeniuk: uit onderzoek is gebleken dat63 procent van de studenten naar het buitenland wil vertrekken alsze de kans krijgen. Het is natuurlijk begrijpelijk, maar als weallemaal vertrekken, wie moet Roemenie dan weer op de railskrijgen? Het perspectief voor jongeren in Roemenie oogt echterweinig florissant. Ik geef toe dat het erg moeilijk is. Men zegtdat we de generatie van opoffering zijn. Om dit land op te bouwen,moeten we ons opofferen. Zelfs al werk je heel hard, dan heb je metde huidige lonen nog niet de zekerheid om een goed leven op tebouwen. Met ons salaris kun je na dertig jaar misschien een huis ofauto kopen.

Toch zou het jammer zijn om alleen de slechte dingen te noemen.Binnen de universiteit zijn er zeker positieve ontwikkelingen aante wijzen. In nog geen jaar tijd zijn moderne computers metinternet beschikbaar gekomen voor studenten. De bibliotheek is forsgemoderniseerd in zowel opslagruimte als de komst van een digitalecatalogus. Het blad 'Opinia Studenteasca' is een broedplaats waarinnieuw journalistiek talent de ruimte krijgt om zichzelf teontwikkelen. Daarnaast zijn ook op het gebied van onderwijsverbeteringen te constateren. Vanaf dit jaar is het mogelijk voornieuwe studenten om gebruik te maken van een credit transfersysteem, wat het voor studenten makkelijker maakt om vakken uitverschillende disciplines te combineren in hun eigenstudieprogramma. Ook Geta Ciuntu benadrukt die positieveontwikkelingen: Nieuwe studenten kunnen vanaf dit jaar zelf hunlessen en docenten kiezen. Zo kunnen ze aan andere studenten vragenhoe bepaalde docenten zijn en dat is een goede ontwikkeling. Hierin Moldova zeggen we dat er drie snelheden bestaan: langzaam, heellangzaam en absolute stilstand. Wat de veranderingen op deuniversiteit betreft, kun je zeggen dat we heel langzaam gaan. Ikdruk me optimistisch uit, want ik zie daadwerkelijk kleineveranderingen. Wat de toekomst betreft hoop ik dat we nog eenversnelling hoger komen.

Meer informatie: http://www.uaic.ro

Tekst: Marco van Duyvendijk

'De tijd dat je proefschrift je levenswerk moet zijn is echt voorbij'

'De tijd dat je proefschrift je levenswerk moet zijn is echtvoorbij'

Universiteiten, bonden en overheid bakkeleien alsinds begin dit jaar over de uitkeringen van promovendi. Maar allepartijen zijn het over een ding eens: een aio mag in de toekomstniet langer dan vier jaar over het promotietraject doen. Maar datwas toch al de afspraak? En waarom lukt dat dan niet?

Arja Firet is een van de aio's die afgelopen januari bij deuitkeringsinstantie USZO voor een gesloten deur kwamen te staan.Een verrassende wending in het uitkeringsregime liet promovendi enuniversiteiten 'stupefait'. De praktijk waarin promovendi metwachtgeld hun proefschrift voltooiden werd niet langer gedoogd. "Ikwist niet wat ik hoorde."

Firet, verbonden aan het Onderzoekinstituut Geschiedenis enCultuur, denkt nog minstens een jaar nodig te hebben voor hetafronden van haar proefschrift over 'Fantaisie', columnachtigeverhaaltjes die in de negentiende eeuw in de Franse persverschenen. "Mijn grootste pech is geweest dat ik een ernstige vormvan RSI kreeg. Daarmee heb ik lange tijd in de ziektewet gezeten,maar daarna kon ik door die arm nog steeds niet het werktempoaanhouden dat ik graag wilde."

De promovenda is echter realistisch genoeg om te beamen dat ookzonder haar ziekte haar proefschrift langer dan vier jaar in beslaghad genomen. "Natuurlijk was die gedoogpraktijk niet goed, maar alsje bedenkt dat van de aio's maar tien procent in vier jaar klaar isdan zegt dat genoeg. Ik denk dat aan de begeleiding van aio's nogveel te verbeteren valt. Het zijn weliswaar bijna altijd goedestudenten geweest, maar geen enkele aio heeft ooit een boekgeschreven. Aan het begin denken ze meestal dat dat gewoon vierkeer een scriptie is. En als dan de eerste problemen komen durvenze niet meteen aan de bel te gaan hangen."

Pas de deux

Volgens prof.dr. Wiel Hoekstra, voorzitter van deAdviescommissie Kwaliteit Personeelsbeleid (ACKP), is de vaakmoeizame relatie tussen aio en promotor een van de oorzaken voor desoms trage voortgang van het aio-onderzoek. "Arie de Ruijter,directeur van de onderzoekschool CERES, heeft dat ooit 'eenproblematische 'pas de deux' genoemd. Bij aanvang van het projectis de aio blij met zijn nieuwe werk en de promotor tevreden dat eriemand is om zijn onderzoeksideeen te verwezenlijken. In dieeuforie durft de een niet uit te spreken wat er niet zo goed gaat,uit angst afbreuk te doen aan het enthousiasme van de ander."

Omdat er in het huidige systeem, naar de mening van Hoekstra "teweinig gedwongen communicatie is", pleit hij ervoor dat bij destart van elk promotietraject een goed geschreven onderzoeks- enbegeleidingsplan wordt ingeleverd. Dat plan zou onder meerduidelijkheid moeten geven over de eindverantwoordelijkheid en degarantie van een deugdelijke begeleiding. Ook zou al in het planmoeten worden aangegeven wie de belangrijkste leden van debeoordelingscommissie van het proefschrift zullen zijn. "Het lijktmij goed dat een buitenstaander af en toe kan intervenieren tussenaio en promotor en problemen signaleren en benoemen."

Het ACPK-voorstel werd door het college van bestuur vermeld inde voorstellen voor een aanscherping van het promovendibeleid dieeind vorige maand werden gepresenteerd. Tim Schwanen, aio bijRuimtelijke Wetenschappen en voorzitter van de Belangenverenigingvoor Aio's en Oio's Utrecht (BAU), is blij met verdergaande formeleafspraken over de begeleiding, maar denkt dat er meer nodig is omaio's binnen vier jaar te laten promoveren: een cultuuromslag.

"De tijd dat je proefschrift je levenswerk moet zijn is echtvoorbij. In de ogen van de oudere generatie is dat misschien eendevaluatie, maar een proefschrift is in de eerste plaats een proevevan academische bekwaamheid die toegang geeft tot de academischewereld. Dan moet je als promotor, hoe goed bedoeld vaak ook, nietmeer eisen dan redelijk is."

Volgens professor Hoekstra is men er in de beta-hoek al langervan doordrongen dat een proefschrift geen levenswerk is. Toch is ervolgens hem een probleem. De prestatiedruk op aio's wordt nogsteeds opgevoerd. "De output- en citatiemetingen laten zich geldenbij onderzoeksgroepen. Aio's worden als een belangrijk onderdeelvan dat productieproces gezien. En die druk voelen ze. In feitehebben we mensen die iets moeten leren in een situatie gedruktwaarin ze vooral moeten presteren. Die situatie levert prachtigeproefschriften op. Maar vaak ten koste van het werkplezier. En dievier jaar halen ze niet. We zullen promotoren moeten vragen minderkwantitatieve, en misschien ook wel minder kwalitatieve eisen testellen aan een proefschrift."

Verbreding

Maar er zijn natuurlijk ook triviale oorzaken voor deoverschrijding van de termijn van vier jaar. Schwanen: "Laboratoriazijn niet meer beschikbaar, computers lopen in de soep, deenquete-respons is te laag. Bovendien worden aio's vaak ingezetvoor andere taken, bijvoorbeeld onderwijs of derde geldstroomonderzoek. Overigens vinden aio's dat meestal wel leuk. Het geeftook een frisse kijk en is dus niet alleen maar negatief."

Firet: "Ik vind het geven van onderwijs, het houden vanpresentaties tijdens conferenties, etcetera, nu juist de krenten inde pap. Bovendien is die verruiming van het blikveld niet onlogischals je bedenkt dat mijn faculteit mij weinig perspectief op eenbaan als onderzoeker kan bieden."

Omdat niet alle promovendi een carriere als onderzoeker wensenen voor anderen een dergelijke loopbaan door externe redenen nietlijkt weggelegd, is in de voorgestelde aanscherping van hetpromovendibeleid de verbreding van de aio-opleiding ook alsaandachtspunt aangevoerd. Zeer tegen de zin van de voorzitter ACKPHoekstra: "Het is toch heel inconsequent allerlei nieuwe elementenin een opleiding onder te brengen, wanneer je nu juist de omvangdaarvan wilt beperken? Ik denk dat we een aio tegen zichzelf moetenbeschermen. Niet dat ik een voorstander ben van onderzoek op devierkante millimeter, maar aio's worden nu eenmaal opgeleid totonderzoeker. Als je twijfelt aan een loopbaan als wetenschappermoet je stoppen. Bovendien organiseren de meeste onderzoekscholennaar mijn mening genoeg master-classes, aio-dagen en andere zakendie een brede blik waarborgen."

De uitkomst van de huidige uitkeringsperikelen is nog niethelemaal bekend. De USZO is enigszins teruggekeerd op haarschreden. Doorwerken aan een proefschrift betekent niet automatischhet stopzetten van de uitkering. Toch denkt Tim Schwanen datfaculteiten er in de toekomst veel strenger op zullen toezien dataio's niet langer dan vier jaar aan het werk zijn. Zeker nu deuniversiteit hen heeft gevraagd de aanstellingen van aio's die nogniet klaar zijn te verlengen.

