Achtergrond

Audits over studentenvoorzieningen bijna afgerond: 'We hebben nergens iets gemerkt van hakken in het zand of rookgordijnen'

Audits over studentenvoorzieningen bijna afgerond: 'We hebbennergens iets gemerkt van hakken in het zand of rookgordijnen'

Vraag Eline den Boer en Hein Hoitink naar anekdotes en ze houdenniet meer op. De balie die dicht was vanwege een verjaardagfeestje;de pilaar in de collegezaal en, 'all time favorite', dekopieerautomaten die in elk onderwijsgebouw om een anderekopieerkaart vragen. Het projectteam Hoger op de Ranglijst kwam hetallemaal tegen tijdens de audits die de afgelopen maanden werdengehouden bij negen verschillende opleidingen. "Vaak is iedereen vangoede wil, maar op de een of andere manier lukt het niet iets teveranderen", aldus Hoitink. "Wij hebben geprobeerd te achterhalenwat de achtergronden van problemen waren. We wilden de clubs eenspiegel voorhouden."

Hoitink en Den Boer kregen vorig jaar de opdracht te onderzoekenwat nu precies die klachten over de universitaire voorzieningenwaren en, belangrijker, wat er aan gedaan kon worden. Metondersteuning van een organisatie- en adviesbureau werd eenonderzoeksmethode opgesteld waarbij elke opleiding een dag langwerd bezocht en waarbij interviews met personen uit alle geledingenvan een faculteit of opleiding werden afgenomen. Ieder auditteambestond naast Hoitink en Den Boer uit deskundige medewerkers uitopleidingen en diensten, studenten en een extern adviseur.

Meest opmerkelijk tijdens de negen audits was toch wel dedramatisch lage opkomst van studenten. Bij de faculteit Biologiereageerde slechts een van de veertig studenten die per briefpersoonlijk waren benaderd voor deelname. Studenten die wel bereiktwerden waren vooral degenen die toch al actief zijn bijvoorbeeld inde faculteitsraad. Naar de mening van Hein Hoitink is de geringebetrokkenheid van studenten symptomatisch voor de huidige situatie.Anonieme en ongastvrije gebouwen en de letterlijk onvindbaredocenten zijn hier volgens hem debet aan. Volgens Eline Den Boerwas het auditteam echter al veel bekend over studentenoordelen uitandere bronnen en is er desalniettemin veel detailinformatie boventafel gekomen. Voor mij was het bijvoorbeeld een 'eye-opener' datveel studenten 's avonds niet naar De Uithof durven. De geest vande serieverkrachter waart er nog steeds rond."

Argwanend

Hoewel binnen de bezochte opleidingen aanvankelijk wat argwanendwerd gereageerd op een audit in opdracht van het college vanbestuur, verliepen de gesprekken volgens Den Boer en Hoitink overal"heel open en gemakkelijk". Hoitink: "We hebben nergens ietsgemerkt van hakken in het zand of rookgordijnen. Veel mensen warenblij eindelijk hun verhaal eens kwijt te kunnen. Iedereen is het erook over eens dat er iets moet gebeuren met die Utrechtsevoorzieningen."

Decaan Jan Rispens van de faculteit Sociale Wetenschappen diezelf gehoord werd tijdens de bezoeken aan de opleidingenpsychologie en pedagogiek beaamt de bevindingen van Hoitink.Rispens is zeer te spreken over het project. "Dit waren mensen uitde praktijk, geen kamergeleerden. Het kan geen kwaad door zo'n'quick scan' nog eens gewezen te worden op dingen die beter kunnen.En vreemde ogen dwingen."

Ook opleidingsdirecteur Peute van Biologie is enthousiast. Hijheeft het werk van het projectteam als 'breekijzer' kunnengebruiken om bepaalde zaken voor elkaar te krijgen. Zo is inoverleg met de eveneens gevisiteerde opleidingen Scheikunde enFarmacie besloten op korte termijn fors te investeren in deaanpassingen van de collegezalen en computerfaciliteiten in hetWent- en Kruytgebouw. "Zonder deze audit had dat allemaal veellanger geduurd."

Volgens Eline den Boer was de kracht van het projectteam datgezocht is naar "concrete oplossingen waar iedereen onmiddelijk meeaan de slag kan". "Vaak zijn er intern al honderd oplossingenbedacht, maar ze waren nog nooit naast elkaar gezet. Dan blijkenveel oplossingen plots heel erg voor de hand te liggen en absoluutgeen miljoenen te hoeven kosten. Zo was er een opleiding dieklaagde dat studenten vaak slecht bereikbaar waren, terwijl er tochfors genvesteerd was in e-mail accounts. Wat blijkt: vijftigprocent van de studenten heeft thuis geen mailaansluiting. En zijdie dat wel hebben werken met hotmail. Wat is er dan eenvoudigerdan die hotmailadressen automatisch te koppelen aan deUU-adressen.

Maatlat

Toch was er ook kritiek. Rechtendecaan Koers zette grotevraagtekens bij de vergaande en veralgemeniserende conclusies diehet projectteam verbond aan kritische uitspraken van individuelestudenten of medewerkers.

Mark Klein, directeur van de faculteit Rechten, maakt een anderekanttekening. Ook hij zou graag zien dat er "een eind kwam aan aldie akelige onderzoeken die steeds hetzelfde zeggen", maar hijvraagt zich af of het geen taak is voor het college van bestuur omde normen te stellen. "Bij ons zijn de college- en tentamenzaleninderdaad een groot probleem, dat blijkt nu ook weer uit derapportage van het projectteam, maar we hebben nu eenmaal degebouwen die we hebben. Als ze niet voldoen aan de universitairenorm, laat de universiteit dan maar investeren.

Den Boer en Hoitink bevestigen het belang van het vaststellenvan normen en noemen het opstellen van zo'n maatlat een volgendestap in het project. "Maar het benoemen en naleven van die normenis niet alleen de verantwoordelijkheid van het college, maar ookvan de faculteiten, uiteraard met de wensen van studenten alsuitgangspunt."

De kwaliteit en ook de inroostering van de onderwijsruimten,vooral in de binnenstad, wordt door het projectteam inderdaadbeschouwt als een van de grote Utrechtse pijnpunten. Hoitink: "Vooreen deel hebben we de verkeerde gebouwen. Nieuwe trends in hetonderwijs vragen om kleinere ruimten waar groepjes studenten aanopdrachten kunnen werken en aan individuele werkplekken waarstudenten ook wat mogen drinken en eten. Daarnaast vinden de meestebetrokkenen de roostering te star. Op dit moment wordt bijvoorbeelduitsluitend gekeken naar de capaciteit van de zaal, niet waar dievoor gebruikt moet worden. Dan krijg je bijvoorbeeld interactievewerkgroepen in lokalen met vastgeklonken stoelen."

Een andere zaak waar volgens Hoitink en Den Boeruniversiteitsbreed aandacht moet worden geschonken zijn deict-faciliteiten. Zo werd er geconstateerd dat veel computersslechts worden gebruikt om te e-mailen of niet beschikbaar zijnomdat er onderwijs wordt gegeven. "Misschien moeten we overal in deuniversiteit terminals neerzetten voor de mensen die alleen willenmailen, overweegt Den Boer. Of misschien kunnen we metinternetcaf's beginnen."

De komende weken gaat het projectteam ook nog op bezoek bijenkele centrale diensten van de universiteit. Voor de jaarwisselingmoet er dan een overkoepelend rapport liggen waarin de bevindingenworden weergegeven. Hierin zal zeker ook aandacht worden gevraagdvoor de bereikbaarheid van docenten. Deze heeft naar de mening vande twee verstrekkende gevolgen voor de beleving van studenten. Metsmoelenboeken, centrale agenda's en deelname aanintroductieprogramma's zou hierin verbetering kunnen wordengebracht.

Hoe verder ook zal worden omgesprongen met de aanbevelingen nding heeft het projectteam naar eigen zeggen al behaald. Den Boer:"De faciliteiten staan weer op de agenda en het oordeel vanstudenten krijgt in alle beslissingen een steeds zwaarder gewicht."Of dat inderdaad ook een hogere positie op de ranglijst met zichmeebrengt, is overigens maar de vraag. Opleidingsdirecteur Peute:"Nieuwe studenten weten helaas niet hoe slecht het vroeger was, dieergeren zich weer aan andere dingen.

Xander Bronkhorst

Invoering systeem resultaat- en ontwikkelingsgesprekken: 'Winst voor alle belanghebbenden'

Invoering systeem resultaat- en ontwikkelingsgesprekken: 'Winstvoor alle belanghebbenden'

Functioneringsgesprekken. Soms schieten ze er bij in, vaakworden ze door leidinggevenden en medewerkers als verplicht nummerervaren. Dan worden ze weliswaar netjes elk jaar gevoerd, maar gaanbeide partijen weer snel over tot de orde van de dag. Er wordt vaakte weinig systematisch stilgestaan bij de ambities enontwikkelingsmogelijkheden van medewerkers.

