Achtergrond

Geloven in De Uithof

Rosalie Curto


Hanneke, gereformeerd

'Geloven in God maakt het leven relaxed'

"Iedereen is door God geschapen. Ik geloof ook datiedereen van binnen naar God verlangt. Hij houdt van iedereen enals je dat gelooft maakt Hij je vrij." Aldus Hanneke van Hulst(22). Ze is gereformeerd-christelijk en woont bij een hospita inUtrecht. Naast haar studie psychologie is ze voorzitter van deVGSU, Vereniging van Gereformeerde Studenten te Utrecht.

"Iedereen die lid is van de VGSU is gereformeerd. Je hebt dusdezelfde achtergrond en dezelfde God." De tachtig leden beginnen ensluiten alle activiteiten met bidden. Samen lezen ze de bijbel, zeschrijven, debatteren en nog veel meer. Elke week hebben ze eensociëteitsmiddag. "Het is prettig om broeders en zusters om jeheen te hebben met dezelfde achtergrond," vertelt Hanneke "Je kuntmet elkaar nadenken over je plaats als christen in deze postmodernemaatschappij. We denken na over de relatie tussen het geloofenerzijds en wetenschap, cultuur en maatschappij anderzijds."

"Het is tegenwoordig niet meer zo vanzelfsprekend dat jegelooft. Ik praat wel eens met niet-christenen over God, ze staaner dan wel voor open. Mensen zijn op zoek naar iets wat hun levenzin geeft. Voor de één kan dat God zijn, voor de ander isdat hun carrière. De sfeer die nu om het geloof heen hangt is'Als jij dat vindt moet je dat zelf weten', en dat vind ik weljammer."

Tot haar zesde heeft Hanneke in Nederland gewoond. Met haarouders is ze vervolgens naar Zuid-Afrika verhuisd, waar ze tienjaar is gebleven. Daarna heeft ze nog twee jaar in Australiëgewoond. Haar vader, die overigens dominee is, bleef met haarmoeder en twee zusjes in Australië. Hanneke miste de Hollandsecultuur en vertrok naar Nederland. "Ik mis mijn ouders soms wel.Mensen vragen dan of ik meniet alleen voel, maar dat ben ik niet.Ik kan prima alleen zijn. Ik weet dat God er voor mij is, Hij geeftmij rust. Bovendien weet ik dat Hij voor mijn ouders zorgt", zegtHanneke zelfverzekerd.

Door haar geloof is ze op een andere manier tegen haar studiepsychologie gaan aankijken, vindt Hanneke. "Aangeborenhersenziekten kun je natuurlijk niet genezen door in God tegeloven, maar stress, eenzaamheid en moedeloosheid wel. Geloven inGod betekent dat je weet dat God van je houdt en een plan met jeleven heeft. Dat maakt je vrij van heel veel zorgen en geeft je eenongelofelijke rust. Geloven in God maakt het leven relaxed."

Rokken

Hanneke bidt voor iedere maaltijd. "Maar ik bid ook als ik eengoed gesprek met iemand heb gehad, dan dank ik God voor ditgesprek. Ik kan Hem ook dankbaar zijn voor de schoonheid van denatuur. Dan denk ik: 'Wauw, Hij heeft dit geschapen'. Dan kan ikecht van mijn fiets afstappen en Hem danken. Eigenlijk is mijnleven een groot gebed. Ik zoek steeds contact met Hem. Ik betrekGod in alles wat ik doe."

Hanneke vindt het jammer dat er vooroordelen bestaan over hetgereformeerde geloof. Problemen heeft ze daar niet mee. "Meestalkun je die vooroordelen snel wegnemen. Zo kwam een tijdje terug deUtrechtse Debating Society bij de VGSU langs om een debat tedemonstreren. Ze waren echt helemaal verbaasd dat wij niet in langerokken liepen. Je krijgt ook vaak opmerkingen dat het geloofpassé is, of dat we wereldvreemd zijn", vertelt Hanneke. Zijloopt niet in lange rokken omdat ze vindt dat het niets met haargeloof te maken heeft. "Geloven doe je met je hart. God houdtonvoorwaardelijk van me en dat hangt dus niet af vanuiterlijkheden."

"We zijn allemaal zondig als we op aarde komen. God komt metzijn liefde naar de mens toe. Als wij in Hem geloven vergeeft Hijonze zonden en vernieuwt Hij ons. Je bent een goede christen als jehet goede voor je naasten probeert te zoeken en als je God en jenaasten liefhebt.

Alle ellende in de wereld is te herleiden. De mens is slechtgeworden en heeft God nodig voor de verlossing. Vaak snap ik nietdat God zoveel ellende toelaat, maar ik weet dat Hij er een doelmee heeft. Ik ben wel eens teleurgesteld in mensen die zichchristen noemen. De protestanten in Ierland bijvoorbeeld. Zijgetuigen niet van Christus als ze in Zijn naam oorlog voeren. Dandenk ik: 'We geloven toch allemaal in dezelfde God'?"

"Ik heb mijn familie al een tijd niet meer gezien. We maildenwel, maar dat is anders dan elkaar zien. Mijn ouders en mijn zusjeszijn nu een tijdje in Nederland. Mijn ouders zijn niet zo veelveranderd, alleen watouder geworden. Ik heb twee jongere zusjes.Die zijn door de puberteit echt veranderd. Niet meer alleen maardat giebelen. Ik kan nu echt een serieus gesprek met ze voeren.Volgende week ga ik met ze op vakantie naar de Ardennen. Daar hebik echt zin in", lacht Hanneke.


Tuvit, joods

'Ik voel me meer verbonden met de tradities dan met dereligie'

"Ik ben joods omdat mijn moeder joods is", zegt TuvitSchlomi (18). "Dat komt omdat je altijd weet wie de moeder is, devader kan in principe iedereen zijn", legt Tuvit uit. Ze studeert'Social Sciences' op het University College. Tuvits vader is inIsraël geboren en kwam naar Nederland om diergeneeskunde testuderen. Hier kwam hij Tuvits moeder tegen.

"Ik heb geen streng orthodoxe opvoeding gehad. Vanaf mijn vierdekreeg ik joodse les. Ik leerde lezen uit de tora en de rabbijnvertelde er verhalen uit. Later heb ik ook hebreeuwse les gehad enkreeg ik onderwijs over de moderne tijd. Over wat er bijvoorbeeldnu in Israël plaatsvindt. Dat heb ik tot mijn zestiendegedaan", vertelt Tuvit. Ze kan niet zeggen hoe de naam van haar Godis. "Zijn naam spreek je alleen uit tijdens een gebed, je mag nietzomaar te pas en te onpas Zijn naam uitspreken. Dat doe je uitrespect voor Hem. Als je als jood de tora hardop leest, sla je zijnnaam over en lees je verder", zegt Tuvit.

Joden moeten koosjer eten. Tuvit vertelt dat er heel veel wettenbestaan over eten. Zoveel dat er zelfs een gids, de 'loeach', vooris uitgebracht. Hierin staan producten uit de supermarkt diekoosjer zijn. "Ik probeer zoveel mogelijk volgens die wetten teeten. Maar dat is niet altijd even makkelijk. We mogen bijvoorbeeldalleen vlees van een herkauwend dier dat gespleten hoeven heefteten. Daarnaast moet het vlees ook koosjer geslacht zijn. Dat wilzeggen dat het dier tijdens de slacht zo min mogelijk pijn heeftgeleden. En dan mogen we melk- en vleesproducten niettegelijkertijd eten. Een biefstuk met roomsaus zit er dus niet in.Mijn ouders hebben twee servieskasten. In de een zitten borden enbestek voor melkproducten, in de ander voor vleesproducten. Ook hetaanrecht heeft een vleeskant en een melkkant. En dan heb je ook nogregels voor gevogelte en vis."

"Ik woon op de campus van het University College. Echtsupergezellig. Ik heb daar mijn eigen servies. Zodat ik zeker weetdat er geen vlees op een bord heeft gelegen. Als er toch vlees opheeft gelegen - bijvoorbeeld omdat mijn huisgenoten mijn servieswel eens gebruiken - kan ik het weer koosjer maken door het innatuurlijk stromend water tehouden en er dan een gebed bij uit tespreken... maar ja, in de Rijn zal mijn bord er niet schoner opworden. Op de campus hebben we een eetzaal. Voor het gemak eet ikdaar vegetarisch", aldus Tuvit.

Emigreren

"Het is niet zozeer de religie waarmee ik me verbonden voel,meer de tradities die daar bij horen. Mijn moeder heeft deholocaust meegemaakt. Er wordt nooit veel over de oorlog gesprokenwant mijn moeder wil mij daar niet mee opzadelen. Zij heeft alleennog een tante en twee broers, de rest van haar familie is tijdensde oorlog vermoord. Ik ben wel kritischer tegen de politiek aangaan kijken. Er kan plotseling iemand aan de macht komen die dejoden wil vervolgen. Joden zijn verspreid over de hele wereld.Eigenlijk zijn wij in elk land in de minderheid en altijd overal tegast. Door die verspreiding van de joden is het jodendom in elkland onderhevig aan de plaatselijke maatschappij en cultuur. InSpanje zijn de joodse liederen beïnvloed door de Moorsecultuur. Ze klappen in hun handen en de vrouwen schreeuwen alspauwen, zoals ze dat in Marokko ook wel doen. In Nederland Is hetmeer van: 'Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg'."

Tuvit is in Nederland geboren maar kan niet wachten tot ze naarIsraël kan emigreren. "Het is echt zo'n prachtig land. Diepalmbomen, de warmte, de sfeer. De mensen zijn er ook zo gastvrij.Twee jaar geleden wilde ik een enkeltje Israël kopen want ikwilde daar gaan studeren. Het leven is daar echter erg duur. Ik zouhet niet kunnen betalen en moest toch in Nederland blijven. Als ikmet het vliegtuig in Tel Aviv land zie ik de zon en ruik ikIsraël. Dan denk ik: 'Ja, ik ben er weer'. Ik krijg altijdheimwee als ik weer in Nederland ben en al dat grijze zie. Mijnfamilie, die daar woont, zegt dat ik Israël door een roze brilzie. Ik zou volgens hen realistischer moeten zijn. Israël iseen jong land, het bestaat nog maar vijftig jaar. Ik ga mijn studiepoliticologie in Amsterdam volgend jaar weer oppakken. Ik wilnamelijk graag een steentje bijdragen aan de opbouw van het land.Ik ga liever vandaag nog emigreren dan morgen."

