Achtergrond

College lopen: 'Saaie stof', kreunt een student

Paradoxaal genoeg blijkt dat hoe groter de afstand is die jewilt meten, hoe minutieuzer de schaal wordt waarop je dat kuntdoen. Dit college gaat over hoe men betrouwbare meetgegevens kanverzamelen, met behulp van metingen op atomaire schaal en door demeetapparatuur voldoende koel te houden.

"Het is zulke saaie stof", kreunt een student zachtjes tegen me.Het lijkt alsof de introverte studenten het college voor strafmoeten volgen. Als de op het eerste gezicht strenge directeur vanhet Ruimtelab plenair een vraag stelt over de taaie stof volgt ereen stilte. Een lange stilte. Wie zou het antwoord het eerst weten?Dit is een soort sterrenslag. Fluisterend vraag ik aan de studentnaast me of werkelijk niemand het weet. "Ik denk dat de helft hetantwoord wél weet", reageert deze, "maar niemand beantwoordtdit soort gesloten vragen, omdat het dan net lijkt alsof je op jeeigen kennis geilt."

"Kennen jullie fotonmultiplicatorbuizen?" is Bleekers volgendevraag. "Jaahaa", klinkt het geïrriteerd uit de zaal. Dedocent-studentverhouding begint te lijken op die van een vader dieiets aan zijn puberzoon vraagt. De eerste vindt het belangrijk omkennis over te dragen; de laatste vindt het allemaal zovanzelfsprekend, dat hij snauwerig wordt en maar ten delegeïnteresseerd is. "Oké, leg jij maar uit hoe het werktdan", sommeert Bleeker de opstandige jongen. Een moment later wordtdeze genadeloos verbeterd door zijn geestelijke meerdere. Hij hadde verkeerde schaal voor ogen en de begrippen niet goedgedefinieerd. Onze puber mompelde nog iets onverstaanbaarsvanachter zijn dictaat en deed er vervolgens het zwijgen toe.

Bleeker houdt negentig procent van de tijd zijn linkerhandlosjes in zijn broekzak. Hij staat duidelijk boven de stof. Hijinspireert de studenten niet met grootse armbewegingen, maar richtzich op gedegen kennisoverdracht. Het is een man die de studentende inhoud van zijn vak wil bijbrengen om ze te leren hoe ze op eenkritische manier onderzoek moeten doen. En dat doe je met hoofd enniet met je handen. En Bleeker houdt het hoofd koel.

Guido van de Wiel

Systeembeheerders eisen inzicht in vernieuwde Solis-site: 'Het hele traject is verkeerd om aangepakt'

Systeembeheerders eisen inzicht in vernieuwde Solis-site: 'Hethele traject is verkeerd om aangepakt'

"We leven al een jaar in schemerland", zucht Henk Penning,systeembeheerder bij Informatica. "Het is toch bezopen dat we aldie tijd zo weinig informatie hebben gekregen. Voor zo'n enormproject als de vernieuwing van de UU-site met zijn miljoenenpagina's verwacht ik wat meer dan de twee A4'tjes uitleg die nu opinternet staan. En toen we op 14 maart dan eindelijk voor het eerstwat te horen kregen, was dat een hoop blabla die eerder voorverwarring dan voor duidelijkheid heeft gezorgd."

De behoefte aan informatie bij Penning en verschillende van zijncollega's is extra groot omdat het ontwerp voor de nieuwe homepagehen bepaald niet vrolijk stemt. Het jonge IT-bedrijf Basic Orangeheeft in opdracht van de universiteit gekozen voor een zogehetencontent management systeem (CMS), waarin de vormgeving van elkepagina vastligt en waarin medewerkers alleen nog maar tekst kunneninvoeren. Op die manier moet een eind worden gemaakt aan hetrommelige allegaartje van stijlen dat de huidige UU-sitekenmerkt.

De grote angst van de systeembeheerders is dat zij hiermee ineen wel heel dwingend keurslijf worden geperst. Penning: "Wijgebruiken bij Informatica momenteel zo'n twintig verschillendeprogramma's om onze 200.000 internetpagina's van inhoud tevoorzien. Kunnen die geavanceerde toepassingen worden opgenomen inhet nieuwe systeem, of is voor eigen inbreng geen ruimte meer? Opdie vraag heb ik nog steeds geen antwoord gekregen. Uit de reactievan Schelleman en Savenije lees ik nu opeens iets heel anders. Heelmerkwaardig, want op 14 maart was er toch echt nog sprake van eenCMS voor de hele UU-site. Als nu wordt gezegd dat nadrukkelijk isgekozen voor een meer beperkte aanpak, dan vraag ik me af wanneerdie nadrukkelijk keuze dan is gemaakt.

Beveiliging

André van Kooij, systeembeheerder bij Wijsbegeerte, schudtmeewarig het hoofd. Ook hij ergert zich aan het gebrek aaninformatie, maar hij voorziet bovendien grote risico's als Utrechthet content management systeem doorzet. Nog onlangs heeft hetCERT,een door de Amerikaanse overheid opgezet centrum dat adviezenverstrekt over internetbeveiliging, gewaarschuwd voor het gebruikvan dit soort beheerssystemen.

"Het wordt vooral gevaarlijk als je meer wilt dan het invoerenvan platte tekst. Als je de mogelijkheid geeft willekeurige HTML inte voeren, kan iemand bijvoorbeeld ook een script binnensmokkelendat de privacy van bezoekers schendt. Op een universitaire site iszoiets natuurlijk onacceptabel. Uiteraard kun je dat allemaalondervangen, maar ik wil graag weten hoe Basic Orange dat doet. Enaangezien het een commercieel bedrijf is dat zijn product meerderemalen wil verkopen, krijg je daar natuurlijk geen vingerachter."

De simpelste oplossing om jezelf tegen dergelijk scripts tebeschermen, is om scripttalen zoals javascript uit te zetten in jebrowser. Dan kunnen er niet automatisch schadelijke programma'sworden opgestart als een geraadpleegde internet-pagina daaromvraagt. Maar daar stuiten Van Kooij en Penning op een nieuwprobleem: de vernieuwde homepage van de UU-site maakt volop gebruikvan javascript.

Penning: "Bij Informatica wordt gebruik van fancy stuffontraden, liever geen frames, geen javascript, geen cascadingstyles sheets. Bij veel bezoekers staat dat uit of werkt het niet,met als gevolg een gebrekkig werkende site. We hebben 14 maart aandie jongens van Basic Orange gevraagd of ze dat nog gaanveranderen, maar een echte toezegging hebben we niet gekregen.

"Tijdens die bijeenkomst bleek ook dat de door Basic Orangeontwikkelde software voor het nieuwe beheerssysteem pas driemaanden bestaat. Drie maanden!!! Het is toch belachelijk om je heleuniversitaire informatiesysteem te stoelen op software die nog maarzo kort bestaat?"

Wensen

"Al met al is de gang van zaken typisch een voorbeeld vancorporate management", vindt Penning. "Je maakt met een kleingroepje een geheim plan, huurt een extern bedrijf in om de boel teregelen en duwt het resultaat van bovenaf de organisatie in. Maarwij zijn hier bij Informatica geen Shell of Philips die hetvoornamelijk moeten hebben van een goede presentatie. Voor ons isinternet een informatiewerkpaard. Onze primaire handel is onderzoeken onderwijs. Dat betekent genereren en overdragen van informatieen het web is daarbij gewoon gereedschap. Onze doelstelling is dusmaar een klein beetje pr-gericht en de vormgeving mag dus best eenbeetje saai wezen. Ik begrijp wel dat dat voor bijvoorbeeldLetteren anders ligt. Daarom hadden ze ook beter eerst dedoelstellingen per faculteit kunneninventariseren, voor ons metzijn allen in dit ene keurslijf te persen. Het hele traject isverkeerd om aangepakt. "

Op donderdag 13 april wordt in de faculty club Helios de eerstevan twee Soliscafés gehouden, waarbij belangstellenden wordengeinformeerd over het nieuwe beheerssysteem en de invoering ervan.Penning hoopt dat al zijn vragen dan beantwoord zullen worden, maarvreest het ergste. "Het is heus niet zo dat ik bij voorbaat zegniet mee te willen werken. Ik wil alleen antwoord op mijn vragen.En tja, als het niet acceptabel is, doen we gewoon niet mee. Whatcan they do?"


Reactie van Peter Schelleman en Bas Savenije (beheersraadSolis):

"Wij erkennen zonder meer dat we te laat zijn geweest met hetinlichten van de systeembeheerders. Dat had eerder gemoeten. Maarverder kunnen wij weinig met de kritiek in dit stuk. Dat er sprakezou zijn van een overval is echt onzin, want we hebben de zaak deafgelopen tijd juist uitvoerig besproken met contactpersonen uit defaculteiten. Dat waren alleen geen systeembeheerders maarvoorlichters en beleidsmedewerkers.

