Achtergrond

Jonge onderzoekers zien postdoc-aanstelling als fuik

"Kiezen?", zegt wetenschapsfilosoof Henk de Regt niet zondercynisme. "Voor iemand die net gepromoveerd is en die in hetonderzoek wil doorgaan, valt er op dit moment weinig te kiezen. Alshet aan mij gelegen had, was ik na mijn promotie universitairdocent geworden. Ten eerste omdat de combinatie van onderzoek doenen onderwijs geven mij aansprak. Maar ook omdat je dan perspectiefhebt op een universitaire loopbaan. Maar ja, vaste banen liggen bijde universiteit niet voor het opscheppen. Ik was al lang blij datik postdoc kon worden."

Er zijn er in Utrecht zo'n tweehonderd, aangesteld op tijdelijkecontracten variërend van zes maanden tot vier jaar met gelduit verschillende bronnen waarvan NWO de voornaamste is. De postdockwam in de jaren zeventig overwaaien uit de Verenigde Staten, waartijdelijke aanstellingen en het werken op projectbasis al langerusance waren. Door het aanstellen van de relatief goedkope postdocsslaan onderzoekleiders meerdere vliegen in één klap. Zijvoorkomen dat hun organisatie dichtslibt met dure vaste mensen; zijkunnen meer promovendi de kans geven om door te gaan in hetonderzoek; en zij kunnen onder het motto 'up or out' in alle rustde echte toppers selecteren voor de schaarsehoogleraarsposities.

Rondkijken

Op zich is er met een postdoc aanstelling overigens niets mis,vinden veel jonge onderzoekers. Waar De Regt na zijn promotieliever docent was geworden, blijken andere jong-gepromoveerdenjuist blij met de kans om nog een paar jaar in alle vrijheidwetenschappelijk werk te kunnen doen. "Ik was op mijn dertigste nogniet echt toe aan een vaste baan", zegt meteoroloog Harm Jonker,"Ik was gepromoveerd in de medische fysica, maar ik wilde ook weleens ergens anders rondkijken. Puur uit wetenschappelijkenieuwsgierigheid. Dus toen ik voor twee jaar naar het KNMI kon,vond ik dat heel aantrekkelijk."

Ook taalonderzoekster Helen de Hoop was na haar promotie blijmet haar baan als postdoc. "Het leek me ideaal om nog een tijdjedoor te kunnengaan met onderzoek. En dat is het ook, vooral omdatje als postdoc veel meer vrijheid hebt dan als docent. Natuurlijkis de keerzijde van de medaille dat het een tijdelijke en niet alte best betaalde baan is, maar daar maalde ik niet om, want dachtik toen nog, als je goed genoeg bent, komt er vanzelf wel een keereen vaste aanstelling, en anders is er wel weer een volgendonderzoeksproject."

Maar dat valt tegen, zo heeft De Hoop inmiddels ervaren. Hoewelhaar werk alom wordt geprezen, heeft het haar grote moeite gekostom na vier jaar een nieuw project binnen te halen. "Ik had eenvoorstel geschreven, waarover men bij NWO heel enthousiast was.Maar het gekke is dat je zo'n aanvraag als postdoc niet zelf magindienen. Dat moet een hoogleraar doen en in Groningen waar ik toenzat, werd diezelfde aanvraag in de KNAW-voorrondes op de laatsteplaats gezet. Ik weet niet of dat er iets mee te maken had, maartoevallig was mijn werkleider een paar jaar daarvoor naar Utrechtvertrokken. Uiteindelijk heeft hij het project bij NWO ingediend,zodat ik het hier kon gaan doen. Zo afhankelijk ben je alspostdoc."

Voor biofysica-onderzoeker Susan te Pas werd de tweede aanvraaghelemaal een nachtmerrie. "Je bent volstrekt overgeleverd aan dewillekeur van NWO. Onze vakgroep had een nieuw projectbinnengehaald, waarop ze mij graag wilden aanstellen. Maar hoewelik pas twee jaar postdoc was geweest en met mijn dertig jaar ookniet echt oud ben, is NWO dwars gaan liggen omdat ik met mijnschaal 10.9 te duur voor ze was. Gelukkig legt de vakgroep hetverschil nu bij. Maar anders had ik op straat gestaan."

Dat laatste overkwam Harm Jonker die dit voorjaar als eerstewerd geconfronteerd met de omstreden zesjaren-regel. "Ik had eenvoorstel geschreven, dat na een internationale review ronde alsexcellent uit de bus kwam. 'Top-notch' schreef een van dereviewers. Maar ja, ik ben 36 en ik werk al sinds 1993 optijdelijke contracten. Gevolg was dat mijn voorstel werdgeaccepteerd, maar dat ik het vanwege mijn hoge wachtgeldrisiconiet zelf mag uitvoeren. Gelukkig kon ik nog voor een jaar bij hetKNMI terecht. Maar als ik nu niet snel iets nieuws vind, is hetvoorbij. Dan ga ik maar iets zoeken in de ICT. Daar ben iktenminste welkom."

Fuik

Naarmate de jaren vorderen word je steeds onzekerder over jetoekomst, merkte Helen de Hoop. "In 1992 begon ik volstrektonbezorgd aan mijn onderzoek. Ik zag om me heen wel mensen afhaken,maar ik dacht: dat overkomt mij niet. Pas geleidelijk kreeg ik doordat het weinig zegt of je goed bent of niet. Met uitzonderingmisschien van de allerbesten, hangt het gezien het minimale aantalvacatures vooral van toeval af of je een baan krijgt of niet. Datmaakt jebehoorlijk onzeker. Toen ik drie jaar geleden aan mijntweede project begon, dacht ik in het begin alleen maar: O jee, nogmaar drie jaar en dan moet ik alweer iets nieuws hebben. Ik werdook cynisch. Leuk zo`n project, maar wat schiet ik er eigenlijk meeop?"

Dat de kans op een vaste aanstelling vrijwel nihil is, beamenalle betrokkenen. "Ik heb de advertenties goed bijgehouden", zegtDe Regt een tikkeltje neerslachtig, "maar in de afgelopen drie jaarheb ik domweg niets gezien op mijn gebied."

Als er al een vacature is voor een uhd-plaats, dan blijken veelsollicitatiecommissies volgens De Hoop huiverig om een postdoc aante stellen. "Men kiest uiteindelijk toch vaak voor een ud. Dat isminder riskant. Ook al stelt die ud op onderzoeksgebied misschienminder voor, hij heeft wel meer status. Je wordt als pureonderzoeker snel gezien als te specialistisch en daarmee als eenbedrijfsrisico. En voor een hoogleraarsplaats is je uitgangspositiedomweg te zwak." Te Pas: "Er zit volstrekt geen perspectief in eenpostdoc plaats. Als mijn man geen vaste baan had gehad, was ik ernooit aan begonnen."

De conclusie lijkt duidelijk. Behalve voor het handjevol toppersdat uiteindelijk in een hoogleraarspositie terecht komt, lijkt depostdoc-aanstelling wel heel erg op een fuik. Helen de Hoop, die dehoop op een wetenschappelijke loopbaan nog niet heeft opgegeven,heeft al wel besloten dat haar huidige project ook haar laatste is."Tien jaar post-doc, ik moet er niet aan denken. In de huidigesfeer word je dan beschouwd als een een zielepoot die zich al dietijd heeft laten onderbetalen. Dan ben je op een gegeven momentzelfs niet meer aantrekkelijk voor het bedrijfsleven."

