Achtergrond

Nieuw curriculum Milieukunde



Computermodellen rekenen natuurbeleid door




Beleidsscenario's tegen verdroging stroomgebied van deDommel

Politici en ambtenaren overtroffen Utrechtseonderzoekers in hun keus voor beschermende maatregelen in hetstroomgebied van het riviertje de Dommel. Dat was de uitkomst vaneen symposium ter afsluiting van een vierjarig onderzoek met geldvan de Europese Unie. Milieukunde maakte modellen voor het helestroomgebied tot honderden meters onder de grond en met inbegripvan flora en fauna. Alleen het risico dat boeren met mestkarrengaan protesteren is niet met de computer te voorspellen.

"Kijk, hier heb je de drinkwateronttrekking in het gebied."Promovendus Nico Pieterse laat een kaartje zien van het riviertjede Dommel dat voor éénderde in België en voortweederde in Nederland stroomt, ter hoogte van Eindhoven. Op hetkaartje staan cirkels van allerlei grootte, een maat voor dehoeveelheid drinkwater die elk pompstation onttrekt. Pieterse heeftin de computer kaarten tot op enkele honderd meters diepteopgeslagen. "Hier bij Wintelre zie je op dertig meter diepte eengrote cirkel dus veel wateronttrekking. Dat is relatief ondiep enheeft dus een groot effect aan de oppervlakte."

Dat laatste laat hij op andere kaarten zien waarop de computerberekeningen voor grondwaterstanden heeft afgebeeld. Eén vande grote problemen in het ruim zestienhonderd vierkante kilometergrote stroomgebied van de Dommel is de verdroging, verteltprojectleider dr. Ton Verkroost. Dat is funest voor de natuur inhet gebied. Sinds 1994 heeft Verkroost met zes medewerkers van dedisciplinegroep Milieukunde en Hydro-ecologie gewerkt aanvoorspellende modellen van het riviertje. De bedoeling van hetproject was namelijk om beschermende maatregelen 'door te rekenen'om zo het effect ervan op de natuur in het gebied tevoorspellen.

Verkroost: "Er bestaan allerlei plannen om de verdroging tegente gaan: je kunt de drainage van landbouwgronden verminderen, jekunt beken die gekanaliseerd waren opnieuw laten meanderen; je kuntook in steden de hoeveelheid verhard oppervlak verminderen. Maartot voor kort was hetmoeilijk om het gezamenlijke effect daarvan teoverzien."

Verkroosts team heeft al die effecten verwerkt in zogehetenhydrologische computermodellen, die waterstromen en grondwater inhet hele gebied volledig in kaart brengen. Vervolgens zijn diegegevens gebruikt in ecologische modellen die, uitgaande van dewatergegevens, voorspellingen doen over de soorten planten die opbepaalde plekken kunnen groeien. Globaal gezegd komt het er op neerdat een beleidsmaker met een set plannen naar Verkroost encollega's toe kan gaan met de vraag om uit te rekenen wat dat voorde natuur betekent.

Mest

De onderzoekers hebben enkele beleidsscenario's doorgerekend diewaren opgesteld in samenwerking met het Staring Centrum inWageningen. Pieterse laat een derde kaartje van het gebied zienwaarop de vooruitgang of achteruitgang van de natuur is aangegeven.Het is er een van een extreem scenario, waarbij de invloed van demens in het hele gebied drastisch is teruggebracht; alleenEindhoven als stad is overgebleven. Op het kaartje is aan rodestippen de vooruitgang van de natuur op diverse plaatsen te zien.Op een ander kaartje, dat gebaseerd is op het huidige beleid, isook menige blauwe stip te ontwaren, ten teken vanachteruitgang.

Het hele onderzoeksproject van Verkroosts team maakt deel uitvan een groter samenwerkingsverband met de Provincie Noord-Brabant,het Waterschap de Dommel en een aantal Belgische overheden.Financier is de Europese Unie met een bedrag van 680.000 Ecu. Eenpaar weken geleden is het project in feite afgerond met een grootsymposium. Ruim honderd Belgische en Nederlandse lokale politici enbeleidsambtenaren hebben toen kennisgemaakt met de mogelijkhedenvan de modellen.

De deelnemers bereikten aan het slot van de bijeenkomstconsensus over een eindscenario dat ook daadwerkelijk hetuitgangspunt moet worden voor toekomstig beleid. In het scenariostaan ingrijpende maatregelen - zoals het dichtgooien van sloten,het verminderen van beregening met 20 procent op landbouwgronden enhet vervangen van maar liefst 35 procent van het naaldbos doorloofbos. De totale kosten zouden ruim honderd miljoen Ecu bedragen,uitgesmeerd over twintig jaar.

Verkroost is eerlijk gezegd wel verbaasd over de voortvarendheidvan de beleidsmakers.

"Hun eindscenario is zelfs duurder uitgevallen dan het meestoptimistische scenario dat we zelf van tevoren hadden opgesteld.Dat er over dit scenario overeenstemming is bereikt wil natuurlijkniet zeggen dat het ook exact zo uitgevoerd wordt; zo gaat dat nietin de politiek. Ik vermoed dat er eerst proefprojecten wordenopgezet."

Hoe kun je als onderzoeker bij het opstellen van dit soortscenario's nuinschatten of ze ook maatschappelijk haalbaar zijn?Daarvoor is gebruik gemaakt van onderzoek, waarbij directbetrokkenen werden geïnterviewd. Verder zijn veelbeleidsstukken geraadpleegd en is een workshop gehouden metbeleidsmedewerkers. Pieterse: "Beleidsmedewerkers weten heelprecies hoe ver ze kunnen gaan zonder dat ze boeren met mestkarrenvoor hun deur krijgen."