"De praktijk was toch vaak dat mensen vier jaar gegevensverzamelden en dan pas alles op papier zetten. Als faculteiten echtmoeten gaan opdraaien voor de extra maanden die een aio nodig heeftdan zal hooguit drie jaar of misschien een half jaar langeronderzoek verricht mogen worden, zodat het verhaal binnen vier jaarbij de leescommissie ligt. Als een aio buiten zijn schuld eenaantal maanden langer nodig heeft dan zal dat waarschijnlijkbetekenen dat een promotor of onderzoeksgroep voor die periode geennieuwe aio mag aanstellen."

Ook Hoekstra voorziet een dergelijke ontwikkeling. "Natuurlijkzal een faculteit in bijzondere gevallen, bijvoorbeeld wanneer eenopzienbarende publicatie te verwachten is, een aanstelling metliefde verlengen. Maar als de aio niet op tijd klaar is door eenfalende begeleiding of te hoge ambities van een promotor dan komtdat als een boomerang terug bij zijn of haar onderzoeksgroep.Sommigen zullen zeggen dat we daarmee onze concurrentiepositieverzwakken, maar ik betwijfel of andere universiteiten het andersaan gaan pakken."

Arja Firet heeft inmiddels al vier maanden geen inkomenontvangen. Zij leeft nog steeds op de zak van haar vriend, ironischgenoeg een aio met wachtgeldinkomen. Hij had geluk. Hij was al doorzijn vier jaar heen voordat het uitkeringsregime per 1 januariveranderde. De faculteit Letteren heeft Firet mondeling eenregeling in het vooruitzicht gesteld. "Maar door al dit gedoe hebik weer minstens twee maanden verloren."

Xander Bronkhorst

AIESEC-congres in Joegoslavie: 'Het wordt er niet makkelijker op een oordeel te hebben'

AIESEC-congres in Joegoslavie: 'Het wordt er niet makkelijkerop een oordeel te hebben'

Carolijn Terwindt, Koen Gulen en Emma Patijn waren erbij inJoegoslavie. Ze hadden het zichzelf niet makkelijk gemaakt door perbus te reizen. "De heenreis duurde ruim dertig uur. We warenomringd door Joegoslaven uit Nederland en Duitsland die familiegingen bezoeken", vertelt Gulen. Nadat 'en passant' de kennis vande Joegoslavische volksmuziek flink was opgevijzeld was er deaankomst in Belgrado, waar alle leden van AIESEC zichverzamelden.

Patijn: "Je kon merken dat het congres heel belangrijk was,overal hingen billboards met aankondigingen ervan. Het was heteerste internationale congres sinds 1990, het werd officieelgeopend door de minister van Economische Zaken. Overal warencamera's, en president Kostunica had een brief geschreven die werdvoorgelezen."

Het congres, dat de naam EuroLDS (European LeadershipDevelopment Seminar) droeg, was bedoeld voor bestuursleden vanAIESEC. Patijn: "De discussies die we voerden waren eigenlijk heelzakelijk, maar 's avonds kon je met dezelfde personen bij wijze vanspreken in de polonaise lopen. Dat gaf een heel aparte sfeer."

De avonduren werden ook aangegrepen om te praten over andereonderwerpen dan AIESEC. Patijn: "In de statuten is vastgelegd datAIESEC een non-politieke organisatie is, maar in een land alsJoegoslavie draait alles natuurlijk om politiek. Je merkte het aldoordat er geen Scandinaviers, Amerikanen en Britten aanwezigwaren, zij hadden van hun regeringen geen toestemming om naarJoegoslavie af te reizen." Ook Milosevic was 's avonds onderwerpvan gesprek. Het werd ons duidelijk dat eigenlijk niemand inJoegoslavie hem nog steunde, op een paar mensen na," zegtPatijn.

Nog steeds onderhouden de deelnemers aan het congrese-mail-contact. Hierbij wordt gediscussieerd over actuele situatiesin de verschillende landen, maar worden voornamelijk de ontstanevriendschappen voortgezet.

Voor het congres werd de Nederlandse afvaardiging per autorondgeleid door de stad. Gulen: "We kregen ook de gebombardeerdegebouwen te zien, zoals de Chinese ambassade en de televisietoren.Het was absoluut niet zo dat de hele stad was platgebombardeerd,wat veel mensen denken."

Na het bezoek aan Belgrado vertrok het gezelschap richtingVrnjacka Banja, in het zuiden van het land. Daar vond het grootstedeel van het congres plaats. Door het congres ligt Joegoslavie voorhet gevoel niet meer aan de andere kant van de wereld, vindt Gulen.Terwindt vult aan: "Doordat we het land met eigen ogen hebbengezien kunnen we de dingen veel beter in de context plaatsen. Hetwordt er zo trouwens niet makkelijker op om een oordeel tehebben."

Gerben Timmer


Citaten uit e-mails:

Djurdjica Jojic, over Milosevic; 'I think it will be necessaryto send him to The Hague, but nobody's approving it, because, withexception of few Croats, there are only Serbs in that prison, andthat is not 'siding'?'

Aleksandar Vukovic, idem; 'Only when The Hague puts some chargeson NATO countries leaders, than we can send him to The Hague.'

Petak Bojan, over Macedonie; 'There aren't many things to dothat will change the situation, except to judge the Big Heads inthe western countries that have created a monster that they can'tcontrol. I'm talking about the Liberation Army of Kosovo.'

Florian Schwarz, over Macedonische media; 'Do you think acountry would stand a crisis like that if media brought bad thingsabout the own country? It's not 'bad' to make the others bad andthe own people heros, every country would do so...'

Een goede bobo kent zijn beperkingen: 'Je weet dat je een jungle binnenstapt'

Een goede bobo kent zijn beperkingen: 'Je weet dat je eenjungle binnenstapt'

In het groene boekje komt het woord niet voor, maar een bobo iseen sportbestuurder. Ook onze kroonprins wordt tegenwoordig in dekranten omschreven als bobo. En dat terwijl het woord volgens deVan Dale 'sufferd' betekent in het Sranantongo; 'later wordt heteen spottende benaming voor een belangrijk in blauwe blazer gekleedbestuurslid'. De bobo werd landelijk bekend toen Gullit zichtijdens het EK in 1988 openlijk blauw ergerde aan de feestendesportbestuurders.

De bekendste bobo binnen de universiteit is waarschijnlijk AndreBolhuis. Bolhuis, werkzaam bij tandheelkunde, was zelf tophockeyer.Hij is nu voorzitter van de hockeybond. In Barcelona en Atlanta washij chef de mission van de Olympische ploeg. Een van Bolhuis'voorgangers was farmacoloog Tjeerd Wimersma Greidanus. WimersmaGreidanus ziet terug op een bijzonder geslaagde carrire alssportbestuurder. Hij is op dit moment alleen nog voorzitter van hetNederlands Centrum voor Dopingvraagstukken. De voormalige roeierwas al bobo op de Spelen in 1968. In 1984 mocht hij als chef demission de Olympische ploeg leiden.

In het veel minder studentikoze dammen is de cultureelantropoloog Wouter van Beek actief. Van Beek was in zijn jeugd eenverdienstelijk dammer en schopte het tot voorzitter van dewerelddambond. Van Beek kwam de afgelopen maand in het nieuws omdathij het slachtoffer werd van een heus Russisch complot. Terwijl hijzelf de begrafenis van zijn schoonvader bezocht, werd hij alsvoorzitter weggestemd met behulp van landen die door de Russenopgetrommeld waren. Met steun van de andere bestuursleden wist VanBeek de aanvallen af te slaan. Hij is nu even demissionair, maarblijft waarschijnlijk aan.

Hun beweegredenen lopen niet erg uiteen. "Op een goed momentword je te oud om zelf actief te zijn en dan ga je coachen ofbesturen", zegt Wimersma Greidanus. "Je wordt gevraagd omdat jekennis van zaken hebt en bestuurlijke ervaring. En als je vansporten houdt is alles leuk wat met sport te maken heeft." VanBeek: "Je speelt zelf graag en je wilt iets terug doen." Van Beekis Afrikanist met als specialisatie West Afrika. Hij rolde via deorganisatie van een WK in Mali de internationale bond binnen.

Jungle

De avonturen van topbobo's als Huibregtsen bij het NOC*NSF enStaatsen bij de KNVB maakten duidelijk dat een sportbestuurderbehoorlijk afgebrand kan worden. Het dammen staat minder in deschijnwerpers, maar ook Van Beek wordt op dit moment geconfronteerdmet de keerzijde van de medaille. "Je weet dat je alsinternationaal sportbestuurder een jungle binnenstapt. Het is eenpolitieke functie. Je wordt nauwelijks gewaardeerd voor wat je goeddoet, maar wel afgerekend op wat je verkeerd doet." Toch geloofthij niet dat het bestuurswerk hem schade toebrengt. "Tot nu toeheeft het besturen en reizen een positieve invloed gehad op mijnwerk."

Wimersma Greidanus heeft geen negatieve ervaringen. "Het kannatuurlijk buiten je schuld een keer verkeerd gaan, maar ik denkdat de meeste mensen het aan zichzelf te wijten hebben. Je moet jebeperkingen kennen. Je moet het gebied dat je gaat besturen vanhaver tot gort kennen en je moet het vertrouwen hebben van demensen in die bond. Als je een functie aanneemt uit pure ambitie,loop je een vlotte kans dat het misgaat."