Wat de postdocs het meest ergert, is het gebrek aan visie op deontwikkeling van wetenschappelijk talent. "Met het huidige beleidbereik je vooral dat talent wordt weggegooid" vindt Harm Jonker."Kijk maar naar mijn eigen situatie. Straks zit ik webpagina`s temaken om aan de kost te komen, terwijl een aio die van toeten nochblazen weet, mijn project gaat uitvoeren. Dat is toch je reinstekapitaalvernietiging? En bovendien wordt er nu dus weer een aioaangesteld, die ze straks ook weer als een baksteen latenvallen."

In plaats van maar willekeurig aio`s aan te stellen, zou er inwetenschappelijk Nederland een systeem moeten worden ontwikkeld,waarin voor onderzoekers eenzelfde logische opbouw in hun loopbaanmogelijk wordt als voor docenten, vinden de Utrechtse postdocs.Henk de Regt: "Je kunt mensen die hebben aangetoond dat ze goed engemotiveerd zijn toch niet zo maar na zes jaar aan de dijk zetten?Ik vind dat getuigen van een groot gebrek aan respect. Ik heb nuinclusief mijn promotie tien jaar van mijn leven geïnvesteerdin het wetenschappelijk onderzoek. Ik vind eerlijk gezegd dat ik nugewoon recht heb op het perspectief van eenwetenschappelijkeloopbaan."

Erik Hardeman

Utrechts wiskundige kraakt kritisch fractalgetal

Hoe maak je een fractal? Teken een vierkant op een stuk papieren verdeel het in vieren zodat er vier kleine vierkanten ontstaan.Pak een dobbelsteen en gooi een keer voor elk vierkant. Als jeéén gooit maak je het vierkant zwart; bij de anderegetallen blijft het wit. De witte vierkanten verdeel je opnieuw invieren en je herhaalt voor elk vierkantje dat zo ontstaat hetdobbelspel. Zo ga je door, met steeds kleinere vierkantjes, tot zete klein zijn om ze nog verder te verdelen.

Wat zo ontstaat, is een grillig en brokkelig patroon, maar hetis erg waarschijnlijk dat in dit voorbeeld het wit in de figuuroverheerst. De kans om één te gooien is namelijk relatiefklein: eenzesde. Als je van tevoren afspreekt dat zowel bijéén als bij twee gooien het vierkant zwart wordt (eenkans van eenderde), dan worden aanzienlijke stukken van de figuurzwart, vaak zodanig dat je niet via witte vlakken van de ene kantvan het vierkant naar de andere kunt gaan.

Dit soort vierkante fractals zijn het werkterrein van deUtrechtse wiskundige Damien White. Onlangs heeft hij bewezen dathet omslagpunt voor het verschijnsel van de zwarte 'blokkade' zichinderdaad bevindt bij een kanswaarde die kleiner is dan eenderde:maximaal 0,1893 om precies te zijn. Computergegenereerdefractalplaatjes met een wit-zwart wisselkans boven die kritischewaarde, krijgen zwarte 'verstoppingen' die witte gebieden isoleren.De vinding is het belangrijkste onderdeel geworden van hetproefschrift waarop White aanstaande maandag promoveert.

Het type fractal dat White bestudeerde staat in debelangstelling bij geologen en fysici, als model voor poreuzematerialen. Maar er zijn meer natuurlijke structuren die alsfractal zijn te beschouwen. Een belangrijke overeenkomst van al diefractals is dat hun vorm onafhankelijk is van de schaal waarop jekijkt.

"Neem bijvoorbeeld de kustlijn van Noorwegen", zegt White. "Datis een behoorlijk kronkelige lijn. Maar als je daar een stukje vanneemt en je kijkt er naar op een gedetailleerdere schaal dan zie jeeen lijn die misschien wel net zo kronkelig is. Iemand dieNoorwegen niet kent zou niet kunnen zeggen welke lijn op welkeschaal getekend is."

Kustlijnen en de materiaalverdeling in poreus gesteente zijn dusvoorbeelden van fractals, maar ook het longoppervlak van demensvertoont fractalachtige kenmerken. Fractals hoeven niet perdefinitie hoekig en rommelig te ogen. De grote man uit de wereldvan de fractalwiskunde, Benoit Mandelbrot, heeft een collectiemooie, met de computer gegenereerde fractals aangelegd die ondermeer als design op stropdassen zijn te bewonderen.

Op White's tafel ligt een boek over fractaltheorie enfinanciële markten. White: "Aandeelkoersen hebben vaak eenheel grillig, fractalachtig verloop. Want als je op een stukje vanzo'n grafiek inzoomt blijft de grilligheid hetzelfde. Misschien ismet de fractalbenadering in de toekomst uit koersgegevens tedistilleren hoe betrouwbaar de beurs is."

Raster

Een vergevorderde toepassing van de fractalwiskunde is die vanhet in code omzetten van foto's: simpel gezegd zijn foto's enandere afbeeldingen als fractals te beschouwen. Doorfractaltheoriën erop los te laten is het mogelijk om eenplaatje in relatief eenvoudige wiskundige formules te beschrijven.Zo kan het in een hele korte code worden omgezet waardoor foto'sbijvoorbeeld veel sneller dan tot nu toe kunnen worden doorgezondenvia Internet.

Voor White en zijn collega's blijven fractals echter in deeerste plaats een wiskundige uitdaging. "Het is een soort spel",lacht White. "Fractals zijn heel eenvoudig te maken en toch heelingewikkeld om te beschrijven. Zelf heb ik dit onderdeel gekozenomdat het zo tastbaar is vergeleken bij de traditionele wiskundewaarin abstracte formules overheersen."

De opkomst van de fractalwiskunde de laatste decennia istrouwens mede mogelijk gemaakt door de snelle ontwikkelingen op hetgebied van computers. Computers herhalen moeiteloos duizenden malende procedures die nodig zijn voor het maken van fractals. Whiteheeft de computer bovendien nodig gehad om aan het bewijs voor hetomslagpunt te komen. Anders had hij een formule met tienduizendtermen op papier moeten uitwerken.

En voor het 'poreuze' fractal waarop White promoveert, was devondst van het getal 0,1893 een echte doorbraak. Tot dan toe was eralleen een bewijs dat het groter dan 0,01 en kleiner dan 0,29 moestzijn. Die onzekerheid verkleinen, was White's taak, maar het leekook hem lange tijd ondoenlijk. Iedere fractal, hoe eenvoudig ook temaken, is namelijk weer anders. Het aantal variatiemogelijkhedenneemt met iedere verfijningsstap dramatisch toe.

Maar White kreeg de ingeving om een soort wit raster over defractal heen te leggen waardoor de figuur en de berekeningen eraanzienlijk eenvoudiger uit gingen zien. Het ingenieuze ervan wasbovendien dat het raster op diverse plaatsen kunstmatige wittedoorbraken in de structuur forceerde. Daardoor werd de kans op dezwarte 'verstoppingen' kleiner.

In die 'lekke', vereenvoudigde fractal kon White zijn bewijsrond krijgen en vond hij de kritische waarde van 0,189, dietegelijk ook toepasbaar is op de originele, niet lekke fractal.Daarin zijn verstoppingen immers alleen maar makkelijker en ligthet omslagpunt dus zeker niet hoger.

Vergissing

"Sommige mensen hebben om filosofische redenen bezwaren tegeneen bewijsmethode met behulp van de computer", vertelt White. "Zevinden dat een bewijs klassiek gezien nu eenmaal iets is dat jekunt opschrijven en kunt lezen. Ik denk dat die zienswijze in demoderne wiskunde helaas niet langer vol te houden is. Veel bewijzenzijn te complex. Stel dat je een bewijs van honderden pagina's metde hand zou moeten uitwerken. Dan is de kans dat je daarin eenvergissing begaat vele malen groter dan dat de computer een foutmaakt. De praktijk is gewoon dat je nooit helemaal zeker bent."

