Achtergrond

Concurrentie houdt organisatie scherp

De universitaire timmerman, de universitaireloodgieter en de universitaire schilder. Wie kent ze niet, demannen van de TeeDee zoals de technische dienst in de volksmondwordt genoemd. Maar de TD doet meer. Een gesprek daarover met JanLubbers, hoofd van de TD en ketelhuis-machinist Henk Bloem.

De totale waarde van alle gebouwen en installaties van de UUschat Lubbers op twee miljard gulden. Eén procent van datbedrag, nog altijd zo'n twintig miljoen, gaat jaarlijks naar hetonderhoud. Tot 1989 werd dit budget centraal beheert. De risico'svoor overschrijdingen waren voor rekening van de opdrachtgever. Indie tijd waren de dienstverleners binnen de universiteit vrij loggeinstellingen. Klantgericht of klantvriendelijk werken was er veelalniet bij. Lubbers: "Met als gevolg dat we wel eens bot overkwamenbij de gebruikers van de gebouwen."

Tien jaar later is het woord gebruikers overgegaan in klanten enwerkt de TD met onderhoudscontracten. Nog steeds is voor hetonderhoudsbedrag hetzelfde procentje beschikbaar. Maar detechnische dienst moet het nu verantwoorden. Het college vanbestuur, met 60 procent van de omzet de grootste opdrachtgever, kanbeslissen het onderhoud uit te besteden. "Dat hangt als een zwaardboven ons hoofd", erkent Lubbers. "Maar dat vind ik niet erg. Hethoudt ons scherp."

"Als de dienst de afgelopen jaren niet de omslag had weten temaken naar een klantgerichte organisatie met marktconforme prijzen,was de afdeling geheid failliet gegaan", denkt Lubbers.

De TD heeft vooral te maken met het servicecentrum Huisvesting.Begrotingen worden nooit zomaar goedgekeurd en er wordt soms hardonderhandeld. Lubbers: "Die jongens van Huisvesting willen dondersgoed weten waar we het geld voor willen gebruiken. Ze huren ookexterne bouwexperts in die steekproeven komen nemen. Doet de TD welwat ze beloofd? Doe ik echt niet moeilijk over. Het hoort gewoonbij het spel. Bovendien sta ik natuurlijk ook wel in voor dekwaliteit van ons werk."

"Om goed werk te kunnen leveren, moet je de samenwerkingzoeken", vindt Lubbers. Hij geeft het Educatorium als voorbeeld vaneen in veel opzichtenbijzonder gebouw. Huisvesting vraagt al in deplanfase van de bouw advies. Lubbers: "Daarna loopt onze sectorchefhet laatste half jaar van de bouw geregeld binnen. Zo heeft zo'neigenzinnig gebouw na de oplevering voor ons geen geheimenmeer."

Een ander grote bouwer op de Uithof is de Hogeschool vanUtrecht. Een gemakkelijke prooi voor veel universitairedienstverleners, dachten een aantal collega's van Lubbers. Maar datblijkt een misvatting. Lubbers: "Opdrachten worden met concurrentiebinnengehaald. Voor beide partijen moet het zakelijk voordeelopleveren."

De technische dienst heeft zeventig mensen in dienst. Gemiddeldveertig vakkrachten huurt de dienst in. Volgens Lubbers eenperfecte verhouding om pieken en dalen op te vangen. Een lastigpunt is de vergrijzing binnen het personeel. Veel mensen kwamen inde jaren zeventig en werken er nog steeds. De laatste paar jaarzijn acht jonge schoolverlaters binnengehaald via een eigenbedrijfsschooltje. Door extra studiemogelijkheden en intensievepraktijkbegeleiding te bieden probeert de TD er echte technischeduizendpoten van te maken. "Dat vinden die jongens vaak leuk aanhet werk op de universiteit. Bovendien zijn er volop mogelijkhedenom door te groeien nu er de komende tijd veel ouderen vertrekken",vertelt Lubbers.

Calorem et vim

Henk Bloem, is zo'n voorbeeld van een blijvertje en alsmachinist al 24 jaar in vaste dienst bij de TD. Samen met eencollega is hij verantwoordelijk voor het onderhoud van deenergiecentrales van de universiteit. Op het buitenterrein van defaculteit Diergeneeskunde staat een omgekeerde trechter in hetweiland. De schapen grazen er rustig omheen. Eenmaal binnen in hetketelhuis is het met de rust gedaan. De grote gasmotoren maken eenhels kabaal. Bloem zit in een geïsoleerd hokje tussen demeterkasten en de schakelpanelen. Toch moet je hard praten omelkaar te kunnen verstaan. Het ketelhuis staat er al 32 jaar envoorziet een deel van de universiteit van warm water.

Een onbekende taak van de sector Energie is de levering vanelektriciteit. "Behalve de ketels heeft de universiteit ook grotegasmotoren. Die wekken jaarlijks 41 miljoen kilowatt-uurelektrische energie op. Dat is meer dan de helft van hetstroomverbruik van de universiteit", vertelt Bloem trots. Waaromneemt de universiteit zijn hele stroombehoefte niet gewoon bij hetREMU af? "Zelf opwekken is stukken goedkoper" stelt Bloem.Zekertoen tien jaar geleden de universiteit eenwarmte-krachtkoppeling invoerde. In die tijd een unicum. "Motorenlaten draaien om elektriciteit op te wekken is stap één.Maar ook een hoog rendement halen is stap twee. Bij de verbrandingvan het gas ontstaat warmte. Die kun je bijvoorbeeld gebruiken omhet water van de CV te verwarmen. Geen probleem in de winter. Maarzomers raak je die warmte niet allemaal kwijt." De lucht inblazenis zonde en daarom zocht de TD naar een slimmere oplossing.

Warmteopslag in de bodem blijkt het ei van Columbus. Op 260meter diepte onder de parkeerplaats van het Bestuursgebouw zit eenwater-absorberende grondlaag (aquifer) die door ondoordringbarekleilagen is afgesloten. Een paar honderd meter verderop staat eenkoudwaterpomp. Die pompt `s zomers koud water naar boven en stuurtdie naar een warmtewisselaar. Daar komt de verbrandingswarmte samenmet het koude water. Vervolgens injecteer je dat hete water met eentemperatuur van 80 graden Celsius in de aquifer. Zomaar voor `niks'een warmwatervooraad van ongeveer 100.000 kubieke meter in debodem. In de winter draai je het systeem om. Tot op heden voldoetde warmteopslag grotendeels aan de verwachtingen", vertelt Bloem.Hij wijst naar een verschoten bordje met de tekst Calorem et vim.Warmte en kracht in het Latijn. Bloem: "Ook in een ketelhuis moetje beseffen dat je op de universiteit werkt."

RdB

'Het is allemaal wat losser geworden'



Allebei studeren en wonen in Utrecht, lid zijn van eenen dezelfde vereniging, dezelfde stamkroeg, dezelfde supermarkt...Of het juist heel anders doen: géénverenigingslidmaatschap, níet op kamers maar pendelen, bij deEUG in plaats van bij de anarchisten. De serie 'In de voetsporen'laat studenten aan het woord wier vader of moeder óók inUtrecht hebben gestudeerd, en die vertellen mee. Een vergelijkendwarenonderzoek naar toen en nu. In deze eerste aflevering: Dedichteressen.


Kunsthistorica Ellen Jellema-van Woelderen (58) enhaar dochter, psychologiestudente Gwendolyn Jellema (25), hebbenméér gemeen dan een studie aan de Utrechtse universiteit.Gwendolyn is lid van de UVSV en zit in het toneelbestuur. Ellen wasvroeger ook lid van de UVSV en zat in het toneelbestuur. Endaarnaast schrijven ze allebei gedichten die ze bundelden in hetboekje 'Godin met eigen handen', dat op 25 oktober gepresenteerdwerd in - hoe kon het ook anders - het UVSV-gebouw op de Drift19.

Gwendolyn: "Ik ben niet in Utrecht gaan studeren omdat mijnmoeder dat gedaan had. Dat was gewoon iets wat ik zelf gekozen had.Ik kies elke keer een eigen pad uit dat achteraf precies hetzelfdeblijkt te zijn als wat mijn moeder gedaan heeft. Ik lijk ook quakarakter op mijn moeder."

