Achtergrond

Letteren op zoek naar wisselwerking tussen cultuur en maatschappij

Letteren op zoek naar wisselwerking tussen cultuur enmaatschappij

Toen de commissie-Vonhoff in 1995 maatregelen voorstelde om deafbrokkeling van de geesteswetenschappen tegen te gaan, heerste ertevredenheid in Letterenland. In een sfeer waarin de politiekalleen nog belangstelling leek te hebben voor (zo toepasbaarmogelijk) bèta-medisch onderzoek, was het al heel wat dat eenpolitieke zwaargewicht in de bres sprong voor de arme alfa's in hunbenauwde veste. Dat Vonhoff in het inmiddels befaamde rapport `Menweegt kaneel bij het lood' een nogal conservatieve opstelling koosen de taak van de geesteswetenschappen min of meer reduceerde tothet beheren van ons cultureel erfgoed, werd in de euforie van hetmoment graag voor lief genomen.

Allengs groeide echter de kritiek, aldus prof.dr. Wiljan van denAkker en dr. Frans Ruiter, die samen de wetenschappelijke directievoeren over het OGC. "De analyse van Vonhoff dat er sprake is vangrote culturele veranderingen in de samenleving en dat dewaardering voor het traditionele letterenonderzoek daardoor in hetgedrang dreigt te komen, klopte wel. Maar hij negeerde devernieuwingen die de laatste jaren zijn doorgevoerd en zag alsenige remedie het in bescherming nemen van het traditioneleonderzoek. Om die ingreep te rechtvaardigen kwam hij met hetretorische argument dat een samenleving zonder geesteswetenschappeneen geestelijk arme samenleving is. Het was kortom een nogaldefensief verhaal met een tamelijk beperkte visie op demaatschappelijke rol van de Letteren.

"Natuurlijk is het beheren en wetenschappelijk bewerken van onsnationale cultuurgoed een van onze taken en het zou heel mooi zijnals de overheid daarvoor wat meer geld over had. Maar Vonhoff gingvoorbij aan het bestaan van relatief jonge vakgebieden zoals film-en televisiewetenschap en vrouwenstudies, waar de relatie tussencultuur en maatschappij veel meer centraal staat. Het onderzoek indie vakken bloeit en ze trekken behoorlijke aantallen studenten.Daar had het rapport wat ons betreft ook wel aandacht aan mogenschenken."

Volgens Van den Akker en Ruiter valt het, afgezien van definanciële problematiek, dus wel mee met die zogenaamdecrisis. "Het klopt dat het traditionele letterenonderzoek terdiscussie staat. Maar als dat een teken van crisis is, dan verkeertdit vak permanent in een crisis. Zolang de geesteswetenschappenbestaan, wordt er al gediscussieerd over de vraag wat wel en niettot de cultuur mag worden gerekend en wat de taak van de wetenschapin dat verband is. Dat die discussie ook nu nog gevoerd wordt, isgeen teken van crisis, maar bewijst juist dat er leven in debrouwerij is. Het probleem is eerder dat die discussie nog nietoveral en zeker nog niet systematisch wordt gevoerd. Dat moestnodig veranderen, vonden wij, en het leek ons een interessantexperiment om de maatschappelijke rol van de geesteswetenschappentot voorwerp van wetenschappelijk onderzoek te maken."

Maatschappij

`Scenarios for the Humanities' is de fraaie naam van hetprogramma dat in het OGC werd ontworpen en waarvoor het college vanbestuur voor de komende vijf jaar een miljoen gulden op tafel heeftgelegd. Met dat geld moeten aio's en post-doc's onderzoekprojectengaan uitvoeren waarin de wisselwerking tussen cultuur enmaatschappij centraal staat. Om te illustreren aan wat voor soortonderzoek zij denken, haalt Ruiter een voorbeeld aan uit de sfeervan de kunstgeschiedenis.

"Traditioneel gaat het in kunsthistorisch onderzoek om hetkunstwerk en de kunstenaar: wat zijn de stijlkenmerken van eenschilder, met wie vertoont hij verwantschap en ga zo maar door.Maar de laatste jaren groeit het besef dat kunsthistorici zich ookzouden moeten bezighouden met de manier waarop je kunst in museamoet presenteren, wat je wel en niet moet bewaren, hoe je metmultimedia aan de slag kunt gaan. Over zulke zaken wordt weliswaarveel gepraat, maar serieus onderzoek op dat gebied is ernauwelijks."

"En", voegt Van den Akker daar nog een voorbeeld uit zijn eigenonderzoekspraktijk aan toe, "natuurlijk is het boeiend om je alsNeerlandicus met de poëzie van Nijhoff bezig te houden. Maarnet zo interessant vind ik de vraag hoe het komt dat poëzie,een genre dat niet verkoopt en dat door vrijwel niemand gelezenwordt, zo'n enorme status heeft."

Je kunt je afvragen of de alfa's zich met dergelijkeonderzoeksvragen niet op het terrein van de sociale wetenschappenbegeven, maar dat is wat Van den Akker betreft geen interessantekwestie. "Ik denk juist dat er heel vruchtbare mogelijkheden voorsamenwerking bestaan en dat we daar ook naartoe moeten. Kijk maareens naar de ontwikkeling van de popmuziek. Sociologen die zich metdat thema bezig hebben gehouden, hebben vooral geschreven over demensen die die muziek maken of die ernaar luisteren.Wil je het inzo'n studie ook over de muziek zelf hebben, dan kunje niet zonderiemand met een musicologische achtergrond. Gelukkig begint datsoort samenwerking steeds vanzelfsprekender te worden."

Blauwdruk

Hoe actueel de Utrechtse aanpak is, mag blijken uit de grotebelangstelling in de Verenigde Staten. Zowel hetonderzoeksinstituut van het Paul Getty Museum als de Universiteitvan Berkeley hebben gevraagd om bij het Utrechtse initiatiefbetrokken te worden en met UCLA wordt in oktober eensamenwerkingsovereenkomst gesloten die moet leiden tot gezamenlijkeprojecten en tot de uitwisseling van onderzoekers.

Hoewel `Scenarios for the Humanities' een looptijd van vijf jaarheeft, hopen Van den Akker en Ruiter dat hun initiatief zal leidentot een blijvende verbreding van het onderzoeksveld. "Het is nietde bedoeling dat er over vijf jaar een soort blauwdruk ligt voorhet Letterenonderzoek in de 21e eeuw. Ons doel is veel meer omjonge onderzoekers te prikkelen in nieuwe richtingen te denken. Danwordt vanzelf duidelijk wat voor vernieuwend onderzoek er ook inzogenaamd traditionele vakgebieden mogelijk is. Daarbij hopen wemet name op voorstellen die het debat aanzwengelen over zaken diede cultuur in breedste zin raken, geen discussies met de nattevinger, maar een wetenschappelijk onderbouwde uitwisseling vanmeningen. Neem bijvoorbeeld de vraag of het kijken naar verfilmdeboeken het lezen van literatuur kan vervangen. Daar wordt incafé's en debatcentra heel wat over afgepraat, maar serieusonderzoek is er nooit naar gedaan. Dat zou voor een letterkundigeen een filmwetenschapper toch een prachtig gezamenlijkonderzoeksthema zijn?"

Erik Hardeman

Sport: 'Supporter zijn is voor een belangrijk deel ook lijden'

Sport: 'Supporter zijn is voor een belangrijk deel ooklijden'

"Ik snap niet dat mensen voor een club in een andere stad zijn",zegt Bert Schouten. "Als ik naar Groningen verhuis, ben ik voor FCGroningen." Schouten woont echter in Utrecht, is docent fonetiek engaat al 35 jaar naar de Galgenwaard. "In 1964 toen ik hier kwamstuderen, stond ik op de Bunnik Side in het oude stadion. Nu zit ikin E dat is een rustig vak. Ik houd van het kijken naar sport. Zelfben ik helemaal niet sportief, maar ik heb altijd een grotebewondering gehad voor mensen die erg goed zijn in dingen die ikabsoluut niet beheers."

Vijfdejaars diergeneeskunde Sander van der Wal en Rik van denBos maken elke zondag deel uit van de huidige lichtingBunniksiders. Het meest fanatieke deel van de FC Utrecht-aanhang.Van der Wal komt uit Deventer. "Vroeger ging ik naar de Eagles.Maar dat werd me te ver reizen. Ik merkte al bij de wedstrijden inDeventer dat Utrecht iets extra's had."

