Achtergrond

Succesnummer en twijfelgeval bij studentenorkest

Begin december geeft het USC onder leiding van dirigent BasPollard haar traditionele najaarsconcert. Op het programma staat detweede symfonie van Sergej Rachmaninov; laat romantiek 'for themillions'. Daarnaast vindt de wereldpremière plaats van hetaltvioolconcert van Alfred Mendelssohn, uit 1964. Mendelssohnoverleed onverwacht, enkele maanden na het schrijven van het stuk,en hij heeft het zelf nooit gehoord. Zijn zoon, VladimirMendelssohn, is nu solist in dit concert. Niets kwaads over ditwerk, maar het is een beetje onduidelijk waarom het na vierendertigjaar ineens uitgevoerd moet worden. Was het geen beter (spannender,uitdagender) idee geweest een compositieopdracht aan een jongecomponist te verstrekken, om zo de connectie met het heden tebehouden? Dat zou pas echt een investering in het volgendemillennium zijn.

Desmond Haneveer

Het Utrechtsch Studenten Concert is o.l.v. BasPollard te horen op 9 december om 20.15 uur, MuziekcentrumVredenburg. Kaarten: 20 of 15 gulden.

Joost Mellegers wil schaken voor zijn plezier

"Meestal lees je alleen de verhalen van de mensen die succesvolzijn in hun sport, ook bij jullie", antwoordt Joost Mellegers op devraag waarom hij instemde met een interview. "Ik weet uit ervaringdat het ook heel anders kan lopen."

Op zevenjarige leeftijd leerde Joost Mellegers van zijn vader deeerste beginselen van de schaaksport. Al snel meldde hij zich aanbij de schaakclub in zijn woonplaats Nieuwegein. Mellegersontwikkelde zich tot een van de betere jeugdspelers in Nederland.Jarenlang zat hij bij de jeugdtoptraining van de schaakbond. Bijhet Nederlands Kampioenschap onder 16 behaalde hij ooit een tweedeplaats.

Drie jaar jaar terug kwam echter de terugslag. "Ik merkte plotsdat er weinig vooruitgang meer in mijn spel zat. Tot dan toe had ikaltijd vrij serieus getraind. Het analyseren van partijen, hetnalezen van de standaardboeken en het oefenen van openingen wasdagelijkse kost. Een reden voor de stagnatie was eigenlijk niet aante wijzen."

Mellegers kon niet anders dan concluderen dat hij nog hardermoest werken om verder te komen. De twijfel of het hem dat allemaalwel waard was sloeg toe. "De resultaten waren belangrijker gewordendan het spelplezier. Het was geen hobby meer. Op het moment dat deoverwinningen uitblijven wordt het steeds moeilijker jezelf temotiveren. Helemaal omdat schaken een individuele sport is. Je moetalles alleen doen."

De investeringen in tijd en energie waren des te moeilijker opte brengen omdat hij ergens diep van binnen wel wist dat hij metenige pijn en moeite misschien een meesterstitel zou kunnenbemachtigen, maar dat een grootmeesterstitel te hoog gegrepen was."Daarvoor ontbrak het mij aan inzicht", zegt Mellegers eerlijk. "Enmet zo'n grootmeesterstitel tel je eigenlijk pas echt mee in deschaakwereld."

Langzaam liet Mellegers zijn trainingsarbeid versloffen. Hetschaken was na zijn studie altijd het belangrijkst geweest, nukwamen daar andere dingen voor in de plaats. Mellegers ging werkenbij een café aan het Ledig Erf en werd penningmeester van destudievereniging ECU'92. "Aan dat laatste heb ik nu zo'n beetje eendagtaak, dat was absoluutniet mogelijk geweest als ik nog serieusmet schaken bezig wilde zijn."

Nog steeds speelt de economiestudent in de hoogste klasse van deNederlandse competitie. Schaken doet hij echter alleen nog maarvoor zijn plezier. Na een desastreus verlopen toernooi vorig jaarKerst in Groningen traint hij helemaal niet meer. Spijt heeftMellegers nergens van. "Ik heb mezelf denk ik de martelgang van upsen downs bespaard. Bovendien heb ik er een rijker sociaal levenvoor teruggekregen. Jonge grootmeesters als Loek van Wely en JeroenPiket hebben hun middelbare school niet kunnen afmaken. Hun heleleven staat in het teken van een bord met acht maal acht vakjes.Dat is ergens ook wel een beetje raar, vind je niet."

Xander Bronkhorst

'Alleen titels publiceren lijkt me geweldig'

Gert den Toom geeft de lezer te denken. Zijndebuutroman 'De huiskamer van God' die deze maand verschijnt, isvervreemdend en oppervlakkig, aldus de auteur. Maar dan inpositieve zin. "Daar kun je alles mee, of niks."

Zelf was hij inmiddels een beetje kwijt waar het boek ook alweerover ging. Gert den Toom (28) begint tijdens ons interview een paarkeer over onderwerpen, waarvan we vervolgens bedenken dat ze ook inzijn roman naar voren komen. Tot dusver geen stijlbreuken dus. "Eris een tijd geweest dat ik het boek echt helemaal niks vond. Nu benik zover, dat ik het kan beoordelen als een boek van iemand anders.En het valt me alles mee. Maar als ik helemaal tevreden was kon ikbeter meteen stoppen met schrijven."

Den Toom maakte De huiskamer van God in de loop van 1997 af,bijna drie jaar nadat hij afstudeerde in de Moderne WesterseLetterkunde. Het is het verhaal van Mosselman, begin dertig enexponent van het forensenbestaan. Dagelijks reist hij heen en weervan U. naar D., waar hij werkt op een soort tekstbureau. Mosselmankijkt de hele dag zijn ogen uit en observeert zich op die manierdoor het leven.

"Dat 'voyeuristische' hebben we wel gemeen, ja. Oorspronkelijkkom ik uit Hardinxveld-Giessendam. Ik ben dus een echtedorpsjongen, en dat vormt je blik. Ik woon nu tien jaar in Utrecht,maar ben nog altijd gefascineerd door wat zich in de grote stadafspeelt. Die naïviteit hoop ik nog lang vast te houden."

Als kind schreef Den Toom al. Om zichzelf te vermaken, zoalsandere kinderen voetbalden of postzegels verzamelden. "Zo'nstereotiep kind dat slecht was in gymnastiek. Het leuke is dat allemensen die vroeger niet konden gymmen elkaar later weer tegenkomen.Mijn jongensdroom was om in een bibliotheek te gaan werken. Ik ben- precies om de redenen waarvan mensen zeggen dat je het daaromníet moet doen - Nederlands gaan studeren: ik hield van lezenen wilde graag veel schrijven.

"Na mijn studie heb ik er inderdaad lang op gezeten voordat ikweer spontaan kon schrijven. Door zo'n opleiding realiseer je jevoortdurend dat je niet alleen bent en zeker niet de eerste. Datoriginaliteit niet geheel uitgesloten is, maar wel zeeronwaarschijnlijk. Dat nadeel is meteen een voordeel. Je bent op diemanier genuanceerder en geeft een beter tijdsbeeld."

Puberleed

Op zijn zeventiende begon Den Toom aan zijn eerste roman."Daarvoor schreef ik het bekende schoolkrantwerk, maar onderinvloed van een vriend heb ik min of meer 'besloten' om literair tegaan schrijven. Zo'n besluit is een beetje puberaal: je voornemendat je leven er zus en zo uit gaat zien. Willen is zeker niethetzelfde als kunnen, maar ik geloof wel in een zekere maakbaarheidvan het leven. Dat je ergens op aanstuurt."

Die eerste roman kwam, zoals veel van Den Tooms schrijfprojectenin die tijd, nooit af. "Ik moet me er echt toe zetten om aanéén ding tegelijk te werken en dat dan af te maken. Dateerste boek was een echt puberverhaal. Ik stopte er alles in; hetbestond alleen maar uit eigen leed. Een echt ondraaglijk boek,waarmee ik na vijf jaar maar opgehouden ben."

Was zijn vroege werk te persoonlijk, De huiskamer van God iseerder een oefening in afstandname. De roman is hyperrealistisch entegelijkertijd zeldzaam vervreemdend en komt dientengevolge dichterin de buurt van werk van Bordewijk en Elsschot dan bij dat vanhedendaagse, jonge auteurs. Over de personages kom je net te weinigte weten om een duidelijk beeld van ze te krijgen, en despanningsboog van het boek is - aangezien er nauwelijks ietsgebeurt - minimaal.

"Ik wilde een meerzijdig boek schrijven, zoals het levenmeerzijdig is. Ik ben geen schrijver die een volledige visie op eenbepaald thema geeft. Mijn personages zijn bespiegelingen over wieze zouden kunnen zijn, maar ik laat open wie ze zijn. Er zijn heelveel mogelijkheden, en het is aan de lezer om te kiezen. Daar kunje dus van alles mee, of niks."