"Dat we die keuze hebben gemaakt, is inherent aan onze aanpak.Met het content management system (CMS) willen we namelijk eenaantal dingen bereiken die nu nog schromelijk ontbreken. Hoofdzaakis dat bezoekers van de Utrechtse site straks op de eerstebladzijden een uniform beeld voor ogen krijgen. Op dit moment is ersprake van een ratjetoe van pagina's waarbij vrijwel elke faculteitvoor een andere aanpak heeft gekozen. Dat is toch geen gezicht?Eenheid van huisstijl was een keiharde voorwaarde van het collegevan bestuur.

"Bovendien willen we dat alle onderdelen een bepaaldehoeveelheid informatie op een uniforme manier gaan aanbieden. HetCMS maakt het mogelijk dat elke medewerker zelf op een helderegestructureerde manier informatie aan het systeem kan toevoegen.Oké, het CMS is daardoor misschien een dwangbuis, maar dan weleen goede die nodig is om ordening aan te brengen in de huidigechaos.

"De vrees van de systeembeheerders dat zij hun eigen systemenstraks niet meer op de nieuwe homepage kunnen laten draaien, isvolstrekt ongegrond. Er is nadrukkelijk voor gekozen om de nieuwestructuur maar voor een beperkt aantal pagina's verplicht testellen. Wij willen dat bezoekers bij pakweg de eerste drie keerdoorklikken geconfronteerd worden met de nieuwe Utrechtsehuisstijl. Dan heb je het dus over de universitaire homepage, defacultaire pagina's en bijvoorbeeld de facultaire informatie overonderwijsprogramma's. Die moeten een uniform uiterlijk hebben. Maardaarbuiten is iedereen volstrekt vrij inwat men eraan wil hangen.Kijk bijvoorbeeld maar naar de vijf afdelingen binnen Nederlands.Renaissancestudies heeft een vrolijk trompetje, Middelnederlandseen fraai manuscript en Taalkunde alleen maar tekst. Dat moet tochkunnen?

"Dan de technische kritiek. Dat alleen platte tekst kan wordeningevoerd, klopt. Uiteindelijk willen we naar xml toe, omdatdaarmee veel meer mogelijk is. Maar op dit moment zijn er, althansop de schaal waarover wij praten, nog geen voldoende goedexml-systemen beschikbaar. En we vonden niet dat we nu nog weer eenjaar moesten wachten.

"Ten aanzien van de scepsis over Basic Orange het volgende. Datbedrijf bestaat weliswaar pas drie jaar, maar het werkt onder meervoor Hewlett Packard, de Universiteiten van Amsterdam enWageningen, Philips Medical Systems en het Nederlands Instituutvoor Zorg en Welzijn. Dat rijtje boezemt ons voldoende vertrouwenin. Je kunt natuurlijk op safe spelen en een gerenommeerde naaminhuren, wij hebben de voorkeur gegeven aan een jong bedrijf datzich snel ontwikkelt. Dat past wat ons betreft beter bij wat wijvoorstaan.

"Dat javascript een extra groot risico met zich mee zou brengenop virussen? Ja hoor eens, elk systeem heeft lekken. Maar wijhebben er alle vertrouwen in dat Basic Orange voor een adequatebeveiliging zal zorgen. Tenslotte het feit dat de software pas driemaanden bestaat. Het is zonder meer waar dat daar een trickyelement in zit. Maar volgens CAP is er geen sprake van eenonverantwoord risico."

Erik Hardeman

De database: data-mining in het geneesmiddelonderzoek

Dr. Ed Moret: "De huidige generatie geneesmiddelen is er inhoofdzaak op gericht om de werking van bepaalde eiwitten in onslichaam te bevorderen of te remmen. Die eiwitten wordengeproduceerd op basis van informatie uit het DNA. Om goedegeneesmiddelen te ontwerpen, moet je dus zowel de sequentie (devolgorde van de genen) van het DNA kennen als de structuur van deeiwitten. Dat is de biologische kant van het verhaal.

"Dat heeft daarnaast echter ook een chemische kant. Want als jeeen belangrijk doel-eiwit hebt gevonden, dan gaat het erom dat jeje geneesmiddel zodanig in elkaar zet dat het precies op de goedeplek contact maakt met het eiwit waarvan je de werking wiltbeïnvloeden. En daarvoor moet je naast de biologischeeigenschappen van de cellen ook de chemische eigenschappen van demoleculen kennen die bij het proces betrokken zijn. In feite kun jewat wij hier doen beschouwen als spelen met een heel ingewikkeldsoort Lego, het zoeken van de biologisch meest optimale manier omchemische bouwstenen in elkaar te passen. De farmacie wordt nietvoor niets de scheikunde van de biologie genoemd.

"Voor de kennis over de samenstelling van al die bouwstenenkunnen we sinds een aantal jaren gebruik maken van een groot aantaldatabases, waarin enorme hoeveelheden informatie over de structuurvan DNA, eiwitten en kleinere moleculen zit opgeslagen. Zo zijn inde GenBank nu al ruim zeven miljard DNA-basen te vinden, terwijlvan meer dan honderdduizend eiwitten de sequentie en vaak ook defunctie bekend is. Voor Nederland wordt die informatie beschikbaargesteld door het Centrum voor Moleculaire en BiomoleculaireInformatica in Nijmegen. Dat onderhoudt een website, van waaruitonder meer de Human Genome Database, de Protein Databank en tal vanandere, meestal Amerikaanse databases zijn te raadplegen. Je kuntje dus voorstellen hoe belangrijk het World Wide Web voor ons is.Dat is ooit ontwikkeld door fysici bij CERN in Genève, maar ikben ervan overtuigd dat biomedische onderzoekers op dit moment degrootste gebruikers zijn.

"Een voorbeeld van het werk dat wij hier met behulp van diedatabasesdoen, ligt op het terrein van de zogehetenauto-immuunziekten, zoals multiple sclerose, allergische astma endiabetes. Die ontstaan doordat het afweersysteem lichaamseigencellen aanvalt omdat een lichaams-eigen stukje eiwit (een peptide)op de wand van zo'n cel door het afweersysteem als lichaamsvreemdwordt herkend. Zo'n stukje eiwit wordt alleen door hetafweersysteem opgemerkt als het is gekoppeld aan een zogehetenMHC-molecuul. En de vraag, die in de vakgroep Immunologie vanDiergeneeskunde wordt bestudeerd, is dus waardoor die binding vanhet eiwit met het MHC wordt veroorzaakt. Want als we dat weten,kunnen we wellicht stoffen ontwerpen die voorkomen dat die bindingontstaat.

"Recent is bij Diergeneeskunde door middel van experimentenbepaald welk 'motief' eiwitten moeten hebben om aan het MHC van eenrat te binden. Vervolgens hebben we die motieven met behulp vangegevens uit onder meer de genbank gekoppeld aan DNA-sequenties enwat nu op het programma staat is dat we die motieven en sequentiesgaan vergelijken met bekende eiwitten die zijn opgeslagen in deSwissProt database. Op die manier hopen we erachter te komen welkeeiwitten invloed hebben op het ontstaan van de ziekte en hoe zij erprecies uitzien.

EH

Falend woonwagenbeleid is schrikvoorbeeld voor minderhedenbeleid: 'Overheid moet meer respect tonen voor andere culturen'

Falend woonwagenbeleid is schrikvoorbeeld voorminderhedenbeleid: 'Overheid moet meer respect tonen voor andereculturen'

Als woonwagenbewoners in het nieuws komen, is dat meestalvanwege criminele activiteiten. Zoals vorige week, toen in eenGronings kamp een hennepkwekerij werd opgerold. De berichtgevingbevestigt het slechte imago van deze Nederlandse minderheid.Khonraad: "Het is één van de trieste gevolgen van hetmislukte overheidsbeleid." Veel woonwagenbewoners, zo blijkt uithet Khonraads proefschrift, gaan gebukt onder dit zwarte beeld."Het zijn altijd de goeien die lijden onder de kwaaien", zegt eendeelnemer aan het onderzoek.

De overheidsbemoeienis met de reizigers begint zo'n honderd jaargeleden. In 1918 worden speciaal regels voor woonwagenbewonersopgenomen in de wet, gericht op het inperken van hunbewegingsvrijheid. Midden jaren zestig vindt de overheid dat zijeen sedentair leven moeten gaan leiden, waardoor zij hunmaatschappelijke en culturele achterstand zouden moeteninlopen.

Woonwagenbewoners moeten verhuizen naar grote centra van tachtigtot 180 wagens. Deze worden afgegrensd met een slagboom. Vooronderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijke hulp hoeven ze hunkamp niet meer af. De centra anonimiseren en al snel verliest deoverheid de controle op wat er gebeurt. Khonraad: "Hoewel zowel deoverheid als de woonwagenbewoners de intentie hadden er het bestevan te maken." Al aan het begin van de jaren zeventig wordtbesloten tot 'deconcentratie'.

De Huppel

Khonraad illustreert de gevolgen van de opeenvolgende besluitenmet een situatieschets van het regionaal woonwagencentrum De Huppelin Utrecht, waar hij van 1979 tot 1992 in dienst was van hetwoonwagenwerk. Hij schrijft: 'De ontwikkelingen op dit middelgrotekamp zijn exemplarisch voor het uit de hand gelopenwoonwagenbeleid.'

