Achtergrond

Een tekenfilm als lesmateriaal

Van Disneyfilms valt doorgaans weinig te leren. Tochverdiepen enkele VWO-klassen van de Lek en Lingeschool in Culemborgzich al weken in de tekenfilm Hercules. Vier studentes van deUniversiteit Utrecht hebben een lespakket ontwikkeld, waarmee zijde scholieren kennis bijbrengen over zowel de Griekse mythologieals filmische technieken.

"Ik vond ze erg onrustig", verzucht Christine. "Ik had niet hetidee dat ik ze echt goed aankon." Christine Venema heeft netgeprobeerd een klas vol twaalfjarige bruggers in toom te houden.Docent Harry van Alphen vond dat ze het niet slecht deed. Maar: "Jeliet wel teveel toe. Als je ergens vijf voorbeelden van wilt horen,moet je stoppen als je er vijf hebt gehad. Jij liet iedereen zijnzegje doen, en daardoor gingen er kettingreacties van associatiesdoor de klas." Hoewel de feedback van Van Alphen anders doetvermoeden, is Christine geen stagiaire. Dat zij voor de klas staat,is slechts een onverwachte toegift van een vak dat zij vorigcollegejaar samen met drie andere studentes volgde.

Christine Venema en Patricia Zwiep studeren Geschiedenis van deOudheid bij Algemene Letteren. Femke Marcar en Brit Thomassen zijnstudentes Theater-, Film- en Televisiewetenschap. Zij ontmoettenelkaar in het Herculesproject, rondom de gelijknamige tekenfilm vanWalt Disney die gebaseerd is op de klassieke Griekse mythe. Aan dehand daarvan kun je verwende pubers op een aansprekende manierinteresseren voor de oudheid, dachten de Lek en Lingeschool inCulemborg en prof.dr. H. Sancisi-Weerdenburg. Zo was hetsamenwerkingsverband geboren, en ook een nieuw, experimenteelkeuzevak bij Letteren. In twee interdisciplinaire duo'sontwikkelden Christine, Femke, Brit en Patricia lespakketten voorbrugklassers en vierdeklassers van het VWO.

Helden

De derde les die Christine en Femke voor de brugklassersverzorgen, begint met het huiswerk van de vorige keer. Zo te zienhebben de kinderen hun werk gedaan. Bij elke vraag die Christinestelt, gaan alle vingers de lucht in. Waarin verschilt de film vande mythe? Welk attribuut hoort bij Zeus? Wie was Aphrodite? "Degodin van de Duif", probeert een meisje. "De duif is haarattribuut", corrigeert Christine vriendelijk. "Aphrodite is degodin van de Vrede." Daarna legt filmstudente Femke uit wie WaltDisney was, wat het verschil is tussen animatiefilms en liveaction-films, en op welke manieren Disney probeert zoveelmogelijkgeld te verdienen aan de film. Ja, de Hercules-Happy Meals bijMcDonalds kennen de kids wel. Eén jongen steekt zelfs met veelkabaal een Hercules-etui de lucht in.

Achterin de klas luistert Brit mee. Zij heeft eerder deze morgenmet Patricia les gegeven aan de vierde klas, en wil ook eens zienhoe het er bij de kleintjes aan toegaat. Ze kijkt haar ogen uit."Al die vingers!", fluistert ze. "In de vierde moet je veel meertrekken, en de leerlingen direct aanspreken." Toch zijn ook deoudere leerlingen erg enthousiast. Brit en Patricia hameren eropdat zij een eigen mening over de film moeten vormen, die zeuiteindelijk in een filmrecensie moeten verwoorden. Afgaand op dereacties en de tussentijdse opdrachten, lijkt dat goed te gaanlukken. Bijvoorbeeld over de figuren Pain en Panic, die Disney zelfaan de film heeft toegevoegd. "Ze vonden Pain minder goedvormgegeven dan Panic", vertelt Brit. "Eén leerling had zelfseen tekening gemaakt met daarop hoe Pain er eigenlijk uit hadmoeten zien!" Ook de opdracht om moderne helden aan te wijzen,leverde interessante beschouwingen op. De ideeën liepen uiteenvan Nelson Mandela en moeder Theresa tot James Bond en ArnoldSchwarzenegger. "Ik heb gemerkt dat ik best hoog kan inzetten. Toenik begon over `intertekstualiteit' - toch best een moeilijk begrip- zagen ze meteen allerlei verwijzingen in Hercules naar de KarateKid en Marilyn Monroe. Ja, die scholieren kijken echt alles wat losen vast zit. Ze waren erg teleurgesteld dat ik The Negotiator nogniet had gezien."

Christine en Femke moesten voor hun jonge doelgroep meer aan deoppervlakte blijven. Christine: "Ik heb een inleiding gemaaktwaarin ik de mythe vertel, met een paar leuke weetjes tussendoor enwat opdrachten. Best moeilijk, want ik weet zelf zó veel...dat kan ik niet allemaal vertellen. Je moet je voor de brugklas ergbeperken." Femke vond het moeilijk om vooraf het niveau in teschatten. "Ik weet niet meer hoe mijn eigen niveau was in debrugklas, maar volgens mij kunnen ze het goed aan. Misschien hebbenwe hun niveau zelfs een beetje onderschat."

Ook de studentes zelf leren veel van het project. Niet alleen islesgeven voor de meesten een geheel nieuwe ervaring, ze steken ookhet een en ander op van elkaars vakgebieden. Brit: "Ik hebgymnasium gedaan, dus ik weet wel iets van de oudheid, maar ik leernog veel van Patricia's lessen." Andersom is het leereffect nogveel sterker, maakt Christine duidelijk. "Als ik zelf een filmkijk, dan kijk ik naar een film", zegt ze. "Maar als ik Femke ofBrit over films hoor praten, sta ik echt met mijn oren teklapperen. Allemaal termen waar ik nog nooit van heb gehoord!"Christine maakt zich dan ook zorgen over de volgende les: die gaathelemaal over filmtechniek, maar Femke is die dag verhinderd.