"Maar ja, ik woon nu in Nederland en ik heb hier mijn vrienden.Bij mijn ouders thuis staat de hele dag de Wereldomroep aan. AlsIsraël in het nieuws komt zitten we op het puntje van onzestoel. Als er een bom is ontploft hopen we altijd dat er geenfamilie bij zit. Ik blijf altijd met Israël bezig. Eigenlijkleef ik in twee werelden tegelijk."


Erdal, islamitisch

'Emotioneel gegroeid als praktiserend moslim'

Erdal Aktaran (25) studeert rechten aan deuniversiteit vanUtrecht. Sinds vier jaar is hij praktiserendmoslim. "Ik ben tussen twee culturen groot gebracht. De Nederlandseen de Turkse. Ik moest op den duur een keuze maken... ik wildemoslim zijn."

"Als je mij tijdens mijn vwo-tijd gevraagd had waarom ik aan deramadan deed zou ik het je niet kunnen vertellen. Dat is precieshet probleem waar mijn generatie mee kampt. Wij worden opgevoedtussen twee culturen en zullen vroeg of laat moeten kiezen of wemet de regels van de islam kunnen en willen leven. Als je niet weetwaarom je de dingen doet die je als moslim moet doen, zoals vasten,ga je liever die dingen doen waarvan je wel weet waarom je ze doet.Zoals de kroeg in gaan. Als kind krijg je wel koranles, maar daarhoor je niet wat de diepere betekenissen van die teksten zijn. Datmoet je zelf uitzoeken."

"Ik ben mij na mijn pubertijd intensief gaan verdiepen in deIslam. Ik begreep de regels van de islam. Voor die tijd deed ikbijna alles wat Allah verboden had. Ik dronk alcohol en hadvriendinnetjes. Ik heb daar nooit spijt van gehad. Ik accepteer nudat er een hogere macht is dan ik; Allah. Toen ik me alspraktiserend moslim opstelde ben ik emotioneel erg gegroeid. Ik benwat evenwichtiger geworden", vertelt Erdal.

De zesdejaars rechtenstudent is bijna een jaar getrouwd metMelike. Zij studeert wiskunde. "Ik wilde met haar trouwen opéén voorwaarde: dat ze ging studeren en haar studieafmaakte. Een groot vooroordeel is dat vrouwen thuis voor dekinderen en het eten moeten zorgen. Niets is minder waar. De man isjuist diegene die voor het eten zorgt. Of hij dat nu doet door heteten naar huis te brengen of door zelf te koken maakt niet uit. Zozijn er veel vooroordelen over moslims. Sommigen denken ook dat devrouw binnen de islam geen rechten heeft. Dit is ook niet waar.Vroeger had de vrouw helemaal geen rechten. Als man kon je ookvrouwen erven. De engel Gabriël bracht de koran bij de profeetMohammed. Met de komst van de koran konden vrouwen nu zélfaanspraak maken op een erfenis. Vrouwen werden net zo belangrijkals mannen. Daarom waren het juist de vrouwen die in die tijdachter de koran stonden."

"Jongeren zitten tussen twee culturen in en gedragen zich alseen mix van die twee. Daardoor kunnen er rare situaties ontstaan.Zo kan bijvoorbeeld een meisje dat een hoofddoek draagt om haarschoonheid te bedekken, ook make-up dragen om zichzelf juist mooierte maken. Er mooi uit willen zien is een gevoel dat vanuit het egokomt. Niet alles wat vanuit het ego komt is goed. Je moet dediscipline hebben om dat te kunnen onderdrukken... hoewel ik moettoegeven dat ik in het begin van mijn periode als praktiserendmoslim best moeite had met alle wetten van de islam."

Bedevaart

"Ik ben door mijn keus wel wat Nederlandse vrienden kwijtgeraakt, en dat vind ik best jammer. Ik ging vroeger nog wel eensmet ze biljarten. We dronken dan met z'n allen een biertje, ik ook.Nu drink ik geen alcohol meer omdat ik vind dat alcohol schadelijkvoor me is. Volgens de islam mag ik dan ook geen alcohol aananderen schenken. Hoe doe je dat dan als je om de beurt een rondjegeeft? Ze wilden toch bier en haalden het zelf dan wel. Ik heb erwel Turkse vrienden voor terug gekregen. Die kwam ik tegen tijdensmijn zoektocht naar de islam."

Vroeger ging Erdal iedere zomer met zijn ouders mee naar Turkijeop familiebezoek. "Deze zomer ga ik niet naar Turkije. Ik hebhertentamens en bovendien moet ik werken om in september mijncollegegeld te kunnen betalen", fronst hij. Turkije is voor hemmeer een vakantieland dan een land om naar te remigreren. "Ik benin Nederland opgegroeid en mijn vrouw ook. Ik heb niet de behoefteom te remigreren. De maatschappij en de cultuur zitten daar andersin elkaar. Zij zijn daar net als de Turken in Nederland moslim maarkijken er anders tegenaan. Ik denk dat als ik daar zou moeten wonenik eerst veel tijd nodig heb om me aan te passen. Ik voel me watdat betreft Nederlander."

Erdal wil ooit een bedevaart naar Mekka maken. "We kunnen het nuniet betalen omdat we nog studenten zijn. De bedevaart verbindt joumeer met het geloof en andere moslims dan ooit tevoren. De verhalendie ik daarover hoor zijn schitterend. Voor bejaarden is debedevaart erg belangrijk. Ook al kunnen ze amper lopen, ze willener per se naartoe, al is het het laatste wat ze doen. Pas danhebben ze rust. Dat kan ik me nu goed voorstellen."

Sabbatical leave: een verfrissende kijk in de keuken van een andere universiteit

Sabbatical leave: een verfrissende kijk in de keuken van eenandere universiteit

"Ik beveel het iedereen aan. Ik heb het ervaren als eenverfrissende periode. Het is nuttig om in de keuken van een andereuniversiteit te kijken. Niet alleen vanwege de inhoud van hetonderzoek, maar ook om te zien hoe zo'n faculteit daar draait.Iedere faculteit heeft zijn eigen werkcultuur. Die kan verfrissendzijn, maar ook verstikkend. Een tijdje ergens anders werken, levertdaarom een verbreding van je blikveld op. Op alle fronten."

Prof.dr. Roel Snieder is een warm pleitbezorger van desabbatical leave, het buitengewoon verlof voor wetenschappelijkedoeleinden. De hoogleraar seismologie verbleef in 1997 zevenmaanden op de Colorado School Mines in Amerika.

Weinig mobiel

Er bestaat (nog) geen centraal beleid voor de wetenschappelijkesabbatical leave. De faculteiten hebben veel vrijheid om dit zelfin te vullen. De aanvragen ervoor worden inhoudelijk getoetst doorde decaan van de faculteit. Sinds vorig jaar is in de facultaireADV-regeling opgenomen dat wetenschappers ADV-dagen kunnen opsparenvoor hun sabbatical verlof. De faculteiten kunnen wetenschappersbovendien premies in tijd en geld uitkeren. Veel faculteiten moetendeze regeling nog uitwerken.

Prof.dr. Adriaan Buijs - directeur van het Subatomair Instituut- gaat waarschijnlijk binnenkort met sabbatical leave. "Niet eensabbatical in de traditionele zin van het woord", zegt hij. "Wantdan ga je een jaar heel wat anders doen dan je normaal doet. Ik benvan plan om naar Genève te gaan waar een experiment wordtverricht aan een versneller. Onderzoek dat in het verlengde ligtvan het onderzoek in onze vakgroep." Volgens Buijs makenNederlandse wetenschappers veel minder gebruik van de traditionelesabbatical dan bijvoorbeeld Amerikaanse onderzoekers. "Daar bestaatmeer de traditie om er eens in de zeven jaar tussen uit te gaan omdingen te doen die niet met je dagelijkse werk te maken hebben."Ook Snieder ziet weinig wetenschappers naar het buitenland gaan."Nederlanders zijn niet zo mobiel. Het is niet zo gebruikelijkhier. Je ontmoet daardoor weinig collega's die zeggen: 'laat diekans niet lopen'. De universiteit promoot het bovendien te weinig",vindt hij.

Gevaar

"De meerwaarde voor de universiteit van eentraditionelesabbatical valt niet moeilijk te beargumenteren", zegt Buijs. "Deuniversiteit is een plaats waar onderzoek wordt gedaan aan de grensvan de kennis. Natuurlijk weten wij in Nederland veel, maar in hetbuitenland is ook veel kennis. Dus als een wetenschapper daarheengaat om eens te kijken hoe men daar iets doet, dan is dat heelnuttig voor de universiteit. Stel dat ik ga kijken of ik iets aanhoge energie astro-fysica met neutrino's kan doen. Een vakgebiedwaar ik weinig van afweet. Maar wat misschien voor onzeuniversiteit interessant zou kunnen zijn. De beste manier om daariets over te leren is om te stoppen met datgene wat je aan het doenbent en weg te gaan. Daar leren hoe het gebeurt, terugkomen eneventueel iets nieuws gaan doen. Het gevaar bij faculteiten isnamelijk juist dat wetenschappers de rest van hun carrièreblijven doen waar ze toch al mee bezig zijn."

Ook Rob Cozzi, adviseur personeel en organisatie bij hetUniversitair Strategisch Programma, wijst op dat gevaar. "Waarwetenschappers nogal eens een handje van hebben is superspecialistte worden en daaraan vervolgens de conclusie te verbinden: de enigeplek waar ik kan werken is de plek waar ik nu zit." Een anderbelang van de universiteit is 'de mobiliteit te organiseren' doormedewerkers in de gelegenheid te stellen ergens anders te gaanwerken als ze dat willen", zegt Cozzi. De beleidsadviseur pleitervoor in de toekomst de sabbatical ook een plaats te geven in deloopbaanontwikkeling van het ondersteunend personeel.

