Achtergrond

Gele kaart Miliekunde ingetrokken




De Utrechtse Milieukunde is op de goede weg. Dat heeftde Inspectie voor het Hoger Onderwijs de universiteit vorige weeklaten weten. In mei van dit jaar kreeg de tweejarige Utrechtsebovenbouwopleiding naar aanleiding van de onderwijsvisitatie in1996 van minister Ritzen een gele kaart. Nu Utrecht een nieuwdriejarig programma heeft opgezet met meer samenhang tussen dediverse onderdelen en met veel aandacht voor vaardigheden heeft deInspectie alle vertrouwen in een voorspoedigetoekomst.

Reis naar de bodem van de zee in twee uur

Geochemicus dr. Gert de Lange is zojuist vertrokkenvoor een expeditie naar de bodem van de Middellandse Zee. In eenbol van twee meter doorsnee daalt hij af om sneeuwachtigegashydraten van de bodem te scheppen.

'De Titanic gaat voor', kreeg marien geochemicus Gert de Langedeze zomer te horen. De knalgele Franse duikboot Nautile wasverhuurd aan documentairemakers die het gezonken cruiseschip wildenfilmen. En dat terwijl De Lange ermee naar de moddervulkanen op debodem van de Middellandse Zee wilde afdalen.

De Lange en zijn Franse en Nederlandse collega-wetenschappersmoesten genoegen nemen met de maanden november en december. Eenongunstige tijd. In de herfst en winter is de Middellandse Zee vaakerg onrustig. Als het te hard waait, kan de duikboot niet te waterworden gelaten en gaat een kostbare onderzoeksdag verloren.

De Lange, die deze week vertrekt, is de laatste dagen voorvertrek druk bezig om alles te regelen en voor te bereiden. "Jemoet je spullen perfect voor elkaar hebben. Je kunt midden op zeeniet even naar de winkel. We hebben voor tonnen, geld en gewicht,aan apparatuur bij ons."

Op zijn bureau liggen stapels uitgeprinte e-mailtjes te wachtenom gelezen te worden en telkens komen er nieuwe binnen. De kastenmet ordners reiken in De Lange' s kamer tot aan het plafond. Eenklein hoekje van het bureau- zijn werkplek- is omringd door eenmuur van papieren, tijdschriften en boeken. In de vensterbank staanenkele flesjes met demonstratiemonsters van vorige expedities.

Twee dagen duiken en monsters nemen, is genoeg om De Lange tienjaar aan het werk te houden. Hij hoopt geld te krijgen van deNederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) omjonge geochemici de monsters te laten bestuderen en analyseren.

Schoorstenen

De Lange is ook veel tijd kwijt met het verzamelen van geld voorzijn expedities naar de zeebodem. "Een gewone geoloog heeft genoegaan een hamer en wat plastic zakjes. Hij kan op de trein stappen enzijn spullen bij wijze van spreken in een rugzak meenemen. Het isrelatief eenvoudig een stuk gesteente mee te nemen voor naderonderzoek. Desnoodskan hij een jaar later op dezelfde plek eenextra monster halen."

De Lange heeft daarentegen een onderzoeksschip en een duikbootnodig. "Nederland heeft geen onderzoeksschip meer", verzucht hij."Het schip dat we hadden is begin jaren negentig verkocht aan eenSyrische koopman." De Lange is daarom aangewezen op samenwerkingmet buitenlandse collega's, die wel de luxe van een eigen schiphebben.

Nu heeft hij, dankzij NWO en Franse fondsen, eindelijk de kansen het geld om in een driepersoons duikbootje af te dalen naar eenrelatief onbekend en onontgonnen onderzoeksterrein; de twee totdrie kilometer diepe bodem van de Middellandse Zee. Demoddervulkanen die hij wil onderzoeken, beschrijft hij als groteschoorstenen die gestaag of in één keer heel veel aardgasuitspuwen. Het gas komt van honderden meters diep en kanontsnappen, doordat ergens in de aardkorst een breuk is ontstaan.Een groot deel van het gas borrelt niet in een keer naar hetzeeoppervlak, maar verbindt zich op de bodem met water. Dezeverbinding, die op sneeuw lijkt, wordt een gashydraat genoemd.

Om de gashydraten is het De Lange te doen. Die wil hij van debodem scheppen. Twee uur duurt het voor de langzaam dalende Nautilede moddervulkanen bereikt. De Lange zit dan in een bol met eendiameter van ruim twee meter. Hij deelt de ruimte met de piloot eneen technicus. Vier uur heeft hij de tijd om op de bodem demoddervulkanen te bekijken en te bemonsteren, daarna moet hij weerterug. Een monster nemen kost al gauw een half uur, zo hebben deFransen hem gewaarschuwd. De Lange, die de moddervulkanen nog nooitmet eigen ogen heeft gezien, zal dus van tevoren goed moeten wetenwat hij in de schaarse uren in de duikboot gaat doen.

Aan de Nautile zitten grote schijnwerpers, omdat het zonlichtniet door kan dringen tot de zeebodem. In de diepe duisternisgebruiken bacteriën het aardgas als energiebron. De biologenvan de Rijksuniversiteit Groningen, die ook deelnemen aan deexpeditie, zijn vooral geïnteresseerd in de DNA-structuur vande unieke bacteriekolonies en de relatie met de rest van devoedselketen met de schelpdieren aan top. De Lange wil alsgeochemicus weten wat de vormingsgeschiedenis en de oorsprong vanhet aardgas is.

"Het gas kan van biologische of van thermische oorsprong zijn.Als het aardgas biologisch is, wordt het gevormd doorbacteriën die van plantaardige afzettingen leven." Deplantenresten rotten waardoor gas vrijkomt. De bacteriën komenalleen 'ondiep' voor; de eerste paar honderd meter van dezeebodem.

In nog diepere lagen, bij sterk verhoogde temperaturen, kunnenbacteriën niet meer leven. Als het aardgas van die groterediepte komt, heeft het een thermische oorsprong. Het ontstaat dandoor hoge druk en hogetemperaturen van waarschijnlijk meer danhonderd graden Celsius. Het organische materiaal wordt dan'gekraakt'. "Dat is hetzelfde procédé als gebruikt wordtin raffinaderijen, waar producten uit aardolie worden gemaakt."

