Achtergrond

Sport: 'Ik wil alles uit het handballen halen'

Als het aan Mark Schmetz zelf had gelegen had hij dit jaar zijnhandbalkunsten vertoond in de sterkste competitie ter wereld.Diverse clubs uit de Duitse 'Bundesliga' toonden interesse voor deUtrechtse rechtenstudent. De hoekspeler werd door de voorzitter vanTSG Herdecke, de vereniging uit 'die zweite Bundesliga' waarSchmetz nu nog voor uitkomt, echter aan zijn tweejarig contractgehouden.

De Limburger heeft zich inmiddels neergelegd bij hetsalomonsoordeel van de voorzitter en blijft voorlopig semi-prof."Die beslissing was wel begrijpelijk. Het ging vorig jaar erg goed.Ik was clubtopscorer en eindigde vierde op de topscorerslijst vande competitie. Dit jaar ben ik zelfs benoemd tot aanvoerder."

De ambities van Herdecke zijn echter beperkt. Met een begrotingvan zeven ton hoort de club tot 'de kleintjes' in de competitie."Om te promoveren heb je minstens drie miljoen nodig", aldusSchmetz, die zijn team na "een desastreuze competitiestart" in deonderste regionen van de ranglijst terugvindt.

Volgend jaar zal de Nederlandse international naar eigenverwachting wel op het hoogste niveau actief zijn. Voor welke clubhij dan gaat spelen weet hij nog niet. "Dat maakt me eigenlijk nietzoveel uit. Als het maar niet in het voormalige Oost-Duitslandis."

Appartement

In café De Beurs aan de Neude vertelt de 22-jarige Schmetzzelfverzekerd over zijn handbalbestaan. Na tientallen interlands envijf jaar eredivisie voor Vlug & Lenig uit Geleen had hij hetin Nederland allemaal wel gezien. Daarom maakte hij vorig jaar deoverstap naar Duitsland. Van dinsdagavond tot en met het weekeindewoont hij nu in een appartement in Herdecke, een voorstad vanDortmund. Na de wedstrijd rijdt hij de 230 kilometer via Oberhausenen Arnhem terug naar Utrecht. Daar verblijft hij op maandag endinsdag bij zijn vriendin die net als hij rechten studeert inUtrecht. "Vervelend zo'n wekelijkse rit? Dat valt wel mee. Toen iknog in Geleen speelde ging ik zo'n vier keer in de week op en neernaar Limburg. Daar had ik veel meer problemen mee."

Schmetz, exponent van de befaamde Limburgse handbalschool, koosvierjaar geleden bewust voor een rechtenstudie in Utrecht. Ditterwijl Maastricht in geografisch opzicht veel meer voor de handhad gelegen. "In Maastricht werken ze met probleemgestuurdonderwijs", legt Schmetz uit. "Dat betekent dat je in groepjeswerkt. Voor veel werkcolleges is er ook een aanwezigheidsplicht.Dat zou niet te combineren zijn geweest met tophandbal. In Utrechtgaat men uit van zelfwerkzaamheid. Er zijn ook veel mindercontacturen."

Desondanks ligt Schmetz nog geregeld in de clinch met docentenen coördinatoren over zijn studieprogramma. Hij probeert zijnagenda zo in te richten dat hij op maandag of dinsdag zijn werk- enhoorcolleges kan volgen, maar helemaal slaagt hij daar niet in. "Omde stof goed te kunnen bestuderen moet je minimaal weten wattijdens het werkcollege is besproken. Sommige docenten maken ergeen probleem van verslagen en uitkomsten op te sturen, anderendoen veel moeilijker." Fel: "Ik snap niet dat de universiteit nietmeer regelt voor topsporters op dat gebied. Als het op de planningvan de studie aankomt, moeten topsporters het zelf maar uitzoeken.Op die manier ben ik overgeleverd aan de welwillendheid van eendocent of een vakgroep."

Ondanks deze logistieke problemen weet Schmetz nog een aardigstudietempo aan te houden. Zijn propedeuse haalde hij in een jaaren de drie jaar daarna eindigde hij steeds boven de 21 punten-norm."Voor mij is tophandbal en studeren een ideale combinatie. 'sOchtends en 's middags heb ik genoeg tijd om te studeren. Anderszou ik toch maar voor de tv gaan zitten."

Zweden

Over hoe het verder moet als hij volgend jaar full-prof wordtwil Schmetz nog niet nadenken. "Daar zou ik nog eens over moetengaan praten met de faculteit." Toch lijkt de Limburger niet iemanddie de zaken op zijn beloop laat. Zijn handbaltoekomst ligt voor dekomende tien jaar al vrijwel vast. "Ik wil alles uit het handballenhalen. Na de Bundesliga hoop ik nog een paar jaar in Spanje tespelen. Dat is ook een hele sterke competitie. Mijn carrièrezou ik willen afsluiten in Scandinavië. Het snelle, technischehandbal in Zweden ligt mij heel goed. Misschien kan ik tot mijndrieëndertigste op topniveau spelen. Als ik daarna naarNederland terugkeer wil ik mijn bul op zak hebben."

En hoe zit het met het Nederlands team? Schmetz zucht. Dehistorie van het Nederlands mannenhandbal bestaat uit een langereeks incidenten en ruzies. Dit voorjaar besloot een grote groepA-internationals zich niet meer beschikbaar te stellen uit onvredemet het vergoedingenstelsel. Ook Schmetz ergert zich mateloos aanzijn bond. "De bestuurders willeneerst resultaten zien. Daarna valter misschien te praten over voorzieningen. Zo werkt het natuurlijkniet in de topsport." Met enige jaloezie kijkt de handballer danook naar het Nederlands vrouwenteam. Dat slaagde er onlangs in zichte plaatsen voor het wereldkampioenschap. "Alle inspanningen van debond zijn gericht op de vrouwen. Bij de mannenploeg moeten we bijwijze van spreken onze eigen ballen meenemen."

Toch heeft Schmetz succes met het Nederlands team nog niethelemaal uit zijn hoofd gezet. "Ik vind het nog steeds een eer omvoor Nederland te mogen spelen. We hebben ook zeker de spelers omons te kwalificeren voor een EK of WK, maar met de huidigeresultaten van Nederland sta ik gewoon voor lul in Duitsland."

Jurgen Swart

Littekenweefsel: de communicatie tussen opper- en lederhuid

Littekenweefsel: de communicatie tussen opper- enlederhuid

Het onderzoek van Niessen, die volgens zijn voorwoordgeïnteresseerd raakte in de wondgenezing toen hij als jongarts in Tiel 'lustig mamma's (vrouwenborsten) reduceerde', was ineerste instantie gericht op het voorkomen van littekengroei na eenoperatie of een verbranding. Vooral mensen die niet roken, snelbruin worden of ergens allergisch voor zijn, lopen de kans op hetontstaan van overdadig littekenweefsel. Dit jeukt niet alleen, maarhet ziet er bovendien hoogst onaangenaam uit.

Omdat al bekend was dat een behandeling met siliconen zorgt vooreen forse verlichting van de klachten, hoopte Niessen dat eenpreventieve toepassing van dit materiaal overdadige littekenvorminggeheel zou kunnen voorkomen. Maar een proef met 129 vrouwen die eenborstverkleinende operatie ondergingen, maakte duidelijk dat dezehoop ijdel was.

Wel bleek uit het onderzoek van stukjes huid van depatiënten dat niet alleen de zogeheten lederhuid, maar ook deopperhuid een grote rol speelt bij de vorming van overdadiglittekenweefsel. Deze bevinding vormde de aanzet voor een nieuwetheorie over de manier waarop littekenweefsel wordt gevormd. Als ereen wond ontstaat, komt volgens Niessen allereerst de opperhuid inactie. De cellen van de opperhuid verspreiden zich zo snel mogelijkover het wondbed om het lichaam te beschermen tegen infecties envochtverlies. De onderliggende lederhuid, die het bindweefselaanmaakt om de wond permanent te sluiten, gaat dit pas doen als deopperhuid het signaal geeft dat de wond voldoende gedicht is.

Het lijkt dus aannemelijk, stelt Niessen, dat een te sterkelittekenvorming niet alleen wordt veroorzaakt door de lederhuid,zoals tot nu toe werd aangenomen, maar ook door een fout in decommunicatie tussen opper- en lederhuid. Gegeven deze bevinding enhet feit dat de opperhuid gemakkelijk bereikbaar is, doet deDeventer arts zijn collega's de aanbeveling om in het onderzoeknaar nieuwe behandelvormen van littekens meer aandacht te schenkenaan de rol die de opperhuid bij de weefselvorming speelt.

