Achtergrond

'Samen zoeken naar duurzame oplossingen'

Als alles volgens plan verloopt, kent de faculteitDiergeneeskunde volgend jaar een bijzonder hoogleraar VeterinaireMilieukunde. Adjunct-directeur J.J. van der Kaaden van de faculteitover de komst van een groen studiepad: "Daar ben ik een voorstandervan. Het welzijn van dieren en de milieuproblematiek worden bijDiergeneeskunde immers steeds belangrijker. De dierenarts heeftzicht op de milieuproblemen waar een veehouder mee te maken heeft,en kan samen met de veehouder zoeken naar duurzameoplossingen."

In de profielschets voor de toekomstige hoogleraar lezen we:"Voor de profilering van de faculteit der Diergeneeskunde zal een'milieu'-hoogleraar in de toekomst van strategisch belang zijn. Deleerstoel zal tevens aansluiten op en bijdragen aan een versterkingvan het profiel van de UU met betrekking tot milieuwetenschappen."Met zo'n expliciete verwijzing naar het ontwikkelingsplan van de UUkan genereuze medewerking van het college van bestuur natuurlijkniet uitblijven.

Het Storm-lid 'De studie is breed en praktisch'

"Iedereen die Milieukunde studeert heeft nu nog twee jaar eenandere studie gedaan; vanaf komend collegejaar is dat nog maaréén jaar. Dat kan rechten, sociale geografie, scheikundeof biologie zijn. Milieukunde is de interactie tussen mens enmilieu. Je kunt met deze studie een bijdrage leveren aan hetoplossen van milieuproblemen. Vanuit de sociale geografie bekijk jehet milieu van de ruimtelijke, planologische kant. Bijvoorbeeld delokatiekeuze van een afvalverwerkingsfabriek of het in kaartbrengen van de omwonenden van een fabriek. Een milieukundige meteen sociaal geografische achtergrond kijkt vooral naar 'wie watvindt' en 'waar men wat vindt'. Dat kan op lokaal niveau gebeuren,zoals ten aanzien van die bus die door je straat rijdt. Maar ook opwereldniveau, dan moet je denken aan bijvoorbeeld deozon-problematiek.

Je werkt met verschillende mensen samen - van scheikundigen totmensen die rechten hebben gestudeerd - om gezamenlijk dingen op telossen. Zo ga ik samen met een meisje, dat denatuurwetenschappelijke kant van de studie doet, stage lopen en descriptie schrijven. De studie is breed en ook praktisch. InGroningen is de studie meer natuurwetenschappelijk gericht, daarben ik niet geschikt voor. Ik vind het goed dat je in Utrecht zelfeen richting kan kiezen, je studie is dan niet voorgekauwd.Keuzevakken volgen bij andere faculteiten wordt hier nietontmoedigd.

Ik kan bij een adviesbureau gaan werken of meer deonderzoekskant uit. Er zijn bureau's die gespecialiseerd zijn inmilieu-effectrapportages: die adviseren bijvoorbeeld als er eennieuwbouwwijk gebouwd gaat worden. Ik wil graag bij een grootbedrijf milieu-medewerker worden, of op een consultancy-bureauonderzoek doen. Ik wil de managements- en beleidskant op. Hetmilieu raakt steeds meer geïntegreerd bij grote bedrijven,enerzijds omdat de wetgeving strenger wordt, anderzijds door deinvloed van de media. Als een bedrijf niet voldoet aan bepaaldemilieu-eisen, krijgt het al snel een slechte naam.

Milieukunde is groeiende business, maar ik studeer omdat ik hetleuk vind. Deze studie ben ik niet gaan doen omdat ik het gevoelheb dat ik wezenlijk iets kan bijdragen aan een betere wereld. Erlopen sowieso weinig milieufreaks bij ons rond. Het milieu leeftniet meer zo: iedereen heeft het allemaal al een keer gehoord. Ikben net zo. Je hebt niet zo veel aan idealen, je moet ook een vakleren. Toch is deze studie voor mij wel een beetje idealistisch: jeprobeert bedrijven te bewegen om hetgoed te doen met hetmilieu."

JvdG

Milieukunde kijkt over meerdere schuttingen heen

'Integratie' is het sleutelwoord. Milieukunde is eeninterdisciplinaire studie, met elementen uit ecologie, scheikunde,hydrologie, planologie, bodemkunde, bestuurskunde en dergelijke."Je kunt in Utrecht een specialistische milieukundevariant volgenbij een ander vak, bijvoorbeeld als milieubioloog. Of je volgt een'generalistische' opleiding bij de studierichting Milieukunde. "Endaarbij gaat het om de integratie, om interdisciplinariteit",vertelt prof.dr Peter de Ruiter.

Die studierichting kent ook weer twee varianten: eennatuurwetenschappelijke én een meer op maatschappij en beleidgerichte. De Ruiter is als deeltijd-hoogleraar aangesteld voor denatuurwetenschappelijke route. Zijn collega prof.dr P. Glasbergentekent voor de maatschappijwetenschappelijke variant. Voorts zijner nog twee bijzonder hoogleraren, aangesteld vanwege hetUniversiteitsfonds: Klaas van Egmond, die tevens werkzaam bij hetRIVM en Gerrit Vonkeman - die nog directeur is van het Instituutvoor Europees Milieubeleid in Brussel.

Enige tijd geleden was rond het Milieukunde-onderwijs in Utrechteen nogal onduidelijk situatie ontstaan. Enerzijds had je binnenallerlei faculteiten en vakgroepen milieu-varianten - zoalsMilieubiologie bij Biologie. Anderzijds werden er binnen de'bovenbouw'-studierichting Milieukunde óókmilieu-specialisten afgeleverd met een sterke, bijvoorbeeldbiologische inslag, omdat ze de eerste twee jaar van hun studieBiologie hadden gedaan. De vraag was dus: wat is dan nog hetonderscheid?