Ellen: "Haar dichtstijl lijkt erg op de mijne. Kort en bondig.Anders hadden we ze ook niet samen kunnen bundelen. Door hetleeftijdsverschil zijn ze wel anders van toon."

Gwendolyn: "Een vriend van mij zei dat in mijn gedichten meervragen zitten, onzekerheid, onrust over de toekomst. Mijn moedersgedichten stralen juist een soort rust uit."

Ellen: "We hebben andere levenservaringen. Ik ben ouder en heboverlijdensgevallen meegemaakt en ik kan over mijn reizenschrijven. Bij Gwen is het 'Waar sta ik, wat doe ik, hoe gaat hetmet relaties?' Bij mij is het meer 'Hier sta ik en ik leef'!"

De dag vóór het interview werd de bundel uitgereikt.Honderd hebben ze er al verkocht en Ellen verwacht dat het dekomende weken goed zal lopen, zeker met het oog op de tijd vanSinterklaas- en Kerstcadeaus. Inmiddels zijn ze ook op deStadsomroep-radio geweest. Met geïnterviewd worden hebben zegeen enkele moeite.

Gwen: "Je praat over iets wat je heel erg bekend is."

Ellen: "We hebben allebei spreekervaring. Ik ben docente en Gwenheeft veel gedaan binnen de vereniging."

Lid worden van USC of UVSV is zacht gezegd geen vreemdeafwijking in de familie Jellema. Niet alleen waren de broer en zusvan Gwendolyn respectievelijk in Delft en Leiden lid van deplaatselijke corpora, ook Gwendolyns vader was lid. En het gaatzelfs nog verder terug.

Ellen: "Mijn vader en mijn grootvader zaten ook bij hetUtrechtse Corps. De zus van mijn vader is een UtrechtseUVSV-ster."

"Tijdens mijn studie hier ben ik daar een beetje achter gekomen.Mijn grootvader is twee jaar geleden overleden en toen ik oudefoto's zag realiseerde ik me pas dat hij bij het Corps had gezeten.Het gaat wat mijn moeders kant betreft een eind terug in detijd."

Hoofdpijn

Ellen Jellema begon in 1959 haar studie Kunstgeschiedenis inUtrecht omdat Kunstgeschiedenis in Leiden minder goed stondaangeschreven en minder richtingen had. Door de zwangerschappen vanhaar drie kinderen en een verblijf in het buitenland voor het werkvan haar man, moest ze haar studie onderbreken.

"Toen ik terug kwam uit het buitenland dacht ik: 'Waarom heb ikvage hoofdpijn'? Omdat ik gewoon bezig wilde zijn op dit gebied.Toen kwam ik iemand tegen die ook kinderen had en toch aan hetafstuderen was en toen dacht ik: 'O, maar dat kan ik ook'. Ik waszwanger van Glen toen ik afstudeerde."

Gwendolyn: "Dan heb ik wel een heel wat rustiger studentenlevendenk ik. Geen kinderen. Niet verhuizen."

Ellen: "Ik denk dat haar studietijd vooral financieel anders is.Studenten van nu zijn net zo arm als vroeger, ze geven het geldalleen anders uit, namelijk: eerder. Maar het is net zo leuk denkik, misschien nog wat leuker. Wij waren zulke brave meisjes. Wijdronken een kopje thee 's middags. Als wij al naar een kroeg gingenwas dat in gezelschap van een man, maar nooit alleen. Dat was notdone. De wereld was kleiner."

Gwen: "Ik heb het idee dat de normen en waarden in demaatschappij gewoon veranderd zijn en dat het daarom voor onsgekker, wilder en later kan worden."

Ellen: "Sommige dingen had ik vroeger ook wel gehad willenhebben. Dat is het emancipatieverhaal. Als meisje mocht je gewooneen heleboel dingen niet doen vroeger. Je ging liever door de gronddan zelf een partner uitnodigen."

Gwen: "Dat heeft ook wel zijn donkere kant. In onze lustrumweekhad je in totaal zeven partners nodig. Verzin maar eens zevenpartners. Dan word ik toch liever gewoon uitgenodigd."

Mam: "Wat ik ook nog met mijn oudste dochter en Gwen hebmeegemaakt is dat ze een paar dagen van tevoren zeggen dat ze eengalafeest hebben en dat ze nog geen partner hebben en bij wijze vanspreken geen jurk. Dat wasbij ons ondenkbaar. Mijn moeder had daaral een half jaar van te voren over nagedacht en de huisnaaister dejurk laten naaien. Dat dat kan vind ik geweldig. Terwijl de prethetzelfde blijft natuurlijk. Je had ook een bepaald meisjeshuis endie meisjes hadden bijnamen die ik hier echt niet kan noemen. Zewerden er zwaar van verdacht dat ze van losse zeden waren. Voor dietijd dan. Nu denk ik: 'Waar ging dat helemaal over'?"

Gwen: "Het is allemaal wat losser geworden. Pas ben ik naar eengala geweest van de marine in Den Helder en daar wordt echt nogelke deur voor je opengedaan. Oude charme. Maar op een gala hierheeft iedereen het binnen een uur op een zuipen gezet en zitten jemooie schoenen onder de modder. Het heeft wel iets dat het losseris, maar je mist ook wat. Ik hoorde pas ook iemand zeggen: 'Jedumpt hem of je hebt een gezellige avond.' Zo gaat het."

Mam: "Bij ons was dumpen er absoluut niet bij. Samen uit, samenthuis. Dat is allemaal in één generatie ontzettendveranderd. Het was de tijd dat de pil nog niet bestond en datmaakte ook een hoop uit. Maar wat blijft, denk ik, is dat jestudententijd de meest onbelaste periode uit je leven is."

Gwen: "Je hebt wel te maken met de tempobeurs en je moet'ontiegelijk' veel combineren. Je leert echt time-management."

Gwendolyn is met dat time-management in haar zesde jaar aan haarscriptie toegekomen. Nog een maandje en dan is ze, behalvedichteres, ook afgestudeerd psycholoog.

Gwendolyn: "Het scheelt dat mijn moeder en ik in elkaars vakgeïnteresseerd zijn. Ik vind het ook prettig dat ze net als ikin Utrecht gestudeerd heeft. Ouders die niet gestudeerd hebbendenken misschien dat studeren alleen maar geld kost en vinden datje er niks naast moet doen."

Ellen: "Wij zeiden altijd: Dóen. Voor het toneelbestuurmoet je een extra mooie jurk hebben, dat kost geld. Maar ik weethoe belangrijk het is."

Suzanne Brink


Licht

Zwevend ga ik

aan je voorbij

ik klamp me vast

aan jouw schaduw

ik wil je vragen

wacht op mij

vanuit de verte

geeft de wind

jouw warmte mee

langs mijn wang

in mijn hart

jouw liefde

Gwendolyn Jellema


Ouders

dit park

en deze bomen

aan de grenzen

van het leven

de eenvoud van

het weten

dat het tij

zal keren

terwijl de zon

nog in dit

water schijnt

en bladgoud tovert

in herinnering

geef ik jullie

beide handen

een gezicht

Ellen Jellema

Uit: Godin met eigen handen, StichtingUitgeverij Barbinsk, Leiden 1998

Hecht de universiteit wel belang aan een vervoersbeleid?

Dankbaar werk is het niet, vindtvervoerscoördinator Ludy Gieling. Want ga er maar aan staan ommensen de auto uit te krijgen als het openbaar vervoer zo beroerdis. En wat te denken van de vele boze pasjeshouders die hetparkeerterrein niet op of af kunnen?

"Nee, ik heb niet altijd het idee van gut gut, wat is dit eenleuk werk!" De spontane verzuchting komt van Ludy Gieling,vervoerscoördinator voor De Uithof. Haar voornaamste taak:proberen de medewerkers van de universiteit en het AZU te bewegenhun auto thuis te laten en te kiezen voor bus, fiets of carpooling.Tegelijk mag ze proberen uit te leggen waarom de parkeerruimte zobeperkt is. Ondankbaar werk.

