Achtergrond

U-raad: 'Consensus is de rode draad'

Eric Kooper, docent Engels bij Letteren: "Het is inderdaad zo,dat we als U-raad minder invloed hebben dan voor 1997. Maar ik benniet ontevreden over hoe we samen met het college een vorm hebbengevonden, waar we ons prettig bij voelen. Neem nou de begroting. Wezouden alleen nog adviesrecht hebben. Na enig gebakkelei met hetcollege hebben we een compromis bereikt over instemmingsrecht watbetreft het meerjarenplan. Ook hebben we invloed op hetontwikkelingsplan. In de ontwerpfase komt het plan drie keer bij deraadsleden langs. Twee keer per jaar wordt er een discussie aangekoppeld en wordt er wat met onze kritiek gedaan.

"En ik heb gemerkt dat het college niet graag ruzie met ons wil.Officieel hebben we alleen adviesrecht, maar wanneer de voltalligeU-raad nee zegt tegen een collegevoorstel, heeft dat zeker invloed.Dat heb je bij het promovendibeleid kunnen zien. Doordat we alsraad gezamenlijk een standpunt innamen, is het college op zijnvoorstel teruggekomen. In die kwestie had ik het gevoel dat we dehele universitaire gemeenschap vertegenwoordigden."

Wat minder goed ging, was de overgang van het ACCU naar CapGemini. De raad was onderling nogal verdeeld. "Doordat iedereendruk was, hebben we geen vooroverleg gehad. Hierdoor kregen we bijdeze complexe materie te weinig verdieping."

Kooper vindt de lage opkomst bij de verkiezingen zorgelijk. Deopkomst van personeel is dan wel hoger dan die van studenten(respectievelijk dertig en dertien procent), maar Kooper vindt tochdat daarom ook de communicatie met het personeel beter moet worden."We zouden meer gebruik kunnen maken van direct mail en facultairenieuwsbrieven. Wellicht gaat de U-raad dan wat meer leven."

Kooper vindt het goed dat studenten samen met personeel in deU-raad zitten. Er zijn ook universiteiten die gekozen hebben vooreen ondernemingsraad, waarin alleen personeel vertegenwoordigd is."Studenten zijn de grootste afnemers, daarom is direct contact zobelangrijk. In universiteiten met een gedeeldevertegenwoordigingworden commissies gevormd. Ik heb gemerkt, datdie door het college tegen elkaar uitgespeeld kunnen worden.Daardoor wordt het moeilijker om een eenduidig standpunt tegen eencollegevoorstel in te nemen."

Dat de raad minder te zeggen heeft is duidelijk. "Toch is hetharmoniemodel waarvoor we in Utrecht hebben gekozen niet alleenvoor ons, maar ook voor het college een overlevingsstrategie. Jekunt naar mijn idee beter praten, dan ruzie maken."

? GOW #@broodachtergrond=Marc de Roos, werkzaam bij bureau controller in het Bestuursgebouw,is van mening dat de U-raad zich sinds de MUB beter moetvoorbereiden om met goede argumenten te kunnen reageren opcollegevoorstellen. "Het college luistert goed en stelt advies vande raad op prijs. Consensus is de rode draad."

De Roos kan zich goed in het gekozen harmoniemodel vinden, maarvindt wel dat de U-raad zich meer zou kunnen vastbijten inonderwerpen die aan de orde komen. "Wat ik goed vond, was hetpromovendibeleid. Door ons is de bestaande rechtspositie van deaio's gewaarborgd. Minder tevreden ben ik over het feit, dat erwillekeur is bij de uitvoering. De regeling bij RuimtelijkeWetenschappen is bijvoorbeeld rianter dan bij Letteren. De U-raadzou bovendien wat actiever kunnen zijn voor hetniet-wetenschappelijk personeel. De wetenschappers krijgen volopaandacht, zoals met de WP-FLOW. De anderen komen er bekaaid van af.Ik wil dan ook pleiten voor een actief loopbaanbeleid voor dezecategorie."

Het aantal successen van de U-raad nieuwe stijl vindt De Roosaan de magere kant. "De raad is te bescheiden en loopt niet vooropmet een eigen mening. We zouden meer eigen visie moetenontwikkelen."

Ook de Roos is voorstander van de ongedeelde medezeggenschap."Dit neemt niet weg dat personeel en studenten tegenstrijdigebelangen kunnen hebben die wel degelijk aan de orde moeten komen.Naar mijn idee moet dat gebeuren in de faculteiten. Dit is eenmooie taak voor de faculteitsraden, na het opheffen van dedienstcommissies met de MUB."

Door de lage opkomst bij de verkiezingen vraagt De Roos zich weleens af voor wie hij eigenlijk in de raad zit. "Om de achterbanmeer bij het raadswerk te betrekken moeten we veel meer gebruikgaan maken van internet en e-mail. Onze nieuwe voorzitter is medehierom gekozen. Daarnaast mis ik een bruisend café in deUithof. Want voor goede communicatie is zo'n ontmoetingsplekonontbeerlijk."

Vivien van Geen is docente sociale- en organisatiepsychologiebij de faculteit Sociale Wetenschappen. Over de positie van de raadzegt zij: "Het college wil graag constructief commentaar van ons,want binnen een universiteit zijn mensen debelangrijksteproductiefactor en daar moeten ze wel mee blijven communiceren. Ikvind wel dat we erg aan de leiband van het college lopen. We hebbende grenzen van onze medezeggenschap nog niet verkend en zijn ergvoorzichtig. Eigenlijk hebben we een stevige positie, maar we doener te weinig mee en vertegenwoordigen onvoldoende onzeachterban."

Van Geen heeft daarom ook begrip voor de lage opkomst bij deverkiezingen. "Zolang we alleen als adviesraad van het collegeoptreden, zal dit ook niet verbeteren. Om beter te functionerenzouden de U-raadsleden beter met elkaar en met faculteitsradenmoeten samenwerken en meer contact met de achterban moeten hebben."Als voorbeeld noemt Van Geen het gedecentraliseerdeemancipatiebeleid. "Sommige faculteiten doen nu alleen watverplicht is en ontwikkelen geen beleid. Of neem deonderzoekscholen. Om lid te worden moet je een bepaald aantalpublicaties in vijf jaar op je naam hebben staan. Wanneer jeparttime werkt, red je dat niet. Het college doet hier weinig tegenen als U-raad is het moeilijk om dit aan te pakken."

Toch is Van Geen tevreden over het gekozen harmoniemodel. Desterke kant van de ongedeelde vertegenwoordiging vindt ze dat je dehele universitaire gemeenschap vertegenwoordigt. "Maar er zijn ookbelangenverschillen tussen personeel en studenten. Ik kan mevoorstellen dat studentenverenigingen bijvoorbeeld zelf met hetcollege onderhandelen over ruimte, daar hoeven wij niet bij tezitten."