Een gemiste kans, vindt Age Halma, senior adviseur personeel enorganisatie. "We hebben als universiteit weinig traditie in hetorganiseren van feedback tussen leidinggevenden en medewerker. Alswe dat niet goed gestructureerd aanpakken en er gemakzuchtig vanuitgaan dat dit bij de koffie wel gebeurt, zijn we niet goed bezig. Wemoeten systematisch investeren in de medewerkers. En dat begintdoor stil te staan bij de ontwikkeling van medewerkers, met ze tepraten, feedback te geven, te vragen wat ze nodig hebben om zich teontwikkelen."

Het nieuwe systeem van resultaat- en ontwikkelingsgesprekken,dat formeel per 1 mei 2000 is ingevoerd, moet zorgdragen voor degewenste veranderingen. Deze gesprekken komen in de plaats van degesprekken die bij de meeste faculteiten en diensten nu nog wordengevoerd: functioneringsgesprekken,PIT- (Periodieke IndividueleTaakafspraak) gesprekken en beoordelingsgesprekken.

Karakteristiek voor het resultaat- en ontwikkelingsgesprek isdat het een tweezijdig karakter kent. Leidinggevende en medewerkerwisselen oordelen uit over de resultaten die de medewerker heeftgehaald. Daarnaast maken ze afspraken over taakstelling,werkprogramma en persoonlijke ontwikkeling van de medewerker. Dieafspraken worden vastgelegd en vormen de basis van een volgendresultaat- en ontwikkelingsgesprek.

De beoordelingsgesprekken worden in het nieuwe systeem slechtsin uitzonderingsgevallen gehouden: wanneer de leidinggevende vanplan is een besluit te nemen met negatieve gevolgen voor derechtspositie van de medewerker. In alle faculteiten en dienstenstarten binnenkort de projectgroepen die de invoering van hetnieuwe systeem gaan begeleiden.

Slikken

Sommige faculteiten en diensten hebben al vr hetuniversiteitsbrede project werd gentroduceerd, de vorm en inhoudvan de gesprekken aangepast, zoals de faculteit Biologie. HansAmesz, faculteitsdirecteur: "Functioneringsgesprekken,beoordelingsgesprekken, FLOW, PIT-gesprekken. Het was allemaalteveel van het goede. We wilden toe naar gesprekken diefaculteitsbreed op dezelfde manier worden gevoerd."

Ook IVLOS, de universitaire lerarenopleiding, is n van devoorlopers. Directeur bedrijfsvoering Jelle Kaldewaij: "We wildende functioneringsgesprekken anders aanpakken omdat eronduidelijkheid bestond over de taken die medewerkers precieshadden en de tijd die ze daarin moesten steken. We wilden daarbeter zicht op krijgen en hebben daarvoor defunctioneringsgesprekken gebruikt."

Dat de aanleiding voor een herijking van het systeem vanfunctioneringsgesprekken per faculteit verschilt, is geen enkelprobleem, vindt Age Halma. Als projectmanager begeleidt hij vanuithet bureau van de universiteit de invoering bij faculteiten endiensten. Halma: "Maatwerk is daarbij belangrijk. De omslag moetpassen binnen de dagelijkse gang van zaken op een faculteit ofdienst. Stel dat een faculteit nog volop bezig is hethooglerarenplan te ontwikkelen; dan is het niet wijs tegelijk deresultaat- en ontwikkelingsgesprekken massief uit te rollen." Dewijze van invoering verschilt dus per faculteit. Halma: "Sommigendoen het faculteitsbreed, anderen starten met zogenaamdepilots."

De projectgroepen zullen worden ondersteund vanuit het bureauvan de universiteit. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van eenextern bureau om leidinggevenden te trainen in onder meer hetvoeren van de gesprekken. Het aanleren van vaardigheden om oordelenuit te spreken over het functioneren van medewerkers, ook als datoordeel niet gunstig is, vormt daarbij een belangrijk aspect. HansAmesz formuleert het belang van die vaardigheid. "Het is misschienonprettig, maar uiteindelijk toch het beste. Je legt namelijk deafspraken vast hoe dit verbeterd kan worden. En medewerkers hebbenbaat bij duidelijkheid. Het oordeel is dan wel even slikken, maarkomt niet onverwacht. In het verleden is het te vaak gebeurd datiemand niet functioneerde, zonder dat dit ooit tegen hem werduitgesproken."

Winst

Hebben beide directeuren tips voor collegas van faculteiten endiensten die nog aan het begin van het project staan? Amesz: "Datis moeilijk. Het gaat om maatwerk. En de situatie verschilt perfaculteit. Laat ik een simpel voorbeeld geven: bij ons heeft bijnaiedereen een combinatie-aanstelling van docent en onderzoeker. BijLetteren is voor onderzoek veel minder ruimte. Dat heeftconsequenties voor de gesprekken die je met medewerkers voert."Amesz benadrukt in elk geval het belang van draagvlak voorinvoering van het project bij de top. "Het werkt alleen als hethele bestuursteam erachter staat. Kaldewaij stipt aan "dat het nietmoet lijken dat het om de zoveelste bureaucratische operatie gaat.Sluit aan bij datgene wat er leeft binnen de faculteit."

Beide directeuren zijn eensgezind over de winst die de heleoperatie alle belanghebbenden uiteindelijk biedt, leidinggevende enmedewerker. Kaldewaij: "Winst is bijvoorbeeld dat apartebeoordelingsgesprekken in veel gevallen niet meer nodig zijn. Diespaar je uit omdat in de resultaat- en ontwikkelingsgesprekken ookal oordelen worden uitgesproken. Bovendien spaar je tijd omdat jeproblemen signaleert die je anders ad hoc had moeten oplossen.Amesz valt hem bij: "Je verdient de genvesteerde tijd dubbel endwars terug. En, medewerkers vinden het plezierig om over hunambities te kunnen praten. Dat levert gemotiveerde mensen op.Natuurlijk, die ambities kunnen niet altijd binnen de faculteitworden waargemaakt. Maar als ze tijdens het gesprek boven tafelkomen, kun je in ieder geval duidelijkheid bieden door te zeggen:het is beter om je blik naar buiten te richten."

Olaf Stomp

Pionier Albert Postma kijkt naar hoe wij kijken

Niemand kijkt er vreemd van op als we een auto dievan rechts komt op tijd zien aankomen, ons zonder moeite herinnerenwaar we onze fiets hebben neergezet, of een appel klemvast van defruitschaal pakken. Dat we geen problemen hebben met dezeactiviteiten, komt omdat we onze zintuiglijke indrukken feillooskunnen omzetten in zeer nauwkeurige voorstellingen van de ruimte.Over de manier waarop we dat doen is nog veel onbekend, maar alshet aan de Utrechtse psycholoog en cognitiewetenschapper dr. AlbertPostma ligt, gaat dat snel veranderen.

"De afgelopen tien jaar is steeds duidelijker geworden dat wijom ons in de ruimte te orinteren niet alleen gebruik maken vanverschillende mentale processen, maar dat die ook in verschillendedelen van het brein kunnen worden gelokaliseerd", aldus Postma. "Zois bijvoorbeeld recent ontdekt dat een beschadiging van dezogeheten paritaalkwab tot gevolg heeft dat patinten niet meer instaat zijn om een voorwerp te pakken, ook al kunnen ze nog preciesaangeven waar het ligt. Patinten met een beschadiging elders in dehersenen, in de temporaalkwab om precies te zijn, blijkendaarentegen juist niet meer in staat te zijn om een beschrijving tegeven van de plaats van een voorwerp, terwijl ze het nog wel zondermoeite kunnen pakken als dat van ze wordt gevraagd."

Blijkbaar codeert ons brein de ruimte dus op meerdere manieren,in meerdere hersencircuits, voor meerdere doeleinden, is deconclusie van Postma, die dit jaar een Pionier-subsidie vananderhalf miljoen gulden ontving. Dat geld gaat hij niet alleengebruiken om die codes te achterhalen, maar vooral ook om debijbehorende hersengebieden in kaart te brengen.

Postma: "We weten wel al iets over de manier waarop ruimtelijkeinformatie door onze hersenen wordt verwerkt, maar tot nu toe isvrijwel altijd naar n specifiek proces gekeken. Het vernieuwendevan ons project ligt in de breedte waarmee wij het gaan aanpakken.Wij gaan naar vier processen kijken waarbij ruimtelijke orintatieeen rol speelt, te weten het ruimtelijk geheugen, de ruimtelijkewaarneming, het richten van de aandacht op lokaties in deomringende omgeving, en tot slot het uitvoeren van bewegingen in deruimte, zoals bijvoorbeeld het vastpakken van een voorwerp.