Overigens heeft de mestproblematiek bij het project slechts eenondergeschikte rol gespeeld. Die valt namelijk in het niet bij hetprobleem van de verdroging. Mestreducties komen dan ook niet alsmaatregel voor in het eindscenario. Verkroost: "Ik vermoed dat erdaarom maar weinig vertegenwoordigers van de boeren op hetsymposium waren. Ook de andere punten zijn niet direct nadelig voorde boeren. Want hoewel er aanpassingen zijn op het gebied vandrainage en beregening gaan de boeren er volgens ons eindscenariofinancieel op vooruit. Simpel gezegd zit het zo: als je de drainagevermindert hoef je ook minder te beregenen."

Dat de mestproblematiek niet zo'n belangrijkste factor is, wasnieuw voor Verkroost. Hij beschouwt het als een interessant gegevenom in detoekomst verder te onderzoeken. Ook op het gebied van deecologische modellen, die promovendus Harry Olde Venterink heeftontwikkeld, heeft het project de onderzoekers veel nieuwsgeleerd.

Beestjes

"We hebben voor het meten van een voor- of achteruitgang van denatuur gekeken naar drie karakteristieke ecosystemen in hetgebied", vertelt Verkroost. "Dat zijn broekbossen (een soortmoerasbos), weidegebieden en beken. Pieterse voegt eraan toe: "Datis echt een hot topic in het vakgebied op dit moment." De modellengaan uit van de gegevens over de waterhuishouding op een bepaaldeplaats en bekijken vervolgens de invloed op de plantengroei in debeekdalen en de beestjes in de beken.

De hydrologische modellen die zich specifiek met dewaterhuishouding bezighouden bestonden al wel langer. Maar hetinvoeren en verifiëren van massa's geografische gegevens, dieook in België moesten worden opgevraagd, is voor Pieterse tocheen hoofdtaak geweest. Pieterse lachend: "Vergelijk die modellenmaar met een tekstverwerker. Als je een tekstverwerker hebtgeïnstalleerd wil het nog niet zeggen dat er ook automatischeen proefschrift uitrolt."

Frans van Mieghem

'Alles heeft een duurzaamheidsdimensie'

Utrechtse economiestudenten konden twee jaar geleden eenkeuzevak volgen over duurzame economische ontwikkeling. Hoewel heteen succesvolle cursus was - één op de vijfeconomiestudenten nam eraan deel - verdween het vak naéén jaar weer uit het curriculum. Oorzaak: te weinigbeschikbare capaciteit van docenten. Met de komst van een Utrechtsepropedeuse Economie keert het vak mogelijk weer terug.

Prof.dr. Jan Luiten van Zanden, hoogleraar EconomischeGeschiedenis, coördineerde twee jaar geleden de 'groene'cursus. "Die bestond uit een serie lezingen van zowelwetenschappers als mensen uit de praktijk. Daarnaast verzorgde iktheoretische economische colleges. Zo kregen de studenten uitgelegdhoe economen omgaan met de milieuproblematiek. Dat is belangrijk,want je hoeft maar om je heen te kijken om te zien dat alles eenduurzaamheidsdimensie heeft. Veel economische politiek istegenwoordig milieupolitiek."

'Als we nu niets doen, is het over vier jaar met ons gebeurd'

'Als we nu niets doen, is het over vier jaar met onsgebeurd'

Waar is die drastische ingreep in het onderwijseigenlijk voor nodig?

Ons grote probleem is dat competitie, concurrentie en externeoordelen een steeds grotere rol in onderwijs en onderzoek gaanspelen. En wij doen het in dat opzicht gewoon niet goed. Invisitaties en enquêtes, zoals die van de Hoger OnderwijsKeuzegids, scoren de Utrechtse Sociale Wetenschappen heel matig.Daar komt bij dat een aantal van onze opleidingen ook nog delaagste rendementen hebben van heel Nederland. Alles bij elkaarlevert dit een dramatisch beeld op. Als we nu niets doen, is hetover een jaar of vier met ons gebeurd.

Zijn die ranglijstjes nu echt zo belangrijk?

Het gaat niet om die lijstjes op zich, het gaat erom dat groteaantallen studenten de Utrechtse opleiding onvoldoende vinden. Wijstaan op dit

moment te boek als een zeer middelmatige faculteit en dat iszonde, want in potentie hebben wij kwaliteit genoeg in huis. Hetontbreekt ons alleen aan een duidelijk opleidingsprofiel. Devisitatiecommissie psychologie vond dat er op dit moment nog teveel trace¶s waren waardoor voor studenten het zicht op eenhelder profiel werd bemoeilijkt. En de visitatiecommissiepedagogiek zei: jullie zijn niet één maar meeropleidingen. Meer in het algemeen geldt dat opleidingen op ditmoment onduidelijk zijn over wat studenten aan het eind van destudie moeten kunnen en weten. Een centraal element in ons voorstelis dan ook de vraag aan de zeven opleidingsbesturen om, insamenspraak met het beroepsveld, een duidelijk profiel voor hunopleiding op te stellen.

Wat heeft u tegen de gammapropedeuse?