Docent Harry van Alphen is zeer te spreken over het werk van destudentes. Omdat ze nooit eerder voor de klas hebben gestaan, geefthij ze niet alleen inhoudelijke, maar ook didactische feedback.Niet te veel toelaten, somsgewoon de juiste antwoorden voorkauwenen st''n voor de klas. Hoewel hij de lessen niet zelf heeft hoevenvoor te bereiden, steekt ook Van Alphen veel tijd in het project."Het is puur liefdewerk. Voor stagiaires krijg je extra geld, voorgewone studenten niet. Maar het is het waard. Ik wil graag opstudenten overbrengen dat het onderwijs leuk is." In die opzetlijkt Van Alphen te slagen. Zó erg zelfs, dat Brit met zevenmede-filmstudenten aan het lobbyen is bij het IVLOS voor eenpost-doctorale lerarenopleiding voor hun studierichting. Ook deandere Hercules-studenten vinden het lesgeven leuk, en zouden graagzien dat er volgend jaar een vergelijkbaar project komt. Dat moetdan wel meer dan vier studiepunten opleveren, vinden zij. "Dit kostbelachelijk veel tijd", zegt Femke. "We zijn er al vanaf mei meebezig. Dat is wel even wat anders dan college volgen, tentamen doenen klaar."

Christiaan Bonebakker

De dichter is een eenzame rukker

Wie erotische gedichten van Nederlandse dichters zoekt, vindt ineerste instantie helemaal niets en in tweede instantie voornamelijkparodieën, vrolijke schunnigheden en lachwekkende pornografie.Goede erotiek in moderne Nederlandse poëzie moet je met eenlantaarntje zoeken, want dichters proberen zelden om papier enbijslaap te verenigen. Daar hebben ze verschillende goede redenenvoor.

Om te beginnen is er de omgekeerde verleiding van poëzie.De

belangrijkste overeenkomst tussen erotiek en literatuur is datze

allebei te maken hebben met fascinatie, verlangen en verleiding.Een

goed stuk proza probeert de lezer te verleiden om in het verhaalte

kruipen. Poëzie werkt precies omgekeerd. Een gedicht is eenfeeëriek

meisje dat plagerig voor je uitvlucht door een labyrint van taalen

giechelend verdwijnt in een rookwolk zodra je je armen om haarheen

slaat. Proza verleidt, poëzie wil verleid worden. En wieverleid wil

worden moet het initiatief aan de verleider overlaten.

Daarnaast is de heersende tijdgeest niet gediend van explicietepoëzie,

want de mainstream van de hedendaagse dichters heeft de taalzelf als

hoofdonderwerp. Dat is natuurlijk niet altijd zo geweest. Inveel

Middeleeuwse poëzie zijn zuipen, poepen, plassen en neukenaan de orde

van de dag, en zelfs de auteurs van de Heilige Schrift moeten afen toe

met kloppend geslacht achter hun papyrusrol hebben gezeten:

De omdraaiingen van uw heupen zijn als kostbare ketenen...

Uw navel is als een ronde beker, waaraan geen drankontbreekt;

uw buik is als een hoop tarwe, rondom bezet met leliën.

Uw twee borsten zijn als twee welpen, tweelingen van eenree,

et cetera. In het Hooglied wordt de hele bijbelsevoorraadkast

geplunderd om de schoonheid van de vrouw te bezingen. Maar danhebben we het ook over de tijd dat een man een man was, een vrouween vrouw, en een goeie wip een goeie wip.

Van het huidige dichtersgilde gaat echter niet direct eenerotische impuls uit. Dichters die door de kritiek als min of meertoonaangevend worden beschouwd, zoals Gerrit Kouwenaar, KeesOuwens, Arjen Duinker, Willemvan Toorn en Anna Enquist, zoekenzelden of nooit hun weg naar de onderbuik van de lezer. In dehedendaagse poëzie wordt zo massaal geprobeerd om het alfabet,het woordenboek of desnoods de hele kosmos in de hoek te drijven,dat laag-bij-de-grondse lichaamsfuncties geen onderwerp vanbetekenis meer vormen. Een moderne dichter heeft het niet overlichamen, hoogstens over hemellichamen.

Het is veelzeggend dat er wel poëziebloemlezingen zijn overtuinieren, eten en fietsen, maar niet over vrijen. De enigeenigszins recente Nederlandstalige bloemlezing met erotischepoëzie gaat uitgerekend over masturbatie. De bundel heet Metde hand, bevredigende gedichten, die Rob Schouten in 1992samenstelde. Het is zonder meer een aanbevelenswaardig boek. AntonKorteweg schrijft bijvoorbeeld: "Zoals de baron vanMünchhausen, toen hij op een eendenjacht was, in het vuur vande jacht verzeild raakte in een moeras, wegzonk en zich bij deharen weer naar boven trok, zo sla ik, 's morgens, half in bozedromen verzonken, soms de hand aan het geslacht, en ik ruk en ikruk en ik ruk."

De dichter is een eenzame rukker. De dichteres is meestal eenseksloze engel; in poëzie van vrouwen gaat het zelden of nooitover seks. Wanneer ze het er wel over hebben, is het minderexpliciet dan bij mannen. Gedichten van vrouwen zijn vaaksuggestiever, en daardoor veel erotischer. Jo Govaerts schrijft:

Maneschijn

zegt hij en legt zijn hand

daar waar ik splijt

onder zijn hand.

De dichteres Mickey Walvisch, die naar eigen zeggen "als pubermedium

porno voor vriendinnen fabriceerde, die onmiddellijk na lezingwerd

versnipperd", schrijft hier en daar over seks als een man, maardan zo

dat het zowel schrijnt als ontroert:

Wie me te manlijk vindt,

Te zelfbevestigend, onlief,

Neemt toch gewoon een Barbiepopje,

In feërieke lentetooi,

Dat 'papa' zegt en echt kan neuken.

Maar dichteressen als Walvisch zijn in dit opzicht een grote

uitzondering.

