Achtergrond

Cursus Time-management voor 'nooit klaar' wetenschappers

"Ik dacht last te hebben van tijdgebrek. Maar het wasméér een gebrek aan voldoening. Ben je de hele dag druk,heb je aan het eind van die dag nóg het gevoel nauwelijks ietsgedaan te hebben." Voor dr. Gerard Tel, medewerker van de faculteitWiskunde & Informatica, was dit gevoel reden om mee te doen aande cursus 'effectief plannen voor wetenschappers'. Hij vindt diecursusdag een 'aanradertje': "Verwacht er geen wonderen van, maarje steekt er beslist iets op."

Op het eerste gezicht lijkt het een ideale werksituatie: deonderwijstaken liggen vast en de resterende tijd kan eenwetenschapsbeoefenaar geheel vrij inplannen voor onderzoek enbeleidstaken. Maar de universiteit begint steeds meer op een gewoonbedrijf te lijken. Dat betekent veelal: met minder mensen enmiddelen méér produceren. Publish or perish is het motto,en dat legt een zware wissel op het wetenschappelijk personeel, enmet name op de inrichting van die ogenschijnlijk 'vrij' in tevullen tijd. Die zal zo effectief mogelijk benut moeten worden.

Zo'n 25 medewerkers van de Universiteit Utrecht hebben alssteuntje in de rug daarbij een cursus van het Haags'management-development'-bureau Ardis gevolgd. De UU is van planmeer van dergelijke ééndaagse-cursussen aan te bieden. Zois Time-management voortaan een facultatief onderdeel van deworkshops rondom het Academisch Leiderschap - en dus toegankelijkvoor hoogleraren en hoofddocenten. Aio's krijgen in hunarbeidsmarkt-programma's vaak óók een onderdeelTime-management. Alleen universitaire docenten dreigen op ditgebied tussen de wal en het schip te vallen. "Maar als die zichaanmelden voor een cursus, dan regelen we wel iets voor hen",verzekert ing. Peter Peters van het Universitair StrategischProgramma.

Ardis kondigt zijn cursus aan met een verhaaltje over de'werkvloer': "Ik weet al jaren van tevoren hoe mijn college-roosterer uitziet, dat is een vaste planning waar ik niet onderuit kan.Dus geef ik drie dagen achter elkaar college en kan ik de tweeresterende dagen aan mijn onderzoek wijden. Maar zo gepland als dieeerste drie dagen verlopen, zo chaotisch zijn die andere twee. Ikkan wel wat plannen voor die dagen, maar ik heb om te beginnen alenorme moeite om op donderdag weer te starten. Die dag is zovoorbij, dus ik moet het van de vrijdag hebben om verder te komenmet mijn onderzoek. En dan heb ik het niet eens over de anderetaken die ik binnen de vakgroep nog moet doen."

Gerard Tel herkent het verhaal: "Als docent/onderzoeker ben jevrij in de invulling van een deel van je tijd, maar je bent eróók verantwoordelijk voor: je maakt dus takenlijstjes,een dagplanning endergelijke. Maar dat blijkt vaak onvoldoende. Watik van die cursus heb opgestoken is om nóg secuurder jepersoonlijke prioriteiten vast te stellen. Heeft dat klusje temaken met mijn primaire taakstelling? Haal ik geen werk van anderennaar mij toe? Stel ik mijn taak niet te omvangrijk voor de tijd dieik ervoor heb?

"Uitgaande daarvan zijn er heel praktische tips te geven. Ga,als je bezoek krijgt, staan. Dan is de kans kleiner dat het bezoekgaat zitten om eens lekker een half uurtje met je te keuvelen.Gebruik liever e-mail dan mensen persoonlijk op te zoeken met eenvraag. Handel zoveel mogelijk telefonisch af. Laat mensen lieverbij je komen dan ze op te zoeken... dat soort dingen. Het werkenwordt hierdoor misschien wel minder 'gezellig', maar wel meereffectief en efficiënt. En daar was het me om begonnen."

De UU heeft voor Ardis gekozen omdat dit bureau een cursusdagkan bieden die is toegesneden op de vrij specifieke vraag vanwetenschappelijk personeel. Dr. Kersten Müller, hoofddocentbij Diergeneeskunde en chef de clinique, volgde ook elders eencursus Time-management, "maar die was in onze, universitairesituatie absoluut niet toepasbaar", vertelt ze.

"Er namen veel te veel mensen met diverse achtergronden aandeel, terwijl wij binnen heel specifieke situaties werken. Ik hadmaandagochtend altijd een mooie tijdsplanning klaar, maar om kwartover acht lag die al weer helemaal in de war. Het goede van decursus van Ardis is dat je met mensen met eenzelfde soort problemenin de groep zit en van elkaars oplossingen kan leren. Het bureaudraagt geen patent-oplossingen aan, maar zoekt met je naar op hetindividu toegesneden manieren om met je tijd om te gaan."

Peter Peters: "Toen die vraag om hulp bij het plannen van metname onderzoekstijd ons bereikte - tijdens loopbaan- ofopleidingsadvies-gesprekken bijvoorbeeld - zijn we acuut op zoekgegaan naar 'maatwerk'. Want je wilt wetenschappers die rondlopenmet dreigende maagzweren en zware stress vanwege dearbeidsbelasting toch graag helpen - liefst preventief. Zo'n cursuskan daartoe bijdragen, hoewel die meer dan eens werd gezien als notdone. Op het begrip Time-management rust een taboe: je tijdindelen, dat kun je toch zeker wel zelf...? We hebben er toen eenandere titel aan gegeven: 'Effectief plannen'. En voorverschillende medewerkers blijkt die cursus een succes tezijn."