Geestesoog

Een van de thema's die Postma bijzonder fascineren is desamenwerking tussen het gezicht en het gehoor bij het richten vande aandacht op een bepaald punt in de ruimte. "Als je ergens eenlichtflitsje ziet, dan trekt dat automatisch even de aandacht. Ookal slaag je erin om niet te kijken, dan registreer je het toch evenmet je geestesoog. Dat gaat vanzelf. Hetzelfde is het geval als jeeen geluid hoort. Een interessante vraag is nu of er sprake is vaneen overkoepelend aandachtsgebied in de hersenen dat zowel de blikals het gehoor aanstuurt, of dat er sprake is van tweeonafhankelijke systemen, die nauw samenwerken. Er komen steeds meeraanwijzingen dat het laatste het geval is (zie kader, eh), en watwij nu graag willen weten is welke hersengebieden belangrijk zijnvoor de aandachtssturing."

Een antwoord op die vraag zou onder meer van betekenis kunnenzijn voor de behandeling van patinten die systematisch hun aandachtrichten op maar een helft van de ruimte en de andere helft negeren,de zogenaamde neglect patienten. "Wij willen gaan onderzoeken ofhet defect zich beperkt tot de visuele aandacht of juist deauditieve aandacht of dat het zich misschien toch tot beideuitstrekt. Als we dat eenmaal weten, dan kunnen we straks hopelijkeen betere diagnose stellen."

Utrecht vormt de ideale omgeving om dit soort onderzoek breedaan te pakken, aldus Postma. "Wij zijn zelf gespecialiseerd in hetin kaart brengen van mentale functies en het opzetten vanexperimenten. Gecombineerd met de Utrechtse deskundigheid op hetgebied van de biologie van de hersenen en de beschikbaarheid vangeavanceerde neuro-imaging technieken in het ziekenhuis, kunnen wede activiteit in bepaalde gebieden van de hersenen zeergedetailleerd meten op het moment dat proefpersonen vernuftigopgezette mentale taken uitvoeren. Voor mij vormt dezeonderzoeksstrategie waarin cognitieve psychologen met anderedisciplines samenwerken, een van de meest spannendewetenschapsgebieden voor de komende decennia."

Alzheimer

Een voornaam doel van het onderzoek is om na te gaan waarprecies in de hersenen ruimtelijke informatie wordt verwerkt. Eenhandig hulpmiddel daarbij is de zogeheten transcraniale magnetischestimulatie (TMS), waarmee delen van de hersenen heel even kunnenworden stilgelegd. Postma: "Dat doen we met een spoel diemagnetische prikkels opwekt waarmee het elektrische veld van dehersenen zeer lokaal wordt benvloed. Als je die spoel bijvoorbeeldboven de motor-cortex houdt, het deel van de hersenen datspierbewegingen cordineert, en je geeft een magnetisch pulsje vannog geen milliseconde, dan zie je spierbewegingen in de vingers.Wat je dus eigenlijk doet is even ingrijpen in een klein deel vande hersenen. In onze experimenten gebruiken we TMS vooral omgebiedjes in de hersenen tijdelijk even plat te leggen, terwijl weproefpersonen taken laten uitvoeren. Als zij fouten maken opbepaalde deeltaakjes, wanneer een bepaald gebiedje is platgelegd,dan is dus duidelijk dat dat deeltaakje bij dat hersengebiedjehoort. We gebruiken TMS nu al enige tijd met veel succes en ik denkdat we hiermee in Nederland een unieke positie innemen."

Een zeer praktische toepassing waaraan Postma en zijn collega'swerken is de mogelijke ontwikkeling van een betere methode omproblemen bij de ziekte van Alzheimer in een vroeg stadium vast tekunnen stellen. "Een prominente klacht van mensen met beginnendeAlzheimer is dat hun geheugen achteruit gaat en dat ze dingen kwijtraken, dat ze kortom gedesorinteerd raken. Tot nu toe wordt datgeheugenverlies meestal getest met lijstjes van woorden, waarvanmensen de betekenis moeten noemen. De resultaten van zo'n testjezijn vaak slecht, maar ik vraag me wel eens af of dat niet vooralkomt door het abstracte karakter van de opdrachten. Wij willen eentest gebruiken waarbij wij mensen vragen om te onthouden waardingen zijn. Wij kunnen dan exact vaststellen hoe het gesteld ismet hun ruimtelijk geheugen. Dat is niet alleen veel relevantervoor de situatie waarin die mensen zitten, maar ook veel leuker omte doen. Dat zou een heel praktische opbrengst van dit onderzoekkunnen zijn."


Een lichtflits van links

Een voorbeeld van het soort onderzoek waarmee Postma en dezijnen meer inzicht hopen te krijgen in onze omgang met ruimtelijkeinformatie is een elders uitgevoerd experiment om vast te stellenin hoeverre ons gezicht en ons gehoor onafhankelijk van elkaaropereren, wanneer wij onze aandacht ergens op richten.

Postma: "Als je proefpersonen vertelt dat een visuele prikkelmet grote waarschijnlijkheid van links zal komen, dan richtenmensen hun aandacht ook naar links. Dat blijkt uit het feit dat hunreactie op een lichtflits van links sneller is dan wanneer de flitsonverwachts van rechts komt. Interessant genoeg bleek de orientatieop een lichtflits van links er echter ook voor te zorgen dat mensneller reageerde op - onverwachte - geluiden van diezelfde kant.Je zou dus kunnen concluderen dat als je je visuele aandacht naarlinks hebt gericht, ook je gehoor op die richting gespitst raakt.Dat zou dus kunnen duiden op de aanwezigheid van n overkoepelendgebied in de hersenen dat het richten van de aandachtreguleert.

"Maar die veronderstelling werd ontkracht door wat er gebeurdewanneer licht en geluid van verschillende kanten kwamen.Proefpersonen die een geluid van de ene kant verwachtten en eenlichtflits van de andere kant, bleken zowel op licht als op geluidvan de verwachte kant heel snel te reageren. Blijkbaar kunnen weons gezicht en ons gehoor als we dat willen dus tegelijkertijd optwee verschillende punten in de ruimte richten. Dat wijst er dus opdat het vermoeden van een overkoepelend aandachtgebied niet kankloppen. Er zijn dus waarschijnlijk toch twee aparte systemen, maardie zijn, getuige het resultaat van het eerste experiment, wel heelnauw met elkaar verbonden."

Erik Hardeman

25 jaar Informatica: Afgestudeerd, en dan...

"Ik werk in het beurswezen. Nou ja, eigenlijk ben ik net weg bijMeesPierson en per 1 oktober heb ik mijn eigen vermogensbeheerbedrijf. De beurs is echt een totaal andere wereld dan de IT. Ikhad nooit het idee om van beleggen mijn werk te maken. Wel zat ikmet wat andere studenten in een beleggingsstudieclub. Tijdens mijnstage bij de MeesPierson programmeerde ik.modellen om financileinstrumenten als opties en convertibles mee te waarderen. Op basishiervan vallen beslissingen om aandelen en opties te kopen ofverkopen en tegen welke prijs.

"Na de studie solliciteerde ik daar op een IT-functie. Toen ikna afloop nog even hoi ging zeggen tegen mn oude collegas,vertelden ze dat ze een financial engineer zochten. In plaats vanalleen modellen programmeren ga je ze dan ook ontwerpen. Ik gelijkenthousiast... De informatica kon ik toch altijd nog in, daarin wasook toen al veel werk te vinden. Bovendien is het heel moeilijk ombinnen te treden in de wereld van 'financial engineering'. InNederland heb je maar heel weinig van dit soort mensen terwijl heteen heel populaire functie is onder (bedrijfs-)economen eneconometristen.

"Even later ging ik ook aandelen verhandelen. Dat leverde eenflinke winst op. Toen dacht ik: 'Dat kan ik zelf ook'. Per 1oktober start ik samen met Christiaan Scholtes een eigen zaak'Wedge Asset Management'. In een mooi pandje vlakbij de beurs inAmsterdam. Ons eigen systeem dat zelfstandig beslissingen neemt,koppelen we aan de beurzen 'all over the world'. Waarschijnlijkzijn we n van de weinigen met zon innovatief beursprogramma. Webeginnen met Europa en Amerika. Later volgen dan de beurzen vanTokyo, Hong Kong, Rio de Janeiro noem maar op. Onze computer is 'online' met de beurzen verbonden en elke keer dat ons systeem eeninteressante mogelijkheid ziet, koopt of verkoopt het systeemzelfstandig aandelen. In die tijd kunnen wij op zoek naar klantendie via ons willen beleggen.