De gammapropedeuse is indertijd ook opgezet om de faculteit eennieuw profiel te geven. Trefwoorden waren: integratie van deverschillende disciplines en een meer thematische,probleemgestuurde manier van werken. Ik vind dat op zich een primauitgangspunt, maar het grote probleem is dat die aanpak alleen inde propedeuse tot uitdrukking is gekomen. Alle onderwijskundigenzijn het erover eens dat dat de verkeerdeplaats is. Je moetstudenten eerst een 'kit of tools' uit een discipline in handengeven voordat je ze thematisch en probleemgestuurd laat leren. Wijwillen de multi-disciplinaire, thematische aanpak absoluut nietlaten verdwijnen, wij willen die alleen meer in de latere jarenonderbrengen, omdat die daar in onze ogen veel effectiever is.

Dat klinkt mooi, maar bent u ook niet gewoon gezwichtvoor de weerstand van de psychologen en de pedagogen tegen degammapropedeuse?

Nee, als ik gedacht had dat de huidige propedeuseonderwijskundig goed in elkaar zat, had ik dit voorstel nietgedaan. Maar de weerstand heeft natuurlijk wel een rol gespeeld inonze overwegingen. Als twee opleidingen met zestig à zeventigprocent van de studenten zoveel kritiek hebben, moet je daarserieus naar kijken. Het concept van de gammapropedeuse is daarnooit geaccepteerd en je kunt natuurlijk niet eindeloos aan eendood paard blijven trekken.

Er is tien jaar lang veel energie gestoken in deinrichting van de gammapropedeuse. Is dat allemaal voor nietsgeweest?

Absoluut niet. De gammapropedeuse heeft belangrijkevernieuwingen geïntroduceerd, zoals goede vormen vanstudiebegeleiding en het werken met docententeams. Die moetenblijven bestaan, en dat zullen we de opleidingsbesturen ook op hethart drukken. Uit het stuk van Jaap Bos in het vorige U-blad klinkteen beetje door dat er sprake is van een Gideon's bende vanenthousiaste docenten met onderwijskundige idealen die door ons omzeep worden geholpen. Dat is niet juist. Ook in de nieuwe opzetblijven er studenten komen die goed les moeten krijgen. Het enigeverschil is dat dat nu niet meer gebeurt onder verantwoordelijkheidvan één propedeusebestuur, maar van zevenopleidingsbesturen. En niet te vergeten, dat we straks verlost zijnvan die massale colleges voor meer dan vierhonderd studenten.

Als wij u zo horen, lijkt het alsof het besluit om degammapropedeuse af te schaffen, al is genomen.

Daar is geen sprake van. De faculteitsraad moet met de planneninstemmen en krijgt daar ook ruim de gelegenheid voor. Pas in juni1999 wordt de knoop doorgehakt. Ik sta overigens wel voor ditbeleid, laat daar geen misverstand over bestaan. Maar wij willenhet zoveel mogelijk in samenspraak met de raad gestalte geven.

Betekent dat dat de raad uw voorstel ook zou kunnenverwerpen?

Ik ben er absoluut van overtuigd dat het zover niet komt, omdatik verwacht dat wij de raad kunnen overtuigen van het feit dat hetecht om een essentiële verbetering van het onderwijs gaat.Wijhebben daar steekhoudende argumenten voor. Als de raad deveranderingen toch zou willen tegenhouden? Tja, daar bestaat eenprocedure voor. Dan is er sprake van een geschil, dat we geloof ik,bij het college van bestuur moeten aanmelden.

Dat betekent dus dat raadslid José van Dijkgelijk had en dat de raad in feite alleen nog als democratischefranje mag fungeren.

Ik vind dat een veel te negatieve benadering. Als de raad metgoede argumenten komt, dan zullen wij ons daar zeker door latenovertuigen. De raad kan bij voorbeeld duidelijke randvoorwaardenstellen om de huidige verworvenheden van de propedeuse te behouden.Ik meen het oprecht als ik zeg dat er nog niets definitief beslistis. Ik kan me alleen niet voorstellen dat we alles uiteindelijk bijhet oude zullen laten. Dat kan de raad zelf toch ook nietwillen?

Waarom heeft u niet vooraf met vertegenwoordigers vande gammapropedeuse gesproken?

Dat is misschien onhandig van ons geweest. We hebben wel voorafoverlegd met de voorzitters van de opleidingsbesturen, maar ik hebde emoties toch nog onderschat. We hebben in ieder geval van dezeaffaire geleerd dat we een procedure moeten bedenken om defaculteitsraad voortaan eerder op de hoogte te brengen vanverreikende plannen, nog voor ze de vorm van een beleidsstukhebben.

Bent u optimistisch over de goede afloop?

Zonder meer, want ik herhaal dat deze faculteit zeer veelkwaliteit herbergt. Wij willen de lat nu hoger gaan leggen, zodatdie kwaliteit er straks ook uitkomt. Misschien is dat nog eenbeetje de invloed van mijn Leidse tijd. Daar werd je doordrenkt vande gedachte: wij zijn de besten. Ik hoop die manier van denken hierook een beetje ingang te laten vinden.

Erik Hardeman en Alette van Doggenaar

'Samen zoeken naar duurzame oplossingen'

Als alles volgens plan verloopt, kent de faculteitDiergeneeskunde volgend jaar een bijzonder hoogleraar VeterinaireMilieukunde. Adjunct-directeur J.J. van der Kaaden van de faculteitover de komst van een groen studiepad: "Daar ben ik een voorstandervan. Het welzijn van dieren en de milieuproblematiek worden bijDiergeneeskunde immers steeds belangrijker. De dierenarts heeftzicht op de milieuproblemen waar een veehouder mee te maken heeft,en kan samen met de veehouder zoeken naar duurzameoplossingen."