Om erachter te komen of het aardgas van thermische ofbiologische oorsprong is, moeten de gashydraten in goede staatboven water komen. Gashydraten kunnen alleen stabiel blijven bijeen bepaalde druk en een bepaalde temperatuur. Wanneer De Lange metde Nautile terug gaat naar het zeeoppervlak neemt de druk af enstijgt de temperatuur. Het gevolg: de gashydraten blijven nietstabiel en vallen uiteen in gas en water.

De Lange hoopt over speciale potten te kunnen beschikken. Indeze potten, die aan de Nautile worden gekoppeld, blijven degashydraten onder dezelfde druk als op de bodem. Deze potten moetennog worden getest en het is niet zeker of ze op tijd beschikbaarzijn. Zonder potten moet hij de gashydraten zo snel mogelijk naarboven brengen, waar een grote vrieskist klaar staat. Bij -80 gradenCelsius blijven gashydraten namelijk redelijk in takt.US

Milieu

Gashydraten zijn pas sinds een jaar of vijf echt in debelangstelling gekomen. "Uit metingen blijkt dat de hoeveelheidgashydraten groter is dan de totale bekende voorraad fossielebrandstoffen. En je zou kunnen proberen om gashydraten te winnen",vertelt De Lange. "Dat kost echter veel geld en energie. Japan, datvoor grondstoffen volledig afhankelijk is van invoer, steekt insamenwerking met de VS miljoenen dollars in onderzoek. Ze willenachterhalen hoeveel gashydraten er zijn en op welke wijze dezewinbaar zouden zijn."

'Ook de grootste nerd moet iets weten van duurzame ontwikkeling'




Het onderwijs kan nog véélgroener

'Ook de grootste nerd moet iets weten van duurzameontwikkeling'

De milieu-aspecten van het oud-Romeinse recht. Ofduurzame ontwikkeling in de Keltische literatuur. De UniversiteitUtrecht heeft het Copernicus-handvest ondertekend, en dat betekentdat elke studie een groen sausje moet krijgen. Maar hoewel er opmilieugebied best het één en ander gebeurt in Utrecht,komt die algehele onderwijsvergroening nauwelijks van degrond.

'Een vergeten ideologie?' Dat was de ondertitel vanéén van de Tuinkamerlezingen die Studium Generale en deUtrechtse Studenten Federatie (USF) begin dit jaar organiseerden."Destijds besteedde rector-magnificus Van Ginkel veel aandacht aanduurzame ontwikkeling in het onderwijs", zegt Ineke den Heijer vanUSF. "Of het ermee te maken heeft weet ik niet, maar sinds hij wegis hoor ik veel mensen zeggen dat het milieu vergeten wordt." VoorIneke's eigen studie, Planologie, geldt dat niet. "Zeker in deeerste twee jaar heb ik veel vakken gehad over duurzameontwikkeling: bevolkingsvraagstukken, voedsel, armoede. Ik vindmijn eigen studie eigenlijk best groen."

Ineke is één van de weinigen die dat kan zeggen. Overhet algemeen komt er van greening the curricula - zoals het mottoflitsend luidt - weinig terecht. "Het valt me nogal tegen",oordeelt Oscar van Vliet, student Schei- en Milieukunde en tevensvoorzitter van het Universitair Milieu Platform (UMP). "Er zijnniet zo heel veel studies die aandacht besteden aan duurzameontwikkeling. Het is een algemeen probleem bij veel faculteiten: devakgebonden stof wordt steeds meer, want iedere wetenschap schrijdtverder. Al die kennis moet in het curriculum worden gepropt. Alsdaar dan ook nog eens het milieu bij moet, kun je je voorstellenhoe docenten die hun eigen vakgebied het belangrijkst vinden,zullen reageren. Vooral bij de bèta-faculteiten is iedereenerg in zijn eigen straatje bezig."

Handvest

Greening the curricula is één van de drie doelen diede Universiteit Utrecht zichzelf heeft gesteld op het gebied vangroen onderwijs. Het begon met het Copernicus-handvest, dat de UU(inde persoon van Van Ginkel) destijds als één van deeersten tekende. Dit handvest, dat onderschreven is door meer dan250 Europese universiteiten, telt tien actiepunten voor duurzameontwikkeling. Om het niet bij mooie woorden te laten, heeft de UUde Copernicus-ideeën verwerkt in haar ontwikkelingsplan.Volgens dit plan moet de Utrechtse duurzaamheid op drie niveausvorm krijgen. In de eerste plaats wordt Milieukunde eenvolwaardige, interdisciplinaire, driejarige bovenbouwstudie. Tentweede worden bij andere studies voor de liefhebbers 'groenestudiepaden' ingevoerd. De derde stap, greening the curricula,houdt in dat iedere student aan iedere opleiding iets meekrijgt vanduurzame ontwikkeling.

De volwaardige opleiding Milieukunde is bijna een feit, en ookaan de groene studiepaden (zoals Milieubiologie, Milieurecht,Veterinaire Milieukunde) wordt hard gewerkt. Maar hetstandaard-curriculum van de doorsnee-student wordt nauwelijksgroener, constateert UMP-voorzitter Oscar van Vliet tot zijn spijt."Natuurlijk hoeft niet iedereen bezig te zijn met het oplossen vanmilieuproblemen; daar zijn milieukundigen voor. Je hoeft ook nietin een boomhut te gaan leven. Maar het is wel belangrijk dat elkeacademicus iets weet van de uitdagingen waar onze maatschappij voorstaat. Ik wil geen predikant zijn, maar studenten moeten eenkritische lange termijnvisie ontwikkelen. Dat is trouwens bijnahetzelfde als 'academische vorming'."

Hoe groen moeten de curricula dan zijn? "Tien procent moetkunnen", antwoordt Oscar stellig. "Zestien van de 168 studiepunten.Ook de grootste technische nerd moet iets weten van duurzameontwikkeling. De universiteit is er tenslotte niet om couchpotatoes op te leiden."