Want om minimaal twee redenen is Gielings taak een bijnaonmogelijke. Ten eerste omdat een hoogwaardige openbaar vervoer(HOV) verbinding, waarmee de automobilist een fatsoenlijkalternatief geboden wordt, nog altijd ontbreekt. Ten tweede omdatalle nieuwbouw in De Uithof juist weer extra woon-werkverkeeraantrekt. Voor elke werknemer die Gieling aan het carpoolen weet tekrijgen komen tien nieuwe automobilisten in de plaats. "Water naarde zee dragen", constateert Gieling dan ook moedeloos.

De problemen op het parkeerterrein in het centrumgebied dreigeninmiddels uit de hand te lopen. Die problemen krijgt Gieling ophaar dak in de vorm van boze pasjeshouders die hun auto niet meerkwijt kunnen, of boze pasjeshouders die niet meer weg kunnen omdatandermans vehikel het pad blokkeert. Terwijl Gieling er ook weinigaan kan doen. Ze heeft dan ook vaak het gevoel alleen te staan,waar wat meer back-up van haar werkgever welkom zou zijn. Ze wilhet niet hardop zeggen, maar ze twijfelt wel eens aan de matewaarin de universiteit belang hecht aan het vervoersbeleid op DeUithof.

Succesjes

Het huidige nationale vervoersbeleid stamt uit 1989 (TweedeStructuurschema Verkeer en Vervoer). De Uithof werd toen aangewezenals zogenaamde B-lokatie: een lokatie die veel woon-werkverkeertrekt, waar het autoverkeer beperkt dient te worden en dieontsloten dient te zijn door hoogwaardig openbaar vervoer. Voor DeUithof betekende dat concreet drie dingen: terugbrengen van deparkeermogelijkheden, aanleg van een HOV-verbinding met Utrechtén de invoering van vervoersmanagement.

Vervoersmanagement beoogt het terugdringen van het aantalautokilometers in het woon-werkverkeer door alternatieven aan tebieden voor de auto. De uitvoering ervan is in handen van eenvervoerscoördinator.

Op De Uithof wordt nu zo'n zeven jaar aan vervoersmanagementgedaan. In deze periode zijn wat kleine succesjes geboekt. Despitsbusverbindingen met omringende gemeenten bevallen het best. Defietsverbindingen met De Uithof zijn door de ENFB onlangs redelijkpositief beoordeeld, ondanks een aantal knelpunten op het gebiedvan comfort en veiligheid. Er zijn méér beveiligdestallingen en er is een fietsenmaker in De Uithof gekomen.

Bovendien werd een carpoolsysteem opgezet. Het aantal carpoolersgroeit echter maar langzaam. Momenteel zijn er 149 carpoolplaatsenvoor universiteit en AZU samen (in 1994 waren dat er 89). Deopenbaar vervoerverbinding met de stad blijft een probleem en deparkeerperikelen dreigen uit de hand te lopen. De 2.800 plaatsenvoor de universiteit en de Hogeschool van Utrecht samen en de 2.500voor het AZU lopen vol.

Ruut van Rossen, senior stafmedewerker van de universiteit enals complexbeheerder eerste man voor het vervoersbeleid, ontkent deproblemen niet: "Vooral het parkeren ligt gevoelig." Van Rossendenkt dat het universiteitsbestuur zich destijds te snel heeftgecommitteerd aan de status van B-lokatie: "Wij hebben toen gezegdoké, in het vooruitzicht van die HOV-verbinding leveren wijdie parkeerplaatsen in. Logischer was het geweest als we met hetinleveren gewacht hadden tot de HOV-lijn er was. Nu hebben we dieparkeerplaatsen volgebouwd, maar van een HOV-lijn is nog geenspoor."

Onuitvoerbaar

Het werk van de vervoerscoördinator wordt er zo nietmakkelijker op. Toch houdt Ludy Gieling het al vier jaar vol en datis aanmerkelijk langer dan haar voorgangers, die het allemaal nakorte tijd voor gezien hielden. Gieling houdt zich vooral praktischmet het vervoersbeleid bezig: "Van het verwerken vancarpool-aanvragen tot het geven van telefonische informatie." Ookzet zij projecten op die tot doel hebben het autosolisme terug tedringen en het fietsen en openbaar vervoergebruik te bevorderen,zoals fiets-privé-projecten of een carpoolmarkt.

Een prijsvraag voor ideeën om mensen uit de auto te krijgenleverde twee jaar geleden veel reacties op, maar het winnende idee- een soort vraag- en aanbodsysteem via internet - werd door eencommissie van deskundigen uiteindelijk als praktisch onuitvoerbaarterzijde gelegd.

Wat het effect van haar werk is weet Gieling in feite niet. Delaatste officiële meting dateert van 1994, maar die is weinigbetrouwbaar. Volgens die meting ging 35 procent van deuniversiteitsmedewerkers met de auto naar de Uithof, 37 procent methet openbaar vervoer, slechts 15 procent met de fiets, en 9 procentcarpoolde. Een meting in 1997 mislukte, een nieuwe enquête isdaarom in aantocht.

Skeeleren

De vraag is of er nog veel zieltjes te winnen zijn onder deverstokte automobilisten. Van Rossen en Gieling denken van wel. "Ikspreek regelmatig mensen die beweren dat ze best hun parkeerpasjezouden willen inleveren als daar iets in de arbeidsvoorwaardentegenover staat. Misschien moeten we toch eens in die richtingkijken", oppert Van Rossen.

Gieling denkt ook dat er nog veel te halen is als er maarvoldoende prikkels zijn: "Toen er sprake was van betaald parkerenvoor medewerkers regende het carpool-aanvragen. Toen dat na zesweken werd teruggedraaid naar een pasjesregeling werden de meesteaanvragen weer ingetrokken."

Eenzelfde soort prikkels om automobilisten in de bus te krijgenontbreken óók. Gieling: "Ik hoor bijna dagelijks datmensen best met de bus zouden willen komen als die niet zo vol zat;de mensen vinden die overvolle bussen werkelijk afschuwelijk."

De volle bussen frustreren het vervoersbeleid zelfs zó dathet er warempel op lijkt dat vervoersmanagement in De Uithof zichnog zal moeten gaan richten op methodes om mensen uít de buste krijgen in plaats van er ín! Van Rossen haalt een recentonderzoek van de gemeente aan, waaruit blijkt dat studenten integenstelling tot medewerkers bijna niet meer met de fiets naar DeUithof komen.

"Dat is toch iets waar we ons de komende tijd op moeten richten.Want we willen wel meer medewerkers in de bus hebben, maar dan moetje daar natuurlijk wel een beetje plezierig in kunnen zitten."

Gieling overweegt al om bij haar volgende project het skeelerenen het steppen als alternatief voor de bus naar voren te brengen.De volle bussen zijn volgens haar een onderschat probleem: "Het isook heel vervelend om alternatieven voor de auto te promoten,terwijl die bussen zo afgrijselijk vol zijn."

Zal de komst van de HOV-verbinding - voorzien in 1999 - daarverandering in brengen ? Gieling betwijfelt het: "Je hoort nu alzeggen dat ook na de komst van HOV de capaciteit te klein zal zijn.Je vraagt je dus af wat je aan extra comfort hebt als je toch moetstaan."

Van Rossen drukt zich wat diplomatieker uit: "Als HOV zijnpretenties waar kan maken zou dat mooi zijn. Devervoersmaatschappijen hebbenhele mooie plannen en roepen dat heteen uitnodiging moet zijn om in de bus plaats te nemen. Nou, ik benbenieuwd."

Kees Volkers

Hoe ziet een week in het eerste jaar eruit?



Op dinsdagochtend is er vanaf 8.30 uur een practicum van 2 uurgeroosterd, waarin de groep van Els samen met drie andere groepenstudenten in de snijzaal een aantal opdrachten uitvoeren. De restvan die dag is weer bestemd voor zelfstudie. In het blokboek vanEls staat een groot aantal opdrachten die ze in de loop van hetblok moet uitwerken om zich de stof eigen te maken.

De woensdag is helemaal volgeroosterd met onderwijs. Op woensdagvolgt Els de hele morgen een werkgroep klinisch lijnonderwijs,waarin dit keer de klacht 'kortademigheid' centraal staat. Ook dezewerkgroep volgt ze weer samen met haar vaste groep van 12studenten. 's Middags is er eerst een hoorcollege voor de helejaargroep. Daar wordt een patiënt gepresenteerd met eenprobleem dat het thema van het blok illustreert. Daarna heeft zeopnieuw een werkgroepbijeenkomst van 2 uur waarin ook weer eenopdracht voor zelfstudie wordt verstrekt.

