Achtergrond

Het eerste artikel van Prof. dr. Henk van der Vorst, wiskundige: 'Opeens werd het gezien als een doorbraak'

Het eerste artikel van Prof. dr. Henk van der Vorst,wiskundige: 'Opeens werd het gezien als een doorbraak'

Voor een keertje is dit leuk, daarna ga ik wel wat anders doen,dacht wiskundige Henk van der Vorst toen hij zijn eerste artikelschreef. Het pakte anders uit. De oplossing die hij samen met eencollega in het stuk beschrijft, staat nu in alle tekstboeken. "InFrankrijk spreekt men zelfs van de Meijerink-Van der Vorstmethode", zegt de wiskundige.

Van der Vorst werkte na zijn studie bij de kernreactor in Pettenen vroeg zich af hoe de neutronen binnen de reactor stroomden.Collega-wiskundige Meijerink brak zich bij Shell het hoofd overoliestromen vanuit een olieveld. In hun eerste artikel beschrijvende beide wiskundigen een rekenmethode die voor alle mogelijkestromingen opgaat. Zo kan bijvoorbeeld ook de luchtstroming rondeen vliegtuigvleugel nu veel makkelijker berekend worden.

Als geslaagd wetenschapper kijkt Van der Vorst tevreden terug ophet artikel, maar toen hij het schreef, knaagde de twijfel. "Van1971 tot 1975 stuurden we het artikel naar verschillendetijdschriften. Telkens weer werd het geweigerd, op een gegevenmoment raakte ik de moed wel een klein beetje kwijt. Ik vroeg me afof ik wel het juiste wetenschappelijke niveau had."

Die vraag werd overtuigend beantwoord. In 1975 was Van der Vorstvoor een paar weken aan de universiteit van Stanford in Amerika.Met zijn nieuwe methode versnelden wetenschappers een rekenprocesvoor lasers tienduizend keer. "Vervolgens schreven ze eenenthousiast artikel over mijn methode, terwijl ik die zelf nog nieteens gepubliceerd had", zegt de wiskundige droogjes. In Zweden wasdaarvoor nota bene al iemand gepromoveerd op een variant van demethode, alleen op basis van het verslag van een congres waar Vander Vorst had gesproken. Met andere woorden, zijn nieuwe aanpak waseen doorslaand succes. "Opeens werd het gezien als een doorbraak,het artikel kon dan ook meteen geplaatst worden."

Van der Vorst mag zich nu tooien met de titel van s wereldsmeest geciteerde wiskundige. Toen het Amerikaanse citatiebureaucontact opnam om dat blijde nieuws door te geven, wilde Van derVorst weten over welk artikel het ging. "Dat komt misschien welarrogant over, maar ik wist echt niet of het ging om mijn eersteartikel of om een recenter stuk." Het laatste bleek het geval tezijn. Een artikel uit 1992 is de afgelopen tien jaar het meestgeciteerd. "Ik denk trouwens dat mijn eerste artikel over deafgelopen twintig jaar vaker geciteerd is", zegt Van der Vorsttevreden.

Het wekt dan ook geen verbazing dat de extra exemplaren van zijnsuccesvolle eerste artikel bijna op zijn. Na enig zoeken in zijnkast komt Van der Vorst op de proppen met zijn proefschrift. "Neemdeze dan maar mee, hier staat het artikel ook in. Maat het is ookbijna het laatste proefschrift."

Rinze Benedictus

Centrum voor conflictstudies bundelt aanwezige expertise: 'Alleen met het sturen van troepen los je geen conflicten op'

Centrum voor conflictstudies bundelt aanwezige expertise:'Alleen met het sturen van troepen los je geen conflicten op'

"Steeds weer ligt die nadruk op de militaire component vanconflictoplossing; Srebrenica, Riod-onderzoek, commissie Bakker ennu weer Eritrea." Prof.dr. Duco Hellema, directeur van hetUtrechtse Centrum voor Conflictstudies, veert op als de mogelijkeuitzending van Nederlandse troepen naar de Hoorn van Afrika tersprake komt. "Alleen met het sturen van troepen los je geenconflicten op. Wat gaan die troepen daar doen? En wat willen wedaarna? Juist die, wat we noemen, post-conflict- enpost-settlementproblemen; dat zijn de mooie onderwerpen voorons."

Met 'ons' doelt Hellema niet alleen op zichzelf en zijn naastemedewerkers dr. Jolle Demmers en dr. Chris van der Borgh, maar opeen grote groep onderzoekers die binnen de faculteiten Letteren,Rechten en Sociale Wetenschappen werkzaam is. Bij oprichting, achtmaanden geleden, werd het interfacultaire centrum door hetUtrechtse college van bestuur vooral een cordinerende roltoebedacht. Het bundelen van bestaande Utrechtse expertise overgewelddadige conflicten binnen de drie betrokken faculteiten en hetbevorderen van samenwerking tussen verschillende velden werd totkerntaak verheven. Hellema: "Er gebeurt al zo verschrikkelijk veelbinnen deze universiteit; onderzoek naar mensenrechten, democratie,de rol van de natiestaat, strafrechtelijke vervolging vanoorlogsmisdadigers. We moeten het alleen nog voor elkaar zichtbaarmaken. En we willen er mee naar buiten treden. Utrecht-promotie isook een doelstelling van ons."

Brandhaarden

Naast het netwerken en het organiseren en bijwonen van seminarsheeft de aandacht van de medewerkers van het centrum zich deafgelopen maanden vooral gericht op het samenstellen van eenkeuzevakprogramma voor studenten. "Ook daarin maken we vooralgebruik van de in Utrecht aanwezige kennis", legt Chris van derBorgh uit. "Utrechtse deskundigen worden ingezet als gastsprekers.Een combinatie van conflictstudies en een facultaire discipline,bijvoorbeeld internationaal recht, levert dan al snel een mooicurriculum op."

De grote maatschappelijke aandacht voor de verschillendebrandhaarden bleek bij de inschrijving zijn weerslag te hebben opde belangstelling van Utrechtse studenten voor het nieuweonderwijsprogramma. Na vijftig inschrijvingen moest de deur wordengesloten. "Het is een populaire studie", weet Jolle Demmers. Dekoppeling met de actualiteit maakt het onderwijsprogrammaaantrekkelijk voor studenten erkent collega Chris van der Borgh,maar hij maakt een kanttekening. "Dit is geen actualiteitenstudie.Theoretische onderbouwing en historische beschrijving krijgen eenprominente plaats. Alleen hebben wij het geluk veel 'case-studies'te hebben."

Duco Hellema ziet de interesse van studenten voor internationaleontwikkelingen als 'iets van alle tijden'. "Studenten willen zichgraag moreel of politiek engageren. Ook al waaien de vlaggen vanlinks en rechts niet meer zo strak, studenten blijven net alsvroeger genteresseerd in actuele vraagstukken. Maar ook naar hetverleden van een actuele crisis. Wat is bijvoorbeeld onze eigengeschiedenis in Oost-Timor?"

Met de verwijzing naar het einde de Koude Oorlog heeft Hellemawaarschijnlijk de belangrijkste aanleiding voor de opkomst van hetonderzoeksgebied 'conflictstudies' en daarmee van de oprichting vande Centrum van Conflictstudies te pakken. Het aloude vakgebiedpolemologie raakte in verval toen de naoorlogse aandacht voorvredesvraagstukken en de atoombom verslapte. Door het wegvallen vanhet beheersingsmechanisme dat de status quo tussen de VerenigdeStaten en de Sovjet-Unie kenmerkte, trad immers een ander soortoorlogen op de voorgrond. Hellema: "Je ziet nu veel meer, wat ikmaar noem, Hutu-Tutsi-achtige conflicten met explosief en bloediggeweld. Etnische, politieke en sociale problemen lopen door elkaar.Het is vaak ook minder duidelijk of het nu een binnenlands of eeninternationaal conflict is."