"Natuurlijk doe ik dat ook met ons eigen geld maar dat is nogniet zo heel veel. Afhankelijk van het rendement krijgen wij eenpercentage van de winst, terwijl bij koersverlies het risico voorde klant is. Dit is trouwens een gebruikelijke regeling. Overigenshebben we al een paar klanten: zeg maar type Brasschaat met eenjacht in Monaco heel rijke particulieren dus."

Ren de Bie


Hendrieke Scholten (35), systeemontwikkelaarTNT

"Ik geloof dat ik ben afgestudeerd in zoekalgorithmes indatabases maar dat is niet zo praktisch hoor. Desondanks had ikgelijk een baan bij KPN op de afdeling research. De markt voorinformatici was echt heel erg krap toen ik in 1990 afstudeerde.Mazzel? Bij KPN heb ik me zes lange jaren beziggehouden met eensysteem voor de automatische levering van postcodes. Welinteressant, maar het duurde extreem lang voor je resultaat zag. Jezat diep in de theorie, maar praktijk... ho maar. Toen ik in 1996wegging, zat het nog steeds in de testfase. Gelukkig gebruikt dePTT het systeem voor de automatische postsortering inmiddelswel.

"Ik wilde dus dichter bij de praktijk zitten. En zo kwam ikterecht op de automatiseringsafdeling van TNT Logistics. TNT isweer een onderdeel (koeriersbedrijf) van de PTT. Daar ontwerpen entesten we praktische systemen voor werknemers in onze magazijnen.TNT heeft namelijk opslagplaatsen door het hele land. Bedrijvenkunnen daar hun goederen opslaan. Voor de opslagplaats in Maarssenhebben we bijvoorbeeld een draadloze computer ontworpen. Demedewerkers scannen een product en vervolgens geeft het scherm aanwaar de magazijn-medewerkers het kunnen vinden. Voodat zon ontwerper door is, moet je heel veel praten met de mensen van dewerkvloer. Dat directe contact vind ik leuk. Bij dit soortprojecten zie je lekker snel resultaat.

"Verder regelt de automatiseringsafdeling de opslag en delevering van producten in onze magazijnen. Daardoor heb ik ookregelmatig contact met de klanten. 'Black & Decke'r gebruiktonze opslagplaats in Tongeren (Belgi). Daar liggen allerlei soortenboormachines. Willen ze nu bijvoorbeeld zes boormachines afleverenin Houten, dan versturen ze een opdrachtje naar ons. Wij hebbenhier dan op het scherm staan waar die bepaalde boormachines liggen.Ik geef vervolgens via de computer een opdracht aan degeautomatiseerde kranen. Zonder mensen aan het stuur pakken diekranen precies de juiste pallet met de boormachines. Ik zie het alhelemaal voor me"

RdB


Jim Terlingen (34), redacteur NOSnieuws.nl

"Ik ben afgestudeerd in relationele databases maar vraag me eralsjeblieft nu niets over echt, ik ben alles kwijt. De studiebeschouwde ik in de eerste drie jaar als een verlengde middelbareschool: rooster ophalen en een vastomlijnd programma volgen. Ikvroeg me niet af of ik het leuk vond. Dat veranderde pas toen ikstage liep bij het PTT-laboratorium. Wat een saaie wereld. Zelfs inde pauze konden de mensen over niets anders dan techniek praten. Nade studie ben ik de lerarenopleiding bij het IVLOS gaan doen. Datwas een openbaring: het ging over mensen! Ik bloeide helemaal op,maar uiteindelijk leek het me niet echt wat om elke vijftig minuteneen ander klas voor mijn neus te hebben.

"Vervolgens stond de vervangende dienstplicht op de rol. Dievervulde ik als wiskundedidacticus bij het Freudenthal-instituut omeen laatste check uit te voeren of het nog wat kon worden tussenmij en de bta. Een hele leuke tijd gehad maar ik kon domweg nietblij zijn als we weer eens een paar ton subsidie haddenbinnengesleept voor een of ander onderzoek naar een rekenmethode.Waarom stoppen we dat geld niet in de primaire zaken zoals deopvang van daklozen, dacht ik dan. En toen wist ik het zeker: mijnhart ligt hier niet.

"Met een administratief baantje bij de Volksuniversiteit van 20uur in de week kon ik me toen in leven houden om daarnaast tijdvrij te houden voor vrijwilligerswerk bij de lokale radio-omroep.Dat was raak. Ik was nieuwsverslaggever. Heb daar alles gedaan.Toen de overstap naar de regionale omroep. 'My first real job alsjournalist'. Met een auto dwars door de provincie voor 2 3 itemsper dag. In het begin wel spannend, maar dat blijft het niet voorsteeds slechts twee minuten uitzending. Dan verwordt het tot eenquotetje halen. Bovendien vond ik mezelf niet goed genoeg voor hetvak van nieuwsjager.

"Via een vriendin kwam ik bij NOS Teletekst. Mocht ik programmasondertitelen voor doven en slechthorenden. Van Lingo tot en metnatuurprogrammas van de EO. Maar het leukste was live ondertitelen.De spanning en de hectiek bij de Journaals, NOVA, Twee Vandaag enStudio Sport prachtig. Ook in de journalistiek gaat het hard met deinformatietechnologie. Daarom zit ik, na zes jaar Teletekst, sindstwee maanden bij NOSnieuws.nl: de actuele nieuwssite van de NOS. Wevolgen daarop de hele dag het nieuws. Bij die berichten zoeken wedan passende beeld- en geluidsfragmenten van de NOS. Straks makenwe ook zelf items. Dan wordt het wat diepgaander. Daar houd ik welvan."

RdB

25 jaar Informatica: (een van) de eerste......

Iets met computers

De richting beviel Overmars goed. "Achteraf gezien waren devakken makkelijk. Nederland liep sterk achter in die tijd. Ik waseen van de eerste studenten die op een onderwerp in de informaticaafstudeerde. Dat mocht eigenlijk niet, waardoor ik moest schuivenmet hoofd- en bijvakken. Dat heeft me een rare bul opgeleverd:wiskunde met als bijvak wiskunde."

Na zijn studie, in 1980, ging Overmars direct promoveren. "Ikhield me bezig met dynamische datastructuren en de vraag hoe je zoslim mogelijk kon overschakelen van ouderwetse naar meergecomputeriseerde zoeksystemen." Hij is altijd in Utrecht gebleven."Dat is <I>not done<I> in de academische wereld, maarik kreeg hier honderd procent de gelegenheid mijn eigen terrein opte bouwen. Bovendien is het instituut buitengewoon dynamisch."

In de tijd dat Overmars promoveerde typte de secretaresse hetproefschrift nog uit en werkte iedereen samen aan onderzoeken. "Desfeer was anders. De groep was klein maar daardoor ooksupergemotiveerd. Iedereen stelde vragen en was heel bewust bezigmet zijn vakgebied. Ook kende je alle anderen.Toen bestond devakgroep uit tien mensen, nu zijn er jaarlijks tweehonderdeerstejaars. Het is een omgeving van continue verandering en het isboeiend om te zien hoe we momenteel overgaan van klein naar chtgroot."


Een van de eerste studenten

Handgeschreven dictaten

In 1984 zat Marc van Kreveld bij de tweede lichting van zeventigeerstejaars informatica. "Toen een heel vers vakgebied. Ik was ersnel bij, terwijl ik normaal gesproken geen technisch haantje devoorste ben. Thuis heb ik zelfs geen antwoordapparaat. Maar incomputers was ik altijd al genteresseerd, en ik vermoedde datinformatica ongeveer hetzelfde was."

Dat bleek niet zo te zijn, maar spijt van zijn keuze heeft deuniversitair docent nooit gehad. "Informatica is minder abstractdan bijvoorbeeld wiskunde. Je bouwt zelf aan dingen en ziet zoonmiddellijk de praktijkkant. Overigens begon ik aan mijn studiemet het idee dat ik wilde gaan programmeren, om te eindigen bijalgoritmestudies, de variant waarin het minst geprogrammeerd wordt.Ik houd nu eenmaal van puzzelen."

Van Kreveld vermoedt dat hij, als hij nu informatica zou gaanstuderen, een compleet andere opleiding zou doen. "Ik zou veelnieuws bijleren. Geen boek of programmeertaal is meer hetzelfde.Gelukkig leer ik door mijn werk als vanzelf veel bij en blijf ikbij de tijd. De verschillen zijn zeer groot, maar het basisconceptis hetzelfde als vroeger."

Na zijn studie promoveerde Van Kreveld, om vervolgens een aantaljaren als docent / onderzoeker in Montreal te werken. Nu is hijalweer een tijdje terug. "In de informatica maakt het meer uit metwe je werkt dan wr. Hier zit ik goed. Ik kan inhoudelijk mijn eienorm kwijt en heb zeer goede collegas, met wie ik zowel sociaalals vakmatig communiceer."