Minder tevreden is ze over de gevolgen van de MUB in defaculteiten. "Een hoogleraar kan nu zonder overleg bepalen wie welkonderwijs gaat geven. Dat werkt demotivering in de hand en gaat tenkoste van het onderwijs. Je moet maar hopen dat je hoogleraarinspraak toelaat."

Janny Ruardy

De relatie tussen de bacterie en de boon

Dat is één van de conclusies uit het promotieonderzoekvan Maurien Olsthoorn naar de afscheiding van signaalstoffen doorrhizobium- en salmonellabacteriën. Hoewel bacteriën inveel opzichten relatief eenvoudig in elkaar zitten, beschikken zijover een zeer verfijnd mechanisme om met hun omgeving tecommuniceren, constateert Olsthoorn. Zij doen dat doorsignaalstoffen af te geven die bij soortgenoten en andereorganismen in hun directe omgeving positieve of negatieve reactiesuitlokken.

Een voorbeeld van een door de rhizobiumbacterie gewenstepositieve reactie is de herkenning van de signaalstof door plantenvan de familie der vlinderbloemigen, zoals de lathyrus, de klaver,de erwten en de boon. Als de plant de bacterie herkent, krijgt dezetoegang tot zijn wortelknolletjes. Daar krijgt hij van de plantsuikers toegediend in ruil waarvoor hij stikstof afgeeft. Gevolgvan deze voor beide partijen profijtelijke symbiose is datvlinderbloemigen op stikstofarme grond goed groeien, doordat zijdankzij de bacterie als het ware over hun eigen milieuvriendelijkemest beschikken. Daardoor zijn bonen en erwten ideale gewassen voorgebieden met relatief onvruchtbare landbouwgrond.

Omdat zowel planten als bacteriën zeer kieskeurig zijn inde keuze van hun partner, is het dus van groot belang voortoepassing in de landbouw dat zowel de chemische samenstelling vande signaalstoffen als de omstandigheden waaronder zij wordenafgegeven zo exact mogelijk bekend zijn. In haar onderzoekonderzocht Olsthoorn deze beide aspecten en ontdekte daarbij datook de bodemtemperatuur grote invloed heeft. Om zijn signaalstofniet nodeloos te vermorsen produceert de rhizobiumbacterie degrootste hoeveelheid bij de temperatuur van de bodem waarin debetreffende plant groeit. De behoefte aan symbiose is kennelijk zogroot dat verder identieke bacteriën hun vermogen omsignaalstoffen af te scheiden hebben aangepast aan het klimaatwaarin de plant in kwestie leeft.

Naast positieve effecten kunnen signaalstoffen ook negatievegevolgen hebben. Dat blijkt uit het voorbeeld van desalmonellabacterie, waarvanhet met name de signaalstoffen zijn dievoedselvergiftiging en andere ziektebeelden veroorzaken. Voor dezebacteriesoort onderzocht Olsthoorn, die begin deze week op haaronderzoek promoveerde, met name de chemische samenstelling van deziekteverwekkende signaalstoffen. Zij ontdekte dat die stoffen bijeen groot aantal bacteriestammen worden gekenmerkt door eengemeenschappelijke kernstructuur. Haar conclusie is dat meer kennisvan die structuur wellicht zou kunnen leiden tot de productie vanéén geneesmiddel tegen een groot scala aanziekteverwekkende bacteriën.

EH

Setjes: 'Er valt per ongeluk wel eens een klap'

De karatetraining vindt plaats in een groep, maar Van der Schooten Schuringa doen de meeste oefeningen samen. "We zijn ongeveer vangelijke lengte. Dat traint heel prettig", zegt Schuringa. Toch zijner de nodige verschillen tussen de dames, want Schuringa draagt eenzwarte band, eerste dan, en Van der Schoot een bruine. "Dat isalleen maar een kwestie van trainingsjaren", vindt Schuringa. Hetbelangrijkste is dat ze elkaar tijdens de zware trainingenstimuleren. Bovendien vullen hun karatestijlen elkaar aan.

Van der Schoot: "Het is prettig om met iemand met een hogereband te trainen, want die geeft goede aanwijzingen." Voor Schuringais het omgekeerde geen bezwaar. Voor haar is een bruine bander goedgenoeg om prettig mee te trainen. Wanneer er een wedstrijdje wordtgedaan, het zogenaamde karate-kumit, delft zij zelfs vaak hetonderspit, omdat haar ervaring niet opweegt tegen de fanatieke Vander Schoot. "Ingrid is een echt katameisje, zegt Van der Schoot."Ze is erop gericht om alle oefeningen heel precies en beheerst tedoen." Schuringa: "Sabien is heel fel en agressief. Die heeft veelmeer wedstrijdervaring."

Hoewel de training er af en toe ruig uitziet, is het duo nooitbang voor elkaar. "Er valt wel eens per ongeluk een klap, maar weleren juist om de oefeningen zo beheerst mogelijk te doen", zegtSchuringa. Toen zij op moest voor haar eerste dan-examen koos zijvoor Van der Schoot als haar examenpartner. "Dan moet je wel veelvertrouwen in elkaar hebben."

Jurgen Swart

Topgolfster Joan van de Kraats: 'Je moet natuurlijk niet lopen te fluimen'.

Topgolfster Joan van de Kraats: 'Je moet natuurlijk niet lopente fluimen'.

Van de Kraats begon op haar vijftiende met golfen; In Nederlandeigenlijk ongebruikelijk op die leeftijd. "Mijn ouders golfdenallebei en mijn moeder zei: 'Probeer het eens. Het is leuk als jedat ook kan'", vertelt Van de Kraats over haar keuze. Ze blonkdirect uit. "Het is fijn als je net begint en je krijgt direct eenaanbieding om in een selectie te spelen. Dat is leuker dan op eenlager niveau te tennissen", vertelt Van de Kraats die aanleg hadvoor meer sporten.

Ze steeg snel op de nationale golfranglijst. Dit jaar is ze lidvan Oranje, de nationale amateurselectie. Van de Kraats isbehoorlijk fanatiek, al vindt ze dat zelf een rotwoord. "Ik noemhet serieus: ik ben heel serieus met mijn sport bezig. Ik traindrie dagen per week. Op vrijdag, zaterdag en zondag. Daarnaaststudeer ik."

Toch komt de studie niet op het tweede plan. "Dankzij een goedtopsportbeleid van de universiteit kan ik het allemaal goedcombineren. Ik heb een goede studieadviseur die zorgt dat ik hetallemaal een beetje bij kan benen. De examencommissie weet dat ikaan topsport doe en als ik er niet ben, krijg ik een mondeling. Ikmag op Olympos fitnessen en ik krijg een soort vergoeding als ikdoor mijn sport studievertraging oploop. Je moet natuurlijk nietlopen te fluimen, want dan geven ze je echt geen mondelingen. Maarde meeste sporters zijn net als ik wel consciëntieus."