White was inderdaad bang dat hij bij het schrijven van hetcomputerprogramma iets over het hoofd had gezien en heeft als testhet hele programma een tweede keer onafhankelijk door een studentlaten maken. Die gebruikte als extra proef op de som een andereprogrammeertaal dan White. Maar tot White's opluchting leverde datprecies hetzelfde getal op.

Frans van Mieghem

De eerste collegedag van drie eerstejaars


Claudia: 'Driftig pennen'

Claudia van Diessen (18) studeert Algemene SocialeWetenschappen. Ze komt uit Tilburg maar woont inmiddels inUtrecht.

"Nee dit kan niet waar zijn! Mijn moeder komt mijn kamerbinnenlopen want - verrassing - mijn wekker is niet afgegaan.Zés uur, dit is geen tijd om op te staan. Nog half in comamaak ik me klaar om de bus te nemen. Met een `Doei tot vrijdag'strompel ik de deur uit met mijn toch wel erg zware rugtas.

"Op het station wacht ik op een vriendin om samen de trein naarUtrecht te nemen. Na een rit in een gezelligàdrukke lijn 12stappen we, nog steeds niet uitgeslapen, uit in De Uithof en jawel:we zijn te vroeg!

"Uiteindelijk is het tijd en stappen we met een groepjenieuwsgierig af op ons eerste college `Gezondheid'. Eerst krijgenwe een opbeurend praatje over wat we allemaal moeten doen, deboeken die we moeten kopen (nog meer boeken!) en natuurlijk, totdrie maal toe, de roosterwijzigingen. Volgt een historische schetsvan `de gezondheid'. "Om onze reputatie van 'ijverige eerstejaars'hoog te houden is iedereen driftig aan het pennen en blijkt hetcollege minder moeilijk dan verwacht, maar zeker interessant. Dan:pauze (eindelijk), alhoewel die gevuld wordt met in de rij staan omboeken te kopen.

"Voordat ik het weet is het alweer één uur en moet iknaar mijn werkgroep, waar ze me overladen met informatie over hetreferaat dat we binnenkort moeten gaan houden. Genoeg te doendus.

"Aha, ik mag naar huis. Even bijkletsen met m'n huisgenoten,maar dan sleep ik me weer naar mijn kamer: ik moet nog 100bladzijden 'Methoden en Technieken' doornemen (help!). Godzijdankzwaait er een huisgenoot mijn kamer binnen: of ik effe meeboodschappen ga doen. Tuurlijk, wel zo gezellig!

"Eenmaal thuisgekomen begin ik maar met koken en maak - zoalsgewoonlijk - weer eens veel teveel klaar. Als dessert kijken wegezamenlijk vol afschuw, maar stiekem ook genotsvol, naar JerrySpringer.

"Na Jerry spring ik weer in de bus naar het centrum, want meteen vriendin ga ik wat drinken bij AEGEE. Als eersten stappen webinnen en worden we gelijk aan jan en alleman voorgesteld. Alkletsend en keuvelend word ik steeds enthousiaster over devereniging. Misschien is het wel wat .

"De laatste bus brengt mij weer terug en ik duik moe, maarvoldaan mijn bedje in. Het is echt begonnen!"


Tim: 'Bezigheidstherapie en woordenboekspelletjes'

Tim van Pelt (18) studeert aan en bivakkeert in hetUniversity College. Hij stond vorig jaar al in de U-bladrubriek`Twaalf vragen' omdat hij in 12 vakken eindexamen hadgedaan.

"Opgestaan om 08:00, ik heb me helaas niet klassiek verslapen,want de wekker wekt me netjes op tijd. Dat was wel anders tijdensde introductie toen ik, wegens gebrek aan wekker, elke morgen doormijn buurmeisje wakker gemaakt werd via een kuis kloppen op dedeur. De gebruikelijke stappen: douchen, aankleden, ontbijten. Ookop deze bijzondere dag voer ik deze weinig spectaculaireroutinehandelingen uit.

"Het ontbijt op het College blijkt degelijk: een rijk aanbod aanboterhammen, divers beleg, ja zelfs cornflakes. Een goed begin vande dag, stel ik tevreden vast. Het is drie voor negen, hoogste tijdom de ontbijtzaal te ontvluchten, en op mijn kamer mijn tas op tehalen. Vol verwachting begeef ik me naar het Newton-gebouw voormijn (aller)eerste course: 'Introduction to physical and chemicalscience'.

"Het college is alles wat ik ervan verwachtte: saai,interessant, moeilijk, aantrekkelijk. Ook op de eerste dag is -helaas - de volledige aandacht vereist, want de stof die behandeldwordt gaat met vlagen diep. Wel aardig, zo'n bezigheidstherapie:ten slotte zullen die twee door te nemen hoofdstukken me nog weleven bezighouden.

"Slechts tien minuten pauze zit er tussen de eerste en de tweedecourse: 'Communicating in English for academic purposes' houdt onstwee uur van de straat. Exclusief de korte pauze om woordenboekente halen. Allerlei vermakelijkheden als korte wie-is-wie gesprekjesin het Engels of woordenboekspelletjes doden de tijd voor degenendie de woordenboekjes wel al bij zich hadden. Kortom: swell.

"Tot zover de academische kant van dé dag, twee `courses'van twee uur bleken meer dan voldoende. Na een uitgebreidmiddagmaal waarbij we met een aantal disgenoten een fantasieverhaalophangen dat nogal uit de hand loopt, worden wij rond de klok vantwee uur vriendelijk verzochtde zaal te verlaten. Ik begeef me naarmijn kamer; ik verwacht bezoek.

"Het bezoek komt en bestaat uit mijn vriendin Klaartje en haarmoeder. Praten, campus laten zien, kamer laten zien, hetgebruikelijke. Klaartje blijft eten, haar mams vertrekt al eerder.Het eten gegeten, de avond met Klaar doorgebracht, haar om 23:30uur - slechts één trein gemist - op de trein gezet. Terugnaar de kamer: in bed, Jan Kuitenbrouwer lezen, slapen..."


Roel: 'Met een biertje nagenieten'

Roel Schrama (20) studeert sinds dit jaar psychologiein Utrecht en werkte eerst een jaartje in een fabriek.

"Het geluid van mijn wekker komt na een maand van uitslapen toteen uurtje of elf, twaalf wel erg hard aan . Zeker zo vroeg op demaandag ochtend, na een lekker weekendje stappen tot in de vroegeuurtjes. Maar ja, mijn eerste collegedag begint en na een jaartjewerken in een fabriek ben ik toch wel erg gemotiveerd om aan degang te gaan. Dus nog even snel een sigaretje roken in bed endaarna douchen, ontbijten en sprinten naar de bus die ikternauwernood weet te halen.

"Aangekomen op station Apeldoorn Centraal delen de luidsprekersvrolijk mee dat de trein naar Utrecht een goede twintig minutenvertraging heeft. Waardoor ik in Amersfoort wel erg mag opschietenom mjn aansluiting te halen. Een fijn begin van mijn eerstecollegedag. Maar ja, ik zou nog op tijd geweest zijn als mijncollege ook werkelijk in de Witte Zaal van Trans I was geweest inplaats van in de Roze Zaal bij Geneeskunde. Al met al eenkwartiertje te laat begin ik aan mijn eerste college, dat nogalwarrig wordt gebracht - wat trouwens ook kan liggen aan het missenvan dat eerste kwartier. Maar verder is het aardig interessant."Gelukkig lijkt mijn keuze voor het vak `Communicatie eninformatieverwerking' na de anderhalf uur durende werkgroep en heteerder genoemde college de juiste. Dat natuurlijk even los van deshock toen ik te horen kreeg welke hoeveelheden stof we, inrelatief korte tijd, voor onze kiezen gaan krijgen.