In de profielschets voor de toekomstige hoogleraar lezen we:"Voor de profilering van de faculteit der Diergeneeskunde zal een'milieu'-hoogleraar in de toekomst van strategisch belang zijn. Deleerstoel zal tevens aansluiten op en bijdragen aan een versterkingvan het profiel van de UU met betrekking tot milieuwetenschappen."Met zo'n expliciete verwijzing naar het ontwikkelingsplan van de UUkan genereuze medewerking van het college van bestuur natuurlijkniet uitblijven.

Het Storm-lid 'De studie is breed en praktisch'

"Iedereen die Milieukunde studeert heeft nu nog twee jaar eenandere studie gedaan; vanaf komend collegejaar is dat nog maaréén jaar. Dat kan rechten, sociale geografie, scheikundeof biologie zijn. Milieukunde is de interactie tussen mens enmilieu. Je kunt met deze studie een bijdrage leveren aan hetoplossen van milieuproblemen. Vanuit de sociale geografie bekijk jehet milieu van de ruimtelijke, planologische kant. Bijvoorbeeld delokatiekeuze van een afvalverwerkingsfabriek of het in kaartbrengen van de omwonenden van een fabriek. Een milieukundige meteen sociaal geografische achtergrond kijkt vooral naar 'wie watvindt' en 'waar men wat vindt'. Dat kan op lokaal niveau gebeuren,zoals ten aanzien van die bus die door je straat rijdt. Maar ook opwereldniveau, dan moet je denken aan bijvoorbeeld deozon-problematiek.

Je werkt met verschillende mensen samen - van scheikundigen totmensen die rechten hebben gestudeerd - om gezamenlijk dingen op telossen. Zo ga ik samen met een meisje, dat denatuurwetenschappelijke kant van de studie doet, stage lopen en descriptie schrijven. De studie is breed en ook praktisch. InGroningen is de studie meer natuurwetenschappelijk gericht, daarben ik niet geschikt voor. Ik vind het goed dat je in Utrecht zelfeen richting kan kiezen, je studie is dan niet voorgekauwd.Keuzevakken volgen bij andere faculteiten wordt hier nietontmoedigd.

Ik kan bij een adviesbureau gaan werken of meer deonderzoekskant uit. Er zijn bureau's die gespecialiseerd zijn inmilieu-effectrapportages: die adviseren bijvoorbeeld als er eennieuwbouwwijk gebouwd gaat worden. Ik wil graag bij een grootbedrijf milieu-medewerker worden, of op een consultancy-bureauonderzoek doen. Ik wil de managements- en beleidskant op. Hetmilieu raakt steeds meer geïntegreerd bij grote bedrijven,enerzijds omdat de wetgeving strenger wordt, anderzijds door deinvloed van de media. Als een bedrijf niet voldoet aan bepaaldemilieu-eisen, krijgt het al snel een slechte naam.

Milieukunde is groeiende business, maar ik studeer omdat ik hetleuk vind. Deze studie ben ik niet gaan doen omdat ik het gevoelheb dat ik wezenlijk iets kan bijdragen aan een betere wereld. Erlopen sowieso weinig milieufreaks bij ons rond. Het milieu leeftniet meer zo: iedereen heeft het allemaal al een keer gehoord. Ikben net zo. Je hebt niet zo veel aan idealen, je moet ook een vakleren. Toch is deze studie voor mij wel een beetje idealistisch: jeprobeert bedrijven te bewegen om hetgoed te doen met hetmilieu."

JvdG

Milieukunde kijkt over meerdere schuttingen heen

'Integratie' is het sleutelwoord. Milieukunde is eeninterdisciplinaire studie, met elementen uit ecologie, scheikunde,hydrologie, planologie, bodemkunde, bestuurskunde en dergelijke."Je kunt in Utrecht een specialistische milieukundevariant volgenbij een ander vak, bijvoorbeeld als milieubioloog. Of je volgt een'generalistische' opleiding bij de studierichting Milieukunde. "Endaarbij gaat het om de integratie, om interdisciplinariteit",vertelt prof.dr Peter de Ruiter.

Die studierichting kent ook weer twee varianten: eennatuurwetenschappelijke én een meer op maatschappij en beleidgerichte. De Ruiter is als deeltijd-hoogleraar aangesteld voor denatuurwetenschappelijke route. Zijn collega prof.dr P. Glasbergentekent voor de maatschappijwetenschappelijke variant. Voorts zijner nog twee bijzonder hoogleraren, aangesteld vanwege hetUniversiteitsfonds: Klaas van Egmond, die tevens werkzaam bij hetRIVM en Gerrit Vonkeman - die nog directeur is van het Instituutvoor Europees Milieubeleid in Brussel.

Enige tijd geleden was rond het Milieukunde-onderwijs in Utrechteen nogal onduidelijk situatie ontstaan. Enerzijds had je binnenallerlei faculteiten en vakgroepen milieu-varianten - zoalsMilieubiologie bij Biologie. Anderzijds werden er binnen de'bovenbouw'-studierichting Milieukunde óókmilieu-specialisten afgeleverd met een sterke, bijvoorbeeldbiologische inslag, omdat ze de eerste twee jaar van hun studieBiologie hadden gedaan. De vraag was dus: wat is dan nog hetonderscheid?