Van den Bos woonde vroeger op Aruba. "Daar zie je alleen degrote clubs op televisie. Toen ik kwam studeren, ben ik een keernaar Ajax geweest, maar daar vond ik niet veel aan. Vervolgens benik eens bij Utrecht gaan kijken. Dat beviel me wel. Alleen dezwarte kaartjes werden me te duur. Ik heb een keer voor honderdgulden een business seats-kaartje gekocht voor Utrecht àFeyenoord. Daarna kwam ik iemand tegen met een kaartje voor vak Ovoor vijftig gulden. Toen heb ik dat maar gekocht. Zat ik voorhonderdvijftig gulden achter het doel. Maar het was het waard. Hetjaar daarna heb ik samen met Sander een seizoenskaart gekocht."

"Op mijn achtste nam mijn opa me mee naar FC Utrecht", verteltPatrick Loffeld. Loffeld is aio bij scheikunde. "Sindsdien ben ikvrijwel elke week geweest."

Scheikundestudent Micha Muller heeft minder uren in het stadiondoorgebracht. "Vroeger ging ik af en toe. De laatste twee jaarbegeleid ik een jeugdvriend die in een rolstoel zit. Daardoor hebik de Utrechtkoorts gekregen. De sfeer is geweldig. Op zondag deedik eigenlijk nooit iets. Dat was voor mij altijd een downdag." OokLoffeld roemt de sfeer. "Je moet in het stadion komen om dat tevoelen. Het is een eenheid. Bij andere clubs merk je dat veelminder. In een werkgroep werk je met drie man ergens aan. In hetstadion ben je met tienduizend."

De groostste sfeermakers staan op de Bunnik Side. Van den Bos:"Utrecht heeft het beste voetbalpubliek van Nederland. Ik sta zelfvaak anderhalf uur te springen en te dansen. Ik ben nog nooit zouit mijn dak gegaan alstoen we vorig jaar in de Kuip met 2-0voorkwamen."

Schouten gedraagt zich iets rustiger, maar ook hij geniet vanhet bad in de massa. "Op zondagmiddag zijn we met zijn allen voorFC Utrecht. Ik vind het leuk om daar in op te gaan. Maar niet telang, want het kan ook heel benauwend werken."

Bang is hij nog nooit geweest. "Het zijn vooral de jeugdigesupporters die zich aan de rellen bezondigen. Als man vanmiddelbare leeftijd kun je rellen gemakkelijk ontlopen." Ook Mullerheeft weinig last van voetbalvandalisme gehad. "Bij uitwedstrijdenmerk je soms dat er mensen op zoek zijn. Dan stop je jeUtrecht-sjaaltje onder je jas."

Van der Wal en Van den Bos zagen vorig jaar Utrechts grootstevoetbalrel van de afgelopen jaren in hun vak ontstaan. De fanatiekeaanhang van de clubs staat namelijk naast elkaar in NieuwGalgenwaard. "Er was duidelijk irritatie. Twente gooide koffie ensigaretten. Er werd driftig heen en weer gebeld. Heel vaak probeertzo'n nar je te jennen. Dan houden ze een briefje met huntelefoonnummer omhoog. Tien minuten voor tijd was het hele vakleeg. Dan weet je het wel. Het was te belachelijk voor woorden. Hetheeft de club handenvol geld gekost."

Schouten brengt zijn wedstrijden rustiger door. "Ik probeer meintellectueel te vermaken. Ik ben niet iemand die achterover leunt.Ik moet er actief mee bezig zijn. Daarom ga ik bijna altijd alleen,anders kan ik me niet op het spel concentreren. Ik heb altijd deopstelling van de tegenstander bij me, daar zet ik dan derugnummers bij. Op televisie kun je te weinig van de tactiekvolgen."

Het feit dat Utrecht niet zo heel vaak wint, is vanondergeschikt belang. Van der Wal: "Ze zijn kwalitatief minder danandere ploegen, maar een stuntje is altijd leuk. Ze mogen van mijhet hele seizoen verliezen, maar winnen van Ajax maakt alles goed."Ook Loffeld vindt het niet erg dat zijn club geen topploeg is."Supporters van topclubs zijn zo gewend te winnen, als het dan eenkeer niet gebeurt, zijn ze helemaal down. Ik heb liever dat ze met6-0 verliezen en hard werken dan dat ze met 1-0 winnen en erhelemaal niets gebeurt."

"Verliezen hoort erbij", vindt Schouten. "Supporter zijn is vooreen belangrijk deel ook lijden. Een overwinning, vooral eenonverwachte is dan des te verheugender.'

Binnen de universiteit heerst voornamelijk onbegrip over zoveelliefde voor de FC. Van der Wal: `Wij praten er de hele maandagover. Maar de rest snapt niet dat je voor zo'n domme club bent, diebijna nooit wint.' Op het lab wordt volgens Muller wel veel overvoetbal gepraat, maar er is geen Utrecht-gevoel. `Dat komt doordatde meeste studenten van buiten Utrecht komen." Ook Schouten kan opzijn werk weinig delen. "De meeste collega's zeggen 'wat doe jijtussen dat volk op zondagmiddag'. Er gaan maandagen voorbij zonderdat ik een woord over voetbalwissel."

Jurgen Swart

Hoofdpunten nieuwe CAO op een rijtje

Op materieel gebied zijn in de nieuwe CAO afspraken gemaakt oversalarisverhogingen (3 % per juni 1999 en nog eens 1 procent per mei2000, dus in totaal 4 % structureel) en de eindejaarsuitkering(0,75% wanneer iemand per 1/12/99 in dienst is). De verhoging per 1juni 1999 is verwerkt in de salarisbetaling van juli. Verder is detegemoetkoming in de ziektekosten met ruim 10% verhoogd.

Daarnaast is een begin gemaakt met de van werkgeverszijdegewenste flexibilisering, met name op het gebied van de tijdelijkeaanstellingen en de ontslaggronden. Het college denkt, dat ze metdeze afspraken beter uit de voeten kan in het geval datwerkzaamheden extern worden gefinancierd (derde geldstroom). Verderis afgesproken dat gedurende de looptijd van de nieuwe CAO (diegeldt tot 1 juni 2000) een gezamenlijke studie wordt uitgevoerdnaar de voor- en nadelen van de overgang naar het privatearbeidsrecht, en eventuele mogelijkheden om de nadelen teondervangen. Het is de bedoeling bij de volgendeCAO-onderhandelingen op basis van de resultaten uit deze studie eenkeuze te maken.

De volledige tekst van de nieuwe CAO is te vinden op de websitevan de VSNU (http://www.vsnu.nl)onder het kopje Personeel/Werkgeversvereniging. Het college heefter van afgezien voor alle medewerkers een exemplaar van de CAO oppapier te bestellen. Tegelijk met de Universiteitsgids wordt ookdit jaar een apart boekje met de Universitaire Arbeidsvoorwaardenverspreid. Dit boekje is toegespitst op de lokale afspraken entoegankelijker dan de CAO tekst. De inhoud van dit boekje is ook inte zien via de website van de Universiteit Utrecht (http://www.uu.nl) onder het kopjeMedewerkers. Op deze site staat vanaf nu de actuele stand vanzaken.

Undercovers ingezet om illegale fietsenhandel tegen te gaan

Undercovers ingezet om illegale fietsenhandel tegen tegaan

Al acht jaar doet Rens met dezelfde fiets. Een uitzondering opde regel. De vijfdejaars natuurwetenschap & bedrijf kocht detweewieler in de winkel. "Toen ik naar de middelbare school ging."Een prestatie voor iemand die in Utrecht woont en regelmatig zijnfiets zomaar ergens parkeert in de binnenstad. Dan lijkt Veerletoch meer het type waar de meeste Utrechtse studenten zich aankunnen spiegelen. Zij verloor vorige week donderdag haar achtstefiets in twee jaar tijd. "Twee sloten, aan een paal, achter tweeandere fietsen", somt ze de getroffen beveiligingsmaatregelenop.

Paul Scheffer en Fred Jongerius van de Utrechtse politie kijkener niet van op. Het maakt niet uit wat voor slot, hoeveel sloten ofwat voor fiets. Elk slot is te kraken en voor elke fiets is eenkoper. En nu willen Fred en Paul niet stigmatiseren, maar negen vande tien dieven zijn junks die fietsen zien als toekomstigegrammetjes cocaïne of bolletjes heroïne.

Het is negen uur en eigenlijk nog te vroeg voor de illegalefietsenhandel. "Tussen twee en vier uur 's nachts. Dan worden demeeste fietsen te koop aangeboden. Het wachten is op mensen die hetcafé verlaten. Voor wie wat gedronken heeft en nog een eindnaar huis moet lopen, is de verleiding groot een fiets te kopenvoor een tientje of vijftien gulden. "Studenten zijn ookNederlanders hoor", lacht Paul. "Er wordt flink afgedongen. 't Ismaar net wat de student op zak heeft. Soms gaat de fiets van dehand voor een vijfje of twee gulden."