Hij vult aan: "Die afstandelijkheid is overigens geen bewusteafweging, maar gewoon mijn stijl: ik vermijd te eenduidige dingen.Eigenlijk is het boek ook niet afstandelijk, maar eerder'oppervlakkig'. In de letterlijke zin van het woord. Aan deoppervlakte zie je heel veel. Ik bied die oppervlakte, de lezer kande diepte erachter vinden.

"De huiskamer van God gaat over zichtbare dingen, niet over depsychologisering of interpretatie ervan. Zelf kom ik niet aan hetwoord. Ik houd van termen als 'algemeen', 'oppervlakkig' en'openbaar'. Ze hebben voor mij geen negatieve lading, eerder eenbetekenis van openheid."

Recepten

In alles wat hij schrijft zoekt Den Toom een mengvorm vangenres. "Ik houd bijvoorbeeld van in verhaalvorm geschrevenverhandelingen. Journalistiek heeft diezelfde 'oppervlakkigheid'waar ikhet daarnet over had. De krant is heel suggestief, geeftmeerdere mogelijkheden over hoe iets gebeurd kan zijn. Moderneromans sluiten vaak de verbeelding uit. Ze geven je éénrichting, die van de auteur. Ik vind dat je op die manier de lezerbeledigt. In mijn boek geef ik een dusdanig beeld van een situatie,dat de lezer zelf een heleboel kan invullen."

De huiskamer van God is dan ook geen roman in de gebruikelijkezin van het woord. Het is een aaneenrijging van korte hoofdstukken,dialogen, essayistische beschouwingen en zelfs recepten. "Ik wildehet genre roman graag een bredere betekenis geven dan hettraditionele verhaal met een plot, dat zich beweegt rondom eenthema en met daarin een karakter dat zich ontwikkelt. Anderzijdsheeft de vorm van mijn boek te maken met perspectief. Ik wildiverse kanten van hetzelfde laten zien. Meestal gebruikt eenauteur daarvoor verschillende personages, ik neem genres."

Evenals Mosselman mijmert Den Toom heel wat af. Over taalbijvoorbeeld. "Ik ben daar veel mee bezig, ben bijvoorbeeld eentitelfreak. Van mijn boek zou je ook alleen de titels van dehoofdstukken kunnen lezen, ik heb ze expres niet genummerd. Alleentitels publiceren lijkt me geweldig. Sommige woordgroepen zijn zomooi samen. Ik wil dat zoveel mogelijk uitbuiten, hoewel ik geendichter ben. Daarvoor ben ik te zeer een ouwehoer."

Beiden hebben een overbelicht beeld van het bestaan, maarMosselman is niet Den Toom. "Ook ik leef deels in mijn hoofd. Ikheb het meer over denken dan over voelen. Terwijl die twee sterkverbonden zijn. Maar morgen kan alles anders zijn: ik geloof nietin één duidelijk zelfbeeld. Het boek is een momentopnameuit Mosselmans leven. Dat is niet mijn leven, Mosselman is nietmijn persoon. Hij is wel een zijstraat die je kunt vanaf hetlevenspad kunt inslaan, vanaf mijn levenspad."

Een beetje ouderwets zou je Den Toom wel kunnen noemen. "Ik wilop een tijdloze manier iets weergeven van mijn eigen tijd. Als jehip wilt zijn schrijf je een boek met een houdbaarheidsdatum vanzes maanden. Ik schrijf liever een boek dat langer goedblijft."

Vrouwkje Tuinman

De huiskamer van God verschijnt bij uitgeverijKwadraat en kost 32,90 gulden.


Polygamie

Mosselman bedacht soms uitspraken waardoor hij zijn collega's omde tragische kern van de zaak leidde. Als ze vroegen: 'Zeg, heb jeeigenlijk een vriendin of zo?' dan antwoordde hij meestal: 'Nee,ikben gewetenloos polygaam.' Daar moesten ze dan eerst overnadenken, wat hém weer gelegenheid gaf er een vervolg op teverzinnen. Ze konden doorvragen of naar zijn voorgewendegewetenloosheid of naar de polygamie. Dat laatste gebeurdedoorgaans, want de mensen zijn ziekelijk nieuwsgierig engewetenloosheid is een onbekend begrip geworden.

Voor afdoende, suggestieve opmerkingen verschool hij zich meerdan eens achter de verhalen van zijn collega Peppelenbosch. Zijncollega sprak namelijk alleen maar in termen van veelwijverij alshij het over vrouwen had. Hij beweerde een soort zeeman op hetdroge te zijn: ik elke stad een andere schat. Maar misschienvertelde Peppelenbosch zijn sappige verhalen wel vanuit eenzelfdeafleidingsmotief. En was hij meer een stuurman aan wal. Tenslotteleefde ook hij alleen. Maar ze waren allebei gelukkig. Zeidenze.

(Uit: Gert den Toom, De huiskamer vanGod.)

Het uitgaansleven is een beetje verbleekt, maar er bestaat nog een 'Utreg Sound'

Het uitgaansleven is een beetje verbleekt, maar er bestaat nogeen 'Utreg Sound'

Twee weken geleden draaide ik platen bij defeestelijke opening van de nieuwe Tilburgse rocktempel 013. Daarspeelde een ludieke Brabantse carnavals-fanfareband eeninterpretatie van een nummer van de Dire Straits. En geloof het ofniet, een jonge punker met enorme hanenkam stond op deze muziek tepogo-en. Het is alsof een nazi met een hoge Uncle Sam-hoed op zijnhoofd de Internationale zingt. Veel gekker moet het nietworden.

Begin jaren tachtig was alles nog overzichtelijk. Toen bestondener verschillende groepen jongeren. De rockers, de disco's en dealternatievelingen (new wavers en punks). Het waren striktgescheiden groepen, met hun eigen muziek, hun eigen roesmiddelen enhun eigen taal.

Dit is inmiddels allemaal veranderd. Je hoeft niet raar op tekijken als je een doorgesnoven anarchistische skinhead 'hard' zietgaan op platte disco die wordt gedraaid door een deejay met debijnaam Wipneus.

Een begrip als 'underground' verliest aan betekenis. De meestvooruitstrevende muziek is vaak nog eerder te horen in eencommercial van draagbare telefoons, dan in een hip danslokaal. Bijreportages in het

keuvelprogramma van Jos Brink wordt muziek van Fatboy Slimgedraaid, beats die tot voor kort slechts in stoffige keldersklonken. Het is voor de trendsetters steeds moeilijker om decommercie een stap voor te blijven.

Niettemin kan er in Utrecht wel degelijk worden gesproken vaneen

alternatief undergroundcircuit. Er bestaat sinds eind jarentachtig een

levendige uitgaanstraditie in Utrecht, met veelkruisbestuivingen tussen verschillende muziekstijlen enkunstzinnige disciplines. Ikoon van deze diversiteit was jaren langde Vrije Vloer, een gekraakte kelder onder de parkeergarage aan hetPaardenveld.

De Vrije Vloer, die inmiddels gesloten is, was een piratennestvan discjockeys, kunstenaars en muzikanten. Ook de maandelijksehard bop-feesten in Fellini en de dansavonden in de Sociëteitvan Sophie's Palace waren belangrijke voorbeelden van het betereuitgaansleven. De oudere Utrechtse party-weirdo's weten hoe eengoed feest eruit ziet.

Het uitgaansleven is inmiddels een beetje verbleekt, maar degeest van de Vrije Vloer waart nog steeds rond in Utrecht. Dezelfdediscjockeys (DNA,Frankie D, Chet, Dub en Red) duiken nog steedsoveral op, met muziek die wordt gekenmerkt door vette beats, diepgeworteld in de jazz, soul en de funk. Sommigen noemen het de'Utreg Sound'. De discjockeys, bevriende muzikanten, schrijvers enkunstenaars vormen een vrij homogene groep in het uitgaansdorp datUtrecht is.

Herdershond

Wanneer je wilt doen als deze incrowd, is het een goed idee omrond een uur of elf naar 'Het Hart' of de 'Jazz Alley' tevertrekken. Het Hart is pas enige maanden oud, en nu al deontmoetingsplaats voor het iets oudere hippe uitgaanspubliek(25-35). In het Hart kan je zomaar een modeontwerpster uitHelsinki, of de bassist van de Urban Dance Squad tegen het lijflopen. De muziek varieert van blaxploitation funk, via jazzdancetot breakbeats. Op donderdagavond kan je er ook eten.