De van oudsher roemruchte ontmoetingsplaats De Huppel wordt doordeoverheid als regionaal centrum aangewezen. Na een grondigerenovatie is er ruimte voor 79 wagens en tien plaatsen voorpassanten. Sommigen komen vrijwillig naar het centrum; anderenworden - soms met hulp van de politie - gedwongen.

De sfeer is er van meet af aan gespannen. Niet alleen in derelatie met de gemeente, maar ook onderling, omdat dewoonwagenbewoner de vrijheid was ontnomen zelf te bepalen met wiehij op het kamp staat en omdat een gemakkelijk vertrek onmogelijkis gemaakt. Als schuldige wijzen de woonwagenbewoners de overheidaan.

Midden jaren zeventig zet het verval in. Het centrum raaktovervol door de komst van nieuwe wagens van de jongere generatie.Hierdoor wordt het kamp minder toegankelijk voor vuilnis-,brandweer- en ziekenauto's. De nutsvoorzieningen raken overbelast,de riolering verstopt. Het autosloopveld raakt overvol en het werkverplaatst zich naar elk vrij plekje.

De gemeentelijke centrumbeheerders raken het overzicht kwijt endurven nauwelijks het kamp meer op door de toenemende spanningen inhet overbevolkte gebied. Bewoners betalen hun energierekeningen,staangeld en belastingen niet meer. Daar wordt niet tegenopgetreden. Door gebrek aan formeel gezag groeit het centrum uittot uitvalsbasis van criminelen die steeds meer hun stempel drukkenop de leefsituatie. Woonwagenbewoners die de gemeente vragen deleefsituatie te verbeteren en de criminaliteit aan te pakken,krijgen nul op het rekest.

In 1983 grijpt de politie in, uit eigen beweging. Ze vindt dater een einde moet komen aan de criminaliteit en plaatst eenpolitiepost aan de ingang van het centrum. De politie hoopt dat degemeente eindelijk haast maakt met het deconcentratiebeleid.

Dan doet ze. Onder druk moeten woonwagenbewoners vertrekken,zonder dat er onvoldoende nieuwe plaatsen beschikbaar zijn.Omliggende gemeenten worden vaak gedwongen de voormalige reizigersop te nemen en sommige woonwagenbewoners gaan over tot kraakacties.In deze tumultueuze tijd worden beloftes over standplaatsenafgedwongen door de woonwagenbewoners bij de gemeente, die er eenwillekeurig beleid op na houdt. Dat zet kwaad bloed bij reizigersdie zich daardoor benadeeld voelen.

Ongewenst

Als de deconcentratie is voltooid en de materiële zakenzijn geregeld, verslapt de ambtelijke aandacht. Hulp op het gebiedvan arbeid, onderwijs, standplaatsbeheer of bij het opbouwen vanrelaties in de nieuwe omgeving, is er meestal niet.

Woonwagenbewoners reageren verschillend op de nieuwe situatie.Sommigen ervaren deze als een verbetering, anderen raken deklutskwijt, missen het collectief en blijken niet in staat op eigenkracht hun weg te vinden. "En er is ook nog de categorie die hungoddelijke eigen gang gingen", zegt Khonraad. "Zij zagen kans om dechaotische situatie uit te buiten. Dat varieerde van het rommelenmet de bijstandsuitkering tot het vertonen van zwaar crimineelgedrag."

Sinds vorig jaar de Woonwagenwet werd afgeschaft, is er geenspeciale overheidsbelangstelling meer voor woonwagenbewoners."Onterecht", zegt Khonraad. "Onder het mom van ideologie, maar infeite uit wanhoop is er geen speciale aandacht meer. Terwijl eengroep bewoners juist nu hulp van de overheid heel hard nodig heeftom niet nog verder van de samenleving verwijderd te raken."

Dat het beleid het tegengestelde resultaat heeft dan wat deoverheid voor ogen had, komt volgens Khonraad voornamelijk doordatde overheid is voorbijgegaan aan de eigen identiteit van dewoonwagenbewoners. "Ik heb ook onderzoek gedaan op grote centra inBreda en Emmen. De beginsituatie in Breda was ongeveer gelijk aandie van Utrecht, maar in Emmen ging eigenlijk alles naar wens. Datkamp was historisch gegroeid tot een groot centrum, de bewonerszijn nooit gedwongen daar naartoe te verhuizen. Het centrum bestaatook nog."

Een andere grote fout voor het mislukken van hetoverheidsbeleid, is dat alle woonwagenbewoners over een kam werdengeschoren. "Maar het gaat om een gemêleerde groep mensen",zegt Khonraad. "Een aantal woonwagenbewoners leeft als burgers, eenaantal houdt vast aan het reizigersidee." Daardoor opererenwoonwagenbewoners 'in een krachtenveld van drie domeinen met elkhun eigen normen, betekenissen en machtsrelaties: de eigengemeenschap; de onderwereld; en de dominante samenleving enoverheid'. "En iedereen gaat daar verschillend mee om."

Individu

Khonraad hoopt dat er door zijn onderzoek nieuweoverheidsaandacht voor de woonwagenbewoners komt. "Maar dan alleenvoor degenen die het nodig hebben. Degenen die hun weg hebbengevonden, moet je met rust laten." Om duidelijk te maken welkewoonwagenbewoners een steuntje in de rug kunnen gebruiken, heeftKhonraad woonwagenbewoners in verschillende groepen ingedeeld,afhankelijk van hun zelfredzaamheid, hun wensen en denkbeelden overbijvoorbeeld arbeid, onderwijs en criminaliteit. Deze typologie,denkt Khonraad, 'kan houvast bieden voor en ruimte geven aan meergediversifieerd beleid waarin niet slechts datgene wat de overheidvoor wenselijk houdt, maar ook datgene wat woonwagenbewoners zelfvanuit hun specifieke situatie haalbaar en nastrevenswaardigbeschouwen, een plaats kan krijgen'.

Dezelfde meer op het individu gerichte manier van werken,bepleit Khonraad ook voor het huidige minderhedenbeleid. "Hetinburgeringscontract is nu voor iedereen hetzelfde. En ook zie jeweer dat het gedrag van bijvoorbeeld Marokkaanse jongeren te veelals een beheersprobleem wordt gezien. Er moet meer wordensamengewerkt met de minderheden, zodat zij betrokkenen zijn in hetbeleid en dus een deel van de verantwoordelijkheid dragen voor hetslagen daarvan." Hij denkt dat zijn typologieën daarbijbehulpzaam kunnen zijn. "Want in elke groep heb je mensen die huneigen weg weten te vinden, en anderen die meer hulp nodighebben."

Gwenda Knobel

Prof.dr. Micha de Winter oreert over 'beter maatschappelijk opvoeden': 'Ik zou dood gaan als ik in de pas zou moeten lopen'

Prof.dr. Micha de Winter oreert over 'beter maatschappelijkopvoeden': 'Ik zou dood gaan als ik in de pas zou moetenlopen'

"Ik ben nog eens ooit begonnen aan de studie Scheikunde inUtrecht. Mijn vader was chemicus, en die kon zo enthousiastvertellen over de geurtjes in het laboratorium... Maar al na eenhalf jaartje wist ik dat mijn interesse toch elders lag. Toen benik overgestapt op psychologie. Mijn enige verbintenis metScheikunde was nog het bandje waarin ik met enkele chemici samenspeelde. Ik op de sax, de huidige voorlichter Joop Kessels opgitaar en hoogleraar Arie Verkleij op accordeon. Niet zo'n bestekwaliteit, maar we hadden wel lol. Nee, dat bandje bestaat nietmeer..."

De psycholoog/pedagoog De Winter is inmiddels een publiek figuurgeworden. "Afgelopen jaarwisseling buitelde de enepolitiecommissaris over de andere met opvattingen over hoe we dejeugd van tegenwoordig moeten aanpakken", vertelt hij. "Dan kreegik weer een radio- of tv-omroep aan de telefoon om op dieopvattingen te reageren: wat ik vond van een avondklok voorjeugdige Marokkanen, van verplichte opvoedingscursussen voorouders, van het 's avonds preventief oppakken en thuisbezorgen vankinderen, van het weren uit een buurt van gezinnen met criminelejongeren... enzovoort. Op een gegeven moment ben ik daarmeegestopt. In veel gevallen weten we de pedagogische oplossingen wel,maar is de haalbaarheid doorslaggevend: wordt het niet te duur?

"Dat geldt óók in het onderwijs. We weten al lang datwe een ernstige fout begaan door scholen zo groot te maken. Quabedrijfsvoering vast heel efficiënt, maar niemand weet meerwie wie is, wie waarvoor verantwoordelijk is, de anonimiteit en hetisolement nemen hand over hand toe, zéker in cultureelgemêleerde scholen. Daarmee creëer je eensoort socialemonsters. Maar tegen beter weten in blijven we doorgaan met fuserenen grote scholen uit de grond stampen. In Leidsche Rijn is eensoort mammoetschool gepland. Het is de taak van pedagogen te wijzenop dergelijke irrationele constructies en de beroerde pedagogischegevolgen daarvan. Daar ligt hun expertise."