Heterdaad

Paul en Fred, beiden in de dertig, zijn vanavond niet herkenbaarals agent. Ze lopen in hun gewone kloffie, undercover. "Voor deverandering is dat wel leuk", zegt Paul. "Meestal loop je achter defeiten aan. Is er al wat gebeurd als onze hulp wordt ingeroepen. Nuis het de bedoeling om fietsverkopers op heterdaad te betrappen."En dat lukt aardig. Vooral in de nacht van donderdag op vrijdag; detraditionele stapavond van studenten.

Sinds april van dit jaar is het volgens de Algemeen PlaatselijkeVerordening verboden om in de binnenstad van Utrecht een fiets tekopen of verkopen. Daarmee wil de politie het aanbieden vangestolen fietsen tegengaan, veel mensen vinden dat namelijk ergirritant. Boetesvariëren van 120 tot 250 gulden voor de koper.De verkoper krijgt of een boete of celstraf. Dit kwartaal, wanneerjaarlijks de meeste fietsen verdwijnen, wordt extra gecontroleerdop fietsenhandel. Zowel door agenten in uniform als undercover. Hetkan de moeite lonen want in 1997 werden in het centrum van Utrecht4700 fietsen als gestolen aangegeven. De politie gaat, naaraanleiding van onderzoeken over aangiftebereidheid, uit van 20.000gestolen fietsen.

Paul en Fred lopen van het hoofdbureau van politie aan hetPaardeveld naar het Janskerkhof. Op het plein is het donker. Erstaan honderden fietsen. Voor dieven een goede plek om toe teslaan. Nu, zo tegen half tien, valt er geen bekeuring uit teschrijven. Op naar het Neude, een andere goede stek. De tweebrigadiers lopen elk een eigen kant op in de hoop aantrekkelijkerte zijn voor een fietsverkoper. Maar helaas, niemand hapt.

"Nu lopen we snel van de ene plek naar de andere. Dat doen wenormaal niet. Dan gaan we bijvoorbeeld rustig op een bankje zitten.Of we hangen ergens wat rond. Maar we willen jullie graag alleplekken laten zien waar veel fietsverkopers zijn in de hoop eréén te pakken." Het ziet er echter somber uit. Defietsverkopers houden zich gedeisd. "De meeste junks weteninmiddels wel dat hen een boete wacht. Maar hun gedrag verandertniet. Ze hebben een behoefte. Ze wegen de risico's tegen elkaaraf."

Hoog Catharijne wordt het volgende doel. Bij het Smakkelaarsveldlijkt het spannend te worden. Een man spreekt Paul aan. "Ik zagiemand een mountainbike stelen", zegt hij terwijl hij naar hetachtergebleven voorwiel wijst. "Ik zei nog, laat die fiets staan.Even later vraagt ie of ik 'm wil kopen." Paul vraagt waar de manis gebleven. Hij wijst naar het plantsoen. De twee undercoversversnellen hun pas. Maar de dief is niet te vinden.

Handdoek

De ronde langs HC wordt hervat. Op het stationsplein liggen velekapotte sloten waar even daarvoor nog een fiets aan vast heeftgezeten. Sloten met keurmerk die zijn verbogen, kettingslotenwaarvan het hangslot intact is gebleven, opengesprongen op eenschakel. Maar ook zeer zwaar uitgevoerde cilinder-bolsysteem-sloten, afgebroken naast het slot.

Paul en Fred kennen de trucs. "Wat ze doen is een stevigefietsstandaard afbreken of een van de twee tanden van een voorvork.Daarmee draaien ze een ketting rond." Het slot ziet er dan uit alseen handdoek die je stevig uitwringt. "Er staat dan zo veel krachtop de ketting dat hij op het zwakste punt breekt." Of beugelslotendan de enige niet open te krijgen sloten zijn? "Soms. Maar het ligtaan het type. Sommige gaan open als je er maar lang genoeg op traptof er met een steen tegenaanslaat."

Ondertussen zijn alle plekken waar regelmatig een dief tegen delamp loopt bezocht. Op 't Janskerkhof was geen dief, op het Neudeniet, niet langs de gracht voor de Rembrandbioscoop, niet op 'tWed, niet op het Vredenburg en ook niet bij Hoog Catherijne. Hetrondje wordt opnieuw afgelegd. Bij het stadhuis ziet Paul een ouwebekende met een sjieke fiets. "Die man met die zwarte jas heb ikvorige week nog opgepakt, hij kent me." Fred loopt daarom in zijneentje langs de handelaar. Maar hij vangt bot. Paul: "Uitlokken magniet. We mogen niet vragen of iemand een fiets te koop heeft. Maarals iemand ons aankijkt, mogen we terugkijken en als ze vragen ofik een fiets wil, mag ik vragen hoeveel hij er voor wilhebben."

Tot nog toe zijn er alleen verkopers gepakt, zeggen de tweeundercovers. "Als we niet direct een fiets krijgen aangeboden,kijken we of er verderop in de straat een verkoper rijdt. Dieherken je zo. Ze fietsen aan iemand voorbij, roepen iets en rijdeneen rondje. Als de voetganger hapt, stopt de fietser en praat evenmet hem. Dan wordt er iets uitgewisseld en stapt de voorbijgangerop de fiets. De verkoper kunnen we pakken, de koper meestal niet,omdat die op de fiets wegrijdt."

Tegen elven gaan de twee terug naar het 'HB'. Hun dienst zit erbijna op en voordat de volgende ploeg op pad gaat, moeten ze nogeven met de collega's overleggen. "'t Is jammer", zeggen ze bij hetafscheid, "maar zo werkt het. De ene keer pak je er vier achterelkaar, de andere keer geen één."


Fiets nr. 9

Veerle, derdejaars omgangskunde: "De mijne is vorige weekdonderdag gejat op het Neude. Dat was mijn achtste fiets in tweejaar tijd. Hij stond met twee sloten vast aan een paal en erstonden twee fietsen tegen de mijne aan. Het is bovendien een ouwefiets die ik voor een tientje op straat heb gekocht. Nee, ik hebgeen aangifte gedaan, dat heeft geen zin. Bij de eerste paar nogwel. Al mijn fietsen waren tweedehands, kostten zo'n negentiggulden. De fiets die gisteren is gejat had twee sloten die samenzestig piek hebben gekost. Ik hoop dat de strengere aanpak werkt,maar ik heb er niet veel vertrouwen in.

Fiets nr. 1

Rens, vijfdejaars natuurwetenschappen en bedrijf & bestuur:"Ik doe nog steeds met de fiets die ik heb gekocht toen ik naar demiddelbare school ging. Ik heb een Abus beugelslot en een vetkettingslot. Als ik de stad in ga, zoek ik niet een bepaald plekjeuit. Dieregeling? Ze hadden het al veel eerder moeten doen. Want jehoort veel studenten zeggen: als de mijne wordt gejat, koop ik erwel een op straat. Ik niet, want voor honderd gulden heb je eenfiets in een kleine fietsenwinkel. Daarvan weet je dat die in ordeen van zuivere herkomst is. Daarmee steun je ook niet defietsendief."

Fiets nr. 6

Meindert, derdejaars medisch technische informatica: "Ik rij opnummer zes. Een heel legaal krot dat ik voor 25 gulden heb gekochtvan een particulier. Nee, niet op straat. Mijn vorige fietsen zijnof gestolen of kapot gegaan. Van twee of drie fietsen heb ikaangifte gedaan, maar daarna niet meer. Als de nood hoog was, zouik waarschijnlijk wel een fiets op straat kopen. Het hoorteigenlijk niet, maar als je een prachtige fiets voor vijftiengulden krijgt aangeboden..... Eigenlijk vind ik het prima dat dehandel wordt aangepakt. Je weet toch wel dat je fout zit als je eenfiets op straat koopt."

Gwenda Knobel

Hoogleraar medische onderwijskunde noemt overgang naar nieuw curriculum reuzensprong

Hoogleraar medische onderwijskunde noemt overgang naar nieuwcurriculum reuzensprong

"Stelt u zich het traditionele zesjarige medische curriculumvoor als een ladder met zes sporten naar het artsexamen. De studentdoet zijn best met zware bepakking naar boven te klimmen, maarkrijgt het einddoel voorlopig niet te zien. Hij krijgt wel deopdracht om bij iedere sport de bagage verder aan te vullen, maarde meeste instructeurs leggen niet uit waarvoor die bagage nodigis. Na de vierde sport - het doctoraalexamen - komt de student aanbij het ziekenhuis. En daar merkt hij tot zijn schrik dat hij deverkeerde bagage bij zich heeft. En er is geen weg terug."