In september 2001 hoopt ze, na vijf jaar, af te studeren. "Danwil ik naar Amerika om twee tot vier jaar te golfen. Maar ik vindniet dat je alles op één paard moet inzetten. Je hoeftmaar een vinger te breken of door je enkel te gaan en je bent eenpaar weken uit de roulatie. Daarom wil ik er een studie bijdoen. Opamateurniveau bij een universiteit wil ik rustig uitzoeken hoe verik kan komen.

Als ik daar ben, staat het golfen wel op de eerste plaats. Ikdenk dat ik de wereldtop kan halen als ik structureel blijftrainen. Maar die beslissing neem ik pas als ik een jaar of twee inAmerika ben. Ik ga niet prof worden om ergens in de achterhoede teeindigen. Dan verdien je trouwens ook niks. Bij de vrouwen wordt erbovendien veel minder verdiend dan bij de heren. De top 15 van dewereld kan er goed van leven. Ik denk daar wel over na, maar op ditmoment speelt dat eigenlijk nog helemaal niet. Eerst moet ik op ditniveau zien te winnen."

Kick

Ze won tot nu toe één belangrijk internationaaltoernooi: het Canon European International under 21. Haarbelangrijkste doel op dit moment is kwalificatie voor hetwereldkampioenschap aan het eind van het jaar. Daar is haar heleseizoen op gericht. "In mei zijn er kwalificatietoernooien inNederland. Daar kwalificeren de beste acht zich. Het balletje isrond, maar je mag er van uitgaan dat ik dat wel haal." Die besteacht spelen daarna een kwalificatie voor drie plaatsen op het WK.Haar kansen schat ze op tachtig procent. Die calculatie isgebaseerd op haar eigen kunnen. "Maar voor hetzelfde geld haal ikniet", blijft ze voorzichtig. "Bovendien moet je dan ook op datwereldkampioenschap nog goed spelen. Je hoort vaker dat atletenpieken om zich te kwalificeren, maar op een kampioenschap nietspresteren. Ik richt me op goed presteren op het WK."

De lol in golfen zit hem voor Van de Kraats vooral in een goedeprestatie. "Het geeft een kick om een goede score neer te zetten.Je speelt niet in een team. Er is er maar één die datheeft gedaan en dat ben jij. Bovendien is het reizen en alle mensendie je daardoor leert kennen ook heel leuk. Als je alleen tussen deoma's op je club speelt, is het een heel ander verhaal. Maar als jeweet dat je buitenlandse toernooien mag spelen..."

Swing

En buitenlandse toernooien zijn er veel. Van de Kraats is tussenmaart en oktober constant op reis door heel Europa. "We beginnenieder jaar met een voorjaarsstage in Spanje of Portugal. Daarnaspelen we meestal de Spaanse en Portugese open. Maar de Portugeseheb ik dit jaar moeten overslaan, omdat ik tentamen moest doen. Inapril spelen we in Nederland competitie. Daarna gaan we ook nognaar Schotland en Ierland."

Dat reizen maakt golfen zwaar. Ze werkt dan ook veel aan haarconditie. "Een toernooi duurt vier dagen en je moet elke dag vijfà zes uur spelen. Als je een druk seizoen hebt, vlieg je vanhet ene toernooi naar het andere. Om dat vol te houden heb je echteen goede conditie nodig."

Daarnaast traint ze veel op haar techniek. "Het gaat erom dat jeheel constant wordt. Dat je een swing krijgt, waarmee je altijdhetzelfde type bal kunt slaan. Aan de top mag je geen missers meerslaan. Het draait op dit niveau om kleine dingetjes."

Naarmate je ouder wordt, wordt je steeds beter, volgens Van deKraats. Haar spel is veranderd. "Vroeger hield ik meer vanmatchplay." Dat is een knock-out systeem waar bij de spelers holesvan elkaar moeten winnen. Dan speel je echt tegen iemand en dan wilik winnen.Strokeplay, waarbij alle slagen tellen, is meer je eigenspelletje spelen. Nu ik ouder word, wordt mijn strokeplay beter.Maar eigenlijk moet je in beide speltypen hetzelfde doen. Gewoongoed spelen.'

Jurgen Swart

De Woolloomooloo is dertig jaar dezelfde gebleven

De Woolloomooloo blaast vandaag dertig kaarsjes uit.De oudste en bekendste studentendisco van Nederland viert haarzesde lustrum met, hoe kan het ook anders, een groot feest.Donderdag 6 en vrijdag 7 april staan er optredens gepland uit dedrie decennia, van George Baker en Spargo tot dj Erick E en djSven. Iemand die de Woolloomooloo vanaf het begin heeft meegemaaktis portier Fred Prang (47), zelf bijna even bekend als de discowaar hij aan de deur staat.

Seventies

"De beginjaren waren de ruigste jaren. Er kwamen toen studentenvan allerlei uiteenlopende stromingen. Van krakers tot corpsleden,van feministische vrouwen tot John Travolta look-alikes. Iedereenvoelde zich hier thuis. Alles werd geaccepteerd en iedereen pastezich aan elkaar aan. De Woolloomooloo was apart. We stonden modelvoor uitgaand Utrecht en vrij snel wist iedereen in het land wat deWoolloomooloo was.

"Wat muziek betreft hebben we altijd een beetje achter de modeaangelopen. Dat wilde men. In het begin draaiden we veel disco.Maar ook wel wat muziek uit de jaren zestig.

"Maar we waren de eerste studentendisco en daarmee hadden we eenvoortrekkersrol. Niet alleen doordat we een studentendisco warenwaar veel verschillende studenten kwamen, maar ook omdat we alseersten het pasjessysteem hanteerden en we ongelimiteerdeopeningstijden hadden. We waren dé tent van Nederland. Vanuitde rest van het land kwamen ze hier kijken om ons vervolgens tekopiëren. Dansen bij Jansen is gewoon de Amsterdamse remakevan de Woo.

"Het succes was enorm. We waren elke avond open. Het was toengoed te merken dat er niet zoveel druk achter het studeren stond:veel barkeepers en dj's waren van die eeuwige studenten. Ze kondenveel tijd stoppen in het runnen van de Woo. Maandag was de meestrustige avond. En dan nog waren er zo'n vierhonderd mensen binnen.Elke dag stond er een rij tot aan de Janskerk, van veertig meter.We gingen dan om half elf open en als ik een beetje mazzel had,stond ik de volgende ochtend om half tien buiten. Met nog enkelehonderden klanten. Vaak kwam de politie kijken, die dachten dat errelletjes waren omdat er opeens zoveel mensen op het Janskerkhofstonden."