Volgens Wimersma Greidanus is er ook een belangrijk onderscheidtussen de amateur- en profsport. Hoe belangrijker het geld, hoegroter de risico's voor de bobo. Geld was inderdaad de oorzaak vande moeilijkheden van Van Beek. De Oost-Europese dammers verwachten,naar voorbeeld van de internationale schaakbond, een voorzitter dievoor een zak geld zorgt en het noodlijdende dammen uit de brandhelpt. Tijdens het laatste wereldkampioenschap was er niet eensprijzengeld. "Zo'n type president ben ik niet. Ik heb daar hetsalaris en de positie niet voor", zegt hij zelf. "Als er iemandlangskomt met een miljoen dollar voor het dammen, ben ik weg". VanBeek kijkt meer naar de lange duur. Hij heeft het dammen inmiddelsals sport aanvaard gekregen bij de internationale sportkoepel enhij werkt nu hard aan een erkenning door het IOC. Dat ziet hij alshet voornaamste doel van zijn voorzitterschap.

VIP-Vak

De belasting van het bobowerk is zwaar en de waardering is heelwisselend. "Ik heb veel vrienden aan de sport overgehouden", zegtWimersma Greidanus die jarenlang al zijn vakantiedagen opofferde.Maar een scheiding tussen de bestuurder en de sportet was ervolgens hem wel. "In mijn tijd noemden ze ons de blauwe blazers. Ikheb er altijd voor gezorgd dat ik een vertrouwensman was voor mijnsporters. Ik ging ook tussen de sporters op de tribune zitten enniet in het VIP-vak." Volgens Van Beek, die ook al vijf jaar nietop vakantie is geweest, is de tegenstelling tussen sporters enbestuurders fundamenteel. De speler heeft maar een belang en dat iszijn eigenbelang. Bovendien slagen de bobo's er onvoldoende in omde spelers duidelijk te maken wat ze nou eigenlijk doen, vindt VanBeek.

Jurgen Swart

Ruzie met de huisbaas: 'Je wilt tegenover jezelf niet toegeven dat je bang bent'

Ruzie met de huisbaas: 'Je wilt tegenover jezelf niet toegevendat je bang bent'

'Die hoerr niet aan die man geven, die hoerr niet aan die vrouwgeven'. Hoe vaak oud-kamerbewoner Stefan getuige is geweest van hetgesteggel tussen zijn voormalig huisbaas en -bazin kan hij zichnauwelijks meer herinneren. Aan het eind van iedere maandprobeerden de twee elkaar met voortdurende huisbezoekjes dehuurinkomsten af te vangen. Mevrouw K. zette haar pleit kracht bijmet larmoyante verhalen over de gokverslaving van haar man. MeneerK. greep steeds vaker naar bedreiging en intimidatie om zijnfinancieel gelijk te halen.

Stefan schakelde de wijkagent in, maar diens bemiddeling leiddetot niet meer dan een tijdelijke wapenstilstand. De boot was pasgoed aan toen meneer K. besloot een vrijgekomen kamer te betrekken.Vanaf dat moment hield meneer K. de boel als een kampbewaarder inde gaten.

Ten einde raad verruilde Stefan Pijlsweerd voor Lunetten. "Jewilt tegenover jezelf niet toegeven dat je bang bent", stelt Stefannu. "Je hebt ook geen zin om voortudrend met de huisbaas te ruzien,maar door dingen op hun beloop te laten, kun je uiteindelijk geenkant meer op."

Ruzie met de huisbaas, het verschijnsel is waarschijnlijk zo oudals kamerbewoning zelf. De positie van de huurder bij conflictenmet de verhuurder is in principe afdoende gewaarborgd. Praktijkenwaarbij een verhuurder zomaar een huurder op straat kon zetten,zijn door de wetgever uitgebannen. Daarnaast oefent deHuurcommissie controle uit op de huurprijs. Bij onenigheid kan deHuurcommissie de verhuurder verplichten de wettelijke normen inacht te nemen. Toch blijkt de rechtsbescherming van kamerhuurdersin de praktijk nog vaak een papieren tijger. Een garantie voor eenharmonieuze relatie tussen huurder en met name particuliereverhuurder zijn de regels -hoe helder ook- al helemaal niet.

Ratten

Meester F. Hommerson, advocaat bij het Utrechtseadvocatenkantoor De Groot en Partners, heeft beroepshalveregelmatig te maken met huurgeschillen. "Het is zeker niet altijdgierigheid of kwaadwillendheid die aan de bron van zulke conflictenligt", stelt Hommerson. "Maar particulieren zijn meer op de penningdan institutionele verhuurders. Daar komt bij dat het directecontact van een op een vaak problemen oplevert. Als dat niet lekkerloopt, heb je bal."

Rechtenstudent Erwin is een kamerbewoner die al maanden balheeft. De problemen begonnen toen een zakelijke huurder hetpandencomplex verliet. Diens vertrek werd door de huisbaasaangegrepen voor een langdurige verbouwing. "De hele boel heeftmaanden onder een dikke laag stof gezeten", vertelt Erwin. "Degeluidsoverlast duurde vaak tot 's avonds laat. Water en elektrawerden zonder waarschuwing afgesloten, keek je op het toilet ineenstegen de behoeften van de bouwvakkers aan. En iedereen liep maar inen uit. Hoe vaak het niet is gebeurd dat er zomaar wildvreemden inje kamer stonden..."

De voortvarendheid waarmee de huisbaas de verbouwing aanpakte,blijkt bij het reguliere onderhoud te ontbreken. Erwin vermoedtachter de lakse houding bewuste verwaarlozing. "De kelder zataltijd keurig dicht, maar is bij de verbouwing opengebroken.Sindsdien is er stankoverlast, we hebben zelfs ratten gehad dievanuit de kelder vrolijk de trap opkwamen. Het zijn allemaalpesterijen met een duidelijk doel. De huisbaas wil de panden vrijhebben, want die zijn door de jaren heen in een miljoenenobjectveranderd."

Hoewel het de afgelopen weken rustig is gebleven heeft Erwinweinig fiducie in een goede afloop. "We zitten nog steeds op dewip. Door onze onderhuur staan we juridisch niet sterk.."

Dat ook kamerhuurders die sterker staan, hun gelijk somsmoeilijk kunnen halen bewijst het verhaal van Heddeke. "Tot voorkort kozen we zelf nieuwe bewoners uit", vertelt Heddeke. "Toen weonlangs een nieuwe kamergenote naar de verhuurder stuurden, bleekde kamer ineens al verhuurd te zijn." De ongenode nieuwe huisgenootzorgt voor veel onrust. Communiceren met medebewoners pleegt hij tedoen middels briefjes met daarop mededelingen als 'laatstewaarschuwing, kutwijf!'. Heddeke ontkomt niet aan de constateringdat er sinds zijn komst ook spullen verdwijnen. "Je kunt het niethard maken, maar de diefstallen vallen wel op, omdat zulke dingenvoorheen nooit gebeurden."

Heddeke's verhaal klinkt Hommerson bekend in de oren. "Hethospiteerrecht wordt vaak als chantagemiddel gebruikt. Als huurderswat willen zegt de huisbaas: 'da's best, maar dan kies ik voortaanzelf nieuwe huurders'. Huurders zien in zulke gevallen snel af vanhun rechten."

Heddeke en haar huisgenoten zijn tot de slotsom gekomen dat zemet het ongemak van hun ongenode huisgenoot moeten leven. "We zijnnog wel naar het bureau voor rechtshulp geweest, maar hetcoptatierecht ligt nogal ingewikkeld. De kans op nieuwe problemenis veel groter dan de kans dat we iets met een procedureopschieten. We denken er liever niet meer over na, dat kun jeprobleemvermijdend gedrag noemen."

Souffleur

"Huurders ondernemen vaak geen stappen omdat ze het idee hebbendat de huisbaas toch niets beters heeft te doen dan hen het levenzuur maken", weet Hommerson. De angst voor escalatie is niet geheelongegrond, moet Hommerson bekennen. "Tussenkomst van een advocaatwil nog wel eens leiden tot extra ruzie met de verhuurder." Zijncollega-meester H. Hooijer- adviseert niettemin bij conflictenaltijd contact te zoeken met een advocaat. "Je kunt altijd metadvocaat overleggen over een rol als souffleur, die je dingeninfluistert zonder dat de huisbaas het weet."

De grootste belemmering om stappen tegen de huisbaas te nemenligt volgens P. van Brakel, beleidsmedewerker van de Huurcommissie,in de overspannen kamermarkt. "We doen er alles aan huurders op hunrechten te wijzen. Het grote punt is dat kamerhuurders vaak blijzijn dat ze berhaupt een plek hebben."

|"De kamernood blijft een groot probleem", vindt ook Hommerson."Om die reden zijn studenten vaak erg bang hun kamer kwijt te rakenen slikken ze pesterijen van de huisbaas." De nabije toekomst zieter in dit opzicht niet rooskleurig uit. De kamermarkt dreigt steedsverder te verstoppen. Net afgestudeerden houden kamers langer bezetdoordat ze amper kunnen doorstromen naar zelfstandige woonruimte.Het kameraanbod neemt verder af door de wijze waarop particuliereverhuurders op de woningnood inspelen.

"Het is veel aantrekkelijker om een ruimte als appartement teverhuren dan het vol te stouwen met studenten", legt Hommerson uit.De gemeente is de verhuurders onbedoeld te hulp geschoten met destrengere regels op het gebied van brandveiligheid. Dankzij dezeregels kunnen verhuurders geruisloos het aantal huurders van eenpand terugbrengen. "Verhuurders hebben een stok gekregen om dekamerhuurder mee te slaan", oordeelt Hommerson. Een ontmoedigendeconclusie voor de aspirantkamerbewoner of doorstromer.