Hoewel op vriendelijke toon uitgesproken, had Ten Cate nietkritischer kunnen zijn over de in zijn ogen volstrekt ontoereikendemanier waarop de Nederlandse medische faculteiten generatiesstudenten tot arts hebben opgeleid. Dat het nieuwe Utrechtsecurriculum met zijn patiënt-geöriënteerde aanpak enmet zijn nadruk op praktisch onderwijs de onlangs benoemdedirecteur van het Onderwijsinstituut uit het hart is gegrepen,behoeft dan ook geen betoog.

De oratie van Ten Cate, die niet toevallig samenviel met destart van het nieuwe onderwijsprogramma, was één langpleidooi voor een voortzetting van de radicale vernieuwing waarmeede Utrechtse medici zo voortvarend van start zijn gegaan. Want hoemooi het nieuwe onderwijsprogramma er ook uit mag zien, we zijn ernog lang niet, betoogde Ten Cate, die duidelijk maakte niet vanplan te zijn zich te beperken tot 'geruststellende studies die eenvisitatiecommissie bewijzen dat het in Utrecht allemaal de goedekant op gaat'.

Topviolist

Centraal in de onderwijskundige visie van de nieuwe hoogleraarstaat de gedachte dat studenten op de universiteit niet zozeerkennis moeten consumeren, maar dat zij er kennis komen construeren.Niet de docent maar de student zelf bepaalt wat hij uiteindelijkleert. Dat maakt dat de beroepsopleiding die de geneeskundestudieis, wel degelijk ook als een wetenschappelijke opleiding moetworden beschouwd. Met de docent als gids moeten studenten dewerkelijkheid ontdekken, maar dat lukt alleen als zij vanmeet afaan in het diepe worden gegooid, zoals in Utrecht onder meer gaatgebeuren door de introductie van probleemgestuurd onderwijs en doorvroegtijdig contact met patiënten. Ten Cate: "Kort samengevatkan men zeggen dat waar in traditioneel onderwijs geldt: eerstbegrijpen, dan doen, die volgorde in het nieuwe onderwijs somswordt omgedraaid: eerst doen, dan begrijpen."

Om een goede dokter te worden moeten studenten bovendien al ineen vroeg stadium oefenen, oefenen en nog eens oefenen, stelde TenCate, die de artsen de keiharde studie van een topviolist tenvoorbeeld stelde: "Pas oefening baart echte kunst. In sommigeopleidingen behoort oefening vanzelfsprekend tot de kern van deopleiding. Er wordt geschat dat de beste vioolstudenten op20-jarige leeftijd al tienduizend uur oefening achter de rughebben. Dat is evenveel als de hele normstudielast van deartsopleiding. Talent lijkt veel meer van context en oefeningafhankelijk te zijn dan van de genen. Ook voor talent in degeneeskunde is veel ervaring en oefening nodig, met veelrealistische praktijksituaties die prikkelen tot nadenken."

Het spreekt na deze woorden voor zich dat het goede oudehoorcollege op weinig sympathie van Ten Cate kan rekenen. Cynischconstateerde hij dat die vorm van kennisoverdracht tot aan deuitvinding van de boekdrukkunst wellicht redelijk efficiëntwas, maar dat er sindsdien toch wel het nodige veranderd is. "Tochblijft menig docent hechten aan het college, eenvoudig omdat menniet anders weet. In een traditionele medische opleiding zit destudent voordat hij de kliniek in gaat, twee- tot drieduizend uurin een collegezaal te luisteren. Verbaast het u dan nog dat hij mettwee linkerhanden aan het ziekbed staat? Ik kan u verzekeren datdeze student na vier jaar expert is in het volgen van hoorcolleges.Jammer alleen dat die vaardigheid voor de patiëntenzorgvrijwel nutteloos is."

Het zal niemand verbazen dat Ten Cate ook pleitte voor meerwaardering voor een loopbaan als docent. Opmerkelijker was zijnoproep om het niet langer te hebben over studenten die medicijnenstuderen. Die term stamt namelijk uit de tijd dat er nog tweesoorten doktoren bestonden. Universitair gevormde artsen haddenweliswaar veel theoretische kennis, maar tot de helft van de vorigeeeuw ging je eigenlijk alleen naar ze toe als je medicijnen nodighad. Wie echt geholpen wilde worden, ging liever naar de chirurgijnop de markt. Behalve knippen, scheren en wonden verbinden kon dezein de praktijk van zijn gilde gevormde kleine zelfstandige ookkiezen trekken, aderlaten en schedels lichten. Hoewel de tweeopleidingen in 1865 werden gecombineerd tot een moderneartsenopleiding, bleef de term medicijnen studeren in zwang. Nu deUtrechtse opleiding zich na bijna 135 jaar eindelijk tot depraktijk heeft bekeerd, wordt het tijd om dit rudiment uit eenververleden ten grave te dragen, aldus ten Cate, die zei de termmedicijnen studeren graag aan de Utrechtse farmaceuten cadeau tewillen doen.

Erik Hardeman

Alcohol vloeit vooral rijkelijk in verenigingen

"Als eerstejaars was ik een naïef jongetje, werd ik echtmeegesleurd met het studentenleven. Toen dronk ik veel thuis methuisgenoten en soms in de kroeg. Vooral veel goedkope Aldi-wijn. Ikheb niet voor niets een jaar langer over mijn studie gedaan dannormaal", zegt Wouter Kroon (24), vijfdejaars fysiotherapie. Hijlacht erbij. Inmiddels heeft de student zijn drankgebruik wel ondercontrole, vervolgt hij. "Gemiddeld twee avonden in de week drink ikeen biertje of zes. En af en toe als het erg gezellig is, gaat hetrichting vijftien. Maar ik hou het nooit echt bij."

Studenten drinken veel, vinden ze zelf, maar ze kunnen dat primain de hand houden. Ze zijn zelfs trots op hun drinkgedrag, ontdekteNicole Maalsté, onderzoekster van het Utrechts Centrum voorVerslavingsonderzoek (CVO) - voorheen onderdeel van de socialefaculteit. Zij onderzocht het drinkgedrag van de student inopdracht van het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering enZiektepreventie (NIGZ) die graag wil weten wat voor soortanti-alcoholcampagne studenten zou aanspreken. In groepsgesprekkenmet Utrechtse studenten en via een internetenquête ondervroegzij 1349 studenten over alcohol.

Wouter is een van de mensen die ze sprak. Hij is een goedvoorbeeld van hoe het studenten vaak vergaat, zegt deonderzoekster: "Met name in het eerste jaar gaat het heel snel methet drinken. Daarna stabiliseert het drinkgedrag zich, maarrechtstreeks van de middelbare school laten ze zich vaakmeeslepen."

De resultaten van het onderzoek noemt Maalsté nietverrassend. De gemiddelde student drinkt 11 glazen drank per week,mannen drinken meer dan vrouwen en alcohol drinken is de norm: 96procent van de studenten drinkt. Maalsté: "Drinken is normaalonder studenten, ze vinden dat het bij het studentenleven hoort, engaan ervan uit dat ze er vrij gemakkelijk mee kunnen ophouden."Excessen door alcoholgebruik lijken mee te vallen, vervolgt desociaal wetenschapster: "De norm ligt hoog, maar ze denken hetonder controle te hebben. Studenten drinken zelden alleen en lettengoed op elkaar als ze uitgaan."

Het meest opvallende resultaat noemt Maalsté het verschiltussen ledenvan studentenverenigingen en niet-leden: "Studenten opeen vereniging drinken stukken meer. Vooral bij de meiden valt datop, die normaal niet zulke drinkers zijn. Op de vereniging zijn zedat wel."

Merel de Jong (21) is lid van zeilvereniging Histos. Dederdejaars HBO-studente communicatie en management gaat drie keerper week naar de club. "Ik drink dan niet heel veel, hoor, eenbiertje of vier. Als ik echt uitga drink ik wat meer, acht op eenavond." Het bier kost haar op de vereniging 1,50 gulden, stukkenminder dan in het café: "Dat scheelt natuurlijk wel, maar datis echt niet de reden dat ik daar naartoe ga. Het gaat mij vooralom de gezelligheid."

Op de meeste verenigingen is het bier goedkoop, weetonderzoekster Maalsté. Volgens haar is dit een van de redenenwaarom leden meer drinken. Zij voert daarnaast aan dat er op clubsveel mores en gebruiken zijn die het drinken stimuleren: "Soms magje bijvoorbeeld je bier alleen maar per twee bestellen of kun jeeen meter bier krijgen. Daarnaast is het makkelijker rondjes gevenals het goedkoop is en je bent met je jaarclub op stap. Dan gaathet snel. Sommigen leden zeiden dat ze op de club altijd eenbiertje in hun hand hadden."