Vertrouwen

Volgens Cozzi kun je het nut van een sabbatical overigens maarten dele zichtbaar maken, "Je moet ook vertrouwen hebben dat iemandeen jaar iets gaat doen dat een wezenlijke bijdrage levert aan watde universiteit nodig heeft. En een stap voorwaarts zet in zijn ofhaar persoonlijke ontwikkeling. Je kunt niet na een jaar het hoofdopen maken om te bekijken wat iemand er beter van geworden is."

Decanen en leden van het college van bestuur worden na hunbestuurlijke jaren met een sabbatical in de gelegenheid gesteld omhun wetenschappelijke carrière weer op te pakken. Een van demensen die hiervan gebruik maakt is prof.dr. Jan van Leeuwen. Hijbekleedde de afgelopen vijf jaar de functie van decaan bij defaculteit Wiskunde en Informatica. Van Leeuwen ziet er echter vanaf om in het buitenland met sabbatical te gaan. "Ik neem geenafstand van mijn taken bij het instituut", zegt de voormaligedecaan die zich wel voorlopig vrijgesteld weet van onderwijstaken."Ik benader het verschijnsel opfrisverlof op een nuchtere manier.Ik denk met korte bezoeken aan een aantal instituten genoegimpulsen te krijgen op mijn vakgebied. Ik ben genoeg in hetbuitenland geweest. Verder heb ik gedurende mijn decanaat mijncontacten op wetenschappelijk gebied kunnen bijhouden. Dat maakthet gemakkelijker om de draad weer op te pakken."

Olaf Stomp


Sabbatical leave

Voor het sabbatical verlof is de meerjaren spaarvariant in deadv-regelingen te gebruiken. In minimaal 3 en maximaal 5 jaarkunnen jaarlijks 7 dagen adv worden opgespaard voor een langdurige,aaneengesloten verlofperiode. De duur van het aaneengeslotenlangdurige verlof is tenminste gelijk aan het adv-verlof dat in degekozen periode is gespaard. De werkgever verleent bij opname vanhet opgespaarde verlof voor een sabbatical leave een premie in tijden/of geld. Onder het sabbatical leave wordt verstaan een langereverlofperiode, waarin de werknemer algemeen of gericht aandachtbesteedt aan de eigen employability, maar er moet ook sprake zijnvan bedrijfsbelang. De werkgever en werknemer komen vooraf opindividuele basis overeen:

- de wijze van invulling en opname van het verlof;

- de duur;

- de hoogte van de toe te kennen premie;

- eventuele nadere voorwaarden.

In het lokaal overleg kunnen nadere afspraken gemaakt wordenover criteria voor de toepassing van deze modaliteit en voor debandbreedten die voor eventuele toe te kennen premies in tijd en/ofgeld worden gehanteerd. Dat is (nog) niet gebeurd. Sommigefaculteiten hebben zelf een lokale uitwerking van de regels met hunpersoneelgeleding van de faculteitsraad afgesproken.

Universiteit gaat jong docenttalent stimuleren

Voorheen konden alleen facultaire studieverengingen docentenvoordragen, maar dit jaar heeft de jury ook veel tijd gestoken inhet benaderen van andere, kleinere, verenigingen. Want er isbepaald geen `overkill' aan inzendingen. Of dat aan een gebrek aangoede docenten dan wel gemotiveerde verenigingen ligt, is niet vooriedereen even duidelijk.

Frans Habraken is dit jaar, naast zijn directeurschap van hetonderwijsinstituut Natuur- & Sterrenkunde, voorzitter van de deAdviescommissie Kwaliteit Onderwijs, de ACKO. In die hoedanigheidis hij ook voorzitter van de jury die de prijzen, de aanmoedigings-en de docentprijs, dit jaar uitreikt.

Er zijn al niet veel jonge docenten, bovendien hebben ze niet deervaring die de ouderen hebben, erkent Habraken. "Zodoende kunnenze moeilijk aan de eisen van de docentenprijs kunnen voldoen." Dedocent talentprijs moet het nu mogelijk gaan maken dat ook zij eenseen kansje krijgen.

Bij Habrakens eigen faculteit Natuurà & Sterrenkundelopen eigenlijk geen jonge docenten rond. "Ook al nemen we nieuwedocenten aan, dan zijn deze normaal gesproken al gepromoveerd endus meestal wel wat ouder dan 33." Dat ook aio's en zelfsstudentassistenten officieel mogen meedingen, verrast Habraken:"Maar die verzorgen natuurlijk vooral ondersteuning en `trekken'het onderwijs niet zelf."

Of er genoeg aanmeldingen komen, hangt volgens Habraken minderaf van de docenten dan van de activiteit van de studie- enfaculteitsverenigingen. "Zonder vereniging geen nominatie. Diezullen dus hun best moeten doen."

De Utrechtse biologen vereniging UBV, al twee keer gelukkig inhet nomineren, weet nog niet wie ze dit jaar naar voren schuift.Dat ze voor zowel de docent- als de aanmoedigingsprijs zullenvoordragen, staat wél vast, vertelt secretaris Jeanine Berk."We willen niet als bestuur beslissen, maar laten het aan destudenten over om uit te maken wie ze voor willen dragen. We hebbenwel een lijstje gemaakt met kandidaten." Even leek het erop dat erop de faculteit Biologie geen docenten van 33 en jonger rondliepen,maar UBV vond ze toch. "Weliswaar bijna allemaal aio's enéén docent, maar toch ", aldus Berk.

Uitstraling

De vereniging van Utrechtse geschiedenisstudenten, de UHSK,heeft nog geen idee of en wie ze gaan nomineren, maar voorzitterMirjam van der Puijl is niet bijzonder onder de indruk van denieuwe prijs.

"De docentenprijs is een prima instelling. Het enige wat erop afte dingen valt is dat er appels met peren vergeleken worden. Ook detijd die je erin moet steken om iemand genomineerd te krijgen isvoor ons nogal een probleem. Dat is toch vooral voorbehouden aangrote studieverenigingen of echte fans." Ze ziet haar gelijk in hetfeit dat het de grote verenigingen - zoals UBV en ECU'92 - zijn,die de afgelopen jaren hebben gewonnen.

"De jonge docentenprijs vind ik iets minder, de leeftijdsgrensis nogal laag en ik vind hem eigenlijk overbodig. Een goede docentis een goede docent, daar heeft leeftijd weinig mee te maken. Jekunt zo iemand ook nomineren voor de gewone prijs." Ookgeschiedenis kent geen echt jonge docenten, behoudens aio's enstudent-assistenten. "De jongste is 42", weet Van der Puijl.

Bij het studentenoverleg wiskunde zijn ze er ook nog niet uit,al helemaal niet omdat ze dit jaar nog geen aanmeldingsformulierenbinnen hebben gehad. Ze dragen in ieder geval geen docent voor voorde aanmoedigingsprijs, "want er zijn hier geen jonge docenten",laat bestuurslid Carolien Reus weten.

Docent van het jaar 1999 Sjef Smeekens, weet niet of eenaanmoedigingsprijs voor jonge docenten de beste manier is om dezete stimuleren. "Interessanter is misschien om deze groeppersoonlijk uit te nodigen voor de conferentie `Het OnderwijsMeester' en ze op een of andere wijze te stimuleren daar aanwezigte zijn", denkt de 43-jarige hoogleraar MoleculairePlantenfysiologie.

Maar het belang van de docentenprijs en `Onderwijs Meester' inhet algemeen is volgens hem evident: "Het is de aandacht voor hetonderwijs in al zijn facetten. Naar mijn overtuiging is zo'n dagvoor de universiteit een gelegenheid de docenten en hun inzet inhet zonnetje te zetten." Het feit dat hij werd voorgedragen door destudentenvereniging en vervolgens de prijs ook won was voorSmeekens persoonlijk "natuurlijk een zeer leuke en stimulerendeervaring. Ook de mensen om je heen raken meer bij het onderwijsbetrokken. Er is een uitstralend effect van die prijs. Voor jezelfwerkt dit natuurlijk ook extra motiverend, maar mijnonderwijsaanpak heb ik niet dramatisch gewijzigd. Blijkbaar warende studenten hierover al tevreden."

O W_g

Leefwereld

Ook Orlanda Lie's onderwijsmethode werd nietbeïnvloed doorde prijs, die ze in 1996 ontving: "Maar het is wel zo dat anderen,doordat ik de prijs kreeg, meer belangstelling kregen voor demanier waarop ik lesgeef en naar mijn mening of advies gingenvragen over bepaalde didactische knelpunten." De neerlandica vindtde docentenprijs een mooi initiatief: "Hiermee wordt aangegeven dateen universitair docent niet alleen een goede onderzoeker moetzijn, maar ook een goede docent. Immers, het overdragen van kennisis bij een universitaire opleiding net zo wezenlijk als hetverrichten van wetenschappelijk onderzoek."

Frans Habraken belooft dat de jury, ondanks het gebruik vandezelfde criteria, zich toch wat coulanter zal opstellen tenopzichte van de jonge, onervaren, docenten. "Bovendien hebben jongedocenten, als het goed is, een groot voordeel: ze staan dichter bijde student." Habraken vindt dat oudere docenten aan dat contact metde veel jongere studenten moeten blijven werken, "terwijl dejongere docent vooral moet werken aan, zeg maar, de criteria van dedocentenprijs."

Orlanda Lie is het hiermee eens: "Mijn ervaring met jongedocenten is dat zij qua leeftijd, maar vaak ook qua leefwereld,dichter bij onze doelgroep - studenten - staan en dat zij vaak metnieuwe, verfrissende ideeën voor een didactische opzet komen.Op deze manier kan het onderwijs een dynamisch proces blijven en ishet elke keer weer spannend voor de docent om les te geven. Ikjuich de actieve inbreng van jonge docenten van harte toe en bendus erg vóór die aanmoedigingsprijs."