EH

Onderwijs Anders: University College


University College

'Bergen huiswerk en sociale controle: de meeste studentenmoeten er niet aan denken'

Woensdagochtend, iets voor negenen. De campus van hetUniversity College maakt al een frisse, wakkere indruk. Deverschillende lesunits, alleen toegankelijk met accesscard, hebbeneen haast futuristisch en steriel interieur. In de computerruimtewachten de veertien studenten op hun docent Social Science, drs. G.Dielissen. Ze krijgen vandaag college over de filosofie van KarlMarx.

"Are you new?", vraagt een aantal studenten als ik plaatsneemaan een van de tafeltjes die in u-vorm staan opgesteld. Ik verbaasme erover dat ze de regel om Engels te praten zo strikt naleven.Ook als de studenten met elkaar kletsen over het afgelopen weekendgebruiken ze Engels, terwijl meer dan de helft gewoon Nederlanderis. Van de veertien studenten komt er één uit Duitsland,één uit de Verenigde Staten, één uit Polen,één uit China en één uit Turkije.

Drie meisjes moeten vanmorgen een presentatie houden. Dat isvaste prik op woendsdag. Het vak Social Science heeft tweebijeenkomsten per week. Maandag worden de essays besproken en houdtDielissen een verhaal over de stof van de week. Van de studentenwordt dus verwacht dat ze elke week een essay schrijven en eens inde maand op woensdag een presentatie houden. Veel huiswerk dus.Maar dat zijn de studenten van University College wel gewend.Gemiddeld besteden ze vijftig uur per week aan hun studie. En hetlijkt wel alsof ze niets liever doen.

University College (UC) bestaat nu ruim één jaar. Totvoor kort werd het UC ook wel sneerend Under Construction genoemd,omdat de studenten om half acht 's ochtends uit hun bed werdengeschud door drilboren. Nu is het terrein groterdeels klaar. 346Studenten wonen en studeren samen op de UC-campus naast de KromhoutKazerne. Het internationaal karaker, intensieve werkvormen en veelpersoonlijke aandacht zijn kenmerkendvoor het onderwijssysteem.

Modelstudent

Dielissen neemt zonder veel uitleg plaats achter in het lokaal.De drie studentes doen vanochtend het werk. "Door zelf les te gevenleren ze veel vaardigheden tegelijk", zegt Dielissen. "Ze leren inhet Engels te presenteren, natuurlijk moeten ze de stof eerst zelfgoed begrijpen om er les over te kunnen geven en bovendien leren zeeen discussie te leiden en die aan het eind weer terug te voerennaar conclusies. Het lijkt dan wel alsof ik weinig te doen heb,maar ik hou me bewust op de achtergrond. Voor mij is het juistmoeilijker om niet in te grijpen en bij de presentatie alles aan destudenten over te laten."

De presentatie begint met een korte inleiding over Marx envervolgens wordt iets verteld over Marx's filosofie in de praktijk.Hierbij hebben de drie meisjes een stelling uit het lesboekgekozen. Er wordt voorgesteld eerst in groepjes over stelling tepraten en daarna klassikaal te discussiëren. Opvallend serieusbespreken de studenten in groepjes van drie of vier Marx'sstelling, sommigen nemen zelfs het lesboek in de hand en citeren omde anderen te overtuigen.

Bij de beschaafde en intelligente groepsdiscussie, waarbij - ommaar iets te noemen - alsoluut niemand voor z'n beurt praat, krijgik het idee dat ik in een groep modelstudenten zit. Als je eententamen niet haalt, wordt dat gezien als een afgang. Herkanzingenbestaan niet. Streven naar het allerbeste resultaat is de norm."Allemaal waar", zegt Dielissen. "Maar modelstudenten zijn hetniet. Ze lopen even hard als anderen tegen bijvoorbeeldplanningsproblemen aan. Je zou wel kunnen zeggen dat hetonderwijsklimaat hier perfect is. Ik zit voor een klas met allemaalgemotiveerde studenten die bereid zijn hard te werken. Dat isnatuurlijk leuk lesgeven. Aan de andere kant verwachten destudenten dezelfde gemotiveerde inzet van de docent. Ze zijnkritisch. Je kan het bijvoorbeeld niet maken om de essays nietwekelijks na te kijken als je verwacht dat je studenten er wel elkeweek een schrijven."

Pas als de presentatie klaar is neemt Dielissen het woord. Hijprijst de drie studenten voor de goede stellingkeuze. Maar zehadden volgens hem eerst moeten uitleggen wat ze met die stellingbedoelden, voor ze de discussie startten. "Maar ja, ze zijn pasvier weken bezig", vertrouwt Dielissen me achteraf toe. "Ik vinddat ze het al bijzonder aardig doen."

Dan heeft Dielissen een "verassing" voor de groep. Ze zijnvanochtend een uur eerder vrij. De studenten stuiven het lokaal uitom te internetten. Dielissen praat nog even na met de drie meisjesdie vandaag hunpresentatie hielden. Ze vinden het vooral lastig omalles in het Engels te moeten vertellen. "Het was makkelijkergeweest als ik Duits had kunnen praten", zegt Tessa. "Bij sommigedingen wist ik precies wat ik wilde zeggen, maar wist ik de Engelsewoorden niet."

Eer

Deze presentatie was volgens Dielissen ouderwets en niet echtrepresentatief voor wat studenten normaal verzinnen als ze lesmoeten geven. "Er zijn er veel die gebruik maken van allerleihi-tech mogelijkheden, zoals Powerpoint. Sommigen zijn bijzondercreatief, wat voor mij als docent erg inspirerend is. Zo haddenstudenten eens een zaal gevuld met allemaal kaarsjes. 'Wat is ditvoor softe bedoening?', dacht ik. Maar op die manier maakten zeduidelijk wat de verschillende betekenissen van kaarslicht zijn.Wij zien kaarslicht als gezellig. Maar iemand uit Oost-Europaassocieerde kaarslicht met armoede. En een Zuid-Afikaans meisjevond het eng, zij dacht aan onheilspellende dingen."

Docenten worden uitgenodigd, of beter uitgeleend, om les tegeven op het UC. Het is een eer als je gevraagd wordt. Dielissenwil het geen kapitaalvlucht noemen. "Ik hoop eerder op eenkruisbestuiving", zegt hij. "Degenen die zowel hier ervaring hebbenals op De Uithof, kunnen de twee onderwijsvormen vermengen. Zo'nintensieve, wat meer schoolse werkvorm zou ook eens kunnen wordenuitgeprobeerd op De Uithof. Of de studenten daar klaar voor zijn iseen tweede. De meeste studenten zullen er niet aan moeten denkendat ze bergen huiswerk hebben en grote sociale controle. Maar jemoet ze ook weer niet onderschatten. 'Gewone' studenten komen inhet tweede of derde jaar meestal ook wel goed op gang."

Joyce Vanhommerig


Vergelijking

Bert Biermans is een student aan het UC die ook op deuniversiteit heeft gestudeerd. Hij kent dus beide onderwijsvormen.De nadruk bij het University College ligt volgens hem opcommunicatieve vaardigheden. "Als je iets goed kan verkopen, duseen goed essay kunt schrijven of een vlotte presentatie houdt, kunje hoge cijfers halen", zegt hij. "Dat klinkt erg negatief, maar inprincipe is het in de werkelijkheid, in het bedrijfsleven, ook zo.Feitenkennis is minder belangrijk."

De luxe en kleinschaligheid van het UC behoren volgens Biermanstot de voordelen van het onderwijssysteem. "Waar we bij Geneeskundemet dertig man in de rij moeten staan voor vijf computers, hebbenwe hier allemaal een eigen computer. Soms vraag ik me wel eens afof dat wel eerlijk isnaar de andere studenten toe." Doordat het UCveel minder studenten heeft dan de universiteit, lukt het Biermansveel sneller iets gedaan te krijgen. "Vandaag heb ik bijvoorbeeldgevraagd om een gesprek, omdat ik naar het buitenland wil. Morgenkan ik gelijk komen. De Uithof is erg bureaucratisch en absoluutniet flexibel genoeg om naar de wensen van de student te luisteren.Ik ben daar, bij wijze van spreken, meer tijd bezig met vanalles teregelen dan dat ik echt studeer."