Een commissie onder leiding van prof.ir Klaas Van Egmond moestaan die onduidelijke profilering een einde maken. Dat deed decommissie níet door alles op één hoop te vegen, maarwél door de studierichting Milieukunde een duidelijker gezichtte geven. "De mogelijkheid blijft dat een faculteit als Biologiebiologen aflevert met een milieukundige

specialisatie, en dat is prima. Maar zij blijven bioloog,geen

milieukundige. Voor een milieukundige heb je eeninterdisciplinaire opleiding nodig", vertelt De Ruiter. "En in dieaanpak is de Utrechtse opleiding, samen met de Nijmeegse, uniekvoor Nederland."

Arbeidsmarkt

"Het bestaansrecht voor een opleiding Milieukunde ligtnatuurlijk vooral in de situatie op de arbeidsmarkt. Uit dearbeidsmarkt-analyses die de studierichting heeft verricht, komteen beeld naar voren dat er naast milieuspecialisten (eenmilieubioloog bijvoorbeeld) óók behoefte is aaninterdisciplinaire milieukundigen.Mensen dus die de integratieslagtussen allerlei milieu-relevante disciplines kunnen maken.Bijvoorbeeld bij een vraagstuk als bodemverontreiniging.

"Zo'n vraagstuk roept allerlei vragen op", aldus De Ruiter "Watis de aard van de verontreiniging, wat is de beoogde bestemming vande verontreinigde grond, is die bestemming nog aan te passen, is deverontreiniging toelaatbaar voor bijvoorbeeld woningbouw en zoniet, wél nog voor de aanleg van een park? Voor een'integrale' analyse van een dergelijk vraagstuk heb je een breedopgeleide milieukundige nodig. Daar komt nog bij dat dergelijkecomplexe vraagstukken door de decentralisatie van het milieubeleidbij gemeentes zijn terecht gekomen, die niet zo royaal over geldbeschikken dat ze én een chemicus én een planoloogén een hydroloog én een systeemanalist in dienst kunnennemen."

Het resultaat van de werkzaamheden van de commissie Van Egmondis dus dat er binnen verschillende disciplines nog zogeheten'groene varianten' kunnen blijven bestaan, maar dat er daarnaasteen duidelijk geprofileerde Milieukunde-studie bestaat. Met ingangvan volgend cursusjaar kunnen studenten al na éénpropedeusejaar in een ander vak in die studierichting instromen -in plaats van nu pas na het tweede jaar.

Vonkeman: "Dat extra jaar is belangrijk wil je die breedte in destudie houden. Neem nu mijn vakgebied. Je kunt niet internationaalgaan kijken als je niet eerst weet hoe het milieubeleid inNederland werkt. Die basis is dus per se nodig. En eeninternationale excursie is voor mijn vak eigenlijk ook onmisbaar.Voorts wil je studenten toch ook enigszins laten meedraaien in eenonderzoek. Dat alles vereist tijd. We hebben de know how, er zijnvoldoende banen voor onze afgestudeerden, Milieukunde is een breedvak, kortom: die uitbreiding met één jaar was hardnodig."

Scholier

De Ruiter: "We hebben er niet voor gekozen om een 'faculteit'Milieukunde in het leven te roepen, want dat levert een geweldigeorganisatorische rompslomp op, en weinig méérwaarde. Wezien meer in een verankering van de studierichting in reedsbestaande universitaire structuren dan in een eigenstructuurtje."

Waar het onderwijskundig of wetenschappelijk zinnig is, werkende natuur- en maatschappijwetenschappelijke varianten nauw samen.Zo is er onlangs een programma voor de zogeheten'Breedte-strategie' (een soort onderzoeks-stimuleringsfonds)goedgekeurd waarin zowel sociaal en fysisch geografen participerenàls milieukundigen van beiderlei kunnen.

Tegelijk met de mogelijkheid om per 1 september 1999 eerder metMilieukunde te beginnen, wordt er gewerkt aan een drastischeonderwijsvernieuwing. "Dat was onder meer nodig omdat devisitatiecommissie Milieukunde voor meer samenhang pleitte indeopleiding", licht De Ruiter toe. "In de nieuwe structuur komt ereen introductiejaar, waarin de basiskennis van de verschillendedisciplines wordt aangeboden, evenals vaardigheden en techniekenzoals de statistiek, computerkunde of geografischeinformatiesystemen. En in de volgende jaren wordt de studiestrakker ingericht en georganiseerd rondom thema's zoals 'integraalwater- en bodembeheer' of 'ruimtegebruik en milieukwaliteit' of'duurzame productie- en consumptieketens'. Studenten kunnen uit diethema's kiezen, ze kunnen hun afstudeerprojecten erop afstemmen, ofhun stages. Aan de hand van die thema's krijgen ze een behoorlijkedosis vakkennis aangereikt, maar dan geïntegreerd."

Vonkeman: "Ik geef in de afstudeerfase een cursus die studenteneen idee geeft van wat Internationaal Milieubeleid behelst.Vervolgens kunnen ze verder met een afstudeerproject - waarbij ikopen sta voor ideeën van studenten zèlf, want dan leer iker zelf ook nog wat van. Zo'n project kan bijvoorbeeld eenlandenvergelijking zijn voor wat betreft het milieubeleid. Of hetkan gaan over de verdragen die Nederland met ontwikkelingslandengesloten heeft na de Rio-conferentie. Of over de keuze van hettracée van de Hoge Snelheidslijn tussen Parijs en Amsterdam.Of over de vraag in hoeverre ambassades actief zijn op gebied vanmilieubeleid. Mogelijkheden genoeg dus."