Dat nieuwe soort conflcten kwam bovendien in de volleschijnwerpers te staan omdat de internationale gemeenschap demogelijkheid kreeg in te grijpen in interne conflicten, toen detegenstellingen binnen de Veiligheidsraad van de Verenigde Natiesverflauwden en het vetorecht niet langer tot de standaardprocedurebehoorde: "De wereld kan plotseling wat doen aan de misstandenoveral op deze planeet. En dat willen we dan ook. We willeningrijpen in Kosovo, we willen naar Eritrea. Tegelijkertijd lijkende conflicten steeds onbeheersbaarder te worden. Een merkwaardigedialectiek die leidde tot een grotere vraag naar kennis op ditterrein, in de politiek en in de samenleving", meent Hellema.

Naspelen

Die situatie was voor het Europees Centrum voorConflictpreventie (ECCP), een Utrechtse organisatie die zich tendoel stelt de internationale samenwerking op het gebied vanconflictpreventie te bevorderen, aanleiding een bijzondereleerstoel in te stellen. Op wetenschappelijk gebied gebeurde inNederland, in tegenstelling tot de Verenigde Staten en Engeland,tot op dat moment heel weinig dat het etiket 'conflictstudies'verdiende. Het Utrechtse college van bestuur zag in die aanvraagvoor een bijzondere leerstoel de mogelijkheid om de aanwezigeUtrechtse expertise te bundelen.

"Het veld van de conflictstudies probeert nu op grofweg tweemanieren in die behoefte aan informatie te voorzien", legt JolleDemmers uit. "Aan de ene kant zijn er grote kwantitatieve 'surveys'waarin algemene conclusies over de achtergronden van conflictenworden getrokken. Dan wordt bijvoorbeeld de invloed vankindersterfte of economische groei op het ontstaan van conflictenbestudeerd. Zelf voelen wij meer voor een kwalitatieve'case'-benadering door middel van veldwerk of historischebeschrijving. Je zou je bijvoorbeeld kunnen afvragen of de politiekde problemen in Eritrea helemaal doorziet."

In de toekomst hopen Hellema, Demmers en Van der Borgh deonderzoekspoot uit te breiden. Vooralsnog richt de aandacht zich ophet nieuwe onderwijsaanbod. Daarin is ruimte gemaakt voor hetnaspelen van conflicten. Van der Borgh: Vanaf november zal eencursus over 'the First African War', het uitdijende conflict in hetGrote Meren Gebied, worden aangeboden die uitmondt in een een- oftweedaagse conferentie. Groepjes studenten zullen voor dieconferentie de rol van een van de partijen voorbereiden. Ze zullendaarbij begeleid worden door een gastdocenten die betrokken isgeweest bij de echte onderhandelingen. Van dergelijk interactiefonderwijs verwacht ik veel."

Volgens Duco Hellema hebben alledrie de betrokken faculteiteninmiddels interesse getoond voor een mastersopleiding'Conflictstudies'. Hellema: "Een dergelijk Engelstalig programmazou heel aantrekkelijk kunnen zijn. En, niet onbelangrijk: hethoeft niet veel te kosten, want we hebben alle kennis zelf inhuis."

Xander Bronkhorst

Duco Hellema over de voorgeschiedenis vanconflicten:

"Ik vind het interessant te weten wat er in het verleden isgebeurd. Nu zijn we bijvoorbeeld verontwaardigd over hetIndonesische optreden in Atjeh. We zijn blijkbaar vergeten dat hetVan Heutsz was die Atjeh met veel geweld bij Indonesi heeftgevoegd. `Met dat soort kennis relativeren we onze eigenverontwaardiging. En zo zijn er heel veel voorgeschiedenissen dieeen conflict in een ander daglicht kunnen stellen."

Jolle Demmers over de rol van elites inconflicten:

"Heel vaak maken lokale elites gebruik van wisselende ideologienom aan de macht te blijven. Ze legitimeren hun machtspositie steedsanders. Zonder blikken of blozen wordt vaak de ene politiekeovertuiging verruild voor de andere. Vaak zie je dan ook dat omopportunistische redenen etniciteit wordt 'uitgevonden'. Milosevicis natuurlijk een bekend voorbeeld hiervan."

Chris van der Borgh over buitenlandse hulp inconflictgebieden:

"Na een burgeroorlog komt er vaak een enorme stroom vanbuitenlandse hulp op gang naar het getroffen gebied. Hoewel deverantwoordelijke landen en internationale organisaties het zelfnauwelijks erkennen, ben ik ervan overtuigd dat die intervenirendekrachten een belangrijke politieke rol spelen. Ik heb het zelfbestudeerd in El Salvador, maar ook in Kosovo is dat zeker hetgeval."

Het Centrum voor Conflictstudies biedt in demaanden november-december twee Engelstalige vakken aan: - ConflictManagement & State Building in a Global Economy, The Case ofthe First African War in the Congo: Over de mogelijkheden vanconflictmanagement in Afrika. De cursus eindigt met eensimulatiespel waarin deelnemers gedurende twee dagenonderhandelingen over dit conflict. - Theories of Conflict: Decursus behandelt theorieen over conflicten, met ruime aandacht voorcase studies.

Toegankelijk voor doctoraalstudenten.Inschrijving: conflict.studies@let.uu.nl-030 2536443 - http://www.uu.nl/conflictstudies

25 jaar Informatica: 'Schatgraven in bergen data'

Een klant die in de Albert Heijn boerenkool koopt,zal waarschijnlijk ook een worst kopen. Met dezelfde wiskunde diekoopgedrag in de supermarkt voorspelbaar maakt, gaat informaticusArno Siebes biologen, medici, sterrenkundigen en andere 'scientist'een handje helpen. 'Data mining'-technieken vertellen waar onzegenen zitten en wanneer we ziek worden. Een informaticus over"schatgraven in bergen data".

"Dan moet ik eerst even kijken", antwoordt Arno Siebes opgewektop de vraag wat zijn kamernummer is, en hij legt de telefoonhoorneven neer. Pas drie weken werkt de informaticus in Utrecht en datis te zien. Zijn behuizing is een kale kamer met alleen eencomputer - die er pas een paar dagen staat. Het komt mooi overeenmet de toestand van het vakgebied Bio-informatica dat Siebes inUtrecht gaat opzetten: in opbouw.

Bio-informatica is het "computer-deel" van 'genomics', hettoverwoord van de nieuwe eeuw. 'Genomics' is het onderzoek van hetmenselijke DNA dat de deur moet openen naar nieuwe medicijnen endat het opsporen en wellicht voorkomen van erfelijke ziektenmogelijk moet maken. In Nederland wordt dan ook hard gebouwd aan'genomics', recentelijk zegden zowel het ministerie van EconomischeZaken als wetenschapsorganisatie NWO miljoenen guldens toe aanonderzoek op dit vlak. De aandacht voor 'genomics' houdtrechtstreeks verband met de voltooiing van HUGO, het 'HumaneGenome'-project. Onder toeziend oog van president Clinton maaktenwetenschappers van dat project in juni bekend dat het helemenselijke genoom opgehelderd is. Dat wil zeggen dat alle naarschatting drie miljard 'letters' die onze erfelijke eigenschappenbepalen van oogkleur tot de vatbaarheid voor borstkanker bekendzijn.

Prof.dr. Arno Siebes legt uit dat we er daarmee nog lang nietzijn: "We kennen nu wel de volgorde van al die lettertjes, maar weweten nog niet waar alle 'woorden' zitten. De woorden zijn genendie eiwitten maken en die bepalen uiteindelijk onze genetischeeigenschappen." In een brij van drie miljard letters is het niet inn oogopslag duidelijk waar genen zitten. Daarom hebben biologen enmedici de hulp nodig van informatici die met 'data mining'-methodende zo gewilde genen opsporen.

Boerenkool

"Als iemand in de Albert Heijn boerenkool koopt, dan is de kansgroot dat hij ook worst koopt", legt Siebes het principe van dewiskundige techniek, 'data mining', uit. Het koopgedrag van mensenin een supermarkt is niet volledig willekeurig. Als je daarom maarvan genoeg klanten weet wat ze gekocht hebben en dat in een modelstopt, dan kun je voorspellen welke boodschappen vaak in hetzelfdemandje belanden. "Een clich-voorbeeld van 'data mining' is hetAmerikaanse onderzoek dat opleverde dat mensen die luiers kochten,ook altijd bier meenamen", vertelt Siebes. "Maar dat is een broodjeaap!"