Uitgebreid onderzoek bij maagklachten niet altijd nodig

Voorziening Leeftijdbewust Kwaliteitsbeleid: deeltijd werken voor oudere werknemers

Voorziening Leeftijdbewust Kwaliteitsbeleid: deeltijd werkenvoor oudere werknemers

Aan de voorziening kunnen geen rechten ontleend worden. Wanneereen medewerker gebruik mag maken van een individuele VLK, dan moetde aanvraag in ieder geval voor 1 januari 2000 bij het college vanbestuur binnen zijn. Het college weegt vervolgens elke aanvraag enomdat er een beperkt budget beschikbaar is, is er een reëlekans dat de aanvraag niet wordt gehonoreerd.

Een VLK-deelnemer ontvangt over het deeltijdverlof 70 procentvan het overeenkomstige bruto salaris. Meer informatie hierover bijde personeelsfunctionaris.

Nederland na Tweede Wereldoorlog alles behalve gastvrij

Historica Corrie Berghuis (48) promoveert vrijdag 1 oktober aande Universiteit Utrecht op haar onderzoek naar het Nederlandsetoelatingsbeleid van vluchtelingen en displaced persons tussen 1945en 1956. Een vergeten periode, schrijft ze, waar nauwelijksliteratuur over bestaat. "Voor velen begint de na-oologse tijd in1956 als het Vluchtelingenverdrag in het parlement geratificeerdis."

Voor haar proefschrift - vervat in het boek 'Geheel ontdaan vanonbaatzuchtigheid. Het Nederlandse toelatingsbeleid voorvluchtelingen en displaced persons van 1945 tot 1956' - heeft zevijftien meter aan dossiers doorgenomen. De conclusie die ze na hetbestuderen van deze documenten trekt, is niet eenduidig. Hettoelatingsbeleid voor vluchtelingen, zo zegt zij, is tweeslachtig.Afhankelijk van de tijd wordt de strijd tussen hoofd en hart datachter de schermen van de betrokken beleidmakers wordt gevoerdanders beslecht.

Volgens Berghuis werd de strijd tussen hoofd en hart het meestgevoeld bij het ministerie van Justitie, hoewel juist ditministerie formeel gezien een harde opstelling heeft. "Het geschoktzijn door een mogelijke vervolging bij terugkeer doet Justitie somsbeslissen mensen toe te laten, terwijl ambtenaren constateren datzij eigenlijk geen vluchtelingen, maar (economische) migrantenzijn." Het officiële gedrag van Buitenlandse Zaken ismenselijk, maar intern wordt vaak "baatzuchtig en hard geredeneerden wordt men regelmatig geobsedeerd door angst voor communisten."Sociale Zaken is eerlijker. In dit ministerie wordt de houdinggedomineerd door sociale en economische omstandigheden. "Eenbelangeloosheid, voortkomende uit een bovenaardse menselijkeredenering is bij dit ministerie vaak ver te zoeken."

In het boek geeft Berghuis voldoende voorbeelden die hetinconsequente beleid illustreren. Ze blijft zakelijk daar waar demeeste lezers de voorbeelden met stijgende verontwaardiging enplaatsvervangendeschaamte tot zich nemen. Zo wordt Nederland vlakna de Tweede Wereldoorlog geconfronteerd met de vele Duitsers dienog in het land aanwezig zijn. Het beleid is om alle Duitsers teinterneren, ook de Duitse joden die voor het uitbreken van deoorlog naar Nederland zijn gekomen. Het gaat om een groep, schrijftBerghuis, van vijf- à zesduizend mensen en ze zijn deoverlevenden van de ongeveer vijftien- à zestienduizend joodsevluchtelingen die in mei 1940 in Nederland aanwezig waren. Denaziwet heeft hen statenloos gemaakt. Het Militair Gezag, datgedurende de bijzondere staat van beleg Nederland bestuurt tot deregering in juni 1945 uit Londen terugkeert, beschouwt hen ook alszodanig en sluit hen uit voor internering. Het ministerie vanJustitie zegt echter dat ze Duits zijn en dus het kamp in moeten.Door de onduidelijkheid worden vele Duitse joden geïnterneerd.Het Militair Gezag, dat zich humaan toont, is niet gelukkig met deharde houding van Justitie. Uiteindelijk wordt consensus bereikt enmogen de Duitse joden in Nederland blijven of naar Nederlandterugkeren.

Bejaarden

Als ander voorbeeld diept Berghuis twee overheidsbesluiten opuit de dossiers die typerend zijn voor het inconsequentetoelatingsbeleid van Nederland. In januari 1946 wordt door de UnionMondiale des Etudiants juifs een verzoek ingediend om twaalf joodsestudenten die in Duitse kampen zitten, tijdelijk tot Nederland toete laten om hen de mogelijkheid te bieden hun studie af te maken.De ministers Buitenlandse Zaken en Justitie houden zich bezig methet verzoek en zijn het met elkaar eens dat de studenten nietwelkom zijn, omdat ze van Duitse, Baltische, Hongaarse en Poolseafkomst zijn. Niet alleen Duitsers (ook al zijn ze joods) maar ookmensen uit landen die vallen onder de Sovjet-Russischeinvloedssfeer zijn door de beginnende Koude Oorlog niet welkom.Angst voor kritiek is er niet bij de ministers. Tenslotte is dealgemene situatie in Nederland slecht, zo redeneren zij, waardoorafwijzing gerechtvaardigd lijkt. Als in het najaar de minister vanEconomische Zaken 100 à 200 Duitse technische enwetenschappelijke experts wil laten overkomen met hun gezinnen,stemt de ministerraad hiermee in. Economische redenen geven hier dedoorslag.

Door de opstelling van de verschillende Europese landen omslechts ongehuwden die in hun eigen levensonderhoud kunnenvoorzien, toe te laten, blijven bejaarden, gehandicapten enongehuwde moeders achter in de Duitse vluchtelingenkampen. Opaandringen van de in 1946 opgerichte InternationaleVluchtelingenorganisatie (IRO) neemt Nederland dertigintellectuelen op voor wie een particulier garant staat. Deministerraad geeft te kennen wel meer van deze hardcorevluchtelingen op te willennemen, maar de minister president istegen. Woningnood, bevolkingsdichtheid en economische moeilijkhedenstaan dat volgens hem niet toe. Slechts enkele gehandicapten die narevalidatie weer aan de slag kunnen en ouderen voor wie de kerkgarant staat, worden toegelaten.

Wie zich mateloos ergert aan deze Nederlandse opstelling, iskoningin Juliana. Zij bekritiseert impliciet dit arbeidsmarktbeleidvan de Nederlandse regering in een brief aan President Truman vande Verenigde Staten. De regering, met name het ministerie vanJustitie, blijkt gevoelig voor de kritiek. Er mogen tussen dehonderd en tweehonderd hardcore vluchtelingen naar Nederlandkomen.

Veiligheidsverhoor

Ondertussen komt een naoorlogse vluchtelingenstroom op gang.Oost-Europeanen slaan op de vlucht voor het communisme. HetNederlandse beleid is dat illegale vluchtelingen het land wordenuitgezet. Een toelatingsgrond geformuleerd door het Ministerie vanJustitie (het toelaten van Oost-Europeanen die voor hun levenvrezen door hun anti-communistische instelling), wordt tot 1949niet gebruikt uit angst voor Russische repressailles. In 1948 wordthier een uitzondering op gemaakt. In dat jaar pleegt de Sovjet-Unieeen staatsgreep op Tjechoslowakije. "Als eerste opwelling vanbarmhartigheid besluit justitie honderd Tsjechische studenten toete laten", schrijft Berghuis.

Er is hier, zegt zij, voor het eerst sprake van politiekevluchtelingen. Doordat het vluchtelingenprobleem niet zoals na deTweede Wereldoorlog werd gedacht, oplosbaar is maar ééndat zich voortzet, gaat de IRO op in de nieuwe internationalevluchtelingenorganisatie UNHCR en komt er een nieuwe definitie voorvluchteling. "Degenen die uit gegronde vrees voor vervolging wegensras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaaldesociale groep of politieke overtuiging zijn gevlucht en niet willenof kunnen terugkeren." Voor deze vluchtelingen wordt hetonderzoekscentrum De Rozenhof opgericht waar zij onderworpen wordenaan veiligheidsverhoren. Nederland is bang dat onder devluchtelingen Russische spionnen zitten. In het centrum worden depolitieke vluchtelingen van de niet-politieke vluchtelingengescheiden.