Maar is dat nieuwe profiel duidelijk genoeg voor de middelbarescholier die een milieukundige belangstelling heeft, maar wellichtgeen flauw benul dat hij daarmee goed in Utrecht terecht kan? Hetblijft toch een ondoorzichtig geheel met al die groene studiepaden,natuur- en maatschappijwetenschappelijke varianten en eenpost-propedeuse instroom?

De Ruiter heeft er goede hoop op: "Het is zo dat je je inUtrecht nog niet gelijk kunt inschrijven voor Milieukunde maareerst een jaartje iets anders zult moeten gaan doen. Maar we werkenaan nieuw, eigen voorlichtingsmateriaal dat helder is over demogelijkheden in Utrecht. Bovendien is het per 1 september 2000wél mogelijk om je in Utrecht te laten inschrijven voorMilieu- en Maatschappijwetenschappen óf voor Milieu- enNatuurwetenschappen. Dus die profilering waar we nu aan werken zalook in het voortgezet onderwijs wel zijn weerklank vinden."

Armand Heijnen

'Je moeder had maar drie langspeelplaten toen ze afstudeerde'



'Je moeder had maar drie langspeelplaten toen zeafstudeerde'

Algemene Letteren student Mark Stokmans (23) is dedag van het interview net verhuisd met hulp van zijn moeder Gigette(53) en zijn broer Derek (25). Toch is in Marks kamer geen spoormeer te vinden van dozen of vuilniszakken vol kleren. De sprei ligtglad gestreken op het bed en de cd's staan afgestoft in hun rekjenaast de stereo-installatie. "We zijn getraind in verhuizingen",zegt Gigette Stokmans. "We kunnen alles goed wegstoppen."

Het gezin Stokmans, drie kinderen groot, reisde vijftien jaarlang over de wereld voor het werk van meneer Stokmans. Ze woondenin Peru, op verschillende plaatsen in Indonesië, inBangladesh, Engeland en tussendoor in Nederland. De hele familieheeft 'iets' met het buitenland. Mark's belangstelling gaat vooraluit naar de internationale politiek. Net terug van een onderzoek inNicaragua moet Mark in zijn nieuwe kamer een scriptie over derevolutie in Nicaragua schrijven om zijn bul in ontvangst te kunnennemen. Zijn moeder studeerde jaren voor hem, van 1964 tot 1971,sociale pedagogiek in Utrecht.

Gigette: "Eigenlijk wilde ik niet-westerse sociologie inWageningen doen. Maar op het laatst bedacht ik dat als ik een mankreeg, ik waarschijnlijk met hem in Nederland zou blijven wonen. Endan zou ik niks aan mijn studie hebben. Dat ging zo in die tijd."Maar ze trouwde met een man die Tropische cultuurtechniek inWageningen studeerde en ze zou meer in het buitenland zitten dan zehad kunnen vermoeden toen ze haar studie koos.

Haar ouders woonden in Bosch en Duin (Mark: "Vandaar diehaarband." Gigette: "Nee, dat is meer te laat naar de kapper."), enhet lag voor de hand om in Utrecht te gaan studeren. Ze was er lidvan UVSV. Mark: "Mijn moeder is een Uf."

Gigette: "Ja, dat vinden mijn zonen maar niks. Anderen gingennaar UVSV en ik ging dus ook naar UVSV. Zo bewust was het. Ik vondvooral het eerste jaar daar maar niks. Die ontgroening vond ikvreselijk belachelijk. Moest ik een strik in mijn haar en eenbuideltje op mijn buik. Ik vond het zo debiel, zo krankzinnig. Ikvond die meiden stinkvervelend. Ik heb zo chagerijnig gekeken datiemand me na vier weken vroeg of ik niet weg wilde, maar dat vondik mijn eer te na. Maar later heb ik het er wel erg naar mijn zingehad."

Mark: "Ik vertel altijd aan anderen dat mijn moeder eens eenkeeriemand bijna dood heeft gemept. Vertel dat verhaal eens."

Gigette: "We gingen met al die UVSV-meiden met een langeavondjurk aan naar een feest en de gewoonte was dat je dan ergenswerd opgewacht door ouderejaars van het Corps die dan een beetjevervelend begonnen te doen. Ook dat begreep ik niet helemaal.Eentje begon aan me te zitten. Ik zei dat hij daarmee op moesthouden, maar dat deed hij niet en toen heb ik een schoen uitgedaan- in die tijd droeg je naaldhakken - en daar heb ik hem ergens meegemept."

Koelkast

Mark ging in Utrecht studeren omdat zijn broer Derek daarstudeerde en ook omdat hij net als Derek wel bij roeiverenigingTriton wilde. "Amsterdam was te groot. Groningen en Maastrichtwaren te ver weg." Gigette: "Utrecht was de eerste stad inNederland die ze leerden kennen."

Mark: "De enige positieve verhalen over een andere stad warenover Utrecht. Er is nooit een doubt in my mind...?" Gigette:"Twijfel."

Mark: "Ik heb nooit getwijfeld over een andere stad."