Nomineren

Studie- en faculteitsverenigingen kunnen tot 15 oktober docentennomineren voor zowel de docentenprijs als de prijs `jongdocenttalent'. Bij het opstellen van de voordracht moet dekwaliteit van de docent in de context van het onderwijsprogramma envan de studieresultaten naar voren komen. Op basis van deingediende voordrachten wordt een lijst met maximaal zes nominaties- per prijs - door de jury samengesteld. De genomineerde docentenzullen door de verenigingen moeten worden verdedigd tegenover dejury, waarna de jury rond november een winnaar zal aanwijzen. Decriteria voor de aanmoedigingsprijs prijs wijken, afgezien van deleeftijdsgrens, niet af van de al vijf keren uitgereikte'docentenprijs' ter grootte van 7500,- gulden. Niet alleen deuitverkoren docent krijgt een gedlbedrag. De winnende verenigingomtvangt 1500,- gulden voor de verenigingskas. De jury bestaat ditjaar uit: prof.dr. F. Habraken (voorzitter), prof.dr.mr. P.van denHoven, prof.dr. P. B"r, Stefan Ellenbroek en Sanne Tromp.

Meer informatie is verkrijgbaar bij desecretaris van de jury:Wally Regouin, Afdeling USP, Heidelberglaan8, 3584 CS Utrecht. Tel 030-2533558.

Hermans: 'Als ik vooraf alles opleg, smoor ik ieder initiatief"

Hermans: 'Als ik vooraf alles opleg, smoor ik iederinitiatief"

Eén jaar is hij nu minister, en Loek Hermans is eentevreden man. Hij heeft zojuist de eerste Onderwijsbegrotingopenbaar gemaakt waarop hij zelf een stempel heeft kunnen drukken.En die bevat voor het hoger onderwijs vrijwel alleen goed nieuws.Zuchtten universiteiten en hogescholen vorig jaar nog onder eenbezuiniging van bijna een half miljard gulden, dit jaar wordt hen170 miljoen extra in het vooruitzicht gesteld.

"De vlag hangt er nu heel anders bij dan bij mijn aantreden",zegt Hermans. "Vorig jaar zei ik: we moeten geen depressies meerover het onderwijs laten komen. Het moet een sector zijn waar lefen initiatief van uitgaat. Het hoger onderwijs was rijp voor dieomslag. Er wordt niet meer achteruit gekeken, maar vooruit. Men iszich gaan positioneren als factor van betekenis in onzekenniseconomie. En dat werkt, merk ik. Een sector die voortdurendklaagt, krijgt weinig sympathie in dit kabinet. Dat is misschien dereden dat het nu zo anders gaat."

Initiatief

Niet alleen voor zijn begroting, ook voor het Hoger Onderwijs enOnderzoek Plan krijgt Hermans louter lof toegezwaaid. Maar wiespeurt naar gedetailleerde maatregelen zal teleurgesteld afdruipen.Hermans geeft universiteiten en hogescholen veel vrijheid,bijvoorbeeld om te fuseren of om nieuwe opleidingen te beginnen.Maar verder schetst hij vooral 'uitdagingen' die hij op het hogeronderwijs ziet afkomen en waarover hij de komende tijd wilpraten.

"Ik probeer niet om vooraf alles tot in de details vast teleggen", verklaart Hermans zijn aanpak. "Dan haal je het initiatiefweg bij het veld, en dat stemt niet overeen met de capaciteiten diemen zelf heeft. "Ik zeg tegen hogescholen en universiteiten: ikbudgetteer en faciliteer en kom straks bij u kijken of hetresultaat in orde is. Maar hoe ze het invullen, dat is hun zaak.Als minister ben ik verantwoordelijk voor de kwaliteit, detoegankelijkheid en het bestel als geheel."

'Meer ruimte voor het hoger onderwijs' is volgens Hermans zelfhetcentrale thema van zijn HOOP. Die ruimte is nodig, want hethoger onderwijs moet inspelen op snelle veranderingen. "Deinternationalisering bijvoorbeeld", zegt Hermans. "Die zal hetNederlandse hoger onderwijs in toenemende mate onder druk zetten.Dat merken we nog niet morgen of overmorgen, maar het duurt geenvijf jaar meer.

"Tegelijkertijd is levenslang leren in opkomst en vragenstudenten steeds meer om flexibele leerroutes. Bovendien komen erook commerciële aanbieders in het hoger onderwijs. Dan kun jewel gaan roepen dat je van alles wilt gebieden en verbieden, maarook internationaal is dat commerciële aanbod volop in opkomst.Daar moeten de instellingen zich op voorbereiden. De minister moetniet zeggen: dat moet u zo-en-zo doen. Dat werkt niet. Ze moetenhet zelf doen. Ik stel ze alleen in staat om die markt te pakken.Om concurrentief"hig te zijn, hebben ze ruimte nodig."

Die ruimte geeft Hermans bijvoorbeeld als het gaat om nieuweopleidingen. Die geeft hij vrij. Universiteiten - en in beperktemate ook hogescholen - kunnen straks zonder zijn goedkeuring nieuwestudies beginnen. Een kwestie van vertrouwen, vindt Hermans. "Ikverwacht niet dat universiteiten kiezen voor catch as catch can enalleen maar populaire studies beginnen waarmee te verdienenvalt.

"Ik zeg niet: laat maar komen, ik zie wel wat er gebeurt. Nee,ik verlang wel kwaliteit. Iemand die zich inschrijft bij eenopleiding moet weten dat het diploma van waarde is. Daarom verlangik bij nieuwe opleidingen wel een kwaliteitstoets vooraf. En diekwaliteit wordt ook nog eens achteraf gecontroleerd.

"De bestaande procedure richtte zich erg op de status quo.Vernieuwers kregen geen kans. Maar we kennen het voorbeeld van KPN.Dat had voor de liberalisering van de telecommunicatie-markt eengoed aanbod, vonden we. Maar toen Libertel er aankwam, reageerdeKPN meteen. Zoiets zal ook gebeuren als de druk op deuniversiteiten toeneemt. Als er meer concurrentie ontstaat, zal datleiden tot een kwalitatieve slag. Daar ben ik absoluut vanovertuigd."

Diversiteit

De minister blijft verantwoordelijk voor een goed en breedgespreid onderwijsaanbod, stelt het HOOP. Maar geeft Hermans nietalle instrumenten uit handen om daarvoor te zorgen? Hijzelf vindtvan niet. "Als universiteiten en hogescholen er niet in slagenonderling afspraken te maken over wat wel en wat niet, als er echteen situatie ontstaat van wildgroei, dan zal ik ingrijpen dooropleidingen te sluiten. Dat kan pas achteraf, ja. Maar als ikvooraf alles opleg, smoor ik ieder initiatief."

Het is beter om trends te volgen dan om er tegenin te gaan, zeiHermans dit voorjaar, en dat lijkt wel de rode draad in het HOOP.Toch omarmt Hermans niet elke trend. Zo bestrijdt hij de opvattingvan voorzitter Leijnse van de HBO-raad dat het hoger beroeps- enwetenschappelijk onderwijs steeds meer naar elkaar toegroeien.Universiteiten en hogescholen mogen van hem wel fuseren, maar hetonderscheid tussen een beroeps- en een wetenschappelijk opleidingmoet beslist worden gehandhaafd.

"Het idee dat het allemaal maar op één hoop moet endan zien we verder wel, wijs ik af. Dan ontstaat er eenonvoorstelbare onhelderheid. Door fusies toe te staan, wil ikinstellingen de ruimte geven te kiezen wat voor hen het beste is.Daardoor ontstaat er variatie. In Amsterdam denkt men aan eenfusie, in Nijmegen en Groningen niet. Die diversiteit mag van mijontstaan."

Hermans heeft nog geen mening over het vervolg op deBologna-verklaring, die hij in juni met 28 Europeseonderwijscollega's ondertekende. In deze verklaring staat datEuropa op termijn één hoger-onderwijssysteem moetkrijgen, gebaseerd op het Angelsaksische model, met eenbachelor-fase en een master-fase. De Onderwijsraad moet van Hermansuitzoeken wat dat voor Nederland betekent.

"Ik meld het u maar gelijk: ik weet het nog niet. Uiteindelijkgaat het erom dat Nederlandse studenten genoeg internationaalperspectief hebben. Het bedrijfsleven wordt internationaler. Eendirecteur van Shell, mogelijk een Amerikaan, zal vragen: eendoctorandus economie, wat is dat eigenlijk? Ik wil van deOnderwijsraad weten wat daar allemaal aan vastzit. Ik kan nu welheel dapper roepen dat het zus of zo moet, maar als dat leidt totonvoldoende toekomstvaste beslissingen, dan doe ik dat liever niet.Dus zeg ik: ik ben er nog niet uit."

HOP, Hanne Obbink/ Matthé tenWolde

Sportarts Peter Vergouwen: 'Er wordt in Nederland vaak heel slecht getraind'

Sportarts Peter Vergouwen: 'Er wordt in Nederland vaak heelslecht getraind'

In de kelder van het UMC Utrecht huist een afdelingmet een hele bijzondere cliëntèle. Bij sportarts PeterVergouwen zijn alleen topsporters welkom. "Met gezond eten valtmeer te bereiken dan met het slikken van pillen."

Vergouwen begon zijn medische carrière als sportarts bijhet NOC*NSF op Papendal. Toen zijn afdeling daar met opheffing werdbedreigd nam hij zijn topsporters mee naar Utrecht en begon daar deafdeling topsportgeneeskunde.

Vergouwen is erg gelukkig in het academisch ziekenhuis. "Wijconcentreren ons op grensbelasting. We leren hier elke dag bij doordiscussies en samenwerking met specialisten van andereafdelingen."

De Nederlandse topatleten Patrick van Balkom en Robin Korving,maar ook wereldtoppers als de Ethiopische Olympisch kampioene Robabehoren tot zijn klantenkring. Alle soorten topsporters zijnwelkom. "We zien hier een heel divers belastingspatroon. Eentennisser is natuurlijk geen 1500 meter-loper, maar je ziet zoveeldat je van de ene sport naar de andere kunt vertalen. En de voetvan een judoka kan best de voet van een tennisser zijn."

Grensbelasting, daar draait het om bij Vergouwen. "Eentopsporter zoekt de grenzen van zijn kunnen en komt altijd limitingfactors tegen. Dat gebeurt onherroepelijk. De kunst is alleen om zenetjes tegen te komen en niet onverhoeds zodat sporters niet ineensmet iets ernstigs worden geconfronteerd."