Het verruimen van de toelatingsgronden leidt niet tot eentoename van het opnemen van vluchtelingen. Nog steeds vormen dearbeidsmarkt en particuliere inititatieven het beleid. Het aantalhardcore vluchtelingen dat geen nieuw thuisland vindt, is nogsteeds groot. Opnieuw uit koningin Juliana kritiek met als gevolgdat een groep van deze vluchtelingen naar Nederland mag komen.Bovendien geeft Nederland in1954 als lid van de Raad van Europamiljoenen aan de UNHCR voor de verzorging van de achterblijvendevluchtelingen. De gedachte hierachter is dat de druk op deNederlandse grenzen hierdoor zal afnemen.

Zorgstaat

Al met al laat Nederland zich niet van haar meest humane kantzien. Berghuis nuanceert de harde opstelling van de overheid:"Nederland was failliet, ontredderd en gebroken." Ook de argumentendie de overheid gebruikt als woningnood, bevolkingsoverschot, dekomst van Indonesiërs en Ambonezen zijn begrijpelijk.Berghuis: "Het proefschrift is geen egodocument. Nederland wasnatuurlijk ook herstellende van de oorlog. Ik zoek verklaringenvoor het gedrag. Dat wil niet zeggen dat het een goedkeurende ofpersoonlijke verklaring is. Maar ik moet zeggen dat na 2,5 jaar ikhet soms ook een beetje te doen had met de toenmalige ministers enambtenaren. Na zo'n lange periode van onderzoek ga je je tochenigszins vereenzelvigen met de stof. En ik zag dat Greveling vanJustitie ook af en toe echt zijn best deed voor de vluchtelingen.Dat vind ik wel heel erg charmant. Ik zie Justitie bijvoorbeeld ookniet als blok, maar als een verzameling mensen."

Kijkend van de geschiedenis naar het huidige asielbeleid kanBerghuis niet anders dan concluderen dat het beleid toen ad hoc wasen nu nog. "Nu laat de regering zich ook door emoties lijden. Kijkmaar naar Kosovo." Nu, zegt Berghuis, zijn echter wel deomstandigheden veranderd. "Nederland is een zorgstaat geworden. Datheeft ook gevolgen voor vluchtelingen. Die hoeven nu niet voor huneigen inkomen te zorgen. In vergelijking met vroeger is Nederlandop dit punt een paradijs. Een andere verbetering is dat veelinstanties klaar staan voor de opvang van vluchtelingen." MaarBerghuis weet ook een punt waarin het vroeger misschien wel beterwas dan nu. "In kamp Rozenhof was het haast ondenkbaar dat eenvluchteling daar een half jaar moest zitten. Nu is het normaal datvluchtelingen twee tot drie jaar moeten wachten tot ze eventueelasiel krijgen."

Gwenda Knobel

Idealistische studenten


Gina van den Berg, Thuiszorg

'Je bent bezig die mensen te entertainen'

Gina van den Berg (22) is vierdejaars tekstschrijvenaan de faculteit Letteren, richting cultuureducatie encultuurgeschiedenis. Ze werkt sinds één jaar elkemaandagmorgen als hulp in de Thuiszorg.

"Ik heb mijn eigen vaste adresje waar ik elke week heenga. Tweeoudere dames, zusters en beiden nooit getrouwd. Het is belangrijkdat ze elke week hetzelfde contact hebben. Dan raak je met zevertrouwd. Ik voel het dan ook als mijn plicht er heen te gaan, ookals ik een kater heb."

Gina is via een vriendin die dit werk ook doet bij de Thuiszorgterecht gekomen. "Ik had al veel schoongemaakt bij bedrijven en datvond ik erg leuk om te doen. Schoonmaken geeft een zekere rust.Stoffen, zuigen en lekker koffie drinken. Aangezien ik zelf nogalchaotisch ben ligt dat vaste ritme me wel."

Gina krijgt voor haar werk in de Thuiszorg een redelijkevergoeding. "Ik zou ook voor een beter betaald baantje kunnenkiezen, maar ik doe dit werk toch vanwege een zeker idealisme. Datidealisme schuilt 'm niet in het geld, maar in de zorg. Ik vind hetzorgaspect erg belangrijk. Het is fijn en nuttig om voor anderemensen te zorgen. Ik help 'mijn dames' met schoonmaken en geef zetegelijkertijd iets om over te praten. Ze zien de rest van de weeknamelijk geen levende ziel."

Mensen die de hulp van de Thuiszorg inschakelen doen dit volgensGina óók voor de gezelligheid. "Ze vertellen vooral veelover de oorlog, dat vind ik erg interessant om te horen. Zo kwam iker achter dat ze de oorlog er eigenlijk de schuld van geven dat zenooit een man hebben ontmoet. Dat beheerst hun leven, tot de dagvan vandaag."

De Thuiszorg helpt oudere mensen die wel zelfstandig wonen, maarde kracht missen om bijvoorbeeld te stofzuigen of ramen te lappen.Het sociale aspect in dit werk is erg belangrijk. "Je benteigenlijk bezig die mensen te entertainen. Ze zitten gewoon in dekamer wanneer ik aan het schoonmaken ben. Ze lossen dan moeilijkekruiswoordpuzzels op."

'De dames' van Gina houden van zeuren. "Ze zijn erg lief, maarniet al te positief. Ze lezen De Telegraaf en hebben het dan over'die jeugd van tegenwoordig'. Als je niet uitkijkt zit je de heleochtend met hen te mopperen en koffie te drinken. Ik probeer hetgesprek dan maar een positievere wending te geven."

De dames wilden onder geen beding dat er een foto of naam vanhen in het artikel zou komen. "Ze schamen zich ervoor dat zegebruik maken van de Thuiszorg. Ze zijn van huis uit gewend om voorzichzelf te zorgen. Waarschijnlijk leest niemand die hen kent hetU-blad, maar uit een soort ijdelheid nemen ze toch liever geenrisico. Stel je voor dat iemand zou weten dat ze een hulphebben!"


Jeroen de Wit, Kindertelefoon

'Leuk en nog leerzaam ook'

Jeroen de Wit (23) beantwoordt sinds september vorigjaar vragen bij de Kindertelefoon. Hij is vijfdejaars studentorganisatiepsychologie.

Jeroen is via zijn studie bij de Kindertelefoon terecht gekomen."Bij de studie psychologie is het werk erg populair. Het scheenleuk en afwisselend te zijn en het staat leuk op je cv." Hij wildesowieso vrijwilligerswerk gaan doen. "Ik wist alleen niet precieswat. De Kindertelefoon is perfect, want het is leuk en nog leerzaamook."

Het is niet zo dat iedereen die zich geschikt acht, bij deKindertelefoon mag gaan werken. "Voordat je aan de slag mag, krijgje drie maanden training. Gesprekstechnieken en de basisprincipesvan de Kindertelefoon. Ook moet je mee op trainingsweekend waar jerollenspellen doet met andere vrijwilligers. Verder zit iederevrijwilliger in een taakgroep en zijn er een aantal keren per jaarverplichte ledenvergaderingen. Er gaat dus nog behoorlijk wat tijdin zitten."

Tijdens het trainingsweekend was Jeroen de enige jongen. Degroep vrijwilligers bestaat uit 30 studenten, waarvan 5 jongens."Het was op een bepaald moment wel een beetje vervelend dat ik deenige mannelijke persoon was. Omdat je bij de Kindertelefoonvoornamelijk te maken krijgt met vragen over seks, is het vanbelang dat je daar open over kunt praten. Zo wilden die meisjesweten hoeveel keer per week een jongen masturbeert en op welkeleeftijd je daar mee begint. Dat is toch heel persoonlijkeinformatie."

Jeroen werkt 1 à 2 keer per week drie uur als vrijwilliger."Kinderen bellen voor de meest uiteenlopende dingen. Dat gaat vaneen recept voor appeltaart tot seksueel misbruik. De bedoeling vande Kindertelefoon is dat de kinderen zelf naar een oplossing gaanzoeken. Je probeert ze zo goed mogelijk te helpen, maar dat luktniet altijd. Dan verwijs je ze door naar andere instanties, zoalshet RIAGG of de huisarts."