Gerard Tel: "Al is het alleen maar doordat ik heb geleerd mijntaken op te splitsen in sub-taken: vandaag wil ik dit en dat inieder geval af hebben. Dat geeft meer bevrediging en het verlost jeenigszins van dat permanente idee dat je nooit klaar bent met jewerk."

Armand Heijnen

De kerken moeten het verhaal van Thecla serieus nemen




Op 17 juni van dit jaar gaf de Southern Baptist Convention, hetgrootste protestantse kerkgenootschap in de Verenigde Staten, eenverklaring uit over de rol van de vrouw binnen het huwelijk. Kernvan die op de Bijbel gebaseerde boodschap was, dat vrouwen zich involle overtuiging dienen te onderwerpen aan het leiderschap van hunechtgenoot. Een voorbeeld van het soort Bijbelteksten waarop dezuidelijke Baptisten en andere kerkgenootschappen zich beroepen isde Eerste Brief van Petrus aan de christenen in Klein-Azië. Indie brief - een van de boeken van het Nieuwe Testament - wordtvrouwen gemaand even gehoorzaam en onderdanig aan hun 'heer' tezijn als Sara dat was aan Abraham.

Al zo'n twintig jaar proberen feministische theologen de kerkenduidelijk te maken dat dit soort Bijbelteksten een zeer eenzijdigbeeld schetst van de positie die vrouwen in de begintijd van hetChristendom innamen. In tal van zogeheten apocriefe teksten, diedoor latere kerkelijke autoriteiten uit de Bijbel zijn geweerd, isjuist sprake van vrouwen die wel degelijk voor zichzelf opkomen endie soms ook luidkeels protesteren tegen de mannelijkeoverheersing. Kerken die uitspraken doen over de positie vanvrouwen en die zich daarbij baseren op de Bijbel, zouden ook ditsoort teksten in hun overweging moeten betrekken, vindt promovendaMagda Misset-Van der Weg.

Op donderdag 19 november promoveert de gewezen medewerkster vanBuitenlandse Zaken, die pas op haar 36e aan de theologie-studiebegon, op een van die apocriefe teksten, de zogeheten Acta Thecla.Misset zorgde niet alleen voor een nieuwe vertaling uit het Grieksvan de in de eerste eeuwen van onze jaartelling mateloos populairelegende over de bekering en het martelaarschap van de later heiligverklaarde Thecla. Zij maakt in het proefschrift 'Sara en Thecla'ook duidelijk dat de rol die vrouwen in de legende spelenwaarschijnlijk meer recht doet aan de feitelijke situatie in dietijd dan de zeer conservatieve opvatting die de (mannelijke)schrijver van de Brief van Petrus er op na houdt.

Dat de toon in die Brief zo braaf en behoudend is, komt volgensMissetdan ook niet omdat zij de feitelijke stand van zaken wilbeschrijven, maar omdat zij met een zeer bepaald doel is verstuurd.In de roerige eerste eeuwen van onze jaartelling werden Christenenin de Romeinse wereld, en dus ook in Klein-Azië, namelijk metveel wantrouwen bejegend. Dat gold zeker in situaties waaringetrouwde vrouwen tegen de zin van hun man tot het nieuwe geloofovergingen. De acceptatie van de christelijke gemeenten stond ofviel in die omstandigheden met de mate waarin de bekeerde vrouwenzich bleven conformeren aan de heersende huwelijksnormen. Vandaarde oproep van de briefschrijver aan vrouwen om het goede voorbeeldvan Sara te volgen.

Alleen al het feit dat zo'n brief nodig was, maakt duidelijk datlang niet alle vrouwen zich in de praktijk zo makkelijk wenstenneer te leggen bij de bestaande verhoudingen, stelt Misset, ietswat bevestigd wordt door het gedrag van de vrouwen in de ActaThecla. Maar de 'canonieke' status die de Brief geleidelijk kreegals deel van het Nieuwe Testament, en het gelijktijdigverdonkeremanen van de apocriefe verhalen, zorgde ervoor dat dekerken zich alleen op de letterlijke boodschap in de Brief vanPetrus en andere bijbelteksten gingen baseren en dus van vrouwen -soms tot op de dag van vandaag - absolute ondergeschiktheid aan deman eisten.

Om de historische werkelijkheid beter zichtbaar te maken, heeftMisset nu het spannende verhaal van de onafhankelijke en opstandigeThecla vertaald en van commentaar voorzien. En hoewel zij dat inhaar boek niet met zoveel woorden zegt, is haar boodschapduidelijk: Als het om de rol en de positie van vrouwen gaat, zoudende kerken teksten als de Acta Thecla even serieus moeten nemen als'officiële' Bijbelteksten.

"Dat ik dat niet expliciet heb opgeschreven, komt waarschijnlijkomdat het voor mij zo vanzelfsprekend is. Ik vind het ontzettendbelangrijk dat er in de kerk gebruik wordt gemaakt van tekstenwaaraan vrouwen een positieve beeldvorming kunnen ontlenen. Endaarvan is de Acta Thecla echt een prachtig voorbeeld."

Erik Hardeman


Bitter schouwspel! Verderfelijk oordeel!

Hoofdpersoon van de Acta Thecla is de jonge en welgesteldeThecla die op een dag de apostel Paulus in haar woonplaats Iconium,het huidige Konya in Turkije, hoort prediken en daarvan zoondersteboven is dat zij besluit hem voortaan te volgen en daarvoorhaar verloving met een vooraanstaand inwoner van de stad teverbreken. Die 'misdaad' tegen de geldende normen wordt haar nietin dankafgenomen en brengt haar op de brandstapel, waar God haarechter door middel van een wonderbaarlijk krachtige onweersbui vande dood redt.