De werkelijkheid is echter weerbarstiger, enkele goedevoorbeelden ten spijt (zie kaders). Faculteiten en vakgroepen zijntot op grote hoogte autonoom bij het invullen van de curricula. Inde praktijk krijgen de studies veel kleuren, behalve groen. Oscarsuggereert de Amsterdamse methode, waarbij een soort lobbyistnamens het college van bestuur bij de docenten langs gaat om samente bespreken welke groene mogelijkheden er zijn. En als dat nietwerkt ("want er zijn altijd vakidioten die blijven dwarsliggen"),weet Oscar nog wel een laatste redmiddel: "Als het vanuit hetcentrale niveau gewoon wordt doorgedrukt, dan zal men het slikken.Dat zie je met alles. Het kan een jaar of wat duren, maar dan komtdie onderwijsvergroening er echt wel."

"Een bijzonder onzinnige suggestie", reageert Erwin Vermeulen.Als directeur Onderwijs van het Universitair Strategisch Programmais Vermeulen belast met een deel van de uitvoering van hetontwikkelingsplan. "Stel je voor: we betalen wetenschappers omkritisch te zijn, en dan gaan we zoiets doordrukken? Dat kan tochniet!" Tegelijkertijd erkent Vermeulen dat hij nog geen 'handzamestrategie' heeft gevondenom het onderwijs over de hele linie tevergroenen. "Veel studenten zitten er misschien helemaal niet op tewachten om elke keer met duurzame ontwikkeling geconfronteerd teworden. Bovendien is onze invloed beperkt. We kunnen alleen werkenaan vergroting van het draagvlak."

"Persoonlijk vind ik groene studiepaden overigens belangrijkerdan greening the curricula", vervolgt Vermeulen. "Neem bijvoorbeeldScheikunde. Er bestaat nog steeds geen studierichting Milieuchemie.Het zou mooi zijn als het ons lukt om die variant te starten -aangenomen dat daar ook studenten voor zijn. Want studenten stemmenmet hun voeten."

Toch blijft, naast de groene studiepaden, ook het streven naargreening the curricula bestaan. Vermeulen: "Ja, we hebben hetbeloofd met die beroemde handtekening (onder hetCopernicus-handvest - red.). We worden dan ook regelmatig geplaagddoor groeperingen die vinden dat de UU niet genoeg doet. Natuurlijkkun je altijd méér doen, maar ik word er wel een beetjemoe van." Vermeulen doet een greep uit de dingen die deuniversiteit allemaal wél gerealiseerd of ondersteund heeft:de oprichting van het Copernicus-instituut (een nationaal centrumvoor milieukundig onderzoek), het klimaatcentrum van professorCrutzen, een uitgebreide ("maar bijzonder slecht bezochte")lezingencyclus van Studium Generale over duurzame ontwikkeling ende nieuwe opzet van de studie Milieukunde. Bovendien heeft hetEducatorium onlangs een prijs gewonnen wegens ecologischbeheer.

"En greening the curricula komt ook nog wel op de agenda",besluit Vermeulen optimistisch. "We hebben nog geen goede strategiekunnen vinden, maar ik ben absoluut niet bang dat het niet zallukken."

Christiaan Bonebakker

Een schip als thuishonk

"De Oude Buis is voor mij een tweede huis", zegt Merel de Jong(20), studente communicatie en management. "Je hoeft nooit wat afte spreken, er zijn altijd mensen op het schip die je kent. Hier ishet altijd gezellig.""Het is een soort clubhuis, maar dan op hetwater", zegt Joyce Noteboom (22). De eerstejaars studentepedagogiek is sinds het begin van dit studiejaar lid van destudentenzeilvereniging en is vaak te vinden in de kombuis van hetschip. Ze zit in de barcommissie en de eerstejaarscommissie endaarnaast borrelt ze hier geregeld.

"Alle studenten zijn hier welkom, als ze maar iets metwatersport hebben", zegt Michiel van Wijhe, bedrijfsleider van deOude Buis en student diergeneeskunde. "We zijn een toegankelijkevereniging en misschien heeft het schip daar wel aan meegewerkt,het is herkenbaar."

De vereniging kwam elf jaar geleden in het bezit van de OudeBuis. Histos had toen geen eigen ruimte en was dringend op zoeknaar een stek waar ze haar boten kon onderhouden. "Een schip alsthuishonk is natuurlijk wel uniek voor een zeilvereniging", zegtVan Wijhe. Dus trok Histos de stoute schoenen aan en kocht hetschip van Tomes, de Utrechtse tandartsenvereniging. Tomes moest hetschip in die dagen kwijt want de toenmalige minister van onderwijsDeetman verplaatste de tandartsenopleiding naar Groningen.

Tomes had het schip in 1973 aangekocht. Het werd omgebouwd totsociëteit en Oude Buis gedoopt. In de eerste vijftig jaar vanzijn bestaan had het schip, dat in 1923 werd gebouwd op de werf inPapenburg (Duitsland), dienst als binnenvaartschip. Het heette toennog Dixmunde en vervoerde zand en grind. "Het schip heeft vooral inhet noorden van Nederland en Duitsland gevaren", zegt VanWijhe.

Dat is te zien aan de maten. Boten werden gebouwd op lengte vansluizen, en de lengte van dit schip komt overeen met de lengte vande sluizen in dat gebied.

De Oude Buis is nu ruim achtendertig meter lang. In 1951, eentijd van economische groei, werd het schip nog met tien meterverlengd om meergoederen te kunnen vervoeren.

Toen Histos het schip elf jaar geleden in haar bezit kreeg, werdhet aanvankelijk alleen gebruikt om de Histos-vloot in teonderhouden. "Dan ging de dekplaat open en werd er weer een lasernaar binnen getakeld", zegt Van Wijhe. Maar al snel ontdekten deleden dat het schip ook kon worden gebruikt als feestruimte.

Nu, zoveel jaren later, zijn maandag- en donderdagavond vasteborrelavonden en wordt er regelmatig gefeest op het schip. "Hetvoordeel is dat we weinig overlast veroorzaken, want we liggenhelemaal vrij. We hoeven ons ook niet te houden aansluitingstijden", zegt Van Wijhe.

Maar de Oude Buis wordt niet alleen gebruikt voor degezelligheid. Verschillende commissies vergaderen er wekelijks enregelmatig worden er cursussen georganiseerd over EHBO, navigerenof het weer, allemaal verzorgd door professionele mensen.