Het instituut is sterk van karakter veranderd maar daar heeftVan Kreveld geen moeite mee. "Alles is groter geworden en vooralprofessioneler. Handgeschreven dictaten tref je hier gelukkig nietmeer aan. Maar in de koffiekamer is alles nog gewoonhetzelfde."


De eerste hoogleraar

Vechten voor je vakgebied

"Niemand wist in de tijd dat ik wiskunde studeerde dat er ooknog zoiets als informatica bestond. Maar belangstelling voorcomputers, logica, allerlei toepassingen en wat je daarvoor moestkunnen had ik al aan het einde van de jaren zestig." Die interessedeelde prof.dr. Jan van Leeuwen, in 1981 de eerste hoogleraarinformatica, met slechts enkele anderen. Ze waren pioniers.

"Ik heb er nooit van gehouden om te blijven hangen in dingen dieje al kent en daarop verder te bouwen. Sinds ik in 1977 als lectorbenoemd werd ben ik constant bezig geweest om nieuwe themas teontwikkelen. Ik werkte een paar jaar aan iets, dan namen promovendihet over. Vervolgens werkte ik verder aan de introductie van weernieuwe onderwerpen."

Inmiddels zijn er zeven hoogleraren en hoeft Van Leeuwen nietmeer elk nieuw thema zelf op te pikken. "In de beginjaren pakten wealles zelf aan. Dat had iets charmants. We stonden met enkelemensen voor alles wat je maar kon verzinnen: van operating systemsen databases tot meer gespecialiseerde onderdelen van hetvakgebied. We doceerden ook alle vakken. Iedereen kende elkaar ensamen moest je vechten voor je vakgebied, want middelen waren ertot in de jaren negentig veel te weinig."

Van Leeuwen is altijd in Utrecht gebleven. "Het instituut was enis de perfecte plek om mijn ambities vorm te geven. Indertijd zijnwe met een kleine groep enthousiastelingen echt met het vakmeegegroeid. Er is veel ruimte voor persoonlijke ontwikkeling. Enook na een kwart eeuw is de sfeer er een van ondernemingszin endynamiek."

Vrouwkje Tuinman

Loopbaanentrum TopSelect verhuisd

"Vroeger had je een baan voor het leven, tegenwoordigis flexibiliteit het motto", zegt Marjon Ham, directeur vanTopselect, het loopbaancentrum voor medewerkers van de UU.Topselect helpt een handje bij het matchen van werkgevers enwerknemers op de arbeidsmarkt. Richtte het centrum zich voorheenvoornamelijk op de uit- en doorstroom, met de huidige krapte op dearbeidsmarkt is ook de instroom daarbij gekomen. "We moetenconstant innoveren om mensen binnen te halen."

Trots loopt ze door het nieuwe front office van Topselect, naasthet Studenten Service Centrum in Trans 1. Marjon Ham is al sinds destart in 1992 betrokken bij Topselect en ziet het als een grootvoordeel dat het Loopbaancentrum het Bestuursgebouw verlaten heeft."Die kantoorachtige omgeving was minder uitnodigend. Mensen diebinnen liepen voelden zich vaak bekeken. Deze plek is anoniemer enlaagdrempeliger. Je loopt hier makkelijker naar binnen om rond tesnuffelen."

Van rondsnuffelen tot outplacement, van cv-adviezen totbijscholingstrajecten; Topselect ondersteunt mensen met het vindenvan de juiste baan. Aanvankelijk bedoeld omdat de universiteiten dewachtgelden van hun aio's en ex-medewerkers zelf moesten gaanbetalen. Nu de arbeidsmarkt volledig is omgeslagen ligt de nadrukmomenteel op de instroom. "Maar we doen het gehele traject van in-,door- en uitstroom. Door die krapte zijn er ook mensen die hun kansgrijpen en een baan buiten de universiteit zoeken." Dat deuniversiteit daar geld voor op tafel legt lijkt gek, geven Ham enhaar collega Mieke Jansen toe. Maar doorstroom is ongelofelijkbelangrijk, zelfs wanneer dat er toe leidt dat een medewerker deuniversiteit verlaat. "Het is belangrijk om de goede mensen op dejuiste plek te hebben. Het houdt ze gemotiveerd", aldus Ham: "Ikhad hier laatst iemand op bezoek die zei: 'ik hoef niet zonodigweg, maar ik mag dit doen en beschouw het als een cadeautje'."

Internet

Het zijn juist de secundaire arbeidsvoorwaarden die deuniversiteit als werkgever zo aantrekkelijk maakt. Toch kost hetveel inspanning om alle vacatures te vullen. Om mensen binnen tehalen moet je innoveren. TopSelect innoveert met name in deinternetsite. "We proberen die site elan te geven, door telkensnieuwe snufjes te bedenken. Zo hopen we dat mensen blijven kijken",zegt Jansen.

Een van de nieuwigheden is het online solliciteren via AcademicTransfer. Mensen die online een andere baan zoeken, krijgen eengebruikersnaam en wachtwoord. Daarmee kunnen ze, naast de openbare,ook alle interne vacatures bekijken. "Als er een vacature bijzit isdie je bevalt, hoef je maar op een knop te drukken en jepersoonsgegevens zijn al ingevuld op het sollicitatieformulier",legt Jansen uit. "Je hoeft dan alleen nog maar kort je motivatieaan te geven en het formulier kan verstuurd worden." Toch is deuniversiteit nog niet helemaal klaar voor dit soortsollicitatieprocedures. Volgens Marjon Ham zijn er nog faculteitendie liever een gewone brief hebben en de informatie die ze via hetsollicitatieformulier krijgen wel erg summier vinden. Daarom raadtze mensen aan om ook een brief met cv te schrijven en hetsollicitatieformulier meer als aankondiging te gebruiken. "En vooradvies over die brief en cv kunnen ze bij het front officeterecht",vult Jansen aan.

Zo vullen deze twee diensten elkaar aan, maar volgens Ham zal eraltijd behoefte blijven aan persoonlijk advies. Wel denken ze erover om binnenkort met een webcam via internet adviezen te gaangeven. TopSelect krijgt namelijk veel reacties uit andere steden.Zelfs in Denemarken wordt de site bekeken. Dat is een behoorlijkeafstand om hier een begeleidingstraject in te gaan. "We gaan ookalle wetenschappelijke vacatures in het Engels aanbieden. Jebereikt dan een nog grotere markt", aldus Ham.

Ondanks de automatisering is het koppelen van werknemers enwerkgevers nog steeds een arbeidsintensief proces. Met deintroductie van de cv-bank, hoopt Topselect de werkgevers zelf watactiever te laten zoeken. "Mensen kunnen hun cv geanonimiseerdachterlaten", vertelt Ham. "Werkgevers kunnen in het bestand zoekenen als ze een cv zien die hun interesse wekt, een afspraak makenmet de betreffende persoon." Daarnaast kan de werknemer die datwil, meer zelf gaan doen. Voor het einde van het jaar willen ze eeninteractief herorintatietraject via de site aanbieden. "Werknemersdie denken zelf een heel eind te kunnen komen, kunnen daarmee aande slag."

De intermediair lijkt zich steeds verder terug te trekken."Solliciteren is iets tussen de werkgever en werknemer", aldusJansen. "Wij zijn er, om de werknemer daarbij te ondersteunen. Hoeminder tijd we kwijt zijn met zaken die mensen zelf kunnen, hoemeer tijd er is voor de dingen waar mensen zelf niet helemaal uitkomen. Voorheen zaten we nog wel eens inschrijfformulieren in tevullen. Dat gaat nu via de computer. Daardoor is er meer tijd voorpersoonlijke ondersteuning."

Raymond van de Wiel

Voor meer informatie http://www.academictransfer.nl/uu

25 jaar Informatica: Motion planning helpt monsters op weg

In een kerncentrale is elke seconde tijdsverlieskostbaar. Als er een onderdeel stuk gaat, moet dat snel vervangenworden. Hoe eerder de reparatie is uitgevoerd, hoe veiliger het is.En de kosten spelen natuurlijk ook mee. Als een kerncentrale stilligt, kost dat veel geld. Een tijdvretend onderdeel van dereparaties is het vervoeren van de benodigde onderdelen. Hoe krijgje een loodzware pomp in korte tijd daar waar hij nodig is?Computerprogrammas motion planning - kunnen helpen om een snelle enveilige weg te vinden. Prof.dr. Mark Overmars doet er onderzoeknaar.

Iedereen is vrijwel dagelijks bezig met 'motion planning'. Velemalen per dag moet je een route of een beweging plannen.Fileparkeren, bijvoorbeeld. Veel automobilisten vinden inparkereneen lastig klusje. Nog moeilijker wordt het wanneer je ook nog meteen aanhanger moet manoeuvreren. De aanhanger en de auto kunnenvele kanten op. Je moet inschatten hoeveel ruimte je hebt en wat deaanhanger gaat doen als je aan het stuur draait. Welke bewegingenzijn nodig om de aanhanger op de gewenste plaats te krijgen? Allemogelijke manieren van inparkeren zou je door een computerprogrammakunnen laten uitrekenen. Het programma gebruikt daar rekenschemasvoor: algoritmes, oplossingsmethoden.