Een commissie onder leiding van prof.ir Klaas Van Egmond moestaan die onduidelijke profilering een einde maken. Dat deed decommissie níet door alles op één hoop te vegen, maarwél door de studierichting Milieukunde een duidelijker gezichtte geven. "De mogelijkheid blijft dat een faculteit als Biologiebiologen aflevert met een milieukundige

specialisatie, en dat is prima. Maar zij blijven bioloog,geen

milieukundige. Voor een milieukundige heb je eeninterdisciplinaire opleiding nodig", vertelt De Ruiter. "En in dieaanpak is de Utrechtse opleiding, samen met de Nijmeegse, uniekvoor Nederland."

Arbeidsmarkt

"Het bestaansrecht voor een opleiding Milieukunde ligtnatuurlijk vooral in de situatie op de arbeidsmarkt. Uit dearbeidsmarkt-analyses die de studierichting heeft verricht, komteen beeld naar voren dat er naast milieuspecialisten (eenmilieubioloog bijvoorbeeld) óók behoefte is aaninterdisciplinaire milieukundigen.Mensen dus die de integratieslagtussen allerlei milieu-relevante disciplines kunnen maken.Bijvoorbeeld bij een vraagstuk als bodemverontreiniging.

"Zo'n vraagstuk roept allerlei vragen op", aldus De Ruiter "Watis de aard van de verontreiniging, wat is de beoogde bestemming vande verontreinigde grond, is die bestemming nog aan te passen, is deverontreiniging toelaatbaar voor bijvoorbeeld woningbouw en zoniet, wél nog voor de aanleg van een park? Voor een'integrale' analyse van een dergelijk vraagstuk heb je een breedopgeleide milieukundige nodig. Daar komt nog bij dat dergelijkecomplexe vraagstukken door de decentralisatie van het milieubeleidbij gemeentes zijn terecht gekomen, die niet zo royaal over geldbeschikken dat ze én een chemicus én een planoloogén een hydroloog én een systeemanalist in dienst kunnennemen."

Het resultaat van de werkzaamheden van de commissie Van Egmondis dus dat er binnen verschillende disciplines nog zogeheten'groene varianten' kunnen blijven bestaan, maar dat er daarnaasteen duidelijk geprofileerde Milieukunde-studie bestaat. Met ingangvan volgend cursusjaar kunnen studenten al na éénpropedeusejaar in een ander vak in die studierichting instromen -in plaats van nu pas na het tweede jaar.

Vonkeman: "Dat extra jaar is belangrijk wil je die breedte in destudie houden. Neem nu mijn vakgebied. Je kunt niet internationaalgaan kijken als je niet eerst weet hoe het milieubeleid inNederland werkt. Die basis is dus per se nodig. En eeninternationale excursie is voor mijn vak eigenlijk ook onmisbaar.Voorts wil je studenten toch ook enigszins laten meedraaien in eenonderzoek. Dat alles vereist tijd. We hebben de know how, er zijnvoldoende banen voor onze afgestudeerden, Milieukunde is een breedvak, kortom: die uitbreiding met één jaar was hardnodig."

Scholier

De Ruiter: "We hebben er niet voor gekozen om een 'faculteit'Milieukunde in het leven te roepen, want dat levert een geweldigeorganisatorische rompslomp op, en weinig méérwaarde. Wezien meer in een verankering van de studierichting in reedsbestaande universitaire structuren dan in een eigenstructuurtje."

Waar het onderwijskundig of wetenschappelijk zinnig is, werkende natuur- en maatschappijwetenschappelijke varianten nauw samen.Zo is er onlangs een programma voor de zogeheten'Breedte-strategie' (een soort onderzoeks-stimuleringsfonds)goedgekeurd waarin zowel sociaal en fysisch geografen participerenàls milieukundigen van beiderlei kunnen.

Tegelijk met de mogelijkheid om per 1 september 1999 eerder metMilieukunde te beginnen, wordt er gewerkt aan een drastischeonderwijsvernieuwing. "Dat was onder meer nodig omdat devisitatiecommissie Milieukunde voor meer samenhang pleitte indeopleiding", licht De Ruiter toe. "In de nieuwe structuur komt ereen introductiejaar, waarin de basiskennis van de verschillendedisciplines wordt aangeboden, evenals vaardigheden en techniekenzoals de statistiek, computerkunde of geografischeinformatiesystemen. En in de volgende jaren wordt de studiestrakker ingericht en georganiseerd rondom thema's zoals 'integraalwater- en bodembeheer' of 'ruimtegebruik en milieukwaliteit' of'duurzame productie- en consumptieketens'. Studenten kunnen uit diethema's kiezen, ze kunnen hun afstudeerprojecten erop afstemmen, ofhun stages. Aan de hand van die thema's krijgen ze een behoorlijkedosis vakkennis aangereikt, maar dan geïntegreerd."

Vonkeman: "Ik geef in de afstudeerfase een cursus die studenteneen idee geeft van wat Internationaal Milieubeleid behelst.Vervolgens kunnen ze verder met een afstudeerproject - waarbij ikopen sta voor ideeën van studenten zèlf, want dan leer iker zelf ook nog wat van. Zo'n project kan bijvoorbeeld eenlandenvergelijking zijn voor wat betreft het milieubeleid. Of hetkan gaan over de verdragen die Nederland met ontwikkelingslandengesloten heeft na de Rio-conferentie. Of over de keuze van hettracée van de Hoge Snelheidslijn tussen Parijs en Amsterdam.Of over de vraag in hoeverre ambassades actief zijn op gebied vanmilieubeleid. Mogelijkheden genoeg dus."