Over de verschillen in hun financiële situatie als studentzijn Mark en zijn moeder het niet helemaal eens. Mevrouw Stokmanshad vakantiebaantjes, Mark werkt het hele jaar door als barman inParnassos. Gigette: "Ze hebben het financieel makkelijker. Je hebtje OV-jaarkaart, je basisbeurs. De algemene levensstandaard isverhoogd, dus ook die van studenten. Er zijn meer luxe-artikelen opde markt en die heb je ook tweedehands. Ik had bijvoorbeeld geenkoelkast op mijn kamer." Mark: "Ja, hallo." Gigette: "Het is geenkritiek. Maar je moeder had maar drie langspeelplaten toen zeafstudeerde."

Mark: "Omdat cd's niet bestonden, mam, maar ik heb hier voorgewerkt." Gigette: "Het studietempo ligt nu wel hoger. Wij haddenuitzonderlijk veel tijd die niet in verhouding stond tot dehoeveelheid stof. In die zin hebben ze het moeilijker. Eenstudieschuld aangaan lijkt me geen pretje tegenwoordig. Toen wijstudeerden was er geen twijfel mogelijk dat je een baan kreeg."

Mark: "Tegenwoordig gaat het veel over curriculumworking ennetwerken, dat vind ik verschrikkelijke woorden. Er zijn mensen diepuur daarmee bezig zijn. Iedereen gaat een jaar naar het buitenlandvoor zijn curriculum. Iedereen heeft wel in commissie gezeten. Ikheb in een toerneecommissie en een kampcommissie gezeten. Nou, datinteresseert ook niemand meer. Je moet steeds gekkere dingendoen."

Gigette: "Tegenwoordig denken mensen continu aan wat ze in hunsollicitatiebrief kunnen vermelden."

Mark: "'Moeten we dat weten voor het tentamen?' vragen ze danbij het college. Alsof een boek op zich niet interessant kan zijn.Wat ik vanmijn moeder heb is dat studeren algemene vorming is.Studeren moet uit het gebied van de cijfers. Je doet het niet vooranderen of voor een tentamen."

Gigette: "Zelf heb ik beroepsmatig nooit wat aan mijn studiepedagogiek gehad, maar wel in mijn leven. Vooral bij al dat reizen.Ik heb mijn kinderen Nederlandse les gegeven en heel bewustproberen te zorgen dat ze toch op een stabiele manier in het levenkwamen te staan. We kennen een aantal kinderen van ouders die ookheel veel gereisd hebben bij wie dat toch ietsje anders isgelopen."

Broer Derek mengt zich in het gesprek: "Veel mensen versimpelenproblemen, bijvoorbeeld het asielzoekersprobleem. Mijn moeder heefter heel erg op gehamerd dat je een probleem niet direct moet willenoplossen, maar dat je het eerst moet zien te begrijpen."

Mark: "De nadruk lag bij ons op intellectuele kanten. Dat wasgewoon vanzelfsprekend. Ik heb me nooit verzet tegen het idee om tegaan studeren. Wel tegen school. Ik ben altijd lui geweest. Ik beneen keer blijven zitten op het gymnasium en uiteindelijk heb ik inde avonduren mijn school afgemaakt. Studeren wilde ik wel. Maar wezijn ook nooit gepusht. Als wij hadden willen timmeren, was het ookgoed geweest." Broer Derek lacht: "Dat denk je maar. Dat is noujuist het sluwe van die pedagogiek."

Suzanne Brink

Gele kaart Miliekunde ingetrokken




De Utrechtse Milieukunde is op de goede weg. Dat heeftde Inspectie voor het Hoger Onderwijs de universiteit vorige weeklaten weten. In mei van dit jaar kreeg de tweejarige Utrechtsebovenbouwopleiding naar aanleiding van de onderwijsvisitatie in1996 van minister Ritzen een gele kaart. Nu Utrecht een nieuwdriejarig programma heeft opgezet met meer samenhang tussen dediverse onderdelen en met veel aandacht voor vaardigheden heeft deInspectie alle vertrouwen in een voorspoedigetoekomst.

Reis naar de bodem van de zee in twee uur

Geochemicus dr. Gert de Lange is zojuist vertrokkenvoor een expeditie naar de bodem van de Middellandse Zee. In eenbol van twee meter doorsnee daalt hij af om sneeuwachtigegashydraten van de bodem te scheppen.

'De Titanic gaat voor', kreeg marien geochemicus Gert de Langedeze zomer te horen. De knalgele Franse duikboot Nautile wasverhuurd aan documentairemakers die het gezonken cruiseschip wildenfilmen. En dat terwijl De Lange ermee naar de moddervulkanen op debodem van de Middellandse Zee wilde afdalen.

De Lange en zijn Franse en Nederlandse collega-wetenschappersmoesten genoegen nemen met de maanden november en december. Eenongunstige tijd. In de herfst en winter is de Middellandse Zee vaakerg onrustig. Als het te hard waait, kan de duikboot niet te waterworden gelaten en gaat een kostbare onderzoeksdag verloren.

De Lange, die deze week vertrekt, is de laatste dagen voorvertrek druk bezig om alles te regelen en voor te bereiden. "Jemoet je spullen perfect voor elkaar hebben. Je kunt midden op zeeniet even naar de winkel. We hebben voor tonnen, geld en gewicht,aan apparatuur bij ons."

Op zijn bureau liggen stapels uitgeprinte e-mailtjes te wachtenom gelezen te worden en telkens komen er nieuwe binnen. De kastenmet ordners reiken in De Lange' s kamer tot aan het plafond. Eenklein hoekje van het bureau- zijn werkplek- is omringd door eenmuur van papieren, tijdschriften en boeken. In de vensterbank staanenkele flesjes met demonstratiemonsters van vorige expedities.