Wedstrijdroeier

Toch zijn er ook verenigingen die heel anders omspringen metalcohol, zegt de onderzoekster. Als voorbeeld noemt zijroeivereniging Triton waar je een meter thee kunt bestellen. TheoLeyh (19) is er wedstrijdroeier, en is het afgelopen seizoen intraining geweest. Alcohol is dan taboe: "Twee keer per weekladderzat als je moet trainen, dat werkt niet." De tweedejaarsrechtenstudent weet heel goed hoe het is om geen alcohol te drinkentussen studenten. "Vroeger dronk ik vrij veel, in het begin vanmijn eerste jaar gingen er op een avond vijftien bier doorheen.Maar na het intrainingsfeest heb ik bijna niet meer gedronken."Toen begin juli het wedstrijdseizoen was afgelopen merkte hij dathij het bierdrinken enigszins was verleerd: "Na vijf had ik het algezien."

Komend jaar gaat hij weer wedstrijdroeien, ondanks het feit dathij zichzelf dan weer een jaar de alcohol moet ontzeggen. "Het nietuitgaan vind ik eigenlijk moeilijker dan het niet drinken", zegt deroeier. Hij voegt daaraan toe dat hij wel altijd een uitleg moetgeven als hij een biertje weigert in de kroeg: "Je moet heel ergduidelijk maken dat je echt niet wil, en op den duur weten ze hetwel en dringen ze niet meer zo aan. Als ze eenmaal weten dat ikheel serieus met roeien bezig ben, dan begrijpen ze het wel. Ennatuurlijk worden er altijd wel grapjes gemaakt over het feit datik niet drink, maar dat doet me niets."

De studenten die Maalsté sprak, gaven allemaal aan dat hetmoeilijk is nee te zeggen tegen een bier, en dat er altijd eenverklaring moetvolgen. Als Wouter Kroon uitgaat terwijl hij devolgende dag moet werken, dan houdt hij het meestal bij een paarcolaatjes. Van alle kanten wordt er dan op aangedrongen om tochgezellig mee te drinken: "Er wordt al snel gezegd `Ah, pak toch eenbiertje'. Maar als je dan zegt dat je de volgende ochtend om achtuur nuchter in de auto moet zitten voor je werk, accepteren ze hetwel."

Agressief

Tijdens het uitgaan houden studenten elkaar in de gaten,constateerde Nicole Maalsté: "Als je samen uitgaat, en datgeldt binnen verenigingen nog sterker, dan let je op elkaar.' Alshet gedrag onder invloed echt de spuigaten uitloopt, dan sprekenstudenten elkaar daarop aan, zo blijkt uit Wouters relaas:"Vrienden van mij die altijd agressief werden als we naar huisliepen, tegen fietsen en lantaarnpalen trapten, daar ben ik weleens tussengesprongen. In vriendenkring wordt daar best overgepraat, en dat gebeurt nu ook niet meer."

Studenten lijken zich nauwelijks druk te maken over hundrinkgedrag. "Als wij als verslavingsdeskundigen zeggen dat bier demeest gevaarlijke drug is, zijn ze stomverbaasd. En een alcoholist,dat is in hun ogen iemand die met een fles over straat loopt",aldus de CVO-medewerkster. Volgens haar hebben gruwelverhalen overexcessen waarbij alcohol in het spel is daarom ook geen zin:"Studenten denken bij dat soort schrikvoorbeelden toch altijd `datgebeurt mij niet'." De wetenschapster zoekt het meer in anderedingen: "Zo zouden verenigingen de frisdrank een stuk goedkoperkunnen maken dan bier. Studenten zijn nou eenmaal berekenend. Alseen biertje even duur is als een sinas, dan heb je meer aan bier,redeneren ze."

Bier en het studentenleven zullen altijd wel met elkaarverbonden zijn, denkt de onderzoekster, en de gepaste trots waarmeestudenten hun alcoholdoordrenkte avonturen opdissen zal welblijven. Maar de meesten weten ermee om te gaan en beseffen heelgoed dat de vrijheid die ze nu hebben voorbij is als ze aan hetwerk moeten, zegt Maalsté.

Histos-lid Merel de Jong maakt zich in ieder geval geen zorgenom haar drinkgedrag. "Ik red het meestal in mijn eentje naar huis",zegt ze ironisch. Bovendien is het doordeweeks drinken binnenkortafgelopen: "Over driekwart jaar moet ik op stage en word ik eenweekenduitgaander, want je kunt het je dan niet permitteren veel tezuipen."

En zo veel drinken als tijdens haar introductietijd in Utrecht,dat zal wel niet meer gebeuren: "Bij mijn A-dagen had ik geluk. Ikzat in een heel gezellig groepje, dat enorm kon doorhijsen. Zelfsde mentoren lagen om zeven uur al ergens kotsend in de hoek."

Femke van Zeijl

Westerse landen pakken buitenlandse mensenrechtenschendingen vaak verkeerd aan

Westerse landen pakken buitenlandse mensenrechtenschendingenvaak verkeerd aan

"Wees niet bevreesd om landen die de mensenrechten schenden, tedreigen met sancties." Behoedzaam formuleert Marlies Glasius hetadvies dat ze regeringen zou willen geven. In de praktijk is datvooral gericht aan het adres van westerse landen, die mensenrechtenals een onderdeel van hun buitenlandse beleid beschouwen. Ookzouden ze goed moeten nagaan waarom 'doelwitlanden' nu preciesovergaan tot het schenden van mensenrechten, concludeert Glasius.Deze week (1 september) promoveert de dertigjarige juriste inUtrecht op een studie naar de invloed die (westerse) landen met hunbuitenlands beleid kunnen uitoefenen om schending van mensenrechtentegen te gaan.

In een constructieve dialoog met degenen die verantwoordelijkzijn voor de schendingen, heeft ze minder vertrouwen. "In veelgevallen hebben die te veel belang bij schending van demensenrechten." Bijvoorbeeld om afscheidingsbewegingen de kop in tedrukken en de vaak zo 'heilige' nationale integriteit te handhaven.Of men heeft simpelweg te veel financieel voordeel bij handhavingvan de status quo, zoals het geval was bij de voormaligeIndonesische president Soeharto en zijn familie. Met zwarerepressie gaat men dan veranderingen tegen die mogelijk in deportemonnee te voelen zijn.

In haar onderzoek heeft Glasius zich beperkt tot demensenrechtensituatie in Indonesië tussen 1970 en 1994, en deeffecten daarop van het buitenlandse mensenrechtenbeleid vanAustralië, de VS, Groot-Brittannië, Nederland en deEuropese Gemeenschap (later Europese Unie). "De situatie inIndonesie is representatief voor veel mensenrechtenschenders. Datwas een van de argumenten om voor dit land te kiezen. Bovendien iser over Indonesië zeer veel materiaal voorhanden."

Frankrijk

Schending van mensenrechten beperkt zich overigens niet totautoritair geregeerde landen, geeft Glasius toe. Onlangs nog werdFrankrijk door het Europees Hof voor de Rechten van de Mensveroordeeld wegens marteling (van een gearresteerdedrugshandelaardoor de politie). Wat meer en vroegere verontwaardiging van anderewesterse landen was op zijn plaats geweest, vindt Glasius."Nederland reageerde vooral omdat de aanklacht was ingediend doorhet Nederlands-Marokkaanse slachtoffer, en bovendien na deuitspraak van het hof, terwijl de feiten eerder bekend waren."

Dat het 'hier' ook misgaat is zeker geen reden voor de landenvan de EU om de kritiek naar buiten toe te matigen; het is wel eenreden om ook elkaar kritisch te volgen, vindt de promovenda. "Bijbuitenlands mensenrechtenbeleid gaat het overigens niet om hetbeschuldigend wijzen met het vingertje, maar om het werkelijkverbeteren van de situatie van mensen."

Hoewel buitenlands mensenrechtenbeleid en verontwaardiging dusenigszins 'selectief' zijn, is het volgens Glasius wel duidelijkdat de mensenrechten onder dictaturen en in oorlogssituatiesmassaler worden geschonden dan in democratieën en invredestijd. Ook is duidelijk dat economische overwegingen hetbuitenlands mensenrechtenbeleid doorkruisen, schetst Glasius. Deeconomische reus China krijgt een voorzichtige diplomatieke aanpak,tegen het weinig belangrijke Birma treedt het westen veel harderop.