Het gloedvolle verlangen en bezitten, het rauwe realisme vanprozaschrijvers als Wolkers en Reve, of recenter, Brusselmans,Zwagermanen Giphart, je zoekt het tevergeefs in de poëzie. Enals je het dan toch eens tegenkomt, is het al snel obscuur,lachwekkend of allebei. De in 1980 verschenen dichtbundel Deus siveNatura, van de toen al pensioengerechtigde paapse dichter BertusAafjes, was een pornografische misser van de eerste orde. De bundelis goddank alleen nog maar antiquarisch verkrijgbaar, maar derecensie die Gerrit Komrij er aan wijdde spreekt nog altijdboekdelen:

"Zijn erotische pennevruchten worden niet gered doorpoëzie, maar

geaborteerd door dichterlijkheden. Schallende hoogdravendheidkomt in de plaats van geladen suggestie. Het resultaat is, hetspijt me dat ik het

moet zeggen, erger dan de goedkoopste pornoshow. Je loopt er

hersenplatjes van op." Nu kan zelfs Bertus Aafjes het niethelpen dat je in gedichten niet zo veel kanten uit kunt met thema'sals seks en erotiek. Liefde, dood, verlangen, en vooral hoe erg datallemaal is; daar kan een dichter mee uit de voeten. Seks is veelte leuk om gedichten over te schrijven. Bovendien wordt poëziezozeer geassocieerd met het hogere, dat het beschrijven van seksmet poëtische stijlmiddelen al snel de lachlust opwekt. Ommaar eens een greep uit de zak van Bertus Aafjes te doen:

Jij, met je vochtige vagijn,

ik, met mijn purperen kardinaal (...)

Zij weegt mijn penis op haar kleine hand

en voelt zich door de grootheid overmand:

soms wipt hij smachtend in een boog omhoog,

dan rolt een traan van wellust uit zijn oog

Als je zoiets hebt gelezen, dan lul je niet meer. Seks wordt opeen

minder verbijsterende manier poëtisch wanneer hethoogdravende er af is. Dan kan het zelfs lief worden, getuige CeesBuddingh's Zeer kleine ode aan de liefste:

vanochtend

zag ik op straat

een leeg heinz-blikje liggen:

en onmiddellijk

dacht ik aan jou:

57 varieties

De dichter kan zich ook uitputten in grappige metaforiek, zoalsLévi

Weemoedt:

O, borsten had ze als meloenen!

Zoet als een perzik was haar mond!

Maar 't beste fruit is voor de export.

Dus schil een peertje. Blijf gezond.

De Nederlandse poëzie heeft hier en daar natuurlijk wel wataardige

schunnigheden en schuine parodische gedichten opgeleverd.Gerenommeerde letterheren als E. Du Perron en J.C. Bloem wilden -zij het onder pseudoniem - nog wel eens ranzig uit de hoek komen.Zo schreef Bloem - onder de naam Ego Flos - in zijn studententijdover zijn nogal promiscu ingestelde Utrechtse collega ErichWichmann:

Muze neem hem in uw hoede,

Snijd hem af, al is 't niet leuk,

Snijd hem af zijn vuile roede,

- Dan is 't uit met dat geneuk!

De onverbeterlijke parodiant Gerrit Komrij heeft een evergreenvan

Willem Kloos onherstelbaar verbeterd: Ik ween om priesters, ineen jurk

gestoken, /Terwijl de godsvrucht groeit in hun orgaan...

Samenvattend: Nederlandse dichters doen het, uitzonderingendaargelaten, zelden of nooit. Tenminste niet in hun gedichten. Omnogmaals met Gerrit Komrij te spreken:

De olifant danst op het slappe koord.

De stier is meer dan zeven maanden drachtig.

De veldmuis heeft een tijgerkat vermoord.

De seksualiteit is mooi en prachtig.

Nu is de kunst het leven niet, en het leven niet de kunst. Uiteigen

ervaring kan ik zeggen dat het dichterschap, om wat voormerkwaardige

redenen dan ook, bijzonder erotiserend kan werken op een bepaaldslag

vrouwen. Dat het gros daarvan bestaat uit middelbare dames dienaar je

komen kijken in de bibliotheek van Houten, doet daar niets aanaf -

vooral bij jonge dichters hoeft niemand bang te zijn dat ze ophun

zolderkamer zitten te verwelken. De goede raad van Annie M.G.Schmidt

heeft sinds 1954 nog altijd niets aan kracht ingeboet:

Neem nooit een dichter, m'n dochter.

Zo een met een dichterskop,

zo eentje met lange haren,

zo een op een zolderkamer,

zo een wordt er ook met de jaren

niet monogamer op...

Ingmar Heytze

Geraadpleegde literatuur

C. Buddingh, Gedichten 1938-1970, De Bezige Bij,1997.

Gerrit Komrij, De os op de klokketoren,1981.

Gerrit Komrij, Onherstelbaar verbeterd, C.J.Aarts, 1994.

Mickey Walvisch, Heksenrecht, 1985

Jo Govaerts, Waar je naar zit te kijken,1994

Tom Lanoye, In de piste, Bert Bakker,1987.

Annie M.G. Schmidt, Tot hier toe, Querido,1986.

Rob Schouten, Met de hand, De Arbeiderspers,1992.

Radio-actieve bolletjes in de strijd tegen leverkanker




Patiënten met leverkanker hebben op dit moment nogzeer sombere vooruitzichten, omdat er geen effectieve behandelingvoor hun aandoening bestaat. Zowel uitwendige bestraling alschemotherapie richten veel schade aan in het gevoeligeleverweefsel. Door de voor tumoren dodelijke bèta-straling metbehulp van miniscule 'bolletjes' rechtstreeks op de plaats desonheils af te leveren, hoopt aio Frank Nijsen die schade zoveelmogelijk te beperken.

De gedachte was afkomstig uit de Verenigde Staten: neemzogeheten microsferen met een doorsnee van enkele tientallenmicrometers; laad die minuscule bolletjes met radio-actievebètastraling; en breng ze vervolgens via een katheter vanuitde lies rechtstreeks in de leverslagader. Van daaruit zullen zijzich dan vanzelf verspreiden door de lever. Om te voorkomen dat ookgezonde levercellen door de straling worden gedood, moet depatiënt van tevoren een hoeveelheid adrenaline toegediendkrijgen. Die stof heeft de hebbelijkheid om alle bloedvaten dichtte knijpen behalve die van tumoren. Gevolg is dus dat de dodelijkemicrosferen precies volgens plan, uitsluitend in de bloedvaten vande tumor terecht komen.