Donderdagochtend is er weer gelegenheid voor zelfstudie. Elswerkt aan de opdracht van de tweede werkgroep: de voorbereiding vaneen referaat. De afsluitende werkgroep van deze week is geroosterdop donderdag in het begin van de middag. Els houdt voor haar 11medestudenten een referaat. Een groepje collega-studenten heeft tottaak om haar kritische vragen te stellen en één studentheeft de rol van voorzitter en moet ook de bijeenkomst met eensamenvatting van de conclusies afsluiten. Alle deelnemers krijgenvoor hun bijdrage een beoordeling van de docent. De laatste 2 uurop donderdag zijn weer bestemd voor zelfstudie, maar Els besluitlekker de stad in te gaan en 's avonds nog wat te studeren.

Op vrijdag heeft Els de hele ochtend medisch-technischonderwijs. Deze week leert ze onder andere harttonen luisteren. Devrijdagmiddag staat er zelfstudie op het programma. Els gaat weernaar het studielandschap en gebruikt de hele middag voortentamenvoorbereiding. Op die manierhoudt ze haar weekend lekkervrij om te zeilen!

'Je kunt studenten niet zomaar op mensen loslaten'



Utrecht wil in het nieuwe geneeskunde-curriculum eenzogeheten Skillslab invoeren, waarin studenten aan'basisvaardigheden' kunnen oefenen: hoe naai ik een wond, hoe bouwik een consult op, hoe leg ik een verbandje aan? En dat zonder dater een echte patiënt aan te pas komt. Maastricht heeft er aléén. Op reportage met een Utrechtse geneeskunde-studentin het diepe zuiden.

Een goede dokter moet naast medische kennis en eenwetenschappelijke houding ook bepaalde basisvaardigheden beheersen.Daarom leren medische studenten uit Maastricht in het 'Skillslab'vaardigheden zoals injecteren, vragen stellen aan een patiënt,een bacteriologisch preparaat maken en wonden hechten.

Op de bovenste twee verdiepingen van het halve maan-vormigegedeelte van het gebouw van de medische faculteit in Maastrichtbevindt zich het Skillslab. Aan het begin van de praktijk-afdelingstaan tafels waarop intekenboeken liggen. "Hier kunnen de studentenzelf intekenen welke vaardigheid ze willen volgen. Dan zorgen wijvoor de ruimte en de spullen", zegt Albert Scherpbier, nog néthoofd van het Skillslab. "De lessen zijn niet verplicht. We willende studenten verantwoordelijkheid aanleren om hun agenda bij tehouden."

Zijn opvolger Maarten Verwijnen vult aan: "Als een student zicheenmaal heeft ingeschreven is hij wel verplicht om te komen."

De studenten volgen zes weken lang een blok met een bepaaldthema. Eerstejaars beginnen met 'een inleiding in de studieGeneeskunde'. Naast hoorcolleges volgen alle 1200 Maastrichtsestudenten praktische vakken in het Skillslab, die op de theorieaansluiten. De vaardigheden zijn verdeeld in vier groepen:lichamelijk onderzoek, gespreksvoering, therapeutische vaardigheden(bijvoorbeeld reanimeren) en laboratorium-vaardigheden.

Bij het inleidingsblok horen praktische vakken zoals: omgaan metspuit en naald, verbandleer en het hemoglobine-gehalte van hetbloed bepalen Ook communicatieve vaardigheden als de structuur vanhet consult worden behandeld. Bij elk studiejaar horen nieuwevaardigheden die worden opgebouwd.

Ieder jaar moet elke geneeskunde-student uit Maastricht eenverplichte praktijktoets afleggen. Vierdejaars studenten kunnentijdens hun toetsen ook vaardigheden uit de voorgaande jarenverwachten. "Voor normale tentamens ben ik nooit zenuwachtig maarvoor de vaardigheidstoetsen raak ik altijd gestresst", zegt FransBakers, vierdejaars geneeskunde uitMaastricht. "Je wordt enorm opje vingers gekeken en je wordt individueel beoordeeld", erkennenScherpbier en Verwijnen gezamenlijk.

Afstemmen

Het is niet de eerste keer dat dit duo een rondleiding verzorgt.Er is veel belangstelling voor het Skillslab: gemiddeld klopt elkeweek wel één groepje belangstellenden aan. "Dit is eenalgemene kamer", zegt Scherpbier. De kamer oogt sober: in hetmidden staat een tafel met stoelen, verderop staan tweeonderzoekstafels met het bekende witte papier erop en in de hoekstaat een aantal anatomische modellen. "Als je moet leren hoe jeeen knie kan draaien en bewegen, kan een docent dat laten zien aande hand van dit model. Acht studenten gaan bij zo'n knie-onderzoekin groepjes van twee naar de onderzoeksbanken en leren op elkaarhoe ze patiënten moeten onderzoeken. De docent controleert endoet voor", vervolgt Scherpbier.

Leander van den Ham, vierdejaars uit Utrecht, kijkt toe bij deles 'Blaascatheterisatie'. "Dit vak heb ik niet gehad in Utrecht",zegt Leander. "De groep is klein, de docent geeft helder les en eris genoeg en goed materiaal." Leander is positief gestemd over dezepraktijklessen: "Ik vind het mooi om te zien dat je geconcentreerdin een aantal kamertjes allerlei handelingen kan leren. Bij ons opde faculteit zie je nu soms mensen lopen met oefenmateriaal, zoalspoppen, van het secretariaat naar een vergaderkamertje en weerterug."

Tijdens colleges wordt de theorie behandeld. "Dat soort besefheb je wel nodig in de praktijk, anders leren we de studenten hieralleen maar een paar apenkunstjes die ze snel weer vergeten", aldusScherpbier. Verwijnen vult hem aan: "Deze lessen moeten goedaansluiten op de colleges. Je moet de praktijk op de theorieafstemmen."

Toch heeft Leander van den Ham ook kritiek op het MaastrichtseSkillslab: "De vaardigheidslessen lijken soms uit hun verbandgerukt. De studenten krijgen hier een situatie voorgeschoteld, zeleren een specifiek onderzoek. Maar je moet ook wetenwannéér of waaróm je iets doet."

Verwijnen: "Bij een aantal trainingen gaat het alleen om detechnische handeling, bij sommige hangt er meer omheen. Soms is hetbeter om te zien hoe iets gebeurt voordat je het waarom weet."

Scherpbier: "Het Skillslab is gericht op de diagnostiek. Dat wilzeggen: met je eigen ogen en handen plus enkele simpelehulpmiddelen vaststellen wat een patiënt heeft. Dat vereistoefening."

Basaal

Voor gynaecologisch onderzoek zijn er twee kamers beschikbaar.Vierdejaars studenten krijgen hier onderwijs vanvrijwilligers diespeciaal opgeleid zijn om zich te laten onderzoeken en daarfeedback op te geven. "Een patiënt die een inwendiggynaecologisch onderzoek ondergaat zal nooit tegen een jonge dokterzeggen wat er beter kan", zegt Scherpbier. De studenten oefeneneerst allerlei handelingen op poppen, daar zijn verschillenderuimtes voor ingericht.

Er is in het Skillslab zelfs een nagebootstehuisartsen-praktijk. De cursisten voeren hier simulatiegesprekkenen onderzoeken elkaar. Daar wordt een videoband van gemaakt dieuitgebreid wordt nabesproken. "Die nabespreking is belangrijk, daarleer je het meest van", meent Scherpbier. "In feite moet je lerenom een handeling op jouw manier te doen."

De praktijklessen worden gegeven door docenten die daarbuitennog werken in de gezondheidszorg. "De studenten kunnen elkpraktijkvak éénmaal volgen, dat zijn 25 trainingen perjaar', vertelt Scherpbier. Daarnaast kunnen de studenten onbeperktoefenen in de docent-onafhankelijke kamertjes.