Thecla trekt dan met Paulus naar Antiochië, waar het dramazich herhaalt. Als Alexander, een vooraanstaand burger, haaraanrandt, verdedigt zij zich zo heftig dat zij opnieuw ter doodwordt veroordeeld, deze keer als slachtoffer van wilde dieren inhet amfitheater. Maar waar Thecla in Iconium nog volstrekt alleenstaat, nemen in Antiochië de vrouwen het zonder reserve voorhaar op.

Al in de rechtszaal joelen zij, onder aanvoering van de rijkeweduwe Tryphania: Een verderfelijk oordeel, een goddeloos oordeel.En de volgende dag in het theater roepen de aanwezige vrouwen: Mogedeze stad vernietigd worden om dit onwettig gedrag. Vernietig onsallen, gouverneur! Bitter schouwspel! Verderfelijk oordeel!

De solidariteit strekt zich zelfs uit tot het dierenrijk.

En leeuwen en beren werden naar haar toe

gedreven. En een woeste leeuwin die op

haar af rende, ging aan haar voeten liggen.

De menigte vrouwen begon heftig te

schreeuwen. ook stormde er een berin op

haar af, maar de leeuwin rende die tegemoet

en verscheurde haar. En een leeuw, die

tegen mensen was afgericht en aan

Alexander toebehoorde, stormde op zijn

beurt op haar af. En de leeuwin

verstrengeld in worsteling met de leeuw,

kwam samen met hem om.

De vrouwen weeklaagden nog luider omdat

nu ook haar hulp, de leeuwin, dood was.

Als de mannen het dan nog niet genoeg vinden, en nieuwe dierende arena injagen, besluiten de vrouwen om op hun geheel eigen,geweldloze manier in te grijpen.

Maar toen andere woestere wilde dieren

werden losgelaten, schreeuwden de vrouwen

het uit, en sommigen gooiden kruiden,

anderen nardus, sommigen kassie, anderen

amoom, zodat er een overvloed aan

reukwerk was.

Alle dieren nu die losgelaten waren, werden

als het ware door slaap overmand, en

raakten haar niet aan, zodat Alexander

tegen de gouverneur zei

Ik heb zeer woeste stieren, laten we
de wildedierenbestrijdster aan hen
vastbinden.

Mistroostig gaf de gouverneur toestemming,

en zei

Doe wat je wilt.

Onaangedaan overleeft Thecla alle gevaren en uiteindelijkwordt zij ook in Antiochië vrijgelaten. Na een week bijTryphania op krachten te zijn gekomen, voegt zij zich in Myra bijPaulus, waarna zij als zelfstandig apostel het woord van Godpredikt, totdat zij in Seleukia sterft.

En na velen met het woord te hebben verlicht,

ontsliep zij in een mooie slaap.

"Wij waren ook niet altijd aan het feesten"



Beide ouders van bijna afgestudeerd geoloog Douwe(22) en Lars (19), eerstejaars fysische geografie, hebben inUtrecht gestudeerd. Moeder Ineke van Hensbergen (49) zat vroegerbij Veritas omdat het katholiek was. "Tot mijn grote ergernis - nouja, ik doe of ik het erg vind - zijn mijn zonen lid van Unitas."Wezenlijk anders dan haar eigen studententijd vindt ze die van haarzoons niet. "Ze hebben alleen minder tijd."

Ineke begon in 1969 haar studie klinische pedagogiek in Utrecht."En zoals gebruikelijk in die tijd deed ik daar acht jaar over. Ikhad baantjes, ben tussendoor getrouwd en Douwe is geboren voor ikafgestudeerd was. Je had absoluut geen geld en je wist niet hoe jede touwtjes aan elkaar moest knopen, maar het was wel ergromantisch."

Voordat ze in Utrecht gingen studeren hadden Douwe en Lars alveel verhalen gehoord over het studentenleven in Utrecht.

Douwe: "Mijn vader heeft in het bestuur van Veritas gezeten enhij heeft ook nog heel veel vrienden uit dat bestuur, dus dan hoorje wel eens wat."

Ineke: "Wij hebben inderdaad nog veel vrienden uit die tijd.Soms zie je elkaar een poos niet, maar het zijn van dievriendschappen waarbij je elkaar een paar jaar niet kan zien en zoweer de draad oppakt. Dat gaat nooit meer stuk."

Douwe: "Dat zie ik met mij ook wel zo gebeuren."

Lars: "De meeste verhalen over de studententijd van mijn oudersgaan over feestjes en de kroeg."

Douwe: "Strieken in de kroeg."

Lars: "Dat is heel hard in je nakie door de kroeg rennen."

Ineke: "Strieken was iets van begin jaren zeventig. Dapperemannen kleedden zich helemaal uit en gingen dan heel hard door eenkroeg rennen of door een of andere zaal. Dat verhaal van onsspeelde bij iemand thuis. We hadden een feest bij vrienden en eenstel van die jongens gingen, hup, door dat feest heen, de tuin in.Doodsbang natuurlijk dat er ergens een deur op slot zat. Het ismaar één keer gebeurd, hoor."

Lars: "Wij moeten veel meer de tijd in de gaten houden. Niet dathet minder wild is, maar je moet er wel rekening mee houden dat jein vijf jaar klaar moet zijn."

Ineke: "Wij waren ook niet altijd aan het feesten. Wij haddenook hoorcolleges."