Met deze 'data mining'-techniek gaat Siebes in het menselijkeDNA op zoek naar genen. "Schatgraven in bergen data", zoals degoedlachse informaticus verklaart. Maar de schatten moetenbiomedici aanwijzen, "want alleen met bergen data kan ik iets!"Biomedici zijn hard op zoek naar de ongeveer 50.000 menselijkegenen, waarvan duizenden inmiddels bekend zijn. Door in deletterbrij van het DNA het patroon rond al bekende genen tebestuderen, hoopt Siebes een model te ontwikkelen waarmee hij kanvoorspellen waar nieuwe, nog onbekende genen zich bevinden.

Maar 'data mining' is natuurlijk niet alleen bruikbaar bij hetDNA-onderzoek. Ook binnen de Geneeskunde is de techniek goed tegebruiken. "Vorige week op een congres in Lyon leidde ik eenwedstrijd van informatici die met 'data mining'-techniekengeprobeerd hadden voorspellingen te doen over Japansereuma-patinten. Sommige van die patinten krijgen na verloop vantijd een trombose. Artsen willen graag weten welke mensen eenverhoogd risico lopen op een trombose, dan kunnen ze preventievemedicatie geven. Het enige wat ze kunnen doen is periodiek hetbloed van de patinten onderzoeken. Maar met de resultaten daarvankunnen ze niet zien of iemand een grotere kans op tromboseheeft."

Het winnende model van de informatici kon dat wel. Op basis vanalle resultaten van alle patinten voorspelde het model welkepatinten een grote kans op een trombose hebben. "Dit jaar zijn dieresultaten in een medisch-wetenschappelijk tijdschriftgepubliceerd", zegt Siebes. "En dat is natuurlijk waar we allemaalop kicken." Het liefst publiceert Siebes natuurlijk intijdschriften in zijn eigen vakgebied, de informatica. Maar 'datamining' loopt pas echt in de kijker als het resultaten oplevert dieonze gezondheid aangaan. Dat garandeert dat we de komende jaren nogveel van het "schatgraven" gaan horen, verwacht Siebes.

Rinze Benedictus

25 jaar Informatica: De computer die de dokter van advies dient

25 jaar Informatica: De computer die de dokter van adviesdient

Stel je bent internist in een streekziekenhuis. Op jespreekuur komt een patint met klachten die wijzen opslokdarmkanker. Uiteraard ben je prima opgeleid, maar een echteexpert op dit terrein ben je niet. Voor advies over de beste aanpakkun je op dit moment alleen nog te rade gaan bij algemeneprotocollen voor de behandeling van slokdarmkanker en bij collega'sdie zelf meestal ook niet in de ziekte zijn gespecialiseerd. Detijd is echter niet meer zover weg dat je een computerprogrammakunt raadplegen van de hand van de Utrechtse hoogleraar informaticaprof.dr.ir. Linda van der Gaag.

"Het is nu zo'n vijf jaar geleden dat wij bezoek kregen vanonderzoekers van het Nederlands Kankerinstituut" (NKI), vertelt Vander Gaag. "Zij hadden vastgesteld dat ongeveer twintig procent vande patinten met slokdarmkanker in ons land als gevolg van debehandeling overleden is of ernstige complicaties kreeg. Er bestondwel een protocol op basis waarvan een behandeling kon wordengekozen, maar dat was kennelijk niet toereikend. Of wij kondenhelpen die richtlijn te verfijnen." Die vraag klonk de Utrechtsewiskundige als muziek in de oren. "Ik houd van wiskunde eninformatica, maar ik vind het het leukst als ik mijn kennis kangebruiken voor het maken van toepassingen voor een concreetvakgebied. Die kans kreeg ik nu."

De opdracht was om een computermodel te ontwikkelen dat zoweleen diagnose kon stellen als het effect kon voorspellen vanverschillende behandelmethoden. Voor dat doel hield Van der Gaageen lange reeks interviews met artsen en onderzoekers van het NKI."Dat deed ik om zoveel mogelijk informatie boven tafel te krijgenover de manier waarop de tumor zich in de slokdarm ontwikkelt enover het effect van verschillende behandelingen. Ik wilde een zogedetailleerd mogelijk model voor tumorgroei opstellen, en daarvoorheb ik die artsen soms echt het hemd van het lijf gevraagd." Zelacht. "Jij vraagt veel meer dan wij weten, riepen ze op eengegeven moment."

Handvol

De informatie uit de interviews smeedde Van der Gaag met behulpvan geavanceerde statistische technieken aaneen tot een model vantumorgroei met in totaal zeventig variabelen en vierduizendkansschattingen. Het model bestaat uit twee delen. In het eerstedeel wordt op basis van medische invoergegevens een inschattinggemaakt van de toestand van de patint. Het tweede deel voorspelthet effect van verschillende behandelingen en beoordeelt derisico's van complicaties die kunnen optreden.

"Het lastigst was het om alle onzekerheden op een goede manierin het model te verwerken", vertelt Van der Gaag. "Neem deinterpretatie van rntgenfoto's. Is dat donkere vlekje op de foto nuwel of niet een beginnende tumor? Om stellige, maar fouteinterpretaties zoveel mogelijk te voorkomen, heb ik de experts metwie ik heb gesproken gevraagd om een schatting te geven van de kansdat zo'n vlekje inderdaad een tumor is. In totaal heb ik meer danvierduizend van dat soort kansschattingen in het model verwerkt,zowel ten aanzien van de diagnose als van de effecten van debehandeling. Zij vormen als het ware de statistische tegenhangervan de onzekerheid van artsen in een dergelijke situatie.

De meerwaarde van het door haar opgestelde model zit volgens Vander Gaag vooral in de grote capaciteit van computers. "Een mens isdomweg niet in staat om zoveel informatie te verwerken. Ook al zouje alle gegevens die je in het model stopt aan artsen terbeschikking stellen, dan nog is de praktijk dat zij hun beslissingnemen op basis van een handvol door hen cruciaal geachtevariabelen. En dat is soms kennelijk iets te weinig genuanceerd.Mijn model maakt het straks mogelijk om alle beschikbare informatieoptimaal te gebruiken. En dat leidt uiteraard tot een grotereprecisie van de diagnose en de prognose. Dat is de medischemeerwaarde, maar daar komt bij dat de wiskundige eninformatica-technieken die ik voor dit model heb ontwikkeldalgemener toepasbaar zijn. Ik heb ze nu gebruikt voor een modelvoor slokdarmkanker, maar ze kunnen in beginsel ook wordentoegepast in modellen voor andere ziektes of in pakweg eenklimaatmodel."

Experts

De onderzoekster beklemtoont dat haar model voor slokdarmkankernog in ontwikkeling is. "We hebben het eerste deel onlangs getoetstaan de gegevens van 185 patinten. In negentig procent van degevallen stelde het een correcte diagnose. Dat is niet slecht, maarhet kan nog beter en met het tweede deel zijn we nog lang nietzover." Bovendien verbruikt het model nog te veel rekentijd, aldusde onderzoekster, die dit jaar een Pionier-premie ter waarde vananderhalf miljoen gulden in de wacht sleepte. "We zijn op de goedeweg, maar het zal nog wel even duren voordat er sprake is van eenpraktisch bruikbaar programma."

Erik Hardeman

'De universiteit heeft een fikse cultuuromslag nodig'

De universiteit heeft een probleem. Terwijl de krapteop de arbeidsmarkt steeds nijpender wordt, blijken wetenschappelijkgetalenteerde vrouwen, maar ook mannen, de alma mater de rug toe tekeren. Volgens Roelien Dekker, die vrijdag haar proefschrift in desociologie verdedigt, is dit voornamelijk te wijten aan de kloofdie gaapt tussen wat wetenschapsters belangrijk en aangenaamvinden, en wat de universiteit hen te bieden heeft.

Dekker zelf blijkt een goed voorbeeld te zijn van dit fenomeen.Ze heeft naast haar promotieonderzoek haar kwaliteiten al eerderbewezen als toegevoegd onderzoekster bij het evaluatieonderzoek'Stapvoets' naar het emancipatiebeleid van de Universiteit Utrecht.Toch ziet ze zichzelf niet aan de universiteit blijven. "Het werkis me te weinig praktijkgericht, het blijft toch allemaal eenbeetje binnen hetzelfde kringetje. Wat gebeurt er nou met eenonderzoek, behalve dat het weer een streepje oplevert op jepublicatielijst?"