Hommerson heeft niettemin enkele montere tips. "Het begint metgoed huiswerk. Een veilige manier om te achterhalen van wie je nueigenlijk huurt, is het kadaster raadplegen. Sluit daarnaast altijdeen schriftelijk contract. Wil de huisbaas daar niet aan, stuur daneen brief waarin je de huurovereenkomst bevestigt. Als-ievervolgens begint te gillen, weet je ook hoe laat het is. En betaalaltijd giraal, een mondelinge huurovereenkomst mag net zo geldigzijn als een schriftelijke, je moet hem wel kunnen bewijzen."

Maar hoe de kamerhuurder zich ook indekt, welk een kwetsbaargenoegen een rustig thuis is, wordt vaak pas duidelijk als het telaat is. "Als ik nu alleen in huis zit voel ik me niet lekkermeer", zegt Heddeke. "Dat je in Nederland zomaar in je woongenotgekrenkt kunt worden, daar ben ik van geschrokken." "Je leeftvoortdurend met ergernissen", vertelt Erwin over de onrust die zijnhuisbaas teweeg heeft gebracht. "Alles levert stress op, je gaat opeen gegeven moment zelfs dingen zien die er helemaal nietzijn."

Philip van de Poel

De namen van de betrokken kamerhuurders zijn omprivacyredenen gefingeerd.

Scheidend vakbondsconsulent Jan Boersma over het universitaire poldermodel: 'Wij komen veel mensen tegen, praten veel, zien veel knelpunten'

Scheidend vakbondsconsulent Jan Boersma over het universitairepoldermodel: 'Wij komen veel mensen tegen, praten veel, zien veelknelpunten'

Stadsdeelraden, de sociale dienst, de mensen van dereinigingsdienst, de dienst stadstoezicht... Jan Boersma wordtregiobestuurder van de vakbond in Amsterdam. In Amsterdam ligt voorhem een heel ander leven in het verschiet dan het Utrechtse. "InAmsterdam is de organisatiegraad veel hoger; je hebt er nog van dieouderwets gestaalde kaders. Terwijl ik me in Utrecht bezighield meteen combinatie van collectieve en individuele belangenbehartiging,zal het in Amsterdam vooral draaien om het collectieve, om degemeente-cao. Blij ben ik vooral met die baan omdat ik meer eigenverantwoordelijkheid krijg. In Utrecht lag toch nog altijd eengroot deel van die verantwoordelijkheid bij deregiobestuurder."

Als hij nog twee jaar was gebleven had Boersma, inclusief zijnstudententijd, de 25 jaar vol gemaakt aan de UU. Het vakbondswerkis hij allengs ingegroeid: "Ik heb sociaal-economische geschiedenisgestudeerd, en met name van de studenten uit de school vanhoogleraar Theo van Tijn, die veel aandacht had voor degeschiedenis van de arbeid, van arbeidsverhoudingen en van devakbeweging, zijn er velen terecht gekomen in hetvakbondswerk."

Na zijn studie en een toegevoegd docentschap bij Letteren werdhij in 1990 aio. In dat jaar kwam hij samen met tweegeschiedenismaten (Ruud Duvekot en Bas Nugteren) in hetABVAKABO-bestuur voor de UU terecht. " Met name Bas heeft zich toennog heel sterk gemaakt voor het aanstellen van vakbondsconsulenten.Dat is in 1992 gelukt en uieindelijk ben ik die functie gaanvervullen na afloop van mijn aio-aanstelling. Dat sloot goed aan opmijn lidmaatschap van het OPRU, zoals het Lokaal Overleg toen nogheette. Mijn hobby en interesse werd zo mijn werk."

Spin

Maar viel er wel veel te werken in Utrecht? Het ledental van deABVAKABO is, net zoals van die andere ambtenarenbond CFO, niet omover te juichen, de organisatiegraad is laag (vijftien procent vanhet personeel is lid van de ABVAKABO FNV), de medezeggenschap steltonder de MUB niet veel voor en de belangstelling ervoor is, geziende lage opkomst bij bijvoorbeeld de U-raadsverkiezing, ook al nietoverdonderend. Een heleboel personeelsaangelegenheden lijken inUtrecht berhaupt in harmonie (in het Lokaal Overleg) te wordenafgewikkeld.

Boersma ziet echter nog wel degelijk belangrijke taken voor devakbond: "Wij komen veel mensen tegen, praten veel, zien veelknelpunten. Dat geeft de mogelijkheid om behalve iets aan dieindividuele problemen te doen, deze ook door te trekken naar decollectieve sector. De bonden hebben een signalerende functie,waarbij die signalen omgezet kunnen worden in initiatieven voorbeleid. Dat is heel dankbaar werk."

Voor universiteiten is dergelijk werk te meer nodig, omdat decao-universiteiten kapstokbepalingen bevat die op instellingsniveaunog nader ingevuld moeten worden. Boersma: "Dus geendichtgetimmerde cao voor de hele sector, maar veel ruimte voordecentrale regelgeving. Juist daarom moeten de bonden een spin inhet web zijn. Zij moeten bezien of die regelingen wel deugen. Zijnze bijvoorbeeld wel voor iedereen in dezelfde mate toegankelijk?Voorbeeldje: de VLK, de Voorziening LeeftijdsbewustKwaliteitsbeleid, die de vergrijzing van de universiteit wiltegengaan. In eerste instantie bleek die voorziening voor het obp,het ondersteunend- en beheerspersoneel, vl te duur en daarmeeontoegankelijk. Daar ligt een belangrijke taak voor de vakbond: omin het Lokaal Overleg erop toe te zien dat regelingen niet alleenaantrekkelijk zijn voor het wetenschappelijk personeel."

"De universiteit heeft te weinig aandacht voor die ondersteuningvan onderwijs en onderzoek", vervolgt de scheidendvakbondsconsulent. "Zo is er voor het wetenschappelijk personeel deregeling wp-flow ontwikkeld, een loopbaanbeleid dat het mogelijkmoet maken om niet alleen langs de lijn van het onderzoek, maar ooklangs die van onderwijs carrire te maken. Maar zo'n loopbaanbeleidstaat voor het niet-wetenschappelijk personeel nog compleet in dekinderschoenen. Niet dat wp-flow nu al zo'n succes is. Integendeel,deels is het een papieren tijger... dat er wp'ers zijn die carriremaken langs de onderwijslijn komt nog bijna nergens voor. Maar ikben wel blij dat de regeling er is. Nu nog een obp-pendant!Klachten over het ontbreken daarvan lezen we immers ook in dePersoneelsmonitor."

Ombudswerk

Vroeger waren het vooral ondersteunende personeelsleden die bijde bond aanklopten voor advies. Daarin heeft een verschuivingplaats gehad, merkte Boersma: "Wetenschappers raken de laatstejaren enigszins gemangeld in al die organisatievormen zoalsonderwijsscholen, onderzoekscholen, faculteiten. Dat maakt hunrechtspositie er niet helderder op. De faculteit SocialeWetenschappen bijvoorbeeld heeft laten weten dat medewerkers hunonderzoekstijd kwijt raken als ze zich niet weten te kwalificerenvoor een onderzoekschool. De vraag die dan bij ons binnenkomt is:kan dat wel?, hoe zit dat rechtspositioneel?"

Het consulentschap is dan ook uitgegroeid tot een soortombudswerk. Veel vragen die Boersma op tafel kreeg, zoudeneigenlijk bij de P&O-afdelingen gesteld moeten worden. "Maarkennelijk zijn veel personeelsleden daar een beetje bang voor",ontdekte hij. "Die afdelingen lijken teveel organisatie-adviseurste herbergen, in plaats van personeelsconsulenten. En dus komen zenaar ons, zowel de leden als de niet-leden. Met vanalles en nogwat. Het afgelopen jaar heb ik ruim honderd serieuze dossiers opmijn bureau gehad, naast de talloze telefoontjes en mailtjes diesnel afgehandeld konden worden. Die vragen lopen uiteen van eenloopbaanadvies tot arbo-kwesties tot 'welke regeling is er voorverhuiskosten?'. Soms betreft het verstoorde arbeidsverhoudingen,onenigheid over functionerings- of beoordelingsgesprekken of zelfsontslagaanzeggingen. Onze opstelling is altijd: eerst proberen tebemiddelen. Als het niet per se noodzakelijk is: geen procedures.Maar als het nodig is, dan gaan we ervoor, tot bij de hoogsteinstanties."

Sociaal plan

De noodzaak van een goed functionerende vakbondsconsulent isonder de MUB groter geworden, vindt Boersma. "De MUB heeft dehoogleraren belangrijker gemaakt, maar ik heb nog geen decaan eropkunnen betrappen ook maar enigszins goede ideeen te hebben over wateen goed personeelsbeleid zou moeten zijn."

Dat klinkt strijdlustig, maar Boersma kan niet ontkennen dat ookhij deel uitmaakt van het harmonieuze poldermodel dat in deUtrechtse bestuursverhoudingen is binnengedrongen en datbijvoorbeeld van invloed is geweest op de relatief rustig verlopen'outsourcement' van het ACCU naar Cap Gemini, of bijvoorbeeld deovergang van het personeel van de faculteit Geneeskunde naar hetAcademisch Ziekenhuis. In beide gevallen zetten bonden en collegevan bestuur gezamenlijk hun schouders onder het maken van een goedsociaal plan.