Het lijkt echter wel alsof pedagogen hun vingers nergens meeraan durven branden, ontdekte De Winter. "Pedagogen zijn forsaangevallen op hun normatieve, ideologisch getinte opvattingen -die ze in het verleden beslist ook hadden en ventileerden. Daardoorlijken ze nu te beducht om nog standpunten in te durven nemen.Terwijl pedagogen toch over voldoende gegevens beschikken om mee tekunnen praten. We weten bijvoorbeeld dat van de jeugdigedelinquenten tachtig procent na afloop van hun celstrafrecidiveert; we weten dus ook dat nóg harder straffen niethelpt. En toch loopt de politiek de vox populi achterna en roept:harder straffen! Dan moet je als pedagoog het lef hebben om tezeggen: 'Het effect daarvan is een illusie; je moet naaralternatieven zoeken'.

"Want wat hier gebeurt is irrationaliteit ten voeten uit. Diejongens worden opgesloten, ontslagen als ze hun straf uitgezetenhebben en dan komt na verloop van tijd de reclassering eens inbeeld. Waarom komt die niet al in actie op het moment waarop zo'njongen in de cel belandt? Iedereen weet dat zoiets beter zouwerken, zeker als één reclasseringsambtenaar zou kunnenwerken op drie gedetineerden. Geheid dat de recidive dan metsprongen omlaag gaat. Maar kennelijk vinden we dat te duur. Terwijleen jongen één jaar lang in de cel de maatschappij zotussen de 150 en 180.000 gulden kost. Onzinnig dus om te roepen:harder straffen. Pedagogen slagen er echter maar niet in om in ditsoort discussies een serieuze partij mee te blazen."

Het voorbeeld ontleent De Winter aan zijn verblijf van enkeledagen - in opdracht van het tijdschrift Perspectief - in tweejeugdgevangenissen. Hij heeft een dagboek bijgehouden van deze vormvan participating investigation naar het pedagogisch klimaat ingesloten jeugdinrichtingen. In het verlengde van dit onderzoekhield De Winter in zijn oratie een pleidooi voor 'maatschappelijkedienstplicht' als alternatief voor louter celstraf. "Wat bleek isdat die jongeren eigenlijk nooit in hun leven een positieveervaring opgedaan hebben. Ik ben zelf lid geweest van devrijwillige brandweer van mijn woonplaats Groenekan en heb toen aanden lijve ervaren welke waardering een kleine gemeenschap heeftvoor activiteiten die je ten dienste van die gemeenschap verricht."Dat is een soort waardering die die jongeren hun leven lang hebbenmoeten missen.

"Ik denk: als je recidive wilt voorkomen, geef jongeren dan degelegenheid zo'n positieve ervaring op te doen. Waar ik dus voorpleit is residentiële taakstraf: laat opgesloten jongerenoverdag taken doenbinnen een gemeenschap. Niet in een bos of in'kampementen' - zoals oud-premier Lubbers eens propageerde - of bijde boer in Frankrijk, maar in een gemeenschap waarbinnen hetelement 'genoegdoening' een rol speelt. Geef jongeren dus de kanshet weer goed te maken en daarmee een positieve ervaring teoogsten."

We zitten op vrijdagavond in faculty club Helios. "Is het hieraltijd zo stil", vraagt De Winter zich verbaasd af. Hij is wel lid,maar kennelijk geen frequent bezoeker. Onder het genot van eendubbele espresso en een witte wijn is het met die stilte echterrelaxed praten. Micha de Winter was voorheen al tien jaarhoogleraar in Utrecht, maar toen vanwege de NationaleKruisverenigingen, en ondergebracht bij ASW. "Die leerstoel isechter opgeheven, en ik begon ook aardig van dat onderwerp -preventieve jeugdgezondheidszorg via consultatiebureaus - af teraken. Misschien mede omdat mijn eigen kinderen groter werden ismijn aandacht de laatste jaren toch meer in de richting gegaan vande sociale vorming van jeugdigen. Zo'n drie jaar geleden heb ik metChristine Brinkgreve aan job rotation gedaan: zij wilde graag naarASW, ik naar pedagogiek."

Meer specifiek lijkt De Winter de 'sociale pedagogiek' nieuwleven in te willen blazen, een specialisatie die zo'n tien jaargeleden het loodje moest leggen. Is dat geen vechten tegen debierkaai? De pedagogiek heeft het immers deels aan zichzelf tedanken zo weinig in aanzien te staan en lijkt weinig te investerenin imagoverbetering?

"Er is altijd ontzettend veel strijd geweest binnen depedagogiek", weet De Winter. "Het was steeds een vak vanpolariteiten: is een culturele aanpak gewenst, of juist eennatuurwetenschappelijke? Richt je je op het individuele kind, of ophet kind in zijn sociale context? Moet je kritisch opvoeden, ofwaardenvrij? Moet je anti-autoritair opvoeden, of strikt grenzenaangeven... enzovoort. Zo'n vijftien jaar geleden is die strijdbeëindigd ten gunste van een focus op het individuele kind, enten gunste van de natuurwetenschappelijke benadering. Tegen decitatie-indexen en het Engelstalig publiceren kon de meerfilosofisch-culturele pedagogiek niet op. Daarmee werd pedagogiekvooral ontwikkelingspsychologisch geladen."

Al in zijn proefschrift ageerde de ontwikkelingspsychoog DeWinter tegen een al te empirische, natuurwetenschappelijkebenadering. In het boek Het voorspelbare kind (verdedigd bij dehoogleraar H. Peeters in Tilburg) fulmineerde de promovendus tegende pseudokennis die vaak in consultatiebureaus en anderejeugdzorginstellingen werd geventileerd, tegen de 'terreur van hetgemiddelde' waarbij het kind moet passen in een grafiek tussen eenboven- en een ondergrens, want anders 'is er iets mis...'

"Ik ben altijd al een beetje tegendraads geweest", moet hij nuerkennen. "Maar met die ontwikkelingspsychologische invulling vande pedagogiek blijven er veel opvoedingsvragen liggen. Ik zou veeltijd kunnen besteden aan het beantwoorden van al die vragen die mijbereiken over eventuele kwalijke effecten van GSM's, Ferby's ofinternet, over veiligheid op school, over bijbaantjes en seks opjonge leeftijd... Daar zit een spanningsveld: de 'moderne' pedagoogis op zoek naar universele gegevens die in grafieken inEngelstalige tijdschriften zijn samen te vatten, maar desamenleving vraagt naar antwoorden op kleine, concreteopvoedingsvraagstukken. Daar ligt toch een taak voor depedagoog?"

Dat is de ene kant van het verhaal. De andere is dat deontwikkelingspsycholoog zich sterk richt op de ontwikkeling van hetindividuele kind, en in zijn kielzog ook de pedagogiek zich metname is gaan richten op het welzijn van dat individuele kind. Desociaal-pedagogische infrastructuur is in de verdrukking geraakt,aldus het betoog van De Winter in zijn oratie met de veelzeggendetitel 'Beter maatschappelijk opvoeden'. Zoals een spreekwoordzegt:It takes a village to raise a child.

"Volgens mij is dat een sleutelfactor", aldus De Winter."Kinderen moeten kunnen opgroeien met het idee gekend engewaardeerd te worden, niet alleen in het gezin maar ook op schoolen in de buurt. Maar wie bekommert zich nog om kinderen? Jongerengeven zelf aan een 'sociale leegte' in de buurt en op school tevoelen. Buiten hun ouders, familie en vrienden komen ze weinigmensen tegen die met hen begaan zijn. Als ze aandacht opeisen, danlukt dat alleen via zeer opvallend gedrag. Het kan niet anders ofdat heeft repercussies op ook de individuele ontwikkeling, oppsycho-sociale problemen of op schoolprestaties."

Maar hoe vertel je dat de docent die zich dag in dag uituitslooft om met de kinderen in de klas iets goeds op te bouwen?Daar kun je toch niet tegen zeggen: je laat dat kind met eensociale leegte achter? De Winter: "Maar die leraren hebben zelf ooklast van die sociale leegte. Ik had vroeger een buurman die les gafop een lts; die had het altijd over 'mijn' jongens. Maar na al diefusies en schaalvergrotingen pendelde de man van de ene naar deandere school en wist hij zelf niet meer wie 'zijn' jongens nogwaren; hij ging, net als die kinderen, zelf op in de anoniemehordes. Scholen zijn grote, bureaucratische en vollediggeprotocolleerde organisaties geworden waarvan niet alleen deleerlingen, maar ook de leraren last hebben. Het zou mij nietverbazen dat het huidige lerarentekort, het beroerde imago van hetvak, ook daarmee te maken heeft."