Het plannen van bewegingen is het onderwerp waarnaar Overmars,in samenwerking met Nederlandse en Britse collegas, onderzoek doet.Ze willen algoritmes ontwerpen die de snelle wegen kunnen vinden incomplexe omgevingen als een kerncentrale of een onderzeeboot. "Inelke installatie moet wel eens iets vervangen worden. Het vindenvan een uitweg voor een forse pomp door een woud van pijpen enmachines is moeilijk. Een pomp is groot en zwaar. Welke doorgangenbieden genoeg ruimte? Met het beantwoorden van alleen die vraag isde beste weg nog niet gevonden. Je zult machines moeten hebben diede defecte en de nieuwe pomp kunnen tillen. Je zult er dus ookrekening mee moeten houden dat je een heftruck nodig hebt. En dieheftruck kan weer niet overal komen in een kerncentrale", aldus dehoogleraar.

CAD

Het voorbeeld van de kerncentrale is niet willekeurig gekozen.Overmars werkt samen met wetenschappers van een onderzoeksinstituutuit Toulouse. Frankrijk heeft veel kerncentrales en in dezeinstallaties kan 'motion planning' goed gebruikt worden. MaarOvermars benadrukt dat de onderzoekers niet bezig zijn algoritmente ontwerpen die direct toepasbaar zijn. "We zijn natuurlijk nietalleen voor de ontwerpers van kerncentrales onderzoek aan het doen.Dit project wordt betaald door de Europese Unie en de bedoeling isdat de kennis door de gehele industrie gebruikt kan worden."

Voor het vinden van de snelste route hoeft de technicus in detoekomst niet zelf in de fabriekshallen of in kerncentrales rond tekijken. "Alle fabrieken en vliegtuigen worden nu in hun geheel opde computer ontworpen." Dit gebeurt met 'Computer AidedDesignsystems' (CAD). Overmars pakt een boekje uit de kast waarontwerpen in staan van installaties die met CAD zijn gemaakt. Vaneen afstandje zijn de ontwerpen bijna niet van fotos teonderscheiden. Een uiterst complexe installatie als eenkerncentrale is tot in de kleinste details op het beeldscherm tetoveren.

Motion planning wordt een soort routeplanner voor dezeCAD-ontwerpen, die op het eerste oog bestaan uit een wirwar vankabels, buizen, gangen en machines. "Ons doel is niet een volledigautomatische oplossing", zegt Overmars. "Motion planning moet een'tool' voor de 'engineer' zijn." Een hulpmiddel waarmee deingenieurs kunnen bepalen of er berhaupt een route is. Als er gndoorgang is, zou het handig zijn als je snel kunt zien wat je moetdoen om een bepaalde route tch uitvoerbaar te maken. Misschien ishet weghalen van een buis al voldoende.

Een algoritme moet een oplossing natuurlijk ook snel kunnenvinden. "Het is frustrerend als de computer veel tijd nodig heeft,terwijl de gebruiker de oplossing in een oogopslag ziet." Het isniet gemakkelijk een snel logaritme te maken. "Het algoritme zalalle opties willen bekijken." En zo kan het even duren voor debeste optie gevonden is.

Monsters

Als een algoritme de weg kan vinden in een virtuelekerncentrale, kan het ook gebruikt worden in andere virtueleomgevingen. "Je kunt dan denken aan computeranimaties, eengevechtssimulator en games." In spelletjes lopen allerleifiguurtjes rond, die zelf hun weg moeten bepalen zonder tegenelkaar of tegen muren of bomen op te lopen. Om botsingen tevoorkomen volgen monsters of andere figuren vaakvoorgeprogrammeerde routes. Desondanks kruisen de wegen vancomputerfiguurtjes elkaar wel eens. "Dat leidt tot komischesituaties." De monsters en andere figuurtjes zitten aan hun routesvast, zoals een trein aan rails is gebonden. Voor de spelers wordthet spelletje daardoor al gauw saai, omdat na een paar keer spelengemakkelijk te voorspellen is wat de figuurtjes gaan doen.

Deze problemen kunnen met kunstmatige intelligentie en motionplanning opgelost worden. Met kunstmatige intelligentie kan hetcomputerwezen bepalen waar hij het beste heen kan gaan. En eenmotion planning algoritme kiest vervolgens de meest geschikte weg."Hiermee worden spelletjes een stuk realistischer. Bovendien wordthet eenvoudiger om ze te maken. De ontwerpers hoeven de velebewegingen niet voor te programmeren."

Maar voor de makers van de algoritmen is het nog wel eeningewikkelde klus om de computerwezentjes normaal te laten lopen."De bewegingen moeten wel natuurlijk zijn." Om een monster te latenlopen of rennen moet het samenspel van botten, spieren engewrichten gesimuleerd worden. "Dat is voor de huidige motionplanning-algoritmen erg lastig. In het instituut wordt hieraangewerkt."

Keizersnede

Motion planning heeft ook medische toepassingen, bijvoorbeeldbij een bevalling. Voordat een kindje geboren wordt, kun je metenhoe groot het hoofdje is. Als je ook weet hoe het bekken van devrouw eruit ziet, kun je onderzoeken wat de beste weg naar buitenis. Als blijkt dat het kindje vast zal komen te zitten, zal vantevoren al de keuze op een keizersnede vallen. Er is al eens eenverloop van een bevalling berekend. "Het opvallende was dat de babyprecies de weg volgde, zoals die van tevoren voorspeld was."

Bij bevallingen blijft het niet. Ook bij ingewikkelde operatieskan motion planning een nuttig hulpmiddel zijn. "Een hersenchirurgzou voor een hersenoperatie al kunnen bekijken hoe hij een bepaalddeel van de hersenen kan bereiken zonder beschadigingen aan terichten." En zelfs bij het onderzoek naar nieuwe medicijnenvoorziet Overmars mogelijkheden voor motion planning. "In 'computeraided drug design' is het van belang hoe bepaalde moleculen vastkomen te zitten aan andere moleculen." Deze techniek heet'molecular docking'. "Een zeer gecompliceerd probleem waarbijmotion planning opnieuw een belangrijke rol speelt", zegtOvermars.

Michiel Slutter

Om te laten zien wat motion planning is, heeftOvermars een computerspelletje gemaakt. Dit spel is te downloadenvan: http://www.cs.uu.nl/~markov/kids/motion/

25 jaar Informatica: 'Het aanbod van werk is groot en de beloning verleidelijk'

25 jaar Informatica: 'Het aanbod van werk is groot en debeloning verleidelijk'

Veel informaticastudenten hebben een eigen bedrijfjenaast hun studie. Om hun schamele inkomsten wat aan te vullen, somszelfs als belangrijkste middel van bestaan n als belangrijkstetijdsbesteding: de business-opportunity die minstens zo belangrijkis als de studie, dus. Een paar studenten vertellen over hunervaringen.

Naam: Marc Verdonk

Baantje: informatica-managementadviseur

Leeftijd: 20 jaar

"In de zomervakantie na mijn eerste jaar richtte ik eenwebsitebedrijfje op. Naarmate de tijd vorderde, kwam ik erachterdat internetsites te vaak gebouwd worden door het 'zoontje van dedirecteur'. Om je brood te verdienen moet je dus een meerwaardeleveren. Ik ging veel naar bedrijven toe om zoveel mogelijk over zete weten te komen, zodat ik een website kon bouwen die gebaseerd isop hun eigen huisstijl. Zodat de website een visitekaartje is voorhet bedrijf.

"De websites waren een mooie opstap, maar de concurrentie was zogroot dat het me verstandiger leek om wat anders te gaan doen. Ikben nu meer bezig met de managementkant van de studie. Door degoede ervaringen met het aanleveren van websites, wilde een bedrijfwaarvoor ik veel werkte graag met mij in zee op het vlak vanmanagement. Ze wisten dat ik Informatica en Management studeerde.Momenteel ga ik samen met een adviesbureau naar bedrijven toe omanalyses te maken van hun managementsysteem. Uiteindelijk komen wemet adviezen voor een kwalitatief beter management. Het leuke vandit werk is dat je de informaticatheorie toepast, waardoor destudie concreter wordt.

"Ik ben informatica gaan studeren omdat ik altijd albelangstelling had voor computers en omdat ik me realiseerde datdeze richting veel mogelijkheden zou bieden voor de toekomst.

"Wat ik jammer vind, is dat ik tot nu toe bij informatica weiniggetraind ben op sociale vaardigheden. De nieuwe lichting studentenkrijgt waarschijnlijk wel communicatietraining.