"In eerste instantie heb ik me verzet tegen dieACCU-outsourcement", vertelt Boersma. "Maar uiteindelijk was iktoch om en heeft de ABVAKABO FNV actief deelgenomen aan deonderhandelingen over het sociaal plan. Bijna alle pijnpunten zijndaar uitgehaald en het plan kreeg de instemming van allepersoneelsleden. Het was een moeilijke periode, maar de uitkomstwas zo slecht nog niet.

"Een positief resultaat van mijn werk aan de universiteit ismijn deelname aan het tot stand komen van wp-flow", blikt Boersmaterug. "Die regeling heeft niet alleen een ommekeer bewerkstelligdin de carriremogelijkheden van wp'ers, maar ook in deverstandhouding tussen college van bestuur en bonden. Voorheenwerden de bonden toch vooral gezien als een defensieve,niet-constructieve kracht. Nadien, in die ACCU-onderhandelingenbijvoorbeeld, waren we toch meer gesprekspartner. De vakbondsmensenkennen de universiteit goed. En het college van bestuur, en zekereen aantal ambtenaren, werken toch vanuit het idee: welke regelinglevert een win-win situatie op? Eentje waarbij zowel deuniversiteit wel vaart als waarmee de belangen van het personeeloptimaal behartigd zijn. En dan heb je het dus over eenpoldermodel, waarvan ook de bonden profiteren."

Armand Heijnen

Kleurrijke gids van een kleine grote stad

"Vrienden beschouwen me nu een beetje als een Utrecht-expert. Zebellen me op om te vragen waar ze goedkoop en lekker kunnen eten",zegt studente algemene letteren Nathalie Timmerman. Evenals deletterenstudentes Liza Kemman en Marije Michel bezocht zij tweejaar lang restaurantjes, winkeltjes en bezienswaardigheden om ze tebecommentarieren voor de gids. Timmerman: "Ik heb hele avondengezeten in restaurantjes. Als je eenmaal in gesprek raakt met deeigenaren, kwam vaak zo'n hele familie vol trots vertellen over hunbedrijf. Ontzettend leuk om mee te maken."

Initiatiefneemster van de gids is oud-studente Marijke Orthel.Zij wilde een aantal jaar geleden een vriend een eigentijdsestadsgids van Utrecht cadeau doen, maar kwam erachter dat ze geenenkele gids echt de moeite waard vond. Daarom besloot ze, metmedewerking van studenten, zelf zo'n boekje in elkaar tezetten.

Uit de persoonlijke observaties en beschrijvingen in de gidsvalt op te maken dat de schrijfsters een groot zwak voor Utrechthebben. Timmerman: "Het leuke aan Utrecht is dat het geen dorp,maar ook geen echte stad is. Als je hier iemand leert kennen, kunje er donder op zeggen dat je die persoon binnen drie dagen weereen keer ontmoet."

En van de favoriete plekken is voor de studenten De ZevenSteegjes, omdat er nog zoveel echte Utrechters wonen met de socialecontrole die daarbij hoort. Ook de Twijnstraat wordt gewaardeerdvanwege de mooie winkeltjes. "Wat mij vooral opviel was dat erzoveel authentieks is in Utrecht. Thaise eettentjes worden ook echtgerund door Thaise mensen. Hetzelfde geldt voor de meesteItaliaanse restaurants. Ik kom zelf uit Utrecht dus ik kende destad al goed, maar ik heb toch een hoop nieuwe dingen gezien", zegtKemman over haar herontdekking van de stad. "Het leukste vond ikdat je de sporen van het verleden overal in de stad tegenkomt. Waarvroeger de markten waren, zitten nu alle grote winkelketens. Enwaar vroeger de kapittels van de kerk zetelden, zitten nu deuniversiteitsgebouwen."

Hoewel de studentes er veel avonden enthousiast op zijn uitgeweest om op eigen kosten de stad te ontdekken, bleef het tot vlakvoor de uitgave nog onzeker of er wel een gids zou komen.Oorspronkelijk zou uitgeverij Kwadraat het boekje namelijkuitgeven, maar die ging failliet. Daarna werd besloten de 'BIG IDEAcity guide' dan maar in eigen beheer uit te geven. Niet zondersucces, want de eerste druk is inmiddels uitverkocht.

Behalve een deel van de kosten die ze gemaakt hebben, krijgen destudentes er nog meer voor terug. Timmerman: "Voor mij betekende degids echt een opstapje naar de journalistiek, wat ik altijd alwilde. Ik ben nu aan het werk voor de Amersfoortse Courant. Bijmijn sollicitatie praatte ik alleen maar over de gids en ik benaangenomen."

CH


'Eg Utregs'

Anders dan de VVV-gids of het Vademecum van de universiteit,probeert de 'BIG IDEA city guide' vooral door te dringen in het'egte Utreg'. De gids behandelt heel summier de officilegeschiedenis in jaartallen. Vervolgens komen per wijk de leukstebezienswaardigheden aan bod. Daarbij moet worden opgemerkt datalleen de centrumwijken behandeld worden, dus geen aandacht voorKanaleneiland, Zuilen of Lunetten. Wel voor De Uithof, waar metname aandacht is voor de architectuur. Aan de hand vanbezienswaardigheden worden leuke weetjes verteld. Zo was deletterenbibliotheek aan de Wittevrouwenstraat ooit het paleis vanLodewijk Napoleon. In de gids is niet alleen aandacht voor degrotere musea, de Dom en de grachten, maar bijvoorbeeld ook voorhet Volksbuurtmuseum Wijk C en de Ulu-moskee in Lombok. Daarnaastwordt veel ruimte besteed aan restaurants van allerlei aard, met deprijsklasse, feitjes en de openingstijden erbij. Zo wordt over hetSurinaamse eethuis 'Aarti', bekend onder studenten, verteld dat deeigenaren dit eethuis vijftien jaar geleden begonnen en hetvernoemden naar hun dochter. Aan het eind van de gids is een zeercompleet overzicht van alle markten, activiteiten, monumenten enconcerten opgenomen.

De 'BIG IDEA city guide' is uitgegeven doorvereniging Nieuw Utrecht en voor 29,90 gulden te koop bij ondermeer VVV Utrecht.

Colombiaanse universiteiten kampen met politiek geweld en concurrentie

Colombiaanse universiteiten kampen met politiek geweld enconcurrentie

Coke-baronnen en guerilla-oorlogen zijn bepalend voorhet imago van het land. Maar ook in Colombia hebben studenten eenleven van alledag. De Utrechtse geograaf Sjef van Hoof doceerdevorig jaar in de provinciestad Ibague. Op deze pagina's vertelt hijover zijn bevindingen.

Een maandagmiddag na een herexamen internationale marketing.Rodny Galindo, vijfdejaars student marketing schiet me aan als ikop weg ben naar mijn kamer. Profesor, ik denk dat ik het niet gahalen. En het kost me erg veel geld en tijd als ik me opnieuw inmoet schrijven. Als ik beaam dat ik het erg vervelend voor hemvind, vraagt hij me kort daarna. Hebt u misschien een goedeaftershave nodig? Voor een buitenstaander lijkt dit misschien eengemene poging tot omkoping of een vingerwijzing ten aanzien van depersoonlijke hygiene. Voor Galindo is het dat niet. Colombiaansestudenten gaan informeel om met hun docenten en als er dan eencdtje, parfum, horloge of sandwich verkocht kan worden wordtiedereen daar beter van. En dat het met een goedgeluimde docentbeter hertentamens maken is, is meegenomen.

Rodny Galindo is het voorbeeld van de ondernemende Colombiaansestudent die handelt in bijna alles wat in een rugzak of aktetaspast. Hij heeft ook een eigen drive-in discotheek en pakt alles aanom zijn studie te kunnen financieren. De handelspraktijken gaansoms door tot in de onderwijsruimten. Studente Diana Rivera heefttijdens de colleges altijd een groot model gereedschapskist bijzich met daarin sieraden, snoepjes en biscuits. Zo kan het gebeurendat tijdens een college over de Azie-crisis een paar plasticoorbellen uit Indonesie van eigenaar veranderen.

Rodny en Diana handelen binnen de universiteit, ex-informaticastudent Gustavo Munoz doet dat erbuiten. Hij studeerde informatica.Maar toen zijn vader werkloos werd was er geen geld meer voor destudie van Gustavo en nu is hij barman in een bar net buiten deuniversiteit. Hij baalt ervan dat hij zijn studie heeft moetenstaken, maar hij heeft in ieder geval werk en hoeft geenloterijlootjes te verkopen. Bovendien heeft hij een nieuwedienstverlening opgezet: tegen betaling helpt hij studenten uit deeerste semesters met hun huiswerk. Als het rustig is heb ik tochtijd zat en zo blijf ik in ieder geval een beetje op de hoogte.

Liberalisering

De laatste twee decennia van de twintigste eeuw worden inLatijns-Amerika wel 'de verloren jaren' genoemd. Dat mag geldenvoor de economie of de sociale situatie in de regio, maar zekerniet voor het hoger onderwijs. Vanaf 1950 nam het aantaluniversiteiten op het continent toe van 75 tot 3690 en het aantalingeschreven studenten van 270.000 tot meer dan zeven miljoen.

Colombia heeft nu een zeer veelzijdig universitair systeem. Inheel Colombia nam volgens het Colombiaanse Ministerie van Onderwijshet aantal universiteiten toe van vijftig in 1975 tot 149 in 1995.Het aantal vestigingen is nog sterker gegroeid, veel universiteitenhebben dependances in andere steden opgezet. Het gecombineerdeaanbod heeft het aantal studenten doen groeien van 83.239 in 1975tot 525.034 in 1995.