Leander: "Qua uitgebreidheid van vaardigheden is het eenverbetering op het bestaande curriculum in Utrecht. Wij hebben ookveel practica, maar die zijn verspreid over de vakgroepen. Als jedeze vaardigheden uit het Skillslab leert, word je goed voorbereidop je co-schappen. Maar ik denk dat je veel van deze dingen ook inde praktijk van de co-schappen kunt leren. Het Skillslab-werkblijft toch heel basaal: je kunt niet alles nabootsen."

Frans, de Maastrichtse collega van Leander: "Ik kan me nietvoorstellen dat ik in een ziekenhuis terecht zou komen zonder datik weet hoe ik een buik moet onderzoeken. Je kunt studenten nietzomaar op mensen loslaten."

Leander wil ondanks zijn kritische kanttekeningen graag eenSkillslab in Utrecht. "Ik vind het jammer dat ik het Skillslab nietmeer ga meemaken", denkt hij. "Vergeet niet dat hier al jaren overwordt gepraat. Zoiets kost handen vol geld."

Het Skillslab in Maastricht kost alleen aan personeelskosten alzo'n tien procent van de totale onderwijsbegroting. "In Utrechtzijn alle practica verspreid en verdekt opgesteld, dus kan je nietzien hoeveel geld er in omgaat", meent Scherpbier. "Wij hebben hetSkillslab opgezet één jaar nadat de faculteit Geneeskundeis gestart. Het lab is dus meegegroeid. In Utrecht beginnen zevanuit een oude situatie."

"Ik zou wel een curriculum zoals jullie dat nu in Utrechtbeginnen, willen hebben", zegt Scherpbier. "De studenten gaan altijdens het derde studiejaar co-schappen lopen. Co-schappen,afgewisseld met vaardigheidslessen... dat is een uniekesituatie."

Ook Leander is tevreden over de veranderingen. "Utrecht krijgteen uniek curriculum: het praktische gedeelte is uit Maastrichtovergenomen, het casus-onderwijs uit Amsterdam en de nadruk opcommunicatieve vaardigheden uit Groningen." De Utrechtse studentlacht en zegt: "Betergoed gejat, dan slecht verzonnen."

Joke van der Glas

Slordig gesorteerde schelpen? Dat duidt op megaribbels

Met zijn kniehoge groene laarzen staat geoloog Jelmer Cleveringaop het oudste bewaarde stukje kust van Nederland in Ypenburg tenoosten van Den Haag. Het doek van de witte partytent klappert doorde koude westenwind, die om de paar uur een regenbui meevoert vanafde Noordzee. In de tent kijkt Cleveringa naar archeologen die ophun knieën en diep voorover gebogen skeletten schoonmaken.Voorzichtig scheppen ze met een theelepeltje zand tussen de ribbenweg. Met een kwastje worden vervolgens de laatste zandkorrels vande bruine botten geveegd.

De vondst van het oudste en grootste grafveld in West-Nederlandis voor Cleveringa slechts een voetnoot in zijn eigenpromotie-onderzoek. "Het is een milieu-indicator." Niet meer enniet minder. Vijfenhalf duizend jaar geleden was de bodem terhoogte van het vliegveld Ypenburg klaarblijkelijk droog genoeg omte wonen. De duinen in het kweldergebied waren zo hoog dat de oudeinwoners van Zuid-Holland tijdens vloed de voeten droog kondenhouden.

"Het was een soort Waddengebied. Een groot deel van het jaar konje hier fijn wonen tot er weer een storm kwam", zegt Cleveringalachend. Hij kwam op de Vinex-locatie terecht op uitnodiging van destadsarcheoloog van Rijswijk. Hij voert het onderzoek uit insamenwerking met het Nederlands Instituut voor ToegepasteGeowetenschappen TNO.

Voor zijn promotie-onderzoek doen de duinbewoners er niet zotoe. De Nederlandse kust die in duizenden jaren tijd gebied wint enverliest op de zee, is zijn terrein. Hij wil meer weten over destormen en de invloed van de getijden op de kustlijn. "Ik onderzoekde terugschrijdende en uitbouwende kust. Ik wil weten hoe de kustzich gedraagt." De oude kust bij Ypenburg is bijzonder. Vlakbij DenHaag heeft de kust eerder dan waar ook in Nederland weer gebiedteruggewonnen op de zee. In andere delen van Nederland is de kustverder teruggeschreden en heeft de zee het oudere materiaalopgeruimd.

Gewapend met deze kennis over het gebied kan hij de archeologeneen handje helpen. De oude Ypenburgers zijn begraven in de duinenen de geoloog onderzocht voor de archeologen hoe wijd verbreid deduinen 3.500 jaar voor Christus waren. "Ik kan ze vertellen hoe heter hier vroeger heeft uitgezien en ik kan ze in grote lijnen hetgeologischeverhaal van dit gebied uitleggen."

Winkelcentrum

De archeologen met wie Cleveringa de keet deelt, hebben haast.Het archeologisch bodemarchief moet snel geraadpleegd worden voorde bouwvakkers een winkelcentrum uit de grond stampen. Grotestukken van de bodem worden door graafmachines ruw doorploegd. Hetgebrom van deze machines maakt de archeologen zenuwachtig.

Cleveringa heeft niet de luxe van een tent voor zijnveldonderzoek. In stevige laarzen en met een knalgele regenjasglibbert hij door de vette klei. Cleveringa werkt net als eenarcheoloog; hij speurt de bodem af naar sporen uit het verleden.Maar waar de archeologen met een theelepeltje en een kwastje werkenzou hij het liefst, de door archeologen gevreesde, graafmachinestot zijn beschikking hebben. De geoloog volgt de graafmachines, dieeen twaalf meter breed en honderden meters lang afwateringskanaalgraven, op de voet.

Een kans om over zo'n lengte sedimenten te bestuderen krijgt hijmaar zelden. Daarom banjert hij vol enthousiasme in wind en regendoor modder en plassen. Meestal moet hij het met boringen doen, dieeen diepe maar tegelijkertijd smalle doorsnede van de bodem geven."Ik werk liever in het veld, dan kun je het geheel overzien."

Met bezoekende collega's daalt Cleveringa al glijdend af in hetdrie meter diepe, net gegraven afwateringskanaal. Een paar dagenheeft hij de tijd om de blootgelegde bodem te bestuderen. Na eenweek staat het ruim twaalf meter brede kanaal namelijk blank. Nustaan ze al tot hun enkels in het water. Alle vier zijn gewapendmet een schop. "Wat een verschrikkelijk spul", roept Cleveringaterwijl hij met zijn schop langs de wand schraapt om eendwarsdoorsnede van afzettingen aan een Amerikaanse geoloog te latenzien. De klei is dik, zwaar en erg glad. "Als de klei erg dik is,weet je dat er weinig stroming is geweest", zegt eencollega-geoloog die het gezwoeg van Cleveringa vanaf de kantbekijkt. Zandafzettingen duiden op water met veel energie, zo legthij uit. Zand is zwaar en alleen een krachtige stroom kan zandmeenemen en afvoeren. Klei bezinkt wanneer het water langzaamstroomt of stilstaat.

Het kaarsrechte kanaal blijkt een oude slingerende getijdegeulte hebben blootgelegd. Aan het begin van het kanaal is de oudebinnenbocht te vinden met veel klei en tientallen meters verdervolgt de buitenbocht. Aan de afwisseling van klei, zand en turf kanCleveringa reconstrueren hoe de geul heeft gelopen en hoe krachtigde stroming was. De afzettingen zijn de sporen van golven, getijdenen stormen.

Storm

Om de paar meter stoppen de geologen om een stukje van de wandaan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen. Cleveringa snijdt metzijn schop een plakje van de wand. De plakkerig klei heeftplaatsgemaakt voor zand met vijfduizend jaar oude schelpen. Deschop die over de schelpen glijdt, maakt een ruw schrapendgeluid.

"Dit is het gevolg van een storm. Je vindt hier slordiggesorteerde schelpen in de bodem, die moeten daar door een stormzijn neergelegd", zegt Cleveringa beslist. De gelijkmatige enlangdurige getijdenwerking sorteert schelpen naar gewicht en vorm;sommige schelpen worden verder meegevoerd dan andere. De kracht vaneen storm moet volgens Cleveringa verantwoordelijk zijn geweestvoor de rommelige mengeling van schelpen.