Ze wijst op een ingelijste foto aan de muur waarop Douwe staat,in vol ornaat met zwart pak temidden van de andere bestuursledenvan de studentenvereniging van geologie. Voor hen staat eenklassieke lange donkerhouten tafel, op de achtergrond is een stenenmuur zichtbaar van een gebouw dat ook niet van vorige week is. "Diefoto had dertig jaar geleden ook gemaakt kunnen zijn van hetbestuur van Veritas. Ik heb dus bij Veritas gezeten en tot mijngrote ergernis - nou ja, ik doe of ik het erg vind - zijn mijnzonen lid van Unitas. Volgens hen is dat niet om hun moeder testangen, maar ik weet het niet."

Douwe: "Daar laat ik mij niet over uit."

Ineke: "Veritas is katholiek. Met mensen van Unitas ging je nietom. Ik ben niet zo vreselijk katholiek, maar toch. Toen maakte jeje keuzes zo. En voor zover je daar je toekomstige echtgenoottegenkwam was die dan ook katholiek, dus dat kwam goed uit. Maardat is misgegaan. Tot groot verdriet van mijn ouders."

Douwe: "Mijn vader was de enige protestant op heel Veritas."

Ineke: "Er is niet zo veel verschil tussen hun studententijd ende mijne. Het heet alleen allemaal anders. Toen ik zonet uit de busstapte, zag ik restaurant Flora. Tenminste, het heet nu anders.Daar ben ik enigszins verontwaardigd over. Maar Broodje van Kootenis er nog en `t Pandje is er nog en de studentenverenigingen zijner nog. Ik studeerde natuurlijk wel in de Flower Powertijd. Nietdat we stickies rookten. Dat gebeurde bij een alternatieverstudentenvereniging wel, bij ons niet. Wij hebben in 1969 de enigegroenperiode gehad op grond van gelijkheid. We moesten wel op degrond zitten en op kamp, maar niemand mocht iets vervelends tegenje zeggen. Maar ik weet wel dat de jaren voor mij en de studentenvan nu, ook Douwe en Lars, weer stevig worden aangepakt."

Douwe: "Lekkere reclame ma."

Ineke: "Zo is het toch gewoon."

Ineke: "Ik vind het wel jammer voor ze dat ze in zo'n tempomoeten studeren. Douwe studeert straks af en dan is hij 22."

Douwe: "Ik heb helemaal geen zin om acht jaar te studeren, wantdan zit ik alleen nog maar met mensen die diergeneeskunde doen ofmedicijnen. En ik heb er genoeg van om de hele tijd naar een ofandere kerel te moeten luisteren en tentamens maken."

Ineke: "Het is toch een onbezorgde tijd. Ja, dat vond ik toenniet, want ik zat wel voor mijn tentames te blokken maar als ik erop terugkijk, ja. Zelf heb ik het na mijn studietijd vreselijkgemist dat je niet meer een groep mensen om je heen hebt. Wijverhuisden naar de Achterhoek en dan woon je niet meer in een staden niet meer tussen mensen die ook gestudeerd hebben. Dan kom je opzo'n verjaardag en daar zitten zealleen maar over kinderen tepraten. Maar het is wat Douwe zegt, het is voor iedereen zo kort,dus het is toch niet leuk meer om langer te studeren."

Lars: "Ik ben niet zo'n studiebeest dus een beetje extra tijd omte studeren had ik niet erg gevonden. Maar het kan best zijn dat ikhet over vier jaar ook wel mooi genoeg geweest vind. Dat kan ik nu,na vier maanden, moeilijk zeggen."

Ineke vindt het niet jammer dat haar zonen een andere kant opzijn gaan qua studie: "Ik kom zelf als gamma uit eenbètagezin. Mijn broer is ingenieur en mijn vader is ingenieur.Later heb ik me wel eens afgevraagd waarom mijn broer het nu welzou kunnen en ik niet. Maar je was ook een tut als je de exacteB-richting deed. Er waren een paar meisjes die HBS-B deden en diezagen er dus absoluut niet uit."

Douwe: "Dat is nog steeds zo. Moet je maar eens in hetMinnaertgebouw rondlopen."

Hij vertelt dat 95 procent van de geologiestudenten "redelijkvan de botte" is. "Het is een bepaald slag, vakidioot en verstokenvan iedere vorm van tact. Het leuke aan een studentenvereniging isdat je er juist mensen van allerlei slag tegenkomt. Anders zou ikhet misschien alleen maar over stenen en dergelijke hebben. Doe iknu ook vrij vaak trouwens."

Ineke: "Ik ben trots op mijn zoons. Ze doen leuke studies metveel excursies naar het buitenland."

Lars: "Als je echt interessante dingen wilt doen als geoloog ofals fysisch geograaf moet je bijna wel naar het buitenland."

Ineke: "Dat is een nadeel. De kans is groot dat ze zullenverdwijnen. Het voordeel is natuurlijk dat je een paar leukevakantieadresjes hebt."

Suzanne Brink

Katholieke Universiteit Nijmegen bestaat 75 Jaar

Toch kampt de universiteit volgens velen metimago-problemen, en over het algemeen is Nijmegen niet de eerstekeus voor de beginnende student. Saai, degelijk en toch nog steedsde regionale katholieke universiteit? Of is het juist eentopinstituut dat uitblinkt door zijn kleinschaligheid enbescheidenheid?

Ter gelegenheid van dit lustrum vroeg de redactie vanhet U-blad aan een medewerker van zusterblad KU-Nieuws om eenverhaal te schrijven over Utrechters die hun randstedelijke plekverruild hebben voor een positie in het zuiden des lands. Zijn erverschillen; of juist overeenkomsten tussen zo'n grote, algemeneuniversiteit en een kleine, bijzondere? Over één puntzijn de drie ondervraagde hoogleraren het in ieder geval eens: nietmeer terug naar Utrecht.