'De pedagogiek is sociaal, of zij is geen pedagogiek', riep deUtrechtse hoogleraar Perquin in de jaren zestig. De Winter heeftervan gemaakt:'De pedagogiek is individueel én sociaal, of zijis geen pedagogiek.' Hij licht toe: "Kinderen moeten leren om huneigen belang te coördineren met het belang van de samenleving.Dat wil zeggen: het sociale aspect moet teruggebracht worden in deopvoeding. Zelfs op school, waarin kinderen in een sociale contextfunctioneren, is de nadruk komen te liggen op het individuele. Wattelt sinds de onderwijskunde met een back to basics-strategie isbegonnen, is de output, de individuele prestatie. Zelfs in hetStudielandschap van het Studiehuis - in de bovenbouw van hetvoortgezet onderwijs - zie je geen werkplekken voor groepjeskinderen, maar gecomputeriseerde studiecellen waarin kinderenzelfstandig aan de slag moeten."

Zou een oplossing kunnen liggen in een 'maatschappelijkedienstplicht' voor 'lle jongeren - dus niet alleen voorgedetineerde -, vergelijkbaar aan de 'sociale dienstplicht' dieenige tijd geleden werd geopperd als alternatief voor de militairedienstplicht? "Ik ben niet zo'n voorstander van plicht", aldus DeWinter. "Maar een soort stagejaar zou ik nog niet zo gek vinden. Inieder geval kun je zeggen dat een jaartje iets anders doen jongerennu lastig wordt gemaakt. Die hindernis zou je moeten wegwerken.Sterker nog: je zou het moeten faciliteren, je zou jongeren moetenverleiden om eens iets anders te doen."

De Winter is bezig een nieuwe manier van jeugdonderzoek teontwikkelen, een mengeling van belevingsonderzoek, actie-onderzoek,etnografisch onderzoek en participerende observaties. Geengrootschalige, kwantitatieve vragenlijsten waarin jongerenbehandeld worden als leveranciers van data, maar peer-researchmét die jongeren waarop het onderzoek betrekking heeft. "Eengroepje jongeren wordt getraind om interviews af te nemen.Vervolgens interviewen ze leeftijdgenoten en vervolgensbrainstormen we samen over de vragen: 'Wat is er nou precies aan dehand' en 'Wat zijn mogelijke oplossingen'. Van die oplossingenmaken we, via steming, een top 5." Het werkt, merkte Micha deWinter: "We hebben op die manier al een aantal kleinere projectengedaan, en er blijken verrassende uitkomsten uit te komen, somsheel baanbrekend zelfs."

Zo deed hij in opdracht van het ministerie van Onderwijsonderzoek naar de interculturele problematiek op vbo-scholen(voorbereidend beroepsonderwijs). In de Haagse Schilderswijkbijvoorbeeld staat een school waar maar liefst negentigverschillende talen worden gesproken. Hoe rooien die kinderen datmet elkaar? Diverse commissies waren al vier jaar bezig omingewikkelde theorieën te ontwikkelen hoe deze problematiekaan te pakken, maar de jongeren zelf waren nog niet aan het woordgekomen. De Winter: "Uit de peer-research kwam een even simpele alsvoor de hand liggende uitkomst. Die pubers willen gewoonweten watde top 10 is van kinderen uit een andere cultuur, hoe het er bijhen thuis aan toegaat, hoe een moskee eruit ziet. Kortom: ze zijnnieuwsgierig naar elkaars cultuur. Juist die nieuwsgierigheid werdtegengewerkt, omdat het om folklore zou gaan. Maar die jongerenwillen die folklore: ze willen eens exotisch eten of op excursienaar zo'n moskee.

"Dat zijn verrassende inzichten en praktische oplossingen.Terwijl het voor die jongeren belangrijk is dat er serieus naar hengeluisterd wordt; ze vinden het fantastisch om te mogen meepraten.Niet over maatschappelijk probleem X, daar willen ze niks overkwijt. Maar als het heel concreet is, als het henzelf raakt, dankomen de tongen wel los."

De Winter is erg blij met de prijs van 150.000 gulden die hijvan Zorgonderzoek Nederland heeft gekregen voor zijn voorgenomenpeer-research onder zwerfjongeren. "Qua financiering heb ik tochgekozen voor een onderzoekslijn die moeilijk ligt. Er is behoorlijkwat concurrentie in onderzoeksaanvragen, en dan ligt mijnexperimenteel onderzoek vaak gevoeliger dan de kwantitatievevragenlijsten met universeel geldende uitkomsten. Ik moet steedsweer het bestaansrecht, de betrouwbaarheid en de validiteit vanmijn aanpak verdedigen. Zo'n prijs helpt daarbij."

Alweer zo'n voorbeeld van de tegendraadsheid waarmee dehoogleraar kennelijk zijn leven lang al behept is. "Ik zou doodgaan als ik in de pas zou moeten lopen", geeft hij toe. "Maar ikzie het dan ook als een taak van de intellectueel om stenen instilstaand water te gooien. Daar zit de angst van de hedendaagsepedagoog: die wil zijn opvatting wetenschappelijk volledigdichtgetimmerd hebben alsvorens eens wat te roepen. Dus roept-ienooit wat. Jammer. Je moet toch debat willen losweken?"

Waar komt die gedrevenheid toch vandaan? De Winter zucht. "Ikwas al bang dat je dit ging vragen." Het blijkt vooral om eenallergie te gaan voor vooroordelen over 'die jeugd vantegenwoordig'. "Die tekst is al aangetroffen op een kleitablet uitde Assyrische tijd. Al de hele geschiedenis lijkt de mens alleenmaar te kunnen schelden op de jeugd, op de risico's, de problemen,de normloosheid... Maar wat vergeten wordt is dat ze ook gevoelvoor humor hebben, dat ze kunnen relativeren. Zelfs bij diegevangenisjongeren kwam ik een hoop positiefs tegen dat meinspireerde. Ik wil daar niet soft over doen: die lui verdienen hetom gestraft te worden. Maar ze verdienen het niet om voor de restvan hun leven veroordeeld te zijn."

'Een pedagogiek van de hoop', noemde Lea Dasberg het inenigszins geëxalteerde bewoordingen. Dasberg en De Winter zijnbeide van joodseafkomst. Heeft dat er nog iets mee te maken? "Ikben niet joods opgevoed", vertelt Micha de Winter, "heb zelfs nooitmijn Bar Mitswa gedaan. Mijn ouders dachten na de oorlog: laatiemand anders nu maar eens het uitverkoren volk wezen. Zij hebbenvreselijke ervaringen opgedaan: moeder ondergedoken, vader in eenkamp; ze hebben allebei hun eerste relatie en een groot deel vanhun familie verloren... en dat alles toen ze midden-twintigerswaren. Dat zal best hebben doorgespeeld in onze opvoeding. Aan mijnvader merkte ik in ieder geval dat hem er zeer veel aan gelegen washoe het ons verging. Bij zo'n oratie zit hij nog steeds enorm trotste wezen, ook al was het mijn tweede. Het gevoel dat je hoopvolnaar kinderen moet kijken heeft hij ons op die manier in iedergeval wel meegegeven."

Armand Heijnen

VSNU en bonden onderhandelen over nieuwe CAO

Inkomsten en arbeidsvoorwaarden

VSNU: Biedt ruim 4,5 procent salarisverhoging voor een CAO van24 maanden.

Bonden: Eisen vier procent salarisverhoging over 12 maanden, metaan het einde van het jaar een bonus van 0,5 procent met een bodemvan 500 gulden.

* Aio's moeten in schaal 10 betaald worden.

* Afschaffen jeugdschalen en wachtschalen 1 tot en met 5

* Afspraken over inkomensverbetering moet doorwerken inpensioenen en uitkeringen.

Afschaffen ambtenarenstatus

VSNU: De werkgevers willen overgang naar het privaatrecht(afschaffen ambtenarenstatus) bij openbare universiteiten.

* Vereenvoudiging regelgeving dienstverbanden voor bepaaldetijd

* Vereenvoudiging regelgeving ontslag

Tijdelijke aanstelling

Bonden: Er moeten duidelijke afspraken gemaakt worden overtijdelijke aanstellingen en de werkgevers moeten het tijdelijkekarakter van de aanstelling motiveren.

Bij reorganisatie moet er binnen drie maanden een personeelsplanop tafel liggen. Wanneer de werkgever zich niet aan deze termijnhoudt, kan de werknemer niet meer gedwongen ontslagen wordengedurende een periode van 20 maanden.

Functieordenen

VSNU: De werkgevers willen een nieuw systeem van functieordenenuiterlijk in het najaar van 2001 ingevoerd hebben. Aan de bondenwordt een voorstel gedaan voor de invoering van de Hay-methode,inclusief een plan van aanpak.

De werkgevers willen een flexibel personeelsbeleid. Eind vorigjaar zijn er afspraken gemaakt over een aantal experimenten rondeen meer prestatie- en competentiegericht systeem van belonen. Ditsluit aan bij het reeds ingang gezette beleid gericht op meerflexibiliteit en maatwerk. Hiermee willen de werkgevers (jong)talent aantrekken en behouden en kunnen universitaire werknemerszich profileren op de (internationale) arbeidsmarkt.