Gezien het feit dat tumoren voor hun voeding grote aantallenbloedvaten in hun directe omgeving bezitten, leek de Amerikaansemethode de ideale manier om leverkanker te bestrijden. Voor deUtrechtse vakgroep radiologie en nucleaire geneeskunde zou er danook geen enkele reden zijn geweest om een eigen onderzoek testarten, als er zich in Amerika niet een paar probleempjes haddenvoorgedaan, vertelt Frank Nijsen, die twee jaar geleden met zijnonderzoek begon. "In de eerste plaats waren die Amerikaanseglasbolletjes nogal zwaar, waardoor ze soms niet in de lever, maarin de maag of de darmen terecht kwamen, met alle schadelijkegevolgen van dien. En bovendien lukte het niet om te testen of destraling inderdaad op de juiste plaats was gearriveerd."

Een poging van een andere Amerikaanse groep om het glas teverruilen vooreen chemische verbinding als drager mislukte, althansdat leidt Nijsen af uit het feit dat de groep plotseling is gestoptmet publiceren. En dat gaf de Utrechtse onderzoeker die zelfexperimenteerde met bolletjes van polymelkzuur en het metaalholmium een extra stimulans. "Voorzover ik weet had die laatstegroep het probleem dat veel microsferen bij het opladen kapotgingen. Je geeft ze een radio-actieve lading door ze in een reactorte beschieten met neutronen, en alleen zeer sterk materiaal blijftin die 'hel' intact. Bij hen ging dat mis, maar dankzij deexpertise die men op dat gebied heeft in het reactorcentrum Pettenis dat met ons polymelkzuur nu wel gelukt."

Behalve hun stabiliteit hebben de Utrechtse microsferen volgensNijsen nog verschillende andere voordelen. "Allereerst worden ze inPetten op zo'n manier beschoten dat ze zowel de agressievebèta- als de relatief onschuldige gammastraling gaanuitzenden. En die laatste vorm van straling maakt het ons mogelijkom exact te bepalen of de bolletjes zich op de goede plaatsbevinden. Daar komt bij dat de halfwaardetijd van beide soortenstraling maar 26 uur is. De straling is dus al na vijf dagenverdwenen. En tenslotte wordt ons polymelkzuur betrekkelijk snel inhet lichaam afgebroken."

Pijn

Na het produceren van de microsferen is het onderzoek nu belandin de fase van dierproeven. Allereerst bekeek Nijsen bij gezondevarkens of de microsferen inderdaad in de lever terecht kwamen.Toen dat het geval bleek, werden vijf ratten met tumoren van drietot acht millimeter aan de behandeling onderworpen. En met succes,want uit de eerste metingen met de gammacamera bleek dat tussenvier en twintig maal zoveel straling in als buiten de tumor terechtwas gekomen. "Ik werd even helemaal gek", herinnert Nijsen zichzijn eerste wetenschappelijke resultaat, "want ook al had deliteratuur voorspeld dat het zou gebeuren, toch blijft zo'n eersteexperiment behoorlijk spannend."

Als verdere experimenten ook succes hebben, zal wellicht ooithet moment komen dat de Utrechtse microsferen het tot geneesmiddelzullen brengen. Daar zullen zeker nog jaren overheen gaan, maarzelfs als het lukt, dan is daarmee hét middel tegenleverkanker niet gevonden, dempt Nijsen al te veel optimisme. "Detechniek die wij ontwikkelen richt zich uitsluitend op uitzaaiingenin de lever, maar de moedertumor van leverkanker zit meestal in dedarmen. Onze aanpak zal leverkanker dus nooit kunnen genezen. Maarzij kan waarschijnlijk wel bewerkstelligen dat patiëntenstraks langer zullen blijven leven, en vooral dat ze aanzienlijkminder pijn zullenhebben. Dat laatste is voor mij misschien wel debelangrijkste drijfveer voor dit onderzoek."

Erik Hardeman


Gammacamera

Een essentieel hulpmiddel voor het onderzoek van Frank Nijsenvormt de onlangs in het Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium (GDL)geïnstalleerde gammacamera. Dat apparaat maakt het mogelijk ommet grote precisie vast te stellen waar stoffen die gammastralinguitzenden zich in het lichaam van proefdieren bevinden. Nijsengebruikte de camera om te testen of kleine bolletjes metradio-actieve lading, inderdaad in de lever van varkens terechtwaren gekomen. Maar volgens de promovendus biedt de gammacamerameer, relatief diervriendelijke, onderzoeksmogelijkheden.

Nijsen: "Op dit moment moeten nog veel proefdieren worden gedoodom vast te stellen of een bepaalde stof de beoogde werking heeft.Door die stoffen te 'labelen' met een lichte dosis gammastralingkan die vaststelling in de toekomst met behulp van de gammacameragebeuren." Als voorbeeld noemt Nijsen de zogeheten transgenedieren, die een verandering in hun DNA hebben ondergaan. "Het is numogelijk om die dieren een radio-actieve 'marker' toedienen, eenstof die zich alleen aan het nieuwe DNA hecht, en vervolgens met degammacamera vast te stellen of die hechting ook plaats vindt.Datzelfde procedé kun je toepassen bij enzymen, eiwitten enwat er verder al niet in het bio-medisch onderzoek omgaat."

Ook in het Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium is menenthousiast over de gammacamera. Overwogen wordt nu zelfs om bijvoldoende belangstelling een speciaal gammacentrum in te richten.Voor Nijsen zou dat ideaal zijn. "Ik zou het prachtig vinden alsdat lukte. Maar zoiets kan alleen als Utrechtse onderzoekers er ookop grote schaal gebruik van gaan maken. En daarover heb ik nog zomijn twijfels. Ik heb mij de afgelopen twee jaar verbaasd over deenorme hoeveelheid faciliteiten die de bio-medische faculteiten inUtrecht samen hebben, maar ook over het geringe gebruik dat daarvanwordt gemaakt.

Ook kennis wordt nog lang niet altijd voldoend uitgewisseldvindt Nijsen. "Bij mijn eigen onderzoek zijn zes faculteitenbetrokken. Ik vind die interdisciplinaire samenwerking prachtig,maar in Utrecht zie je dat helaas nog maar weinig. Laatst hoorde ikiemand bij Diergeneeskunde klagen over het feit dat hij de nieuwsteontwikkelingen binnen de Geneeskunde vaak pas onder ogen krijgt viapublicaties, dus zes maanden nadat ze naar zo'n tijdschriftopgestuurd zijn. En dat binnen éénuniversiteit. Dat istoch je reinste waanzin?"