Bovendien heeft ze soms moeite met de kritische houding vancollegas onderling en zou ze meer willen samenwerken met anderemensen. Ontevredenheid over de sfeer en mogelijkheden die werkenaan de universiteit met zich meebrengen als reden van vertrek,ziedaar haar eigen stelling in een notendop: "Vrouwen verlaten deuniversiteit vaker dan mannen vanwege 'push'-factoren, dusbijvoorbeeld omdat ze de combinatie van het werk en de zorg voorkinderen niet kunnen bolwerken, of omdat ze de verlofregeling temager vinden."

Ook de invulling van het werk, en de waardering die daar al danniet voor bestaat, blijkt een regelmatig terugkerend struikelblok."Aan de universiteit word je vooral afgerekend op onderzoek, hetaantal publicaties dat je produceert en of je naar het buitenlandbent geweest. Dat is voor vrouwen vaak niet haalbaar. Anderekwaliteiten, zoals op het gebied van onderwijs, hebben veel mindereffect op de loopbaan. Daarnaast ontbreekt het vrouwen vaker aan dejuiste netwerken."

Verder blijken de vrouwelijke respondentes het werk aan deuniversiteit vaak te eenzaam te vinden. "Ze geven aan dat ze meerzouden willen samenwerken, niet alleen binnen een vakgroep, maarook met mensen van andere disciplines."

Emancipatie

De pogingen die de universiteit ondernam om de positie vanvrouwen aan de universiteit te verbeteren, hebben weinig effectgehad. Dekker kijkt daar niet van op. De huidige beleidsmaatregelenop het gebied van emancipatie zijn bij lange na niet voldoende,constateert ze. Hoewel ze het Aspasia-programma, dat excellentevrouwelijke onderzoekers de kans geeft om door te stromen naarseniorposities, op zich wel een goed initiatief vindt. "Het blijktdat vooral die doorstroom, van docent naar hoofddocent, heelmoeilijk is. En natuurlijk is het goed dat meer vrouwen op positieskomen waar ze macht kunnen uitoefenen. Maar als er verder niksverandert, blijven de problemen hetzelfde."

Zo blijkt uit het onderzoek dat het voor de 'fit' (zie kader)niet uitmaakt hoe groot het aandeel vrouwelijke hoofddocenten enhoogleraren is binnen een faculteit. "Ik vermoed dat dat komtdoordat het percentage hooggeplaatste vrouwen nog zo klein is, datzij geen invloed kunnen uitoefenen op de cultuur", aldusDekker.

Om vrouwen daadwerkelijk in groten getale naar de top te latendoorstromen, is een fikse cultuuromslag nodig aan de universiteit,stelt zij. "De universiteit is natuurlijk jarenlang eenmannenbolwerk geweest. Het is nog niet eens zo lang dat vrouwenberhaupt mogen studeren. Maar het is belangrijk dat de universiteitzich aansluit bij de maatschappelijke ontwikkeling. Dat gebeurtniet genoeg, kijk maar naar arbeidstijdverkorting. De cultuur aande universiteit is nu nog steeds gent op werknemers die meer danvoltijd werken. Op de universiteit zijn er wel mensen met eendeeltijdaanstelling, maar die blijken allemaal gewoon veel meeruren te maken dan waarvoor ze zijn aangesteld, omdat ze het andersniet redden."

Een dergelijke verandering heeft natuurlijk tijd nodig,realiseert Dekker zich. Maar er moet wel haast gemaakt worden. Wanter is nu al een krapte op de arbeidsmarkt, en bovendien dreigen de'babyboomers' de universiteit binnenkort massaal te verlaten. Hetis niet meer alleen een probleem van vrouwen, stelt Dekker. Ookjonge mannelijke onderzoekers blijken zich niet thuis te voelen inde cultuur van de universiteit. De plekken die gaan openvallen,moeten door goede mensen worden opgevuld. Universiteiten kunnen hetzich niet meer veroorloven om getalenteerde mensen zo makkelijk telaten vertrekken. Dat is overigens iets waar de Adviesraad voor hetWetenschaps- en Technologiebeleid ook al op heeft gewezen in eenrapport aan het Ministerie van Onderwijs van dit jaar.

Verlof

Dekker stelt zich voor dat de universiteiten zelf plannenopstellen om een aanzet te geven tot de noodzakelijk cultuuromslag."Maar dan moet het niet blijven bij papieren maatregelen. Eerdereemancipatiemaatregelen stonden vaak op zichzelf. De doelstellingenmoeten worden gentegreerd in bijvoorbeeld het personeelsbeleid enhet wetenschappelijk beleid van de universiteit. Zaken als flexibelwerk, kinderopvang en verlof moeten worden geregeld. Via hetwetenschapsbeleid zou kunnen worden gestimuleerd dat onderzoekersbuiten hun eigen discipline samenwerken. Ook de mogelijkheden omnieuwe wetenschappelijke terreinen en ideen te verkennen, zoudenmoeten worden vergroot om beter aan te sluiten op maatschappelijkeontwikkelingen."

Dekker stelt zich de universiteit voor als een lerendeorganisatie. "Je kunt bijvoorbeeld externe deskundigen insollicitatiecommissies laten plaatsnemen, om de pluriformiteit tebewaken. Dat was overigens ook al n van de aanbevelingen van hetStapvoets-onderzoek. Bovendien moeten leidinggevenden aan deuniversiteit zich bewust worden van de eenzijdige blik die zehanteren. Het blijkt dat vrouwen ontevredener zijn over hunleidinggevenden dan mannen. Er zou meer waardering moeten zijn voorverschillende kwaliteiten en leidinggevenden zouden meer openmoeten staan voor vernieuwing. Je zou je kunnen voorstellen dathoogleraren managementcursussen gaan volgen. Of in enkele gevalleneen cursus Sociale vaardigheden", voegt zij er grappenderwijs aantoe.

Hanneke Slotboom


'Persoon-cultuur fit'

Ondanks vele jaren van emancipatiebeleid, stromen vrouwelijkewetenschappers nog steeds maar mondjesmaat door naar hogerefuncties binnen de Universiteit Utrecht. Ook de uitstroom vanvrouwen van de universiteit is groter dan die van mannen.

Niet alleen deze objectieve loopbaan van vrouwen verlooptslechter dan die van hun mannelijke collegas, zo blijkt uit hetonderzoek van Roelien Dekker. Zij enquteerde wetenschappelijkpersoneel dat werkzaam is of is geweest aan de veertien faculteitenvan de Universiteit Utrecht. Vrouwen blijken minder tevreden oververschillende aspecten van hun werk en voelen zich minder betrokkenbij de universiteit. Ze vertonen minder 'organizational citizenshipbehaviour' (verrichten minder taken buiten hun directefunctieomschrijving die ten goede komen aan het functioneren van deorganisatie), ervaren vaker onduidelijkheden bij het uitvoeren vantaken (bijvoorbeeld doordat verschillende leidinggevendenverschillende eisen stellen) en hebben vaker een 'burn-out' danmannen.

Niet zozeer sekse op zich, maar de 'persoon-cultuur fit', ofwelde overeenstemming tussen de persoonlijke waarden en kwaliteitenvan werknemers en de organisatiecultuur, blijkt hiervoor eenbelangrijke verklarende factor. Bij een goede 'fit' is dedoorstroom groter, de uitstroom kleiner en zijn respondententevredener over en meer betrokken bij hun werk. De 'persoon-cultuurfit' is op het moment significant kleiner voor vrouwen dan voormannen. Ook voor jonge mannen in de lagere functieniveaus geldt datde 'fit' niet groot is.

De cultuur aan de universiteit, die zich tot nu toe kenmerktdoor taakgerichtheid, conservatisme, geslotenheid en masculiniteit,moet opener, meer persoonsgericht, innovatiever en meer feminienworden om de 'persoon-cultuur fit' voor met name vrouwen tevergroten.