Differentieel belonen

VSNU: In afwachting van een nieuw beloningssysteem, regelgevingvereenvoudigen en overlaten aan de verantwoordelijkheid van deafzonderlijke werkgevers.

Arbeidsmarkt, loopbaanontwikkeling en mobiliteit

VSNU: Door de vergrijzing, ontgroening en internationaleconcurrentie willen de werkgevers exra maatregelen treffen voorbehoud en aantrekken van jong talent. Een aantal projecten is reedsin gang gezet of gaat binnenkort van start.

Het huidige beleid van de afgelopen twee jaar ten aanzien vandoorstroom van vrouwen naar hogere wetenschappelijke functies wordtvoortgezet.

Bonden: Voortgang van werknemerscategorieën met achterstandop de arbeidsmarkt (zoals vrouwen en allochtonen) moeten aan deCAO-tafel gerapporteerd worden en in de WOPI-cijfers vermeld.

* Landelijk afspraken maken over reïntegratie vanarbeidsongeschikten .

* Sollicitanten die reeds bij een universiteit werken moeten bijandere universiteiten als interne kandidaat beschouwd worden envoorrang krijgen.

* Per universiteit moet er een scholingsplan komen waarinafgesproken is welk percentage van de loonsom aan scholing wordtbesteed.

Loopbaanbeleid moet structureel worden ingepast inpersoneelsbeleid.

* Door de herziening van het belastingstelsel kunnen bepaaldeberoepskosten vanaf 2001 niet meer worden afgetrokken. Binnenredelijke grenzen moet een werknemer recht hebben opcompensatie.

(Buitengewoon) verlof

VSNU: Er moet een studie komen naar vereenvoudiging vanregelgeving inzake verlof. Voor de werkgever zal daarbij de wet'Arbeid en Zorg' leidend zijn. In het wetsvoorstel wordenverlofrechten vastgelegd, uitgebreid en geflexibiliseerd en fiscalemaatregelen voorgesteld voor het sparen van verlof.

Bonden: Wachten met voorstellen totdat kaderwet Arbeid en Zorgduidelijk is.

Werkdruk

Bonden: In vorige CAO zijn afspraken gemaakt overwerkdrukonderzoek. Dit heeft nog geen resultaten opgeleverd. Debondenwillen zo snel mogelijk concrete afspraken hierovermaken.

Disciplinaire maatregelen

VSNU: De huidige disciplinaire maatregelen zijn afkomstig uithet ambtenarenrecht en passen niet meer in modernearbeidsverhoudingen, waarin de gelijkwaardige relatie werknemer enwerkgever centraal staat. Voorstel is om het in de CAO te beperkentot een kapstokartikel.

Sociale zekerheid

VSNU: Op 1 januari 2001 gaan de Ziektewet (ZW) enWerkloosheidswet (WW) voor het universitair personeel vankracht

Pensioen

VSNU: De werkgevers willen de pensioenen flexibeler en modernerte maken. Dit is mogelijk door recente verandering in depensioenwetgeving.

Tegemoetkoming ziektekosten

VSNU: Doordat de overheid een bezuinigingsmaatregel heeftgetroffen in de royale tegemoetkoming in de ziektekosten, willen dewerkgevers dat deze bezuinigingen in de komende CAO ten laste komenvan de tegemoetkomingen voor werknemers.

Bonden: Een evenredige tegemoetkoming in de ziektekosten voordeeltijders en geen uitbetaling naar rato van aanstelling.

Medezeggenschap

Bonden: Werkgevers moeten medezeggenschap van werknemersstimuleren en faciliteren.

Intellectueel eigendom

VSNU: Resultaten van onderzoek rond auteursrecht moeten in devolgende CAO tot afspraken leiden. De werkgevers zijn van mening,dat het intellectueel eigendom van de prestaties binnen deorganisatie aan de werkgever toekomen.

Leeftijdsbewust kwaliteitsbeleid

VSNU: Universiteiten moeten uitstroom ouder personeel in kaartbrengen en deelnemen aan seniorenbeleid.

Janny Ruardy

Studenten Geneeskunde zetten 'health clinic' op in Ghana

Wat is, om te beginnen, nu precies een 'healthclinic'?

Alvin: "Een health clinic heeft een eerstelijnsfunctie,vergelijkbaar met een huisartspraktijk. De kliniek voorziet in deeerste hulp en primaire behoeften van gezondheidszorg. Logba Tota,waar we zo'n kliniek gaan opzetten, ligt in het zuidoosten vanGhana. Er wonen daar en in de omliggende dorpen zo'n 5000 mensen.Deze dorpelingen moeten zeven kilometer lopen voor ze bij de enigeweg naar de stad komen. Het dichtsbijzijnde ziekenhuis ligt 40kilometer verderop."

Hoe kwamen jullie op het idee om zo'n kliniek op tezetten?

Alvin: "Na drie jaar in de boeken te hebben gezeten, wilde ikeruit. Ik wilde wel eens wat patiënten zien. Ik besloot om opklinische stage te gaan in Ghana. Dat was in 1998. Ik werkte eenkleine twee maanden in een ziekenhuis in Kumasi, dat is de tweedegrote stad van het land. Daarna ging ik rondreizen. Zo kwam ik inLogba Tota, waar ik een paar dagen bleef. Ik praatte er met dedorpsoudsten en hoorde dat ze zelf begonnen waren om een healthclinic op te zetten. Maar verder dan de fundamenten waren ze nooitgekomen. Het geld dat ze bij elkaar hadden gelegd, was op."

Joost: "Toen Alvin net terug was uit Ghana, hebben we hethelemaal niet direct gehad over die health clinic. Dat kwam paslater, tijdens een paar goede gesprekken in de kroeg. We beslotentoen vrij snel om het gewoon te proberen, te kijken of het ons zoulukken om die kliniek verder op te zetten. Het is dat Alvin zobeeldend kan vertellen over de situatie daar, dat ik ookenthousiast werd. Zelf ben ik nog nooit in Ghana geweest."

Was het altijd jullie droom om ontwikkelingswerk tedoen?

Alvin: "Nee, helemaal niet eigenlijk. Ik vind het project vooralorganisatorisch interessant. Ik denk nog niet echt aan de mensendie we gaan helpen. Natuurlijk is dat wel ons doel en zal het eengoed gevoel geven om te weten dat er daadwerkelijk mensengeholpenworden. Maar ik ben in eerste instantie heel benieuwd of wedit kunnen realiseren, wij als 23-jarige studenten. Vanuit diegedachte zijn we eraan begonnen."

Joost: "We wisten in het begin totaal niets af vanontwikkelingswerk. Maar door anderhalf jaar te overleggen en tebrainstormen met mensen en ontwikkelingshulporganisaties, zijn wenu een heel eind gekomen. Dat geeft nu al veel voldoening."

Hoe komen jullie aan het geld?

Joost: "Eerst moet je natuurlijk steun zien te vinden bij dejuiste instellingen. Als je die eenmaal achter je hebt staan, gaathet balletje vanzelf rollen. Op de één of andere manierwisten we het vertrouwen te winnen van de hulporganisaties en danwillen ze wel geld geven. We hadden een van de organisaties gebelden toen we een volgende belden, wisten ze daar al van ons plan af.Het wereldje van de ontwikkelingshulp is een nauw verdondennetwerk. Verder kunnen we subsidie van de overheid krijgen enontvangen we wat van particulieren."

Alvin: "We hebben het geld nu bijna bij elkaar. We hebben hetnog niet echt in handen, want de hulporganisaties keren hunbijdrage pas uit als alles rond is."

Hebben jullie wel kennis van de tradities vanGhana?

Alvin: "Het is een voormalig Britse kolonie, dus gelukkigspreken ze Engels. Om het land te leren kennen hebben we veelcontact met mensen die met Ghana te maken hebben. Zo krijgen webijvoorbeeld veel steun van de ambassadrice, die voormalig ministervan volksgezondheid is. Met haar hebben we leuke gesprekkengevoerd. Ze heeft ons veel geleerd over wat voor soortgezondheidszorg men in Ghana nodig heeft. En dat was natuurlijkheel belangrijke informatie voor ons."

Past jullie idealisme nog wel in deze tijd?

Alvin: "Is idealisme uit de tijd dan? En trouwens, ik vind hethelemaal niet zo idealistisch wat we doen. Je hebt vooral veel lefnodig om aan zo'n project te beginnen. We hebben ook al eens eenflinke tegenslag gehad, toen zagen we het even echt niet meerzitten. Dat was na een telefoontje van een hulpinstantie die webenaderd hadden. Die vertelde ons doodleuk dat er al een kliniekbestond, acht kilometer van Logba Tota vandaan. Als je dat hoortwordt je even niet goed. We hebben er allebei nachten niet vangeslapen.