Maar is dat nieuwe profiel duidelijk genoeg voor de middelbarescholier die een milieukundige belangstelling heeft, maar wellichtgeen flauw benul dat hij daarmee goed in Utrecht terecht kan? Hetblijft toch een ondoorzichtig geheel met al die groene studiepaden,natuur- en maatschappijwetenschappelijke varianten en eenpost-propedeuse instroom?

De Ruiter heeft er goede hoop op: "Het is zo dat je je inUtrecht nog niet gelijk kunt inschrijven voor Milieukunde maareerst een jaartje iets anders zult moeten gaan doen. Maar we werkenaan nieuw, eigen voorlichtingsmateriaal dat helder is over demogelijkheden in Utrecht. Bovendien is het per 1 september 2000wél mogelijk om je in Utrecht te laten inschrijven voorMilieu- en Maatschappijwetenschappen óf voor Milieu- enNatuurwetenschappen. Dus die profilering waar we nu aan werken zalook in het voortgezet onderwijs wel zijn weerklank vinden."

Armand Heijnen

'Je moeder had maar drie langspeelplaten toen ze afstudeerde'



'Je moeder had maar drie langspeelplaten toen zeafstudeerde'

Algemene Letteren student Mark Stokmans (23) is dedag van het interview net verhuisd met hulp van zijn moeder Gigette(53) en zijn broer Derek (25). Toch is in Marks kamer geen spoormeer te vinden van dozen of vuilniszakken vol kleren. De sprei ligtglad gestreken op het bed en de cd's staan afgestoft in hun rekjenaast de stereo-installatie. "We zijn getraind in verhuizingen",zegt Gigette Stokmans. "We kunnen alles goed wegstoppen."

Het gezin Stokmans, drie kinderen groot, reisde vijftien jaarlang over de wereld voor het werk van meneer Stokmans. Ze woondenin Peru, op verschillende plaatsen in Indonesië, inBangladesh, Engeland en tussendoor in Nederland. De hele familieheeft 'iets' met het buitenland. Mark's belangstelling gaat vooraluit naar de internationale politiek. Net terug van een onderzoek inNicaragua moet Mark in zijn nieuwe kamer een scriptie over derevolutie in Nicaragua schrijven om zijn bul in ontvangst te kunnennemen. Zijn moeder studeerde jaren voor hem, van 1964 tot 1971,sociale pedagogiek in Utrecht.

Gigette: "Eigenlijk wilde ik niet-westerse sociologie inWageningen doen. Maar op het laatst bedacht ik dat als ik een mankreeg, ik waarschijnlijk met hem in Nederland zou blijven wonen. Endan zou ik niks aan mijn studie hebben. Dat ging zo in die tijd."Maar ze trouwde met een man die Tropische cultuurtechniek inWageningen studeerde en ze zou meer in het buitenland zitten dan zehad kunnen vermoeden toen ze haar studie koos.

Haar ouders woonden in Bosch en Duin (Mark: "Vandaar diehaarband." Gigette: "Nee, dat is meer te laat naar de kapper."), enhet lag voor de hand om in Utrecht te gaan studeren. Ze was er lidvan UVSV. Mark: "Mijn moeder is een Uf."

Gigette: "Ja, dat vinden mijn zonen maar niks. Anderen gingennaar UVSV en ik ging dus ook naar UVSV. Zo bewust was het. Ik vondvooral het eerste jaar daar maar niks. Die ontgroening vond ikvreselijk belachelijk. Moest ik een strik in mijn haar en eenbuideltje op mijn buik. Ik vond het zo debiel, zo krankzinnig. Ikvond die meiden stinkvervelend. Ik heb zo chagerijnig gekeken datiemand me na vier weken vroeg of ik niet weg wilde, maar dat vondik mijn eer te na. Maar later heb ik het er wel erg naar mijn zingehad."

Mark: "Ik vertel altijd aan anderen dat mijn moeder eens eenkeeriemand bijna dood heeft gemept. Vertel dat verhaal eens."

Gigette: "We gingen met al die UVSV-meiden met een langeavondjurk aan naar een feest en de gewoonte was dat je dan ergenswerd opgewacht door ouderejaars van het Corps die dan een beetjevervelend begonnen te doen. Ook dat begreep ik niet helemaal.Eentje begon aan me te zitten. Ik zei dat hij daarmee op moesthouden, maar dat deed hij niet en toen heb ik een schoen uitgedaan- in die tijd droeg je naaldhakken - en daar heb ik hem ergens meegemept."

Koelkast

Mark ging in Utrecht studeren omdat zijn broer Derek daarstudeerde en ook omdat hij net als Derek wel bij roeiverenigingTriton wilde. "Amsterdam was te groot. Groningen en Maastrichtwaren te ver weg." Gigette: "Utrecht was de eerste stad inNederland die ze leerden kennen."

Mark: "De enige positieve verhalen over een andere stad warenover Utrecht. Er is nooit een doubt in my mind...?" Gigette:"Twijfel."

Mark: "Ik heb nooit getwijfeld over een andere stad."

Over de verschillen in hun financiële situatie als studentzijn Mark en zijn moeder het niet helemaal eens. Mevrouw Stokmanshad vakantiebaantjes, Mark werkt het hele jaar door als barman inParnassos. Gigette: "Ze hebben het financieel makkelijker. Je hebtje OV-jaarkaart, je basisbeurs. De algemene levensstandaard isverhoogd, dus ook die van studenten. Er zijn meer luxe-artikelen opde markt en die heb je ook tweedehands. Ik had bijvoorbeeld geenkoelkast op mijn kamer." Mark: "Ja, hallo." Gigette: "Het is geenkritiek. Maar je moeder had maar drie langspeelplaten toen zeafstudeerde."