Kester Wagenvoort





P.J.G.M. Raedts, middeleeuwse geschiedenis:

'Te veel holle leuzen en zeker te veelwit/geel-briefpapier'

Prof.dr. P.J.G.M. Raedts is als historicus verbondenaan de faculteit Letteren, opleiding Middeleeuwse geschiedenis aande KUN. Daarvoor studeerde hij in Utrecht en promoveerde vervolgensin Oxford. Vanaf 1983 was hij 10 jaar lang verbonden aan deKatholieke Theologische Universiteit, verbonden met de faculteitGodgeleerdheid van de UU, waarna hij via de Leidse universiteituiteindelijk uitkwam in Nijmegen.

"In Utrecht heb je te maken met westerlingen. Je moet oppassenmet typologieën, maar ik denk dat de randstedelijke student'mondiger' is. Niet vakinhoudelijk bekwamer, maar hij praat meer engemakkelijker. De, voornamelijk, zuiderlingen die in Nijmegenstuderen zijn beschroomder om met hun kennis voor de dag te komen;bescheidener, maar ook beleefder. Je hebt meer moeite om tijdenscolleges of werkcolleges Nijmeegse studenten aan het praten tekrijgen. Overigens ben ik zelf een type dat dan ook al snel hetwoord overneemt, maar dat hoeft in Utrecht niet. Ik kom zelf uithet diepe zuiden, dus ik ken de sfeer daar: men is terughoudend enbescheiden.

"Daaruit voortvloeiend komt ook het gevoel dat veel studenten inNijmegen hebben: wij zijn `maar' een kleine, provincialeuniversiteit. Dat vind ik zeer krom en ten onrechte. Als je de zesgrote universtiteiten in Nederland neemt, dan zie je dat ze gewooneven goed zijn. De universiteiten in de Randstad menen wel dat zebeter zijn, maar in feite is dat onjuist. Het Nederlandse systeemis niet het systeem van onderscheiden top-universiteiten. Sommigevakken zijn wat beter bij de ene universiteit, maar andereopleidingen zijn weer beter bij de ander.

"Die bescheidenheid van de KUN is het laatste restjeemancipatorisch katholicisme. We zijn er zo op gebrand om tochvooral voor `vol' te worden aangezien, terwijl dat helemaal nietnodig is. De KUN is een volwaardige universiteit, die past in hetverzuilde onderwijssysteem in Nederland."

Resultaatgericht

"Het enige verschil in onderwijs tussen Utrecht en Nijmegen zithem in de vorm. Hier aan de KUN willen we het curriculum iets meerintegreren, bijvoorbeeld via het verplichte eerstejaarsvakfilosofie. We willen iets méér doen dan mensen alleen eenvak bijbrengen. Ik vind dat Nijmegen dat goed doet. De sfeer aan deuniversiteiten is tegenwoordig vaak zo zakelijk, zo direct gerichtop resultaat.

"Ik vergelijk het met wanneer iemand in de bibliotheek komt. Jekunt dan twee dingen doen. Ten eerste kun je heel gericht dieboeken zoeken die je nodig hebt en weer vertrekken. De tweedemanier is om eens rustig een middagje naar de bieb te gaan, en watboeken uit de kast trekken. Dat lijkt verspilde tijd, maar ik bener van overtuigd dat dat later van pas komt, het brengt je opbetere ideeën. Zo zie ik ook de cursus filosofie: je hoeftniet alleen ogenschijnlijk resultaatgericht te denken. Die gedachteis in Utrecht wel sterk aanwezig.

"Utrecht profileert zich op dit moment op een manier die mijniet ligt. Te veel holle leuzen en zeker te veelwit/geel-briefpapier. Bovendien proberen ze een soort EngelsUniversity College van de grond te krijgen, een initiatief dat ditjaar pas begonnen is, maar waar hoog over wordt opgegeven. Voor derest krijg je leuzen als: 'Breed in onderwijs, diep inonderzoek'.Zo saai, dat kan iedere universiteit wel zeggen. Je merkt gewoondat dat soort dingen niet zo goed lukt. Utrecht is een goedeuniversiteit en moet zich niet bezig houden met dit soortacties.

"Misschien is Utrecht zelfs wel de minst geprofileerdeuniversiteit van ons land. Het is een grote universiteit in hetmidden des lands, maar that's it. Ik zou bij elke andereuniversiteit een duidelijk kenmerk of een sterk punt kunnen noemen.Bij Utrecht ontbreekt dat. Leiden is de oudste en sjiekste, deUniversiteit van Amsterdam is anoniem, de Vrije UniversiteitAmsterdam gereformeerd. Utrecht is groot, en dat komt door decentrale ligging. Dat heeft niets met profilering te maken.

"Als ik naar de relatie met mijn collega's kijk, dan zie ik datUtrecht anoniemer is, wat natuurlijk een direct gevolg is van degrootte. In Nijmegen ken je zowel je collega's als je studentenbeter. Dat heeft zijn voordelen. Je kunt studenten beterbegeleiden, en dat is in de huidige structuur noodzakelijk. Nadeelvan de kleinschaligheid is dat privé en werk moeilijk tescheiden zijn. Dat merk je bijvoorbeeld wanneer er onenigheid is.Je kent die collega vrij goed, het komt vrij snel in hetpersoonlijke.