Voor het feest van aankomende zaterdag heeft Histos eenmedewerker van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam gevraagd om eenlezing te geven over de binnenvaart in de periode 1923-1928. Histosheeft bovendien oud-leden uitgenodigd, ook van Tomes. "Die mensenzullen nog wel leuke verhalen kunnen vertellen over de Oude Buis",zegt van Wijhe. "Ik weet bijvoorbeeld dat iemand van Tomes driejaar op het schip heeft gewoond."

In de toekomst moet Histos waarschijnlijk naar een andereligplaats gaan uitkijken. De gemeente heeft bedacht dat de HOV-lijnlangs de Vondellaan moet komen en het schip zou daarbij in de wegliggen.

Van Wijhe: "De eerstkomende jaren zal de Oude Buis nog aan deVondellaan kunnen blijven, maar daarna moeten we waarschijnlijkecht weg. We hebben daarover contact met de gemeente, die moet danmaar een andere plek voor ons regelen."

Jeannine Westenberg

D4P

Milieukunde



De generalisten volgen onderwijs binnen de'studierichting' Milieukunde, die is ondergebracht bij de faculteitRuimtelijke Wetenschappen. Konden studenten vroeger pas 'instromen'in deze studierichting na twee jaar een ander vak te hebbengevolgd, vanaf komende september kan dat al na het eerste jaar. Naeen propedeuse Biologie, Rechten of Aardwetenschappen bijvoorbeeld,kun je dus met Milieukunde beginnen, en wel met een natuur- ófeen maatschappijwetenschappelijke variant. Die studie kenmerkt zichdoor interdisciplinariteit: vanuit diverse vakgebieden wordt ernaar het milieu gekeken. Als het zinnig is, zélfs vanuit eenmix van natuur- en maatschappij vakken.

In dit katern leggen twee van de vier hoogleraren diede studierichting Milieukunde rijk is uit waaruit die 'profilering'nu eigenlijk bestaat, en wat ermee beoogd wordt. Studenten en eenafgestudeerde vertellen over hoe ze Milieukunde in Utrecht ervaren.Een door de Europese Unie gefinancierd onderzoeksproject naar deverdroging in het stroomgebied van het riviertje De Dommel wordtover het voetlicht gebracht. En tenslotte: de activiteiten omtrent'greening the curriculum'; het streven om voor belangstellenden invrijwel elke studierichting in ieder geval een kleine portie'duurzame ontwikkeling' in te brengen.


Colofon

Deze special is een gezamenlijke uitgave van hetUtrechts Universiteitsblad en de studierichting Milieukunde van defaculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Het verschijnt als bijlage bijhet U-blad van 12 november 1998 en als afzonderlijke uitgave in eenoplage van 2000 exemplaren, te verspreiden door destudierichting.

Coördinatie: Armand Heijnen, Ton Rijken

Redactie: Christiaan Bonebakker, Joke van der Glas,Armand Heijnen, Frans van Mieghem

Fotografie: Maarten Hartman, Stijn Rademaker

Illustratie: Albo Helm

Eindredactie: Armand Heijnen

Gijs Ronnes: de Romario én Bergkamp van het volleybal

Gijs Ronnes beleefde zijn finest-hour vorig jaar zomer. Dederdejaars student rechten mocht toen als tweede spelverdeler methet Nederlands team mee naar de finale van de World League inMoskou. Een jaar eerder had hij nog thuis in Nistelrode staanjuichen toen Oranje in een zinderende finale Olympisch goudbehaalde met "misschien wel het beste volleybal ooit vertoond". InMoskou vond Ronnes zichzelf opeens terug aan de ontbijttafel met dekampioenen van Atlanta. "Dat was een hele vreemde gewaarwording. Ikkende die jongens eigenlijk ook alleen maar van de televisie."

Tot het toernooi in de Russische hoofdstad leek het met devolleyballer Ronnes alleen maar crescendo te kunnen gaan. Zijnbeide broers verrichtten noeste arbeid om op eerste-divisie-niveaute blijven steken, maar Gijs was het zondagskind dat alles kwamaanwaaien. In volleybalkringen staat Ronnes niet voor niets bekendom zijn flegmatische instelling. "Ze vergelijken mewel eens metRomario." Hij glimlacht fijntjes: "Ik ben vaak een beetje moe,hè."

Aan de voorspoed kwam echter plotseling een einde toen Ronnes inde tweede wedstrijd van het vorige seizoen zijn enkelbandenscheurde. Een moeizaam herstel van zes maanden volgde. Pas in deplay-offs van de eredivisie was hij weer in staat om te spelen voorzijn Rotterdamse club Nesselande. Uiteindelijk had de talentrijkespelverdeler nog een aanzienlijke bijdrage in het behalen van delandstitel, maar zijn plaats in de nationale selectie was hij toenal kwijt.

Hoewel Ronnes vorig jaar de keuze had veel geld te gaanverdienen bij de Belgische topper Maaseik, bleef hij in Nederland.In Rotterdam wordt ook niet slecht voor de beloftevolle spelergezorgd. Hij woont samen met vier ploeggenoten in een boerderij aande rand van de Maasstad, heeft 'een auto van de zaak' en zijnbasisbeurs wordt maximaal aangevuld. Bovendien wil hij eerst zijnstudie in Utrecht afmaken. "In zo'n volleyballoopbaan kannatuurlijk van alles misgaan. Daar moet je op bedacht blijven.Gelukkig heb ik een studie waarbij je zelf je tijd kunt indelen.Het moet lukken in vijf jaar klaar te zijn."

Het `echte' studentenleven gaat echter helemaal langs detopvolleyballer heen. De dagelijkse trainingen van vier tot zevenin de zaal en de verplichte krachtrainingen in de tot `gym'verbouwde stal achter de boerderij eisen daar hun tol. Ronnes lijktwerkelijk gebukt te gaan onder het gemis. "Ik heb verschillendemalen overwogen naar Utrecht te verhuizen. Doordat ik steeds maarop en neer reis en veel colleges noodgedwongen laat schieten ken ikmaar heel weinig mensen in Utrecht. En ik ben ook niet zo'n joviaalen spontaan figuur dat met iedereen gemakkelijk een praatjeaanknoopt. Dat is nu eenmaal niet de aard van het beestje."