Eighties

"In de jaren tachtig werd er duidelijk serieuzer gestudeerd. Destudiedruk werd groter en daarom nam hier die enorm grote druktevan de jaren zeventig een beetje af. Hoewel de Woolloomooloo nogsteeds mateloos populair was, hoor. Nog steeds moeten we meermensen weigeren dan binnenlaten. We zijn nooit echt commercieelgeweest. Elke avond moet ik honderden mensen wegsturen. Daarmeeloop je natuurlijk nogal wat inkomsten mis.

"Die exclusiviteit was ook wel ons handelsmerk. In de jarentachtig kwamen er veel sterren. Herman Brood zat hier vaak, JulesDeelder, Het Goede Doel zonder Henk Westbroek, dat soort mensen.Zelfs Afrikaanse prinsen, halfvol behangen met goud en omringd doorbodyguards, kwamen hier regelmatig feesten.

"We kregen er wel wat concurrenten bij, waaronder de Cartouche.Die richtten zich ook op het studentenpubliek. De verschillendegroepen studenten begonnen hun vleugels uit te slaan. De feministenkregen hun eigen horecagelegenheid: De Heksenketel. De krakers, diedoor de anderen 'de pluizen' werden genoemd, gingen ergens andersheen en ook de homo's kregen hun eigen stek, de Roze Wolk. Wemoesten ons publiek dus ineens delen. We hadden daardoor watserieuze dipjes. Maar we overleefden die altijd wel. Mensen diedoor de jaren heen trouw zijn blijven komen, zijn de leden vanVeritas, Unitas en de UVSV.

"In de jaren tachtig veranderde er nog meer in de horecawereld.Het werd makkelijker om vergunningen te krijgen, zodat wij nietmeer de enige waren die tot vroeg in de ochtend open waren. Tochhielden wij vast aan ons deurbeleid. Met het pasjessysteem ben ikzelf begonnen. Je komt alleen de Woolloomooloo binnen als jestudent bent. In het begin lieten we vrouwen er zonder pasje ookin. Maar in 1984 werden we daarom beschuldigd van discriminatie.Toen hebben we besloten voor de vrouwen ook pasjes te maken.Desondanks komen er nog altijd veel vrouwen, eigenlijk altijd ietsmeer dan mannen. Maar dat is goed voor een discotheek. Als ervrouwen komen, komen er ook mannen."

Nineties

"In de jaren negentig is de uitgaanswereld steeds trendiergeworden. Studenten gaan vaker naar modernere disco's. Nu wil ikniet zeggen dat dat voor ons de doodklap is, maar de concurrentieis daardoor natuurlijk nog sterker geworden dan vroeger. En deWoolloomooloo is toch gewoon dezelfde gebleven. We hebben ons nietkrampachtig willen aanpassen aan de nieuwe tijden. We hebben nieteenswat aan ons interieur veranderd.

"Nog steeds is het een belangrijke ontmoetingsplek voorstudenten. Ze blijven komen. Ik moet nog vaak zo'n driehonderdmensen weigeren. Het enige wat is veranderd, is dat we niet meerélke avond flink feesten. De topavonden zijn nu de woensdagtot en met zaterdag. De rest kan je nu eerder vergelijken met eengroot café.

"Men heeft het nu zo vaak over zinloos geweld, maar die helehype is ontzettend overdreven. Zinloos geweld is geen nieuwfenomeen, en zeker niet iets dat de afgelopen jaren is toegenomen.Nee, in de jaren zeventig was het geweld juist harder. Ik ben eensbeschoten door iemand die ik geweigerd had. Vaak moesten agenten mena afloop van m'n werk escorteren naar m'n auto. De mishandelingenwaren veel heftiger, ik zou bijna zeggen moorddadig.

"Wat mij opvalt is dat de commissies even enthousiast zijn alsin de jaren zeventig. De Woolloomooloo heeft een bestuur datvergelijkbaar is met een gewone studentenvereniging. Toch hebbendeze jongens nooit een overbruggingsjaar kunnen krijgen van deuniversiteit, wat een student die een jaar in het bestuur van eenstudentenvereniging zitting neemt, wel krijgt. Ookoud-commissieleden en bezoekers blijven die verbondenheid met deWoolloomooloo voelen. De Woolloomooloo is altijd als een rode draaddoor de Utrechtse studenten- en uitgaanswereld blijven lopen."

Joyce Vanhommerig

Zesde lustrum Woolloomooloo. Donderdag 6 april:Spargo, dj Erick E. Vrijdag 7 april: George Baker, Blues Brothersdedication revue & Belushi memorial band, dj Sven. Beide dagen,zaal open: 22.00 uur. Optredens vanaf 24.00 uur. Vrijdag is erafterparty vanaf 05.30 uur. Entree: 15 gulden per avond, eenpassepartout voor beide dagen kost 25 gulden. Kaarten zijn teverkrijgen aan de bar.

'Leiding moet de bevlogenheid van werknemers bevorderen'

In Nederland lijden zo'n 250 duizend mensen eraan:het burn-outsyndroom. Door te hoge werkdruk of slechte begeleidingraken jaarlijks vele duizenden mensen opgebrand en belanden in deziektewet. De Utrechtse onderzoeker Arnold Bakker heeft een modelontwikkeld dat de oorzaken en gevolgen van burn-out in kaartbrengt.

Dr. Arnold Bakker van de Utrechtse vakgroep Sociale- enOrganisatiepsychologie heeft het druk. Vanuit de hele wereld bellenjournalisten en bedrijven met vragen over het door hem ontwikkeldeWEB-model. Het Werkstressoren-Energiebronnen-Burn-out-model vormteen solide wetenschappelijke basis voor een deugdelijke analyse vanhet burn-outsyndroom. Die basis is hard nodig want er doet veelonzin de ronde over burn-out, vindt Bakker.

"Verzekerings- en bedrijfsartsen verklaren jaarlijks duizendenmensen 'opgebrand' terwijl ze eigenlijk helemaal niet weten wat hetburn-outsyndroom is. Die mensen zijn ook helemaal niet opgeleid omom te gaan met psychische syndromen. Daarnaast zijn er tallozeadviesbureau's die bij bedrijven burn-out als grote boosdoeneruitroepen. Over een wetenschappelijke basis voor hun uitsprakenmaken zij zich weinig zorgen."