"Thuis aangekomen - om ongeveer 17:00 uur - direct na het etenenthousiast aan het werk gegaan met mijn drie nieuwe readers,waarbij ik tot de geruststellende ontdekking kwam dat het doornemenvan de stof me redelijk vlotjes afging. En toen kon ik rond een uurof elf onder het genot van een ijskoud biertje nog even lekkernagenieten van mijn eerste dag als student psychologie."

Geneesmiddel tegen bloedvergiftiging

Bloedvergiftiging of septische shock is de aandoening die wordtveroorzaakt doordat een bacteriële infectie zodanig uit dehand loopt dat er bacteriën in de bloedbaan terecht komen. Ditgebeurt vaak bij mensen die, bijvoorbeeld als gevolg van eenoperatie of een ziekte, zo verzwakt zijn dat hun afweersysteem nietgoed werkt. Om de schade te herstellen gaat het afweersysteem deindringer vervolgens op heftige manier te lijf, met als gevolg datverschillende organen worden aangetast en vitale functiesuitvallen. Jaarlijks lopen in ons land enkele duizendenpatiënten bloedvergiftiging op, waarvan gemiddeld bijna dehelft overlijdt.

Voornaamste oorzaak van de problemen is het giftigelipopolysaccharide (LPS), dat zich in de celwand van debinnendringende bacteriën bevindt. Eenmaal in de menselijkebloedbaan maakt dit LPS zich los van de bacteriële celwand. Incontact met gezonde cellen zorgt LPS vervolgens voor eenkettingreactie van schadelijke gebeurtenissen die onder meer totgevolg hebben dat de bloeddruk ernstig terugloopt en dat bloedvatenwijder worden. Op dit moment wordt bloedvergiftiging noodgedwongenbehandeld met antibiotica en ontstekingsremmers, maar die aanpak isnog weinig effectief. De vraag van behandelaars was daarom of erstoffen konden worden gevonden die de verwoestende werking van LPSaan banden leggen.

Na uitgebreid laboratoriumonderzoek ontdekte Gosselaar dat heteiwit SAP dat in geringe hoeveelheden in het bloed voorkomt, degiftige werking van LPS tegengaat. Dit effect werd met name bereiktdoor drie specifieke delen van het eiwit. In proeven met muizenbleek een van deze drie zogeheten peptiden (stukjes eiwit)inderdaad in staat om de funeste gevolgen van bloedvergiftigingtegen te gaan. Op termijn zouden deze peptiden dus wellicht debasis kunnen vormen voor een geneesmiddel tegen bloedvergiftiging,hoopt de jonge doctor, die inmiddels als postdoc in het AZU isbegonnen aan een vervolgonderzoek naar de werking van SAP.

EH

Wat betekent een ISO-norm voor UU-medewerkers?

John de Jong, manager afdeling Barrière: "Toen ik beginjaren zestig begon, was de regelgeving in laboratoria beperkt. Dedierenverblijven waren primitief en ventilatie was minimaal. Daaris veel in veranderd. De kwaliteitseisen zijn de laatste jaren alhoog. Het enige verschil nu de ISO-norm is ingevoerd, is dat alleswordt opgeschreven. Iedereen injecteert een rat op dezelfde manier.Dat deden we al, maar nu staat op papier hoe het precies moet. Ditgeeft helderheid naar onderzoekers en jongere collega's hoevenalleen het boek te pakken met de regels en dan zien ze hoe hethoort. De werkdruk is omhooggegaan, maar het werk is interessantergeworden met meer verantwoordelijkheid."

Jos Elskamp, medewerker: "Aan de managementkant van het bedrijfis niet zoveel veranderd. Er ligt meer formeel vast, maar dat zijnprocedures die we al volgden. Het verschil is dat we van dieprocedures niet meer mogen afwijken. Voor de mensen op dedierenafdelingen is het meest veranderd. Daar worden harde gegevensvastgelegd in logboeken en dat kost veel extra werk. Voor dezelfdeexperimenten moeten meer handelingen verricht worden, waardoor dewerkdruk toeneemt."

Elly van Zwol, biotechnicus transgene afdeling: "Sinds vier jaarwerk ik met proefdieren. Toen ik met mijn stage begon, werd veeluit de losse pols gedaan. Het bijhouden van temperatuur enluchtvochtigheid in logboeken zijn extra handelingen die tijdkosten. Maar het is ook beter voor de dieren. Die worden nu tweekeer per dag gecontroleerd door de verzorgers. Aan het begin van dedag en aan het eind loopt er iemand langs om te kijken of er ietsbijzonders te zien is. Er wordt gerichter naar de dieren gekeken,daardoor merken we sneller als er met een dier iets mis is."

Harry van Herck, hoofd laboratoriumcentrum: "Wat er vijf jaargeleden op het GDL gedaan is, daar kan ik niets meer over zeggen.Dat is nergens na te zoeken. Alleen door overlevering, uit deverhalen van mensen die toen al bij het GDL werkten, kan ik dat eenbeetje achterhalen. Met het kwaliteitszorgsysteem is deregistratie- en administratieplicht veel groter geworden. Veel meeris nazoekbaar. We hebben de procedures vastgelegd, en daar moetenwe ons aan houden. Consequentie voor het personeel is dat er meerpapierwerk langskomt. Het systeem bezorgt ze meer werk, waarvoor wegeen extra werknemers hebben gekregen. Maar het is hier betergeorganiseerd dan voorheen. Voor onze opdrachtgevers is hetinzichtelijkelijker geworden wat het GDL doet.

De ISO-norm bepaalt niets over het dierenwelzijn, dat is waar.Daarom zijn we druk doende met de AAALAC, een Amerikaanseinstelling en de enige internationale organisatie die puur kijktnaar het welzijn van proefdieren. We hopen nog dit jaar voor hunaccreditatie in aanmerking te komen. Een eerste proefonderzoek vande AAALAC wees al uit dat we ruim boven de standaard zitten."

Femke van Zeijl


ISO-Normen

Het efficiënt en klantgericht werken van diensten binnen deuniversiteit is een van de speerpunten van het ontwikkelingsplan'Perspectief 2010' van de Universiteit Utrecht. Eenkwaliteitszorgsysteem - zoals een ISO-certificaat - is een middelom kwalitatief beter en doelmatiger te werken. Naast het GDL hebbende diensten FBU Afvalbeheer, FBU Commerciele Zaken en FBUSchoonmaakmanagement een ISO- certificaat:

Sport: "Je loopt het best als je helemaal niet nadenkt"

Voor Jurre Laven is er geen twijfel mogelijk: de 800 meter ishet koningsnummer van de atletiek. "Er zit van alles in. Je hebtsnelheid én uithoudingsvermogen nodig. Bovendien moet jetactisch kunnen lopen. Eén foutje kost je een mooie tijd. Alsje een gat laat vallen ben je weg."

De Korte: "Tussen de 400 en 600 meter gebeurt het. De eersteronde is voornamelijk invoegen. Je loopt tot honderd meter inbanen. Daarna ga je met zijn allen naar binnen. Vervolgens ben jetot de klok bezig met je rondetijd. Daaraan kun je zien of jeharder moet of niet. Dan is er even een stukje niks. Juist daarmoet je alert blijven. Daar worden de gaten geslagen. De laatste200 loopt iedereen toch voluit, daar geldt het recht van desterkste."