"Ik heb gelijk om uitleg gevraagd bij onze contactpersoon daar.Die schreef terug dat er alleen een ontmoetingsplaats is waarzwangere vrouwen eens in de twee weken met een docter kunnenspreken. Nou dat is natuurlijk niet genoeg."

Joost: "Ik ben het helemaal met Alvin eens. Idealisme is nietouderwets. We ervaren veel steun van medestudenten. Sommigen willenmet ons mee, als de kliniek klaar is, om te gaan helpen. We zullenniet zomaar iedereen meenemen die dolenthousiast is. Eerst moetalles daar in Lagba Tota goed draaien."

Wat is volgens jullie succesvolontwikkelingswerk?

Joost: "Ja, daar hebben we na anderhalf jaar wel wat kennis oververzameld. Een project als dat van ons heeft alleen kans van slagenals de bevolking er zelf achter staat. Ons geluk is dat heteigenlijke initiatief van de mensen daar komt. Zij hebben in eersteinstantie zelf geld ingezameld. Kijk, projecten van mensen dieergens op vakantie zijn geweest en iets wilden doen, zijn stuk voorstuk gesneuvelt. Die blijken bij lange na niet te weten hoe desituatie in elkaar zit."

Alvin: "Dat het ons nu wel lukt, komt denk ik omdat we gelijknaar de goede mensen zijn toegestapt. Da's gewoon een kwestie vanmazzel hebben. En we zijn pas heel laat om geld gaan vragen."

Wanneer moet de kliniek operationeel zijn?

Alvin: "We gaan er in september heen. Dat kon niet eerder omdatwe natuurlijk studenten zijn en een reis naar Ghana kost geld. Danzullen we met de voorbereidingen daar beginnen. Er moetbijvoorbeeld voor gezorgd worden dat de kliniek goed gaatfunctioneren binnen het netwerk van andere medische voorzieningen.En dan hopen we dat de bouw kan beginnen. Wanneer dat precies zalzijn weten we niet."

Joost: "We hebben er in ieder geval nu al veel van geleerd. Endaar kan geen college tegenop."

Joyce Vanhommerig

Hersenonderzoeker Dick Swaab over ziekte van Alzheimer: Gebruik je hersens

Hersenonderzoeker Dick Swaab over ziekte van Alzheimer: Gebruikje hersens

"Ik heb mij altijd geïnteresseerd voor seksegerelateerdeverschillen in de hersenen", zegt Swaab. "Sekseverschillen in dehersenen blijken ook terug te komen bij de ziekte van Alzheimer."Bij die ziekte wordt het geheugen langzaam uitgewist. Depatiënt legt de ontwikkeling van baby tot volwassene inomgekeerde richting af. Wat ooit geleerd werd, wordt vergeten. Depatiënt raakt volkomen ontredderd en eindigt veelal infoetushouding op bed. Hoewel Alzheimer al in de 19e eeuw bekend wasen al in 1907 goed werd beschreven, was de ziekte lange tijdzeldzaam. De vroege vorm viel wel op, maar die kwam weinig voor. Demeest voorkomende vorm is Alzheimer op latere leeftijd. Dat dievorm zich nu zoveel manifesteert, is een gevolg van het feit datmensen steeds ouder worden. "Je kunt Alzheimer zien als de tol diewe daarvoor moeten betalen", stelt Swaab. "Maar accepteer je dat?Je kunt bij zo'n ontluisterende ziekte niet zeggen dat die nueenmaal bij het einde van het leven hoort. Om de kwaliteit van hetleven te bewaken, moet je er iets aan doen."

Nog steeds is de aanwezigheid van veranderingen in de hersenen(de 'neuritische plaques' en 'neurofibrillaire tangles') de enigeecht betrouwbare diagnose voor Alzheimer. Daarvoor moeten dehersenen na het overlijden worden onderzocht. Voor onderzoek zijnook hersenen nodig van pas overleden patiënten en gezondemensen. Om hersenonderzoek te kunnen doen, richtte Swaab in 1985 deNederlandse Hersenbank op. "Inmiddels heeft de Hersenbank zo'ntweeduizend hersenen ter beschikking gesteld aan 360onderzoeksgroepen in twintig verschillende landen", meldt Swaab. DeNederlandse Hersenbank is in staat binnen zes uur na een overlijdende hersenen uit te prepareren. Die snelheid is nodig omdat dechemie van de hersenen zo min mogelijk mag veranderen.

Oestrogeen

De ziekte van Alzheimer is aanvankelijk vooralbestudeerd infamilies die ermee erfelijk belast zijn. "Dat heeft de aandacht testerk gericht op de stapeling van eiwitten die toxisch voor dehersencellen zouden zijn en zo tot celdood en dementie leiden",zegt Swaab. Hij meent dat de familiaire aandoening eenverbijzondering is van de seniele dementie die op latere leeftijdoptreedt. "Zulk onderzoek belicht slechts een deel van het verhaal.Celdood vind je slechts in enkele hersenstructuren. Naar mijnindruk is het veel belangrijker dat de hersencellen weliswaarblijven leven, maar kleiner en minder actief worden."

Dat is een constatering die verstrekkende consequenties heeftvoor therapie, meent hij. "Dode cellen kunnen niet tot leven gewektworden. Bij kleine, inactieve, maar levende cellen is er altijd dekans dat ze door therapie gevitaliseerd kunnen worden."

De gangbare theorie voor de ziekte van Alzheimer is dat door hetgebruik van de hersenen steeds meer schade in de cellen ontstaat,wat uiteindelijk leidt tot onherstelbare schade en celdood. Deaanwezigheid van een bepaalde genetische opmaak (zoals het ApoE-(4gen) versnelt dit proces van 'wear and tear', evenals hart- envaatziekten, roken en het hebben van het vrouwelijke geslacht. Datlaatste waarschijnlijk omdat na de menopauze de productie vanoestrogeen wegvalt. Oestrogeen en - bij mannen - testosteronbeschermen tegen Alzheimer.

Swaab zet daar zijn 'use it or lose it'-theorie tegenover. Hetgebruik van de hersencellen houdt ze juist jong, stelt hij. Dit integenstelling tot de cellen in de rest van het lichaam. "Kijkennaar sport is gezonder dan zelf sporten", zegt Swaab, die niet deindruk maakt een fanatiek sporter te zijn. "Je hersencellen zijndan wel actief, maar je lichaamscellen niet." Vanuit die gedachteis het begrijpelijk dat goede scholing en een veeleisende baanblijken te beschermen tegen de ziekte van Alzheimer.

Omdat de hersencellen er nog liggen kunnen ze met therapiegereactiveerd worden. Verschrompeling van het gebied van debiologische klok verstoort bijvoorbeeld het slaapwaakritme vanAlzheimerpatiënten. Daardoor doen ze hazenslaapjes overdag enspoken ze 's nachts rond. "Licht stimuleert de biologische klok.Dagelijks een paar uur buiten lopen is al voldoende om deze cellente activeren", zegt Swaab, die het daarom betreurt dat veel ouderennauwelijks buiten komen vanwege personeelsgebrek of het ontbrekenvan zorgzame familieleden. "In China zit een familielid naast hetbed van elke Alzheimerpatiënt. Die gaat ook met hen naarbuiten", weet Swaab, die in Beijing betrokken is bij de oprichtingvan het eerste Chinese Alzheimercentrum.

De 'use it or lose it'-hypothese biedt ook perspectieven voorandere technieken die de hersencellen stimuleren. Een vroegediagnose van de ziekte is daarbij echter wenselijk, maar tot nu toeis die nieteenvoudig. Als therapie komen cognitieve inspanningen inaanmerking, maar ook technieken waarbij de cellen door elektrischesignalen van buitenaf worden geprikkeld. En natuurlijk debiochemie, waarbij op hersencellen gerichte chemische boodschappersen groeifactoren kunnen worden ingezet. "Daar is nog een lange wegte gaan", waarschuwt Swaab. "In Amerika is men begonnen metgentherapie met groeifactoren. Er worden genen in de hersenengebracht die de verschrompelde cellen stimuleren, maar er zijn noggeen eenduidige resultaten."

Euthanasie

Swaab meent dat het huidige onderzoek pas bij een volgendegeneratie wereldburgers vruchten zal afwerpen. De komende decenniazullen er twee tot drie keer zoveel patiënten met de ziektevan Alzheimer zijn dan nu. "Dat feit zouden we niet uit de wegmoeten gaan. We moeten ons de vraag stellen wat we dan zoudendoen."

Als je bij je volle verstand een euthanasieverklaring opsteltvoor het geval je later dement wordt, is die niet rechtsgeldig alsdat inderdaad gebeurt. In tegenstelling tot een testament,constateert Swaab oprecht verbaasd. "Euthanasie wordt nognauwelijks geaccepteerd door de samenleving, maar een goedvoorbereid afscheid kan blijvend goede herinneringen voor denabestaanden betekenen." Artsen zouden daar vaker met hunpatiënten over moeten praten, vindt Swaab. En natuurlijk overde mogelijkheid om door het afstaan van de hersenen voor obductiemee te werken aan betere kansen voor toekomstige generaties. Jebent directeur van een hersenbank of je bent het niet.