De doelgroep van de Kindertelefoon zijn jongeren tussen de 8 en18. Uit de praktijk blijkt dat de meeste bellers tussen de 8 en 12zijn. "Kinderen denken vaak dat ze hele zware problemen moetenhebben voor ze mogen bellen. Dat is niet zo. Ze mogen ook bellenals ze een naam zoeken voor hun nieuwe konijn. Per dienst krijg jemeestal zo'n twaalf telefoontjes en daar zitten altijd wel een paarvan zulk soort vragen bij, en een enkel kind met een echt serieusprobleem. De meeste vragen gaan over verkering en hoe je nueigenlijk moet tongzoenen."

Elk telefoontje dat bij de Kindertelefoon komt moet serieusgenomen worden. Dat is weleens moeilijk. "Toen Take That net uitelkaar was belden er hordes jankende meisjes. Je kan dan nietzeggen dat ze voortaan maar naar Boyzone moet luisteren. Je moet dekinderen serieus blijven nemen."

Zwaar vindt hij het werken bij de Kindertelefoon niet. "Eenenkele keer zit er wel een probleem bij waarvan je denkt: 'Wat moetik hiermee?', maar tijdens de training heb ik geleerd hoe je hiermee om moet gaan. Ik kan dit soort dingen gelukkig ook goed van meafzetten."

Jeroen zou zijn baantje bij de Kindertelefoon niet willeninruilen voor betaald werk. "Ik vind het een groot voordeel dat ditwerk vrijwillig is. De motivatie om bij de Kindertelefoon te werkenis voor geen van allen geld. We proberen allemaal de kwaliteit zohoog mogelijk te houden. Je leert zo minder egoistisch te zijn endoet wat voor de samenleving, niet voor jezelf."


Jannie Jongsma, Bejaardenzorg

'Heel ontspannend om met de mensen te praten'

Jannie Jongsma (23) is derdejaars MaatschappelijkWerk aan de Hogeschool. Ze werkt sinds zeven maanden vier uur perweek in het Albert van Koningsbruggen Zorgcentrum.

Jannie vindt zichzelf geen idealistische student. "Ik help debejaarden omdat ik het zelf leuk vind. Wanneer ik het niet naarmijn zin zou hebben, was ik er allang mee gestopt. Ik doe dit werkvooral voor mijn eigen plezier."

Elke vrijdagmiddag gaat Janny naar het zorgcentrum om daar samenmetachttien licht dementerende bejaarden spelletjes te doen, tewandelen en wat te 'keuvelen'. "Deze bejaarden komen 3 à 4dagen per week naar het centrum om het thuisfront te verlichten.Het is onze taak om te zorgen dat ze het naar hun zin hebben, endat lukt vrij gemakkelijk."

Voordat ze haar studie Maatschappelijk Werk begon, heeft JannyMBO activiteitenbegeleidster gedaan. "Ik werk graag met mensen. Hetcontact met mensen en hun problemen interesseert me. Eén opéén contact gaat mij het beste af, daarom heb ik voor destudie maatschappelijk werk gekozen. Mijn kwaliteit ligt in hetgesprekken voeren met mensen."

Door de bejaarden wordt Janny 'het sjoelmeisje' genoemd, omdatze toen ze er net werkte altijd het sjoelbord tevoorschijn toverde."Door dat soort opmerkingen weet je dat ze toch nog wel ietsonthouden. Dat is wel fijn om te weten."

Het is geen probleem dat ze geen geld krijgt. "Ik vind dat juisteen heel groot voordeel van dit werk. Mijn omgeving en vriendenvinden het wel raar dat ik dit werk vrijwillig doe. Niet om hetwerk zelf, maar omdat ik het altijd al erg druk heb. Ik vind hetjuist heel ontspannend om met de mensen te praten. Omdat ik hetvrijwillig doe, voel ik me ook niet schuldig als ik een hele middagmet een paar bejaarden zit te kletsen. En als ik geen zin heb om afte wassen of op te ruimen blijf ik ook lekker zitten. Dat moeten debetaalde krachten dan maar doen."

"In december stop ik wel met dit vrijwilligersbaantje omdat ikdan als Aidsbuddy wil gaan werken. Het lijkt me heel mooi om incontact te komen met deze mensen. Via mijn opleiding kom ik met ditsoort problemen niet in aanraking, terwijl ik toch graag zou willenweten hoe mensen in een dergelijke situatie zich gedragen."

Er overlijden geregeld bejaarden uit de groep. "Dat doet mepersoonlijk niet zo veel. Ik zie ze maar een keer in de week duseen hecht contact bouw je niet op. Bovendien leer ik op mijnopleiding omgaan met dit soort situaties."


Saskia Vuijk, Greenpeace

'Van enthousiaste reacties word ik helemaal blij'

Saskia Vuijk is afstuderend studente SociaalPedagogische Hulpverlening aan de hogeschool. Ze is drie jaargeleden bij Greenpeace gegaan. Ze schat dat ze er zo'n twintig uurper week mee bezig is.

Saskia heeft heel bewust voor Greenpeace gekozen. "Greenpeacevertelt het publiek op een goede manier wat er aan de hand is in dewereld. Door ze daarop attent te maken gaan ze bewuster leven, endat heeft een positieve invloed op de natuur. Bovendien isGreenpeace ergsterk in het werken op landelijk niveau. Ze weteniets te bereiken."

Sinds drie jaar is ze coördinatrice binnen devrijwilligersgroep Utrecht. Ook geeft ze voorlichting op scholen enbij studentenverenigingen. Een jaar geleden heeft ze zichaangesloten bij de Nederlandse Actiegroep, een andere tak vanGreenpeace. "Het is heel belangrijk dat Greenpeace goedevoorlichting geeft. Daarom gaan we naar scholen toe, staan we opjaarmarkten en organiseren we campagnes. Je merkt ook dat steedsmeer studentenverenigingen ons vragen om te discussieren over eenbepaald thema."

Als lid van de actiegroep heeft Saskia aan drie grote actie'smeegedaan. Een actie tegen het vervuilde slib in de Rotterdamsehaven, een actie tegen een kernopslagplek in Zeeland en hettegenhouden van een nucleair transport dat van België naarFrankrijk zou gaan. "Het nucleair transport was mijn grootsteactie. We hebben toen dagenlang in de berm gezeten om te kijken ofhet transport weg zou gaan. Ze dachten dat we met een hele grotegroep mensen waren met een enorm basiskamp, omdat ze elke keerandere mensen in de berm zagen zitten. We waren echter helemaalniet met veel, het leek alleen zo omdat we elkaar om de paar dagenafwisselden. Het was opwindend om te zien hoe zenuwachtig diemensen van ons werden. Uiteindelijk is het transport tochdoorgegaan, en hebben wij in Cherbourg de hijskranen bezet.Vervolgens werd er op gerechtelijk bevel een boete van 350.000gulden uitgevaardigd, wanneer Greenpeace zich nog eens met hettransport zou bemoeien. We werden toen gedwongen af te haken, datwas heel naar. Het was heel frustrerend dat we toen niets meerkonden doen, we zaten met handen en voeten aan die boete gebonden.Gelukkig was er ondertussen door de kranten zoveel publiciteit aanhet transport gegeven dat we wel van een geslaagde actie kondenspreken."

Saskia voelt zich nooit bezwaard door de vele actie's vanGreenpeace, ook al roepen ze vaak weerstand op. "Wanneer het viaonderhandelingen te regelen is, doen we het natuurlijk op diemanier. Vaak wil de andere partij dat echter niet. En dan denk ikdat wij beter actie kunnen ondernemen, dan dat we het allemaal maargewoon laten gebeuren. Er gebeuren zoveel vreselijke dingen in dewereld."

Ze onderstreept dat Greenpeace veel meer doet dan alleenactievoeren. "Het grote publiek ziet alleen de grote actie's. Inwerkelijkheid gaat daar enorm veel lobbywerk met ministers enandere hoge lui aan vooraf. Wanneer dat niet lukt komen er actie's,en daarna is het nog niet afgelopen. Dan moet er om de tafelgezeten worden. Dat is een langdurig proces."

Het werk voor Greenpeace is een ideaal wat Saskia nastreeft. Hetmaakt haar niet uit of ze er nu wel of niet geld voor krijgt. "Ikzou geen ander werk willen doen. Dit is mijn ideaal. DoorGreenpeace heb ik mijn studie wel iets laten versloffen, maar datmaakt me niets uit. Na mijn studie wil ik zeker twee dagen per weekbij Greenpeace gaan werken, wanneer definanciën het toelatenliever vaker."