Na het afronden van zijn studie wil Ronnes toch graag zijn heilin het buitenland zoeken om zijn talent te gelde te maken en eenplaats in het Nederlands team af te dwingen. Er is alleen een kleinprobleempje. Sinds een angstaanjagende reis met zijn clubteam ineen oude Toepolev van Moskou naar ergens ver weg in Siberiëkampt de rechtenstudent met vliegangst. "Het is nog niet zo erg alsmet Dennis Bergkamp", zegt hij enigszins timide. "Ik stap nog welin, maar het lijkt wel of het me steeds meer moeite kost."

Xander Bronkhorst

Gijs Ronnes: 'een auto van de zaak'

HET NIEUWE CURRICULUM VAN GENEESKUNDE




Colofon

Deze special is een gezamenlijke uitgave van hetUtrechts Universiteitsblad en de faculteit Geneeskunde. Hetverschijnt als bijlage bij het U-blad van 5 november 1998 en alsafzonderlijke uitgave in een oplage van 2000 exemplaren, teverspreiden door de faculteit Geneeskunde.

Coördinatie: Erik Hardeman, Armand Heijnen, HannekeMulder

Redactie: Joke van der Glas, Erik Hardeman, HannekeMulder, Annemieke Lenssinck

'Het is in het ziekenhuis makkelijker leren dan uit boeken'



'Het is in het ziekenhuis makkelijker leren dan uitboeken'

In het buitenland is het niks nieuws, maar inNederland heeft Utrecht de primeur: medische studenten beginnenstraks al in het derde jaar met co-assistentschappen, kortwegco-schappen. Jonge hulpdokters met nog maar weinig kennis vanzaken, is dat een goed plan?

Een kersverse moeder, een paar dagen geleden bevallen in hetAZU, trekt een vertwijfeld gezicht. Bij de bevalling ("niksgecompliceerds hoor, ik vond het gewoon een veilig idee om in hetziekenhuis te bevallen") was een co-assistent aanwezig. "Ik had zesuur weeën liggen wegpuffen, toen plots een jonge arts deverloskamer kwam binnen wandelen. De verloskundige legde uit wiehet was en vroeg of de co-assistent ook even mocht voelen. Ikdacht: ach, die moet het ook leren, toe maar. Zeven centimeterontsluiting, riep de co-assistent enthousiast. Dat schiet lekkerop, dacht ik." Verontwaardigd: "Maar toen de verloskundige voor dezekerheid nog even navoelde, bleek het pas vier centimeter te zijn.Wat een domper was dat. Ik kon die co-assistent wel de kamer uitkijken. Waarmee ik maar wil zeggen: aan mijn lijf geen jong,onervaren broekie. Dokters moeten wel van wanten weten. Wat heb iker anders aan?"

Zien docenten de nieuwe opzet zitten? Een rondje langs de veldenleert dat de meningen verdeeld zijn. Bij de vakgroep Neurologieweten ze het zo net nog niet. Hoogleraar dr J. van Gijn wél:hij is slecht te spreken over de plannen. Derdejaars laat je nogniet dokteren, stelt hij resoluut. Een student die nog niet thuisis in de ziekteleer kun je met goed fatsoen niet op eenpatiënt loslaten. Van Gijn ziet het al voor zich: "Zo'nco-assistent krijgt een glazige blik in zijn ogen als je verteltwat de patiënt mankeert. Moet ik die student dan apart gaannemen? Daar hebben we de tijd gewoon niet voor. Het is niet in hetbelang van de student en de docent, en de patiënt schiet erook al niets mee op."

Veel studenten zijn gematigd enthousiast over de vroegeco-schappen. Neem de eerstejaars Loren McKuskey, die overigens nietécht van de hoed en de rand weet als het gaat om het nieuwecurriculum: "Het is toch meer zelfstudie of zoiets?" Hij ziet welvoordelen in de nieuwe opzet. "Sneller met patiënten lerenomgaan, veel praktijkervaring opdoen. Dat lijkt me wel wat, ja."Maar Kasper Staps, ook eerstejaars, vindt het maar een beangstigendbeeld. "Ik zie het mezelf nog niet doen over twee jaar. Moet jedaar bij een patiënt een beetje wijs gaan doen, terwijl je nogmaar zo weinig weet."

Kasper vindt wel dat eerstejaars nu tot over hun oren in detheorie zitten. "Het is soms echt taai", verzucht hij. Een beetjesnuffelen aan de praktijk is dus welkom. Gelukkig gaan ze dit jaaral op verpleegstage. "Oude mannen wassen en zo", zegt hijlachend.

Bij de studentenfaculteitsvereniging SAMS staan ze positieftegenover het curriculum. Lenneke Heeffer, onderwijscommissaris vande vereniging: "Prima dat studenten al heel vroeg in aanrakingkomen met de kliniek. In de praktijk is het makkelijker om te lerenen onthouden." De bezwaren van Van Gijn delen ze bij SAMS niet. "Deopleiding verandert drastisch", zegt Lenneke. "In de eerste jarenword je straks - in tegenstelling tot op dit moment - al heel goedvoorbereid op de co-schappen. De meeste ziektebeelden zijn dan bijderdejaars studenten echt wel bekend."

Ook hoogleraar reumatologie dr. J. Bijlsma is enthousiast overde derdejaars co-schappen. De co-assistenten van vandaag staan watkennis van zaken betreft wel hun mannetje, denkt hij. Maar drogefeitenkennis is niet alles. Praktische en communicatievevaardigheden zijn ook belangrijk. Bijlsma weet hoe groot deoverstap van de collegezaal naar de kliniek is. Hij vergelijkt hetmet autorijden. "Wie het theorie-examen heeft gehaald, is nog geenchauffeur." Belangrijkste troef van het nieuwe curriculum is inzijn ogen daarom de integratie van theorie en praktijk. Die zit ervanaf dag één in. En dat, zegt Bijlsma, betekent eenenorme boost voor de motivatie van studenten. "Die zien veelsneller de relevantie van wat ze in de collegezaal leren."