Zijn collega's zijn het er niet mee eens en houden het opmegaribbels. Dat zijn de wasbordachtige ribbels die je op hetstrand vindt, maar dan een paar keer groter. Even twisten degeologen, maar nadat ze wat dieper in de wand hebben gegraven laatCleveringa zich overtuigen. "Het zijn toch megaribbels."

De Amerikaanse geoloog Skip Davis uit Florida is al weer verdergelopen en maakt driftig foto's; zo'n kans om over een lengte vanhonderden meters oude sedimenten te fotograferen krijgt hij zelden.Wanneer weer een bijzondere afzetting is gevonden, vergeten Davisen zijn collega's alles wat er om hen heen gebeurt. Hoe komt datveen ingeklemd tussen zand en klei daar nou terecht? Cleveringamoet al deze puzzelstukjes in een samenhangende theorie zien tevatten. Doordat hij nu zo'n oud stuk kust tot zijn beschikkingheeft, kan hij de invloed van de zee op de kust over een langereperiode bestuderen. Om er achter te komen hou oud de opeenvolgendelagen zijn, laat hij een kleine dertig monsters op ouderdomonderzoeken in een laboratorium.

Cleveringa beperkt zich niet tot Ypenburg. In Haarlem enWassenaar doet hij ook bodemonderzoek. Het gaat hem integenstelling tot de archeologen niet alleen om het ontrafelen vanhet verleden. Het gedrag van de kustlijn in het verleden geeftindicaties voor ontwikkelingen in de toekomst. Onderzoekers van hetRijksinstituut voor Kust en Zee, een onderdeel van Rijkswaterstaat,hebben ook al met Cleveringa in de klei rondgewandeld. "Ditonderzoek heeft een hoger doel. Als je weet hoe de kust zichgedraagt, kun je daar op lange termijn het beleid op afstellen. Jekunt dan denken aan de gevolgen van een vliegveld in zee of hetonderhoud van de kust."

Michiel Slütter

Jelmer Cleveringa: 'Dit onderzoek heeft een hoger doel. Als jeweet hoe de kust zich gedraagt kun je daar beleid opafstellen.'

Rectificatie

De opleiding Geneeskunde nieuwe stijl nader belicht



Gedurende de eerste 5 jaar bestaat de opleiding voor eenbelangrijk deel uit 'blokonderwijs'. In het blokonderwijs verwervenstudenten kennis en inzicht waarover ze in de beroepspraktijk alsarts moeten beschikken. Het blokonderwijs is thematisch opgezet. Zois er bij voorbeeld een thema 'circulatie'. De verschillendevakgebieden die van belang zijn voor een thema leveren allemaal eenbijdrage aan het blok. Bij circulatie zijn dat onder meer deAnatomie en de Celbiologie maar ook de Cardiologie en de Chirurgie.Al vanaf het eerste jaar krijgen de studenten dus te maken mettheoretische basisstof, ook wel pre-kliniek genoemd ("hoe zit hethartvaatstelsel in elkaar?"), in combinatie met de praktijk van debehandeling van de zieke mens, ook wel kliniek genoemd ("wat zijnde belangrijkste afwijkingen van hartvaatstelsel en hoe herken jedie?"). Naarmate de studie vordert krijgen de klinische aspectensteeds meer nadruk.

De blokken beslaan 4 of 6 weken. Het blokonderwijs bestaat voorzo'n 10 uur per week uit hoorcolleges, werkgroepen en practica. Hetgrootste deel van de tijd besteden de studenten aan zelfstudie. Zewerken individueel of in kleine groepjes aan het uitwerken vanopdrachten. Zij zoeken informatie in de bibliotheek of met behulpvan de computer voor het maken van werkstukken of het voorbereidenvan referaten. De werkgroepen worden vooral gebruikt om tediscussiëren, opdrachten toe te lichten en om met elkaar deresultaten van vorige opdrachten te bespreken. In de practica wordttheorie toegepast en geoefend, bijvoorbeeld in hetstatistiek-onderwijs, of wordt stof verder uitgediept zoals bijvoorbeeld in het snijpracticum. Hoorcolleges zijn onder meerbedoeld voor illustratie, bij voorbeeld doorpatiëntendemonstraties.


Het praktisch lijnonderwijs

Parallel aan het blokonderwijs volgen de studenten gedurendejaar 1 t/m 5 praktisch lijnonderwijs. De term lijnonderwijs geeftaan dat dit onderwijs doorloopt langs de verschillende blokken. Hetpraktisch lijnonderwijs bestaat uit drie onderdelen: hetmedisch-technisch onderwijs, het communicatie-/attitude-onderwijs(beide gedurende jaar 1 t/m 5) en het patiënten-volgprogramma(gedurende jaar 1en 2).

In het medisch-technisch onderwijs leren de studentenvaardigheden als bloeddruk meten, harttonen luisteren, endergelijke. Meestal gaat het om vaardigheden die aansluiten bij hetblokonderwijs dat op dat moment wordt gegeven. Zo ontstaat eenverbinding tussen theorie en praktijk. Voor dit onderwijs wordt eenspeciale oefenruimte ingericht.

Het communicatie- en attitude-onderwijs maakt ook deel uit vanhet praktisch lijnonderwijs. Studenten leren hier bij voorbeeldgesprekstechnieken en leren te reflecteren op hun eigen houding.Dit onderwijs is bedoeld om de toekomstige arts in staat te stellengoed en helder te communiceren met de patiënt, maar ook metandere artsen, verplegend personeel en anderen. Bij dit onderwijswordt natuurlijk veel geoefend, zowel met medestudenten als metsimulatiepatiënten.

In het patiënten-volg-programma gaan studenten driedagdelen per jaar in kleine groepjes op bezoek bij eenpatiënt. De bedoeling is dat op deze manier die patiëntover een periode van 2 jaar 'gevolgd' wordt. De ervaringen tijdensdie bezoeken worden nabesproken in groepsbijeenkomsten.


Het klinisch lijnonderwijs

In het klinisch lijnonderwijs wordt de student in de eerste 2jaar van de opleiding getraind in de wijze waarop artsen redeneren.Er wordt gewerkt met 'papieren' patiënten die met een bepaaldeklacht bij de dokter komen. De studenten bespreken de manier waaropde klacht of het probleem benaderd zou moeten worden. Dat gebeurt,in aanwezigheid van een docent, onder leiding van één vande studenten van de groep, die zich speciaal op die rol heeftmoeten voorbereiden.


De co-schappen

Vanaf het derde jaar gaan de studenten co-schappen lopen. Zijblijven echter ook blokonderwijs volgen dat inhoudelijk gekoppeldis aan de co-schappen. Ook in deze fase van de studie is er dus eensterke relatie tussen praktijk en theorie. Tijdens de co-schappenwordt ook gelegenheid geboden voor het ophalen van theoretischekennis en voor reflectie op het eigen functioneren. Ook kunnen destudenten, als ze daar behoefte aan hebben, bepaalde technischevaardigheden nog eens oefenen inde oefenruimte. In het 6e jaarvolgen de studenten een eindco-schap van 3 tot 6 maanden op eenafdeling naar keuze, waar ze in hoge mate zelfstandig werken.


Theoretisch lijnonderwijs

Parallel aan de co-schappen wordt theoretisch lijnonderwijsgevolgd. Gedurende één dagdeel per week komen destudenten in werkgroepen bijeen en diepen zij de theoretischeachtergrond van gevallen uit de praktijk uit. Het is de bedoelingdat daarbij vooral wordt ingegaan op de huidige stand van dewetenschap op een bepaald terrein of op recente doorbraken inwetenschappelijke inzichten.


Wetenschappelijke stages

De opleiding nieuwe stijl kent twee wetenschappelijke stages. Inhet derde jaar is er een 'opstapstage' waarin elementaire zaken alsonderzoeksmethodologie, toepassing van statistiek en het opstellenvan een verslag of artikel worden geleerd. Een deel van deopstapstage bestaat uit groepsonderwijs. Het laatste jaar loopt destudent een lange wetenschappelijke stage. Het onderzoek dat destudent in deze periode doet, moet uitmonden in een referaat in hetEngels en een wetenschappelijk verslag. De wetenschappelijke stagekan inhoudelijk gecombineerd worden met het eindco-schap; op diemanier kan de student in totaal 36 weken aaneengesloten inéén vakgebied werkzaam zijn.