De afgestudeerde: 'Oplossingen liggen niet voor de hand'

"Milieukunde is een vak waarin je een relatie legt tussen mens,natuur en omgeving. Hoe gaat de mens om met natuur en milieu?, datis de vraag. Als een waterleidingsmaatschappij bijvoorbeeld aandrinkwaterwinning gaat doen in een duingebied, dan bepaal ik wathet effect daarvan is op de natuur. Hoeveel zeldzame planten ergaan sterven doordat er water wordt weggepompt, dat soort dingen.De natuur is compleet afhankelijk van het milieu. Als je de natuurwilt herstellen, moet je bij het milieu beginnen.

Toen ik nog studeerde wilde ik wetenschappelijk onderzoekerworden, daar word je voor opgeleid op de universiteit. Omdat ik alvanaf de middelbare school milieukunde wou doen, ben ik eerstbiologie gaan studeren - vanwege mijn interesse voor de natuur.Veel mensen uit mijn jaar deden daarna milieukunde uit onvrede metde biologiestudie.

In die tijd, eind jaren tachtig, was het milieu nog echt eenissue . Er was veel aandacht voor milieuproblemen. Ik dacht: 'Alsik maar weet hoe die milieuproblemen in elkaar zitten, dan kan ikze oplossen.' Ik ben nu wat realistischer geworden: milieuproblemenzijn complex en de oplossingen liggen vaak niet voor de hand.Mensen hebben die problemen gecreëerd dus moeten wij ze ookoplossen. Je merkt dat de meeste mensen het niet zo'n probleemvinden dat de natuur achteruit gaat, vooral als ze er dingen voormoeten laten die het leven aangenaam maken.

De biologen die in de milieukunde afstuderen komen vaak terechtbij de overheid of bij een adviesbureau. Ik werk nu zelf bij deprovincie Noord-Holland. Officieel heet dat beleidsmedewerkermilieu-ecologie. Ik adviseer het provinciebestuur en maak plannenom de natuur te verbeteren.

Dit is mijn eerste vakinhoudelijke baan. Het was moeilijk om eenbaan te vinden en dat was mij aan het begin van mijn studie totaalniet voorgespiegeld. Ook nu nog schat ik de arbeidsmarkt niet ergrooskleurig in. Het milieu is niet meer zo'n issue . Het is vooraleen politiek onderwerp en nu staan vooral zaken als veiligheid eninfrastructuur op de politieke agenda.

Ik vind milieukunde een goede opleiding. Biologie was bij mij debasis en milieukunde was de toef slagroom erop. Je basisstudiebepaalt hoe je werkt, het is jouw kunstje. De chemicus bepaalt water in hetafvalwater zit en de bioloog kijkt welke planten erdoodgaan van dat water.

Het is jammer dat er zo'n enorme terugval in studenten is voorde opleiding. Er zijn te veel milieu-gerelateerde opleidingen: bijbiologie heb je bijvoorbeeld milieubiologie en bij Scheikunde hebje weer een andere milieukunde-achtige variant. Dat lijkt me nietslim; je kunt beter je pijlen op één goedemilieu-opleiding richten."

JvdG

De tweedejaars: 'Iedereen doet wat anders'

"Ik heb hiervoor twee jaar Scheikunde gestudeerd. Ik ben datgaan doen om daarna naar Milieukunde te kunnen overstappen.Scheikunde vond ik wel leuk maar ik wilde me specialiseren in'Atmosferische Chemie'. Die specialisatie kan je moeilijk doen bijScheikunde en bij Ruimtelijke Wetenschappen - waar destudierichting Milieukunde is ondergebracht - is dat wélmogelijk. Je kunt hier in je laatste jaar je eigen vakkenpakketsamenstellen. Ik ben meer een exacte dan een beleidsmatigemilieukundige. Veel mensen combineren die twee mogelijkheden, endat is ook het leuke van de studie: iedereen doet wat anders.

Milieukunde is in mijn visie de studie van het milieu en dat isheel breed. Alles wat met natuur en milieu te maken heeft, van dechemie in de natuur tot hoe mensen ermee omgaan. Ik onderzoekchemische processen binnen het milieu. Als er bijvoorbeeld ergenseen fabriek gepland staat die bepaalde stoffen uitstoot, kan ikonderzoeken wat voor invloed dat heeft op de luchtkwaliteit. Jekunt onderzoeken waar de uitstoot heen gaat of hoe hoog deconcentraties zijn. Met mijn specialisatie kom je vooral terecht ineen onderzoeksbaan, als assistent in opleiding bijvoorbeeld. Ikweet nog niet wat ik ga doen, het hangt er vanaf wat vooraanbiedingen ik krijg. Ik kan ook milieu-chemicus worden of bij eenonderzoeksbureau gaan werken.

Nu doe ik al onderzoek aan de kringloop in de atmosfeer bij hetIMAU, het Instituut voor Marien en Atmosferisch Onderzoek. Daarvolg ik ook veel vakken. Ik ga in januari stage lopen bij TNO inApeldoorn. Daar moet ik dan een wiskundig model ontwikkelen over dewisselwerking tussen gassen en vaste deeltjes in de atmosfeer tebeschrijven.

Ik wil met iets nieuws bezig zijn. Bestaande kennis op ietsnieuws toepassen. Er zijn nog veel dingen niet bekend van deatmosfeer. Over ozon bijvoorbeeld is wel vanalles bekend maar over'aerosolen', vaste deeltjes in de lucht, nauwelijks. Je hebtallemaal stofjes die iets met elkaar te maken hebben. Dieinteractie bepaalt de samenstelling van de atmosfeer. Dat is tochmooi om uit te zoeken!

Dit jaar hebben ze profielen ingevoerd in het studieprogramma.Dat zijn bepaalde richtingen waarin je kunt specialiseren. Mensenworden zo naar een specialisatie toegestuurd. Ik zou geenmilieukunde zijn gaan studeren als dit was ingevoerd toen ik begon.Ik had namelijk van te voren al gepland wat ik wou gaan doen. Nuwordt het moeilijk om dingen te doen die buiten de specialisatiesvallen. De keuzevrijheid die wij hadden, daar ben ik voor gekomen.Dat is uniek. Je zult bij Milieukundeweinig mensen zien die metdezelfde vakken zijn afgestudeerd."