Laven: "Als je twijfelt of je iemand in zult halen, ben je al telaat. Je loopt het best als je helemaal niet nadenkt."

De Korte: "Wedstrijdervaring is ook belangrijk. Op mijn eersteNederlands kampioenschap werd ik van de baan geduwd. Een jaar lateris het 'hé hier loop ik, ik laat me niet wegduwen'."

Laven was tweemaal Nederlands juniorenkampioen. De Korte kwamsteeds het grotere talent Gert Jan Liefers tegen en grossierde inereplaatsen. Beide atleten proberen de komende jaren aansluitingbij de Nederlandse seniorentop te vinden.

Bij Hellas trainen ze in een speciale middenafstandsgroep. ZowelDe Korte als Laven hebben hun persoonlijk record onlangs bijgesteldtot iets boven de een minuut en 51 seconden. Dat is ruim tienseconden boven het wereldrecord. Ook het clubrecord van Hellas isnog ver buiten bereik, dat staat met 1-43,8 nog wel enige tijd opnaam van éne Rob Druppers.

Jong

De Korte en Laven begonnen hun atletiekcarrière alsallrounder.

De Korte: "Op een gegeven moment merk je dat lopen toch meer jeambitie is. Ik ben op de 400 meter begonnen. In mijn juniorentijdben ik overgestapt naar de 800."

Laven: "`Ik liep vroeger altijd met mijn vader. Ik geloof dat ikop mijn achtste al een tien kilometer liep."

De Korte: "`We zijn nog steeds erg jong. De beste leeftijd vooreen 800-meterloper is ongeveer 28 jaar. Dat is je fysieke enmentale top. De kick is om steeds een snellere tijd te lopen. Onzetrainingsgroep is heel serieus. De meeste jongens trainen zes keerper week."

Laven: "Je wordt steeds serieuzer. Ik begon met drie keer perweek. Daarnaast lopen we bijna elke weekend wedstrijden. Zo lopenwe op 18 september in Rennes 4 x 800 meter estafette bij deEuropese kampioenschappen voor clubs."

Lavens studie heeft nog niet geleden onder al dezetrainingsarbeid en dertig wedstrijden per jaar. "Die studie is nietgemakkelijk, maar het ligt me wel. Het eerste jaar heb ik op driepunten na gehaald. Naast de colleges had ik genoeg tijd over om tesporten."

De Korte: "Op school kreeg ik als topsporter veelvrijstellingen. Tentamens konden gemakkelijk worden verschoven enik hoefde geen tekenen of gym te doen. Hoe het op de universiteitgaat, weet ik nog niet. Ik heb me wel aangemeld bij detopsportcommissie."

Laven: "Ik sta ook ingeschreven als topsporter. De bond heeftlaten weten dat ik serieus bezig ben. Dat levert wel wat privilegesop. Ik krijg een beetje financiële ondersteuning van deuniversiteit voor trainingsstages. En vorig jaar viel een van mijntentamens tijdens zo'n stage. Dat heb ik toen gewoon met de docentgeregeld. Dat ging heel gemakkelijk. Het is natuurlijk ook maar eenkleine faculteit."

De Korte: "Ik heb in december tentamens, maar dan zitten we netin Portugal. Dat is voor ons de voorbereiding op het indoorseizoen.In die periode kun je in Nederland niet trainen. Dan is het rondhet vriespunt. Ga dan maar eens lekker sprinten. Dan scheur je alje spieren. Bovendien ben je daar verlost van al je dagelijksezorgen. Je kunt je helemaal op het sporten richten."

Laven: "`De studie blijft natuurlijk wel belangrijker dan hetlopen. Van de sport kan ik toch nooit leven. Dat lukt zelfs dewereldtoppers amper."

Diezelfde wereldtoppers worden in deze weken achter elkaarbetrapt op het gebruik van verboden middelen. Laven en De Kortevullen alleen hun vitamines aan. Ze zijn fel anti-doping.

De Korte: "Het is vals spel. Onze coach stopt er direct mee alseen van ons wordt betrapt."

Laven:"Als ik een goede tijd loop en ik weet dat ik doping hebgebruikt, kan ik daar nooit blij mee zijn. Het is veel mooier omhet zelf te lopen. Lukt het niet dan heb je gewoon pech. Volgensmij is het ook meer voor sprinters. Op de 800 meter wordt bijnanooit iemand betrapt. Voor ons is het ook niet echt nodig. Wij gaannu nog zo gemakkelijk vooruit."

Jurgen Swart

Afweersysteem

In hun strijd tegen kanker zoeken onderzoekersvoortdurend naar nieuwe strategieën. Utrechtse immunologenproberen om in hun B.V. U-BiSys het afweersysteem voor dat doel instelling te brengen. De resultaten zijn zo veelbelovend dat drieexterne financiers deze zomer tien miljoen gulden in het jongebedrijf staken.

"Het is spannend geweest", erkent prof.dr. Ton Logtenberg."Nadat we U-BiSys in 1996 hadden opgericht met geld van deuniversiteit en het ziekenhuis, hebben we drie jaar lang inrelatieve rust kunnen werken. Maar nu moesten we ons waarmakentegenover een club kritische deskundigen die het bedrijf een halfjaar lang binnenstebuiten hebben gekeerd. Zelf zijn we ervanovertuigd dat onze aanpak een doorbraak kan betekenen in dekankerbestrijding. Maar je moet altijd maar afwachten of anderendat ook zo zien."

De success-story van Logtenberg begon drie jaar geleden toen deUtrechtse hoogleraar immunologie in aanraking kwam met een inCambridge ontwikkelde techniek die het mogelijk maakte om hetmenselijke afweersysteem 'na te bouwen' in een reageerbuis. StukjesDNA uit het menselijk afweersysteem worden daartoe ingebracht inbacteriofagen (virussen die bacteriën als gastheer gebruikenom zich te vermeerderen). In die fagen treedt vervolgens eenreactie op die tot gevolg heeft dat met het DNA corresponderendeantistof-moleculen (zie kader) op het faagoppervlak verschijnen.Wie alle fagen in een reageerbuis verzamelt, beschikt daarmee dusover de complete voorraad antistoffen waarover een mens beschikt.Bovendien maakt de techniek het mogelijk om door met het DNA temanipuleren nieuwe antistof-moleculen te `fabriceren' die in hetlichaam niet voorkomen.

Het grote belang van die collectie van nu al enkele miljardenantistoffen is gelegen in de mogelijkheid om voor elke cel in hetlichaam een antistof te vinden die zich alleen aan die cel hecht,een zogeheten monoklonale antistof. Dat zou met name in de strijdtegen kanker van grote betekenis kunnen zijn, zag Logtenberg. "Hetprobleem met kanker is dat tumorcellen vaak nauwelijks afwijken vangezonde cellen. Vandaar dat zij door het afweersysteem niet als`vijand' worden herkend en met rust worden gelaten. Toch zijn erwel degelijk verschillen en de grote vraag was nu of wij in onze`bibliotheek' antistoffen zouden kunnen vinden die uitsluitend opde tumorcel reageren. Als dat zou lukken, dan zouden we dieantistoffen misschien kunnen gebruiken om het afweersysteem nuwél tegen de tumor in stelling te brengen."