"Als eigen baas heb je veel extra werk: behalve het werk terplekke, heb je ook nog eens een zware boekhouding. Ik kan bestbegrijpen dat studenten stoppen met hun studie vanwege hun bedrijf,omdat het aanbod van werk groot is en de beloning verleidelijk.Maar met een diploma sta je uiteindelijk toch sterker in jeschoenen."


Mark Molenaar

Baantje: webdesigner

Leeftijd: 21 jaar

"Ik ging informatica studeren omdat ik computers altijd welinteressant vond. Een klein onderdeel van het eerste jaar ging overhet bouwen van websites. Webdesign is een van de populairstebijverdiensten bij studenten. Zelfs mijn broer, die CivieleTechniek studeert, bouwt websites. Ik had het al snel door en konvrij makkelijk webpagina's maken.

"Na een jaar studie begon ik met werken bij eeninternetprovider. Eerst kwam ik terecht bij de technische helpdesk.Op die afdeling deed ik veel kennis op over de technische kant vaninternet. Mijn informatica-achtergrond was wel handig maar nietnoodzakelijk.

"Op een gegeven moment merkte ik dat ik een beetje uitgekekenwas bij de helpdesk. Dat gaf ik aan en sinds januari dit jaar maakik internetpagina's voor intern gebruik. Ik kreeg steeds meerverantwoordelijkheid en mocht ingewikkelder vragenbeantwoorden.

"De kennis die ik heb opgedaan op mijn werk was zeer nuttig voorhet maken van ingewikkelder pagina's. Na korte tijd kreeg ik ookwebdesign opdrachten van andere bedrijven. Ik maak nu zo'n vijfweb-pagina's per jaar.

"Informatica is een vrij theoretische studie; het werk zorgtvoor wat meer praktijkervaring. Het voordeel van deze studie is datje op veel meer vlakken kunt gaan werken. Zonder de informatica hadik de kennis over internet ook kunnen opdoen, maar de studie waswel een goede aanzet om actief te worden."


Eelke Toonstra

Baantje: systeembeheerder (it-assistance)

Leeftijd: 22 jaar

"Vorig jaar richtte ik met een vriend van mij een bedrijf opvoor de bouw van websites. We kenden elkaar via destudentenvereniging VGSU. Het was leuk om samen websites te maken,want we vulden elkaar goed aan. Ik deed het grafische werk en mijnvriend was verantwoordelijk voor de techniek.

"Toen we bij een bedrijf voor een nieuwe website aan het werkwaren, werd ons gevraagd of we alle computers wilden testen inverband met het millenniumprobleem.

De werkzaamheden rond de jaarwisseling bevielen ons zo goed datwe besloten om ons met ons bedrijf meer op 'computer assistance' tegaan richten.

"In eerste instantie hadden we het idee om computerassistentiete verlenen aan particulieren. Maar we kwamen er al gauw achter datin het bedrijfsleven veel meer werk zit. Onze werkzaamheden zijnvergelijkbaar met die van systeembeheerders. We leggen netwerkenaan, geven adviezen, zorgen dat mensen documenten kunnenuitwisselen en dat ze in hetzelfde document kunnen werken.

"Er zijn veel bedrijven die niet het geld hebben om de groteautomatiseerders in te schakelen. Dat soort jongens kosten al gauw200 gulden per uur en wij vragen een kwart daarvan. De vraag naarcomputerassistentie is groot. Ik zie het om me heen bij veel anderestudenten die hetzelfde werk doen. Je kunt met een eigen bedrijfjeveel geld verdienen en het is leuk en afwisselend werk.

"We denken eraan om met nog een compagnon te gaan samenwerkenomdat er te veel te doen is voor twee personen. De verleiding isgroot om steeds meer te gaan werken, omdat er altijd werk blijftliggen. Het is belangrijk dat je je niet gek laat maken doordollartekentjes. Het moet wel echt een bijbaantje blijven. Metdrukke studietijden kan het af en toe best lastig zijn omafwegingen te maken.

"Via het bedrijf waar we nu werken zijn we in contact gekomenmet een aantal mensen in Itali die een internetcaf willen starten.We zijn nu bezig met het opstellen van een offerte. Het is wellastig omdat we niet op de hoogte zijn van de Italiaanseinfrastructuur. Hoe we dit moeten gaan plannen weten we nog niet.Het is wel leuk, maar we zijn toch weer een week weg."


Naam: Wouter van Rijsinge

Bedrijf: softwareschrijver

Leeftijd: 24 jaar

"Samen met twee studiegenoten heb ik een softwarebedrijf. Wijschrijven software voor vogelverenigingen in Nederland, voor deadministratie van hun vogelkeuringen. Daar zijn er in dit land zo'nvijfhonderd van. Bij de grootste keuring komen zo'n tienduizendvogels in beeld. Wij maken, via Windows, een programma waarmee weal die vogels rangschikken zodat de gegevens op verschillendemanieren te achterhalen zijn. Daarnaast maken we een catalogus vande vogels.

"De oprichting van ons bedrijf is grotendeels te danken aan devader van onze medewerkers. Hij werkt bij de overkoepelende bondvan vogelverenigingen en via hem hoorden wij dat tweesoftwaremakers zouden stoppen met hun programma. Via hem kregen wede opdracht om van het toenmalige programma een Windowsversie teschrijven. In februari van dit jaar zijn we begonnen met nadenkenen programmeren. Anderhalve maand geleden hebben wij de door onsontwikkelde software overhandigd aan de vogelorganisatie.

"Ik wilde eigenlijk medicijnen gaan studeren, maar omdat ikuitgeloot werd, koos ik voor informatica. Ik heb veel aan mijnstudie tijdens het werk. De theoretische basis is erg goed en zelfsvan bepaalde vakken waarvan ik dacht dat ik ze nooit zou gebruiken,komen aspecten terug. Toch loop je in de praktijk ook tegenmoeilijkheden aan waar je zelf oplossingen voor moet vinden.

"De combinatie studeren en werken vind ik heel zwaar. In hetbegin besteed je veel tijd aan het bedrijf en verdien je weinig.Gelukkig gaan de inkomsten nu zo langzamerhand omhoog, want hetgemiddelde uurloon was lange tijd veel te laag. Als ik het opnieuwzou moeten doen, dan zou ik het helemaal anders aanpakken. Wehadden veel meer tijd in het ontwerp van het programma moetenstoppen. Door deze werkervaring kom je erachter hoe belangrijkpraktijkervaring is."

Ranjen Pathmamanoharan

Inleiding katern 25 jaar Informatica

Dit jaar bestaat de disciplinegroep Informatica 25 jaar. Hetbegon vanuit een duister hoekje in het Wiskundegebouw met n van depakweg vijf in Nederland aanwezige, trage, kostbare en onhandelbarecomputers. En met n lector, een van de weinigen in Nederland dietoen al het belang inzagen van al dat gecomputer. Inmiddels isInformatica studententrekker bij uitstek van de faculteit Wiskunde& Informatica.

Vanwaar die groei? Een eerste oorzaak ligt bij hetmaatschappelijke gegeven dat inmiddels een leven zonder computersvrijwel ondenkbaar is. Maar ook Informatica zelf heeft bijgedragenaan zijn eigen expansie. De discipline was enkele jaren geleden nogtamelijk 'fundamenteel' in de weer met bijvoorbeeld mathematischebewijsvoeringen, programma-architectuur en algoritmen. Sinds enigetijd hebben daarnaast echter ook meer experimentele en optoepassing gerichte subdisciplines hun intrede gedaan.Medisch-technische informatica, informatica & management,technische kunstmatige intelligentie en - van heel recente datum -informatiekunde hebben in belangrijke mate studenten naar Utrechtweten te lokken.

Hoewel er dus alle reden is voor een feestje, houden deinformatici het bescheiden. Maar een 'feestkatern' in het U-blad,een beschouwende tussenstop langs de voortrazende electronischesnelweg, is op zijn plaats. Wat blijkt? Het vak is geen alleenrechtvan whizzkids, maar herbergt integendeel boeiend onderzoek,creatief onderwijs en mogelijkheden te over voor dearbeidsmarkt.

25 jaar Informatica: Minder luisteren, meer zelf werken

Negen dagen is Lex Bijlsma deze zomer op vakantiegeweest, meer zat er voor de onderwijsvoorzitter van Informaticaniet in. Er moest immers nagedacht worden over de inhoud van deopleiding in het kader van de bachelor/master-splitsing. Nu ligt ereen kersvers beleidsplan, waarvan Bijlsma de inhoud kernachtigsamenvat: "De huidige opbouw van drie en twee jaar houden we instand voor de bachelor- en masterfase. Maar we willen af van demassale hoorcolleges en meer zelfwerkzaamheid bij destudenten."