De aanpak van Indonesië ligt grofweg daar ergens tussenin,maar verschilt van land tot land, en van situatie tot situatie. Hetonderzoek schetst vier situaties waarin de westerse landen hebbengeprobeerd de Indonesische autoriteiten te beïnvloeden. Teneerste probeerden ze gevangenen die in de jaren zeventig nog steedsvastzaten vanwege de vermeende communistische couppoging van 1965,vrij te krijgen: door Indonesië aangeduid als 'B-gevangenen'.Ook wilden de westerse regeringen voorkomen dat een groep dierechtstreeks bij die coup betrokken zou zijn geweest('A-gevangenen'), werd geëxecuteerd. Eind jaren tachtig enbegin jaren negentig eisten de VS eerbiediging van arbeidsrechtendoor Indonesië. Het bloedbad van 1991 op de begraafplaats vande Oost-Timorese hoofdstad Dili was aanleiding om onder meerverbetering van de mensenrechtensituatie op Oost-Timor te eisen,een diepgaand onderzoek, bestraffing van de daders en meer openheidop de door Indonesië geannexeerde vroegere Portugesekolonie.

De westerse landen staat in dit soort gevallen een aantalmiddelen ter beschikking, vertelt Glasius. "Je hebt de stillediplomatie, publieke verontwaardiging en natuurlijk, zwaarderemiddelen als handelssancties, wapenembargo's, het stopzetten vanontwikkelingshulp, druk op bedrijven om niet in zo'n land teinvesteren, VN-resoluties en in het ergste geval militairingrijpen." In wisselende mate hebben de westerse landen dezeverschillende middelen gebruikt, maar met beperkt succes. Glasius:"De westerse landen kijken nauwelijks naar de motieven achter demensenrechtenschendingen. Hetzijn vaak internationale enbinnenlandse politieke overwegingen, zoals druk uit de eigensamenleving, die het beleid sturen."

Voor 'minder noodzakelijke' mensenrechtenschendingen, zoals inIndonesië het blijven vasthouden van de grote groepenB-gevangenen, is minder zware druk nodig. Voor 'noodzakelijke'schending is juist een harde opstelling vereist. Dat klinktlogisch, maar door het ontbreken van analyse, kiezen de westerselanden vaak niet de juiste middelen bij de juiste situatie, meentGlasius. "Daarmee zeg ik niet dat er niets is bereikt. In de latejaren zeventig zijn, onder buitenlandse druk, toch tienduizendenpolitieke gevangenen vrijgelaten."

Maar zelfs al worden wel de juiste middelen gekozen, dan nog isenige bescheidenheid over de invloed die regeringen met hunbuitenlandse mensenrechtenbeleid kunnen uitoefenen geboden,nuanceert de onderzoekster. "Democratie kan je niet van buitenafopleggen. Ik ben ervan overtuigd dat buitenlandse pressie geen rolheeft gespeeld bij de 'reformasi'-beweging van 1998 inIndonesië en het verdwijnen van Soeharto. Dat hebben deIndonesiërs zelf gedaan, onder invloed van de economischeAzië-crisis."

Studenten

Een voortouw bij die omslag speelden de studenten. Nietverwonderlijk, meent Glasius. "Die worden niet alleen breedopgeleid, maar hebben ook meer tijd dan bijvoorbeeld arbeiders.Bovendien zijn ze ongebonden en hebben ze minderverantwoordelijkheden." De kritiek van de studenten is met hetverdwijnen van Soeharto en de verkiezingen niet verstomd. Het landis juist nu weer volop in de actualiteit. Het rommelt opOost-Timor, waar voor- en tegenstanders van de onafhankelijkheidelkaar te lijf gaan. Het rommelt ook op Ambon waar christenen enmoslims elkaar afslachten.

Staven kan ze het niet, maar volgens Glasius zijn er "sterkeaanwijzingen dat delen van het Indonesische leger achter de rellenop Ambon zitten."

Provocateurs vanuit Java zouden stoken om aan te tonen dat hetop Ambon zonder het Indonesische leger helemaal een grote chaoswordt en dat Indonesië dus onmisbaar is. In de opstandigeprovincie Atjeh schendt het Indonesische leger, volgens lokaleactivisten en internationale mensenrechtenorganisaties als AmnestyInternational, al sinds 1989 de mensenrechten op grote schaal. Eindjuli zijn geplande vredesbesprekingen niet doorgegaan en heeftJakarta extra troepen gestuurd om de onafhankelijkheidsbeweging'Vrij Atjeh' eronder te krijgen.

De studenten zijn dan ook onverminderd kritisch over de rol vanhetIndonesische leger in deze situaties. Van de universiteitenmoeten veranderingsgezinde studenten het echter niet te hebben,meent Glasius. "De juridische faculteiten van veel Indonesischeuniversiteiten zijn bijvoorbeeld heel conservatief." Of deuniversiteiten in Indonesië de verlengstukken zijn van deregering en zo mogelijk zelfs tips geven aan de politie overpolitiek actieve studenten, betwijfel ze. "Daarvoor heb ik geenenkele aanwijzing," stelt de promovenda, die dergelijk'verklikgedrag' de enige reden zou vinden voor de UniversiteitUtrecht om bijvoorbeeld de samenwerking met de Indonesische GadjahMada-universiteit stop te zetten. "Samenwerking tussenuniversiteiten is geen mensenrechteninstrument, maar een middel totuitwisselen van kennis en ideeën. Dat stimuleert juist eenkritische houding."

Een belangrijkere rol ziet Glasius weggelegd voor internationaleorganisaties, (particuliere) non-gouvernementele organisaties enbedrijven, zeker in dit tijdperk van terugtredende overheden. Alsvoorbeeld van een succesvolle en gezamenlijke buitenlandseinspanning - van regeringen, organisaties én bedrijfsleven -om schending van mensenrechten tegen te gaan, noemt ze Zuid-Afrika.Uiteindelijk heeft de apartheid daar het loodje gelegd, niet in delaatste plaats vanwege jarenlange, brede sancties.

Henk Boon

Jan Terlouw, Marijn de Koning en Maarten van Rossem over hun eerstejaar op de UU.

, Marijn de Koning en Maarten van Rossem over huneerstejaar op de UU.


Jan Terlouw

'Met een flesje goedkope wijn zeer intelligent ouwehoeren'

Jan Terlouw (1931) zit voor D66 in de Eerste Kamer enis onder meer bijzonder hoogleraar in Amsterdam. In het verledenwas hij onder andere vice-premier en fractievoorzitter, maar hij isvooral bekend door zijn jeugdboeken. In 1949 begon hij in Utrechtmet de studie Wis- & Natuurkunde.

Body Text

"Héérlijk vond ik het! Ik kwam uit Otterlo, waar mijnvader hervormd predikant was, en had tot die tijd altijd in dorpengewoond. In Utrecht vond ik eindelijk mensen om te schaken, om teleren bridgen en tennissen. Ik genoot van de universitaire sfeer,van de omgang met andere intelligente mensen in mijn studie. Alleenjongens dat jaar, kan ik me herinneren. We waren meteen dikkevrienden en zijn dat altijd gebleven: binnenkort vieren we bij mijthuis - met degenen die nog in leven zijn - het feit dat we 50 jaargeleden samen begonnen!

"In het begin was ik nog lid van SSR, wat natuurlijk veel temaken had met mijn vader, die daar ook lid was geweest. Ik was tochwat minder protestants, ben uit SSR gestapt en ging me meer met defaculteit bezig houden. Voorzitter geweest van `A tot E', devoorloper van A-Eskwadraat, tijdens mijn kandidaats, en veeloverlegd met andere voorzitters - bij het Corps - en methoogleraren over de aanpak van het onderwijs, studium generaleenzovoort.

"We dronken in café Dikke Dries en bij een kroegje bij hetstation, waar m'n maat en ik een eigen pul hadden. Of we gingenlangs de sociëteiten, vooral Veritas, waar veel van mijnkatholieke studievrinden rondhingen. Met een flesje goedkope rodewijn zeer intelligent ouwehoeren.

"Volstrekt geen verloren tijd! Ik had tenslotte geen rooie cent.In de zomer tien dagen kersen plukken, dan hadden we honderd guldenen gingen we liften door Europa. Leven op niets meer dan brood enfruit.

Mijn advies aan eerstejaars: Geniet ervan! Geniet van deintellectuele omgeving, de academische gemeenschap. Neem allekennis in je op en discussieer er op los. Probeer niet zo gauwmogelijk af te studeren, al weet ik dat dat tegenwoordig wel debedoeling is. Maar ik vond het, vijftig jaar geleden, echthéérlijk."


Marijn de Koning

'Honderd uur de merengue gedanst'

Marijn de Koning (1943) zat van 1994 tot 1998 in deTweede Kamer voor D'66. Ze werkte jarenlang in de TV- endagbladjournalistiek en had een eigen communicatieadviesbureau. Zestudeerde Rechten en Sociologie in Utrecht

"Het was de zomer van 1961. Ach, die heerlijke Vismarkt, eenkamer bij de liefste antiquair van Utrecht, Adelbert Smulders. Eengroot gezin, zeven kinderen, en desondanks plaats voor mij en voorde mij toen onbekende Beatrix Scheffer, die in dat jaar een heledikke, echte vriendin zou worden. Ze was streng - een beetje netterdan ik - en plichtsgetrouwer. Ze zou geen college overslaan; ik wasmet een kopje koffie met warme melk voor de open haard van Adelbertdirect te vinden voor het grote spijbelen.