HS

Scholieren op zoek naar een pen en een opleiding

Veel scholieren weten nog niet precies wat ze willen na hunschool en lopen daarom een rondje door de grote Jaarbeurshal diehelemaal gevuld is met kraampjes van universiteiten, hbo- enmbo-opleidingen. Gert-Jan Pasman probeert zoveel mogelijk jongerennaar zijn kraam toe te trekken. Hij is het lokaas van de KatholiekeUniversiteit Brabant. Met een hand vol pennen moet hij de aandachttrekken van studenten. "Ik ben het eerste aanspreekpunt. Daarnaverwijs ik de scholieren door naar collega's die meer vertellenover een opleiding."

Gert-Jan is tevreden over de belangstelling voor zijnuniversiteit. "We hebben al een tas vol met aanvraagkaarten vanscholieren die meer informatie willen." Toch ziet de Tilburgsestudent dat er meer belangstelling uit gaat naar steden alsAmsterdam, Rotterdam en Utrecht. "De concurrentie is heel groot.Het heeft denk ik geen zin om mensen echt over te halen om naar onsstandje te komen, want als stad is Tilburg gewoon minder. Maargelukkig lopen er ook een aantal verdwaasde types rond, die wel inzijn voor een gesprek."

Menno van der Beek (17) uit Bilthoven had al een studie gekozenvoordat hij naar de studiebeurs kwam. Hij wist alleen nog niet inwelke stad hij zou gaan studeren. De Hogeschool van Utrecht heefthem overtuigd door een meeloopdag aan te bieden. Nu weet Mennoprecies wat hij wil en is blij de beurs te hebben bezocht. "Als ikvanavond thuis kom, vertel ik mijn ouders dat mijn studiekeuze rondis. En mocht ik pa en ma niet kunnen overtuigen, dan moeten ze maarkomen kijken in de Jaarbeurs."

Bij de Delftse stand is opvallend dat het aantal jongens enmeisjes dat voorlichting geeft, precies in balans is. Voor deTechnische Universiteit Delft is de beurs een kans om meer meisjesenthousiast te maken voor de technische opleidingen. Vierdejaarsstudente technische aardwetenschappen Lieke van der Sande istevreden over de opkomst. "Het aantal meisjes dat hier langs komt,valt me nog reuze mee. En we staan niet eens met pennen in de handom de jongeren te lokken." Nadat vorig jaar veel mensen alleen maarafkwamen op het cadeau en daarna weer vertrokken, besloot devoorlichtingscommissie te stoppen met het geven van dit lokmiddel."Alleen wanneer een scholier echt belangstelling heeft getoond inde TU, komt hij in aanmerking voor een beloning."

De voorlichting van de Universiteit Utrecht blijkt de beste tezijn van de studiebeurs. De stand van de universiteit heeft deStudieBeurs Info Award gewonnen voor de meest informatieve kraam.Sebastiaan Buhai, student aan het University College, is n van devoorlichters. De interesse was veel groter dan hij had verwacht enhij denkt dan ook dat de universiteit zich geen zorgen hoeft temaken over het aantal nieuwe inschrijvingen volgend jaar. "Elkevijf minuten staat er wel een scholier bij mijn kraampje, dus datbelooft wat voor volgend jaar." En dat terwijl Sebastiaan de plekvan de stand aan de buitenkant van de Jaarbeurshal maar niks vindt."Ik kon het zelf nauwelijks vinden. Ik hoop dat anderen eenplattegrond hebben, want zonder een wegwijzer zou ik het gebouwniet eens binnengaan."

Ranjen Pathmamanoharan

'Amazone mist een been'

Chaca Weessies, werkzaam bij de afdeling dossierbeheer van hetAZU, traint met haar merrie Idafanory in de bossen nabijVeenendaal. De 25-jarige amazone bereidt zich daar dagelijks inalle rust voor op de dressuurwedstrijden die in de weekeinden ophet programma staan. Al zes jaar doet ze dat. In juli gaf ze eennieuwe impuls aan haar sport. Ze ontdekte het dameszadel. Ik wasmeteen verkocht.

Ze was met haar moeder Anne, tevens haar trainster enmedewerkster bij de afdeling archief en registratie van de UU, bijPaard99 in de Utrechtse Jaarbeurs. Daar ontwaarden ze een standjevan de Nederlandse Vereniging Het Dameszadel. Anne kwam op diemanier sinds haar opleiding tot paardrij-instructrice, eind jarenvijftig, weer voor het eerst in aanraking met de bijzonderediscipline. Voor haar was het alsof ze een oude liefdeterugvond.

De ontdekking van het dameszadel kwam precies op het goedemoment. Volgend jaar trouwt Chaca te paard, op haar eigen Engelsevolbloed. Wanneer ze met haar trouwjurk schrijlings met n been aanelke zijde van het paard - op Idafanory zou gaan zitten, zou datniet elegant zijn. Het dameszadel, waarop amazones met beide benenaan de linkerkant zitten, bood de ideale oplossing.

Chaca en haar moeder werden aangestoken door het enthousiasmevan Het Dameszadel. Anne: De mensen straalden zon gedrevenheid uit.Zij willen dat de sport de erkenning krijgt en voor dat doel latenze je gebruik maken van zadels en kostuums. Wij merkten gelijk datze ergens voor stonden.

Erkenning is dus het sleutelwoord. Nu is dameszadel nog eenondergeschoven kindje binnen de hippische wereld. Chaca: Jurys zijner gewoon niet klaar voor. Bij de dressuurwedstrijden accepteren zehet niet. Dan zegt een jurylid: Amazone mist een been. En datterwijl je op een dameszadel precies dezelfde kren kunt doen. Jezou zelfs op een dameszadel aan een springwedstrijd mee kunnendoen.

Wat is nu zo anders? De amazones zitten op een apart zadel meteen beugel voor het rechterbeen. Daarnaast valt ook het kostuum op.Dan blijkt het echt een discipline uit een ver verleden. Chacasteekt zich bij wedstrijden geheel in het zwart: een hoed metvoile, een jasje en een rok die de benen volledig afdekt als ze ophet paard zit. Het rijdt zo anders", vertelt Chaca. Je mist aan derechterkant de aanleuning van je been. Je moet daar aan het beginecht even overheen stappen. Ik heb het geluk gehad dat mijn merriehet andere zadel zo goed accepteerde. Het zit echt lekker. Het iszo elegant n uniek om met een rok op het paard te zitten.Dressuurrijden op muziek is het allermooiste wat er is n dan ooknog in die zit.

In Nederland beoefenen maar 160 mensen de sport, dertig daarvandeden mee aan het Open NK in Leusden. Chaca verscheen vier keervoor de jury in de proeven best rijdend, dressuur en kr op muziek(normaal en fantasie). Met name in de fantasiekr stak ze veel tijd.Haar moeder had daar een groot aandeel in. Niet alleen alstrainster, maar ook als degene die voor de totale aankledingzorgde. Anne: De gezamenlijke hobby van Chaca en haar vriend ismotorrijden. Het leek ons heel leuk om dan in een motorpak op hetpaard te gaan zitten en op 'Oerend Hard' van Normaal de kr te doen.Maar daarvoor moest de merrie er natuurlijk ook als motor uitzien.Ik heb letterlijk mijn zomervakantie opgeofferd om aan een dekenvoor het paard te werken. Het resultaat was er naar. Idafanory, met1 pk als opschrift, liep naar de eerste plaats.

Nu al zijn moeder en dochter bezig met de voorbereidingen op hetOpen NK van 2001. Samen zouden zij dan het liefst een 'pas de deux'uitvoeren. Chaca op haar merrie, Anne op haar ruin. Ja, dat is onsgevoel voor humor. Lekker zes minuten de jury pesten, lacht Chaca.Beide paarden lijken erg op elkaar en ook mijn moeder en ik zijnmoeilijk uit elkaar te houden als we in kostuum rijden. Zeker alswe een voile over ons gezicht hebben. De jury zal dan veel moeitehebben om ons uit elkaar te houden en bij te houden wat er goed enfout gaat. De vraag is alleen of meerdere duos zich zulleninschrijven, zodat Weessies en Weessies niet ongehinderd deNederlandse titel opeisen.