Maarten Evenblij/Illuster


David de Wiedlezing

Op 14 april houdt prof.dr. D.F. Swaab de jaarlijkse David deWiedlezing in het Educatorium. De titel van zijn lezing luidt:'Alzheimer onderzoek, het begin van een beter einde'. Helaas is hetaantal van 900 toegangskaarten reeds vergeven en is er geen plaatsmeer voor nog meer belangstellenden.

De David de Wiedlezing is uitgegroeid tot een belangrijke lezingvan de Universiteit Utrecht, bedoeld voor medewerkers, studenten enafgestudeerden. Op initiatief van het Rudolf Magnus Instituut voorNeurowetenschappen en in samenwerking met C&E-bankiers werd in1990 gestart met deze lezingencyclus. Telkens staat een actueelvraagstuk op het kruispunt van medisch-biologisch onderzoek en demaatschappij centraal. Een jury, bestaande uit hoogleraren van defaculteiten Biologie, Geneeskunde, Diergeneeskunde en Scheikunde,kiestjaarlijks de spreker uit. Eerdere sprekers waren ondermeerprof.mr. J. Remmelink, dr. A.H.G. Rinnooy Kan, prof.dr. H.Galjaard, prof.dr. F.B.M. de Waal en prof.dr. R.S. Kahn.


Dick Swaab

Prof.dr. Dick F. Swaab (1944) werd in 1978 directeur van hetNederlands Instituut voor Hersenonderzoek en in 1979 hoogleraarNeurobiologie aan de medische faculteit van de Universiteit vanAmsterdam. In 1985 richtte hij de Nederlandse Hersenbank op,waarvan hij directeur werd. Hij werd in 1996 verkozen tot EmilKraepelin gasthoogleraar aan het Max-Planck Instituut voorPsychiatrie in München en ontving in 1998 de KoninklijkeOnderscheiding Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Sedert1998 is hij gasthoogleraar in Hefei, China, en sedert 1999 inBeijing, China, met als doel het oprichten van het eersteAlzheimercentrum in China.

Sound of Music: "Iedere dag een beetje spijt"

Een jongetje van een jaar of vier, vijf hoort zijnmoeder een stuk van de componist Satie spelen. Hij kruipt uit beden loopt in de richting van de muziek. Hij is zo klein dat hij nogmaar net op de piano kan kijken maar dat maakt niets uit: hetjongetje is in één klap verliefd. Twintig jaar later isde liefde van Kees Vis (derdejaars student rechten) voor hetinstrument nog even groot. "Muziek is voor mij net zoiets alsademen. Ik zou niet zonder de piano kunnen."

Kees Vis komt uit een muzikaal gezin. Zijn moeder heeftgestudeerd aan het conservatorium en er werd veel naar klassiekemuziek geluisterd. "Muziek heeft altijd een centrale plaatsingenomen bij ons thuis. Nog steeds, mijn ouders organiseren af entoe lezingen en masterclasses."

Wat hoort Kees zelf graag? "Ook klassieke muziek. Romantici alsSchumann, Brahms en de late Beethoven vind ik erg mooi. Er istelkens weer iets nieuws te halen uit klassieke stukken. Noten opzich zijn niks, het gaat om het gevoel dat er achter zit. Wat wasde bedoeling van de componist? Om dat zo eerlijk mogelijk tebenaderen moet je soms je eigen ideeën op een bepaald momentloslaten."

Piano studeren doet Kees in Parnassos. "Ik heb jammer genoeggeen piano thuis. Dat is toch een beetje moeilijk in verband metgeluidsoverlast. Ik zit er wel eens aan te denken om een silentpiano aan te schaffen. Dat is een piano die niet de akoestiek heeftvan een gewone piano, er komt een soort elektronisch geluid uit.Dat lijkt me wel een beetje hinderlijk, maar het is misschien beterdan niets." In Parnassos zijn de piano's niet altijd in even goedestaat. "Er wordt echt van alles op gespeeld: klassiek, licht,boogiewoogie Dus ze hebben wel wat te verduren. Maar er staan goedemerken en als je 's ochtends heel vroeg komt, heb je kans op eenvleugel."

Kees is van plan in oktober deel te nemen aan een landelijkconcours voor studenten aan het hoger onderwijs in Vredenburg. "Dieknoop heb ik vorige week doorgehakt en dat betekent dat ik nu dusvaker en langer speel. Zo'n vier of vijf uur, liefst iedere dag.Muziek is voor mij net zoiets als ademen. Ik zou niet zonder pianokunnen. Maar spelen kan niet altijd: ik heb ook nog m'n studie enwerk. Wat dat betreft zou het wel prettig zijn om thuis een pianote hebben, dan kun je voor de lol nog even tussendoor een stukjespelen. Nu moet het allemaal watgedisciplineerder. Maar dat is ookwel weer goed, natuurlijk.'

Waarom is Kees niet naar het conservatorium gegaan? "Muziek ophoog niveau is topsport. Echt waar. Het is niet te combineren metiets anders. Acht uur per dag studeren op een stuk is niet meer dannormaal. En dat vergt nogal wat van je. Het is een grote inspanningdie je keer op keer levert als je goed wilt spelen. Dat vond ik eenbeetje te beperkt." Daarom ook de keuze voor de studie rechten."Een maatschappelijk gerichte studie, dat leek me een mooiecombinatie met piano spelen: kunst en maatschappij."

Nooit spijt gehad van die beslissing? Kees lacht: "Iedere dagwel een beetje, altijd als ik achter de piano zit. Maar er is geenweg meer terug. De concurrentie op topniveau is heel groot. Ik bennu al te oud om bij die top te gaan horen, al zou ik bijvoorbeeldvolgend jaar aan het conservatorium beginnen. Maar dat wil ik tochniet. De druk is nu niet zo groot en er zijn zoveel dingen die iknaast de muziek ook interessant vind.'

Studiegenoten en vrienden hebben niet dezelfde passie voormuziek als Kees Vis. "Veel mensen weten weinig van klassieke muzieken beleven het niet zoals ik. Dat geeft niet. Er zijn ook mensendie zeggen dat klassieke muziek per definitie beter is danpopmuziek. Die mening onderschrijf ik niet. Dat het nou toevalligvoor mij geldt, maakt het nog geen wet."

Zoals anderen een klassieke plaat draaien ter afwisseling vanpopmuziek, zo heeft Kees laatst een r&b-cd gekocht. "Een leukeplaat. Van muziek kan ik ook genieten als ik niet zelf speel.Lekker achterover zitten en luisteren. Ik ga vaak naar concerten.Dat kan ik iedereen aanraden. Er is zoveel meer dan alleen je eigeninstrument of je favoriete muziek. En ook buiten de muziek: ik houvan poëzie en van beeldende kunst. Als ik op reis van ga ikaltijd even kijken in een museum en probeer ik me te verdiepen inde geschiedenis van het land."

Met Pasen voor de deur ligt de vraag voor de hand: gaat Keesnaar de Matth"us Passion? "Ja, ik ga dit jaar naar een uitvoeringtoe. Alleen, niet met vrienden. Maar dat vind ik niet erg. Hetduurt erg lang, ruim drie uur. Dat wil ik niemand aandoen!'

Lineke van den Boezem

Setjes: 'Bek houden en gewoon doorvaren'

Hun taakverdeling op het water is duidelijk: De Leeuw is dekapitein. "Ik beman en hij stuurt", vertelt Christa Visscher. "Enwie stuurt heeft het roer in handen." De Leeuw: "We hebben het weleens tijdelijk omgewisseld. Maar we komen zo allebei het best totons recht. Zij is heel rustig in de boot. Als ik beman, ben ik heeldruk met de boten om ons heen en dan praat ik de oren van haarhoofd. Daar wordt ze helemaal gek van." Visscher: "Ik word er heelzenuwachtig van als ik aan het sturen ben en ik hoor: Die gaatsneller en die gaat sneller. Dan denk ik ja, maar waarom gaan wijdan niet sneller. Als het slecht gaat dan vreet ik me helemaal op.Daar maak ik me dan zorgen over. Maar dan zegt hij: Bek houden engewoon doorvaren. Hij heeft de rol van stimulator."

Ze zeilen nu vier jaar samen. Daarvan ziet De Leeuw alsbelangrijkste voordelen dat je niet alles alleen hoeft te beslissenen elkaar kunt stimuleren als het minder goed gaat. De Leeuw enVisscher stimuleerden elkaar zó, dat ze hun relatie ook op dewal voortzetten. "Van het een kwam het ander", zegt Visscher.

In de boot vallen wel eens woorden. "Maar die nemen we nooit meeterug van het water af." Op het water leidt hun samenwerking inieder geval tot redelijke resultaten. De Leeuw: "We eindigen inNederland altijd net onder de top. De top, dat zijn drie of vierboten." In juli doet het tweetal mee aan de EuropeseKampioenschappen op de Oostzee in Duitsland.

Jurgen Swart