"Veel mensen denken dat we hier alleen blessures behandelen,maar dat is niet zo. Sporters kunnen ook gewoon ziek worden en weerherstellen. Of soms zijn ze heel gezond, maar draaien ze niet. Datkan te maken hebben met overtraining. Het is vaak een samenspel vanfactoren waardoor de emmer overloopt. Aan preventie doen we ookveel: hoe kan een sporter zijn training zo inkleden dat hij niet deproblemen van vorig jaar tegenkomt."

Voeding

En er valt met de juiste medische begeleiding nog veel tebereiken bij de vaderlandse topsporter vindt Vergouwen. Over devoeding van de sporter is hij niet erg tevreden. "Acht van de tienerkende topsporters eten niet goed. Ze moeten gezond eten,gekoppeld aan trainingsarbeid. Op dat gebied valt veel meer tewinnen dan met hetslikken van pillen."

Ook op de trainingsmethoden heeft Vergouwen de nodige kritiek."Er wordt in Nederland vaak heel slecht getraind. Dat klinkt heeleenvoudig. Maar als je trainingsschema's analyseert, schrik je jeaf en toe dood. Als een sporter dan slecht presteert moet hij geenpillen gaan slikken, maar zorgen voor betere trainingsmethoden. Enje moet veel voor topsport over hebben. Zo'n lijf heeft tijd nodigom te groeien. Maar veel sporters nemen die tijd niet. Die grijpennaar de pillen om direct te presteren."

Dat wijt Vergouwen onder meer aan agressieve marketing van defabrikanten. "Die komen met nieuwe zogenaamde wondermiddelen op demarkt en daar plakken ze een bekende naam op. Maar ook dewedstrijdorganisatoren en de sponsors trekken zich niets aan van debelangen van de sporters. Kijk eens naar de laatste US open:Sampras, Rafter, Rios en Moya. Vier voormalige nummerséén van de wereld, alle vier geblesseerd. Het lijntje bijdie spelers knapt omdat alle grote steden een A-toernooi willenwaar ze de top aan het werk kunnen zien.

Die jongens moeten vijftien grote toernooien per jaar spelen. Zehebben geen tijd om te herstellen. Die spelers zijn doodsbang vooreen duikeling op de wereldranglijst. Hoe vaak denk je dat Krajicekmet zijn trainer rustig aan zijn herstel kan werken. Terwijl hetpubliek net zo goed geniet, als ze een redelijk aantal toernooienper jaar spelen."

Het argument dat het publiek zijn helden wil zien lijden gaat erbij Vergouwen niet in. "Natuurlijk is topsport strijd. Maar datstrijden moet op een acceptabele manier gebeuren."

Hitte

Vergouwen haalde de afgelopen weken regelmatig de pers alsmedisch begeleider van de Nederlandse ploeg op het WK atletiek inSevilla. Hij ageerde flink tegen de grote hitte waaronder demarathon moest worden gelopen. "Ik heb geen zin in een marathon bijveertig graden of weer een nieuwe berg met 25 procent stijging. Enstraks gaan we een berg zoeken van dertig procent."

"In een beklimming van tien kilometer kan Pantani Ullrich ookuit het wiel rijden. Las om de drie etappes een rustdag in dan hebje ook brood en spelen. De internationale wielerunie UCI moet nietaankomen met allerlei controles en gezondheidspaspoorten en derenners vervolgens over de kling jagen. En dan ook nog verbaasdstaan als sporters naar verboden middelen grijpen. Hypocriet."

"Zulke topsport, daar zeg ik nee tegen." De atleten zeggenvolgens Vergouwen ook geen ja. "Die worden gedwongen tot ja. Debondsbonzen, de wedstrijdorganisatoren en de sponsors zetten zeonder druk. Sporters raken hun baan kwijt als ze niet meedoen.Eigenlijk zouden ze zichmoeten organiseren en heel goed kenbaarmaken wat hun grens is."

"Ik ben voor topsport en ik ben voor grensbelasting. Ik wil ermet mijn begeleiding naar streven dat Krajicek vijftien toernooienper jaar kan spelen en kan winnen èn nummer één vande wereld wordt. De doelstelling van de sporters is ook mijndoelstelling, maar ik probeer het zo in te kleden dat zo'n sportereen lange loopbaan heeft en elk jaar beter wordt."

Veel van Vergouwens werk valt nauwelijks op. "Een trainer scoortmet de prestaties van zijn pupil, maar de kracht van ons vak blijftvaak verborgen. Als wij sporters heel houden tijdens zwaretrainings- of wedstrijdperioden of snel van een ziekte genezen,merkt niemand dat. Alleen als het misgaat, komt het in dekrant."

Er is in de ogen van Vergouwen dan ook veel te weinig geld voormedische begeleiding. "Alleen in de wielrennerij en het betaaldvoetbal wordt er voldoende geld voor uitgetrokken. Een arts van eenwielerploeg begeleidt twintig man. Wij hebben veel patiëntenvan diverse pluimage, en maar een heel klein budget omdat de sportniet over de brug komt. Ze stoppen wel geld in buitenlandse reizenen trainingsstages, maar wil je daar echt mee scoren dan moet desportmedische begeleiding een veel groter accent krijgen. We zoudenveel meer in praktijksituaties moeten werken. Maar daar hebben weecht meer geld voor nodig."

Jurgen Swart

Indonesische studenten verdeeld, maar in beweging

Sinds de massale studentenprotesten die uiteindelijk leidden tothet opstappen van Soeharto op 21 mei 1998, zijn de Indonesischestudenten niet meer uit beeld verdwenen. Zo betoogden veelstudenten in november vorig jaar tegen Habibie, en in juli tegenhet optreden van het Indonesische leger in de opstandige provincieAtjeh.

Het protest van Indonesische studenten tegen autoritair bestuur,militarisme, corruptie en nepotisme gaat veel verder terug dan dereformasi-beweging van 1998. In een historisch overzicht overSoeharto's 'erfenis op de campus' schetst demensenrechtenorganisatie Human Rights Watch de rol van destudentenbeweging in Indonesië sinds Soeharto op 30 september1965 aan de macht kwam. Ondanks scherpe politieke controle binnende academische gemeenschap zelf en het vroegtijdig de kop indrukkenvan protest, kon het regime niet voorkomen dat het op gezettetijden tot grote studentendemonstraties kwam.

Volgens Human Rights Watch was de massale reformasi-beweging vanvorig jaar deels juist het gevolg van overheidscontrole op deuniversiteiten. 'De ban op politieke activiteiten van studenten ende controle van het leven op de campus waren volstrekt integenspraak met de essentiële functie van de academischegemeenschap: het ontwikkelen en bevorderen van kritisch onderzoeken kennis. Dat werd zo gezien door steeds grotere aantallenstudenten en stafleden.'

Ommezwaai

Dat de studentenbeweging vorig jaar wel een politieke ommezwaaibewerkstelligde, waar dat eerder niet lukte, heeft volgens HumanRights Watch ook te maken met de grote maatschappelijke onvrededoor de economische crisis die Indonesië in 1997 trof.Slechtere maatschappelijke vooruitzichten verhoogden hetrevolutionaire elan bij studenten.

Anders dan vroeger kregen de studenten vorig jaar bovendienactieve steun vanuit veel faculteiten zelf. De overheidsinvloed opde campus bleek niet meer zo sterk als in de jaren zeventig entachtig. Vooraanstaande en invloedrijke academici zoals MaharMardjono (lange tijd een arts van het presidentiële medischeteam), Karlina Leksono(Indonesië's eerste vrouwelijkesterrenkundige) en Wahyu Sardono (populair televisiekomiek enoud-student van de Universiteit van Indonesië) schaarden zichachter de studenten. Het academische establishment, of althans eendeel ervan, keerde zich tegen de overheid. Door de grote onvrede ende gemeenschappelijke afkeer van Soeharto kon de studentenbewegingéén lijn trekken, die onderlinge verschillen oversteeg.Maar onderlinge verschillen waren er wel degelijk, benadrukt HumanRights Watch dat spreekt van 'studentengroepen van een opvallendediversiteit'.

Reza Muharam bevestigt dat beeld van diversiteit. Al vijftienjaar is hij lid van Jodi/E - het Europese Netwerk van IndonesischeActivisten voor Democratie - en hij beschikt over zeer veelcontacten binnen de Indonesische Studentenbeweging. "Hetgemeenschappelijke doel was dat Soeharto weg moest, maar daarnakwamen de onderlinge verschillen weer duidelijk naar voren. Voorbehoudende islamitische studentenorganisaties is president Habibieacceptabel. Die maakt, net als sommigen van zijn kabinetsleden,deel uit van de moslimorganisatie Icmit. De progressieveorganisaties moeten juist niets van Habibie hebben." Met dieprogressieve organisaties doelt Muharam op invloedrijke verbandenzoals het Studentenforum van Bandung, en vooral Forkot (StudentenStadsforum van Jakarta) en Famred (Studentenorganisatie van deUniversiteit van Jakarta). "Dat zijn de motoren van de progressievestudentenbeweging."

Versplintering

Nu, ruim een jaar later, is de studentenbewegingen nog net zoverdeeld als net na de val van Soeharto. Arief M. Kosumah van Akui(Humanitaire Actie voor Indonesië), een organisatie die vanuitNederland werkt, spreekt van versplintering. "Binnen destudentenbeweging zijn er organisaties 'in het midden', en uitlinkse en islamitische hoek." Volgens Kosumah zijn veel studentenhet wel eens als het gaat over de terugdringing van de invloed vanhet leger en corruptiebestrijding. Reza Muharam zegt dat demeerderheid van de studenten staat voor 'anti-militarisme'. Om diereden tonen die studenten zich zeer kritisch over de rol van hetIndonesische leger in Atjeh, Ambon, Irian Jaya, en Oost-Timor.

Of de Indonesische samenleving demilitariseert, nu Megawati (deoppositieleidster en winnaar van de verkiezingen) in november zeerwaarschijnlijk tot president wordt gekozen, is volgens Muharam voorveel studenten nog de vraag. "Veel progressieve studenten hebbenwat betreft Megawati een dubbel standpunt. Enerzijds willen ze deverkiezingsuitslag respecteren, maar ze vrezen dat ook Megawatiniet hervormingsgezind is. In haar partij zitten hoge ex-militairenmet bloedaan hun handen. Voor behoudende islamitischestudentenorganisaties is Megawati, als vrouw, sowieso onacceptabelals staatshoofd."