De sport zit in de lift, nadat er een tijd lang geenbelangstelling voor is geweest", weet Anne. Toch zijn de dames noglang niet tevreden. Chaca zal demonstraties gaan rijden om hetdameszadel te promoten. Die verplichting zit min of meer aan mijntitel vast. En verder zullen ze er alles aan doen om de jurys bijdressuur zover te krijgen dat ze amazones op een dameszadelaccepteren. Wij willen erkenning.

Roeland van Vliet

25 jaar Informatica: 'Beslist niet alleen voor nerds'

Precies 25 jaar geleden werd in Utrecht de'intersubfacultaire' vakgroep Informatica opgericht. Op de golvenvan de enorme ontwikkelingen in de ICT-sector ontwikkelde hetvakgroepje zich tot het huidige Instituut voor Informatica enInformatiekunde (ICS). Toch lijkt de definitieve doorbraak zich pasnu aan te kondigen.

Het zal eind jaren zestig zijn geweest dat op de UniversiteitUtrecht voor het eerst de informatica werd beoefend. Hetomvangrijke rekenwerk dat in veel faculteiten werd verricht begonaparte deskundigheid te vereisen. Een groepje van jonge wiskundigendat zich begin jaren zeventig uit interesse bezig hield met destructuur van programmeertalen kunnen we als het voorportaalbeschouwen van de huidige informaticastudie. Er werd een werkgroepInformatica opgericht die in 1975 een officile status kreeg. Doelwas in het algemeen 'de bevordering van de studie van decomputerwetenschappen aan de Rijksuniversiteit Utrecht'. In deintersubfacultaire werkgroep waren zestien vakgroepenvertegenwoordigd, afkomstig uit de toenmalige (sub)faculteitenWiskunde en Natuurwetenschappen, Geneeskunde, Letteren en SocialeWetenschappen. Ook het universitaire rekencentrum, later bekend alshet ACCU, was lid. De grote trekkers van de werkgroep waren detoenmalige hoogleraren van der Sluis (wiskunde), Lindenmayer(theoretische biologie) en Hoogenboom (theoretische fysica). Zijbewerkstelligden eveneens in 1975 de oprichting van de VakgroepInformatica binnen de faculteit der Wiskunde enNatuurwetenschappen.

Jan van Leeuwen, die in 1981 de allereerste Utrechtse hoogleraarInformatica zou worden, was daar toen nog niet bij. Die werkte indie tijd in de Verenigde Staten, waar het vak al een hoge vluchthad genomen. Na zijn promotie in 1972 was hij naar Californigegaan, waar hij in Berkeley pas echt kennis met de 'computersciences' zou maken. "In Amerika stapte ik een heel andere wereldbinnen", vertelt Van Leeuwen nu op zijn werkkamer in CentrumgebouwNoord. "In Nederland werd informatica er een beetje bijgedaan doormensen die er in hun werk mee te maken hadden. In Amerika was heteen apart vak, een heel eigen onderzoeksterrein. Het heeft tot verin de jaren zeventig geduurd voordat dat idee in Nederland post zouvatten. Het was voor mij een geweldige tijd, want er werden veeltheorien en inzichten op het gebied van algoritmen enprogrammeertalen ontwikkeld. Je had echt het gevoel dat er ietsgebeurde en ik zat daar met mijn neus bovenop."

Snel

Na Berkeley werkte Van Leeuwen ook nog aan de State Universityof New York en de Pennsylvania State University, waar hij deachterstand die hij volgens zijn eigen woorden op alle niveaus hadals een 'madman' heeft weggewerkt. In 1977 solliciteerde hij vanuitde VS naar de eerste baan van lector bij de vakgroep Informatica:"Ik had in Pennsylvania kunnen blijven werken", bli kt hij nuterug, "maar ik heb altijd het idee gehad om mijn werk in Nederlandvoort te zetten."

Sinds die begintijd is er veel veranderd. "In 1977 waren we maareen klein clubje. We hadden nog geen pc's. De vakgroep telde viermedewerkers en de equipment bestond uit een pocket-calculator. Alsvakgroep hadden wij zelfs geen aansluiting op deuniversiteitscomputer. We waren aangewezen op de terminal-ruimtevan het ACCU.

"Het onderwijs was gericht op het praktisch leren programmerenen op zaken waarmee men eigen toepassingen kon ontwikkelen. Eenecht onderzoeksprogramma hadden we nog niet. Het was overigens eenboeiende tijd: op de colleges kwamen twee keer zoveel mensen af alswe gedacht hadden, ze zaten in het gangpad en op de vensterbanken.Er was een grote gretigheid naar kennis. In die sfeer zijn wij aande slag gegaan."

De ontwikkelingen in de informatica zijn de afgelopen decenniaonvoorstelbaar snel gegaan. Uiteraard is de vakgroep met dieontwikkelingsgolf meegegroeid, al ging dat in het begin nietmakkelijk. In 1981 werd het lectoraat van Van Leeuwen omgezet ineen professoraat. In 1983 promoveerde Informatica van bijvak totzelfstandige studierichting. Toen kwam er ook een tweede leerstoelbij, voor systeemgerichte informatica, bezet door collegaSwierstra.

Van Leeuwen spreekt over de jaren tachtig als de formatieveperiode, waarin de opbouw van de studierichting centraal stond. Ookkreeg de vakgroep een eigen computerfaciliteit, oftewel een eigenmachine, zoals Van Leeuwen het bijna liefkozend noemt: "Een VAX750, later gevolgd door een Harris." Overigens kon zon machine toenniet veel meer dan de gemiddelde pc die iedereen tegenwoordig opzijn bureau heeft staan; hij kostte wel honderd keer zo veel.

Optimistisch

In 1987 werd Informatica samen met Wiskunde een faculteit. Hetonderzoeksprogramma Informatica kreeg pas daarna meer omvang.Behalve het Brusselse ESPRIT-programma waren er in die tijd vreemdgenoeg weinig financieringsmogelijkheden: "Beleidsmatig werd hetterrein nog sterk onderschat en was het nauwelijks een onderwerpvan actief stimuleringsbeleid", weet Van Leeuwen nog. "Pas delaatste vijf jaar is de inzet voor de ontwikkeling van deinformatica zowel landelijk als op de universiteit geweldigtoegenomen."

Kenmerkend voor de huidige ontwikkeling is volgens Van Leeuwende multidisciplinariteit. De laatste jaren zijn er meerdereopleidingsvarianten bijgekomen, zoals medisch technischeinformatica, informatica en management, en technische kunstmatigeintelligentie. De laatste grote ontwikkeling is de totstandkomingvan de opleiding Informatiekunde, "een stap die we met beleidgenomen hebben", zegt Van Leeuwen. "Het is begonnen met hetbinnenhalen van de leerstoelgroep van Jurgen van den Berg.Informatiekunde legt meer de nadruk op de toepassing vaninformatica in bedrijven en organisaties. Het is binnen onzefaculteit de groeikern van dit moment."

De informatica dringt nu in steeds meer gebieden door en krijgtdaar ook geleidelijk aan een steeds centralere positie. Als het aanVan Leeuwen ligt moet het ICS het centrale punt worden voor alleICT-activiteiten op de universiteit: "Een bundeling van alleinformatica-activiteiten zal de herkenbaarheid van de universiteitten goede komen, maar ook een wetenschappelijke meerwaarde hebben.Het niveau van allerlei informatica-kennis op de universiteit kanhoger. Een informatica-instituut is de aangewezen plek waar diekennis systematisch kan worden ontwikkeld en van waaruit dieuitstraling kan plaatsvinden."

Optimistische geluiden dus van de informatici. Dat was vijf jaargeleden overigens nog heel anders. Landelijk meldden zich toennauwelijks studenten voor de studie.

"Midden jaren negentig was er een dip in het vertrouwen in deinformatietechnologie. Het ging niet zo goed met een aantalbedrijven in deze sector. Tegelijk kampten de bedrijven met eennijpend gebrek aan informatici, maar de communicatie vanuit hetbedrijfsleven was onvoldoende. Het imago van het wereldje wasnegatief: saai, technisch, moeilijk, het imago van de nerd.