Mark: "Omdat cd's niet bestonden, mam, maar ik heb hier voorgewerkt." Gigette: "Het studietempo ligt nu wel hoger. Wij haddenuitzonderlijk veel tijd die niet in verhouding stond tot dehoeveelheid stof. In die zin hebben ze het moeilijker. Eenstudieschuld aangaan lijkt me geen pretje tegenwoordig. Toen wijstudeerden was er geen twijfel mogelijk dat je een baan kreeg."

Mark: "Tegenwoordig gaat het veel over curriculumworking ennetwerken, dat vind ik verschrikkelijke woorden. Er zijn mensen diepuur daarmee bezig zijn. Iedereen gaat een jaar naar het buitenlandvoor zijn curriculum. Iedereen heeft wel in commissie gezeten. Ikheb in een toerneecommissie en een kampcommissie gezeten. Nou, datinteresseert ook niemand meer. Je moet steeds gekkere dingendoen."

Gigette: "Tegenwoordig denken mensen continu aan wat ze in hunsollicitatiebrief kunnen vermelden."

Mark: "'Moeten we dat weten voor het tentamen?' vragen ze danbij het college. Alsof een boek op zich niet interessant kan zijn.Wat ik vanmijn moeder heb is dat studeren algemene vorming is.Studeren moet uit het gebied van de cijfers. Je doet het niet vooranderen of voor een tentamen."

Gigette: "Zelf heb ik beroepsmatig nooit wat aan mijn studiepedagogiek gehad, maar wel in mijn leven. Vooral bij al dat reizen.Ik heb mijn kinderen Nederlandse les gegeven en heel bewustproberen te zorgen dat ze toch op een stabiele manier in het levenkwamen te staan. We kennen een aantal kinderen van ouders die ookheel veel gereisd hebben bij wie dat toch ietsje anders isgelopen."

Broer Derek mengt zich in het gesprek: "Veel mensen versimpelenproblemen, bijvoorbeeld het asielzoekersprobleem. Mijn moeder heefter heel erg op gehamerd dat je een probleem niet direct moet willenoplossen, maar dat je het eerst moet zien te begrijpen."

Mark: "De nadruk lag bij ons op intellectuele kanten. Dat wasgewoon vanzelfsprekend. Ik heb me nooit verzet tegen het idee om tegaan studeren. Wel tegen school. Ik ben altijd lui geweest. Ik beneen keer blijven zitten op het gymnasium en uiteindelijk heb ik inde avonduren mijn school afgemaakt. Studeren wilde ik wel. Maar wezijn ook nooit gepusht. Als wij hadden willen timmeren, was het ookgoed geweest." Broer Derek lacht: "Dat denk je maar. Dat is noujuist het sluwe van die pedagogiek."

Suzanne Brink

Gele kaart Miliekunde ingetrokken




De Utrechtse Milieukunde is op de goede weg. Dat heeftde Inspectie voor het Hoger Onderwijs de universiteit vorige weeklaten weten. In mei van dit jaar kreeg de tweejarige Utrechtsebovenbouwopleiding naar aanleiding van de onderwijsvisitatie in1996 van minister Ritzen een gele kaart. Nu Utrecht een nieuwdriejarig programma heeft opgezet met meer samenhang tussen dediverse onderdelen en met veel aandacht voor vaardigheden heeft deInspectie alle vertrouwen in een voorspoedigetoekomst.

Reis naar de bodem van de zee in twee uur

Geochemicus dr. Gert de Lange is zojuist vertrokkenvoor een expeditie naar de bodem van de Middellandse Zee. In eenbol van twee meter doorsnee daalt hij af om sneeuwachtigegashydraten van de bodem te scheppen.

'De Titanic gaat voor', kreeg marien geochemicus Gert de Langedeze zomer te horen. De knalgele Franse duikboot Nautile wasverhuurd aan documentairemakers die het gezonken cruiseschip wildenfilmen. En dat terwijl De Lange ermee naar de moddervulkanen op debodem van de Middellandse Zee wilde afdalen.

De Lange en zijn Franse en Nederlandse collega-wetenschappersmoesten genoegen nemen met de maanden november en december. Eenongunstige tijd. In de herfst en winter is de Middellandse Zee vaakerg onrustig. Als het te hard waait, kan de duikboot niet te waterworden gelaten en gaat een kostbare onderzoeksdag verloren.

De Lange, die deze week vertrekt, is de laatste dagen voorvertrek druk bezig om alles te regelen en voor te bereiden. "Jemoet je spullen perfect voor elkaar hebben. Je kunt midden op zeeniet even naar de winkel. We hebben voor tonnen, geld en gewicht,aan apparatuur bij ons."

Op zijn bureau liggen stapels uitgeprinte e-mailtjes te wachtenom gelezen te worden en telkens komen er nieuwe binnen. De kastenmet ordners reiken in De Lange' s kamer tot aan het plafond. Eenklein hoekje van het bureau- zijn werkplek- is omringd door eenmuur van papieren, tijdschriften en boeken. In de vensterbank staanenkele flesjes met demonstratiemonsters van vorige expedities.

Twee dagen duiken en monsters nemen, is genoeg om De Lange tienjaar aan het werk te houden. Hij hoopt geld te krijgen van deNederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) omjonge geochemici de monsters te laten bestuderen en analyseren.

Schoorstenen

De Lange is ook veel tijd kwijt met het verzamelen van geld voorzijn expedities naar de zeebodem. "Een gewone geoloog heeft genoegaan een hamer en wat plastic zakjes. Hij kan op de trein stappen enzijn spullen bij wijze van spreken in een rugzak meenemen. Het isrelatief eenvoudig een stuk gesteente mee te nemen voor naderonderzoek. Desnoodskan hij een jaar later op dezelfde plek eenextra monster halen."