Rodny en Diana studeren aan Corporacion Universitaria in Ibague.Ibague ligt tweehonderd kilometer ten westen van Bogota. Net als inde rest van Colombia is in Ibague het aanbod van universitaironderwijs de afgelopen jaren sterk toegenomen. De stad (350.000inwoners) telde twee universiteiten in 1982. Vorig jaar waren dater al zes en in 2001 zullen nog eens drie nieuwe universiteiten hunpoorten openen.

Corporacion Universitaria is een van de vele Colombiaanseprive-universiteiten. De universiteit werd in 1980 opgericht dooreen groep ondernemers en bestuurders die hun kinderen niet meernaar Bogota wilden sturen voor hoger onderwijs. Andere Colombiaanseprive-universiteiten worden opgericht vanwege religieuze, politiekeof commerciele motieven. De prive-universiteiten halen huninkomsten uit collegegeld, contractonderwijs, masteropleidingen enadviesprojecten. De staatsuniversiteiten daarentegen zijn opgerichtdoor de Colombiaanse overheid. Ze laten alleen de middelbarescholieren toe met de allerhoogste puntengemiddeldes. Destaatsuniversiteiten zijn sterker in onderzoek, maar deprive-universiteiten hebben meer contacten met hetbedrijfsleven.

De Colombiaanse overheid wilde met de liberalisering deconcurrentie tussen universiteiten bevorderen en dat is haargelukt. Wie in Colombia de TV aanzet, krijgt de universiteit dehuiskamer ingeslingerd. Zelfs voetbalwedstrijden worden onderbrokendoor universitaire reclamespots: 'Scoor met een opleiding van deUniversiteit San Martin' of 'Neem je toekomst in eigen hand:Verenigde Nationale Universiteit'.

Bernard Bayens uit Belgie, die al sinds 1988 voor CorporacionUniversitaria in Ibague werkt, vindt het allemaal maar niks.Volgens hem heeft de Colombiaanse onderwijsliberalisering een nieuwfenomeen in de hand gewerkt, de 'garage-universiteit'. Degarage-universiteit is een commerciele organisatie waar deonderwijskwaliteit ondergeschikt is aan winstbejag. Hetuniversiteitsgebouw is vaak niet meer dan een oude bakkerij met eenpaar schoolborden, een secretaresse en wat freelance docenten. Zezijn de naam universiteit onwaardig."

Economiedocent Alberto Delgado vertelt over zijn ervaringen alsdocent aan een van de nieuwe universiteiten, de CorporacionUniversitaria Nacional. Volgens hem was het keihard werken. Hijmoest wel twintig uur per week les geven om de kost te verdienen.De faciliteiten op de 'garage-universiteiten' zoals computerzalenen bibliotheken zijn vaak gebrekkig . Omdat het onderwijsaanbod vande prive-universiteiten bijna 24 uur per dag doorgaat, moetendocenten ook veelvuldig in de avonduren en in de weekeinden lesgeven. Sommige colleges beginnen al om zes uur 's ochtends zodatmensen voor hun werk een opleiding kunnen volgen en de zalenoptimaal benut worden. Nederlandse universitaire docenten hebbenhet zo slecht nog niet.

Oproer

Op een dinsdagavond in oktober ben ik uitgenodigd om eengastcollege over economische integratie te geven aan destaatsuniversiteit in Ibague, de Universidad de Tolima. Als ik naarde poort van de universiteit loop, zie ik dat de weg bezaaid ligtmet stukken asfalt en glas. Op de muren van een van deuniversiteitsgebouwen staan schilderingen van de portretten vanLenin, Che Guevara , Sandino en Karl Marx. Er hangt een spandoekaan de poort: 'Clinton rot op met je plan Colombia'. Ik aarzel evenof ik mijn college over vrijhandel en economische integratie tochmaar zal veranderen in een praatje over de Nederlandsebloemensector.

Op het universiteitsterrein drommen groepen studenten endocenten samen. Op de paden tussen de gebouwen liggen barricadenvan stoelen en tafels. Als ik bij de afgesproken onderwijsruimteaankom, zijn docent Rafael Gomez en zijn negentien studenten drukaan het overleggen. Ze willen het gastcollege van de buitenlandsedocent niet missen. Maar nu onderwijs geven zou door deactievoerders opgevat worden als een provocatie. Zeker als hetcollege over een beladen onderwerp gaat als economische integratieen globalisering. Gomez vertelt me: Als we toch in blok 4 naarbinnen gaan, lopen we het risico eruit geslagen te worden."

Een van de studenten weet een lokaal in blok 2 te bemachtigen.Daar zijn we veilig voor de actievoerders, de deur gaat op slot.Hoewel ik een beetje twijfel over de toonzetting van mijn college,valt op dat de studenten erg gemotiveerd zijn. Ze willen allesweten over het Europese bananenbeleid, de Europese eenwording en deNederlandse drugspolitiek. Gomez vertelt later dat de studenten erguitkijken als er eens een gastdocent komt. Volgens hem heeft deuniversiteit weinig contacten met het buitenland vanwege hetslechte imago van Colombia in de buitenwereld.

De Universidad de Tolima werd vorig jaar driemaal korte tijdgesloten. Economiestudent Mauricio Montero vertelt dat de situatiezes jaar geleden geescaleerd is. Voor de ingang van de Universidadde Tolima werd een student dood geschoten. Het onderzoek naar zijndood is in de doofpot gestopt en sinds die tijd zijn deconfrontaties van de studenten met de politie verhard. Destrijdende partijen in Colombia proberen daar soms gebruik van temaken. Studentenacties voor verbetering van de onderwijskwaliteitworden door politieke extremisten misbruikt en van een politieklabel voorzien. Het anti-Clinton spandoek aan de universiteitspoortwas daar een voorbeeld van: wat begon als een actie tegen deverhoging van de college-gelden, eindigt in een oproer tegen hetimperialisme van de Verenigde Staten. Niemand weet of het studentenof buitenstaanders zijn, maar als er door studenten gedemonstreerdwordt verschijnen er activisten met bivakmutsen die stenen enMolotov cocktails naar de politie gaan gooien.

Mauricio vertelt dat veel studenten inmiddels bang zijn ompolitiek kleur te bekennen. De guerrillabeweging en deparamilitairen zijn genfiltreerd in de universitaire gemeenschap enhouden haar in de gaten. Hij vertelt dat het niet moeilijk is tezien wie de infiltranten zijn: het zijn de eeuwige studenten die nuweer eens een semester dit vak volgen, dan weer eens een jaartjeswitchen maar nauwelijks studiepunten halen. Ze zijn eigenlijk bijniemand populair.

Lesboeren

De Universidad de Tolima wordt niet alleen geplaagd doorpolitiek geweld. De onderwijskwaliteit van de staatsuniversiteitstaat volgens economiestudent Mauricio ook onder druk. Vroeger hadde universiteit allemaal professoren met een vaste aanstelling dieook een onderzoekstaak hadden, tegenwoordig worden ze na hunpensionering vervangen door dezelfde 'lesboeren' die op deprive-universiteiten doceren. Ze krijgen per lesuur betaald endraaien soms wel 25 contacturen per week en zijn door studentenmoeilijk te benaderen buiten de lesuren om. Mauricio is van meningdat het erop of eronder is voor de publieke universiteiten inColombia. Als ze er niet snel in slagen hun maatschappelijk belangaan te tonen, zijn ze ten dode opgeschreven. Dan worden ze ookgewoon geprivatiseerd en moeten ze gaan concurreren met de andereprive-universiteiten.

Selfmade ondernemer Nelson Avandano Lopez vertelt hoe het komtdat veel Colombianen weinig maatschappelijk belang zien in depublieke universiteiten. Veel bedrijven en organisaties nemen nietgraag afgestudeerden van de publieke universiteit in dienst. Er isaltijd kans dat er een guerrilla-infiltrant of vakbondsleidertussen zit." Avandano studeerde cum laude af in het vak marketingaan de al eerder genoemde Corporacion Universitaria in Ibague. Maarmet alleen zijn universitaire diploma heeft hij nog niet veelkansen op de arbeidsmarkt. Als hij echt hogerop wil, moet hij eerstnog een masteropleiding volgen. Ondertussen wil Avandano met eenvriend een productiebedrijfje voor biologische thee beginnen. Weetu trouwens geen klanten voor ons in Nederland?

Avandano en zijn vierduizend collega-studenten van CorporacionUniversitaria behoren meestal tot de hogere maatschappelijkeklassen: deeltijdstudenten met een baan bij een groot bedrijf,kinderen van ondernemers, en selfmade zakenlieden zoals Avandano.De campus van de universiteit ligt tegen een mooie berghelling ineen buitenwijk van Ibague. Op het universiteitsterrein lijkt hetgewelddadige Colombia erg ver weg. Of is dat maar schijn? Deuniversitaire bewakers lopen soms met erg grote geweren rond eniedereen heeft een kogelriem met pistool. Zij staan er toch ookniet voor niets?