Internet

"Sedert die tijd is echter een aantal dingen wezenlijkveranderd. Allereerst is de Nederlandse IT-industrie zijn vraagnaar hoog opgeleide mensen beter gaan communiceren. Ten tweede iser de opkomst van internet. Dat heeft veel mensen en juist ookscholieren laten zien dat dit een leuk vak is, met geweldigecreatieve mogelijkheden voor iedereen, beslist niet alleen ietsvoor nerds dus. Ten derde hebben we de opleiding Informaticaaangepast door de inrichting van studievarianten en het ontwikkelenvan informatiekunde. Studenten kunnen de informatica nu combinerenmet andere disciplines en met allerlei toepassingen in aanrakingkomen."

Zes jaar geleden meldden zich 35 eerstejaars voor informatica.Dit jaar waren dat er 135 voor informatica en ruim tachtig voorinformatiekunde. Afgelopen twee jaar zijn er drie leerstoelen entwee bijzondere leerstoelen bijgekomen. Volgens Van Leeuwen is datnog maar het begin: "Over vijf jaar zal informatica in een eigengebouw zitten; het aantal leerstoelen zal verder met vijf zijngegroeid. We zullen een instituut zijn met meerdereinformatica-disciplines en het aantal instromende studenten zalzijn verdubbeld." De definitieve doorbraak van de informatica lijktnabij.

Kees Volkers


Information en Automatique

Het begrip 'Informatica' is een samentrekking van het Franse'nformation en Automatique'. De informatica is in de jaren vijftigontstaan met de opkomst van de elektronische computers en degrootschalige dataverwerking. Later is daar decommunicatietechnologie bijgekomen. Informatie is de neerslag vankennis en communicatie, in elke denkbare context. Dankzij deinformatie- en communicatietechnologie (ICT) is de hoeveelheidinformatie exponentieel toegenomen. Informatici proberen dezeinformatie te analyseren, te structureren en geschikt te maken voorvelerlei toepassingen. Daarbij maken ze gebruik van de modernstesoft- en hardware.

Het eerst artikel van prof. dr. Harry Voorma, biochemicus: 'De helft van de ingespoten kippen legde het loodje'

Het eerst artikel van prof. dr. Harry Voorma, biochemicus: 'Dehelft van de ingespoten kippen legde het loodje'

Dit is het niet, dacht de huidige rector magnificus toen hij in1961 in soldatentenue over de hei rende. De verplichte militairedienst, die in de jaren zestig nog twee jaar duurde, was niks voorde pas afgestudeerde biochemicus. Dus stapte Harry Voorma naar dekolonel en vroeg of er binnen het leger niets op biochemisch gebiedte doen was. Dat was er wel. En binnen de kortste keren was Voormabezig met het oplossen van problemen met de pokkenvaccinatie.

"Het Nederlandse leger wilde voorbereid zijn op uitzending naarverre oorden", verklaart Voorma het onderzoek bij de Geneeskundigetroepen. Het pokkenvirus heerste in Nederland niet, maar in anderedelen van de wereld des te meer. De bestaande vaccinatie tegenpokken leverde problemen op. Na inenting met het vaccin werd eenklein aantal soldaten ziek, zij liepen kans ophersenvliesontsteking.

"Tijdens het onderzoek spoten we kippen in met een proefvaccinen toen legde de helft van alle dieren het loodje!", verteltVoorma. Daar was iets aan de hand. De kippen bleken gesneuveld tezijn door een al te heftige afweerreactie tegen het vaccin, eenanafylactische shock. De aanstichter daarvan bleek een'verontreiniging' van het vaccin, een eiwit te zijn. De conclusiesvan het onderzoek leidden tot het eerste artikel van Voorma.

"Het is grappig om te zien dat dit onderzoek naar virussen envaccins, waar ik volstrekt toevallig ingerold ben, gedurende derest van mijn leven een soort rode draad is gebleven", zegt Voorma.Na zijn militaire dienst bleef de biochemicus in Leiden hangen enhij promoveerde daar in 1965. Nadat hij een jaar onderzoek hadgedaan in Amerika, keerde hij terug naar Leiden. In 1974 belanddehij uiteindelijk in Utrecht. Al die tijd was hij bezig metonderzoek aan virussen, waaronder het mazelenvirus.

In 1997 werd Voorma rector magnificus maar hij zegde daarmee debiologie niet definitief gedag. "Ik houd de belangrijksteliteratuur op mijn vakgebied nog bij", vertelt hij, en hij pakt eenschrift van het bureau en laat verse aantekeningen zien. "Ik vinddat je op inhoud moet sturen, ik ervaar mijn biologischeachtergrond bij het nemen van beslissingen over biomedische zakenaan de universiteit dan ook als een pre." Een interessant gegevenvoor zijn opvolger. Want volgend jaar maart bereikt Voorma depensioengerechtigde leeftijd en dat betekent het einde van zijnhuidige baan. Hij zegt het met enige spijt in zijn stem.

Rinze Benedictus

Antilliaanse studenten in Utrecht wachten op betere tijden: "Ondanks alles zie ik het eiland nog steeds als een klein paradijsje"

Antilliaanse studenten in Utrecht wachten op betere tijden:"Ondanks alles zie ik het eiland nog steeds als een kleinparadijsje"

Femke van Zeijl


Esther Petronia (21)

Geboren op Curacao, woonde van haar veertiende tothaar zestiende al in Nederland. In 1997 kwam zij weer terug om inUtrecht Diergeneeskunde te gaan studeren, dit jaar stapte zij overnaar Algemene Sociale Wetenschappen: "Ook de middenklasse trekt nuweg"

Toen ik vorig jaar december terug was op Curacao, merkte ik datik mij minder op mijn gemak voelde op straat dan vroeger. Je hoortzoveel over criminaliteit, en ook mijn ouders waarschuwden me datik moest uitkijken en extra op moest passen. In de tweeneenhalveweek dat ik er was, is me trouwens niets overkomen. Mijnongemakkelijke gevoel was misschien meer veroorzaakt door alleslechte berichten in de media hier, dan door hoe het er werkelijkwas.

"Ik maak me geen zorgen over thuis, mijn ouders hebben het nogsteeds goed. Wel denken steeds meer mensen erover om deze kant opte komen, niet alleen jonge mensen die hier willen studeren, maarook collegas van mijn ouders, leraren en zo. Dat is een veeg teken,dat de middenklasse nu ook steeds meer wegtrekt.

Armoede

"De kloof tussen arm en rijk is op de Antillen altijd al grootgeweest. De mensen die het echt slecht hebben, ken ik niet. Op debasisschool is er al een scheiding: arme kinderen gaan naar anderescholen dan rijke. Het verschil is groot. Leerlingen van scholenwaar de middenklasse naartoe gaat hebben veel meer kansuiteindelijk naar havo of vwo te gaan. Je rijdt wel eens langs dearmere wijken, je ziet van een afstand de krotten en halfafgebouwde huisjes, maar hebt niet heel veel met die armoede temaken.

"Met mijn ouders praat ik niet heel veel over de economischesituatie op de Antillen. We chatten iedere zondag en bellen ene-mailen geregeld. Maar dan gaat het meer over de mensen die jekent, hoe het met ze gaat, wie er nu weer heeft besloten naarNederland te gaan. Ook mijn broertje van zeventien die nog bij mijnouders woont, houdt zich niet erg bezig met de politiek. Die islekker vwo aan het doen en geniet van zijn tienerjaren. Misschiendat hij met uitgaan wel extra voorzichtig moet zijn, maar zover ikweet is hem nog nooit iets vervelends overkomen.

Rellen

"Van de week kwam een studiegenoot naar mij toe, die vroeg of ikhet niet vervelend vond dat Antilliaanse jongeren hier de laatstetijd zo negatief in het nieuws kwamen. Toen had net dat bericht inde kranten gestaan over die rellen in Dordrecht. Natuurlijk vind ikdat vervelend. Ik kan me voorstellen dat mensen hier nu alleen maarslechte dingen denken over ons. Ze zouden moeten zien dat er ookeen hoop mensen met goede bedoelingen van de Antillen naarNederland komen. Mensen die hier gaan studeren en die het goeddoen.

Ik wil proberen in december weer even terug te gaan naarCuracao, maar dat hangt ervan af hoe lang ik vakantie heb. Ik wilmijn ouders graag zien, en mijn broertje. Bovendien is het daar danrond de dertig graden, daar heb ik ook wel zin in.