Wat burn-out wel is, kan Bakker simpel uitleggen. "Burn-outheeft drie componenten: uitputting, helemaal leeg zijn; distantie,het gehad hebben met je werk; en uiteindelijk verminderdebekwaamheid, je doet je werk minder goed. De oorzaak van burn-outis gelegen in werkstressoren zoals een hoge werkdruk, je werk meenaar huis nemen, en veel zwaar werk moeten doen. Energiebronnenzoals steun van je collega's, feedback van je baas en ruimte voorzelfontplooiing voorkomen daarentegen burn-out."

Sociale Wetenschappen

Burn-out is dus een duidelijk syndroom en hoort niet thuis inhet rijtje aandoeningen zoals whiplash of het chronischvermoeidheidssyndroom, waar mensen weliswaar last van hebben, maarwaar weinig wetenschappelijke onderbouwing voor is. Bakker: "Hetburn-outsyndroom is juist heel concreet. De drie door mij genoemdecomponenten hebben een grote voorspellende waarde voor hetziekteverzuim, de efficiency en de productiviteit van een bedrijf.Hetsyndroom kan zelfs direct gekoppeld worden aan medischeaandoeningen. Mensen die een hogere kans op burn-out hebben, lopenook een aantoonbaar verhoogd risico op hart- en vaatziekten."

De belangrijkste oorzaak van burn-out is een te hoge werkdruk.Die is in Nederland het hoogst van alle Europese landen. Bakker kandat wel verklaren. "Van elke drie Nederlanders moeten er twee inhet kader van het werk met andere mensen omgaan. En dat is een heelgrote potentiële stressor. Verder gaat het erg goed met deeconomie, wat simpelweg betekent dat er hard gewerkt moetworden."

Last van een te hoge werkdruk hebben ook medewerkers van deFaculteit Sociale Wetenschappen, zo meldde het U-blad op 20 januarijl. Onderzoek had uitgewezen dat een kwart van de mensen last hadvan burn-outverschijnselen. Bakker vindt het moeilijk om over ditresultaat te oordelen. "Wat mij wel opvalt is dat de onderzoekersgeen onderscheid hebben gemaakt tussen louterburn-outverschijnselen en echt opgebrand zijn. Het onderzoek haddus wel beter gekund. Bovendien hebben de onderzoekers pas tweejaar na het onderzoek de resultaten bekend gemaakt. "Als wijonderzoek doen bij een bedrijf, dan maken we binnen enkele wekeneen rapport. Anders worden de resultaten afgedaan alsachterhaald."

WEB-model

Een interessante analyse, maar boeiender is dat Bakker burn-outhanteerbaar wil maken met het door hem ontworpen 'WEB-model'. "Hetmodel is een soort mal waar elk bedrijf als het ware ingegoten kanworden. Voor alle stressoren en energiebronnen geeft het aan hoebelangrijk ze zijn met als gevolg dat je redelijk kunt voorspellenhoe groot de kans is dat in zo'n bedrijf burn-out zal optreden.

"Waar je vooral op moet letten zijn bedrijfsspecifiekestressoren. Bij een pensioenverzekeraar die we onderzocht hebben,bleek het inwerken van nieuwkomers bijvoorbeeld een groot probleemte zijn. In een fabriek van Smiths was het de snelheid van delopende band met zakken chips. In de zorgsector is de werkdruk weermeer van sociale aard. Daar ondervind je druk als je niet genoegtijd hebt om iemands verhaal te horen omdat je de volgende afspraakmoet halen."

Een bedrijf dat Bakker uitnodigt, kan dus rekenen op een rapportwaarin hij dat bedrijf precies vertelt waar de zwakke plekken in deorganisatie zitten. Zo kan zo'n bedrijf burn-out zo gerichtmogelijk bestrijden. Maar Bakker is een man met een missie.Burn-out aanpakken is leuk, zegt hij, maar voorkomen zou mooierzijn. "Ik ben een idealist, ik wil ervoor zorgendat mensen eengezondere werkomgeving krijgen. In de ARBO-wet staat dat bedrijveneen gezonde werkomgeving moeten garanderen voor hun werknemers. Demeeste bedrijven weten alleen erg weinig van arbeidspsychologie.Daarom is voor onze vakgroep een belangrijke, voorlichtende rolweggelegd."

Om het WEB-model ook te kunnen gebruiken om de de werkomgevingvoor de medewerkers van een bedrijf prettiger te maken, heeftBakker het inmiddels uitgebreid door de 'B' van burn-out tevervangen door de 'B' van bevlogenheid. Te veel stressoren en teweinig energiebronnen leiden tot burn-out, is zijn theorie. Dusomgekeerd moeten vitaliteit, toewijding en flow tot bevlogenheidleiden. Bevlogen werknemers 'hebben er zin in', zijn betrokken bijhun werk en kunnen daar helemaal in opgaan. Door de werkomgevingproactief te veranderen kun je als leiding die bevlogenheid van jewerknemers bevorderen, stelt Bakker. En dat werpt weer zijnvruchten af, want enthousiaste medewerkers zorgen voor eenstijgende arbeidsproductiviteit.

Flow? Vitaliteit? Doet dat niet verdacht veel denken aan dekretologie van Emile Ratelband. Maar daarvan moet Bakker, strak ingilet en stropdas gestoken, niets hebben. "In de kolommen van deTelegraaf mag Ratelband veel succes hebben, wetenschappelijkonderbouwd zijn zijn ideeën niet. Flow daarentegen is eenbekend concept uit de sportwereld. Schaatsers bijvoorbeeld kunnenondanks zware fysieke inspanning door blijven gaan als de vorm eris. Ik ben ervan overtuigd dat mensen zoiets ook op hun werk kunnenervaren, mits je daar de voorwaarden voor creëert. En dat kan.We hebben nu twaalf studies met het model uitgevoerd bij 4500werknemers. Daaruit blijkt dat de mate van bevlogenheid vanmedewerkers inderdaad nauw samenhangt met bepaalde karakteristiekenvan de werkomgeving."

Universeel model

Rita Kohnstamm raadde in NRC Handelsblad van 1 april jl.scholieren af om psychologie te gaan studeren. Er zijn al te veelpsychologen en bovendien zou er geen behoefte (meer) zijn aan hunkennis, aldus de columniste. Maar afgemeten aan de grotehoeveelheid bedrijven die bij hem in de rij staan voor eenpraktisch advies, lijken Bakker en de zijnen het ongelijk vanKohnstamm te bewijzen. Hij lacht als de telefoon weer eens gaat."Het is een beetje hectisch vandaag." De vakgroep zal echter nietop de commerciële toer gaan. Bakker: "Het leuke is juist datbedrijven ons hele praktische vragen blijven stellen. Dat geeft onsde kans om dat bedrijf te bekijken en dat betekent dat wij weernieuwe wetenschappelijke gegevens krijgen. Zo snijdt het mes aantwee kanten."