Bernard Bayens hierover: Veiligheidsrisicos zijn er overal inZuid Amerika, maar ze zijn goed te hanteren als je niet teeigenwijs bent. Bayens begon 12 jaar gÄdjõUÅÄùnîÚ{ÿÿÿÿ÷¸;5;'÷n;'ï¿;'ï¿vice grep: writing output: No space left on device grep: writingoutput: No space left on device grep: writing output: No space lefton device grep: writing output: No space left on device grep:writing output: No space left on device grep: writing output: Nospace left on device grep: writing output: No space left on devicegrep: writing output: No space left on device grep: writing output:No space left on device grep: writing output: No space left ondevice grep: writing output: No space left on device grep: writingoutput: No space left on device grep: writing output: No space lefton device grep: writing output: No space left on device grep:writing output: No space left on device grep: writing output: Nospace left on device grep: writing output: No space left on devicegrep: writing output: No space left on device grep: writing output:No space left on device grep: writing output: No space left ondevice grep: writing output: No space left on device grep: writingoutput: No space left on device grep: writing output: No space lefton device grep: writing output: No space left on device grep:writing output: No space left on device grep: writing output: Nospace left on device grep: writing output: No space left on devicegrep: writing output: No space left on device grep: writing output:No space left on device grep: writing output: No space left ondevice grep: writing output: No space left on device grep: writingoutput: No space left on device grep: writing output: No space lefton device grep: writing

Bijen en evolutiebiologie uit de gratie

In 2001 is 'genomics' het buzz-woord en wijst hetAcademisch Biomedisch Cluster (ABC) de Utrechtse onderzoekers deweg. Hommelonderzoekster Marie Jose Duchateau luidt de noodklokvoor de evolutiebiologie en het onderzoek naar insecten. "Straksmoeten we kennis uit het buitenland halen."

Zijn de bloemetjes en de bijtjes nog wel sexy genoeg in de tijdvan 'genomics' en geclusterde academien? De faculteit Biologievindt kennelijk van niet. Met de aanstaande benoeming van deopvolger van gedragsbioloog Jan van Hooff zet de faculteit koersrichting het biomedische onderzoek, ten koste van het erfgoed vanCharles Darwin: de studie van de evolutie. Dr. Marie Jose Duchateauvan de leerstoel Sociale Ethologie moet na twintig jaar haar werkaan de evolutie van sociaal gedrag van bijen en hommels opgeven,daarmee komt een einde aan het onderzoek naar deze insecten in heelNederland. Dat is jammer voor de faculteit Biologie in Utrecht,symptomatisch voor het gebrek aan aandacht voor evolutiebiologie eneen groot verlies voor alle imkers in Nederland, steltDuchateau.

"Het onderzoek naar sociaal gedrag bij deze groep was heelpopulair", vertelt de onderzoekster. "Vanuit heel Nederland kwamenstudenten ervoor naar Utrecht. Omdat je sociale insecten goed kuntobserveren, is evolutionair onderzoek heel makkelijk uit tevoeren." Dat is ook een van de redenen dat berekeningen van hetgedrag van sociale insecten in de jaren zeventig een wiskundigebasis konden leggen onder de evolutietheorie.

Utrecht als insecten-mekka is verleden tijd. De faculteitBiologie heeft besloten het evolutionaire onderzoek naar insectente stoppen. Duchateau mag nu kiezen tussen neurobiologischonderzoek bij zebravinken of bij apen. Het meeste zit Duchateauniet met het feit dat ze op moet houden, maar met de gang van zakenrond de benoeming van de nieuwe professor. "Ik heb twintig jaaronderzoek gedaan naar sociale insecten, maar ik ben flexibel genoegom over te stappen op een ander diermodel als de faculteit vindtdat deze afdeling haar onderzoek moet concentreren op apen. Diebeslissing - hoewel die zonder overleg genomen is - was op zich nogte verteren. Maar nu neemt de opvolger van Jan van Hooffzebravinken mee, een extra diermodel, en dat steekt."

Duchateau en haar collega's gaan onderzoek doen naar sociaalleergedrag bij de vertrouwde apen in het Ethologie-station en naarde neurobiologie van leren bij nieuwe zebravinken. De Utrechtsekeus voor meer biomedisch gerichte biologie staat niet alleen inNederland. In Leiden moeten aan het Instituut voor Evolutionaire enEcologische Wetenschappen vijf van de negen secties verdwijnen tenfaveure van een nieuw instituut waarin moleculaire biologie deboventoon voert. Duchateau betreurt deze ontwikkeling. "Biologenrichten zich momenteel vooral op de moleculaire kant van debiologie, ze willen weten hoe de moleculaire mechanismen binnen eenorganisme in elkaar steken. Ik vind dat een verarming. Biologenmoeten zich ook bezighouden met het grote geheel en zich afvragen'waarom' mechanismen werken zoals ze werken."

Imkerij

Het stopzetten van het insecten-onderzoek is bovendien eenverlies voor de Nederlandse imkers. Zij zorgen door het onderhoudenvan dertigduizend bijenvolken voor honing, maar vooral voor hetbestuiven van planten. Dat is namelijk de essentiele ecologischerol van bijen en hommels. Op zoek naar zoete nectar vliegen deinsecten van bloem tot bloem ondertussen stuifmeel met zichmeevoerend. Zo zorgen de dieren voor de kruisbestuiving dieonontbeerlijk is voor het voortbestaan van veel planten. Wildebijen kunnen deze rol nauwelijks meer vervullen, vanwege sterftedoor bestrijdingsmiddelen en de teloorgang van nestgelegenhedendoor toenemende bebouwing gaat het erg slecht met deze dieren.Duchateau: "In Duitsland is er een overheidsopleiding tot imker. Dehele Nederlandse imkerij bestaat uit hobbyisten, die onderzoekdeels zelf moeten betalen en zelf cursussen organiseren. Vanuit deuniversiteit leveren wij veel kennis aan imkerorganisaties. Als nuhet fundamentele universitaire onderzoek naar bijen en hommelsverdwijnt, dan moeten imkers over een paar jaar kennis importerenuit het buitenland."

Vanachter de Waddenzee doemt nog een gevaar op voor de imkers.Het eiland Schiermonnikoog herbergt 35 zachtaardige bijenvolken diede kiem vormen van alle Nederlandse lieve bijenvolken. Op het vasteland gebruiken imkers koninginnen van deze niet snel stekende bijenals begin van een kolonie. Doordat het bijenras op Schiermonnikoogverstoken blijft van wisselende contacten met agressievere, wildebijen, blijft het ras zuiver en dus zachtaardig, wel zo prettigvoor imkers die zich dagelijks hullen in een bijenzwerm. Degemeente Schiermonnikoog wil nu de 35 volken verminderen naarvijftien vanwege vermeende overlast (bijenpoep op tuinstoelen enzonneschermen) die de bijen veroorzaken in een nieuwbouwwijk.Duchateau: "Vijftien volken is te weinig om als uitgangspunt voorheel Nederland te blijven dienen, door inteelt ontstaan namelijkzwakke volken. Maar de gemeente is niet doordrongen van de crucialerol die de bijenvolken spelen in het Nederlandse ecosysteem."


Bijen, vinken & apen. "Een belachelijketoestand"

Sociale insecten en primaten, op die twee diersoortenconcentreert het onderzoek van de leerstoel Sociale Ethologie zich.Nog wel. Omdat de faculteit Biologie het aantal diermodellenwaarnaar zij onderzoek doet inkrimpt, moeten de sociale insectenhet veld ruimen. In dezelfde lijn stopt op de afdelingEndocrinologie onderzoek bij de grote en daardoor dure meervallenten gunste van de zebravis waar het Hubrechtlaboratorium van RonaldPlasterk al mee werkt.

Prof. dr. Henk Goos, onderzoeksdirecteur van de faculteitBiologie, motiveert de inkrimping. "Door ons onderzoek te richtenop minder verschillende diermodellen, kunnen we onze krachtenbundelen. Het onderzoek naar de sociale insecten en de primaten kunje op papier wel bij elkaar praten, maar eigenlijk zijn het tweehele verschillende richtingen."

'So far, so good. ' Het zeer schuilt in het diermodel dat deopvolger van Jan van Hooff, de Leidse onderzoeker Johan Bolhuis,meebrengt. Bij zebravinken onderzoekt hij wat er verandert in destructuur van de hersenen als ze leren zingen. Dat blijft hij doenin Utrecht. Kortom, de sociale insecten moeten weg, maar daarvoorin de plaats komen zebravinken. Hoezo "krachten bundelen"?

Goos: "Het gaat niet om het diermodel, het draait om devraagstelling. Het onderzoek zal zich vanaf nu richten opleermechanismen. Bij de zebravinken draait het om neurobiologischemechanismen, bij de primaten om sociaal leervermogen."

De faculteit ruilt onderzoek naar evolutionaire vraagstellingenin voor 'hardere' neurobiologie. "Een gedeeltelijkekoerswijziging", erkent Goos. "Het is een verschuiving richting hetABC, we zoeken aansluiting bij de Utrechtse neurobiologie zoals hetRudolf Magnus Instituut."

Niet iedereen is daar even blij mee. Dr. Hayo Velthuis deed totvoor kort, samen met Marie Jose Duchateau, onderzoek naar socialeinsecten. Het samenvallen van zijn pensionering met het emeritaatvan Jan van Hooff, gaf de faculteit een ideale gelegenheid om debakens op de leerstoel Sociale Ethologie te verzetten. Velthuisheeft er geen goed woord voor over. "Het is natuurlijk eenbelachelijke toestand. Eerst moeten de bijen weg omdat hetonderzoek te divers zou zijn. Vervolgens komen er weer zebravinkenbij." Het argument dat de bijen en de primaten verschillendeonderzoekslijnen vertegenwoordigen, wijst hij resoluut van de hand."Het is een groep die onderzoek doet naar de evolutie van sociaalgedrag."

Velthuis ziet het onderzoek naar leren bij apen niet zitten."Deze apen kunnen wel dertig jaar oud worden, het is helemaal geenhandig diermodel om leermechanismen te bestuderen." Dat defaculteit Biologie aansluiting zoekt bij het ABC, vindt Velthuis"op zich prima" maar hij waarschuwt voor "annexatie van de biologiedoor de geneeskunde". Door het accent zo sterk op de biomedischekant van de biologie te leggen, versmalt de basis van de opleiding."We leiden toch biologen op?", vraagt hij retorisch. "Straksstuderen hier mensen af die op hun middelbare school meer overevolutiebiologie hebben gehoord dan tijdens hun hele studiebiologie."