Twee dagen duiken en monsters nemen, is genoeg om De Lange tienjaar aan het werk te houden. Hij hoopt geld te krijgen van deNederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) omjonge geochemici de monsters te laten bestuderen en analyseren.

Schoorstenen

De Lange is ook veel tijd kwijt met het verzamelen van geld voorzijn expedities naar de zeebodem. "Een gewone geoloog heeft genoegaan een hamer en wat plastic zakjes. Hij kan op de trein stappen enzijn spullen bij wijze van spreken in een rugzak meenemen. Het isrelatief eenvoudig een stuk gesteente mee te nemen voor naderonderzoek. Desnoodskan hij een jaar later op dezelfde plek eenextra monster halen."

De Lange heeft daarentegen een onderzoeksschip en een duikbootnodig. "Nederland heeft geen onderzoeksschip meer", verzucht hij."Het schip dat we hadden is begin jaren negentig verkocht aan eenSyrische koopman." De Lange is daarom aangewezen op samenwerkingmet buitenlandse collega's, die wel de luxe van een eigen schiphebben.

Nu heeft hij, dankzij NWO en Franse fondsen, eindelijk de kansen het geld om in een driepersoons duikbootje af te dalen naar eenrelatief onbekend en onontgonnen onderzoeksterrein; de twee totdrie kilometer diepe bodem van de Middellandse Zee. Demoddervulkanen die hij wil onderzoeken, beschrijft hij als groteschoorstenen die gestaag of in één keer heel veel aardgasuitspuwen. Het gas komt van honderden meters diep en kanontsnappen, doordat ergens in de aardkorst een breuk is ontstaan.Een groot deel van het gas borrelt niet in een keer naar hetzeeoppervlak, maar verbindt zich op de bodem met water. Dezeverbinding, die op sneeuw lijkt, wordt een gashydraat genoemd.

Om de gashydraten is het De Lange te doen. Die wil hij van debodem scheppen. Twee uur duurt het voor de langzaam dalende Nautilede moddervulkanen bereikt. De Lange zit dan in een bol met eendiameter van ruim twee meter. Hij deelt de ruimte met de piloot eneen technicus. Vier uur heeft hij de tijd om op de bodem demoddervulkanen te bekijken en te bemonsteren, daarna moet hij weerterug. Een monster nemen kost al gauw een half uur, zo hebben deFransen hem gewaarschuwd. De Lange, die de moddervulkanen nog nooitmet eigen ogen heeft gezien, zal dus van tevoren goed moeten wetenwat hij in de schaarse uren in de duikboot gaat doen.

Aan de Nautile zitten grote schijnwerpers, omdat het zonlichtniet door kan dringen tot de zeebodem. In de diepe duisternisgebruiken bacteriën het aardgas als energiebron. De biologenvan de Rijksuniversiteit Groningen, die ook deelnemen aan deexpeditie, zijn vooral geïnteresseerd in de DNA-structuur vande unieke bacteriekolonies en de relatie met de rest van devoedselketen met de schelpdieren aan top. De Lange wil alsgeochemicus weten wat de vormingsgeschiedenis en de oorsprong vanhet aardgas is.

"Het gas kan van biologische of van thermische oorsprong zijn.Als het aardgas biologisch is, wordt het gevormd doorbacteriën die van plantaardige afzettingen leven." Deplantenresten rotten waardoor gas vrijkomt. De bacteriën komenalleen 'ondiep' voor; de eerste paar honderd meter van dezeebodem.

In nog diepere lagen, bij sterk verhoogde temperaturen, kunnenbacteriën niet meer leven. Als het aardgas van die groterediepte komt, heeft het een thermische oorsprong. Het ontstaat dandoor hoge druk en hogetemperaturen van waarschijnlijk meer danhonderd graden Celsius. Het organische materiaal wordt dan'gekraakt'. "Dat is hetzelfde procédé als gebruikt wordtin raffinaderijen, waar producten uit aardolie worden gemaakt."

Om erachter te komen of het aardgas van thermische ofbiologische oorsprong is, moeten de gashydraten in goede staatboven water komen. Gashydraten kunnen alleen stabiel blijven bijeen bepaalde druk en een bepaalde temperatuur. Wanneer De Lange metde Nautile terug gaat naar het zeeoppervlak neemt de druk af enstijgt de temperatuur. Het gevolg: de gashydraten blijven nietstabiel en vallen uiteen in gas en water.

De Lange hoopt over speciale potten te kunnen beschikken. Indeze potten, die aan de Nautile worden gekoppeld, blijven degashydraten onder dezelfde druk als op de bodem. Deze potten moetennog worden getest en het is niet zeker of ze op tijd beschikbaarzijn. Zonder potten moet hij de gashydraten zo snel mogelijk naarboven brengen, waar een grote vrieskist klaar staat. Bij -80 gradenCelsius blijven gashydraten namelijk redelijk in takt.US

Milieu

Gashydraten zijn pas sinds een jaar of vijf echt in debelangstelling gekomen. "Uit metingen blijkt dat de hoeveelheidgashydraten groter is dan de totale bekende voorraad fossielebrandstoffen. En je zou kunnen proberen om gashydraten te winnen",vertelt De Lange. "Dat kost echter veel geld en energie. Japan, datvoor grondstoffen volledig afhankelijk is van invoer, steekt insamenwerking met de VS miljoenen dollars in onderzoek. Ze willenachterhalen hoeveel gashydraten er zijn en op welke wijze dezewinbaar zouden zijn."