De aanpak nieuwe-stijl moet leiden tot een grotere motivatie enbovendien is de verwachting dat kennis zo beter beklijft. Nieuw isdit gedachtegoed niet. "Inderdaad sluiten we hiermee aan opontwikkelingen in het voortgezet onderwijs", stelt Bijlsma. "Strakskrijgen we eerstejaars studenten die het Studiehuis gewend waren,een heel volwassen vorm van onderwijs. Het is logisch om die lijnhier voort te zetten."

Binnen Informatica is al ervaring opgedaan met deze werkwijze.Sinds een paar jaar bestaat er voor tweedejaars het vak'Software-project'. Groepen van tien personen gaan aan de slag ineen rele werksituatie. De studenten krijgen een software-probleemvoorgelegd door een echte opdrachtgever en in een tijdsbestek vandrie maanden moeten zij dat oplossen. Een voorbeeld: de StichtingJongeren Huisvesting Utrecht (SJHU) zoekt voor de registratie vanhet actuele kameraanbod een softwaresysteem, dat gekoppeld kanworden aan de eigen website.

Voor de duur van het vak werken de studenten in een specialestudiezaal op het instituut, met bijzondere faciliteiten enprivileges. Zo hebben zij eigen computers, waarvan ze deinstellingen zonder toestemming mogen wijzigen. Teamwork enprojectmatig werken staan voorop bij 'Software-project'. Destudenten maken zelf een taakverdeling, leren verantwoordelijkhedenvast te stellen en conflicten te hanteren. Algemene vaardighedendus, gekoppeld aan een terrein buiten het eigenopleidingsinstituut. Het bedrijf in kwestie wordt regelmatigbezocht: voor het in kaart brengen van de bedrijfssituatie, overlegover keuzes en -uiteindelijk- de installatie van de software.

'Software-project' is volgens Bijlsma uniek in informaticaland."Er zijn wel andere opleidingen die zoiets doen, maar dan op basisvan simulatie, of veel later in de studie. Wij kiezen voor eenechte werksituatie op een vroeg moment in de opleiding. Dat isenorm motiverend." De studenten zijn volgens hem dan ook zonderuitzondering enthousiast. "Ze zeggen: nu weet ik eindelijk waar ikdit allemaal voor doe!" (Zie ook kader 1)

Informatiekunde

Het informatica-onderwijs in Utrecht is zich in meer opzichtenaan het vernieuwen. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit de explicieteaandacht voor academische vaardigheden, zoals het houden van eenvoordracht of het schrijven van een artikel voor een specifiekedoelgroep. Daarnaast is er het voortschrijdende ICT-gebruik binnenhet onderwijs. Er wordt gewerkt met powerpoint-presentaties,opdrachten op websites enzovoort. "Niemand schrijft bij Informaticanog met een krijtje op het bord!", aldus Bijlsma.

Landelijk loopt het aantal Informatica-studenten terug, maar inUtrecht is er sprake van groei. Bijlsma verklaart dat succes uithet grote aanbod van studierichtingen binnen de Utrechtseopleiding. "Je leert wel informatica, maar ook in combinatie metrichtingen daarbuiten, zoals bijvoorbeeld de medische toepassingenof het management. Het vakgebied wordt breder daardoor." Die hangnaar spectrumverbreding heeft geleid tot een gloednieuwe opleidingdie in september van start is gegaan: Informatiekunde. Het betrefteen multidisciplinaire opleiding, waarin de menselijke kant vantechniek centraal staat.

Jrgen van den Berg is hoogleraar Informatiekunde enopleidingsdirecteur van het onderwijsinstituut Informatiekunde.Volgens hem was de tijdgeest rijp voor de nieuwe opleiding. "Heellang werd bij Informatica de nadruk gelegd op de wiskundigegrondslag, op de kernvakken. Pas de laatste jaren heeft menaandacht gekregen voor de toepassingskant van ICT. Toen is defaculteit Wiskunde & Informatica meerdere studierichtingen gaanontwikkelen, niet alleen uit idealisme, maar ook omdat het nodigwas om studenten te trekken. Informatiekunde kon van de grond komendoor die wens tot verbreding bij Informatica."

Informatiekunde omvat het hele spectrum van de grondslag van ICTtot en met de gebruiker. Informatiekundigen kijken hoe productenvan informatici op de werkvloer gebruikt kunnen worden. Deopleiding is in september spectaculair van start gegaan met ruim 80eerstejaars. Studenten n docenten komen uit verschillende hoeken.Van den Berg: "De kennis wordt uit allerlei disciplinesbijeengebracht, waarbij de gemeenschappelijke noemer is dat allesbezien wordt door een ICT-bril."

Bewust is niet gekozen voor het zogenaamde supermarktmodel,waarbij studenten bij andere opleidingen gaan 'shoppen'. De angstvoor een opleiding zonder eigen identiteit is groot. "Dat wil nietzeggen dat we geen bestaande vakken gebruiken," licht Van den Bergtoe, "maar we halen daaruit wat voor ons, in de context van ICT,relevant is."

Een student die Informatiekunde doet, kiest voor een bredeopleiding met zes kennisclusters. De vakken in die clusters'ritsen' met elkaar en daarom moet het hele programma gevolgdworden. Keuzevrijheid zit in het onderzoeks- of stagedeel van deopleiding. Als een student afstudeert, komt hij waarschijnlijk ineen beleidsvoorbereidende of adviesfunctie terecht. "Er zal zekerveel vraag zijn naar dit soort mensen," meent Van den Berg. "Eeninformaticus maakt n softwareprogramma, maar kan dat nooit ophonderd plaatsen tegelijk invoeren. Daar zijn weer veelinformatiekundigen voor nodig. Die zijn gespecialiseerd in hetbegeleiden van zo'n traject en zitten eigenlijk tussen managementen gebruiker in."

Van den Berg denkt dat het 'huwelijk' tussen Informatica enInformatiekunde stand zal houden. "Ik verwacht wel dat wijgekoppeld blijven aan de faculteit. Het aardige van tweeverschillende culturen is dat je allebei dingen van elkaar oppikt.Een voorbeeld? Informatici zoeken altijd naar eencorrectheidsbewijs. Wij hebben bij Informatiekunde ook mensenrondlopen die totaal niet uit de exacte hoek komen, zoalsmusicologen. Die gaan dan toch automatisch wat exacter met dedingen om. Andersom benvloeden wij hen ook: ik denk dat men bijInformatica, dat van oudsher wat hirarchisch georganiseerd is, weerleert van onze 'bottom-up'-aanpak." (Zie ook kader 2).

Annemarie Heuts


Kader 1:Software-project

Stephan van der Feest (inmiddels 3e-jaars student Informatica)volgde afgelopen voorjaar 'Software-project'. Hij vertelt: "Demeeste projecten hebben te maken hebben met databaseprogramma's,dus met het reguleren van grote hoeveelheden informatie. Onzeopdracht was heel anders. Wij moesten voor de TechnischeUniversiteit Delft een routeplanningsprogramma ontwikkelen voorrobots, voor het vervoer van pakketten van de ene naar de andereplek. Zeven van ons hielden zich bezig met het programma zelf, deandere vier gingen aan de slag met echte robots."

Het lukte de groep om voor de opdrachtgevers een bruikbaredemonstratie te geven, iets wat moeilijk is omdat robots niet echtvoorspelbaar zijn. Het project was daarmee geslaagd, maar nog nietafgelopen. "Met het vak zijn we wel klaar, maar in Delft gaat mendoor. Vorige week zijn we nog daar geweest om ons programma toe telichten en opnieuw een demonstratie te geven."

Stephan is erg enthousiast over de opgedane ervaring bij'Softwareproject'. Vroeg hij zich eerst af waarom hij in 'shemelsnaam met tien anderen moest samenwerken ("Ik had al moeitemet z'n tween, had dan vaak het gevoel dat ik het grootste deeldeed..."), in de praktijk bleek de taakverdeling prima te werken."Iedereen was gemotiveerd en deed wat ie doen moest. Het was zekeriets heel anders dan de gewone hoor- en werkcolleges!"


Kader 2: Informatiekunde

Frank Jares is kersvers student Informatiekunde. Demaatschappelijke invalshoek gaf voor hem de doorslag voor deze keusboven een studie Informatica. Wat hij er precies mee wil doen weethij nog niet. "Het lijkt me wel leuk om iets met e-commerce tedoen, dat is de handel tussen een zakelijk bedrijf en deconsument."

Bang om een proefkonijn te zijn is Frank niet. Hij is juist ergte spreken over de openheid bij Informatiekunde. "Een groepje vantien studenten heeft een docent-begeleider. Regelmatig spreek jesamen af om ervaringen uit te wisselen over de opleiding. Je kuntheel goed aangeven wat anders zou moeten."