JvdG

Arien Bosch: studente Nederlands van de lange adem

Arien Bosch ziet eruit zoals een topschaatster er uit hoort tezien. Met de witte trainingsschoenen, het blauwe trainingspak enhet sportieve winterjack voorzien van opzichtige logo's zou ze nietmisstaan op het ereschavot van een WK of EK. Alleen de pluimmutsmet sponsoropdruk ontbreekt.

Tussen de lunchende cliëntèle van grandcaféBroers voelt de twee-voudig Nederlands juniorenkampioen zich inhaar outfit echter beduidend minder op haar gemak dan op deijsbaan. "Zo zit ik niet in de collegebanken, hoor", zegt zeverontschuldigend. "Maar we trainen vanmiddag met Jong Oranje hierop de Vechtsebanen, vandaar."

Na een trainingskamp van twee weken in Inzell is Bosch voor heteerst weer in de stad. Even wat collegeaantekeningen overnemen vanmede-studenten en haar postvak legen. Gemiddeld reist ze zo'n tweekeer per week vanuit haar woonplaats Diepenveen, onder de rook vanDeventer, naar Utrecht. "Ik volg nu ongeveer de helft van decolleges", vertelt de twintigjarige schaatster. De rest doe ikthuis. Wanneer we naar het buitenland gaan neem ik al mijn spullenmee. Ik zorg ervoor dagelijks twee keer anderhalf uur te studeren.In de zomermaanden probeer ik dan de opgelopen achterstand weer inte halen." Hoe het met haar studie moet wanneer ze erin slaagt dekernploeg te halen, weet Bosch nog niet zo goed. "Dan ben je zoveelvan huis. Misschien moet ik er wel een jaartje tussenuit."

De studente Nederlands kreeg van de schaatsbond dispensatie omnog een seizoen met Jong Oranje mee te trainen. Vooral op de langeafstanden wordt Bosch in staat geacht zich onder de snelsten vanNederland te scharen. "De drie en de vijf kilometer, dat zijn mijnafstanden", aldus de Overijsselse. Bosch werd vorig jaar op hetWK-junioren in Roseville in de Verenigde Staten vierde op de driekilometer. Opvallend genoeg reed de stayster tot nu toe paséén officiële vijf kilometer. Tijdens hetNK-afstanden eindigde ze vlak achter arrivé Barbara de Loor opeen verdienstelijke zevende plek.

Bosch is dan ook blij met de internationale ontwikkelingen diesteeds meer nadruk leggen op specialisatie. "In Jong Oranje draaithet nog helemaal omhet allround schaatsen. Iedereen krijgt ookhetzelfde trainingsschema. Maar mijn sprint is echt hopeloos. Diezal ik nooit in 39 seconden rijden. In de kernploeg wordt veel meerrekening gehouden met wat je het beste ligt."

Met haar studierichting Communicatiekunde hoopt Bosch op denduur een plekje in de wereld van de sportcommunicatie te veroveren.Voorlopig richt ze zich echter op sportief succes en geniet ze metvolle teugen van het topsportleven. "Ik moet in sociaal opzichtmisschien wat inleveren, maar ik krijg er veel voor terug. Vorigeweek fietste ik bij Inzell nog met Gianni Romme en Bob de Jong doorde bergen."

Xander Bronkhorst

Nieuw curriculum Milieukunde



Computermodellen rekenen natuurbeleid door




Beleidsscenario's tegen verdroging stroomgebied van deDommel

Politici en ambtenaren overtroffen Utrechtseonderzoekers in hun keus voor beschermende maatregelen in hetstroomgebied van het riviertje de Dommel. Dat was de uitkomst vaneen symposium ter afsluiting van een vierjarig onderzoek met geldvan de Europese Unie. Milieukunde maakte modellen voor het helestroomgebied tot honderden meters onder de grond en met inbegripvan flora en fauna. Alleen het risico dat boeren met mestkarrengaan protesteren is niet met de computer te voorspellen.

"Kijk, hier heb je de drinkwateronttrekking in het gebied."Promovendus Nico Pieterse laat een kaartje zien van het riviertjede Dommel dat voor éénderde in België en voortweederde in Nederland stroomt, ter hoogte van Eindhoven. Op hetkaartje staan cirkels van allerlei grootte, een maat voor dehoeveelheid drinkwater die elk pompstation onttrekt. Pieterse heeftin de computer kaarten tot op enkele honderd meters diepteopgeslagen. "Hier bij Wintelre zie je op dertig meter diepte eengrote cirkel dus veel wateronttrekking. Dat is relatief ondiep enheeft dus een groot effect aan de oppervlakte."

Dat laatste laat hij op andere kaarten zien waarop de computerberekeningen voor grondwaterstanden heeft afgebeeld. Eén vande grote problemen in het ruim zestienhonderd vierkante kilometergrote stroomgebied van de Dommel is de verdroging, verteltprojectleider dr. Ton Verkroost. Dat is funest voor de natuur inhet gebied. Sinds 1994 heeft Verkroost met zes medewerkers van dedisciplinegroep Milieukunde en Hydro-ecologie gewerkt aanvoorspellende modellen van het riviertje. De bedoeling van hetproject was namelijk om beschermende maatregelen 'door te rekenen'om zo het effect ervan op de natuur in het gebied tevoorspellen.

Verkroost: "Er bestaan allerlei plannen om de verdroging tegente gaan: je kunt de drainage van landbouwgronden verminderen, jekunt beken die gekanaliseerd waren opnieuw laten meanderen; je kuntook in steden de hoeveelheid verhard oppervlak verminderen. Maartot voor kort was hetmoeilijk om het gezamenlijke effect daarvan teoverzien."

Verkroosts team heeft al die effecten verwerkt in zogehetenhydrologische computermodellen, die waterstromen en grondwater inhet hele gebied volledig in kaart brengen. Vervolgens zijn diegegevens gebruikt in ecologische modellen die, uitgaande van dewatergegevens, voorspellingen doen over de soorten planten die opbepaalde plekken kunnen groeien. Globaal gezegd komt het er op neerdat een beleidsmaker met een set plannen naar Verkroost encollega's toe kan gaan met de vraag om uit te rekenen wat dat voorde natuur betekent.