"Mijn moeder is Nederlandse. In vergelijking met andereAntillianen voel ik me daardoor misschien beter thuis hier. Tochblijft Curacao het eiland waar ik ben geboren en opgegroeid, ik zoubest terug willen. Maar ik weet niet hoe de situatie er zal zijnals ik ben afgestudeerd. Ik denk dat ik in eerste instantie hierblijf wonen, want op de Antillen wordt het waarschijnlijk heelmoeilijk voor mij om werk te vinden. Maar als ik er een goede baanzou kunnen vinden die mij aanstaat, zou ik zeker gaan. Ik weet ookdat ze juist mensen zoals ik nodig hebben.


Aldrine Wires (24)

Eerstejaars diergeneeskunde kwam in 1998 van Curacaonaar Nederland en stapte dit jaar, eindelijk ingeloot, over vanbiologie naar zijn huidige studie: "Als iedereen na zijn studiehier blijft hangen, wie gaat dan het eiland weer opbouwen?"

Als het aan mij had gelegen, was ik op Curacao gebleven, ikhoefde niet zo nodig weg. Maar ik wist dat het moest, omdat ik inde regio daar niet kon studeren wat ik wilde. Mijn carrireplanninghad ik al rond voordat ik naar Nederland kwam: ik wil ziektenbestrijden bij dieren. Bij ons op de Antillen krijgen veel hondenin het regenseizoen parvo, een virus-ziekte. Ik ben zelf tweehonden aan parvo kwijtgeraakt. Dat is voor mij de reden geweest memet dierengeneeskunde bezig te houden. Ik wil een bijdrage leverenaan de oplossing van zulke problemen.

"Ik wil graag terug. Hopelijk is er daar straks een baan is voormij. Ik hoef echt niet per se naar Curacao, een ander eiland vindik ook prima. Mijn mentaliteit is anders dan die van de meesteAntilliaanse studenten, die hier willen blijven. Als iedereen nazijn studie hier blijft hangen, wie gaat dan het eiland weeropbouwen? Toen ik dit jaar hielp met de opvang van de nieuweAntilliaanse studenten hier in Utrecht, heb ik ze daar aanherinnerd.

Veel mensen komen hier studeren, krijgen mooie aanbiedingen eneen leuke baan waarmee ze veel kunnen verdienen. Ze vergeten wieachterblijft op Curacao. Die mensen denken aan zichzelf, wat heelmenselijk is, hoor, je moet ook kunnen eten. Maar je moet nooitvergeten waar je vandaan komt. Mijn doel is alleen hier testuderen. Ik zal zeker niet voor altijd blijven.

Berichtgeving

"Nederlanders weten maar weinig van de Antillen, terwijl we tochook deel uitmaken van het koninkrijk. Toen ik hier voor het eerstwas, vond ik het echt ongelofelijk dat ze vaak niet eens hetverschil wisten tussen Aruba en Curacao. Terwijl wij op school zoveel over Nederland hebben geleerd, meer weten over Nederland dande Nederlanders zelf, weten zij omgekeerd bijna niets over ons. Datvind ik schandalig. Vooral omdat ik denk dat heel veel van deproblemen op de Antillen ermee te maken hebben dat we in de steekzijn gelaten door Nederland.

Politiek

"Met vrienden van het eiland praat ik wel eens over politiek.Wat zijn die mensen in de regering eigenlijk aan het doen?, vragenwe ons af. Ze worden alleen wakker als het om de salarissen vanpolitici gaat. Ik vind het prima dat het parlement nu tijdelijknaar huis is, maar ik vind niet dat ze nou lekker thuis mogenzitten met hetzelfde salaris. Doe dat dan ook maar door dehelft.

"Ik ben niet zo pessimistisch, maar mensen moeten wel beseffendat een verbetering tijd kost. We moeten met zn allen hard gaanwerken totdat het weer goed gaat, en niet de hoop verliezen.Doordat mensen het niet meer zien zitten, vertrekken ze naarNederland, en dat moeten we juist niet hebben. Als ze me nodighebben op de Antillen, dan kom ik graag helpen. En dan hoeft hetniet eens als dierenarts te zijn, als ik maar mee kan werken aan dewederopbouw.


Caresse Mercalina (24);

Vijfdejaars onderwijskunde, verliet in 1996 Curacao:"Ik was moe van het eiland"

Toen ik van Curacao vertrok, wilde ik ook echt weg. Ik was moevan het eiland. Ik ben wat ze noemen een echte zwarte makamba, eenzwarte Nederlander. Wel op het eiland geboren, maar van mijn derdetot mijn negende in Nederland gewoond en aan veel dingen hiergewend.

"Ik miste de vrijheid van dit land. Op de Antillen deugt hetopenbaar vervoer niet en de fiets pak je evenmin, dan onderteken jeje eigen doodvonnis. Dus ben je altijd afhankelijk van een lift vanouders of kennissen. Waar ik ook genoeg van had was diedorpscultuur. Je kunt Curacao vergelijken met een Nederlands dorp:iedereen kent iedereen en roddelen is er de nationale sport. Datgaat op den duur benauwen.

"Mijn ouders komen geregeld deze kant op, ik heb dus niet zonlast van heimwee. En mijn broer is al afgestudeerd en woont hier inUtrecht bij mij in de straat. Hij werkt in de IT. Toen hij netklaar was met zijn studie, heeft hij wel gekeken naar vacatures opCuracao, maar er was absoluut geen werk. Dus bouwt hij nu eersthier een carrire op. En hij is niet de enige, die het zo doet.

"Er is een vreselijke leegloop aan de gang. Als ik in de busAntilliaanse mensen tegenkom die tegelijk met mij begonnen metstuderen, heb ik tegenwoordig twee standaardvragen: ben je bijnaklaar met je studie en ga je nog terug? Bijna niemand beantwoordtde tweede vraag met ja.

Familie

"Ik heb geen vrienden meer daar, die zitten allemaal hier voorstudie of werk. Alleen mijn ouders en grootouders van vaders kantzijn er nog. Vooral over mijn grootouders maak ik me zorgen. Zehebben het niet breed, net zoals de meeste ouderen. Het is een heelgroot gezin van veertien kinderen, waarvan de helft nog thuiswoont. Zon familie onderhouden wordt steeds moeilijker. En op deAntillen zorg je nog voor je familie. Dat gaat heel ver: zolang jenog weet hoe de bloedband in elkaar zit, is het familie.

"Als het slecht zou gaan met mijn ouders en ik zou het geldhebben, zou ik zeker wat die kant op sturen. Gelukkig gaat het goedmet ze. Ze zijn allebei ambtenaar, zoals zovelen. Of ze niet bangzijn hun baan te verliezen als de regering gaat snijden in hetambtenarenapparaat? Mijn vader gaat in oktober met pensioen, dushij ontspringt de dans. En mijn moeder heeft net een nieuwe baan,ze zet het examenbureau voor de politieopleiding op. Haar kunnen zeniet missen. Maar ik schrok toch wel, toen mijn moeder laatst eenkeer zei het zal mij benieuwen of we deze maand het salaris krijgenuitbetaald.

Criminaliteit

"Ondanks alles zie ik het eiland nog steeds als een kleinparadijsje. De stranden, de barretjes, een nieuwe bioscoop; er zijnook hele mooie dingen op Curacao. Pas als je er woont, word je echtmet je neus op de feiten gedrukt. Zoals de criminaliteit. Er issteeds meer diefstal, bijna elk huis heeft al hekwerken voor deramen en waakhonden in de tuin. Maar bij mijn vader zijn zelfs diewaakhonden laatst gestolen.

"Maar het blijft mijn eiland en ik ga ook zeker terug. Wanneerprecies, dat weet ik niet. Ik wil het bedrijfsleven in, iets gaandoen met volwasseneneducatie. Ik weet dat er werk voor mij zou zijnop de Antillen, maar ik zie mijzelf nu nog niet terugkeren. Ik kannog veel leren in Nederland, en als je eenmaal op dat kleine eilandzit, heb je alles snel gezien. Maar ooit zal ik er weer gaanwonen.