Ook een kunstzinnig, maar jonger publiek, vind je in de 'JazzAlley'. Een plek waar meer drum 'n bass wordt gedraaid, en waarblanke rasta's toasten met would-be-aboriginals. Acteurs enschrijvers kan men in theatercafe 'de Bastaard' (Jansveld) treffen.Je hoeft geen culturele achtergrond te hebben om met ze te kunnencommuniceren. De gesprekken gaan meestal over orale sex ofdrank.

Wanneer mensen meer een ongecompliceerde krakerssfeer zoekenkunnen ze terecht in de 'ACU' (Voorstraat) waar oude punk, ska, enheavy metal wordt gedraaid. Ook in een kraakpand aan deVleutenseweg bevindt zich een barretje waar muzikanten en rebellenmet herdershonden flesjes bier drinken. Jonge frisse gitaarmuziekvind je meestal in de 'Ekko' (Bemuurde Weerd), 'de Kikker'(Ganzenmarkt) of 'de Moira' (Wolvenstraat).

Tot voor kort vertrok de hippere nachtbraker in het weekendvanuit

dergelijke café's en clubs naar 'de PLF', hetunderground-danshol van Utrecht. Ergens tussen twee en drie uur 'snachts liep de Werfkelder vol. De PLF is echter sinds een paarweken gesloten. Er worden nu heldhaftige pogingen ondernomen om dePLF weer open te krijgen. Intussen zijn de alternatieven 'de AXL'op donderdag, 'de Ekko' op vrijdag en 'de Winkel van Sinkel' opzaterdag. De AXL heeft een drietal zalen, met in elke zaal eeneigen muziekstijl. De Ekko, dat een stoffig imago had, is flinkopgeklaard. De vrijdagavond heeft er nu een onmiskenbare VrijeVloer-feel, met moderne breakbeats van platen, die veelal vers uitde perserijen op de draaitafels belanden. Diskjockes zijn Carlton,Frankie D, Maurits en DNA.

Gelijksoortig maar iets vriendelijker zijn de zaterdagavonden inde Winkel van Sinkel, waar deejays als Hepcat, Thimbles en de EasyAloha's draaien.Voor de betere house maak je de beste kans op devrijdagavonden in de Winkel van Sinkel. Zeker als jonge honden alsAngelo draaien.

Drinkebroers

Danslokalen als de AXL, De Winkel en de Ekko sluiten in hetwekeinde rond vijf uur. Een mooie tijd om naar huis te gaan, ofnaar de shoarma-boer. Wanneer je echter na vijven nog even 'diepwil gaan' omdat je per abuis een raar pilletje hebt geslikt, kan jeterecht in de 'Chin Chin' (Kromme Nieuwegracht), dat vaak nog openis als de rest gesloten is.

Ook goed is de 'Carafon' (Hamburgerstraat), en tenslotte de'Surprise Bar' (Amsterdamsestraatweg): een Turkse kroeg waar oudedrinkebroers, hoeren, en kleurrijke nachtdieren nog een laatstedrankje nuttigen. De Surprise Bar is bijna iedere dag open tot eenuur of zes, en in het weekeinde zelfs nóg later. Ook meisjeszijn er (evenals in de Carafon) veilig. De betrouwbare barman houdtaltijd een oogje in het zeil en zal iedere vervelende man terechtwijzen. (Kom er eens om

vandaag de dag.)

Om een uurtje of zeven is het tenslotte in het huidige Utrechtverstandig om naar huis te gaan.

De nabije uitgaans-toekomst in Utrecht ziet er interessant uit.Er zullen

weer een paar nieuwe danslokalen de poorten openen. Als allesgoed gaat komt er komend voorjaar bij de Jutfaseweg een nieuweversie van de Vrije Vloer, en vanaf deze week wordt er in de keldervan de PLF (Oudegracht a.d. Werf) een nieuwe club geopend, met denaam 'de Omhelzing'. Een danstent met naar verwachting veel ouderemuziek.

Het echte wachten is echter op een groep jonge jongens enmeisjes die zonder respect voor de bovengenoemde Utrechtse incrowdeen kelder kraken om oprechte bruisende feesten te geven. Misschienwel met Dire Straits-punk en een fanfare-band.

Gerard Janssen

De Winkel van Sinkel op zaterdagavond: tamelijk vriendelijk,maar met de betere house

'Wie niet aan topsport wil doen, moet maar naar het HBO'

Wetenschap bedrijven is aan topsport doen, vindtprof.dr. Ton van Raan. En dus spreekt het voor zich dat je deprestaties van onderzoekers - net als die van topsporters - meet.Op verzoek van het college van bestuur nam de Leidse citatentellervorig jaar de maat van de Utrechtse bèta-medici. "Mijn methodeis een betrouwbare graadmeter van kwaliteit."

De filosofie is simpel: Op een groot aantal wetenschapsgebiedenworden de resultaten van onderzoek gepubliceerd intijdschriftartikelen. In die artikelen wordt uiteraard ook verwezennaar eerdere publicaties over hetzelfde onderwerp. Aangenomen datde mate waarin die eerdere artikelen worden aangehaald iets zegtover hun relevantie, hebben we met het aantal citaties (dus niet:citaten) een betrouwbare graadmeter in handen voor dewetenschappelijke kwaliteit van de auteurs.

Het zal niemand verbazen dat de eerste citatie-analyses inAmerika het licht zagen. Maar de laatste jaren raakt hetwetenschappelijk tellen ook in ons land steeds meer in zwang.Pionier in dat opzicht is de Leidse 'bibliometricus' prof.dr. A.van Raan, die nu al verschillende jaren werkt aan de verfijning vanzijn methode. Twee jaar geleden kreeg hij van het Utrechtse collegevan bestuur de opdracht om het bèta-medische cluster door telichten. Vorige week was hij in Utrecht voor een toelichting.

"Wie niet publiceert, bestaat niet", was de provocerendebinnenkomer van Van Raan, die er geen twijfel over liet bestaan datwetenschappers af moeten van hun koudwatervrees voor cijfers.Wetenschap bedrijven is aan topsport doen en dat houdtonvermijdelijk in dat je je onderwerpt aan de steeds strengerwordende internationale beoordelingscriteria, aldus Van Raan. Endat mogen niet alleen onderzoekers maar ook bestuurderen zichaantrekken. "Het is een fatale strategie van universiteiten omwetenschappers te handhaven die niet aan die topsport mee willendoen. Die moeten maar een camping in Zuid-Frankrijk beginnen ofdocent worden aan het HBO."

Voor zijn methode maakt de Leidse onderzoeker gebruik vantijdschriften die zijn opgenomen in de Science Citation Index. Indat 'neurale netwerk van verwijzingen' verschijnen jaarlijksongeveer een miljoen artikelen die elk gemiddeld vijftienaanhalingen bevatten van eerdere artikelen. Die vijftien miljoencitaties vormen de basis voor een groot aantalstatistischebewerkingen waarmee Van Raan en zijn medewerkers een redelijkbetrouwbaar beeld denken te geven van de 'impact' en daarmee ookvan de wetenschappelijke kwaliteit van een onderzoeksgroep.

Centraal in hun aanpak staat een vergelijking binnen het eigenvakgebied. Absolute aantallen citaties zeggen niets, vindt VanRaan, omdat de publicatiepraktijk per vakgebied nu eenmaal sterkverschilt. Wil je iets zinnigs kunnen zeggen over eenonderzoeksgroep, dan moet je kijken hoe die groep het doet invergelijking met collega's op hetzelfde terrein. Ook moet je ervoorzorgen dat je groepen van redelijke omvang en met een voldoendeaantal publicaties met elkaar vergelijkt, willen de cijfers houtsnijden. Van Raan: "Je kunt met deze methode niets zeggen overéén enkel artikel. Bovendien moet het gaan om gebiedenwaar publiceren in tijdschriften de norm is. Waar dat niet zo is,zoals bijvoorbeeld in sommige alfa-richtingen, kun je debibliometrische methode gevoeglijk in de prullenmand gooien."

Niet iedereen is gecharmeerd van dit bureaucratische telwerk,zoals blijkt uit de permanente discussie in wetenschappelijketijdschriften. Hoofdpunt van kritiek is dat aantallen citatiesmisschien iets zeggen over productiviteit, maar zeker niet overkwaliteit. Daarvoor is het oordeel van deskundige vakgenotenonmisbaar, vinden de kritici, maar Van Raan is niet erg onder deindruk van hun argumenten.

Weliswaar begon hij zijn inleiding vorige week met dewaarschuwing dat zijn aanpak slechts als hulpmiddel moet wordengezien naast de meer beproefde methode van een beoordeling doorvakgenoten (peer review). Maar even later stelde hij dat debibliometrische methode de bevindingen van die vakgenoten indriekwart van de gevallen ondersteunt. En in het andere kwart?vroeg iemand zich af. "Dan blijken wij meestal gelijk te hebben",antwoordde Van Raan met een milde glimlach. "De peers hebben vaakonvoldoende overzicht over het hele veld." En met grotezelfverzekerdheid: "Als peers een groep goed vinden en wij niet,gaat het meestal om local heroes."