"Waar ik mijn kinderen naar toe zou sturen? Moeilijk. Ik hebzelf in Utrecht gestudeerd, dat is toch een beetje mijn Alma Mater.Wanneer je van kleinschaligheid houdt, moet je naar Nijmegen.Uitgaan kan in Nijmegen net zo goed als in Utrecht, het is maar watje er zelf van maakt. Utrecht is anoniemer, dat kan je ook meerliggen. De keuze zou in ieder geval niet van de kwaliteit van hetonderwijs afhangen, want die is gelijk.

"Als ik morgen onder de zelfde voorwaarden weer in Utrecht aande slag kon, zou ik in elk geval in Nijmegen blijven. Ik wil hierm'n werk afmaken en het bevalt me hier goed. Ik heb mijn tijd inUtrecht gehad."


Prof.dr. G.J. van der Zwaan, paleontologie:

'In Utrecht zijn mijn studenten zeer mondig, zeerkritisch'

Prof.dr. G.J. van der Zwaan is paleontoloog enwerkzaam aan zowel de UU - waar hij promoveerde - als aan de KUN.In Utrecht is hij verbonden aan de de faculteit Aardwetenschappen,vakgroep geologie. In Nijmegen is hij werkzaam bij de faculteitNatuurwetenschappen, opleiding biogeologie. Van der Zwaan houdtzich met name bezig met onderzoek naarééncelligen.

"Er zijn grote verschillen tussen de twee universiteiten. Eenheel belangrijk verschil is dat Nijmegen erg veel studenten trektuit het midden en zuiden van Nederland. Dat maakt de sfeeronmiskenbaar gemoedelijker. Utrecht heeft veel meer derandstedelijke, scherpere en hardere mentaliteit. Ik merk dat zowelbij studenten als ophet bestuurlijke niveau van de universiteiten.De bestuurlijke cultuur in Nijmegen is er één van `als jehet onderling kunt oplossen, dan doe je dat.' In Utrecht is hetafstandelijker, zakelijker.

"Bovendien gaat het in Utrecht meer om knokken voor je geld. Debezuinigingen lopen daar al langer en komen ook harder aan, jemerkt dat het geldgebrek een duidelijke plaats inneemt. Utrechtheeft al drie ronden van reorganisaties gehad, in Nijmegen begintdat nu pas, en nóg zijn die bezuinigingen niet zo hard vanaard. Waarschijnlijk is dat één van de redenen waarom desfeer, ook tussen docenten, gemoedelijker blijft. Wel denk ik datde verschillen op dat vlak ook kleiner zullen worden. Nijmegen zalook steeds verder moeten bezuinigen, waardoor je scherper tegen jecollega's wordt. Het gaat immers vaak ook om de verdeling vanonderzoeksgelden."

Karakter

"Bij studenten is er een groot verschil in assertiviteit. InUtrecht merk ik dat mijn studenten bij aardwetenschappen zeermondig, zeer kritisch zijn. Zelfs zo erg, dat ik soms denk: `Houalsjeblieft je kwaak, ik ben het zat.' De overheersende indruk bijde Nijmeegse student is dat hij of zij minder snel loopt te klagen,bijvoorbeeld over de hoeveelheden werk. Ze zijn ook iets minderscherp en minder assertief, vooral verbaal gezien. In Utrecht hoefik wat minder animerend te doceren, ik hoef studenten niet uit huntent te lokken om mee te denken. Wat overigens niet wil zeggen datde Nijmeegse student niet meedenkt; alleen de uitingsvorm iswezenlijk anders. Ook wat dit betreft moet ik zeggen dat deverschillen wel kleiner worden. Nijmegen wordt steeds meer echt eenlandelijke universiteit, in tegenstelling tot zo'n twintig jaargeleden toen het nog echt een regionale universiteit voor ZuidNederland was. Studenten worden mobieler, gaan vaker kijken bijandere universiteiten. Ook in Nijmegen en over de grens.

"In het hele wetenschappelijke reilen en zeilen speelt de 'K'van Nijmegen geen rol. Wat ik goed vind aan het katholieke van deuniversiteit, is dat er relatief veel aandacht is voor het zoekennaar een eigen identiteit. Dat leidt, in vergelijking met Utrecht,tot veel activiteiten en reflectie op de eigen identiteit enuniversiteit. Studenten hebben aan de KUN een verplicht onderdeelfilosofie, dat niet religieus geladen is. Ook bijNatuurwetenschappen. Dat is iets dat elke andere universiteit zoumoeten overnemen.

"Het is een pertinent voordeel van een bijzondere instelling. DeStudium Generale activiteiten van de KUN krijgen kleur door dereligieuze achtergrond. Ik vind daar iets voor te zeggen, het geeftkarakter aan een universiteit. Los van de inspiratiebron, want daarheb ik zo mijn twijfels bij. Als ik doceer moet ik er dan ook nietsvan hebben: ik doceernatuurwetenschappen, punt uit.

"Ik vind Utrecht qua profilering erg bleek, de universiteitheeft én geen kleur én geen identiteit. Wel heeft degrootte van de universiteit haar voordelen. Zeker op mijnvakgebied: er is een enorme concentratie aan bèta-studies.Utrecht is natuurlijk veel groter dan Nijmegen, veel breder. Het ismakkelijker om expertise uit te wisselen. De grotere schaal heeftweer als nadeel dat de lijnen met bijvoorbeeld het college vanbestuur langer zijn.

"Welke universiteit ik zou aanraden? Ik ben er van overtuigd datje het beste van beide moet combineren. In mijn vakgebied moetenaardwetenschappers en biologen samenwerken. Omdat dat in Nijmegenbij bio-geologie gebeurt, zou ik Nijmegen aanraden. Puurvakinhoudelijk."