De Lange heeft daarentegen een onderzoeksschip en een duikbootnodig. "Nederland heeft geen onderzoeksschip meer", verzucht hij."Het schip dat we hadden is begin jaren negentig verkocht aan eenSyrische koopman." De Lange is daarom aangewezen op samenwerkingmet buitenlandse collega's, die wel de luxe van een eigen schiphebben.

Nu heeft hij, dankzij NWO en Franse fondsen, eindelijk de kansen het geld om in een driepersoons duikbootje af te dalen naar eenrelatief onbekend en onontgonnen onderzoeksterrein; de twee totdrie kilometer diepe bodem van de Middellandse Zee. Demoddervulkanen die hij wil onderzoeken, beschrijft hij als groteschoorstenen die gestaag of in één keer heel veel aardgasuitspuwen. Het gas komt van honderden meters diep en kanontsnappen, doordat ergens in de aardkorst een breuk is ontstaan.Een groot deel van het gas borrelt niet in een keer naar hetzeeoppervlak, maar verbindt zich op de bodem met water. Dezeverbinding, die op sneeuw lijkt, wordt een gashydraat genoemd.

Om de gashydraten is het De Lange te doen. Die wil hij van debodem scheppen. Twee uur duurt het voor de langzaam dalende Nautilede moddervulkanen bereikt. De Lange zit dan in een bol met eendiameter van ruim twee meter. Hij deelt de ruimte met de piloot eneen technicus. Vier uur heeft hij de tijd om op de bodem demoddervulkanen te bekijken en te bemonsteren, daarna moet hij weerterug. Een monster nemen kost al gauw een half uur, zo hebben deFransen hem gewaarschuwd. De Lange, die de moddervulkanen nog nooitmet eigen ogen heeft gezien, zal dus van tevoren goed moeten wetenwat hij in de schaarse uren in de duikboot gaat doen.

Aan de Nautile zitten grote schijnwerpers, omdat het zonlichtniet door kan dringen tot de zeebodem. In de diepe duisternisgebruiken bacteriën het aardgas als energiebron. De biologenvan de Rijksuniversiteit Groningen, die ook deelnemen aan deexpeditie, zijn vooral geïnteresseerd in de DNA-structuur vande unieke bacteriekolonies en de relatie met de rest van devoedselketen met de schelpdieren aan top. De Lange wil alsgeochemicus weten wat de vormingsgeschiedenis en de oorsprong vanhet aardgas is.

"Het gas kan van biologische of van thermische oorsprong zijn.Als het aardgas biologisch is, wordt het gevormd doorbacteriën die van plantaardige afzettingen leven." Deplantenresten rotten waardoor gas vrijkomt. De bacteriën komenalleen 'ondiep' voor; de eerste paar honderd meter van dezeebodem.

In nog diepere lagen, bij sterk verhoogde temperaturen, kunnenbacteriën niet meer leven. Als het aardgas van die groterediepte komt, heeft het een thermische oorsprong. Het ontstaat dandoor hoge druk en hogetemperaturen van waarschijnlijk meer danhonderd graden Celsius. Het organische materiaal wordt dan'gekraakt'. "Dat is hetzelfde procédé als gebruikt wordtin raffinaderijen, waar producten uit aardolie worden gemaakt."

Om erachter te komen of het aardgas van thermische ofbiologische oorsprong is, moeten de gashydraten in goede staatboven water komen. Gashydraten kunnen alleen stabiel blijven bijeen bepaalde druk en een bepaalde temperatuur. Wanneer De Lange metde Nautile terug gaat naar het zeeoppervlak neemt de druk af enstijgt de temperatuur. Het gevolg: de gashydraten blijven nietstabiel en vallen uiteen in gas en water.

De Lange hoopt over speciale potten te kunnen beschikken. Indeze potten, die aan de Nautile worden gekoppeld, blijven degashydraten onder dezelfde druk als op de bodem. Deze potten moetennog worden getest en het is niet zeker of ze op tijd beschikbaarzijn. Zonder potten moet hij de gashydraten zo snel mogelijk naarboven brengen, waar een grote vrieskist klaar staat. Bij -80 gradenCelsius blijven gashydraten namelijk redelijk in takt.US

Milieu

Gashydraten zijn pas sinds een jaar of vijf echt in debelangstelling gekomen. "Uit metingen blijkt dat de hoeveelheidgashydraten groter is dan de totale bekende voorraad fossielebrandstoffen. En je zou kunnen proberen om gashydraten te winnen",vertelt De Lange. "Dat kost echter veel geld en energie. Japan, datvoor grondstoffen volledig afhankelijk is van invoer, steekt insamenwerking met de VS miljoenen dollars in onderzoek. Ze willenachterhalen hoeveel gashydraten er zijn en op welke wijze dezewinbaar zouden zijn."

'Ook de grootste nerd moet iets weten van duurzame ontwikkeling'




Het onderwijs kan nog véélgroener

'Ook de grootste nerd moet iets weten van duurzameontwikkeling'

De milieu-aspecten van het oud-Romeinse recht. Ofduurzame ontwikkeling in de Keltische literatuur. De UniversiteitUtrecht heeft het Copernicus-handvest ondertekend, en dat betekentdat elke studie een groen sausje moet krijgen. Maar hoewel er opmilieugebied best het één en ander gebeurt in Utrecht,komt die algehele onderwijsvergroening nauwelijks van degrond.