Het grote belang van zijn methode ziet Van Raan in deobjectiveerbaarheid van het oordeel. "Deze methode is in mijn ogenopener en daardoor democratischer dan een oordeel door vakgenoten.Zij biedt ook de mogelijkheid om politieke uitspraken tekritiseren. Neem Ritzen die altijd maar riep dat er in Nederland zoweinig aan inter-disciplinair onderzoek werd gedaan. Wij hebben numet cijfers kunnen laten zien dat dat echt onzin is."

Erik Hardeman


Top tien

De beste tien Utrechtse onderzoekscombinaties indebèta-medische sector volgens Van Raan. Het vetgedrukte getalgeeft aan hoeveel vaker dan gemiddeld in dat vakgebied eenUtrechtse publicatie werd geciteerd. Opmerkelijk is het vrijwelontbreken van bio-medische groepen in de Utrechtse top. Overigenskomen uitschieters (naar boven en naar beneden) minder vaak voornaarmate het aantal publicaties toeneemt. De hoge positie vanBiomembranen en Infectie en Immuniteit krijgt daardoor extracachet.

publicatiescitatiesimpact vergeleken met
gemiddelde vakgebied
1991-1995(1986-1995)
1. Wiskunde1043482.36(1.63)
2. Subatomaire fysica1418321.73(1.73)
3. Sedimentaire geologie2039781.58(1.66)
4. Geodynamica24510561.39(1.53)
5. Biomembranen83982041.38(1.33)
6. Infectie en Immuniteit1780116511.33(1.31)
7. Theoretische fysica1156131.32(1.57)
8. Experimentele plantkunde18510971.31 (1.54)
9. Ontwikkelingsbiologie88176941.26 (1.52)
10.Astronomie1337531.21(1.28)

Keuze uit armoede

Een verklaard tegenstander van de methode-Van Raan is deUtrechtse bio-fysicus prof.dr. Wim van de Grind: "Mijn kernbezwaaris dat de methode-Van Raan wetenschap bedrijven reduceert totéén enkel aspect, namelijk publiceren. Het is alsof jeeen scholier met een breed vakkenpakket op één enkel vakbeoordeelt. Daarmee doe je goede mensen onrecht. Dat geldt ook voorgenieën die weinig publiceren, maar die na 25 jaar wel opeensmet een artikel op de proppen komen, waarmee de grondslag wordtgelegd voor een heel nieuw vakgebied. Die mensen zijn er, maarzouden door Van Raan al lang zijn afgeserveerd.

Het is niet voor niets dat er internationaal veel kritiekbestaat op de bibliometrische methode, maar ja, voor deadministrateurs van de wetenschap is dit natuurlijk een handigemanier om kwaliteit te meten. Het is een keuze uit armoede vanmensen die te beroerd zijn om inhoudelijk te kijken naar wat eenonderzoeker doet. Nu heeft ook de VSNU hem al in de arm genomenvoor de beoordeling van het Nederlandse onderzoek in denatuurkunde. Dat heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat deGroningsehoogleraar Van Hateren met een magere zes is beoordeeld,terwijl hij nota bene net een Pionier-subsidie had binnengehaald.Ook wijzelf komen er niet goed vanaf, maar intussen heb ik hier weltwaalf promovendi van NWO rondlopen. Kennelijk zijn mijn 'peers'het dus niet erg eens met Van Raan.

Erik Hardeman

'Theologie studeren is eigenlijk hetzelfde gebleven'



In deze zesde aflevering: Detheologen


In De Bilt staat een huis waar maar liefst drietheologen onder één dak wonen. Yme (48), Jelle (21,vierdejaars) en Dirk-Jan (20, tweedejaars) Horjus hebben het thuisregelmatig over theologische kwesties. Soms slaat het jongere zusjemet de vuist op tafel: "En nu gaat het over wat anders."

Negentig procent van alle theologiestudenten volgt naast destaatsopleiding aan de universiteit een aanvullende kerkelijkeopleiding. Voor Jelle en Dirk-Jan is dat het Baptistenseminarium inBosch en Duin waar hun vader, voorheen dominee in onder andereHarlingen en Hengelo, nu rector en docent is.

Yme Horjus studeerde van 1971 tot 1977: "Ik maak nu als docentde huidige studenten mee. Ik vind ze vrijer geworden. Wij haaldenhet destijds niet in ons hoofd om te laat te komen op een afspraakmet een docent, maar dat gebeurt mij nu als docent regelmatig. Menis assertiever en tutoyeert makkelijker. Soms denk ik: 'Ik heb noghelemaal niet gezegd dat je mij mag tutoyeren'."

Jelle: "De democratisering is in mijn vaders tijd tot standgekomen. Officieel stamt de mondige student uit de jaren zeventig.Maar vroeger genoot de hoogleraar meer aanzien. Die mannetjesbepaalden alles. Ze gedroegen zich ook anders. Nu kun je gewoon eenpraatje in de koffiekamer maken."

Yme: "Je probeert mensen tegemoet te komen. Ik ben niet iemanduit de hoogte, maar kennelijk begrijpen mensen dat als eenvrijbrief. Ik ben informeel, maar dat betekent niet dat dan allegrenzen wegvallen."

Jelle: "Theologie studeren is eigenlijk hetzelfde gebleven, denkik. Theologiestudenten zijn serieus, studeren veel. Ze steken ookveel tijd in de kerk, dus dan heb je niet zoveel vrije tijd omdingen te doen. In principe kun je wel stellen dat eentheologiestudent niet de hele nacht in een kroeg zal hangen."

Dirk-Jan: "We drinken wel eens wat na in een café maar hetis nooit echt dronken worden. Dat zul je niet snel tegenkomen."

Jelle: "En je hebt natuurlijk sowieso een grote groep die nietmeegaat naar een kroeg. Niet zozeer principieel of dat ze dat nietzouden mogen, maar ze voelen zich daar gewoon niet prettig. Ik beneen stereotype theologiestudent. Ik hou van klassieke muziek, ik galiever naar een concert. Rustig praten in een cafeetje doe ik wel,maar dan ga ik om éénuur weer naar huis."

De herkenning is duidelijk groter dan de verschillen tussen destudietijd van Yme en die van zijn zoons. Na hard nadenken komt Ymeop de 'studeerbaarheid'.

Yme: "Alles is meetbaar in studiepunten tegenwoordig."

Dirk-Jan: "Het is nu veel strakker geregeld. De eeuwige studentis weg. Je moet echt je studiepunten halen."

Jelle: "Als een docent te veel pagina's opgeeft is er altijd weliemand die roept dat dat niet klopt met het aantal punten dat voorhet vak staat."

Yme: "De studeerbaarheid zie ik als een pluspunt. In mijn tijdliep de studie vaak uit. Het vak van dominee is een roeping, maarik heb als docent nooit een student horen roepen: 'Het is mijnroeping en daarom moet ik zoveel studeren'."

Jelle: "Veel mensen hebben een roeping voor het voorgangerschap.Het is een motivatie die meer is dan alleen geld verdienen. Ditbetrekt je hele leven erbij. Soms moet je als je vertelt dat jetheologie studeert eerst uitleggen wat dat is. In een ver verledengingen mensen naar de kerk, maar dat er nog jonge mensen zijn diedominee willen worden, kunnen sommigen zich moeilijk voorstellen.Negatieve reacties krijg je eigenlijk zelden. Jongeren zijn heelopen over geloof. De gefrustreerde generatie begint pas vanafveertig. Die hebben een jeugd waarin alles mis is gegaan enzo."

Yme: "In de jaren zeventig was het geloof iets waarmeeafgerekend was. Men identificeerde zich met Maarten 't Hart en JanWolkers en dat bepaalde hun houding ook ten opzichte van jou alstheologiestudent."

Dirk-Jan: "Je hebt tegenwoordig heel snel een gesprek. Mensenvragen wat theologie inhoudt en ook of je elke zondag naar de kerkmoet en of je wel bier mag drinken. Wel grappig."

Jelle: "Alsof je van een compleet andere planeet komt."

Klonen

Jelle beklemtoont dat hij en Dirk-Jan nooit onder druk zijngezet om theologie te gaan studeren: "Dat ga je misschien denkenals twee zonen hetzelfde doen als hun vader, maar het tegendeel ishet geval. Het is eerder afgeraden. Dat is misschien wel de bestemanier om pubers die kant op te sturen."