Eén van de leukste dingen bij Greenpeace vindt Saskia hetvoorlichten van kinderen over 'Moeder Aarde'. "Ik vaar enkele wekenper jaar op 'De Albatros', een Greenpeacezeilschip. Elke dag komter een ander klasje op de boot dat we iets vertellen over het levenop en in het water, vervuiling en energie. De reacties van kinderenzijn zo spontaan en enthousiast, daar word ik helemaal blijvan."


Vrijwilligerswerk loont

Het CV wordt de laatste jaren steeds belangrijker bijsollicitaties. Hoge cijfers, bestuursfuncties, stages... hoe beterje papieren, hoe groter je kansen. Welke status heeft in ditverband vrijwilligerswerk? Hechten bedrijven eraan?

Petra van Rijn, afdeling sponsoring bij Shell, zegt dat er bijde sollicitatie wel rekening wordt gehouden met baantjes die jetijdens je studie hebt gehad, maar dat het zeker geendoorslaggevende factor is. "Het gaat om bepaalde kwaliteiten dieeen persoon bezit. We vinden het van belang dat studenten zichnaast hun studie ook op andere gebieden ontwikkelen, bijvoorbeeldin een studentenvereniging. Je kunt je daarbinnen ontwikkelen opgebieden als samenwerking, teambuilding en managementkwaliteiten.Ook vrijwilligerswerk is niet slecht, maar het hoeft ook geenvoordeel te zijn."

Bart Sikking, woordvoerder bij Cap Gemini: "Vrijwilligerswerkheeft dezelfde invloed op de sollicitatieprocedure als iedereandere werkervaring die je tijdens je studententijd hebt opgedaan."Hij zegt dat het feit dat je een baan hebt gehad tijdens je studiewel doorslaggevend kan zijn bij een sollicitatie. "Iemand dietijdens zijn studie helemaal niet heeft gewerkt, begint met eenschone lei. Zo'n persoon heeft nog geen enkele ervaring met vastewerktijden en discipline. Dat werkt niet in je voordeel." Het soortwerk wat gedaan is, doet er eigenlijk niet zo veel toe. " Alhoewelhet natuurlijk wel scheelt of iemand bollen heeft gepeld of alscommunicatiemedewerker in een bedrijf heeft gewerkt", aldusSikking.

Albert Lusseveld, personeelszaken bij de Rabobank Utrecht, vindtdat het van groot belang is of iemand vrijwilligerswerk gedaanheeft of niet. "De Rabobank staat midden in de samenleving en zetzich actief in voor goede doelen. Wanneer iemand vrijwilligerswerkheeft gedaan is dat een groot voordeel, en het kan de doorslaggeven bij een sollicitatie. Het zegt toch wat over depersoonlijkheid van een persoon." Volgens hem is het nietbelangrijk wat voor werk er precies gedaan is. "Het gaat erom datje je inzet voor de samenleving, hoe je dat precies invult moet jezelf weten."

Mentorproject geeft allochtone scholieren zelfvertrouwen

Soner Doan (21) is derdejaars student Geneeskunde. Hij was nietde eerste van het Turkse gezin Dogan die ging studeren: twee ouderezussen gingen hem voor. Zij vervulden voor hem de voorbeeldfunctie,die veel andere jonge allochtonen thuis missen. "Ik kom uit eenklimaat waarin het al gewoon was om naar HBO of universiteit tegaan, maar veel allochtone scholieren denken dat een dergelijkeopleiding onbereikbaar is voor hen. Zij hebben thuis niemand aanwie zij zich op kunnen trekken." Soner wilde best dievoorbeeldfunctie voor iemand anders vervullen en gaf zich daarombegin dit jaar op voor het mentorproject van de StichtingCosmicus.

Cosmicus is een landelijke organisatie van en voor studenten HBOen WO, die zich ten doel stelt studenten de optimale gelegenheidvoor zelfontplooiing te bieden. Daartoe organiseert Cosmicus talvan activiteiten, waarvan het mentorproject er één is.Dat project startte vier jaar geleden in Utrecht en is inmiddelsook elders opgepikt.

Het idee is dat je een allochtone HBO- of WO-student koppelt aaneen leerling met dezelfde achtergrond en sekse uit klas 1, 2 of 3van het voortgezet onderwijs. De student fungeert als mentor voorde scholier, die zo in een vroeg stadium gestimuleerd wordt in zijnopleiding en opvoeding. "Het is iets anders danhuiswerkbegeleiding", beklemtoont Soner. "Je wijst de leerling opde mogelijkheden van het onderwijssysteem dat hij volgt. Jebegeleidt hem in het plannen en 'leren leren'. Als mentor onderhouje bovendien contact met de school en het thuisfront van descholier. In de breedste zin van het woord ben je bezig metmotivatie."

Doorzetters

Soner kwam bij Cosmicus terecht via collega-student AhmetAkdeniz (25), die als coördinator de drijvende motor is achterhet mentorproject. Hij legt uit: "Wij werken met scholieren dieverder willen in hun leven en dus niet met randgroepjongeren. Zijhorenover het project via hun school: het Thorbecke College en hetNiels Stensen College in Utrecht. Vervolgens moeten ze zelf hetinitiatief nemen tot contact met ons."

De belangstelling van de leerlingen is groot. Vooral meisjesvinden het volgens Ahmet geweldig om te kunnen zeggen: 'Kijk, ikheb een mentor'. "Iemand die studeert en ouder is, heeft toch eensoort aanzien. Bemoeienis daarvan wordt onmiddellijk geaccepteerd.Kijk naar Soner en mij: wij hebben ons als allochtone student albewezen en zijn daarom hele geloofwaardige figuren. Voor deleerlingen betekent een mentor bovendien een vriend of vriendin,die ervoor zorgt dat je in kringen terecht komt waar je normaalniet komt." In de Turkse taal bestaat er zelfs een woord voor:'abi' of 'abla', wat staat voor 'oudere broer / zus'.

Zo gemakkelijk als het is om aan scholieren te komen, zomoeilijk is het om mentoren te vinden. Ten eerste zijn er niet veelallochtone HBO- en met name WO-studenten. Daarnaast weerhoudt detempo- en prestatiebeurs hen ervan om op het sociale vlak ergactief te zijn. Het fungeren als student-mentor is intensief envereist grote inzet. Daar staat een vergoeding van honderd guldenin de maand tegenover. "Je moet het leuk vinden om twaalf- totvijftienjarigen te begeleiden", aldus Ahmet, zelf oud-mentor. "Inde praktijk werf ik mentoren vooral in eigen kennissenkring."

Partner

Sinds ongeveer één jaar krijgt Cosmicus bij de wervingvan mentoren steun van de Universiteit Utrecht. De UU werd partnerin het Cosmicus-project in het kader van haar allochtonenbeleid.Paul Herfs, studentendekaan van de universiteit, licht toe: "Enigetijd geleden leefde bij het college van bestuur de wens omméér te doen aan de werving van allochtonen voor deuniversiteit. Als dekaan werd ik gevraagd daarover mee te denken enverder is er iemand uit het Scholennetwerk van de universiteit voorbenaderd."

Het was in de periode rond de commotie bij het Niels StensenCollege. De toenmalige rector was van mening dat die school beterhaar VWO-afdeling kon sluiten, omdat blanke ouders nauwelijksbereid bleken hun kinderen ernaar toe te sturen. "Toen ontstond bijons de vraag of de Universiteit Utrecht iets zou kunnen betekenenvoor scholen die veel allochtone leerlingen tellen. In diezelfdetijd kwam van Cosmicus het verzoek of wij wilden meedoen met hunmentorproject. Wij beseften dat allochtone studenten een kloofkunnen overbruggen die wij zelf niet overbruggen kunnen. Vooral inhet contact met de twee andere partijen, school en gezin, kunnenzij veel betekenen."

Of het project effect heeft, moet de toekomst uitwijzen. Herfs:"Kwantitatieve effecten zijn op z'n vroegst rond 2003 meetbaar, alsde uitstroom van de eerste scholieren naar het vervolgonderwijsplaatsvindt. Maar het college van bestuur en de universiteit hebbenal wel de wens uitgesproken om het aantal mentor-leerlingkoppels tevergroten. Een positief signaal, want naast het eigenbelang spreekter maatschappelijke zorg uit." Gestreefd wordt naar zo'n twintigleerling/mentor-duo's dit schooljaar, wat meer dan een verdubbelingis ten opzichte van het afgelopen jaar. Inmiddels zijn de eerstecontacten met de deelnemende scholen alweer gelegd.