Mest

De onderzoekers hebben enkele beleidsscenario's doorgerekend diewaren opgesteld in samenwerking met het Staring Centrum inWageningen. Pieterse laat een derde kaartje van het gebied zienwaarop de vooruitgang of achteruitgang van de natuur is aangegeven.Het is er een van een extreem scenario, waarbij de invloed van demens in het hele gebied drastisch is teruggebracht; alleenEindhoven als stad is overgebleven. Op het kaartje is aan rodestippen de vooruitgang van de natuur op diverse plaatsen te zien.Op een ander kaartje, dat gebaseerd is op het huidige beleid, isook menige blauwe stip te ontwaren, ten teken vanachteruitgang.

Het hele onderzoeksproject van Verkroosts team maakt deel uitvan een groter samenwerkingsverband met de Provincie Noord-Brabant,het Waterschap de Dommel en een aantal Belgische overheden.Financier is de Europese Unie met een bedrag van 680.000 Ecu. Eenpaar weken geleden is het project in feite afgerond met een grootsymposium. Ruim honderd Belgische en Nederlandse lokale politici enbeleidsambtenaren hebben toen kennisgemaakt met de mogelijkhedenvan de modellen.

De deelnemers bereikten aan het slot van de bijeenkomstconsensus over een eindscenario dat ook daadwerkelijk hetuitgangspunt moet worden voor toekomstig beleid. In het scenariostaan ingrijpende maatregelen - zoals het dichtgooien van sloten,het verminderen van beregening met 20 procent op landbouwgronden enhet vervangen van maar liefst 35 procent van het naaldbos doorloofbos. De totale kosten zouden ruim honderd miljoen Ecu bedragen,uitgesmeerd over twintig jaar.

Verkroost is eerlijk gezegd wel verbaasd over de voortvarendheidvan de beleidsmakers.

"Hun eindscenario is zelfs duurder uitgevallen dan het meestoptimistische scenario dat we zelf van tevoren hadden opgesteld.Dat er over dit scenario overeenstemming is bereikt wil natuurlijkniet zeggen dat het ook exact zo uitgevoerd wordt; zo gaat dat nietin de politiek. Ik vermoed dat er eerst proefprojecten wordenopgezet."

Hoe kun je als onderzoeker bij het opstellen van dit soortscenario's nuinschatten of ze ook maatschappelijk haalbaar zijn?Daarvoor is gebruik gemaakt van onderzoek, waarbij directbetrokkenen werden geïnterviewd. Verder zijn veelbeleidsstukken geraadpleegd en is een workshop gehouden metbeleidsmedewerkers. Pieterse: "Beleidsmedewerkers weten heelprecies hoe ver ze kunnen gaan zonder dat ze boeren met mestkarrenvoor hun deur krijgen."

Overigens heeft de mestproblematiek bij het project slechts eenondergeschikte rol gespeeld. Die valt namelijk in het niet bij hetprobleem van de verdroging. Mestreducties komen dan ook niet alsmaatregel voor in het eindscenario. Verkroost: "Ik vermoed dat erdaarom maar weinig vertegenwoordigers van de boeren op hetsymposium waren. Ook de andere punten zijn niet direct nadelig voorde boeren. Want hoewel er aanpassingen zijn op het gebied vandrainage en beregening gaan de boeren er volgens ons eindscenariofinancieel op vooruit. Simpel gezegd zit het zo: als je de drainagevermindert hoef je ook minder te beregenen."

Dat de mestproblematiek niet zo'n belangrijkste factor is, wasnieuw voor Verkroost. Hij beschouwt het als een interessant gegevenom in detoekomst verder te onderzoeken. Ook op het gebied van deecologische modellen, die promovendus Harry Olde Venterink heeftontwikkeld, heeft het project de onderzoekers veel nieuwsgeleerd.

Beestjes

"We hebben voor het meten van een voor- of achteruitgang van denatuur gekeken naar drie karakteristieke ecosystemen in hetgebied", vertelt Verkroost. "Dat zijn broekbossen (een soortmoerasbos), weidegebieden en beken. Pieterse voegt eraan toe: "Datis echt een hot topic in het vakgebied op dit moment." De modellengaan uit van de gegevens over de waterhuishouding op een bepaaldeplaats en bekijken vervolgens de invloed op de plantengroei in debeekdalen en de beestjes in de beken.

De hydrologische modellen die zich specifiek met dewaterhuishouding bezighouden bestonden al wel langer. Maar hetinvoeren en verifiëren van massa's geografische gegevens, dieook in België moesten worden opgevraagd, is voor Pieterse tocheen hoofdtaak geweest. Pieterse lachend: "Vergelijk die modellenmaar met een tekstverwerker. Als je een tekstverwerker hebtgeïnstalleerd wil het nog niet zeggen dat er ook automatischeen proefschrift uitrolt."

Frans van Mieghem

'Alles heeft een duurzaamheidsdimensie'

Utrechtse economiestudenten konden twee jaar geleden eenkeuzevak volgen over duurzame economische ontwikkeling. Hoewel heteen succesvolle cursus was - één op de vijfeconomiestudenten nam eraan deel - verdween het vak naéén jaar weer uit het curriculum. Oorzaak: te weinigbeschikbare capaciteit van docenten. Met de komst van een Utrechtsepropedeuse Economie keert het vak mogelijk weer terug.

Prof.dr. Jan Luiten van Zanden, hoogleraar EconomischeGeschiedenis, coördineerde twee jaar geleden de 'groene'cursus. "Die bestond uit een serie lezingen van zowelwetenschappers als mensen uit de praktijk. Daarnaast verzorgde iktheoretische economische colleges. Zo kregen de studenten uitgelegdhoe economen omgaan met de milieuproblematiek. Dat is belangrijk,want je hoeft maar om je heen te kijken om te zien dat alles eenduurzaamheidsdimensie heeft. Veel economische politiek istegenwoordig milieupolitiek."

'Als we nu niets doen, is het over vier jaar met ons gebeurd'

'Als we nu niets doen, is het over vier jaar met onsgebeurd'

Waar is die drastische ingreep in het onderwijseigenlijk voor nodig?

Ons grote probleem is dat competitie, concurrentie en externeoordelen een steeds grotere rol in onderwijs en onderzoek gaanspelen. En wij doen het in dat opzicht gewoon niet goed. Invisitaties en enquêtes, zoals die van de Hoger OnderwijsKeuzegids, scoren de Utrechtse Sociale Wetenschappen heel matig.Daar komt bij dat een aantal van onze opleidingen ook nog delaagste rendementen hebben van heel Nederland. Alles bij elkaarlevert dit een dramatisch beeld op. Als we nu niets doen, is hetover een jaar of vier met ons gebeurd.