Yme: "Ik vind het natuurlijk heel bijzonder dat ze het doen,hoewel ik ze nu ook dagelijks meemaak in de opleiding en het al watgewoon begint te worden. Mensen vragen: 'Voelen jullie je nietgeweldig gezegend?' - dat is de term die in onze kring dan valt -maar het is niet zo dat ik me nou elke dag gezegend loop tevoelen."

Jelle: "Het leuke is dat wij het aan tafel vaak over theologiehebben.Mijn jongere zusje vindt dat alleen niet altijd evenleuk."

Yme: "Die slaat wel eens met de vuist op tafel: 'En nu gaat hetover wat anders'"

Jelle: "Mijn moeder leest de laatste tijd ook veel theologischeboeken, die vindt het ook interessant."

Yme: "Wat nog wel aardig is, is dat toen Jelle in het eerste entweede jaar zat, hij een aantal docenten had die ik ook nog gehadheb. Dan hebben we het over hun maniertjes en die typische dingendie mensen hebben."

Jelle: "We hebben allebei dr. van Amersfoort gehad en die kwamop de eerste maandagochtend in de pauze naar mij toe: 'Zo Jelle,ben jij een zoon van Yme Horjus?' Die man leert elk jaar allegezichten en namen uit zijn hoofd."

Als Yme met een lijvig boek op de proppen komt met de naamHorjus op de kaft, kreunen de zonen even voor de vorm: "O, nee" Hetboek is onlangs verschenen en gaat over de familiegeschiedenis vande, overwegend Friese, Horjussen van 1382 tot nu, met familiewapenen al. Uit het boek blijkt onder andere dat de namen Yme en Jelleal tijden van vader op oudste zoon wordt doorgegeven.

Yme: "Er waren twee lijnen, een van beurtschippers,turfschippers en kooplui en een van dominees. Het grappige is datik een afstammeling ben van de beurtschippers en de turfschippers.Ik ben dus een dominee in de verkeerde tak."

Maar in die verkeerde tak valt het beroep ook in goedeaarde.

Dirk-Jan: "Afgelopen zondag ging ik voor de eerste keer in eendienst voor en toen waren we alledrie ergens anders. Ik inArnhem-Zuid, Jelle preekte in Stavoren en mijn vader inAmersfoort."

Jelle: "Sommige mensen herkennen in onze stijl van preken weliets gemeenschappelijks."

Yme: "Maar het zijn gelukkig geen klonen van mij. Dat zou ikniet willen."

'Plat gezegd wil ik graag weten wie er in Nederland de baas is'

'Plat gezegd wil ik graag weten wie er in Nederland de baasis'

Een vak in diaspora. De bestudering van degeschiedenis van de internationale betrekkingen raakte de laatstedecennia steeds meer in diskrediet binnen de historischeinstituten, om vervolgens weer op te leven binnen anderevakgebieden. Het is in dat kader veelbetekenend dat de politicoloogdr. Duco Hellema de Utrechtse leerstoel Geschiedenis van deInternationale Betrekkingen ten deel viel. Vanmiddag houdt hij zijnoratie, getiteld 'de Handelende Staat'.

De 'geschiedenis van de internationale betrekkingen' is eenonderzoeksveld dat grote aantrekkingskracht uitoefent op zowelonderzoekers als studenten. In Utrecht is de specialisatie gemetennaar het aantal studenten zelfs de grootste van deletterenfaculteit. Toch zijn er in Nederland nog maar enkeleleerstoelen te vergeven. Hoe kan dat?

Volgens Hellema heeft het vak tijdenlang onder vuur gelegenvanwege de traditioneel grote aandacht van historici voor deDiplomatieke Geschiedenis. Daarin werd op een `klassieke' manierdoor middel van archiefonderzoek het handelen van staatslieden endiplomaten onderzocht. "Te behoudend, te elitair en te masculien",verwoordt Hellema het dedain dat in de jaren zestig ontstond voorde wereld van de `grote mannen met hun oorlogen en allianties'.

Hoewel de belangstelling voor de Kissingers en Srebrenica's bijhet grote publiek altijd is blijven bestaan, verdwenen hetonderzoek en de leerstoelen daardoor langzaam uit degeschiedenis-vakgroepen.

Binnen de sociale wetenschappen en met name de politicologie isde bestudering van de internationale betrekkingen lang beschouwdals een gedragswetenschap, compleet met systeemtheorieën enallesomvattende modellen. Opmerkelijk genoeg heeft juist binnen depoliticologie de laatste tien jaar een kentering plaats gevonden inde richting van het historisch onderzoek. Steeds meer onderzoekersvan sociaalwetenschappelijke richtingen trokken de archievenin.

"Velen hadden genoeg gekregen van dat vruchteloze getheoretiseeren zagen in dat toch eerst naar het verleden moet worden gekekenwanneer men de ontwikkeling van een wereldsysteem of de patronenvan afhankelijkheid tussen de rijke en arme landen wil begrijpen",aldus Hellema.

De hoogleraar die voor zijn benoeming in Utrecht werkzaam wasbij de Amsterdamse vakgroep politicologie aarzelt niet te erkennendat ook hij de schoolstrijden en debatten `een beetje zat' was. "Dewereld van de historici vind ik in veel opzichten aantrekkelijker.Vooral het meercontemporaine onderzoek met de archiefstukken vindik een leuk metier."

Hellema zegt het jammer te vinden dat het vakgebied zoversplinterd is geraakt. Hij spreekt daarom de hoop uit eenbijdrage te kunnen leveren aan het slechten van de rigidedisciplinegrenzen. Juist omdat hij een band heeft met zowel dehistorische als de sociologische invalshoek zou hij daartoe instaat kunnen zijn.

Verwarrend

Om een brug te slaan tussen de 'klassieke' diplomatiekegeschiedenis van de sterke figuren en de 'politicologische'wereldgeschiedenis legt Hellema de nadruk op de Handelende Staatals centraal onderzoeksthema. "Het handelen van ministers is tevensop te vatten als het handelen van een maatschappij als geheel",meent de hoogleraar. "Als onderzoekers de onderhandelingen tussenNetanyahu, Arafat en Clinton bestuderen dienen ze daarom nietalleen te kijken naar die drie individuen, maar ze moeten zich ookrealiseren dat die mensen gestuurd worden door hele complexesociale verbanden."

Is die grote nadruk op de natie-staat niet vreemd gezien dehuidige tendensen naar Europese integratie en de desintegrerendekrachten elders? "De soevereiniteit van de staat is inderdaad nietmeer vanzelfsprekend", geeft Hellema toe. "Ik ben altijdvoorzichtig met voorspellingen, maar Europa staat waarschijnlijkeen verwarrende periode te wachten. Het zou best kunnen dat denatie-staat over vijftig jaar niet meer bestaat. Ik vraag me af ofde Europese Unie een alternatief zal zijn. Misschien ontstaat ereen zekere verbrokkeling van die soevereniteit en gaan we terugnaar een situatie die vóór de negentiende eeuwbestond."

Desondanks houdt Hellema vast aan het belang van het onderzoeknaar de staat als bestuurseenheid. "De laatste 200 jaar zijn destaten de belangrijkste representanten van samenlevingen en dragersvan gezag geweest. Voorlopig kun je ook niet zeggen dat denatie-staat zijn einde heeft genaderd. In West-Europa staat hetverschijnsel misschien ter discussie, maar daarbuiten stervenmensen nog steeds bij bosjes om de natie-staat te realiseren."

Het onderzoek naar Nederland als 'handelende staat' geniet delaatste jaren grote populariteit. Hellema zelf promoveerde achtjaar geleden op het buitenlands beleid van Nederland in 1956 tentijde van de crises in Hongarije en rondom de Suez. Onlangs nogpubliceerde hij met twee mede-auteurs een boek over het optredenvan het kabinet Den Uyl tijdens de oliecrisis in 1973 en 1974. Debelangstelling voor de Nederlandse buitenlandse betrekkingen isvolgens Hellema voor een groot gedeelte te danken aan het liberalebeleid van het ministerie vanBuitenlandse Zaken waar het gaat omhet openstellen van de archieven. Bovendien kunnen onderzoekers inNederland een beroep doen op de Wet Openbaarheid Bestuur. "Daardoorkun je recent materiaal in handen krijgen. In Engeland duurt het algauw dertig jaar voordat papieren worden vrijgegeven", aldusHellema.