Ahmet Akdeniz en Soner Dogan vinden het project nu al succesvol.Soner: "Soms had ik best twijfels: 'Wat heb ik nu te geven aan mijnmentorleerling?' Maar al bereik je misschien in praktische zin nogniets, je proeft wel de waardering. De feedback van leerlingen,ouders en school is heel direct." Ahmet vult aan: "De leerlingenvinden het tof dat je er bent, kletsen je de oren van het hoofd.Gewoon al het feit dat je een jaar lang iets voor iemand betekent,is enorm positief."

Heb je belangstelling om mentor te worden, wendje dan tot:

Ahmet Akdeniz / Stichting Cosmicus, tel. 2532844/ privé 06-26076949 / a.akdeniz@students.med.uu.nl


'In het begin moest ik er aan wennen om vrij te praten'

Rabia Kesici (14) zit in klas 2 M/H van het Niels StensenCollege. Zij doet mee aan het mentorproject.

Hoe ben je met je mentrix in aanraking gekomen?

"In de brugklas kwam de conrector iets vertellen over deStichting Cosmicus en het mentorproject. Het idee sprak me aan enik kreeg een mentrix toegewezen. Zij hield er na een tijdje mee opomdat ze het te druk had met haar studie. Daarna werd Ayse Kirasmijn mentrix en dat zal ze dit jaar weer zijn."

Wat betekent Ayse voor jou?

"Ik vind haar gewoon een hele lieve mentrix. Ze helpt me bijmoeilijke vakken en als ik niet weet hoe ik iets moet leren. Zelegt heel goed uit. Ik heb ook veel vertrouwen in haar. Het iseigenlijk nog niet voorgekomen, maar ik weet dat ik problemen aanhaar kan vertellen."

Hoe verloopt jullie contact?

"Vorig jaar spraken we ongeveer twee keer per week af. De eerstekeer opschool, later bij de McDonalds en in een soort restaurant.Ook is ze bij mij thuis geweest. In het begin moest ik er aanwennen om vrij tegen haar te praten, omdat ik haar niet goed kende.Maar daarna werd het heel gezellig. Nu hebben we net weer voor heteerst afgesproken."

Wat vindt je omgeving ervan dat je een mentrix hebt?

"Ze hadden het niet verwacht van mij, maar vinden het wel heelleuk. Ook omdat ik het zelf vertel als iets prettigs. Mijn vader ishelemaal enthousiast, want hij wil graag dat ik iets bereiklater."

Wat zijn je toekomstplannen?

"Al vanaf groep 6 wil ik huisarts worden. Daar heb ik het ook almet Aysel over gehad, zij weet welke vakken ik moet hebben en hoeik dat aan kan pakken."

Zou je anderen een mentor of mentrix aanraden?

"Ik zou nooit tegen iemand zeggen: 'Je moet het doen', maar ikzou wel zeggen hoe leuk het is om er een te hebben."

Denk je dat je zelf later ook mentrix wordt?

"Ik denk het wel, want ik wil graag anderen helpen. Ik wil inelk geval bij Cosmicus gaan later."

Annemarie Heuts


Mentoren van buitenlandse afkomst gezocht

Enkele jaren geleden zijn Universiteit Utrecht en de StichtingCosmicus gezamenlijk een mentorproject gestart voor scholieren vanbuitenlandse afkomst.

In het mentorproject kunnen individuele allochtone leerlingen,na overleg met de school en hun ouders, een mentor (= student hboof wo) uit de eigen culturele groep toegewezen krijgen. Met dezementor vinden gesprekken plaats o.a. over school en vriendenkring.Met behulp van de mentor, die een voorbeeldfunctie vervult, wordtde leerling ondersteund en gestimuleerd tot leren, niet alleen inschool maar ook daarbuiten. Een belangrijk onderdeel van deondersteuning vormt het toezicht op de onderwijsprestaties van deleerling en de bespreking hiervan met de leerling, ouders enschool.

Het doel van dit project is het voorkomen van schooluitval vanallochtone leerlingen met behulp van een rolmodel/mentor, dieleerlingen stimuleren verder te leren. Met het project wordt ook departicipatie van ouders in het onderwijs bevorderd.

Het project is succesvol: schoolresultaten stijgen, leerlingenhebben een positievere houding in de klas, ouders zijn meerbetrokken. Daarom willen we het project uitbreiden. Voor hetstudiejaar 1999/2000 zijn we op zoek naar mentorenvan Turkse ofMarokkaanse afkomst die leerlingen willenbegeleiden. Mentorenontvangen een onkostenvergoeding en worden begeleid door eencordinator van Cosmicus.

Spreekt bovenstaande je aan en voel je er wat voor om leerlingente begeleiden, stuur dan een email naar de Stichting Cosmicus:mailto: utrecht@cosmicus.nlof bel metAhmet Akdeniz: 06-26076949.

Sporten bij het ochtendkrieken bij Olympus

07.15 uur

De lampen branden al in Olympos. Er zijn geen mensen te zien enmijn voetstappen klinken akelig hol in de betegelde gangen.Popmuziek, afkomstig van Radio 3, schalt door alle ruimtes. Olafvan Gool, de beheerder die het gebouw net heeft geopend, komtaanlopen. Van Gool ziet er wakker uit. "Je bent te vroeg", zegt hijlachend. "Officieel beginnen de eerste sporters om acht uur."

Terwijl de beheerder een sporthal aanveegt met een wisservertelt hij wat hij over zijn werkzaamheden 's ochtends. Hij gaatzo de 'mollenronde' doen op de buitenvelden. Tijdens die rondeinspecteert hij de velden op mollenheuvels en konijnenholen. Vooralde konijnen richten dit jaar veel schade aan, vertelt Van Gool.Daarom zetten ze klemmen om de dierenpopulatie terug te dringen.Niet dat het veel helpt, want de beesten zijn te snel. "Maar, ja,we blijven het doen, want de sporters mogen hun enkels of benennatuurlijk niet breken."

07.30 uur

In de fitnessruimte hebben zich vijf mannen van middelbareleeftijd verzameld. Deze vroege vogels zijn allemaal medewerkersvan het FBU. Sinds een aantal jaar kunnen de medewerkers van hetfacilitaire bedrijf twee maal per week 's ochtends gaan fitnessenonder leiding van een fysiotherapeut.

Lesly Bruinhard en Bert Burgstede, collega's bij de technischedienst, fietsen naast elkaar op twee 'hometrainers'. Defysiotherapeut is nergens te zien. "Die komt pas per éénoktober", vertelt Bruinhard terwijl hij stevig doortrapt. "Tot dietijd komen we hier 's ochtends zelf sporten. Na het douchen ben jedan heerlijk fit."

Collega Burgstede beaamt dat het lekker is om voor het werk tegaan

sporten. "Ik kom uit Amerongen, dus ik sta al om kwart over zesop, maar dat heb ik er voor over." Beide mannen zeggen dat ze 'hetdoen voor wat conditietraining en correctie van het lichaam'.Bruinhard wijst naar de andere mannen in de zaal: "Kijk eens naardie jongens, die hebben toch nog een goed figuur. Lekkerstrak."

Leo Bruinsma, werkzaam bij FBU-engeneering, loopt op een soortlopende band. Bruinsma laat zien hoe het apparaat werkt: "Je kanzelf bepalen hoe hard je wilt lopen en hoe lang. Kijk dit is de'heuvel-stand', maar de'verrassings-stand' bestaat ook. Dan weet jeniet wat er komen gaat."

De FBU-medewerker zegt dat hij al twee maanden niets aan sportheeft gedaan en nu kijkt wat hij nog kan. Hij wil zijn gewichthandhaven en een beetje fit blijven. 's Avonds heeft hij geen zinmeer om te sporten: "Dan heb ik geen animo meer. Het enige wat ikdan nog wil, is naar huis gaan om te eten." Alleen tijdens dewintermaanden is het volgens Bruinsma moeilijk vol te houden omvroeger op te staan. "Het is een stukje zelfoverwinning om mijn beduit te komen als het buiten nog donker is. Ook als het de avondervoor laat is geworden, dan voel ik het ook wel."