'Een vergeten ideologie?' Dat was de ondertitel vanéén van de Tuinkamerlezingen die Studium Generale en deUtrechtse Studenten Federatie (USF) begin dit jaar organiseerden."Destijds besteedde rector-magnificus Van Ginkel veel aandacht aanduurzame ontwikkeling in het onderwijs", zegt Ineke den Heijer vanUSF. "Of het ermee te maken heeft weet ik niet, maar sinds hij wegis hoor ik veel mensen zeggen dat het milieu vergeten wordt." VoorIneke's eigen studie, Planologie, geldt dat niet. "Zeker in deeerste twee jaar heb ik veel vakken gehad over duurzameontwikkeling: bevolkingsvraagstukken, voedsel, armoede. Ik vindmijn eigen studie eigenlijk best groen."

Ineke is één van de weinigen die dat kan zeggen. Overhet algemeen komt er van greening the curricula - zoals het mottoflitsend luidt - weinig terecht. "Het valt me nogal tegen",oordeelt Oscar van Vliet, student Schei- en Milieukunde en tevensvoorzitter van het Universitair Milieu Platform (UMP). "Er zijnniet zo heel veel studies die aandacht besteden aan duurzameontwikkeling. Het is een algemeen probleem bij veel faculteiten: devakgebonden stof wordt steeds meer, want iedere wetenschap schrijdtverder. Al die kennis moet in het curriculum worden gepropt. Alsdaar dan ook nog eens het milieu bij moet, kun je je voorstellenhoe docenten die hun eigen vakgebied het belangrijkst vinden,zullen reageren. Vooral bij de bèta-faculteiten is iedereenerg in zijn eigen straatje bezig."

Handvest

Greening the curricula is één van de drie doelen diede Universiteit Utrecht zichzelf heeft gesteld op het gebied vangroen onderwijs. Het begon met het Copernicus-handvest, dat de UU(inde persoon van Van Ginkel) destijds als één van deeersten tekende. Dit handvest, dat onderschreven is door meer dan250 Europese universiteiten, telt tien actiepunten voor duurzameontwikkeling. Om het niet bij mooie woorden te laten, heeft de UUde Copernicus-ideeën verwerkt in haar ontwikkelingsplan.Volgens dit plan moet de Utrechtse duurzaamheid op drie niveausvorm krijgen. In de eerste plaats wordt Milieukunde eenvolwaardige, interdisciplinaire, driejarige bovenbouwstudie. Tentweede worden bij andere studies voor de liefhebbers 'groenestudiepaden' ingevoerd. De derde stap, greening the curricula,houdt in dat iedere student aan iedere opleiding iets meekrijgt vanduurzame ontwikkeling.

De volwaardige opleiding Milieukunde is bijna een feit, en ookaan de groene studiepaden (zoals Milieubiologie, Milieurecht,Veterinaire Milieukunde) wordt hard gewerkt. Maar hetstandaard-curriculum van de doorsnee-student wordt nauwelijksgroener, constateert UMP-voorzitter Oscar van Vliet tot zijn spijt."Natuurlijk hoeft niet iedereen bezig te zijn met het oplossen vanmilieuproblemen; daar zijn milieukundigen voor. Je hoeft ook nietin een boomhut te gaan leven. Maar het is wel belangrijk dat elkeacademicus iets weet van de uitdagingen waar onze maatschappij voorstaat. Ik wil geen predikant zijn, maar studenten moeten eenkritische lange termijnvisie ontwikkelen. Dat is trouwens bijnahetzelfde als 'academische vorming'."

Hoe groen moeten de curricula dan zijn? "Tien procent moetkunnen", antwoordt Oscar stellig. "Zestien van de 168 studiepunten.Ook de grootste technische nerd moet iets weten van duurzameontwikkeling. De universiteit is er tenslotte niet om couchpotatoes op te leiden."

De werkelijkheid is echter weerbarstiger, enkele goedevoorbeelden ten spijt (zie kaders). Faculteiten en vakgroepen zijntot op grote hoogte autonoom bij het invullen van de curricula. Inde praktijk krijgen de studies veel kleuren, behalve groen. Oscarsuggereert de Amsterdamse methode, waarbij een soort lobbyistnamens het college van bestuur bij de docenten langs gaat om samente bespreken welke groene mogelijkheden er zijn. En als dat nietwerkt ("want er zijn altijd vakidioten die blijven dwarsliggen"),weet Oscar nog wel een laatste redmiddel: "Als het vanuit hetcentrale niveau gewoon wordt doorgedrukt, dan zal men het slikken.Dat zie je met alles. Het kan een jaar of wat duren, maar dan komtdie onderwijsvergroening er echt wel."

"Een bijzonder onzinnige suggestie", reageert Erwin Vermeulen.Als directeur Onderwijs van het Universitair Strategisch Programmais Vermeulen belast met een deel van de uitvoering van hetontwikkelingsplan. "Stel je voor: we betalen wetenschappers omkritisch te zijn, en dan gaan we zoiets doordrukken? Dat kan tochniet!" Tegelijkertijd erkent Vermeulen dat hij nog geen 'handzamestrategie' heeft gevondenom het onderwijs over de hele linie tevergroenen. "Veel studenten zitten er misschien helemaal niet op tewachten om elke keer met duurzame ontwikkeling geconfronteerd teworden. Bovendien is onze invloed beperkt. We kunnen alleen werkenaan vergroting van het draagvlak."

"Persoonlijk vind ik groene studiepaden overigens belangrijkerdan greening the curricula", vervolgt Vermeulen. "Neem bijvoorbeeldScheikunde. Er bestaat nog steeds geen studierichting Milieuchemie.Het zou mooi zijn als het ons lukt om die variant te starten -aangenomen dat daar ook studenten voor zijn. Want studenten stemmenmet hun voeten."