Robuust

Hoewel het recente archiefonderzoek naar het handelen vanNederland in internationaal verband volgens Hellema `vele mooieboeken' heeft opgeleverd, constateert de hoogleraar een grootgebrek aan synthese. De grote lijnen worden uit het oog verloren.Hij acht zichzelf daar overigens mede-schuldig aan. "Er is eenenorme hoeveelheid case-studies verschenen die bovendien vaakslechts een beperkte periode beslaan. De gebruikelijke, liberale,en misschien ook wel wat brave literatuur van waarin Nederland eenkeurige nette rol krijgt toebedeeld als Atlantische mogendheid enloyale steunpilaar van de Europese integratie, is met die studiesenigzins bijgesteld. Er is echter niet een mooie consistente langetermijn-visie voor in de plaatsgekomen. Overzichtsboeken zijn bijnaniet verschenen. Ik ben een van de weinigen die zich de laatstejaren daar aan gewaagd heeft."

Hellema betreurt tevens dat onderzoekers terughoudend zijn methet doen van meer robuuste uitspraken over de machtverdeling inNederland in de twintigste eeuw. "Plat gezegd wil ik graag wetenwie er in Nederland de baas is. Ik begrijp wel dat het met de KoudeOorlog sluimerend op de achtergrond een beetje moeilijk ligt omover klassen te spreken, maar schrijvers van boeken over dezeventiende eeuw hebben die schroom helemaal niet. Daarin blijkthet geen probleem te stellen dat de Hollandse handelsbourgeoisie dedominante klasse was. Dat soort uitspraken wordt nu angstvalligvermeden."

De komend jaren wil Hellema in zijn onderzoek weer wat afstandnemen van het archiefwerk om zich mede te richten op wat hij noemt`bredere, meer filosofische, onderzoeksvragen'. Is het zo dat debetrekkingen tussen staten steeds meer onderworpen zijn aan normenen regels? Is er een verbreiding van democratische beginselen? Datzullen vragen zijn die Hellema de komende jaren bezig zullenhouden. "Mooie klassieke onderwerpen die bovendien goed aansluitenbij het onderzoek dat in Utrecht wordt verricht", zo meent hij. "Erzijn hier de laatste jaren talrijke proefschriften geschreven overde mensenrechten en aanverwante thema's. Een aantal collega's maaktdeel uit van de onderzoeksschool Rechten van de Mens. En ook in hetkader van de vorming van een Centrum voor Conflictstudies door defaculteiten Letteren, Sociale Wetenschappen en Rechten is eensamenwerking op dat gebied interessant."

Xander Bronkhorst

Met een papje van tumoreiwit kanker te lijf

Op zoek naar het antwoord op een fundamenteleonderzoeksvraag kwam celbioloog prof.dr. Hans Geuze drie jaargeleden bij toeval een mechanisme op het spoor dat tot eendoorbraak zou kunnen leiden in de behandeling van kanker. Tweepublicaties in hoog aangeschreven tijdschriften later, en ruim eenmiljoen gulden rijker, pleit Geuze er met klem voor om fundamenteelonderzoekers alsjeblieft niet te veel in het keurslijf van'toepasbaar' onderzoek te dwingen.

Zijn hartstocht is de cel. In die fascinerende microcosmos vannog geen tien micrometer (10-6 meter) doorsnee, spelen zich zoveelprocessen af dat Hans Geuze er zijn verdere loopbaan zonder veelmoeite mee kan vullen. ("De cel is voor ons wat het heelal is vooreen astronoom, en in ons heelal zitten nog heel wat zwarte gaten.")Zijn drijfveer is de wetenschappelijke nieuwsgierigheid die hemdirect na zijn biologiestudie in het lab deed belanden. Twee jaargeleden zorgde diezelfde nieuwsgierigheid voor de ontdekking van'exosomen', microscopisch kleine bolletjes die zich zowel binnenals buiten de cel kunnen bevinden. Een vondst met onverwachtverstrekkende consequenties.

Geuze: "Wij doen in Utrecht al een tijd lang onderzoek naar demanier waarop cellen communiceren door moleculen op te nemen. Wijproberen met name het traject van die moleculen door de cel inkaart te brengen. In het begin van de jaren negentig hebben weontdekt dat die moleculen in de cel worden opgenomen in blaasjes,waarin zij in stukjes worden geknipt. Daarna worden ze door dieblaasjes naar het oppervlak van de cel gebracht. Dat hebben we in1992 in Nature gepubliceerd."

Toen hij de inhoud van de door hem ontdekte blaasjes onder deelektronenmicroscoop wat nauwkeuriger bekeek, zag Geuze echter nietalleen moleculen, maar ontdekte hij ook kleine bolletjes die hij'exosomen' doopte en die niet alleen binnen maar ook buiten de celbleken voor te komen. In 1996 publiceerde Geuze ook dezeontdekking, maar niet voordat hij een patent op de exosomen hadaangevraagd. Hij had een voorgevoel dat hij, zonder daar ook maareen moment naar op zoek te zijn geweest, weleens een belangrijkwapen in de strijd tegen kanker op het spoor zou kunnen zijn.

Geuze: "Het interessante was dat die exosomen er eenzelfde vormvan communicatie met het afweersysteem op na bleken te houden alscellen. Nufunctioneert ons afweersysteem in zijn algemeenheid zeerefficiënt. Maar met virussen en bepaalde soorten tumorcellenheeft het problemen. Dat zijn echte opportunisten die op allemogelijke manieren aan de aandacht van het afweersysteem proberente ontsnappen. Een van hun strategieën is dat zij zichonzichtbaar proberen te maken voor de 'killers' van hetafweersysteem. Dat doen ze door maar heel weinig eiwitten op hetceloppervlak te presenteren zodat ze niet worden opgemerkt door hetafweersysteem. (zie kader) Dat laat die cellen daarom ongemoeid endat is een van de redenen waarom veel tumoren zo ongeremd kunnengroeien."

Succes

In tal van onderzoeksgroepen in de wereld wordt onderzoek gedaannaar manieren om het afweersysteem op deze indringers opmerkzaam temaken. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het eiwit waar hetafweersysteem op moet reageren aan te brengen op de wand van in hetlaboratorium gekweekte cellen. Door die goed herkenbare cellen bijpatiënten in te spuiten, hoopt men het afweersysteem zo teactiveren dat het nu ook de 'onzichtbare' tumorcellen opmerkt. Maartot nu toe werkt die aanpak nog niet goed. In plaats van hetsignaal op te pikken, keert het afweersysteem zich vaak tegen dienieuwe, lichaamsvreemde cellen, vertelt Geuze.

"Wij werken al enige tijd nauw samen met een Leidse groep diebezig is met immuuntherapie, dus ik kende hun problemen. Vandaardat ik me afvroeg of onze exosomen geen uitweg zouden kunnenbieden. Stel, dacht ik, dat we exosomen van de patiënt zelfaan de buitenkant 'laden' met tumoreiwit en we spuiten ze daarnaweer bij die patiënt in, dan wordt het afweersysteem dusgeconfronteerd met het tumoreiwit zonder dat het wordt afgeleiddoor een lichaamsvreemde drager ervan. Misschien dat we er zo inslagen om het afweersysteem wel op de tumorcellen te richten."

Terwijl Geuze met zijn Leidse collega prof.dr. Kees Melief indie richting aan de slag ging, bleken onderzoekers uit hetCurielaboratorium in Parijs op hetzelfde idee te zijn gekomen, nietzo verwonderlijk, want een Utrechtse post-doc die nauw betrokkenwas geweest bij de ontdekking van de exosomen, werkt inmiddels inParijs. Terwijl de Nederlanders nog voorzichtig experimenteerdenmet celkweken in het laboratorium, lieten de Fransen er geen grasover groeien. Zij isoleerden exosomen uit het immuunsysteem vanmuizen met een agressieve vorm van borstkanker, besmeerden dieexosomen met een papje van het tumoreiwit en spoten ze de muizendaarna weer in. Het succes was ongekend. Binnen een maand was bijmeer dan de helft van de zieke muizen de tumor volledigverdwenen.

De inkt van de publicatie die dit voorjaar in Nature verscheen,was nog niet droog of het farmaceutische bedrijf 'AP Cells' stondin Utrecht op de stoep met de vraag hoeveel Geuze voor zijn patentmoest hebben. Na overleg met Leiden en Parijs werd besloten tot eengezamenlijke aanpak. Het patent werd voor drie miljoen gulden aanAP Cells verkocht en de opbrengst werd eerlijk over de driepartners verdeeld.

De Utrechtse celbioloog, wiens groep deel uitmaakt van de ditvoorjaar door minister Ritzen gehonoreerde toponderzoekschoolBiomedische Genetica, waarschuwt voor te hoge verwachtingen over desnelle beschikbaarheid van een geneesmiddel. Op dit moment teltvoor hem vooral het wetenschappelijk succes, en uiteraard het gelddat zeer welkom is voor verder onderzoek. De vraag of hij niet, netals sommige van zijn collega's bij Immunologie, beter een eigen BVhad kunnen oprichten, ontlokt hem een glimlach. "Als je zoiets leukvindt en je bent zakelijk ingesteld, dan kun je dat doen. We hebbener wel over gepraat, maar ja, we konden nu een leuk bedrag krijgenwaarvoor ik vier jaar lang een analist en een post-doc kanaanstellen, en dat zonder alle rompslomp van een eigenbedrijfje."