De in de Westerse media geschilderde uiteenlopende reacties vande Indonesische studenten op de kwestie Oost-Timor, vindt RezaMuharam een verwarrende voorstelling van zaken. "Progressievestudentenorganisaties hebben gedemonstreerd voor het respecterenvan de uitslag van het referendum op Oost-Timor, het opheffen vande noodtoestand en het terugdringen van de rol van het Indonesischeleger." De grote 'studentendemonstraties' in Jakarta tegen deonafhankelijkheid van Oost-Timor en de rol van het Westen, warenvolgens Muharam het werk van de Pemuda Banser, dejongerenorganisatie van Nadhatul Ulama, de grootste islamitischeorganisatie van Indonesië. "Natuurlijk zaten daar studentenbij, maar die hebben daar niet namens een studentenorganisatiegedemonstreerd." Dat er onderlinge verdeeldheid is, beseft deIndonesische studentenbeweging intussen maar al te goed. Op 15september hielden studentenorganisaties uit heel Indonesië hetderde nationale studentenoverleg in een reeks die loopt tot depresidentsverkiezing in november. Ze willen daarin komen tot eengezamenlijke politieke stellingname over verdere noodzakelijkehervormingen, en bekijken hoe ze 'de basis' - boeren en arbeiders -het beste bij hun zaak kunnen betrekken.


Oost-Timor

In 1520 landen de Portugezen in Timor. Zij zijn hiermee bijnaeen eeuw eerder dan de Nederlanders die in 1613 het fort bij Solorinnemen. In 1859 besluiten Nederland en Portugal het eiland Timor'officieel' op te delen. Het westelijke deel wordt onderdeel vanNederlands-Indië, het oostelijk deel een Portugese kolonie.Portugees Timor blijft tot 1896 bestuurd vanuit Macao, en krijgtdaarna een eigen koloniaal bestuur. Ruim viereneenhalve eeuwPortugese aanwezigheid zal een stempel drukken op Oost-Timor in devorm van het Portugees en het katholicisme.

De Oost-Timorezen laten niet alles over hun kant gaan, en komenin 1719, 1895 en 1959 - vergeefs - in gewapende opstand tegen dekoloniale overheersing. De val van de rechtse dictatuur in Portugalin 1974, biedt de onafhankelijkheidsbeweging op Oost-Timor nieuweperspectieven. In september vormt ze het Revolutionaire Front voorde Onafhankelijkheid van Oost-Timor (Fretilin, ook wel Falintil).Lissabon belooft onafhankelijkheid, maar het koloniale bestuur inOost-Timor steunt de Timorese Democratische Unie (UDT), die een'federatie' met Portugal voor ogen staat. Het Indonesischeconsulaat in de Oost-Timorese hoofdstad Dili stimuleert de vormingvan de Timorese Democratische Volksalliantie (Apodeti), dieaansluiting bij Indonesië wil.

De botsing tussen deze verschillende partijen zorgt voor eenperiode van politieke beroering en instabiliteit, en in augustus1975 pleegt het UDT een staatsgreep. Het Portugese kolonialebestuur trekt zich vroegtijdig - gepland was 1978 - terug. Fretilingrijpt naar de wapens, wint snel terrein, en roept op 28 november1975 de onafhankelijkheid uit. Op 7 december 1975 vallenIndonesische troepen binnen. Jakarta legt de oproep van deVeiligheidsraad om zich terug te trekken naast zich neer, enbekommert zich ook in de volgende jaren weinig om de veelvuldigeinternationale veroordelingen van de annexatie van Oost-Timor als27-ste provincie van Indonesië.

De guerrillaoorlog die Fretilin voert, kost veelFretilin-strijders en Indonesische militairen het leven. Deburgerbevolking gaat zwaar gebukt onder zware Indonesischerepressie en massale mensenrechtenschendingen. In de eerste vierjaren van de bezetting alleen al komen er naar schattinghonderdduizend tot tweehonderdduizend mensen om. Soms halen groteincidenten de wereldpers zoals in november 1991 wanneer het legerhet vuur opent op een begrafenisstoet in Dili waarbij zo'n 200mensen omkomen.

In oktober 1998 lijkt het tij te keren als Jakarta en Lissabononder auspiciën van de VN de mogelijkheid bespreken vannationale autonomie. In januari 1999 kondigt de Indonesischepresident Habibie onverwacht aan in te stemmen met een referendumwaarin de Oost-Timorezen zich kunnen uitspreken over de toekomstvan hun land: een autonomiestatus binnen Indonesië of volledigonafhankelijk. In mei bereiken Portugal en Jakarta een akkoord overhet referendum, een maand later vestigen de VN hun missie.Pro-Indonesische milities maken de situatie steeds onveiliger, enproberen de bevolking te intimideren. Niettemin stemt 78,8 procentvan de Oost-Timorezen op 30 augustus voor onafhankelijkheid. Voorde milities het sein om het geweld te laten escaleren, waarbij zevolgens velen openlijk worden gesteund door het Indonesische leger.De VN slagen er niet in de Oost-Timorezen te beschermen. Pas nagrote humanitaire rampspoed, massale internationaleverontwaardiging en grote diplomatieke druk, stemt Indonesiëop 12 september alsnog in met de komst van een VN-vredesmacht.

Henk Boon

Gammacamera kan wachttijden bekorten

Dat concludeert de Utrechtse promovendus Marcel Stokkel uit eenonderzoek naar de toepassing van de twee verschillende techniekenbij het opsporen van tumoren in het hoofd-halsgebied. Daartoe wordtgebruik gemaakt van de zogeheten Positron Emissie Tomografie (PET)die de aanwezigheid van FDG (een soort glucose) in cellen zichtbaarmaakt. Omdat in tumorcellen sprake is van een verhoogde opname vanFDG laat een PET-scan zien waar zich in het lichaam tumoren enuitzaaiingen bevinden. Door tijdig zo'n scan te maken kunnenuitzaaiingen dus al in een vroegtijdig stadium worden ontdekt.Bovendien geeft zulk onderzoek antwoord op de vraag in welkegevallen een operatie zinvol is. De tot nu toe voor dit doeluitgevoerde kijkoperatie onder narcose wordt daarmee overbodig.

Het maken van een PET-scan heeft dus voor patiënten grotevoordelen. Een probleem is echter dat de specifiek voor dit doelontworpen scanners met een prijs van zo'n vier miljoen guldenrelatief duur zijn, zeker omdat zij uitsluitend voor dit ene doelkunnen worden gebruikt. In zijn onderzoek bekeek Stokkel daarom bij250 patiënten met tumoren in het hoofd-hals gebied of ook een'standaard' dubbelkops gammacamera voor het maken van PET-scansbruikbaar is. Zijn conclusie is dat er weliswaar sprake is van eenwat minder grote nauwkeurigheid van de opnamen, maar dat toch altumoren met een doorsnee van vier millimeter met de standaardcamerakunnen worden opgespoord.

Dit resultaat is zo goed dat de dubbelkops camera zonder meereen bruikbaar alternatief voor de PET-scanner is, stelt Stokkel.Omdat de aanschafkosten met ruim één miljoen guldenaanmerkelijk lager zijn en omdat de gammacamera bovendien ook voorandere doeleinden kan worden gebruikt, lijkt het aannemelijk datdoor een intensiever gebruik van deze camera meer patiëntensneller kunnen worden onderzocht. Het gebruik van de gammacamerazou daarmee ook een positief effect kunnen hebben op de lengte vande wachttijden.

EH

Cursus onderhandelen voor wetenschappers

Veel wetenschappers hebben weinig kaas gegeten van onderhandelenmet de 'harde jongens' uit het bedrijfsleven. "Onderzoekers wordenals een stelletje amateurs de markt op gejaagd", zegt Jan Morenc,beleidsmedewerker Onderzoek van de faculteit Sociale Wetenschappen."Hun prijsbewustzijn en onderhandelingskracht zijn vaak van een telaag niveau. Het moet gewoon professioneler." Daarom organiseert deuniversiteit sinds enkele jaren een praktisch georiënteerdecursus. Deze wordt verzorgd door Licentec, in samenwerking metbureau Berenschot. In de tweedaagse training 'Hoe verkoopt dewetenschapper zijn kennis?' leren de deelnemers hoe ze hunonderzoeksresultaten, knowhow of uitvindingen zo efficiëntmogelijk kunnen verkopen aan het bedrijfsleven.

De cursus bestaat uit theoretische en praktische onderdelen,vertelt cursusleider Willem van Oort van Licentec. "We geventechnische informatie, bijvoorbeeld over contracten, maar ook overoctrooien. De industrie wil een nieuwe technologie namelijk bijnaaltijd een tijdlang exclusief kunnen gebruiken. Maar wetenschappersdenken vaak dat je door een octrooi niet meer mag publiceren. Hettegendeel is waar: een octrooi maakt publicatie juist mogelijk. Weleren de cursisten dat een octrooi geen tegenstander is, maar eenmedestander."

Uiteraard krijgen de cursisten ook uitleg over onderhandelen."Erg nuttig", vertelt Van Oort, "zelfs bij onderhandelingen met jekinderen!" De onderzoekers leren zich te verplaatsen in de belangenvan anderen, zonder het eigen belang uit het oog te verliezen. VanOort: "Aan het eind van de rit moeten er altijd twee winnaars zijn.Je gaat een relatie aan voor tien, soms vijftien jaar. Je kuntelkaar dus geen oor aannaaien."

Daarna kunnen de onderhandelaars-in-spe hun kennis envaardigheden in praktijk brengen. Dat gebeurt - hoe kan het ookanders - in rollenspellen. De cursus begint er zelfs mee. Al na eenhalf uur komt er een onderhandelingsdelegatie uit hetbedrijfsleven. Een echte. "Die wordt verzorgd door een directeurvan een bedrijf, die het leuk vindt om zo'n rollenspel te spelen",vertelt Van Oort. "Dat doet hij een beetje karikaturaal, waardoorduidelijk verschillen in cultuur naar buiten komen. Ideaal voor denabespreking."