Zijn die ranglijstjes nu echt zo belangrijk?

Het gaat niet om die lijstjes op zich, het gaat erom dat groteaantallen studenten de Utrechtse opleiding onvoldoende vinden. Wijstaan op dit

moment te boek als een zeer middelmatige faculteit en dat iszonde, want in potentie hebben wij kwaliteit genoeg in huis. Hetontbreekt ons alleen aan een duidelijk opleidingsprofiel. Devisitatiecommissie psychologie vond dat er op dit moment nog teveel trace¶s waren waardoor voor studenten het zicht op eenhelder profiel werd bemoeilijkt. En de visitatiecommissiepedagogiek zei: jullie zijn niet één maar meeropleidingen. Meer in het algemeen geldt dat opleidingen op ditmoment onduidelijk zijn over wat studenten aan het eind van destudie moeten kunnen en weten. Een centraal element in ons voorstelis dan ook de vraag aan de zeven opleidingsbesturen om, insamenspraak met het beroepsveld, een duidelijk profiel voor hunopleiding op te stellen.

Wat heeft u tegen de gammapropedeuse?

De gammapropedeuse is indertijd ook opgezet om de faculteit eennieuw profiel te geven. Trefwoorden waren: integratie van deverschillende disciplines en een meer thematische,probleemgestuurde manier van werken. Ik vind dat op zich een primauitgangspunt, maar het grote probleem is dat die aanpak alleen inde propedeuse tot uitdrukking is gekomen. Alle onderwijskundigenzijn het erover eens dat dat de verkeerdeplaats is. Je moetstudenten eerst een 'kit of tools' uit een discipline in handengeven voordat je ze thematisch en probleemgestuurd laat leren. Wijwillen de multi-disciplinaire, thematische aanpak absoluut nietlaten verdwijnen, wij willen die alleen meer in de latere jarenonderbrengen, omdat die daar in onze ogen veel effectiever is.

Dat klinkt mooi, maar bent u ook niet gewoon gezwichtvoor de weerstand van de psychologen en de pedagogen tegen degammapropedeuse?

Nee, als ik gedacht had dat de huidige propedeuseonderwijskundig goed in elkaar zat, had ik dit voorstel nietgedaan. Maar de weerstand heeft natuurlijk wel een rol gespeeld inonze overwegingen. Als twee opleidingen met zestig à zeventigprocent van de studenten zoveel kritiek hebben, moet je daarserieus naar kijken. Het concept van de gammapropedeuse is daarnooit geaccepteerd en je kunt natuurlijk niet eindeloos aan eendood paard blijven trekken.

Er is tien jaar lang veel energie gestoken in deinrichting van de gammapropedeuse. Is dat allemaal voor nietsgeweest?

Absoluut niet. De gammapropedeuse heeft belangrijkevernieuwingen geïntroduceerd, zoals goede vormen vanstudiebegeleiding en het werken met docententeams. Die moetenblijven bestaan, en dat zullen we de opleidingsbesturen ook op hethart drukken. Uit het stuk van Jaap Bos in het vorige U-blad klinkteen beetje door dat er sprake is van een Gideon's bende vanenthousiaste docenten met onderwijskundige idealen die door ons omzeep worden geholpen. Dat is niet juist. Ook in de nieuwe opzetblijven er studenten komen die goed les moeten krijgen. Het enigeverschil is dat dat nu niet meer gebeurt onder verantwoordelijkheidvan één propedeusebestuur, maar van zevenopleidingsbesturen. En niet te vergeten, dat we straks verlost zijnvan die massale colleges voor meer dan vierhonderd studenten.

Als wij u zo horen, lijkt het alsof het besluit om degammapropedeuse af te schaffen, al is genomen.

Daar is geen sprake van. De faculteitsraad moet met de planneninstemmen en krijgt daar ook ruim de gelegenheid voor. Pas in juni1999 wordt de knoop doorgehakt. Ik sta overigens wel voor ditbeleid, laat daar geen misverstand over bestaan. Maar wij willenhet zoveel mogelijk in samenspraak met de raad gestalte geven.

Betekent dat dat de raad uw voorstel ook zou kunnenverwerpen?

Ik ben er absoluut van overtuigd dat het zover niet komt, omdatik verwacht dat wij de raad kunnen overtuigen van het feit dat hetecht om een essentiële verbetering van het onderwijs gaat.Wijhebben daar steekhoudende argumenten voor. Als de raad deveranderingen toch zou willen tegenhouden? Tja, daar bestaat eenprocedure voor. Dan is er sprake van een geschil, dat we geloof ik,bij het college van bestuur moeten aanmelden.

Dat betekent dus dat raadslid José van Dijkgelijk had en dat de raad in feite alleen nog als democratischefranje mag fungeren.

Ik vind dat een veel te negatieve benadering. Als de raad metgoede argumenten komt, dan zullen wij ons daar zeker door latenovertuigen. De raad kan bij voorbeeld duidelijke randvoorwaardenstellen om de huidige verworvenheden van de propedeuse te behouden.Ik meen het oprecht als ik zeg dat er nog niets definitief beslistis. Ik kan me alleen niet voorstellen dat we alles uiteindelijk bijhet oude zullen laten. Dat kan de raad zelf toch ook nietwillen?

Waarom heeft u niet vooraf met vertegenwoordigers vande gammapropedeuse gesproken?

Dat is misschien onhandig van ons geweest. We hebben wel voorafoverlegd met de voorzitters van de opleidingsbesturen, maar ik hebde emoties toch nog onderschat. We hebben in ieder geval van dezeaffaire geleerd dat we een procedure moeten bedenken om defaculteitsraad voortaan eerder op de hoogte te brengen vanverreikende plannen, nog voor ze de vorm van een beleidsstukhebben.

Bent u optimistisch over de goede afloop?

Zonder meer, want ik herhaal dat deze faculteit zeer veelkwaliteit herbergt. Wij willen de lat nu hoger gaan leggen, zodatdie kwaliteit er straks ook uitkomt. Misschien is dat nog eenbeetje de invloed van mijn Leidse tijd. Daar werd je doordrenkt vande gedachte: wij zijn de besten. Ik hoop die manier van denken hierook een beetje ingang te laten vinden.

Erik Hardeman en Alette van Doggenaar