Bakker denkt dat zijn model ook zeer goed bruikbaar is buitenbedrijven, omdat er eigenlijk overal sprake is van stressoren enenergiebronnen. Voor zich uit filosoferend zegt Bakker: "Eenstudent met psychische klachten zou bijvoorbeeld de tentamendrukals stressor kunnen voelen, terwijl een te klein sociaal netwerkeen te lage energiebron zou kunnen betekenen. Als eenstudieadviseur dat duidelijk kan maken, dan kan hij zo'n studentwaarschijnlijk een heel nuttig advies geven."

Bakker is duidelijk enthousiast over de mogelijkheden van zijnbenadering. "Ik hoop dat andere onderzoekers dit model kunnengebruiken en dat het mensen aan het nadenken zet. Het is zonde datwetenschappers vaak zo slecht van elkaars werk op de hoogte zijn.De wetenschapsbijlagen van de Volkskrant en het NRC Handelsbladzouden daarom veel dikker moeten zijn."

Rinze Benedictus

Sound of Music: `Je moet die noten veroveren'

"Ik vind zingen het leukste wat er is, en ik wil hetmijn hele leven blijven doen, dacht ik toen ik twaalf was. Dus deedik auditie voor de vooropleiding van het conservatorium. Maar ikhad de consequenties daarvan natuurlijk niet doordacht." De nunegentienjarige Maria Goetze, mezzo-sopraan, besloot nadrieënhalf jaar jong-talentklas toch gééncarrière in de muziek te ambiëren. Na een adempauze vaneen jaar, begon ze in plaats daarvan met een studie Duits. Waaromhaakte ze af?

Het was geen negatief bepaalde keuze. Levendige verhalen overmoderne vocale muziek, een tournee met het Nederlands StudentenKamerkoor en een met veel Bach en Schütz gevulde cd-kastbewijzen dat ze haar liefde voor de stem tijdens diedrieënhalf jaar vakopleiding niet heeft verloren.

"Ik ging naar het conservatorium met het idee `ik wil zingen',en niet `ik wil zangeres worden'", vertelt Maria. "Hetconservatorium is vooral op solozang gericht. Maar ik kwam erachter dat ik het helemaal niet zo leuk vond in m'n eentje op eenpodium te staan. En ik wilde het liefst barokmuziek zingen, terwijlik vooral romantisch repertoire kreeg voorgeschoteld. Op eengegeven moment begon ik me af te vragen: Wil ik eigenlijk wel m'nhele leven zingen, ook als ik eens géén zin heb? 'Wat iser met jou aan de hand?' vroeg mijn lerares. De twijfel sloeg opm'n stem à misschien toch de spiegel van de ziel. Ik had melaten meevoeren door de gebeurtenissen, maar daar nooit echtinvloed op gehad. Dit had natuurlijk ook met mijn leeftijd temaken. Het is in elk geval goed dat ik toen ben gestopt."

Hoewel Maria een terugkeer naar het conservatorium nietuitsluit, is ze vastbesloten haar studie Duits met succes af teronden. De eerste motivatie daaraan te beginnen ontsproot overigensaan de klank, het muzikale van die taal. Duits snauwend enhakkerig? Dat is een van onze grootouders overgenomen vooroordeel,aldus Maria. "Door het zingen van Bach en Schütz heb ik hetjuist als een heel zachte, poëtische taal leren kennen."

Stembuiging

Maria's muzikale voorkeur ligt in de eerste plaats bij vocalemuziek. "Mijn ouders draaiden bijna alleen maar muziek met zang.Dat krijg je dan mee. Instrumentale klassieke muziek snap ik somsniet zo goed. Dan kan ik de lijn niet volgen. Jeetje, wat klinktdat dom zeg; het zal een kwestie van wennen zijn. Maar ik luisterhet liefst naar (Duitse) barokmuziek. Schütz, Bach, inderdaad.Verder houd ik erg van modern klassiek, vooral om zelf tezingen."

Verschrikkelijk

Niet voor niets ging Maria dit jaar voor het tweede maal mee metde tournee van het Nederlands Studenten Kamerkoor, als allerjongsteoverigens. Want na een zeer intensieve repetitieperiode brengt hetvocale equivalent van het Nederlands Studenten Orkest zeven maaleen programma dat uit louter modern repertoire is samengesteld.Moeilijk? Ja. Niet om aan te horen? "Aanvankelijk klinkt het vaakverschrikkelijk. Toen onze dirigent, Hans Leenders, éénvan de werken voor het eerst doorspeelde op de piano, dachtiedereen: Jèk. Uiteindelijk bleek juist dat stuk, hetMagnificat van Carlos Mich'ns, één van de mooiste werkenvan het programma. Je moet die noten veroveren, dat is nou juist zoleuk. Maar tijdens de concerten hoort het grootste deel van hetpubliek die muziek natuurlijk voor het eerst, en dat kan dan bestmoeilijk zijn. `Alsof je een huis op z'n kop bouwt', zei mijnvriendje over dat stuk. Ik begreep dat niet helemaal, maar hij vondhet niks in elk geval."

Tijdsdruk

Hard werken dus, dat NSK. Veel gezelligheid, een opbloeienderelatie hier en daar, en passant nog even op tv bij Reiziger inMuziek; een stroom van gebeurtenissen waarbij wel eens een collegewordt gemist. Tijdens de repetitieweek is voor iets anders danzingen sowieso geen tijd. "Je leert elkaar heel goed kennennatuurlijk. Tijdens die repetitieweek in St. Michielsgestel is hetalsof je met z'n dertigen al jaren bij elkaar bent. Dat veel mensenin een andere levensfase zitten, is helemaal geen bezwaar.

"Op een gegeven moment krijg je wel een beetje een BigBrother-gevoel: je ziet alleen maar medekoorleden en je kan nietnaar huis. De tijdsdruk is hoog, dat klopt. Daar heb ik me flink opverkeken. In de weekeindenvóór die week zat ik `s nachtsvaak nog allerlei opdrachten voor Duits uit te typen. Uiteindelijkstruikelde ik doodmoe het volgende blok in. Maar misschien dat ikvolgend jaar toch wel weer opnieuw auditie doe."

Jochem van der Heide

Collegelopen: 'Maar dit is basiskennis jongens!'

"Cellen zijn net als mensen. Als een cel in een ongunstigepositie terechtkomt, kiest deze er in sommige gevallen voor om eruit te stappen. Net als mensen soms, als die zich in een omgevingbevinden waar ze een ongelukkige plek innemen." Apoptose betekent,kort gezegd, dat een cel een afbraakproces ingaat, eengeprogrammeerde dood, waarbij de cel netjes wordt opgeruimd binneneen lichaam. Verkleij legt uit waarom dit zo interessant is. "Alshet ons lukt om apoptose toe te passen op kankercellen, dan kan dieziekte met deze oplossing uit de natuur worden aangepakt, doordatde cellen zichzelf afbreken. Als je daarentegen nú kankerhebt, krijg je zoveel toxische stoffen in je lijf dat je na debestralingen en chemokuur last van je hart krijgt."