Rinze Benedictus

Ingreep moet samenhang terugbrengen in eilandenrijk: 'Even de veren van ASW opschudden'

Ingreep moet samenhang terugbrengen in eilandenrijk: 'Even deveren van ASW opschudden'

We schrijven 1985. Met enig feestvertoon wordt in CentrumgebouwZuid de studierichting Algemene Sociale Wetenschappen ten doopgehouden. Het nieuwe vakgebied moet de verkokering in de faculteittegengaan en - zowel op onderwijs- als op onderzoekgebied - eenbrug slaan tussen de verschillende disciplines. Dat moet gebeurendoor samenwerking op concrete, liefst beleidsrelevante thema'szoals de verzorgingsstaat en de minderhedenproblematiek.

Het initiatief slaat aan. In zijn hoogtijdagen trekt ASW liefst450 nieuwe studenten per jaar, en om die toestroom te behappenwordt in hoog tempo nieuw personeel aangetrokken. Zo krijgt devakgroep tussen 1990 en 1993 vier nieuwe hoogleraren. Als deonderzoeksgroepen in 1994 bovendien samen met groepen op hetterrein van economie en recht onderdak krijgen in de nieuweonderzoekschool Arbeid, Welzijn en Sociaal-economisch Bestuur(AWSB) lijkt niets een voorspoedige toekomst van ASW in de weg testaan.

Toch kan datzelfde jaar beschouwd worden als het jaar van deommekeer. De studentenaantallen zakken in, terwijl steedszichtbaarder wordt dat er van de beoogde samenwerking tussen dehoogleraren maar weinig terechtkomt. In het onderwijs manifesteertdat zich vooral in de specialisatiefase, op onderzoekgebied wordthet in 1999 duidelijk als in een visitatierapport van de VSNU hardenoten worden gekraakt over het gebrek aan samenhang binnen deonderzoekschool AWSB. De KNAW besluit zelfs om de school om diereden als eerste Nederlandse onderzoekschool de hererkenning teweigeren. Docent Willibrord de Graaff: 'We wisten wel dat er watschortte aan de samenhang, maar dat we niet opnieuw werden erkend,was een schok. Toen brak opeens het besef door: "Potverdorie, er isdus echt iets heel erg mis."

Deze constatering, gevoegd bij het feit dat ASW gezien hetstudentenaantal wel erg veel dure hoogleraren bezit, vormt voor hetfaculteitsbestuur in het voorjaar van 2000 aanleiding voor eeningreep. Met vier van de zeven hoogleraren vinden gesprekken plaatsover een reductie van hun aanstelling bij ASW tot een dag in deweek, gekoppeld aan een financiele regeling of een aanstellingelders in de universiteit. Gekozen wordt voor die hoogleraren diemarginaal betrokken zijn bij het management van de opleiding, medevanwege het feit dat hun specialisatie in het curriculum eengeringere rol speelt en dat zij relatief weinig studenten trekken.Twee van hen gaan akkoord, terwijl met een derde op dit moment nogwordt gesproken. Alleen de landelijk hoog aangeschrevenminderhedenspecialist prof.dr. Han Entzinger slaat het 'aanbod' afen vertrekt naar Rotterdam.

Blijde boodschap

Veel docenten tonen begrip voor de ingreep, omdat zij ook zelfvinden dat hun leidinggevenden tekort zijn geschoten. Hoewelvoorzichtigheid troef is, willen verschillende docenten wel kwijtdat de hooggeleerden van wie de aanstelling nu tot een dag in deweek wordt teruggebracht, dit deels aan zichzelf te danken hebben.Teveel aandacht voor hun onderzoek, maar vooral te weinigbelangstelling voor het management van ASW, is het oordeel, waarbijeen uitzondering wordt gemaakt voor prof.dr. Selma Sevenhuysen, diepas vorig jaar naar ASW verhuisde, toen Vrouwenstudies werdopgeheven.

Een prangende vraag onder docenten is hoe heilzaam de ingreepvan het faculteitsbestuur zal zijn voor het geconstateerde gebrekaan samenwerking, zeker omdat het een publiek geheim is dat hetniet echt botert tussen twee van de drie kernhoogleraren. "Hetgrote probleem is dat de hoogleraren als collectief nooit invullinghebben gegeven aan hun taak om leiding te geven aan ASW",constateert docent Peter Selten. "Als team hebben zij niet goedgefunctioneerd en het is nog maar de vraag of dat straks wel zalgaan gebeuren."

Voor decaan Rispens van Sociale Wetenschappen is dat laatsteechter geen vraag. "Ik verwacht niet anders van kernhoogleraren enwe zullen er als bestuur op toezien dat die samenwerking er ookkomt. Het is waar dat er tussen sommige hoogleraren verschillen vaninzicht bestaan over de wetenschappelijke aanpak, maar ik zie nietin waarom dat samenwerking in de weg zou moeten staan. Ik denk dathet voor studenten ASW juist interessant is om geconfronteerd teworden met verschillende methoden. We zijn hier geen kerk, waar deblijde boodschap maar op een manier wordt verkondigd."

Vrouw

Rispens erkent dat de hoogleraren tot nu toe niet het hechteteam vormden waaraan ASW behoefte had, maar noemt als voornaamstereden voor de ingreep toch hun op dit moment 'disproportionele'aantal. "Dat we hebben besloten om de aanstelling van vierhoogleraren in omvang terug te brengen heeft niets met hunkwaliteit te maken. De keuze is puur ingegeven door het feit datASW bestaat uit drie sectoren, waarvoor we gezien het aantalstudenten en het beschikbare geld niet zoveel hoogleraren nodighebben. De drie die hun volledige aanstelling behouden, vervulleneen centrale positie in het management en hebben elk veel personeelin hun groep. Dat geldt voor de vier anderen in veel mindere mate.Vandaar deze keuze. En dat twee van die vier vrouw zijn? Het isecht een coincidentie dat dat zo uitpakt."

Rispens, die de operatie omschrijft als 'even de veren van ASWopschudden', stelt met klem dat zijn bestuur nog onverkort achterASW staat. "Ik vind het persoonlijk een buitengewoon interessantconcept, dat in de afgelopen jaren ook inhoudelijk is waargemaakt.Dat bleek uit de onderzoekvisitatie waarin weliswaar werdgeconstateerd dat het aan samenhang ontbrak, maar waarin de drieASW-groepen een goede beoordeling kregen. De grote vraag is echterhoe je in een disciplinair georganiseerde faculteit eeninterdisciplinaire groep zoals ASW goed op de rails krijgt, zekerals die groep geen eigen onderzoekschool meer heeft.

"We hopen dat de vorming van een capaciteitsgroep ASW in plaatsvan de huidige drie groepen daaraan kan bijdragen. En daarnaastmoet men nu gaan werken aan een duidelijk herkenbaar aanbod aan<I>professional master<I>opleidingen. Een belangrijkeconcurrent van ons is Bestuurs- en Organisatiewetenschappen. Degrote vraag is of wij in de masterfase iets kunnen brengen watB&O niet brengt. Dat wordt de uitdaging. Als ASW zich met eenaantal herkenbare master-opleidingen kan profileren, dan zie ik detoekomst met alle vertrouwen tegemoet."

Erik Hardeman

Prof.dr. Christien Brinkgreve wilde op ditmoment niet op de zaak ingaan. Prof.dr. Selma Sevenhuysen wasonbereikbaar vanwege een verblijf in het buitenland.


Aan de zijlijn

Prof.dr. Frans van Waarden, een van de 'getroffen' hoogleraren,geeft toe dat hij altijd een beetje aan de zijlijn van ASW heeftgestaan. Maar dat kwam vooral omdat hij van meet af aan veelonderwijs gaf in het Centrum voor Beleid en Management en later inhet University College. "In feite wordt die situatie nugeformaliseerd. Ik blijf fulltime in dienst van de faculteit, maarmijn aanstelling bij ASW wordt grotendeels vervangen door werk voorhet College en voor de nieuwe economieopleiding. Dat ik daarvoorheb gekozen, hangt overigens nauw samen met mijn visie op wat ASWzou moeten zijn, namelijk een vakgebied met een werkelijkinterdisciplinaire aanpak, waarin dus ook eenmaatschappij-wetenschappelijke poot hoort te zitten.

"Binnen de faculteit Sociale Wetenschappen is ASW in weerwil vande aanvankelijke bedoelingen beperkt gebleven tot een fusie tussensociologie en gedragswetenschap. Wat ik mis is demaatschappij-wetenschappelijke dimensie met vakken op het gebiedvan recht en economie. Ik vind het vreemd dat je je bij ASW op'arbeid' kunt specialiseren zonder bijvoorbeeld een cursusarbeidseconomie of arbeidsrecht. Dat de faculteit daar niet voorkiest is uit bestuurlijk-rationeel standpunt misschien tebegrijpen, omdat die vakken in andere faculteiten zijnondergebracht. Maar het is toch een beetje terug naar af.

"In feite is het University College inmiddels geworden wat ASWhad kunnen zijn, een opleiding waarin de facultaire grenzenoverstegen kunnen worden. Ik vind dat de faculteit een kans mistdoor, zeker nu bachelor-master daartoe de kans biedt, niet op eenmeer inhoudelijke manier naar ASW te kijken. Bovendien laat je eenkei als Han Entzinger toch niet zo maar vertrekken? Maar daar denktmen hier kennelijk anders over."