Prof.dr. A.M. Koldeweij, kunstgeschiedenis:

'Rationaliteit en speerpuntenbeleid, dat is Utrecht'

Prof. dr. A.M. Koldeweij heeft in Utrechtkunstgeschiedenis gestudeerd en is daar ook gepromoveerd. Hijvertrok vervolgens naar Nijmegen, waar hij op dit moment werkzaamis als hoogleraar aan de faculteit Letteren, vakgroepkunstwetenschappen.

"Eén van de eerste dingen die mij opviel toen ik inNijmegen ging doceren, was de tongval. Dat hoor je echtonmiddellijk en dat merk je ook in de mentaliteit. Ik vond deNijmeegse student meteen een stuk schikkelijker, ingetogener.Studenten zijn ook meer bereid om te incasseren en om te accepterenvan wat er van de zijde van de docent wordt aangereikt. Utrechtheeft duidelijk een andere mentaliteit.

"Toen ik naar Nijmegen ging, had de KUN van oudsher de naam eenrode, kritische universiteit te zijn. Ik kwam hier in 1985, maardaar heb ik toen weinig van gemerkt. Ik vond de Utrechtse studentmondiger en onafhankelijker. In Utrecht slikte de student destijdsniet zoveel, in die jaren was daar het motto: `Als u geen anderprogramma voor ons in elkaar zet, dan doen we dat zelf wel!'

"De KUN is voortdurend bezig met het zoeken naar een eigenindentiteit. Onzeker. Utrecht is wat dat betreft veelzelfverzekerder. Daar gaat de profilering naar buiten toe een stukplanmatiger en professioneler: de propagandamachine loopt. Demanier waarop Utrecht de markt op gaat is ver uitgekristalliseerd.Ze gaan bijvoorbeeld scholen langs waarvan ze weten dat er relatiefweinig scholieren naar de UU gaan. Daar wordt heel uitgekiend eenmarketing op losgelaten. Rationaliteit en speerpuntenbeleid, dat isUtrecht. Ik ben overigens blij dat we dat in Nijmegen niet doen,het is slecht dat we op die manier studenten moetenwerven. Aan deandere kant denk ik dat de KUN op een gegeven moment ook wel in datsoort stromingen mee moet gaan."

Kleinschaliger

"De kracht van de KUN zit hem op dit moment in dekleinschaligheid. Het blijkt ook dat studenten bewust voor Nijmegenkiezen, afgezet tegen andere universiteiten. In Utrecht is Letterenveel massaler dan in Nijmegen, dat kan een bepaald soort studentafschrikken. Die kleinschaligheid heeft ook als voordeel dat delijnen tussen docent en student korter zijn en dat hetdocentencorps onderling beter met elkaar omgaat. De sfeer is andersen dat ligt hem ten dele in de organisatiestructuur en voor eengroot deel in de schaal.

"Als de UU mij morgen een baan aanbiedt? Dan blijf ik inNijmegen, omdat ik de kleinschaligheid en de betrokkenheid bij deorganisatie belangrijk vind. De relatie die ik hier met studentenen docenten heb, krijg je in Utrecht niet. Nee, binnen de huidigestructuren van beide universiteiten ben ik blij dat ik in Nijmegenzit."

Een tekenfilm als lesmateriaal

Van Disneyfilms valt doorgaans weinig te leren. Tochverdiepen enkele VWO-klassen van de Lek en Lingeschool in Culemborgzich al weken in de tekenfilm Hercules. Vier studentes van deUniversiteit Utrecht hebben een lespakket ontwikkeld, waarmee zijde scholieren kennis bijbrengen over zowel de Griekse mythologieals filmische technieken.

"Ik vond ze erg onrustig", verzucht Christine. "Ik had niet hetidee dat ik ze echt goed aankon." Christine Venema heeft netgeprobeerd een klas vol twaalfjarige bruggers in toom te houden.Docent Harry van Alphen vond dat ze het niet slecht deed. Maar: "Jeliet wel teveel toe. Als je ergens vijf voorbeelden van wilt horen,moet je stoppen als je er vijf hebt gehad. Jij liet iedereen zijnzegje doen, en daardoor gingen er kettingreacties van associatiesdoor de klas." Hoewel de feedback van Van Alphen anders doetvermoeden, is Christine geen stagiaire. Dat zij voor de klas staat,is slechts een onverwachte toegift van een vak dat zij vorigcollegejaar samen met drie andere studentes volgde.

Christine Venema en Patricia Zwiep studeren Geschiedenis van deOudheid bij Algemene Letteren. Femke Marcar en Brit Thomassen zijnstudentes Theater-, Film- en Televisiewetenschap. Zij ontmoettenelkaar in het Herculesproject, rondom de gelijknamige tekenfilm vanWalt Disney die gebaseerd is op de klassieke Griekse mythe. Aan dehand daarvan kun je verwende pubers op een aansprekende manierinteresseren voor de oudheid, dachten de Lek en Lingeschool inCulemborg en prof.dr. H. Sancisi-Weerdenburg. Zo was hetsamenwerkingsverband geboren, en ook een nieuw, experimenteelkeuzevak bij Letteren. In twee interdisciplinaire duo'sontwikkelden Christine, Femke, Brit en Patricia lespakketten voorbrugklassers en vierdeklassers van het VWO.