De farmacie zal volgens Verkleij dus uiteindelijk het veldmoeten ruimen. "We moeten veel meer vanuit de cel gaan denken endat doen we hier. Die cel heeft er miljoenen jaren over gedaan omzich te ontwikkelen tot een weerbare eenheid. En wat doet defarmacie? Die wil met behulp van een stoot chemicaliën die celin een split-second overmeesteren. Dat werkt niet."

De studenten zouden gebiologeerd kunnen raken van zijn betoog.De meesten zitten echter onderuit gezakt klakkeloos wataantekeningen van Verkleij over te pennen. Voor sommige studentenis dit het laatste vak dat ze nog moeten halen en zij moeten dezecolleges nu voor de tweede keer volgen.

Verkleij pakt het schools aan. Hij vraagt een student naar vorente komen en een als bekend verondersteld proces te tekenen op hetbord. De jongen weet zich geen raad met het krijt. "Maar dit isbasiskennis, jongens, dit moeten jullie toch weten", roept dedocent uit. Hij neemt zelf het krijt ter hand en schetst snel envaardig de gevraagde moleculen en celreacties op het bord."Onderwijs is alleen maar herhalen", verzucht Verkleij.

Tegen de studenten: "Wees je ervan bewust, dat er in dit vakveel geld te verdienen is, als je dat zou willen. Het is nietzómaar dat ik hier nu tien mensen van Unilever heb rondlopenen dat de wetenschappelijk directeur van Unilever verbonden is aanonze vakgroep. De moleculaire celbiologie heeft de toekomst."

Als dat zo is, dan moeten studenten die op dit college aanwezigzijn de toekomst dus dragen. Dan ziet die er, gezien de prestatiesen paratekennis in de klas, niet rooskleurig uit.

Guido van de Wiel

Universiteitsdag 2000

Monique van Geest


Ochtend

'Complexe onderwerpen begrijpelijk gemaakt'

Na afloop van de ochtendlezing 'Kleiner dan de atoomkern' vanprof.dr. Gerard 't Hooft staan enkele fanatieke bezoekers nog evenna te praten met de winnaar van de Nobelprijs 1999 voor deNatuurkunde. "Vooral vakinhoudelijk erg boeiend", aldus HenriLodewijks (50), die met de hoogleraar bediscussieerde of hetonderwerp van de lezing nou meer onder de wiskunde of natuurkundevalt. Lodewijks heeft zelf Economie gestudeerd aan de VrijeUniversiteit. "Mijn vrouw is wel verbonden aan de UniversiteitUtrecht, zij doet onderzoek in de Duitse taal- en letterkunde, maarkon vandaag helaas niet komen." Zoonlief Edmund (16) zit in devierde klas van het gymnasium en weet nog niet precies wat hijlater wil studeren, maar in ieder geval 'iets tecnisch'. Deochtendlezingen vielen ook bij hem zeer in de smaak. "Je kreeg eenhoop informatie die zo gebracht werd, dat het heel goed viel tesnappen." Dat is de hele uitdaging van het universitaire onderwijs,denkt vader Lodewijks, "om moeilijke, complexe onderwerpenbegrijpelijk te maken."


Ochtend

'Buitengewoon gebrachte lezingen'

Dr. P.G. Vonk (78) is actief lid van het Universiteitsfonds. Hijheeft in de jaren veertig Rechten gestudeerd en is in 1961gepromoveerd. Na 12,5 jaar ambtenaar te zijn geweest, wijdde hij derest van zijn - werkende - leven aan de door hem opgerichteRijnlandse hypotheekbank. "De lezingen vanmorgen, van professor 'tHooft en professor Plasterk, vond ik buitengewoon gebracht. Deinhoud werd zohelder uiteengezet, zelfs ik begreep het! Nu heb ikbijvoorbeeld enig idee van wat neutronen en dergelijke zijn. Almoet ik zeggen dat die kleine substanties mij niet zo veel zeggen.Ik denk meer in grotere getallen", aldus de bankman. Vonk is eentrouwe bezoeker van de universiteitsdag. "Ik heb een goede band metde universiteit. Destijds heb ik met veel plezier hier gestudeerd,veel van mijn vrienden heb ik in mijn studententijd ontmoet. Helaaszijn veel van mijn oude jaargenoten uitgevallen of niet meer instaat om naar deze dag te komen." De zelf nog uiterst vitale Vonkloopt weg om zich te goed te doen aan de lunch in het Educatorium.Later die middag zal hij nog naar het Academiegebouw gaan om bijzijn oude faculteit de juridische lezingen bij te wonen.


Middag

'Niet meer gewend om in collegebanken te zitten'

"We wilden vandaag eigenlijk naar de zangworkshop van Parnassos,maar die was afgelast", zegt Eval Povel (26) tijdens dewetenschapsmarkt van het Universitair Medisch Centrum, waar zesamen met haar moeder Tineke Rutten (57) naar toe is gekomen. Povelis in 1997 afgestudeerd in de Psychologie en is nu werkzaam in defarmaceutische industrie. "Normaal gesproken heb ik alleen zakelijkmet het UMC te maken, ik ben het niet meer gewend om in decollegebanken te zitten." Maar ze vond het mini-symposium 'Hetbrein binnenste buiten' erg interessant. "Ik was van te voren eenbeetje bang dat een grote basiskennis zou worden verondersteld,maar ook als niet ingewijde viel het te begrijpen. De zaal was goedgevuld, al viel het ons op dat er weinig studenten zaten. Degemiddelde leeftijd lag erg hoog, maar dat is wel een complimentvoor de universiteit... dat mensen terug blijven komen." Over deochtendlezingen zijn de twee ook erg te spreken. Moeder Tineke, diezelf in Tilburg Taal & Cultuur heeft gestudeerd, sprak het hogekaliber van de sprekers erg aan: "Wij zaten op de tweede rij, jeziet tenslotte niet elke dag een Nobelprijswinnaar."