Keuze-onderwijs

Ruim 20 procent van de opleiding nieuw stijl bestaat uitkeuze-onderwijs. Er zijn 2 keuzeblokken, 2 keuzeco-schappen, 2wetenschappelijke stages en een eindco-schap die de student binnenbepaalde voorwaarden naar keuze kan invullen. Binnen dekeuze-onderdelen is er ook de mogelijkheid voor studie ofco-schappen in het buitenland.

In het land van kings en toys



Tags, pieces, throw-ups. Voor Ilona Duijs en JolandaErmers is het inmiddels geen geheimtaal meer. In het kader van hunafstudeeronderzoek namen de twee studentes Algemene SocialeWetenschappen een duik in de wereld die graffiti heet. En dat bleefniet onopgemerkt.

"Een vriendin belde me laatst op. Ze had even behoefte aan watstar-fucken, zei ze". Jolanda Ermers schatert. Samen met IlonaDuijs is ze de afgelopen weken werkelijk overspoeld doormedia-aandacht. Nadat de Volkskrant de primeur was gegund, melddetout journalistiek Nederland zich bij de twee studentes. Vrijwelelk verzoek voor een interview of reportage werd ingewilligd, in destiekeme hoop een uitgever te vinden voor de scriptie `Terwijl uSlaapt'.

En dan te bedenken dat ze aanvankelijk grote bedenkingen haddentoen afstudeerbegeleiders prof.dr. Frank Bovenkerk en dr. Joop tenDam kwamen aanzetten met de opdracht van de gemeente Utrecht, depolitie en het bureau HALT -een bureau dat zich bezighoudt metalternatieve straffen voor jongeren. Een profiel schetsen van degraffiti-spuiter? Jongetjes van 14 jaar die dodelijk verveeld inhet donker met een busje verf in de weer zijn vormen nu nietbepaald de meest interessante onderzoeksgroep. Pas toen tweealternatieven afvielen gingen ze aan de slag met hun`stadsetnografische studie naar het schrijven van graffiti'.

Dubbelleven

Via de registers van de politie kwamen Duijs en Ermers inaanraking met een aantal Utrechtse schrijvers. Die eerstegesprekken verliepen vooral door onwetendheid van Duijs en Ermersnogal stroefjes. "We hadden het in het begin bijvoorbeeld steedsover spuiters, terwijl die jongens zichzelf schrijvers noemen",herinnert Duijs zich. Maar het respect werd snel verdiend. "Naenige tijd wisten we precies wie met wie in een crew zat en welkecrews ruzie met elkaar hadden. En als je dan ook nog op de hoogtebent van de laatste vette actie die in het tijdschrift 'Bomber'heeft gestaan, zit je helemaal goed", meent Ermers.

Spoedig deed in de scene het gerucht de ronde dat `die meisjesvan de universiteit' bezig waren met een onderzoek naar graffiti.Vooral de grote jongens, de kings, waren aanvankelijk op hun hoede.Helemaal toen de twee studentes hen vertelden wie hunopdrachtgevers waren. "Maar tegelijkertijd stonden ze te popelen omhun verhaal vertellen", verteltDuijs. "Door het illegale karaktervan het schrijven van graffiti leiden ze toch een soortdubbelleven."

In tegenstelling tot wat ze voor aanvang van het onderzoekhadden verwacht bleek de graffiti-schrijver niet te karakteriserenaan de hand van theoretische ideeën over jeugdcriminaliteit."Schrijvers zijn geen vandaaltjes", zegt Ilona Duijs. "Het bekendestereotype van de kansarme puber is niet van toepassing op dejongeren die zich met graffiti bezig houden. De meeste jongens diewe hebben gesproken zijn al wat ouder, zo tussen de 16 en 21. Zekomen uit normale gezinnen en volgen een MBO- of HBO-opleiding.Bovendien hebben ze bijna allemaal de Nederlandse nationaliteit. Deenige overeenkomst is dat het ook bij schrijvers in alle gevallengaat om mannen."

De beide onderzoeksters menen ook dat elk gemeentelijk beleiddat graffiti op dezelfde manier wil bestrijden als vandalismegedoemd is te mislukken. "Het vergroten van de pakkans en hetmoeilijker bereikbaar maken van de plekken waar vaak geschrevenwordt versterkt juist de motivatie", aldus Ermers. "Hoe enger, hoeleuker. Dat is de kick." Alleen het snel en consequent verwijderenvan aangebrachte graffiti zou volgens de twee ontmoedigend kunnenwerken. Wanneer men echter bedenkt dat in Utrecht bijna 10.000 m2is volgespoten dan lijkt dat een mission impossible.

Het bestrijden van graffiti was niet het uitgangspunt van hunonderzoek, benadrukken Duijs en Ermers. Zij wilden weten wie deschrijvers waren en wat hen bezielde. Uit de gesprekken die zevoerden concludeerden de twee onderzoeksters dat een subculturelebenadering wel eens veel interessanter en vruchtbaarder zou kunnenzijn dan een criminologische. Achter de graffiti op de muren in destad bleek zich immers een hele belevingswereld schuil te houden.Schrijvers gebruiken hetzelfde jargon. Ze hebben eenzelfdekledingstijl en houden van dezelfde hip-hop-muziek (vooral de WuTang Clan is geliefd). Bovendien komen de financiëledraagkracht en het consumptiepatroon van de jongens overeen.Tenslotte is er ook sprake van een gedeeld normen enwaarden-patroon.

Banaan

Duijs en Ermers omschrijven graffiti nu als een uit de handgelopen hobby, een passie. Het is de schrijvers immers niet slechtste doen om `de kick' van de illegaliteit. Voor velen is het 'a wayof life'. Duijs: "Ze zijn de hele dag bezig met het schetsen vanpieces, het surfen langs Internet-sites, het bekijken vanvideo-banden en het lezen van tijdschriften. Een of meerdere kerenper week gaan ze op pad. Als voorbereiding daarop wordt 's avondsgepost om te kijken waar de politie uithangt."

De twee studentes hebben gedurende hun onderzoek diversepogingen ondernomen in de huid van een graffiti-schrijver tekruipen. Als volbloed toys, zoals beginnelingen in de scene bekendstaan, brachten ze in een kelder onder begeleiding van enkelecrew-leden hun eigen tag-naam aan op een muur. En dan blijkt hetverrassend moeilijk om niet te druipen en binnen de lijntjes tespuiten. Hoogtepunt was echter een nachtelijke expeditie met eenschrijver naar de yard, het emplacement van de spoorwegen inUtrecht. "Toen hebben we wel ervaren wat iemand beweegt om in hetdonker op pad te gaan met het risico gesnapt te worden", bliktErmers terug. Nog steeds dankt ze God op haar blote knieën datde jongen met wie ze op pad waren afzag van zijn spontane ingeving`een banaan te doen' en de gele NS-trein met rust liet.

Van de bekende scriptie-blokkades waar veel studenten mee temaken krijgen hebben Duijs en Ermers in ieder geval niets gemerkt.Ze hebben zich laten meeslepen door de wereld die zich voor hunogen opende. Ermers: "Het was voor mij een openbaring dat ik zodicht bij een cultuurtje kon komen te staan waar ik in principehelemaal niets mee heb."

En nog steeds komen de twee niet helemaal los van het onderwerpvan hun onderzoek. In hun scriptie pleitten Duijs en Ermers ervooreen legale spuitmuur, een Wall of Fame, te reserveren voorgraffiti-artiesten. "Skaters en basketballers hebben allemaal huneigen voorzieningen. Dus waarom graffiti-schrijvers niet?", vraagtIlona Duijs zich af. Die muur lijkt er nu werkelijk te komen. Hetgemeentebestuur is van plan 5000 gulden uit te trekken voor eenprojectvoorstel dat Duijs namens het bureau HALT heeft opgesteld.Misschien al per 1 maart zal de muur onder het viaduct met de A12aan de Europalaan zijn ingericht als Wall of Fame.