Als het aan Geuze ligt gaat hij de komende jaren onverdrotenverder met wat hij 'wetenschappelijke vrije nieuwsgaring' noemt,niet gehinderd door de eis om op korte termijn met toepassingenvoor de dag te komen. "Met de toenemende aandacht in het ziekenhuisvoor onderzoek dat is gericht op concrete ziektebeelden heb ik weleens mijn twijfel over het belang dat aan dit soort fundamenteelonderzoek wordt gehecht, maar ik hoop dat er in onze faculteitruimte voor blijft. Als we de vrijheid houden om uitsluitend onzenieuwsgierigheid te volgen, dan komen we ongetwijfeld nieuweprocessen op het spoor die ook toepasbaar zullen blijken te zijn inde geneeskunde. Uiteindelijk zijn bijna alle ziekten terug tevoeren op een fout in een proces in de cel. Ik ben ervan overtuigddat de celbiologie pas aan het begin van zijn ontwikkeling staat endat zij de komende tijd een enorme vlucht gaat nemen. Daar wil iknog heel graag het nodige aan bijdragen.

Erik Hardeman


In het lichaam zwerven miljoenen cellen rond die behoren tot hetafweersysteem. Het gaat om cellen met fraaie namen als macrofagen(veeleters), lymfocyten, T-cellen en Dendritische cellen diepermanent op zoek zijn naar ongewenste indringers zoalsbacteriën en virussen, maar ook naar tumorcellen. Deindringers worden herkend aaneiwitten die zij met zichmeedragen.

Die eiwitten worden 'gepresenteerd' op de wand van de cel,waarin het virus is doorgedrongen, of op de wand van de tumorcel.Wanneer passerende afweercellen zo'n eiwit als lichaamsvreemdherkennen, kunnen zij afhankelijk van de soort op twee manierenreageren: Macrofagen eten de cel op en presenteren het virus-eiwitvervolgens op hun eigen celwand om collega-afweercellen tealarmeren. T-cellen daarentegen doden de indringer niet zelf, maarmaken antilichamen die speciaal op dat ene eiwit zijngeprogrammeerd en die alle rondzwemmende virussen met dieeiwitstructuur opeten.

Tot 1996 werd gedacht dat alleen cellen in staat zijn omeiwitten op hun wand te presenteren. Geuze ontdekte dat ook de veelkleinere exosomen dat vermogen bezitten.

Een speld in een hooiberg

Werken in een internationale ambiance spreekt veelstudenten aan. Internationale organisaties bieden je de kans om jebreed te ontwikkelen, iets van de wereld te zien en met andereculturen in contact te komen. De arbeidsvoorwaarden zijn vaakbehoorlijk goed. Het enige vuiltje aan de lucht zijn de lange rijenkandidaten voor iedere vacature. Het is dringen geblazen en datstelt niet alleen hoge eisen aan je cv, maar ook aan je kruiwagenen ellebogen.

Om een baan te bemachtigen in de internationale sfeer is eenuitgebreid cv nodig. Vakinhoudelijke kennis alleen is niet genoeg,je moet een generalist zijn, alles kunnen en overal inzetbaar zijn.Je moet je talen spreken, vooraf minimaal twee jaar werkervaringhebben opgedaan, heel veel mensen kennen en dan vooral op de juisteplekken. Dat alles moet je samen kunnen bundelen tot ééngrote lobby die jou als een soort wave naar de gewenste werkplektoe draagt, want alleen kom je er niet. Zo luidt in het kort deboodschap aan 120 studenten die afgelopen donderdag aanwezig warenop een informatieve bijeenkomst over internationale loopbanen.

De bijeenkomst werd georganiseerd door het Bureau InternationaleAmbtenaren (BIA) in samenwerking met het Studenten Service Centrum.BIA is onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en werdvijftien jaar geleden opgericht om de instroom van Nederlandsewerknemers in internationale organisaties op peil te brengen. Hetbureau geeft informatie over vacatures en de selectieprocedures dieinternationale organisaties er op na houden. Ook verzorgt BIAtrainingen die kandidaten voorbereiden op de selectieprocedure.

Arne Stoffer (22) bezocht de informatiemiddag omdat hij eeninternationale loopbaan ambieert. "Wat mij vooral is bijgebleven isde immens zware selectie die Europese instellingen toepassen. Jedoorloopt allerlei procedures die een jaar in beslag nemen en alsje daarna niet voor een baan of stageplek in aanmerking komt, benje een jaar kwijt aan een sollicitatie waar je niets voorterugkrijgt. Aan een baan bij het bedrijfsleven gaat zeker geensollicitatie van een jaar vooraf en het is de vraag of de overheidzoveel meer te bieden heeft. Maar het bedrijfsleven is bijna nietter sprake gekomen en dat had wel interessant kunnen zijn."

Chinees

Op de bijeenkomst werd geschetst hoe de aanloop naar eeninternationale carrière eruit zou kunnen zien. USAllereerstmoeteen student afgestudeerd zijn op om het even welk vakgebied."Het gaat er niet zozeer om wat je kennis is, maar je moetinhoudelijk goed zijn", aldus E. Faber. Hij studeerdeNLUS Rechtenaan de universiteit van Utrecht en doorliep een wervingsronde bijhet ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ). "Het leuke van werkenbij BZ is dat het geen vakdepartement is. Je mag je dus met allesbemoeien en niet alleen in Den Haag maar ook op 150 posten in hetBuitenland. "Naast juristen en politicologen werken op hetMinisterie van Buitenlandse Zaken (BZ), ook geografen,geschiedkundigen en zelfs een musicus. NL

Studenten werd geadviseerd veel aandacht aan hun talenkennis tebesteden. "Engels en Frans zijn de twee werktalen dieinternationale organisaties hanteren, één van beiden moetje als sollicitant in woord en geschrift beheersen, de ander moetje op zijn minst kunnen begrijpen" Zo vertelde P. Boijmans dieUSaan de Utrechtse universiteit Sociale Geografie studeerde enmomenteel in Brussel werkt.NL "Het aantrekkelijke van een baan inBrussel is de internationale werksfeer. Maar het samenwerken metvijftien nationaliteiten doet ook een groot beroep op jecommunicatieve vaardigheden. Het komt tegenwoordig steeds vakervoor dat er bij kandidaten gekeken wordt of ze ook iets extra'skunnen." Het denken gaat dan richting Russisch, Chinees, Arabischof Spaans.

'Waar autochtonen en allochtonen harmonieus samenleven'

Het Utrechtse stadsdeel Lombok bestaat voor meer dande helft uit allochtonen van verschillende etnische oorsprong. Zo'nomgeving lijkt zich bij uitstek te lenen voor taal- encultuurvermenging. Het TCULT-project probeert ditveranderingsproces in kaart te brengen.

"Kijk nou eens wat ik gevonden heb, jongens!" Theo Meder kanniet wachten om zijn vondst aan de collega-onderzoekers, die zichverzameld hebben in het Volksbuurtmuseum in Lombok, te tonen. Hetgaat om een cassettebandje van een Turkse zanger, net gekocht in deKanaalstraat. Er staan zowel Turkse als Nederlandse liedjes op. Weherkennen het nummer 'Deze vuist op deze vuist'. Was dat niet vanonze kindervriend Edwin Rutten, alias Ome Willem? "Geweldighè?"' kraait Meder. "Daar doe je het toch voor?"

Meder werkt voor het P.J. Meertens Instituut, het door Voskuilinmiddels beruchte Amsterdamse 'Bureau' voor Dialectologie,Volkskunde en Naamkunde. Het Meertens Instituut is trekker van hetTCULT-project, waar ook de Universiteit Utrecht in participeert.TCULT wil in kaart brengen hoe verschillende talen en culturen metelkaar in aanraking komen, hoe ze zich daardoor ontwikkelen eneventueel vermengen. Voor de eerste fase van het project, eenenquête onder driehonderd huishoudens, verzamelen deonderzoekers zich in het jonge Volksbuurtmuseum: een oud pand vanDe Gruyter met fraaie tegeltableaus uit het koloniale verleden.Behalve Meder zijn vanmiddag aanwezig de Marokkaanse onderzoekerAbder El Aissati, 'Turkologe' Nadia Eversteyn van de KatholiekeUniversiteit Brabant en Jacomine Nortier van de Utrechtse vakgroepAlgemene Taalwetenschappen.