Veel cursisten schrikken van de zakelijkheid van hetbedrijfsleven. "Wetenschappers krijgen vaak contact met een bedrijfop onderzoekersniveau, bijvoorbeeld tijdens een congres", legt VanOort uit. "Maar daarna komt de zakelijke man van het bedrijf. Dieweet niets van wetenschap, maar komt om business te doen. Dat vindtde wetenschapper in het begin maar raar."

Eye-opener

Ruim tweeëneenhalf jaar geleden is de cursus voor het eerstgegeven op de Universiteit Utrecht. Het enthousiasme na de eerstetraining was enorm, zowel onder de deelnemers als ook onder debestuurders. Directeur Paul Hermans van de faculteit Scheikunde:"Ik was zelf zeer tevreden over de cursus. Het was ontzettendinformatief, ook voor mij. Je leert hoe je je opstelt in zo'nproces en wat je daar nog aan kunt verbeteren. Het was trouwens ookerg leuk om de groep van onze faculteit gecombineerd mee te latendoen met een groep van Farmacie. Zo leer je niet alleen van decursus, maar ook van elkaar."

Ook Jan Morenc van Sociale Wetenschappen is erg positief. "Totnu toe heeft de cursus voor onze faculteit één keerplaatsgevonden. Ik vond het een erg positief initiatief. Het waseen ware eye-opener, en het reikte veel ideeën aan. Door zo'ncursus weet je wat je te wachten staat als je in onderhandelinggaat met het bedrijfsleven. Want eerlijk is eerlijk: marktpartijenzijn nou eenmaal een stuk ervarener in onderhandelen danwetenschappers. In eerste instantie ben je als onderzoeker nergens.Door dit soort cursussen hopen wij in de toekomst sterker te staanin een onderhandelingspositie."

De universiteit zal zeker verder gaan met de trainingen vanLicentec. Peter Peters, adviseur Personeel en Organisatie van hetUniversitair Strategisch Programma Personeel: "Voor dit jaar staater nog een cursus op stapel, voor een gemengde deelnemersgroep vande faculteiten Farmacie, Scheikunde en Biologie. Verder zijn we vanplan om een soort gevorderdencursus te gaan organiseren: eenvervolg voor de mensen die de basiskennis al beheersen. Dievervolgcursus staat gepland voor in het najaar."

Maar niet overal gaat het zo voorspoedig. Bij SocialeWetenschappen ligt het cursusprogramma zelfs tijdelijk in deijskast. Goede voornemens zijn er wèl. Jan Morenc: "In detoekomst willen we graag een breder draagvlak krijgen onder dedeelnemers, door bijvoorbeeld ook de hoogleraren deel te latennemen. Maar helaas ligt het nu een beetje stil."

Intussen denkt de universiteit op centraal niveau alweer verdervooruit. Peter Peters vertelt dat er een nieuwe cursus in hetverschiet ligt, die ook gericht is op het verkopen vanwetenschappelijk onderzoek. "We zijnbezig een cursus 'How to writea successful proposal' te organiseren. Die training zal dan meergaan over het 'voorspel' van de onderhandeling: het schrijven vaneen sluitend voorstel voor samenwerking met het bedrijfsleven. Decursus van Licentec beslaat meer het gehele onderhandelingsproces.Maar uiteraard kunnen die twee heel goed op elkaar aansluiten."

Willemijn de Bruin

Christiaan Bonebakker


Casus

Omdat de werkelijkheid complex is, zitten ook de casussen vanLicentec ingewikkeld in elkaar. Bijvoorbeeld de casus van professorWiersma van Farmacie, die samen met professor Klaassens vanGeneeskunde en een aantal assistenten werkt aan 'polymerematerialen die kunnen worden toegepast voor het maken van nieuwetoedieningsvormen'. Een heel A4'tje is nodig om uit te leggen waarhet onderzoek van Wiersma precies over gaat, en wie daarbij opwelke manier betrokken zijn.

Drs. Gideon bijvoorbeeld, die het polymere materiaal feitelijkheeft gemaakt en op dit werk wil promoveren. Maar natuurlijk is ergeldgebrek. Er zijn geen middelen om meer mensen aan te trekken ofom betere apparatuur aan te schaffen. En, heel realistisch: Wiersmawerd niet in de gelegenheid gesteld drs. Gideon een vaste baan bijde universiteit aan te bieden; Gideon heeft dan ook inmiddels, nogvoor zijn promotie, een betrekking elders aanvaard. Lastig!

Tijdens een wetenschappelijk congres legt Wiersma contact metdrie bedrijven die serieus geïnteresseerd zijn insamenwerking. Het Nederlandse bedrijf Medica lijkt het meestgeschikt, maar dan moeten algemeen directeur Van der Scheer enresearchdirecteur Egberts wel met voldoende geld over de brugkomen. Wiersma mag kiezen wie hij meeneemt naar deonderhandelingen: een jurist, de nieuwe promovendus (opvolger vanGideon), een hoofdvakstudent die Gideon heeft geassisteerd ofprofessor Klaassens.

Vervolgens krijgen de cursisten de volgende opdrachten:

- Stel een delegatie samen en verdeel de rollen.

- Bereid de onderhandelingen voor. Houd daarbij voor ogen dat ernog twee andere geschikte kandidaten zijn voor samenwerking.Uiteindelijk is de wens een lumpsum van enige honderdduizendenguldens en onderzoeksfinanciering in dezelfde orde van grootte.

- Onderhandel met Medica.

De beweegredenen van het menselijk oog

'Een ogenblik.' Wie er even bij stilstaat, beseft dat die termniet toevallig onze taal is binnengeslopen. Er zijn maar weiniglichaamsdelen die zo voortdurend in beweging zijn en die dus zokortstondig stilstaan als onze ogen. "En dat is maar goed ook",zegt prof.dr. Caspar Erkelens, die is aagesteld in de faculteitNatuur- en Sterrenkunde met als leeropdracht de fysica van de mens."De beweging van de oogbol is namelijk essentieel voor het zien.Dat komt omdat het netvlies alleen verschillen in lichtintensiteitregistreert. Zonder de permanente beweging van onze ogen zouden wealleen maar een grijze vlek zien."

Oogbewegingen zijn dus onmisbaar voor de waarneming. Toch wordenze pas de laatste vijftien jaar in samenhang met het zienbestudeerd, vertelt Erkelens. "Tot ver na de Tweede Wereldoorlogbestond er een strikte scheiding tussen neurologen die de visuelewaarneming bestudeerden en onderzoekers zoals de militaire artsF.C. Donders, die zich bezig hielden met de bewegingen van deoogbol. Pas recent is het besef gegroeid dat die twee niet los vanelkaar staan en dat er sprake is van één groot circuit.Beelden bereiken via ons netvlies de hersenen en zetten daar eenneuraal regelsysteem in werking dat onder meer voor oogbewegingenzorgt. Die zorgen er op hun beurt voor dat weer nieuwe informatienaar de hersenen wordt gestuurd. De kernvraag in het onderzoek naaroogbewegingen, waarin medici, biologen, fysici, psychologen eninformatici tegenwoordig nauw samenwerken, is hoe dat circuitprecies werkt."

Omdat oogbewegingen een curieuze mengeling vertonen van reflexen vrijwillige sturing (zie kader) is het zien volgens Erkelens eensoort testterrein geworden voor vragen over de manier waarop onsbewustzijn werkt. Als we onze blik op een voorwerp richten is dateen bewuste actie en dat zou dus pleiten voor de opvatting dat hetmenselijk handelen vrij en autonoom is. Maar tot op zekere hoogteis dat schijn, want veel oogbewegingen worden gestuurd door wat erin het blikveld gebeurt.

Erkelens: "In een recent experiment kregen mensen de opdracht omhun blik op een beeldscherm op een bepaald object te richten.Tijdens het experiment werd de beweging van hun ogen gemeten. Hetinteressantewas dat zodra er elders op dat scherm een nieuw beeldjeoplichtte, de blik van de proefpersonen automatisch heel even naardat nieuwe beeld gleed. Hoezeer men de oogbeweging ook probeerde tebeheersen, dat kortstondige afglijden bleek men niet te kunnentegenhouden."

Reclame

Hoe boeiend vragen rond de menselijke autonomie ook mogen zijn,uit de congresthema's blijkt dat het onderzoek naar oogbewegingentegenwoordig vooral praktisch geïnspireerd is. Erkelens:"Centraal in het onderzoek staat de speurtocht naar algoritmes, zegmaar algemeen geldende regels voor de manier waarop mensen naarbeelden kijken. Dat gebeurt vooral door oogbewegingen in kaart tebrengen van mensen die een bepaalde opdracht uitvoeren. Op diemanier hopen wij te weten te komen welke stimuli (bijvoorbeeld eenbepaalde kleur of vorm of een plaats in het beeld) het meest deaandacht trekken."

Dat die kennis commercieel aantrekkelijk kan zijn, mag blijkenuit het bekende voorbeeld van uitgevers van erotische bladen dievoor het maken van een zo effectief mogelijke cover via deoogbewegingen van proefpersonen probeerden te achterhalen waarmannen het eerst naar keken bij het zien van naaktfoto's. Maar ookvoor respectabeler commerciële doeleinden wordt tegenwoordigsteeds meer gebruik gemaakt van onderzoek naar oogbewegingen.

Erkelens: "Je kunt je voorstellen dat adverteerders graag willenweten welk soort reclame de aandacht trekt. Als je daarvoor eenalgemeen geldend algoritme zou kunnen vinden, dan zou je bij wijzevan spreken kunnen uitrekenen hoe een advertentie eruit moet zienen waar hij moet hangen om op te vallen."

Erkelens zelf werkt samen met onderzoekers van TNO uitSoesterberg aan vraagstukken van patroonherkenning. "Wij proberenvia de oogbewegingen van proefpersonen te analyseren op welkemanier zij op foto's naar voorwerpen zoeken, welke patronen ze welen niet herkennen. Dat is bijvoorbeeld van belang voor de analysevan luchtfoto's, maar het wordt ook steeds interessanter voor demedische wereld, waar artsen eindeloze series scans en MRI-beeldenmoeten doorworstelen.