"Dat eerste jaar was gewoon verrukkelijk. Op zoek naar leukemeiden om een jaarclub mee te vormen. En vooral ook naar leukejongens om mee te zoenen. De vrijheid! Je eigen kamertje, tot halfelf op bed blijven liggen, zelf je kopjes en bordjes kopen, af entoe eten op de club, de chinees, het Pandje en dan dweilen door destad. Richting de Pandoer, ASP (Achter St. Pieter ) en de Neut -naast Vlaer en Kol aan de Oudegracht, beide bestaan niet meer - ennatuurlijk nooit langs het USC lopen. Daar stond de doodstrafop.

"Ik was, voorafgaand aan de groentijd, al naar het lustrum vanhet Corps geweest, met Murk Lels, een prachtige grote vent, met wieik m'n herinnering honderd uur in mijn blauwwitte bolletjesjurk demerengue heb gedanst. Hij was populair en ik moest dit uitstapjeernstig bezuren in de groentijd. Heel lang eendje spelen op eenstoffig tapijt, heel lang in donkere koude gangen op de grondzitten. Ik vond het allemaal best. Ik studeerde sociologie, bijgebrek aan beter, want ik had alleen maar HBS. Veel later zou ikLatijn gaan doen en mijn rechtenstudie beginnen en afmaken. Desociologiestudie werd toen nog `beheerst' door professor Groenman,ooit gepromoveerd op de coïtus interruptus in Staphorst. Eendun boekje met een aansprekend onderwerp.

"De theekamer bij UVSV was nog écht een theekamer, waar jeonder geen beding in broek mocht verschijnen. Je jaarclub was jehouvast, de structuur in je leven. Bij ons is daar overigens weinigvan overgebleven: allemaal nogal sterke individualisten; dat zijnwe nog en we zien elkaar dus jammer genoeg nooit meer. Maar ja, zogaat het - niets blijft en niets duurt.

"Ik hoop dat de huidige studieregelingen het mogelijk maken omnog een poosje echt `te keten' in dat eerste jaar. Het is de enigeperiode in je leven dat het je niet duur komt te staan en ik kanhet weten ."


Maarten van Rossem

'Een vermoeiende kennismaking met een stompzinnigstudentenleven'

Maarten van Rossem (1943) is al ruim 25 jaar alsdocent werkzaam bij de opleiding geschiedenis te Utrecht en sindseen tijdje ook bijzonder hoogleraar bij diezelfde opleiding.Daarnaast schrijft hij een column voor de Volkskrant en treed hijregelmatig op als expert in TV-programmma's. Hij studeerde evenfarmacie, maar vooral geschiedenis in Utrecht.

"Ik houd niet van verandering. Vandaar dat mijn eerstestudiejaar in Utrecht (1962-1963) een onaangename, misschien zelfswel licht traumatiserende ervaring was. Er was ook niets datwerkelijk meezat dat eerste jaar. Met veel moeite had ik eensombere achterkamer in de sombere Kievitsdwarsstraat gevonden. Zonkwam er nooit in die kamer en de beide, zwaar tochtende, ramenboden uitzicht op haveloze achtertuintjes vol verroeste fietsen enoude wasmachines. "Op aandringen van oudere familieleden was ik lidgeworden van het Utrechtsch Studenten Corps. Dat betekende eenwekenlange groentijd, die een intense en vermoeiende kennismakingwas met een onverwacht stompzinnig studentenleven. Mijnverwachtingen van het studentenleven waren evident even naïefals romantisch. Ik dacht dat studenten, na gedane arbeid urenlangbij een glas rode wijn en een brandende kaars de voors en tegensvan het existentialisme met elkaar bespraken.

"Er waren, zo bleek mij later, wel een paar corpsleden die weleens een boek lazen, maar die hielden zich die eerste onaangenamemaanden schuil. Het sociëteitsleven en de rituelen van degroentijd werden gedomineerd door waggelende, gewelddadigeschreeuwers die elke eerstejaars die wel eens een boek las en dieniets in roeien zag, beschouwden als een potentiëlelandverrader, die hard aangepakt moest worden. Natuurlijk had ikdie groentijd kunnen laten voor wat zij was, maar dat had mijveroordeeld tot eenzame contemplatie van de verroeste fietsen enoude wasmachines, want ik kende geen mens in Utrecht.

"Eveneens op aandringen van oudere familieleden had ik beslotenfarmacie te gaan studeren, hoewel geschiedenis mij veel meerinteresseerde. Wie geschiedenis studeerde, schreef toen in de krantof studeerde voor werkloze. Als apotheker, zo werd mij verzekerd,kon je zonder grote inspanningen te hoeven leveren veel geldverdienen. "Achteraf kan ik slechts concluderen: geloof nietvoetstoots wat er in de kranten staat en luister nooit naar oudereen verstandige mensen. Wat ik mij niet hadgerealiseerd, was dat defarmaciestudent vier lange middagen per week in het practicumlokaaldoorbracht. Dat practicum was voor mij een niet te nemen hindernis,omdat het een zekere handigheid vereiste in de omgang metbussenbranders, pipetten en zuurkasten. Het kostte mij drie maandenom te begrijpen dat ik nooit een betrouwbare apotheker zouworden.

"Eind november liep ik mijn eerste college geschiedenis, nadatik in het diepste geheim mijn witte jas en scheikundeboeken hadverkocht. Vanaf dat moment kwam er enig licht in de wanhopigstemmende psychische duisternis van mijn eerste studiejaar.Groentijd en nagroentijd zaten erop en ik studeerde iets wat mijwel leek. Toch heeft het zeker drie jaar geduurd voordat ik mijenigszins op mijn gemak voelde in Utrecht en niet meer permanentterugverlangde naar de kleinschaligheid van Wageningen, waar ik wasopgegroeid."

Bacteriën maken planten weerbaar

Wanneer delen van een plant ziek worden gemaakt, reageert deplant daarop door die delen zo snel mogelijk te laten afsterven.Niet alleen blijft het resterende deel van de plant daardoorziektevrij, maar bovendien blijkt de weerstand van de gehele plantbij een volgende besmetting te zijn toegenomen. Die toegenomenweerstand wordt veroorzaakt door signaalstoffen die als gevolg vande ziekte in de plant actief zijn geworden.

Onlangs werd duidelijk dat ook de behandeling van plantenwortelsmet Pseudomonas-bacteriën zorgde voor de productie vansignaalstoffen die tot een betere afweer leiden, zonder dat deplant daar ziek van wordt. Voor kwekers leek dit een veelbelovendeaanvullende aanpak, maar biologen vroegen zich af of hetgezamenlijk toepassen van de beide strategieën niet averechtszou werken. Het was namelijk goed denkbaar dat de twee soortensignaalstoffen elkaar op hun route door de plant negatief zoudenbeïnvloeden.

In een proefschift waarop zij vrijdag 3 september promoveerttoont biologe Saskia van Wees nu aan dat van een dergelijkenegatieve invloed geen sprake is. Gelijktijdig toepassen van debeide strategieën verhoogt de weerstand van de plant juistextra, zo blijkt uit een nauwkeurige analyse van de moleculaireprocessen die bij het doorgeven van de signalen een rol spelen. VanWees concludeert dat de routes van de twee signaalstoffenonafhankelijk van elkaar verlopen en dat er dus sprake is vanelkaar aanvullende afweerreacties. Volgens de promovenda vormt dezetweeledige aanpak gericht op het verhogen van de weerstand van deplant daarmee een goed alternatief voor zowel het gebruik vanchemische bestrijdingsmiddelen als voor het genetisch modificerenvan planten om ze resistent te maken tegen ziekten.

EH

Horoscoop voor Eerstejaars

De eerstejaars Ram moet wel een béétje uitkijkentijdens het college: je mateloze enthousiasme zal door de minderuitgeslapen types - dat kan ook de docent zijn - misschien nietworden toegejuicht. Irriteer je niet teveel aan de lamzakkerigheidvan je huisgenoten: vooral de ouderejaars zullen wat vaker op debank blijven hangen dan je lief is. Laat je echter niet hinderen omje vol overgave in bijvoorbeeld ParnOssos of een sportvereniging testorten. Rammen die al een relatie hadden kunnen deze op hun buikschrijven. Je vriend(in) zal waarschijnlijk worden versierd dooreen dronken maar gepassioneerd verenigingslid. Geen nood, want zelfzul je echt nog wel aan de bak komen.