Wynia Derks is zevendejaars en startte vorig jaar met haarco-schappen. Ze vindt het nieuwe curriculum echt een verbetering."Het is in het ziekenhuis nu eenmaal makkelijker leren dan uitstudieboeken. Het duurt eindeloos voor je al je kennis in praktijkkunt gaan brengen. Tegen de tijd dat je co-schappen gaat lopen, isveel weggezakt. Ik moet regelmatig mijn studieboeken er weer bijpakken." Wynia heeft echt reikhalzend uitgekeken naar de dag dat zevoor het eerst een patiënt mocht opnemen. "Het was bestspannend, maar ook ontzettend leuk. Daar heb ik het dus allemaalvoor gedaan, dacht ik."

Het duurt nu erg lang voor studenten met echte patiënten inaanraking komen, vindt ook Lenneke Heeffer, die zelf vierdejaarsis. Oké, soms verschijnt er een neppatiënt in decollegezaal. "Maar die staat dan wel ver weg."

Van Gijn snapt dat argument best. "Hoe eerder met vlees en bloedwerken, hoe beter. Natuurlijk is dat zo." Zelf studeerde Van Gijnin de jaren zestig. "Het eerste jaar deden we niets anders danhaaienogen ontleden. Ik was zesdejaars toen ik voor het eerst metmijn handen aan een patiënt mocht komen."

Maar zijn derdejaars niet te groen, te jong? Welnee, meentBijlsma. Hijtrekt de parallel naar verpleegkundigen. Die worden ookal piepjong de nachtdienst in gestuurd. Bovendien: "Leeftijd zegtniet alles. Ik zie nu ook weleens iemand van 30 van wie ik denk:'Werd jij maar eens volwassen'." Goede opvang van co-assistenten iswel nodig, vindt hij. Zeker in het begin. "Het lijkt me verstandigdat co-assistenten regelmatig in groepjes met elkaar praten."

Dat vindt ook Lenneke Heeffer van SAMS. "Goed mentorschap iszeker een voorwaarde. Je leven verandert ingrijpend als jeco-schappen gaat lopen. Het is opeens vroeg uit bed komen, eenstrak ritme volgen, pezen. Je komt toch ook met ellende inaanraking."

Wynia Derks: "Het kan emotioneel best zwaar zijn. Ik kan mevoorstellen dat een derdejaars meer behoefte heeft aan begeleiding.Als je ergens mee zit kun je wel bij iemand aankloppen, maar defeedback is nu weinig gestructureerd."

Dat komt allemaal best goed, verwacht Bijlsma. Hij heeft hetvolste vertrouwen in het nieuwe curriculum. Het is ook goed voorUtrecht, zegt hij. "Het is belangrijk om af en toe de matras eensop te schudden, te kijken wat de meest effectieve onderwijsmethodeis. We maken een enorme stap voorwaarts. We worden de beste vanNederland."

Flauwekul, vindt Van Gijn. Utrecht hééft al eenuitstekende medische opleiding. "Die kritiek van devisitatiecommissie, ik vind het pure onzin." Waarom moet hetcurriculum helemaal op de helling, vraagt Van Gijn zich af. "Defaculteit lijdt aan veranderziekte. Het is veranderen om teveranderen, als je het mij vraagt."

Annemieke Lenssinck

Een brug tussen theorie en praktijk



"Als ik studenten vroeger de naam van een bacterie noemde,konden ze me precies vertellen welke ziekte die veroorzaakte en watde symptomen waren. Met hun feitenkennis was dus niets mis. Maarals ik ze een patiënt met die symptomen liet zien en vroeg wathem of haar mankeerde, dan stonden ze vaak met de mond vol tanden.Het traditionele onderwijs zorgde ervoor dat studenten wel braafalle symptomen van een ziekte uit hun hoofd leerden, maar dat zedie ziekte in de praktijk lang niet altijd herkenden. Hun kenniswas erg theoretisch. De nieuwe opzet van het onderwijs inthematische blokken moet studenten leren om ziekteverschijnselenméér vanuit de patiënt te bekijken. Ik vind dat purewinst. Ik denk dat de stof studenten op die manier veel meer zalaanspreken."

Dr I. Hoepelman, internist in het AZU en docent infectieziektenaan de medische faculteit, is één van de tweecoördinatoren van het themablok 'Afweer en Infectie' dat inseptember 1999 in première gaat. Hoewel ook intern al enigetijd werd gemord over de nogal traditionele Utrechtse aanpak, wasmet name de kritiek van de visitatiecommissie begin 1997 voor hetfaculteitsbestuur aanleiding om de vernieuwing van het onderwijsvoortvarend ter hand te nemen.

De nieuwe opzet moet de huidige kloof tussen theorie en praktijkoverbruggen. Nu nog afzonderlijk gegeven theoretische en praktischevakken worden gecombineerd tot thematische blokken rond een aantalkernthema's (zie kader). Misschien wel de grootste revolutie vormthet afschaffen van het 'stampwerk' van grote hoeveelhedenbasisstof, met voor de studenten soms weinig zichtbare relevantievoor de medische praktijk.

"Ik heb in mijn eerste jaar nog de viscositeit van vloeistoffenmoeten meten door er kogels in te laten zakken", vertelthaematoloog (bloeddeskundige) prof.dr. A. Hagenbeek lachend. "Dollepret hoor, maar dat moeten we in een moderne medische opleidingnatuurlijk niet hebben. Nu gebeuren dat soort rare dingen al langniet meer, maar ook basiskennis die wel degelijk zinnig is, wordtnog vaak gegeven zonder voldoende relatie met concrete ziekten. Inhet huidige curriculum krijgen studenten in deeerste jaren eenenorme hoeveelheid informatie over cellen. Maar ziektebeelden alsleukemie of lymfeklierkanker, waarin afwijkingen aan cellen eengrote rol spelen, komen pas aan het eind van de studie in beeld.Dat gaat nu gelukkig veranderen. Straks zitten wij, samen met ondermeer de celbiologen, in het blok 'Gezonde en zieke cellen'. Datbegint al na zes weken in het eerste jaar, vroeger kan bijnaniet."

Ook op tal van andere terreinen gaan docenten uit de hoek van detheoretische basisvakken (de preklinici) in het nieuwe curriculumintensief samenwerken met hun collega's uit het ziekenhuis (deklinici). Gevolg is dat de Utrechtse student straks na twee jaarveel meer medische praktijkkennis zal hebben dan zijn collega vannu. Daar staat tegenover dat zijn theoretische bagage wel eensaanmerkelijk geringer zou kunnen zijn, vrezen sommigevertegenwoordigers van de basisvakken. Die vrees wordt niet alleeningegeven door het feit dat de ziekenhuisvakken een grotere plaatsin de eerste jaren krijgen, maar ook door de opzet van hetonderwijs, waarin de hoorcolleges grotendeels plaats moeten makenvoor werkgroepen, terwijl ook veel meer tijd wordt ingeruimd voorzelfstudie.