Darmkanker

Als eerste te bestrijden ziekte koos U-BiSys voordarmkanker. Metwereldwijd 400.000 nieuwe gevallen per jaar en met een relatiefgrote kans op uitzaaiingen, was dit een bij uitstek geschikte tumorom de Utrechtse technologie op uit te proberen. Door hunfaagbibliotheek in contact te brengen met gezonde darmcellen zagenLogtenberg en de zijnen als het ware in één oogopslagwelke antistoffen aan die cellen bleven `hangen'. Nadat die uit decollectie waren verwijderd, werd het restant in contact gebrachtmet tumorcellen. Ook aan die cellen hechtten zich een aantalantistoffen en daarvan was nu dus zeker dat zij specifiek warenvoor de tumorcel en dat zij de gezonde darmcellen met rust zoudenlaten.

Logtenberg: "We hielden ongeveer twintig antistoffen over,waarvan we er uiteindelijk één hebben geselecteerd omverder te ontwikkelen. De vraag was nu alleen nog of een injectiemet deze antistof het afweersysteem ook inderdaad zou activeren omde tumorcellen aan te vallen en te doden. We hebben dat uitgebreiduitgetest op proefdieren en daar werkte het prima. Vrijwel allemuizen bij wie we darmkanker hadden opgewekt, bleken na debehandeling met onze antistof te genezen. Het succes was zo grootdat we nu op korte termijn kunnen beginnen met klinische trials oppatiënten. Die proefnemingen, die overigens nog wel een jaarof vijf zullen duren, moeten antwoord geven op de vraag of onzeaanpak ook bij mensen werkt en of er dus op termijn kans is op eengeneesmiddel."

Tumorbloedvaten

Hoewel darmkanker als eerste speerpunt werd gekozen heeftU-BiSys inmiddels ook verschillende andere ijzers in het vuur.Sinds enige tijd wordt gewerkt aan de ontwikkeling van eensoortgelijk monoklonaal, nu tegen leukemie. Maar daarnaast hooptLogtenberg zijn faagbibliotheek ook te kunnen inzetten om de groeivan bloedvaten in tumoren tegen te gaan.

"Een kankergezwel heeft om te kunnen groeien meer voedsel nodigdan weefsels die niet groeien. Vandaar dat de bloedvaten in derichting van een tumor zich voortdurend blijven ontwikkelen. Als jedie groei zou kunnen voorkomen, krijgt de tumor onvoldoende voedingen sterft hij af. De groei van tumorbloedvaten wordt veroorzaaktdoor subtiele veranderingen in het endotheel (de binnenbekleding)van die bloedvaten. Daarom zijn we met onze faagbibliotheek gaanzoeken naar antistoffen die normaal endotheel met rust laten maardie het groeiendotheel wel herkennen. Daarvan zijn er nu een aantalgevonden, en de hoop is dat we met behulp van die antistoffen hetafweersysteem kunnen mobiliseren om de groei van tumorbloedvaten teremmen of zelfs te voorkomen. Ook dat zou een grote doorbraakbetekenen, zeker omdat deze aanpak werkt bij alle vormen van kankerwaarbij sprake is van een gezwel."

Veelbelovende ontwikkelingen kortom en voor drie financiersvoldoendereden om U-BiSys de komende anderhalf jaar met liefst tienmiljoen gulden te steunen. Die steun zal wat directeur Logtenberg(voor 0,5 in dienst van U-BiSys) betreft overigens geen invloedhebben op het publicatiebeleid van de wetenschapper Logtenberg(voor 0,5 in dienst van de universiteit).

"Ten aanzien van het publiceren van onze resultaten accepterenwe geen enkele restrictie. Het enige verschil met vroeger is dat weheel alert zijn op mogelijke patenten. Daar zou ik als ikuitsluitend hoogleraar was geweest, waarschijnlijk lang niet zoscherp op hebben gelet. Maar omdat we met de aanvraag van eenpatent maar een paar weken verliezen, is dat nauwelijks eenprobleem."

Hoewel de vooruitzichten voor zijn bedrijf zonnig zijn, maaktLogtenberg zich toch enige zorgen. Om de gang erin te houden moetU-BiSys op korte termijn groeien van de huidige 25 naar zo'n 55medewerkers. Maar de hoogleraar-directeur heeft geen idee waar hijdie mensen moet laten. "Op de tweede parkeergarage van het AZU zouvolgend jaar een bedrijvengebouw worden geopend. We hebben daaropties op ruimte, maar tot nu toe zit er niet veel vaart in datproject. Als het zomer 2000 niet klaar is, en daar ziet het naaruit, dan hebben wij als bedrijf een probleem, zeker ook omdat deslag om ruimte binnen het AZU dermate fel is dat daar niets meer tehalen valt.

"Ik vind dat Utrecht in dit opzicht duidelijk achterloopt.Leiden heeft een science-park; Amsterdam heeft net een nieuw gebouwspeciaal voor nieuwe technologie; Groningen heeft een grootscience-park; en Utrecht dat toch het kloppend medisch-biologischhart van Nederland wil zijn? Utrecht heeft niets.

"Gevolg is dat er nu een probleem ligt waarvan ik de oplossingnog niet zie. In die andere steden is men zeer geïnteresseerdom ons binnen te halen. Ik ben al van meerdere kanten benaderd.Zelf wil ik absoluut niet weg uit Utrecht, maar ik heb ookverantwoordelijkheid tegenover mijn professionele investeerders diegeen enkele binding met Utrecht voelen. Die zullen al snel zeggen:wat zit je hier nou moeilijk te doen, als je daar prachtige ruimtekunt krijgen?"

Logtenberg kan niet ontkennen dat er na het vertrek vandirecteur Cerfontaine sprake is van een forse omslag in hetAZU-beleid. "Gerlach was de man die dit met een behoorlijke felheidheeft gepropageerd. Dat enthousiasme kom ik nu veel minder tegen.Maar ook de universiteit blijft aarzelen. Dat heeft ook te makenmet angst voor belangenverstrengeling. Mogen initiatiefnemers zoalsik wel aandeelhouder zijn? Dat blijft een probleem voor ze. Inplaats dat je nou voor eens en altijd zegt: ja, nee, of voor zoveelprocent. Dan heb je tenminste iets. Nu blijft het onduidelijk. Hetontbreekt in Utrecht aan slagvaardigheid. En dat is zonde, wantdaardoor gaat men kansen missen.Nu lopen we in het bio-medischeonderzoek nog voorop, maar als men zo doorgaat, raken we de huidigevoorsprong onherroepelijk kwijt."

Erik Hardeman


Het menselijk afweersysteem bestaat uit verschillende soortenwitte bloedcellen die ziekteverwekkers zoals bacterieën envirussen bestrijden. Het deel van het afweersysteem waarop destrategie van Logtenberg in eerste instantie is gericht, bestaatuit fagocyten (killercellen) die vreemde indringers, maar ooktumorcellen kunnen vernietigen. Zij worden geattendeerd op deziekteverwekkers door antistoffen, eiwitten die bepaalde moleculenop de celwand van ziekteverwekkers herkennen en daaraan binden. Dieantistoffen fungeren vervolgens als 'vlaggetjes' voor dekillercellen die de met antistoffen gemerkte cellen aanvallen.

Letteren op zoek naar wisselwerking tussen cultuur en maatschappij

Letteren op zoek naar wisselwerking tussen cultuur enmaatschappij

Toen de commissie-Vonhoff in 1995 maatregelen voorstelde om deafbrokkeling van de geesteswetenschappen tegen te gaan, heerste ertevredenheid in Letterenland. In een sfeer waarin de politiekalleen nog belangstelling leek te hebben voor (zo toepasbaarmogelijk) bèta-medisch onderzoek, was het al heel wat dat eenpolitieke zwaargewicht in de bres sprong voor de arme alfa's in hunbenauwde veste. Dat Vonhoff in het inmiddels befaamde rapport `Menweegt kaneel bij het lood' een nogal conservatieve opstelling koosen de taak van de geesteswetenschappen min of meer reduceerde tothet beheren van ons cultureel erfgoed, werd in de euforie van hetmoment graag voor lief genomen.