Middag

'Niets nieuws gehoord'

Shyreen Sheorajpanday (26) is bezig met haar doctoraalstudieNederlands Recht. Het is de eerste keer dat ze naar deuniversiteitsdag komt. "In mijn studententijd hoorde ik altijd pasachteraf dat er zo'n dag was geweest. Maar nu kreeg ik als alumnaeen programma toegestuurd en het leek me interessant om naar delezing van 't Hooft te gaan. Dat bleek een goede keuze te zijngeweest, want hij bracht het goed en met veel humor." BroertjeRishi (22) had niet verwacht dat het zo leuk zou zijn. "Diehoogleraren presenteerden het echt heel boeiend." Dat broer en zusvanmiddag te vinden zijn bij het programma van Geneeskunde,heeftmet de interesse van Rishi te maken. "Ik studeer Geneeskundein Antwerpen, omdat ik in Utrecht en Rotterdam ben uitgeloot. InBelgië was er geen numerus fixus." De inhoud van hetmini-symposium vond Rishi een beetje tegenvallen. "Ik had verwachthier echt de laatste inzichten te krijgen, maar ik heb niets nieuwsgehoord. Ik ging ervan uit dat men wel enige voorkennis zouverwachten van de bezoekers, het gaat tenslotte vooral om alumni.Maar het niveau was echt op leken gericht. Men ging zelfs uitleggenwat zenuwcellen zijn."


Avond

'Ik moest erg lachen'

Esther Maas (21) is derdejaars student Algemene Letteren. "Ikben toevallig bij de cabaret-avond van Veritas terecht gekomen. Ikwist dat de verenigingen een open avond hadden en cabaret leek mewel grappig." Zelf is Esther geen lid van een studentenvereniging."Ik houd er niet zo van dat dingen verplicht gezellig moeten zijn."Het eerste optreden was van Les Bonnes, twee bijdehante meiden metstaartjes in hun haar en Sesamstraat t-shirts aan. "Het vielhonderd procent mee, ik moest erg lachen. Ze kwamen redelijkprofessioneel over en speelden goed in op zaken die studenten bezighouden, zoals relaties. Best knap dat ze een niet makkelijk publiek- geen betalende bezoekers - toch aan het lachen wisten tebrengen." Het tweede optreden was van Marco van Es, die typetjesneerzette in de stijl van Hans Teeuwen, die een mimiek had als dievan Mr Bean en die liedjes zong met gitaar erbij. Esther vond hemiets minder leuk: "Hij had het erg veel over seks, dat is wel heelmakkelijk scoren."


Avond

'Vooral sociaal karakter van de dag spreekt aan'

Dr. J.T. Marcus (45) heeft in Utrecht Natuurkunde gestudeerd enis later gepromoveerd aan de faculteit Geneeskunde. Hij werkt alsdocent natuurkunde aan de medische faculteit van de VrijeUniversiteit in Amsterdam. 's Middags is hij naar Helios, deFaculty Club, geweest. Vooral het sociale karakter van deuniversiteitsdag spreekt hem aan. "Je ontmoet toevallig mensen uithetzelfde vakgebied die je normaal gesrpoken niet tegen zou komen."'s Avonds heeft Marcus het cabaret bij Veritas gezien. "Dat vond ikbest leuk, maar het had volgens mij korter gekund. Ik denk niet dathet de bedoeling is van zo'n dag om alleen maar op een stoel tezitten; tijd is ontzettend kostbaar. Ik moet er trouwens vandoor ommijn trein te halen."

De database: plantjes binnenstebuiten

Dr. Els Bakker: "Wij zijn in 1996 gestart met het samenstellenvan een database om de collecties van de drie Nederlandse herbariagemakkelijker toegankelijk te maken voor onderzoekers en anderegebruikers. In Utrecht concentreren wij ons op Centraal- enZuid-Amerika en met name op de 3 Guiana's (Frans Guiana, Surinameen Guyana). In de loop van ruim honderd jaar zijn op tal vanexpedities vele plantensoorten verzameld, waarvan ongeveer 800.000exemplaren aanwezig zijn in Utrecht. Hieronder bevinden zich zo'nzevenduizend type-exemplaren. Al deze exemplaren worden bewaard opde achttiende verdieping van het Van Unnikgebouw.

"Tot nu toe moest je het herbarium bezoeken om iets over decollectie te weten te komen, nu kunnen onderzoekers op hun pc zienof een bepaalde plant zich in ons herbarium bevindt. Men kan ondermeer zoeken op familie, soort, verzamelaar en vindplaats enbovendien is van elke plant een gedetailleerde foto te zien.Behalve planten bezit ons herbarium ook een grote houtcollectie vancirca veerigduizend exemplaren. Die worden nu in een soortgelijkedatabase ingevoerd."

"Dat we in onze herbaria zoveel exemplaren hebben perplantensoort, komt omdat we ze in alle soorten en maten verzamelen.Voor het onderzoek naar de evolutie van planten is het namelijk vangroot belang om hun ontwikkeling te kunnen volgen, zowel in de tijdals naar vindplaats. Een plantje uit Ecuador kan heel ergverschillen van een soortgenoot uit Frans Guiana, en dat verschilkan een heleboel zeggen over de ontwikkeling van die soort.

"Sommige mensen denken dat het herbarium alleen maar eenbewaarplaats is van vroeger verzamelde planten, maar niets isminder waar. Er vertrekken nog regelmatig expedities om witteplekken in onze collectie op te vullen. Gewoonlijk worden deplanten gedroogd. Maar als een plant moleculair onderzocht moetworden, mag geen gebruik gemaakt zijn van bepaalde droogtechnieken.Tegenwoordig worden de planten dan ook meegenomen in silica-gel,waarin ze goed en versbewaard blijven. Planten zoalsorchideeën met opvallende kleuren of vormen waarvan bij drogenniets zou overblijven, bewaren we in alcohol. Dan worden de bloemenniet platgedrukt en blijft de kleur behouden.

"Het aardige is dat van zulke expedities telkens ook tientallenonbekende planten worden meegenomen. Je komt elke keer wel ietstegen dat nieuw is voor dat gebied of dat zelfs totaal onbekend isen nooit eerder beschreven. Een paar jaar geleden was er groteopwinding, toen in een dal in China coniferen werden gevonden vaneen soort die we alleen als fossiel kenden.

"Maar daar staat tegenover dat er jaarlijks waarschijnlijkevenveel soorten van de aardbodem verdwijnen. Het is honderdprocent zeker dat we in ons herbarium planten hebben, die al langniet meer bestaan.

Neem de annonaceae, de plantenfamilie waarop wij ons in Utrechtconcentreren. Tijdens het onderzoek bleek dat er slechts drieslechte collecties van duguetia tobagensis bekend waren. Deze soortwas alleen bekend van het eiland Tobago. Een tijdje geleden wasprofessor Maas in de buurt, dus dacht hij, ik ga even langs om ereen paar te verzamelen. Wat bleek? Het bos waar de exemplarenindertijd vandaan kwamen, was in de tussentijd afgebrand en ookverder op het hele eiland waren ze nergens meer te vinden. De driecollecties zijn dus waarschijnlijk nog de enige exemplaren vanduguetia tobagensis ter wereld."

EH

zie 'the catalogue of type specimens' onderhttp://nhncml.leidenuniv.nl/rhb/#types