"In het nieuwe curriculum krijgen wij minder tijd voor hetoverdragen van basiskennis", bevestigt farmacoloog prof.dr. D.Versteeg. "Op dit moment geven we in het tweede jaar een cursuswaarin we studenten leren hoe verschillende bestanddelen vangeneesmiddelen in het lichaam werken en wat hun eigenschappen zijn.Die cursus verdwijnt en we zullen dan ook goed moeten nadenken hoewij informatie die wij echt onmisbaar vinden, in de nieuwe opzeteen plaats kunnen geven. Daarnaast moeten we studenten zó ziente prikkelen dat zij gemotiveerd worden om zelf dieper in de stofdoor te dringen. Ik ben op zich heel positief over de nieuwe opzetvan het onderwijs. Ik denk dat het een goed programma wordt. Ikhoop alleen dat wij er niet al te veel bij in zullen schieten. Indat opzicht hebben wij nog onze angsten."

"Als vertegenwoordigers van de basisvakken moeten wij nu echtvoor onze plaats vechten", beaamt celbiologe dr. A. Bootsma. "Wijmoeten voortdurend aan onze collega-coördinatoren duidelijkmaken dat we wat te bieden hebben. Dat is best lastig, want in degesprekken merk je dat we eigenlijk niet genoeg van elkaarweten.

"Iets anders is dat ik soms bang ben dat er nu wel erg weinigcontact-uren overblijven. Op zich vind ik de nieuwe opzet met veelkleinschaliger werkvormen heel uitdagend en verfrissend. Maar wemoeten oppassen dat studenten straks niet gaan verdwalen door eengebrek aan begeleiding. Deze aanpak werkt alleen als je zorgt voorduidelijke aanspreekpunten. Ik denk dat met name van de begeleidersin de werkgroepen veel zal worden gevraagd; ik vraag me soms af ofwe daar in de faculteit wel genoeggekwalificeerde docenten voorhebben. Een nieuw curriculum is natuurlijk prachtig, maar studentenverdienen allereerst goede docenten."

Alle betrokkenen erkennen dat het nog best lastig zal worden omvoor 1 september 1999 een evenwichtig programma in elkaar tedraaien, en sommigen vragen zich af of de tijd niet eigenlijk watte kort is. "Maar", zegt Hagenbeek, "ik merk in hetcoördinatieteam van ons blok ook veel enthousiasme. En dat islogisch, want het huidige onderwijs is wel een erg statischgebeuren met heel weinig interactie tussen staf en student. Ik benzelf in ieder geval heel blij dat d't gaat veranderen. Want zeg nouzelf, al die massale hoorcolleges, die zijn toch gewoon uit detijd?"

Erik Hardeman


Kernthema's:

Oriëntatie

Gezonde en zieke cellen

Stofwisseling

Zintuigen, hersenen, beweging

Circulatie (hart, longen, nieren,bloedvaten)

Afweer en infectie

Regulatie en integratie (orgaansystemen)

Groei en ontwikkeling

Kankerend maar kernachtig en altijd kroegbereid

Soms kom je in het Wilhelminapark een in gedachtenverzonken gestalte tegemoet. Van een afstand heeft de baardigefiguur in vale regenjas met plastic tasje in de hand wel wat vaneen Utrechtse clochard. Dichterbij gekomen herken jeAmerika-deskundige Maarten van Rossem, de man die in woord engeschrift de vloer aanveegt met vooroordelen en politiek correcteopvattingen. Vorig jaar werd hij bijzonder hoogleraar. Deze weekhoudt hij zijn inaugurele rede. In toga, verwachteninsiders.

Onorthodox, cynisch, wars van conventies. Van Rossem heeft inzijn 25 jaar bij de universiteit een solide imago opgebouwd vandoorgewinterde kankerpit. Maar, zeggen collega's en studenten diehem regelmatig van dichtbij meemaken, achter de afstandelijke ensoms wat norse fa ade schuilt niet alleen een bevlogen verteller,maar ook een toegewijd docent.

"De aanwezigheid van Van Rossem was voor mij een reden om voorUtrecht te kiezen", zegt een student. "Mijn schooldecaan was ookheel enthousiast over hem en terecht, want zijn colleges zijn puureducatief entertainment. En dat cynische toontje van hem? Dat vindik juist wel leuk." Een collega-student vult aan: "Hij kan heelkort en duidelijk aangeven wat de kern van een betoog is. Wat iktrouwens ook prettig vind, is dat hij altijd kroegbereid is. Vanvroeg naar bed gaan heeft hij geloof ik nog nooit gehoord."

Veel lof dus voor de docent Van Rossem. Je moet alleen niet depech hebben, dat hij met zijn verkeerde been uit bed is gestapt."Hij kan soms verschrikkelijk ongemotiveerd overkomen, niet cynischmaar gewoon ongeïnteresseerd. Kennelijk heeft hij dan eenslechte dag. Over het algemeen vindt iedereen zijn colleges heelinteressant, maar dat is wel een vrij algemeen kritiekpuntje."

Dat hun docent zo zijn stokpaardjes heeft, weet inmiddels ookelke student. "Bij het begin van zijn eerstejaars collegetwintigste eeuw gaat er altijd wel iets mis met de microfoons, wanterg handig is hij niet. Hij begint dat college dan ook elk jaar meteen potje kankeren op de universiteit die wel geld over heeft vooreen University College, maar die niet eens kan zorgen voorfatsoenlijke geluidsapparatuur. Een andere hobby van hem is deUtrechtse binnenstad. Hoe vaak hij intussen al niet een geldprijsheeft uitgeloofd voor diegene die een bom onder de Neudeflatlegt!"