08.00 uur

Sportleraar Edwin Peeters komt door de draaideur het gebouwbinnengelopen. Hij geeft op dit tijdstip geen lessen omdat demeeste mensen in de avonduren komen. Peeters is een voorstander vanwat beweging aan het begin van de dag. "Als het 's ochtends nietverstandig zou zijn om te sporten, waarom doen professionals datdan wél?", redeneert hij. "Mensen die 's avonds laat gaattrainen krijgen een piekbelasting op hun lijf en daarna absoluterust. De meeste mensen slapen ook niet meteen nadat ze gesporthebben. Het adrenalinepeil moet zich dan nog afbouwen", aldus desportleraar.

08.30 uur

Wisseling van wacht in de fitnesszaal. Jacqueline Pronk,vierdejaars studente Informatica loopt hard op de band. Ze rijdttwee maal per week met haar vader mee, die ook werkzaam is aan deuniversiteit, om te gaan fitnessen. Daarnaast tennist en skate destudente. Ze heeft al die beweging hard nodig omdat ze onlangs ziekis geweest en haar lijf weer wil opbouwen.

Er staat volgens Pronk goede apparatuur bij Olympos. "Daar staateen 'crosstrainer' die je bijna nergens ziet." De hele sfeer in ditsportcentrum bevalt haar wel. "Hier lopen tenminste niet van diemensen die continu in de spiegel kijken, zoals bij anderesportscholen."

09.00 uur

Buiten staat de zon inmiddels hoger aan de hemel en hettennisveld is nu bezet. Sandra Huigen en FrédériqueUmmels zijn huisgenotes van elkaar en tennispartners. "Dit is onsgoede voornemen", zeggen de meiden meteen. Ze zijn vroeg begonnenomdat Frédérique hierna meteen doorgaat naar haar stageop De Uithof en het is lekker weer, dus een goede manier om de dagte beginnen.

"Je kan op dit tijdstip ook langer doorgaan, als je rond vijfuur 's middags gaat tennissen word je na drie kwartier al van debaan afgekeken", vertellen de studentes.

09.30

Twintig studenten van de Faculteit Sociaal Agogische Opleidingenvan de Hogeschool van Utrecht krijgen sportles van tweemedestudenten in de danszaal. De sociaal agogen moetenéén maal per week verplicht sporten of sportlesgeven.

Vandaag zijn Sandor en Maurice aan de beurt om de les te geven."Het thema is de harmonie tussen lichaam en geest", vertelt Sandoraan de groep die in een kring om hem heen zit. "Daarom gaan weeerst mediteren." Maurice start een bandje met New-Age muziekwaarna iedereen zijn ogen sluit. "Word je bewust van je lichaam..."Er worden paarse matjes uitgerold op de blanke parketvloer enMaurice deelt blinddoeken uit. De helft van de deelnemers gaatgeblinddoekt op de buik liggen terwijl de anderen ze omhoog trekkenaan de polsen en weer laten zakken.

Sandor komt op me afgelopen en geeft me een blinddoek: "Hier, jemoet ook voelen hoe het is." Voor ik het weet lig ik ook op eenmatje en voel me langzaam naar beneden zakken terwijl erwindgeluiden klinken uit het bandje. "Hiermee leer je om vertrouwente hebben in andere mensen en om je te laten gaan", zegt destudent. De groep gaat vervolgens rondjes rennen in een grote zaalernaast.

10.00 uur

[?mP#a4!#$&@BroodAchtergrond=Het is nog steeds rustig op Olympos, maar er lopen wel al wat meermensen rond. Aan de balie staan enkele studenten om zich in teschrijven voor een sportprogramma. Ik loop beheerder Olaf van Goolweer tegen het lijf. "Je moet ook een keer 's avonds komen kijken,dan is het hier hartstikke leuk", zegt hij tenslotte.

Joke van der Glas

Samenwerken in het Universitair Medisch Centrum Utrecht

Werkgeverschap en rechtspositie

Een van de uitgangspunten van de samenwerking is eenheid tebrengen in werkgeverschap en in rechtspositie binnen het UMCU.Werkgeverschap en rechtspositie zijn nauw met elkaar verbonden,maar wel afzonderlijke aspecten in een arbeidsrelatie. Zo is hetmogelijk dat medewerkers in dienst zijn van de UU, maar dat deRechtspositieregeling van de Academische Ziekenhuizen (RRAZ) op henvan toepassing zijn. Dit levert in het kader van het UMCU driemogelijke situaties op:

1. De medewerker is in dienst van de UU en de CAO NederlandseUniversiteiten is van toepassing

2. De medewerker is in dienst van de UU en de RRAZ is vantoepassing

3. De medewerker is in dienst van het UMCU en de RRAZ is vantoepassing

De MFU en het AZU hebben vanaf het begin een voorkeuruitgesproken, dat zoveel mogelijk werknemers in dienst komen vanhet UMCU. Het College van Bestuur (CvB) heeft daarop besloten samenmet AZU/WKZ na te gaan of met de werknemersorganisaties afsprakenzijn te maken over de overgang van de werknemers naar het UMCU.

Daarbij is een voorbehoud gemaakt voor de positie van dehoogleraren.

Hoogleraren

Het CvB blijft verantwoordelijk voor de kwaliteit van onderwijsen onderzoek. Ze geeft dit onder andere vorm door benoeming,bevordering en ontslag van hoogleraren. Dit is dan ook een reden omhet werkgeverschap voor de groep hoogleraren te behouden.

Medisch specialisten

In landelijk verband zijn inmiddels afspraken gemaakt over dehonorering van medisch specialisten voor depatiëntenzorg.Afgesproken is, dat de medisch specialisten in het AZU/WKZ nietlanger optreden als zelfstandig ondernemer. Ze komen in dienst vanhet ziekenhuis en vallen onder de RRAZ. Omdat de honoreringsregelvan de medisch specialisten met ingang van 1 juni 1999 is ingegaanis deze groep vooruitlopend op de vorming van het UMCU onder deRRAZ gebrachtNL

Ook alle overige hoogleraren binnen het UMCU vallen straks onderhet RRAZ. Dit om te voorkomen dat op bepaalde hoogleraren tweerechtspositieregelingen van toepassing zijn, of tussen hooglerarenonderling verschillende rechtsposities. Voor hen is situatie 2 vantoepassing.

Arbeidsvoorwaarden

Vertegenwoordigers van het CvB en het AZU/WKZ hebbenonderhandeld met een delegatie van de werknemersorganisaties uithet Lokaal Overleg en de Ondernemingsraad van het AZU/WKZ. Hierbijzijn de rechtsposities CAO NU en het RRAZ vergeleken en is eenprincipe-akkoord gesloten over de voorwaarden waaronder medewerkersvan de UU over zullen gaan naar het UMCU. In het akkoord zijnafspraken gemaakt over het behoud van bestaande individuele rechtenen een aantal overgangsregelingen voor RRAZ-arbeidsvoorwaarden.Verder is afgesproken dat zij die dat wensen gedurende een periodevan 5 jaar een nulaanstelling bij de UU kunnen behouden, mede methet oog op de toegang tot sport- en cultuurvoorzieningen of depersoneelsvereniging.

Medezeggenchap

Op het AZU/WKZ is de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) vantoepassing, terwijl door de UU gekozen is voor de ongedeeldemedezeggenschap op basis van de Wet op het Hoger onderwijs enWetenschappelijk onderzoek (WHW). De medezeggenschap in het UMCUmoet aan beide vormen voldoen. Wat betreft de eisen van de WOR isdit gemakkelijk: alle medewerkers van het UMCU krijgen actief enpassief kiesrecht voor de ondernemingsraad.

Op grond van de WHW kan in het Reglement van de U-raad een

uitbreiding van de kieskring worden geregeld voor zowel hetactief als het passief kiesrecht. Het personeel van het UMCUafkomstig van de MFU kan hiermee in de toekomst kiezen en verkozenworden voor de U-raad en de faculteitsraad. Bij nieuwUMCU-personeel wordt in de toekomst per persoon vastgesteld of zetot de kieskring van universitaire organen moeten wordentoegelaten. Omdat de arbeidsvoorwaarden en de arbeidsomstandighedenin het UMCU binnen het werkveld van de ondernemingsraad vallen, isdat van de faculteitsraad beperkt tot deinrichting van onderwijs ende wetenschapsbeoefening. Het is dan logisch om nieuwe medewerkersalleen in de kieskring op te nemen als medezeggenschap vanuit huntaken (onderwijs en onderzoek) gewenst is. In de onderhandelingenmet de werknemersorganisaties, die rond deze tijd van start gaan,zal worden gezocht naar een definitie die recht doet aan dituitgangspunt.