Stier

Wees wel assertief Stier! Vooral Stieren in verenigingen zullenzwaar op de proef gesteld worden: niet allen de commissies, maarook je mede-feuten zullen misbruik van je goedheid maken. Je zultveel vrienden gaan maken, maar hou er alsjeblieft mee op ze meteeniedere dag te mailen en iedere avond te bellen. Kijk bovendien ookeens buiten de deur: in de Utrechtse studentenpopulatie zitten veelmeer verwante zielen dan je op het eerste gezicht denkt. Qua studiezit het wel goed, maar het zal lonen om zo rond demillenniumwisseling eens te reflecteren op je opleiding. Je zultveel in de Utrechts duurdere winkels te zien zijn, maar hou errekening mee dat je financiën niet zullen overhouden. Ga inplaats daarvan maar veel wandelen in de vele natuurgebieden rondUtrecht. Stuk ontspannender en veel goedkoper.

Tweeling

Weet dat, weliswaar afhankelijk van je studie, het er vanaf diteerste jaar een stuk relaxter aan zal toe gaan. Je zal dus nieuwehobby's moeten kweken, een extra studie moeten gaan doen ofwaanzinnig verliefd moeten worden om de vaart erin te houden.Tweelingen doen het goed in blaatgrage gezelschappen. Wat datbetreft zit je dus goed in blaatstad Utrecht. Overigens hoeft datniet per sé met jasje/dasje of mantelpakje. Liever niet,eigenlijk. Je nieuw huisgenoten zullen wel even moeten wennen aanje humeurwisselingen. Wees geduldig met ze, dan zijn zij het ookmet jou. Drink liever een glaasje meer dan minder: hoe minder jealleen op je kamertje zit, hoe beter! Let wel op je beurs, want debodem daarvan zal, tot je grote schrik, sneller te zien zijn danooit tevoren.

Kreeft

Tsja, de Kreeft blijft toch een complexbuitenbeentje, ook al gaje nu met een schone `Utregse` lei van start. Ook al wil je hetniet, je zult je in eerste instantie toch weer afstandelijk gaanopstellen tegenover potentiële vrienden. Eigenlijk blijf jehet liefst bij je ouders wonen... Mannelijke Kreeften met eenrelatie zullen het als problematisch ervaren om op het rechte padte blijven. Hou jezelf in bedwang! Trek vooral je mond open tijdenscollege, Kreeft. Je zult merken dat mensen graag naar jetheorietjes luisteren en je er ook om zullen waarderen. Gebruik ditook in je buiten-universitaire activiteiten. Ga bijvoorbeeldschrijven in een studentenblad of stort je in deuniversiteitspolitiek. En zet wat extra sloten op je fiets.

Leeuw

Op de middelbare school was je haantje-de-voorste en dat zal ookwel zo blijven... maar op een heel andere manier. Hou er rekeningmee dat je huisgenoten, medestudenten en vrienden je enthousiasmealleen kunnen waarderen wanneer je niet over ze heenwalst.Luisteren is ook een kunst! Daarmee heeft Leeuw ook baat in seks enliefde: als je het handig aanpakt, heb je ze voor het uitkiezen!Verwacht niet al te grote uitgaven te kunnen doen, dus sla kliekjesen afdankertjes niet te snel af. In je huis zal je gebrek aancomplexiteit als een zegen worden ervaren: eindelijk eens iemanddie gewoon hardop kwaad wordt als er nog haren in de doucheputzitten.

Maagd

Je vond het al zo moeilijk om te kiezen wat je waar gingstuderen, blijkt het complexe leven nu pas écht te beginnen.De Maagd krijgt het nog zwaar als het om het studeren zelf gaat.Niet dat het moeilijk is, maar je bent het gewoon niet met dedocenten eens! Gelukkig zullen die, na de eerste tentamenperiode,je intelligentie onderkennen. Je banksaldo zal hard richting debetgaan, tenzij je een bijbaantje neemt. Maagd zal de keuken, doucheen toiletten kraakhelder poetsen en niet weggaan voordat eententamen zes keer is gescand op mogelijke emissies. Verwacht ditniet van anderen, geef hen speling, maar knap hun klusjes niet voorze op!

Weegschaal

Oh, oh, oh Weegschaal, hou je je wel een beetje in? Al dieetentjes bij kaarslicht zullen je niet in je kouwe kleren gaanzitten. Het kost een paar knaken, terwijl dat moppie ook best teversieren valt bij de befaamde studentenklassieker `macaroni metblikje tonijn en blikje gepelde tomaten'. Ook qua eigen ikkie dienje alert te zijn: als je zo doorgaat als nu, zullen je ouders enoude vrienden je over een half jaar niet meer herkennen. Laat jeniet teveel beïnvloeden door docenten, commissies en dieparanoïde huisoudste, die je allerlei lozesamenzweringstheorieën in gaat fluisteren. Laat je studie nietal te veel afremmen door iedereen die liefdesverdriet,college-stress en seksverhalen bij je wil lozen. Af en toe de deurop slot. Weegschaal!

Schorpioen

Langdradige colleges, laveloze buurmannen, lege beurzen,luidruchtige jaarclubs, lauw bier, lakse huisgenoten, lompecaissières. Niets lijkt de Schorpioen van zijn stuk tebrengen. Totdat de bom barst. Berg je dan maar... totdat dekoelkast door het raam is gemieterd, een kastdeur gesloopt, een panmacaroni tegen het plafond is gekwakt en de Schorpioen weer totrust is gekomen. Gelukkig zal de eerstejaars Schorpioen zich ditjaar vooral positief onderscheiden; wie anders moet dieongemotiveerde collega-studenten over de streep trekken omtóch dat werkstuk in te leveren? En is het niet de Schorpioendie dat uitermate oubollige en saaie verjaardagsfeest omtovert toteen schandalig ranzige disco? Precies! Maar niet teveel CartoonNetwork kijken: Cow & Chicken zullen je analytisch vermogenniet stimuleren.

Boogschutter

Boogschutters die een letterenstudie doen, gaan een prima jaartegemoet... ze kunnen zich een boel permitteren. AndereBoogschutters zullen zich moeten realiseren dat ze wel degelijkzelf verantwoordelijk zijn voor hun progressie. Wat liefde, lust enander lekkers met andere studenten betreft, laat je niet gek maken.Verder wordt het héél, héél gezellig met joudit jaar: je zult meerdere malen extra bier bij de snackbar moetengaan halen. Maar tegen huisgenoten wél gewoon zeggen waar hetop staat, Boogschutter!

Steenbok

Jij hebt allemaal mooi voor elkaar, Bokkie. Mooie kamer, zowaarwat knaken, uitzet geregeld en ook nog een lekkere vakantie achterde kiezen. Laat vooral niet na anderen dit in te wrijven... maardat is aan jouw academisch gevoel voor humor toevertrouwd.Belangrijk puntje: als je volslagen faalt bij je eerste tentamens,doe een 'her'. Want je zalhet allemaal halen, verdikkie. Gelukkigblijf je toch al nooit te lang op die muffe kelderfeestjes, dusdaar zal het niet aan liggen. Wanneer heb je trouwens voor hetlaatst iets voor je huis gekocht?

Waterman

Bedenk je twee keer voordat je je in het studentenleven stort;zorg eerst voor een rustig plekje - je kamer, het dak, een park -om lekker op jezelf te zijn, en dan weer loskomen: een paar neuten,wat ijs breken. Als je wilt, dan is hij of zij de jouwe, in iedergeval voor de nacht. Wees niet teleurgesteld als je eerste jaar nogniet is wat je je had voorgesteld; accepteer af en toe demiddelmatigheid van anderen, Waterman. Wist je trouwens dat er inUtrecht zat tweedehands zaakjes zijn waardoor je niet veroordeeldbent tot IKEA en Gamma? Bèta-watermannen gaan een goed jaartegemoet, want de studie zal onvermoede krachten in ze losmaken.

Vissen

Als er één sterrenbeeld de dupe is van deprestatiebeurs, dan zijn het wel de Vissen. Het liefst zou jeeeuwig doormodderen, reizen, schrijven en tussendoor wat tentamenshalen. Van die mallotige huisoudste moet je je maar niksaantrekken: die loopt je gewoon te stangen. Mooi hoe je al diepotentiële sekspartners in diepe rouw doopt met de klassiekeuitsmijter 'Maar we kunnen toch ook vrienden zijn'?. Immers, ookzonder fysieke weldaden zul je je mede-Utrechters veel plezierkunnen verschaffen. Zet vooral je beste beentje voor in een van devele vrijwilligersorganisaties: zij willen jou graag en jij hebteen smoes om weer wat minder te studeren.