Sinds zijn TV-optredens tijdens de Golfoorlog is Van Rossem eenbekende Nederlander ("Hij is duidelijk onze televisiepaus."), dievooral populair is vanwege zijn spottende 'toontje'. Zelf ontkendehij een paar jaar geleden in het U-blad overigens dat er vancynisme sprake was. "Als de Amerikaanse president roept: 'Binnenvier jaar heb ik de drugs onder controle', dan zeg ik: 'Nou, datlijkt me sterk.' Dat is niet cynisch, dat getuigt van een normaalontwikkelde werkelijkheidszin."

Van Rossem, die meestal pas laat in de ochtend opstaat en vaaktot diep in de nacht doorwerkt, ontkende in het interview ook dathij zijn afwijkende uiterlijk (steevast in het zwart) en ditogedrag zou cultiveren. Dat is ook de mening van veel van zijncollega's. "Welnee, hij cultiveert helemaal niets, hij is gewoonzichzelf, dat is juist het aardige. Hij is ook nooit te benauwd omeen collega in het openbaar op zijn vestje te spugen. Heelverfrissend hoor, in dat ingeslapen wereldje van ons."

Soms kun je trouwens wel knap onzeker worden van dieonconventionele houding, herinnert een oud-student van Van Rossemzich "Ik had veel werk gemaakt van mijn afstudeerscriptie en op eenmiddag kwam ik dat werkstuk toch wel trots bij hem inleveren. 'Oja', zegt hij, 'je scriptie, hè? Leg maar neer op diekapstok', en hij wandelt zo weg. Ik was geschokt. Het ging zoachteloos en met zo weinig ceremonieel dat ik later toch nog maareven ben gaan vragen of hij hem ook echt zou lezen."

Populariseren

Naast zijn loyaliteit ("Je doet nooit tevergeefs een beroep ophem") wordt door collega's vooral zijn bijdrage aan hetpopulariseren van het vak geprezen. "Zijn wetenschappelijkeproductie is niet enorm", erkent een collega-hoogleraar. "Maar zijnboek over de Verenigde Staten in de twintigste eeuw is natuurlijkwel een standaardwerk dat veel wordt gebruikt. De kracht van VanRossem zit hem vooral in het compileren en het populariseren,waarbij hij als geen ander oog heeft voor het triviale detail."

"Ik vind het zonder meer terecht dat de universiteit hem tothoogleraar heeft benoemd", zegt Volkskrant-redacteur Hans Wansink,die in Utrecht geschiedenis studeerde. "Ik denk dat de universiteitzich begint te realiseren dat je mensen als Van Rossem, die zich inde publiciteit kunnen manifesteren, hard nodig hebt. In mijnstudententijd werd het nog als 'niet chique' beschouwd als eenwetenschapper stukjes in de krant schreef. Dat ligt nu gelukkiganders. Ongetwijfeld zijn er historici die meer tijd doorbrengen inde archieven dan Maarten van Rossem. Maar er zijn er maar weinigdie zo goed op de hoogte zijn van de intellectuele ontwikkelingenophun vakgebied en die dat vak zo goed over het voetlicht kunnenbrengen."

Waardering dus voor de man die soms op het norse af kan doen.Maar daar moet je gewoon doorheen kijken, zegt een vrouwelijkecollega lachend. "Op vergaderingen kan hij nog wel eens deklassieke Maarten van Rossem-pose aannemen: Dit is niets en dit zalnooit wat worden. Maar ach, dan zeggen we gewoon: 'Dat weten we nouwel, Maarten.' Hij doet wel vaak dwars, maar dat is niet meer daneen masker waarachter juist veel betrokkenheid schuil gaat. Enlaten we eerlijk zijn, hij heeft wel een heel boeiende manier vandwarskijken."

Zeker met de universitaire democratie heeft Van Rossem nooitveel opgehad. 'Een scherts-democratie waarvoor ik ongeschikt ben',zei hij ooit. 'Ik ben toch geen medewerker van de universiteitgeworden om te vergaderen?'

"Hij geeft leuk college, hij schrijft voortreffelijk, maar jemoet hem vooral niet vragen om dingen te organiseren, want danwordt het een rotzooitje", is het bondige oordeel van eencollega-hoogleraar. "Maar dat is ook helemaal niet erg, want daarzijn andere mensen voor. Je moet hem zien als onderdeel van eengeschakeerd palet aan hoogleraren. En ik ben blij dat daar inUtrecht ook een Van Rossem bijzit."

En dat hij er bij tijd en wijle wat slordig bijloopt en zichverzet tegen academische kledingconventies? "Ach", zegt eenstaflid, "dat valt tegenwoordig ook wel mee. Laatst moest hij komenopdraven voor een promotiecommissie. Hij kwam in zijn bekendezwarte plunje het Academiegebouw binnen en weigerde zijn toga aante trekken. Toen zei de pedel: Meneer van Rossem, in dit huis maakik de regels. Ha ha, nog geen drie minuten later had Maarten zijntoga aan."

Erik Hardeman


'Kapsoneslijer'

"Zojuist heb ik een doormidden gebroken sigaret uit de prullebakgevist. Eerder weggegooid, maar nu mijn voorraad op is, en deEngelse winkels dicht zijn, graaf ik naar die peuk. Ik voel me eenbeetje een junk, maar ik denk: Maarten zou me dit niet euvelduiden. Zelden is hij zonder zijn verderfelijke merk:Stuyvesant.

Het eerste wat ik over hem hoorde was lang geleden, toen ik zijntrotse moeder ontmoette: Mijn zoon is historicus. Ik was toenstudent. Maarten himself zag ik voor het eerst in actie in 1986,tijdens het congres 'Balans en Perspectief'. Allejezus, wat eenkapsoneslijer, dacht ik. Maar die eerste taxatie was onjuist.Kapsones heeft-ie, maar dat mag wat mij betreft als het ergens overgaat.

Hij is een geboren docent, is in zijn element tijdenshoorcolleges. Ik houdaar ook van, dat schept een band. Hoorcollegesgeven betekent op de markt staan, en je waar flamboyant maar ookhelder verkopen, met aandacht voor je gehoor. Ik kan dat eenbeetje, hij kan het heel goed. Hij is iemand die ik bewonder, maarik zal de laatste zijn om dit toe te geven.

Zeker niet als hij me weer zo'n vieze Stuyvesant aanbiedt. Kanhij niet iets anders gaan roken?"

Mayke de Jong