"Als je zou kunnen achterhalen hoe mensen naar zulke foto'skijken, kun je proberen de afbeelding zo te manipuleren dat de kansop herkenning van wat herkend moet worden, het grootst is. Maarbovendien hopen we uit zulke experimenten algoritmes te kunnenafleiden waarmee we computers kunnen programmeren om die grotehoeveelheden foto's te scannen en een eerste selectie te maken.Zover is het nu nog niet, maar we zijn al wel een eind op weg.Gezien de toenemende hoeveelheid visuele informatie zou het vindenvan een dergelijk algoritme natuurlijkeen doorbraak van belangzijn."

Erik Hardeman


Vijf oogbewegingen

Onze ogen kunnen ruwweg vijf verschillende soorten bewegingenmaken. Drie daarvan worden min of meer door onze wil gestuurd.

1) De smooth pursuit die ervoor zorgt dat onze blik een voorwerpvolgt. Interessant is dat deze beweging weliswaar vrijwillig wordtuitgevoerd, maar dat we niet in staat zijn om de snelheid ervan tebeïnvoeden. We volgen een voorwerp altijd met de snelheid vandat voorwerp.

2) De saccade, een razendsnelle beweging die de blik richt opeen bepaald object en die onder meer wordt gebruikt bij het lezen.Een saccade duurt tussen de vijftig en honderd milliseconde enheeft een snelheid van zes- à zevenhonderd graden (ofwel bijnatweemaal in de rondte) per seconde. Dat lijkt snel maar onderzoekheeft uitgewezen dat apen een saccade nog eens tweemaal zo sneluitvoeren als mensen.

3) De vergentie die bijdraagt aan het zien van diepte. Deels isdit een reflex die ervoor zorgt dat we voorwerpen scherp zienongeacht hun afstand. Maar deels kunnen wij deze beweging toch ookbeïnvloeden, bij voorbeeld als we diepte proberen te zien ineen stereogram.

4) De vestibulo-oculaire reflex die samenhangt met hetevenwichtsorgaan en die ervoor zorgt dat als het hoofd beweegt, deogen ter compensatie in tegengestelde richting bewegen.

5) De opto-kinetische reflex, die de blik aanpast aan snelbewegende voorwerpen, bijvoorbeeld het voorbijrazende landschapvanuit een trein.

De laatste twee bewegingen zijn pure reflexen.


Helmholtz versus Hering

Wanneer je je ene oog afdekt en met je andere oog een bewegingmaakt, dan gaat het afgedekte oog automatisch mee, of je wilt ofniet. Een van de nog steeds niet opgeloste vraagstukken in debiofysica is de vraag of deze koppeling tussen onze twee ogen isaangeboren of aangeleerd. Ruim een eeuw geleden stelde de Duitsefysioloog Ewald Hering dat er sprake was van ééncommandocentrum in de hersenen dat beide ogen aanstuurt. Zijncollega Hermann von Helmholtz bestreed deze visie en stelde dat ersprake is vanafzonderlijke centra voor het linker- en hetrechteroog, net zoals dat het geval is voor bijvoorbeeld de handenen de benen. Omdat met de synchrone beweging van de twee ogen debeste resultaten kunnen worden behaald, zouden deze twee centraechter van jongs af aan hebben aangeleerd om samen te werken.Curieus genoeg is Erkelens als directeur van de HelmholtzOnderzoekschool, een aanhanger van de Hering-doctrine. Recentneurofysiologisch onderzoek lijkt nu echter te wijzen op demogelijkheid dat beide heren gelijk hadden en dat de tweeopvattingen met elkaar verzoend kunnen worden.

Ooggestuurde pc

In het Oostenrijkse Graz is vorig jaar eeneye-writergeconstrueerd voor mensen die zo sterk gehandicapt zijn dat zij opgeen enkele andere manier meer kunnen communiceren. Via electrodenwordt de stand van de ogen 'vertaald' in stroom van een bepaaldvoltage, die op zijn beurt de plaats bepaalt van een cursor op eencomputerscherm. Door zijn ogen te bewegen kan de patiënt dus,alsof hij een muis bedient, zijn cursor over het scherm bewegen enletters 'aanklikken'. De eerste eye-writer werd in november 1998 ingebruik genomen. Behalve voor het schrijven van korte teksten kanhet systeem ook worden gebruikt voor het via het computerschermaan- en uitdoen van het licht en voor het openen en sluiten vandeuren en ramen.

Ooggetuigen

Om te testen of oogbewegingen toegang geven tot het geheugenkreeg een aantal proefpersonen een aantal portretten van onbekendepersonen te zien. Vervolgens werd hen gevraagd een aantal collageste bekijken van meerdere portretfoto's. Elk collage bestond voor dehelft uit eerder bestudeerde portretten en voor de andere helft uitnieuwe gezichten.

Wanneer de proefpersonen werd gevraagd om te proberen gezichtenop de foto's te herkennen, richtte hun blik zich meteen op deeerder bekeken gezichten, zo bleek uit een analyse van hunoogbewegingen. Maar ook als hen werd gevraagd om de foto's zo maarte bekijken, was er sprake van een sterke concentratie van de blik,nu echter juist op de onbekende gezichten. In beide gevallen had deherinnering aan de eerder geziene portretten dus invloed op degemaakte oogbewegingen.

Later werd dezelfde test uitgevoerd met proefpersonen met eengeheugenstoornis. Deze proefpersonen, die zich de eerder getoondegezichten absoluut niet konden herinneren, bleken exact dezelfdeoogbewegingen te maken als de proefpersonen met een goed geheugen.Kennelijk biedt een analyse van oogbewegingen dus een goedeindirecte toegang tot het geheugen. Het bestuderen vanoogbewegingen vanooggetuigen tijdens een confrontatie met demogelijke daders van een misdrijf zou volgens de onderzoekers duseen nuttig hulpmiddel kunnen zijn bij het identificeren vanverdachten.

Leesgedrag

Wanneer wij een tekst lezen springt onze blik in razendsnellebewegingen (saccades) van woord naar woord. Uit onderzoek vanoogbewegingen was al bekend dat de blik telkens 'landt' halverwegehet begin en de helft van een woord. Om een verklaring voor dezedecentrale PLP (preferred landing position) te vinden werden in eenexperiment de oogbewegingen van proefpersonen gevolgd, terwijl zijnaar reeksen letters keken. Als er sprake was van woorden (of vanbetekenisloze combinaties van letters met de lengte van woorden)landde de blik inderdaad links van het midden van elk woord. Als deproefpersonen echter naar ononderbroken reeksen letters keken,landde hun blik precies in het midden van zo'n reeks.

Kennelijk speelt bij het maken van oogbewegingen tijdens hetlezen leeservaring dus een rol, zo concluderen de onderzoekers.Lezers weten uit ervaring dat hun blik zich in een tekst van linksnaar recht beweegt en zorgen er door de links-georiënteerdelandingspositie dus voor dat er bij het lezen zo weinig mogelijktijdverlies optreedt. Als er daarentegen sprake is vanéén continue reeks letters is het midden van die reeks demeest efficiënte landingsplaats voor het bekijken van de helereeks.

Adverteren op internet

Om te onderzoeken of advertenties op internet effect hebben,werd aan acht ervaren gebruikers gevraagd om door over het web tesurfen binnen dertig minuten tien vragen te beantwoorden. Ze kregenzeven pagina's op als startpunt en mochten geen zoekprogramma'sgebruiken. Uit een registratie van de oogbewegingen van deproefpersonen bleek dat zij de advertenties op de door hen bezochtepagina's gedurende het hele experiment geen blik waardig keurden.Zelfs bij het downloaden van tekst als alleen de advertentie tezien was, keken de proefpersonen naar een ander deel van hetscherm. Terwijl ontwerpers van webpagina's ervan uitgaan dat heftigflikkerende advertenties de aandacht trekken, blijken ze degebruikers in werkelijkheid dus juist te hinderen. Om te voorkomendat hun blik toch naar de advertentie werd getrokken, gingensommige proefpersonen zelfs met hun cursor bewegen om maar ietsanders te hebben om naar te kijken.

Geef vissers zelf controle over quota

Een overcapaciteit aan vissersboten van rond veertig procent,overschrijding van de toegestane vangstquota met soms meer dan dehelft, het Europese visserijbeleid heeft in de afgelopen vijftienjaar nog maar weinig effect gehad. Aanleiding voor de Utrechtsejuriste Astrid Berg om zich te buigen over de vraag welke factorende uitvoering van een Europees visserijbeleid belemmeren. Deze weekpromoveerde zij op het proefschrift Implementing and enforcingEuropean fisheries law.

In haar boek constateert Berg dat het de lidstaten niet geluktis om goed te controleren in hoeverre de vissers zich houden aan devaak gedetailleerde Europese regelgeving. Dat komt onder meer omdater onvoldoende afstemming is tussen de verschillende organisatiesdie de controle uitvoeren. Zo blijkt dat vissers die dequota-voorschriften overschrijden en daarvoor bestraft worden meteen boete, tegelijkertijd in aanmerking kunnen komen voor subsidiesen financiële compensaties op het gebied van degemeenschappelijke marktordening.

Meer samenhang in de uitvoering van het beleid lijkt dusnoodzakelijk, stelt Berg, die in haar boek echter ook pleit voormeer zeggenschap voor de vissers zelf. Zij constateert dat deverregaande Europeanisering op het gebied van devisserijregelgeving zijn doel tot nu toe voorbij is geschoten enwijst op de situatie in Nederland waar het stringente quota-beleidper visser in 1993 werd vervangen door een soepeler systeem. In datnieuwe systeem zijn de vissers zelf verantwoordelijk voor deverdeling van de quota met als gevolg dat er in ons land nu al zesjaar geen sprake meer is van te grote vangsten.

Een zelfregulerend systeem waarin de sector zelf toeziet op denaleving van de regels, en waarvoor inmiddels ook de varkensboerenbelangstelling hebben getoond, is een effectiever middel om devissers te motiveren zich te houden aan de afgesproken quota danhet dreigen met boetes en straffen, concludeert Berg.

EH