Toch blijft, naast de groene studiepaden, ook het streven naargreening the curricula bestaan. Vermeulen: "Ja, we hebben hetbeloofd met die beroemde handtekening (onder hetCopernicus-handvest - red.). We worden dan ook regelmatig geplaagddoor groeperingen die vinden dat de UU niet genoeg doet. Natuurlijkkun je altijd méér doen, maar ik word er wel een beetjemoe van." Vermeulen doet een greep uit de dingen die deuniversiteit allemaal wél gerealiseerd of ondersteund heeft:de oprichting van het Copernicus-instituut (een nationaal centrumvoor milieukundig onderzoek), het klimaatcentrum van professorCrutzen, een uitgebreide ("maar bijzonder slecht bezochte")lezingencyclus van Studium Generale over duurzame ontwikkeling ende nieuwe opzet van de studie Milieukunde. Bovendien heeft hetEducatorium onlangs een prijs gewonnen wegens ecologischbeheer.

"En greening the curricula komt ook nog wel op de agenda",besluit Vermeulen optimistisch. "We hebben nog geen goede strategiekunnen vinden, maar ik ben absoluut niet bang dat het niet zallukken."

Christiaan Bonebakker

Een schip als thuishonk

"De Oude Buis is voor mij een tweede huis", zegt Merel de Jong(20), studente communicatie en management. "Je hoeft nooit wat afte spreken, er zijn altijd mensen op het schip die je kent. Hier ishet altijd gezellig.""Het is een soort clubhuis, maar dan op hetwater", zegt Joyce Noteboom (22). De eerstejaars studentepedagogiek is sinds het begin van dit studiejaar lid van destudentenzeilvereniging en is vaak te vinden in de kombuis van hetschip. Ze zit in de barcommissie en de eerstejaarscommissie endaarnaast borrelt ze hier geregeld.

"Alle studenten zijn hier welkom, als ze maar iets metwatersport hebben", zegt Michiel van Wijhe, bedrijfsleider van deOude Buis en student diergeneeskunde. "We zijn een toegankelijkevereniging en misschien heeft het schip daar wel aan meegewerkt,het is herkenbaar."

De vereniging kwam elf jaar geleden in het bezit van de OudeBuis. Histos had toen geen eigen ruimte en was dringend op zoeknaar een stek waar ze haar boten kon onderhouden. "Een schip alsthuishonk is natuurlijk wel uniek voor een zeilvereniging", zegtVan Wijhe. Dus trok Histos de stoute schoenen aan en kocht hetschip van Tomes, de Utrechtse tandartsenvereniging. Tomes moest hetschip in die dagen kwijt want de toenmalige minister van onderwijsDeetman verplaatste de tandartsenopleiding naar Groningen.

Tomes had het schip in 1973 aangekocht. Het werd omgebouwd totsociëteit en Oude Buis gedoopt. In de eerste vijftig jaar vanzijn bestaan had het schip, dat in 1923 werd gebouwd op de werf inPapenburg (Duitsland), dienst als binnenvaartschip. Het heette toennog Dixmunde en vervoerde zand en grind. "Het schip heeft vooral inhet noorden van Nederland en Duitsland gevaren", zegt VanWijhe.

Dat is te zien aan de maten. Boten werden gebouwd op lengte vansluizen, en de lengte van dit schip komt overeen met de lengte vande sluizen in dat gebied.

De Oude Buis is nu ruim achtendertig meter lang. In 1951, eentijd van economische groei, werd het schip nog met tien meterverlengd om meergoederen te kunnen vervoeren.

Toen Histos het schip elf jaar geleden in haar bezit kreeg, werdhet aanvankelijk alleen gebruikt om de Histos-vloot in teonderhouden. "Dan ging de dekplaat open en werd er weer een lasernaar binnen getakeld", zegt Van Wijhe. Maar al snel ontdekten deleden dat het schip ook kon worden gebruikt als feestruimte.

Nu, zoveel jaren later, zijn maandag- en donderdagavond vasteborrelavonden en wordt er regelmatig gefeest op het schip. "Hetvoordeel is dat we weinig overlast veroorzaken, want we liggenhelemaal vrij. We hoeven ons ook niet te houden aansluitingstijden", zegt Van Wijhe.

Maar de Oude Buis wordt niet alleen gebruikt voor degezelligheid. Verschillende commissies vergaderen er wekelijks enregelmatig worden er cursussen georganiseerd over EHBO, navigerenof het weer, allemaal verzorgd door professionele mensen.

Voor het feest van aankomende zaterdag heeft Histos eenmedewerker van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam gevraagd om eenlezing te geven over de binnenvaart in de periode 1923-1928. Histosheeft bovendien oud-leden uitgenodigd, ook van Tomes. "Die mensenzullen nog wel leuke verhalen kunnen vertellen over de Oude Buis",zegt van Wijhe. "Ik weet bijvoorbeeld dat iemand van Tomes driejaar op het schip heeft gewoond."

In de toekomst moet Histos waarschijnlijk naar een andereligplaats gaan uitkijken. De gemeente heeft bedacht dat de HOV-lijnlangs de Vondellaan moet komen en het schip zou daarbij in de wegliggen.

Van Wijhe: "De eerstkomende jaren zal de Oude Buis nog aan deVondellaan kunnen blijven, maar daarna moeten we waarschijnlijkecht weg. We hebben daarover contact met de gemeente, die moet danmaar een andere plek voor ons regelen."