Xander Bronkhorst


Graffiti-woordenboek

Black book: Visitekaartje van de schrijver, schriftmet harde (vaak zwarte) kaft met daarin foto's en afbeeldingen vanzijn piece's, tags en throw-ups

Bomben: Spuiten tot de bus leeg is, maar ook synoniemvoor `op pad gaan' of `touren'

Crew: Groepje schrijvers dat regelmatig actief is endie zichzelf eencrewnaam hebben toegeëigend. Voorbeelden:Maniakken Stoppen Nooit (MSN) en de Waffen NS (WNS)

Crossen/Strepen: Het schrijven van de eigen crew- oftagnaam dwars door het werk van een ander

King: Schrijvers die al geruime tijd de scenedomineren

Out-lines: Omlijning van de letters van eenmuurschildering

Piece: Grote complexe muurschildering

Spopo: (Een agent van de) spoorwegpolitie. Desuper-spopo heet Jos Frissen. Frissen wordt uitgedaagd met tekstenals `Pak me dan als je kan' en `Groeten aan Jos'

Tag: Handtekening van een schrijver, subculturelenaam. Bekende Utrechtse voorbeelden: EROR en SHAVE

Throw-up: Grote tweedimensionale weergave vantag-naam

Toys: Onervaren en minder bekwame schrijvers

Wall of Fame: Bepaalde lokatie waar een groot aantal(gerespecteerde) schrijvers actief is geweest

Writers' corner: Plaats waar schrijvers samenkomen omgraffiti te schrijven, te bespreken en te bekritiseren

Yard: Rangeerterrein

'Vreemd om geld te krijgen van degene waar je kritiek op hebt'

'Vreemd om geld te krijgen van degene waar je kritiek ophebt'

Doodmoe zitten vier studenten van de University of Zimbabwe rondhet tafeltje van een Utrechts café. Ze hebben er drukke wekenopzitten. Samen met drie Utrechtse en drie Zweedse studenten hebbenzij als UNITWIN student network een bezoek gebracht aan elkaarsuniversiteit.

Voor de vier studenten uit Harare was de drieweekse trip heteerste

kijkje over de grens van Zimbabwe, met de daarbijbehorendecultuurshocks. "Ik was erg onder de indruk van het transportsysteemhier", zegt Loveness, studente economie. "En de huizen op het waterin Amsterdam!", voegt ze er aan toe. Patrick, student rechten zegthoofdschuddend dat hij nu werkelijk in elk vervoermiddel heeftgezeten. Hij veert omhoog: "Het Ajax-stadion vond ik fantastisch!"Samson, student techniek, kon niet geloven dat Amsterdam echt onderzeeniveau ligt. Tijdens de hele discussie is Albert, de vierdestudent opvallend stil. Hij wrijft in zijn ogen achter zijn bril:hij is op.

De drie Utrechtse studenten zien er nu uitgerust en fris uit.Maar zij zijn tijdens hun bezoek aan Harare afgelopen augustus ookniet gespaard gebleven voor cultuurshocks. Het bezoek aan deuniversiteit was wat kaal, want deze was sinds destudentendemonstraties gesloten. Toch mochten ze, na veel gedoe eenkijkje nemen. "Het was volkomen absurd. Je kon erg goed merken datde situatie nogal gepolitiseerd was. In de gang lagen kapottekopieerapparaten en een stukgesmeten fax, telefoondraden warendoorgeknipt en de kantoortjes van de Student Executive Counsil(SEC), het enige studentenorgaan, waren opengebroken", verteltArco, student internationale betrekkingen. "Moet je je voorstellendat de FBU-security zou inbreken bij de U-raad!" roept Sanne,student sociale geografie verontwaardigd. Maaike, studente rechten,kon haar ogen niet droog houden bij de aanblik van de velestraatkinderen die haar om geld smeekten. Arco was vooral geschoktdoor wat hij meemaakt op hun eerste logeeradres. "Nadat we eentocht door Harare hadden gemaakt en geconfronteerd waren met allearmoede daar, kwamen we aan bij een vent die handelde intelefoonkaarten. Hij was zo ontzettend rijk! Hij had een zwembad,televisie, honderd cd's, enhij serveerde ons champagne. Dietegenstelling, daar kon ik echt niet bij." Sanne, is het niet methem eens. "In eerste instantie had ik dat ook, maar het slaatnergens op, want in Nederland zijn er ook grote verschillen tussenarm en rijk."

"Hij vroeg me ook als eerste wat mijn vader deed en welkeprogramma's ik keek op tv", vertelt Arco verder. "Toen ik zei datik geen tv had, keek hij me aan alsof ik gek was. Voor hem zijn datstatussymbolen."

"Dat materialisme gaat zover dat de tv altijd keihard aanstaatop CNN, zodat geen enkel gesprek mogelijk is", lacht Sanne.

"We hebben veel van elkaar geleerd", vertelt Maaike, terwijl zeeen slokje spa neemt. "Vooral hier in Utrecht. Ze hebben heel veelkritische vragen gesteld aan verschillende studentenorganisaties.Je merkt dan ook dat wij bevoorrecht zijn, gewoon omdat we allesmogen zeggen en opschrijven wat we vinden. Wij weten waar debeslissingen worden genomen. Ons systeem is veel doorzichtiger. Zovroeg Patrick aan een meisje van de LSVb of zij geen nadeligeconsequenties ondervond van haar positie bij de LSVb. Of ze minderstudiepunten kreeg, of minder geld. Dat meisje begreep helemaalniet waar hij het over had! Want hier in Nederland word je doorzo'n positie juist alleen maar meer gewaardeerd."

"Wat me opvalt is dat hier ontzettend veel studentenorganisatieszijn die elkaar overlappen", zegt Loveness. Ze blaast haar wangenop: "Je weet op die manier niet meer wie wat doet." Patrick kniktinstemmend. Loveness vraagt zich af of het misschien beter zou zijnals Utrecht een overkoepelende studentenorganisatie zou hebben."Het is ook vreemd dat sommige organisaties geld krijgen van degenewaar ze juist kritiek op hebben." Samson vond de UtrechtseOER-organisatie erg interessant, omdat kritiek op het onderwijs inHarare nauwelijks gehoor vindt. Hij hoopt dat onderwijsevaluatie inHarare kan bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs.

"Hier in Utrecht is alles zo open. Er is alleen erg weiniginteresse van

de studenten", zegt Samson verbaasd. Loveness is ook verwonderddat er

zoveel gefinancierd wordt. Altijd komt wel ergens geld vandaan.De

Zimbabwanen vonden het buitengewoon vreemd dat er geenverkiezingen meer zijn voor studenten in de diverse raden. Is datdan democratisch? Ze hebben het voorstel om iedere student te latenbetalen voor het Utrecht Overleg Orgaan -dat is in de plaatsgekomen voor de verkiezingen-, zodat studenten bewuster zoudenworden van het bestaan van een dergelijk orgaan.

Maandag 25 oktober is de universiteit van Harare weer opengegaan na een maandenlange sluiting. Patrick neemt het woord: "Erwas al jaren onvrede onder de studenten. De universiteit is bezigde catering en de

accommodatieservice te privatiseren. De studenten wordenhierabsoluut niet over geraadpleegd, terwijl het wel consequentiesheeft. Economisch gaat het niet al te goed met als gevolg dat deprijzen

al jaren aan het stijgen zijn. Onze beurzen blijven echterhetzelfde. Wat

gebeurt er na de privatisering? We wonen bijna allemaal op decampus. Eten, drinken en wonen zullen nu waarschijnlijk veelduurder worden."

Patrick vertelt dat demonstreren de enige manier is waarop destudent

zijn onvrede kan uiten. Dat is uiteindelijk ook gebeurd. Er isdrie keer

gedemonstreerd. De politie greep hard in en er raakte eenstudent gewond. Sindsdien is de universiteit gesloten geweest. Destudenten denken, dat er veel voorkomen had kunnen worden, als ermeer sprake was geweest van studentenparticipatie en beterecommunicatie. Op het hoogste niveau binnen de universiteit is ernamelijk maar één student die alle studentenvertegenwoordigd.

Samson gaat verder: "Wat we nu moeten doen als we terug komen isvertellen wat we hier allemaal gezien hebben, wat we kunnen doen omte voorkomen dat studenten gaan demonstreren. Maar eerst",zegt hij,terwijl hij vermoeid opkijkt, "moeten we gaan leren voor detentamens."

Phaedra Werkhoven