Nortier is tevens coöordinator van het project. Naast deenquête zullen gesprekken worden gehouden met bewoners,winkeliers en op scholen. In samenwerking met het Volksbuurtmuseumzullen voorts nog gesprekken worden gehouden met (oud-)wijkbewoners: het museum is geïnteresseerd in verhalen over dewijk, TCULT gebruikt de verhalen voor cultuur- en taaltheoretischonderzoek.

Op het wijkfeest Salaam Lombok bemande TCULT al een eigen kraam,waar allochtonen moppen mochten vertellen. Want moppen vertellenveel over culturen, weet Meder: "Over de grenzen van waarden ennormen, over taboes, over zaken als reinheid en gezagsverhoudingenbijvoorbeeld."

Kashbah

Opvallend is dat het onderzoek - waarbij behalve het MeertensInstituut de universiteiten van Brabant, Utrecht, Leiden enAmsterdam zijn betrokken - zich volledig concentreert op deUtrechtse buurten Lombok en Transvaal, zeg maar de Kanaalstraat enomgeving. In het onderzoeksgebied is ongeveer 40 procent van debevolking allochtoon, met een concentratie tot 60 procent in hetgebied rond de Damstraat. Er wonen ongeveer even veel Turken alsMarokkanen, een kwart van de allochtonen komt uit Suriname enandere immigratielanden. Daarnaast lopen er dagelijks nogal watmensen rond van buiten de wijk. Zo is er een qat-huis (qat is lichtroesmiddel) in de Damstraat, waar veel Somaliërs enEthiopiërs op afkomen.

Bij de Utrechtse buschauffeur is de Kanaalstraat niet geliefd.Het gekanker op 'de buitenlanders' is niet van de lucht als hijzijn vervoermiddel door de 'kashba' probeert te laveren.Daarentegen zijn er velen die de sfeer van de Kanaalstraat roemen.De vele allochtone winkels zorgen voor een mediterranelevendigheid. De stoepen van de Kanaalstraat hebben door de buitenuitgestalde waren wel wat weg van nauwe marktstraatjes. Opvallendis het grote aantal groentenwinkels, warme bakkers en islamitischeslagerijen. Deze kunnen naast elkaar bestaan omdat de Kanaalstraatgeen gewone buurtwinkelstraat is, maar een centrum met eenregionale functie, waar allochtonen uit heel Utrecht en omgevinghun boodschappen komen doen en elkaar ontmoeten: in het koffiehuis,in de moskee, bij de Turkse kapper, of gewoon in de winkels, waarvoortdurend groepjes mannen druk met elkaar in gesprek zijn.

Met zoveel talen en culturen lijkt Lombok dus de ideale locatievoor het TCULT-onderzoek. De wijk wordt vaak genoemd als voorbeeldvan een multiculturele buurt, waar autochtonen en allochtonenharmonieus met elkaar samenleven. "Ja, vooral de gemeente Utrechtschermt daar natuurlijk graag mee", relativeert Meder. "De gemeentedoet er ook wel veel aan hoor, maar in de praktijk is iedereen tochsterk op de eigen groep gericht. De integratiepogingen komen vooralvan bovenaf. In werkelijkheid is eerder sprake van vreedzamecoëxistentie."

Maar dat is toch al heel mooi, betoogt Nortier. "Als je naarwijken als Kanaleneiland en Hoograven kijkt, daar is de sfeer tochduidelijk meer gespannen."

Ook voor Aissati is Lombok een verrassing. "Ik had vooroordelen;een wijk met veel Turken en Marokkanen, dus ik verwachtte veelagressie. Maar dat valt dus erg mee." De Turken en Marokkanen dieAissati heeft gesproken zijn volgens zijn zeggen ook enthousiastover de wijk. "Voor mijzelf zou het ook een fijne wijk zijn om tewonen."

Kaasschaaf

De voorwaarden voor wederzijdse taal- encultuurbeïnvloeding lijken in Lombok dus ideaal. Maar hoeonderzoek je dat? "Wij gaan natuurlijk niet in de laatjes kijkenbij een Marokkaanse familie of ze een kaasschaaf in huis hebben",legt Nortier uit. "Maar we vragen er wel naar. Zo vragen we ook ofze een demlik (theezetapparaat) in huis hebben, of ze Klein Duimpjekennen of Nasreddin Ho a (Turkse sprookjesfiguur). Maar ook naareetgewoonten: of ze wel eens simit eten of couscous."

"Gerechten blijken overigens het meest bekend bij andereculturen", vertelt Eversteyn: "Nederlanders die roti eten, Turkendie couscous eten." Omgekeerd is ook Nederlandse eetwaar populairbij allochtonen: "Nee geen stamppot, maar wel haring, drop enpannenkoeken", weet Eversteyn.

Een toch zeer Hollands cultuurverschijnsel dat het goed doet bijallochtonen is Sinterklaas. Nortier: "We waren bij een vrijtraditionele Marokkaanse familie, maar daar vierden ze welSinterklaas. De oudere leden van de familie moesten erg lachen toenwe er naar vroegen, maar de moeder, die alleen berber sprak,reageerde heel verward. Ze hadden haar namelijk wijsgemaakt datSinterklaas daadwerkelijk bestaat."

Nortier noemt de viering saillant, omdat het van oorsprong tocheen christelijk feest betreft: "Maar die associatie is ook bijNederlanders nog maar heel dun. Een kerstboom in huis halen gaateen moslim echter duidelijk te ver."

De wederzijdse beïnvloeding blijkt toch vooral plaats tevinden tussen de dominante Nederlandse cultuur enerzijds en deallochtone culturen anderzijds. Allochtone culturen lijken zich ineen dergelijke situatie juist tegen elkaar af te zetten. "Vraag eenTurk naar een populaire Marokkaanse zanger en hij zal zeggenMarokkaans? Oh nee, dan kennen we hem niet."

Turken willen niets van Marokkanen weten, volgens Aissati. "Zezeggen dat we vies zijn, of geen goede moslims." Omgekeerd makenMarokkanen grappen over Turken.

Toch blijkt tijdens een wandeling door de Kanaalstraat dat inLombok ook die barrière doorbroken kan worden. Nortier wijstop een slagerij waar een Turk en een Marokkaan samen achter detoonbank staan. Op de winkelruit zijn zowel de Turkse als deMarokkaanse vlag aangebracht. Beide nationalitetien kunnen hierterecht voor 'koosjer' vlees, om maar eens een goed moslimwoord tegebruiken. Slagerij van Schaik daarentegen blijft zich hardnekkigop de autochtonen richten, met 'eigengemaakte balkenbrij' en'schnitzels' in de aanbieding. Om elk misverstand te voorkomenprijkt een levensgrote afbeelding van een vrolijk lachend varkenaan de muur achter de toonbank.

Bij 'Rob de Kaasboer' komen wél allochtonen over de vloer.Een kaasschaafhebben de meeste allochtonen dan ook zeker in huis,weten de onderzoekers inmiddels. "Dat moet ook wel bij die kaas vanjullie", roept Aissati. "Die grote stijve blokken!"

"Waarom kopen jullie dan geen gesnéden kaas?" dolt Meder.Domme vraag natuurlijk, vindt Aisatti: "Die is duurder."

Het is duidelijk: Ook déze zaken mogen niet onopgemerktblijven. Het TCULT-project duurt drie jaar. Naast een gedegeneindrapport en minimaal twee dissertaties, zullen diverse populaireboekjes over het TCULT-project verschijnen, belooft Meder: "Om ietsterug te doen voor de wijk."


Multicultureel woordenboek

balkenbrij - ook 'hangop': gerecht van varkenskop, vleesafval,bloed, vet, boekweit, krenten en rozijnen, dat men liet uitlekkenin een doek, opgehangen aan een zolderbalk (Hoezo, rareeetgewoonten?)

berber - taal van Berbers: N-Afrikaans bergvolk

couscous - N-Afrikaans graangerecht

demlik - Turks theezetapparaat

drop - Hollandse snoepsoort

haring - Noordzeevis, bij voorkeur rauw gegeten

kaasschaaf - soort mes om plakjes van kaas te snijden

kashba - historisch centrum Arabische steden

kerstfeest - belangrijkste feest van christenen

Klein Duimpje - westerse sprookjesfiguur

koosjer vlees - (orthodox-joods): niet van het varken

moskee - islamitisch godshuis

Nasreddin Ho a - Turkse sprookjesfiguur

Ome Willem - Nederlandse televisie-persoonlijkheid

pannenkoek - platte meelkoek

qat - Afrikaans roesmiddel van qat-bladeren

roti - Surinaams gerecht

schnitzel - 'Schweinefleisch': zie varkenskarbonaadje

simit - Turks broodje met zaadjes

Sinterklaas - Sint Nicolaas: bisschop, goedheiligman

stamppot - Hollands eenpansgerecht