Allengs groeide echter de kritiek, aldus prof.dr. Wiljan van denAkker en dr. Frans Ruiter, die samen de wetenschappelijke directievoeren over het OGC. "De analyse van Vonhoff dat er sprake is vangrote culturele veranderingen in de samenleving en dat dewaardering voor het traditionele letterenonderzoek daardoor in hetgedrang dreigt te komen, klopte wel. Maar hij negeerde devernieuwingen die de laatste jaren zijn doorgevoerd en zag alsenige remedie het in bescherming nemen van het traditioneleonderzoek. Om die ingreep te rechtvaardigen kwam hij met hetretorische argument dat een samenleving zonder geesteswetenschappeneen geestelijk arme samenleving is. Het was kortom een nogaldefensief verhaal met een tamelijk beperkte visie op demaatschappelijke rol van de Letteren.

"Natuurlijk is het beheren en wetenschappelijk bewerken van onsnationale cultuurgoed een van onze taken en het zou heel mooi zijnals de overheid daarvoor wat meer geld over had. Maar Vonhoff gingvoorbij aan het bestaan van relatief jonge vakgebieden zoals film-en televisiewetenschap en vrouwenstudies, waar de relatie tussencultuur en maatschappij veel meer centraal staat. Het onderzoek indie vakken bloeit en ze trekken behoorlijke aantallen studenten.Daar had het rapport wat ons betreft ook wel aandacht aan mogenschenken."

Volgens Van den Akker en Ruiter valt het, afgezien van definanciële problematiek, dus wel mee met die zogenaamdecrisis. "Het klopt dat het traditionele letterenonderzoek terdiscussie staat. Maar als dat een teken van crisis is, dan verkeertdit vak permanent in een crisis. Zolang de geesteswetenschappenbestaan, wordt er al gediscussieerd over de vraag wat wel en niettot de cultuur mag worden gerekend en wat de taak van de wetenschapin dat verband is. Dat die discussie ook nu nog gevoerd wordt, isgeen teken van crisis, maar bewijst juist dat er leven in debrouwerij is. Het probleem is eerder dat die discussie nog nietoveral en zeker nog niet systematisch wordt gevoerd. Dat moestnodig veranderen, vonden wij, en het leek ons een interessantexperiment om de maatschappelijke rol van de geesteswetenschappentot voorwerp van wetenschappelijk onderzoek te maken."

Maatschappij

`Scenarios for the Humanities' is de fraaie naam van hetprogramma dat in het OGC werd ontworpen en waarvoor het college vanbestuur voor de komende vijf jaar een miljoen gulden op tafel heeftgelegd. Met dat geld moeten aio's en post-doc's onderzoekprojectengaan uitvoeren waarin de wisselwerking tussen cultuur enmaatschappij centraal staat. Om te illustreren aan wat voor soortonderzoek zij denken, haalt Ruiter een voorbeeld aan uit de sfeervan de kunstgeschiedenis.

"Traditioneel gaat het in kunsthistorisch onderzoek om hetkunstwerk en de kunstenaar: wat zijn de stijlkenmerken van eenschilder, met wie vertoont hij verwantschap en ga zo maar door.Maar de laatste jaren groeit het besef dat kunsthistorici zich ookzouden moeten bezighouden met de manier waarop je kunst in museamoet presenteren, wat je wel en niet moet bewaren, hoe je metmultimedia aan de slag kunt gaan. Over zulke zaken wordt weliswaarveel gepraat, maar serieus onderzoek op dat gebied is ernauwelijks."

"En", voegt Van den Akker daar nog een voorbeeld uit zijn eigenonderzoekspraktijk aan toe, "natuurlijk is het boeiend om je alsNeerlandicus met de poëzie van Nijhoff bezig te houden. Maarnet zo interessant vind ik de vraag hoe het komt dat poëzie,een genre dat niet verkoopt en dat door vrijwel niemand gelezenwordt, zo'n enorme status heeft."

Je kunt je afvragen of de alfa's zich met dergelijkeonderzoeksvragen niet op het terrein van de sociale wetenschappenbegeven, maar dat is wat Van den Akker betreft geen interessantekwestie. "Ik denk juist dat er heel vruchtbare mogelijkheden voorsamenwerking bestaan en dat we daar ook naartoe moeten. Kijk maareens naar de ontwikkeling van de popmuziek. Sociologen die zich metdat thema bezig hebben gehouden, hebben vooral geschreven over demensen die die muziek maken of die ernaar luisteren.Wil je het inzo'n studie ook over de muziek zelf hebben, dan kunje niet zonderiemand met een musicologische achtergrond. Gelukkig begint datsoort samenwerking steeds vanzelfsprekender te worden."

Blauwdruk

Hoe actueel de Utrechtse aanpak is, mag blijken uit de grotebelangstelling in de Verenigde Staten. Zowel hetonderzoeksinstituut van het Paul Getty Museum als de Universiteitvan Berkeley hebben gevraagd om bij het Utrechtse initiatiefbetrokken te worden en met UCLA wordt in oktober eensamenwerkingsovereenkomst gesloten die moet leiden tot gezamenlijkeprojecten en tot de uitwisseling van onderzoekers.

Hoewel `Scenarios for the Humanities' een looptijd van vijf jaarheeft, hopen Van den Akker en Ruiter dat hun initiatief zal leidentot een blijvende verbreding van het onderzoeksveld. "Het is nietde bedoeling dat er over vijf jaar een soort blauwdruk ligt voorhet Letterenonderzoek in de 21e eeuw. Ons doel is veel meer omjonge onderzoekers te prikkelen in nieuwe richtingen te denken. Danwordt vanzelf duidelijk wat voor vernieuwend onderzoek er ook inzogenaamd traditionele vakgebieden mogelijk is. Daarbij hopen wemet name op voorstellen die het debat aanzwengelen over zaken diede cultuur in breedste zin raken, geen discussies met de nattevinger, maar een wetenschappelijk onderbouwde uitwisseling vanmeningen. Neem bijvoorbeeld de vraag of het kijken naar verfilmdeboeken het lezen van literatuur kan vervangen. Daar wordt incafé's en debatcentra heel wat over afgepraat, maar serieusonderzoek is er nooit naar gedaan. Dat zou voor een letterkundigeen een filmwetenschapper toch een prachtig gezamenlijkonderzoeksthema zijn?"

Erik Hardeman

Sport: 'Supporter zijn is voor een belangrijk deel ook lijden'

Sport: 'Supporter zijn is voor een belangrijk deel ooklijden'

"Ik snap niet dat mensen voor een club in een andere stad zijn",zegt Bert Schouten. "Als ik naar Groningen verhuis, ben ik voor FCGroningen." Schouten woont echter in Utrecht, is docent fonetiek engaat al 35 jaar naar de Galgenwaard. "In 1964 toen ik hier kwamstuderen, stond ik op de Bunnik Side in het oude stadion. Nu zit ikin E dat is een rustig vak. Ik houd van het kijken naar sport. Zelfben ik helemaal niet sportief, maar ik heb altijd een grotebewondering gehad voor mensen die erg goed zijn in dingen die ikabsoluut niet beheers."