Jeannine Westenberg

D4P

Milieukunde



De generalisten volgen onderwijs binnen de'studierichting' Milieukunde, die is ondergebracht bij de faculteitRuimtelijke Wetenschappen. Konden studenten vroeger pas 'instromen'in deze studierichting na twee jaar een ander vak te hebbengevolgd, vanaf komende september kan dat al na het eerste jaar. Naeen propedeuse Biologie, Rechten of Aardwetenschappen bijvoorbeeld,kun je dus met Milieukunde beginnen, en wel met een natuur- ófeen maatschappijwetenschappelijke variant. Die studie kenmerkt zichdoor interdisciplinariteit: vanuit diverse vakgebieden wordt ernaar het milieu gekeken. Als het zinnig is, zélfs vanuit eenmix van natuur- en maatschappij vakken.

In dit katern leggen twee van de vier hoogleraren diede studierichting Milieukunde rijk is uit waaruit die 'profilering'nu eigenlijk bestaat, en wat ermee beoogd wordt. Studenten en eenafgestudeerde vertellen over hoe ze Milieukunde in Utrecht ervaren.Een door de Europese Unie gefinancierd onderzoeksproject naar deverdroging in het stroomgebied van het riviertje De Dommel wordtover het voetlicht gebracht. En tenslotte: de activiteiten omtrent'greening the curriculum'; het streven om voor belangstellenden invrijwel elke studierichting in ieder geval een kleine portie'duurzame ontwikkeling' in te brengen.


Colofon

Deze special is een gezamenlijke uitgave van hetUtrechts Universiteitsblad en de studierichting Milieukunde van defaculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Het verschijnt als bijlage bijhet U-blad van 12 november 1998 en als afzonderlijke uitgave in eenoplage van 2000 exemplaren, te verspreiden door destudierichting.

Coördinatie: Armand Heijnen, Ton Rijken

Redactie: Christiaan Bonebakker, Joke van der Glas,Armand Heijnen, Frans van Mieghem

Fotografie: Maarten Hartman, Stijn Rademaker

Illustratie: Albo Helm

Eindredactie: Armand Heijnen

Gijs Ronnes: de Romario én Bergkamp van het volleybal

Gijs Ronnes beleefde zijn finest-hour vorig jaar zomer. Dederdejaars student rechten mocht toen als tweede spelverdeler methet Nederlands team mee naar de finale van de World League inMoskou. Een jaar eerder had hij nog thuis in Nistelrode staanjuichen toen Oranje in een zinderende finale Olympisch goudbehaalde met "misschien wel het beste volleybal ooit vertoond". InMoskou vond Ronnes zichzelf opeens terug aan de ontbijttafel met dekampioenen van Atlanta. "Dat was een hele vreemde gewaarwording. Ikkende die jongens eigenlijk ook alleen maar van de televisie."

Tot het toernooi in de Russische hoofdstad leek het met devolleyballer Ronnes alleen maar crescendo te kunnen gaan. Zijnbeide broers verrichtten noeste arbeid om op eerste-divisie-niveaute blijven steken, maar Gijs was het zondagskind dat alles kwamaanwaaien. In volleybalkringen staat Ronnes niet voor niets bekendom zijn flegmatische instelling. "Ze vergelijken mewel eens metRomario." Hij glimlacht fijntjes: "Ik ben vaak een beetje moe,hè."

Aan de voorspoed kwam echter plotseling een einde toen Ronnes inde tweede wedstrijd van het vorige seizoen zijn enkelbandenscheurde. Een moeizaam herstel van zes maanden volgde. Pas in deplay-offs van de eredivisie was hij weer in staat om te spelen voorzijn Rotterdamse club Nesselande. Uiteindelijk had de talentrijkespelverdeler nog een aanzienlijke bijdrage in het behalen van delandstitel, maar zijn plaats in de nationale selectie was hij toenal kwijt.

Hoewel Ronnes vorig jaar de keuze had veel geld te gaanverdienen bij de Belgische topper Maaseik, bleef hij in Nederland.In Rotterdam wordt ook niet slecht voor de beloftevolle spelergezorgd. Hij woont samen met vier ploeggenoten in een boerderij aande rand van de Maasstad, heeft 'een auto van de zaak' en zijnbasisbeurs wordt maximaal aangevuld. Bovendien wil hij eerst zijnstudie in Utrecht afmaken. "In zo'n volleyballoopbaan kannatuurlijk van alles misgaan. Daar moet je op bedacht blijven.Gelukkig heb ik een studie waarbij je zelf je tijd kunt indelen.Het moet lukken in vijf jaar klaar te zijn."

Het `echte' studentenleven gaat echter helemaal langs detopvolleyballer heen. De dagelijkse trainingen van vier tot zevenin de zaal en de verplichte krachtrainingen in de tot `gym'verbouwde stal achter de boerderij eisen daar hun tol. Ronnes lijktwerkelijk gebukt te gaan onder het gemis. "Ik heb verschillendemalen overwogen naar Utrecht te verhuizen. Doordat ik steeds maarop en neer reis en veel colleges noodgedwongen laat schieten ken ikmaar heel weinig mensen in Utrecht. En ik ben ook niet zo'n joviaalen spontaan figuur dat met iedereen gemakkelijk een praatjeaanknoopt. Dat is nu eenmaal niet de aard van het beestje."

Na het afronden van zijn studie wil Ronnes toch graag zijn heilin het buitenland zoeken om zijn talent te gelde te maken en eenplaats in het Nederlands team af te dwingen. Er is alleen een kleinprobleempje. Sinds een angstaanjagende reis met zijn clubteam ineen oude Toepolev van Moskou naar ergens ver weg in Siberiëkampt de rechtenstudent met vliegangst. "Het is nog niet zo erg alsmet Dennis Bergkamp", zegt hij enigszins timide. "Ik stap nog welin, maar het lijkt wel of het me steeds meer moeite kost."

Xander Bronkhorst

Gijs Ronnes: 'een auto van de zaak'