Vijfdejaars diergeneeskunde Sander van der Wal en Rik van denBos maken elke zondag deel uit van de huidige lichtingBunniksiders. Het meest fanatieke deel van de FC Utrecht-aanhang.Van der Wal komt uit Deventer. "Vroeger ging ik naar de Eagles.Maar dat werd me te ver reizen. Ik merkte al bij de wedstrijden inDeventer dat Utrecht iets extra's had."

Van den Bos woonde vroeger op Aruba. "Daar zie je alleen degrote clubs op televisie. Toen ik kwam studeren, ben ik een keernaar Ajax geweest, maar daar vond ik niet veel aan. Vervolgens benik eens bij Utrecht gaan kijken. Dat beviel me wel. Alleen dezwarte kaartjes werden me te duur. Ik heb een keer voor honderdgulden een business seats-kaartje gekocht voor Utrecht àFeyenoord. Daarna kwam ik iemand tegen met een kaartje voor vak Ovoor vijftig gulden. Toen heb ik dat maar gekocht. Zat ik voorhonderdvijftig gulden achter het doel. Maar het was het waard. Hetjaar daarna heb ik samen met Sander een seizoenskaart gekocht."

"Op mijn achtste nam mijn opa me mee naar FC Utrecht", verteltPatrick Loffeld. Loffeld is aio bij scheikunde. "Sindsdien ben ikvrijwel elke week geweest."

Scheikundestudent Micha Muller heeft minder uren in het stadiondoorgebracht. "Vroeger ging ik af en toe. De laatste twee jaarbegeleid ik een jeugdvriend die in een rolstoel zit. Daardoor hebik de Utrechtkoorts gekregen. De sfeer is geweldig. Op zondag deedik eigenlijk nooit iets. Dat was voor mij altijd een downdag." OokLoffeld roemt de sfeer. "Je moet in het stadion komen om dat tevoelen. Het is een eenheid. Bij andere clubs merk je dat veelminder. In een werkgroep werk je met drie man ergens aan. In hetstadion ben je met tienduizend."

De groostste sfeermakers staan op de Bunnik Side. Van den Bos:"Utrecht heeft het beste voetbalpubliek van Nederland. Ik sta zelfvaak anderhalf uur te springen en te dansen. Ik ben nog nooit zouit mijn dak gegaan alstoen we vorig jaar in de Kuip met 2-0voorkwamen."

Schouten gedraagt zich iets rustiger, maar ook hij geniet vanhet bad in de massa. "Op zondagmiddag zijn we met zijn allen voorFC Utrecht. Ik vind het leuk om daar in op te gaan. Maar niet telang, want het kan ook heel benauwend werken."

Bang is hij nog nooit geweest. "Het zijn vooral de jeugdigesupporters die zich aan de rellen bezondigen. Als man vanmiddelbare leeftijd kun je rellen gemakkelijk ontlopen." Ook Mullerheeft weinig last van voetbalvandalisme gehad. "Bij uitwedstrijdenmerk je soms dat er mensen op zoek zijn. Dan stop je jeUtrecht-sjaaltje onder je jas."

Van der Wal en Van den Bos zagen vorig jaar Utrechts grootstevoetbalrel van de afgelopen jaren in hun vak ontstaan. De fanatiekeaanhang van de clubs staat namelijk naast elkaar in NieuwGalgenwaard. "Er was duidelijk irritatie. Twente gooide koffie ensigaretten. Er werd driftig heen en weer gebeld. Heel vaak probeertzo'n nar je te jennen. Dan houden ze een briefje met huntelefoonnummer omhoog. Tien minuten voor tijd was het hele vakleeg. Dan weet je het wel. Het was te belachelijk voor woorden. Hetheeft de club handenvol geld gekost."

Schouten brengt zijn wedstrijden rustiger door. "Ik probeer meintellectueel te vermaken. Ik ben niet iemand die achterover leunt.Ik moet er actief mee bezig zijn. Daarom ga ik bijna altijd alleen,anders kan ik me niet op het spel concentreren. Ik heb altijd deopstelling van de tegenstander bij me, daar zet ik dan derugnummers bij. Op televisie kun je te weinig van de tactiekvolgen."

Het feit dat Utrecht niet zo heel vaak wint, is vanondergeschikt belang. Van der Wal: "Ze zijn kwalitatief minder danandere ploegen, maar een stuntje is altijd leuk. Ze mogen van mijhet hele seizoen verliezen, maar winnen van Ajax maakt alles goed."Ook Loffeld vindt het niet erg dat zijn club geen topploeg is."Supporters van topclubs zijn zo gewend te winnen, als het dan eenkeer niet gebeurt, zijn ze helemaal down. Ik heb liever dat ze met6-0 verliezen en hard werken dan dat ze met 1-0 winnen en erhelemaal niets gebeurt."

"Verliezen hoort erbij", vindt Schouten. "Supporter zijn is vooreen belangrijk deel ook lijden. Een overwinning, vooral eenonverwachte is dan des te verheugender.'

Binnen de universiteit heerst voornamelijk onbegrip over zoveelliefde voor de FC. Van der Wal: `Wij praten er de hele maandagover. Maar de rest snapt niet dat je voor zo'n domme club bent, diebijna nooit wint.' Op het lab wordt volgens Muller wel veel overvoetbal gepraat, maar er is geen Utrecht-gevoel. `Dat komt doordatde meeste studenten van buiten Utrecht komen." Ook Schouten kan opzijn werk weinig delen. "De meeste collega's zeggen 'wat doe jijtussen dat volk op zondagmiddag'. Er gaan maandagen voorbij zonderdat ik een woord over voetbalwissel."

Jurgen Swart

Hoofdpunten nieuwe CAO op een rijtje

Op materieel gebied zijn in de nieuwe CAO afspraken gemaakt oversalarisverhogingen (3 % per juni 1999 en nog eens 1 procent per mei2000, dus in totaal 4 % structureel) en de eindejaarsuitkering(0,75% wanneer iemand per 1/12/99 in dienst is). De verhoging per 1juni 1999 is verwerkt in de salarisbetaling van juli. Verder is detegemoetkoming in de ziektekosten met ruim 10% verhoogd.

Daarnaast is een begin gemaakt met de van werkgeverszijdegewenste flexibilisering, met name op het gebied van de tijdelijkeaanstellingen en de ontslaggronden. Het college denkt, dat ze metdeze afspraken beter uit de voeten kan in het geval datwerkzaamheden extern worden gefinancierd (derde geldstroom). Verderis afgesproken dat gedurende de looptijd van de nieuwe CAO (diegeldt tot 1 juni 2000) een gezamenlijke studie wordt uitgevoerdnaar de voor- en nadelen van de overgang naar het privatearbeidsrecht, en eventuele mogelijkheden om de nadelen teondervangen. Het is de bedoeling bij de volgendeCAO-onderhandelingen op basis van de resultaten uit deze studie eenkeuze te maken.

De volledige tekst van de nieuwe CAO is te vinden op de websitevan de VSNU (http://www.vsnu.nl)onder het kopje Personeel/Werkgeversvereniging. Het college heefter van afgezien voor alle medewerkers een exemplaar van de CAO oppapier te bestellen. Tegelijk met de Universiteitsgids wordt ookdit jaar een apart boekje met de Universitaire Arbeidsvoorwaardenverspreid. Dit boekje is toegespitst op de lokale afspraken entoegankelijker dan de CAO tekst. De inhoud van dit boekje is ook inte zien via de website van de Universiteit Utrecht (http://www.uu.nl) onder het kopjeMedewerkers. Op deze site staat vanaf nu de actuele stand vanzaken.