Helden

De derde les die Christine en Femke voor de brugklassersverzorgen, begint met het huiswerk van de vorige keer. Zo te zienhebben de kinderen hun werk gedaan. Bij elke vraag die Christinestelt, gaan alle vingers de lucht in. Waarin verschilt de film vande mythe? Welk attribuut hoort bij Zeus? Wie was Aphrodite? "Degodin van de Duif", probeert een meisje. "De duif is haarattribuut", corrigeert Christine vriendelijk. "Aphrodite is degodin van de Vrede." Daarna legt filmstudente Femke uit wie WaltDisney was, wat het verschil is tussen animatiefilms en liveaction-films, en op welke manieren Disney probeert zoveelmogelijkgeld te verdienen aan de film. Ja, de Hercules-Happy Meals bijMcDonalds kennen de kids wel. Eén jongen steekt zelfs met veelkabaal een Hercules-etui de lucht in.

Achterin de klas luistert Brit mee. Zij heeft eerder deze morgenmet Patricia les gegeven aan de vierde klas, en wil ook eens zienhoe het er bij de kleintjes aan toegaat. Ze kijkt haar ogen uit."Al die vingers!", fluistert ze. "In de vierde moet je veel meertrekken, en de leerlingen direct aanspreken." Toch zijn ook deoudere leerlingen erg enthousiast. Brit en Patricia hameren eropdat zij een eigen mening over de film moeten vormen, die zeuiteindelijk in een filmrecensie moeten verwoorden. Afgaand op dereacties en de tussentijdse opdrachten, lijkt dat goed te gaanlukken. Bijvoorbeeld over de figuren Pain en Panic, die Disney zelfaan de film heeft toegevoegd. "Ze vonden Pain minder goedvormgegeven dan Panic", vertelt Brit. "Eén leerling had zelfseen tekening gemaakt met daarop hoe Pain er eigenlijk uit hadmoeten zien!" Ook de opdracht om moderne helden aan te wijzen,leverde interessante beschouwingen op. De ideeën liepen uiteenvan Nelson Mandela en moeder Theresa tot James Bond en ArnoldSchwarzenegger. "Ik heb gemerkt dat ik best hoog kan inzetten. Toenik begon over `intertekstualiteit' - toch best een moeilijk begrip- zagen ze meteen allerlei verwijzingen in Hercules naar de KarateKid en Marilyn Monroe. Ja, die scholieren kijken echt alles wat losen vast zit. Ze waren erg teleurgesteld dat ik The Negotiator nogniet had gezien."

Christine en Femke moesten voor hun jonge doelgroep meer aan deoppervlakte blijven. Christine: "Ik heb een inleiding gemaaktwaarin ik de mythe vertel, met een paar leuke weetjes tussendoor enwat opdrachten. Best moeilijk, want ik weet zelf zó veel...dat kan ik niet allemaal vertellen. Je moet je voor de brugklas ergbeperken." Femke vond het moeilijk om vooraf het niveau in teschatten. "Ik weet niet meer hoe mijn eigen niveau was in debrugklas, maar volgens mij kunnen ze het goed aan. Misschien hebbenwe hun niveau zelfs een beetje onderschat."

Ook de studentes zelf leren veel van het project. Niet alleen islesgeven voor de meesten een geheel nieuwe ervaring, ze steken ookhet een en ander op van elkaars vakgebieden. Brit: "Ik hebgymnasium gedaan, dus ik weet wel iets van de oudheid, maar ik leernog veel van Patricia's lessen." Andersom is het leereffect nogveel sterker, maakt Christine duidelijk. "Als ik zelf een filmkijk, dan kijk ik naar een film", zegt ze. "Maar als ik Femke ofBrit over films hoor praten, sta ik echt met mijn oren teklapperen. Allemaal termen waar ik nog nooit van heb gehoord!"Christine maakt zich dan ook zorgen over de volgende les: die gaathelemaal over filmtechniek, maar Femke is die dag verhinderd.

Docent Harry van Alphen is zeer te spreken over het werk van destudentes. Omdat ze nooit eerder voor de klas hebben gestaan, geefthij ze niet alleen inhoudelijke, maar ook didactische feedback.Niet te veel toelaten, somsgewoon de juiste antwoorden voorkauwenen st''n voor de klas. Hoewel hij de lessen niet zelf heeft hoevenvoor te bereiden, steekt ook Van Alphen veel tijd in het project."Het is puur liefdewerk. Voor stagiaires krijg je extra geld, voorgewone studenten niet. Maar het is het waard. Ik wil graag opstudenten overbrengen dat het onderwijs leuk is." In die opzetlijkt Van Alphen te slagen. Zó erg zelfs, dat Brit met zevenmede-filmstudenten aan het lobbyen is bij het IVLOS voor eenpost-doctorale lerarenopleiding voor hun studierichting. Ook deandere Hercules-studenten vinden het lesgeven leuk, en zouden graagzien dat er volgend jaar een vergelijkbaar project komt. Dat moetdan wel meer dan vier studiepunten opleveren, vinden zij. "Dit kostbelachelijk veel tijd", zegt Femke. "We zijn er al vanaf mei meebezig. Dat is wel even wat anders dan college volgen, tentamen doenen klaar."

Christiaan Bonebakker

De dichter is een eenzame rukker

Wie erotische gedichten van Nederlandse dichters zoekt, vindt ineerste instantie helemaal niets en in tweede instantie voornamelijkparodieën, vrolijke schunnigheden en lachwekkende pornografie.Goede erotiek in moderne Nederlandse poëzie moet je met eenlantaarntje zoeken, want dichters proberen zelden om papier enbijslaap te verenigen. Daar hebben ze verschillende goede redenenvoor.

Om te beginnen is er de omgekeerde verleiding van poëzie.De

belangrijkste overeenkomst tussen erotiek en literatuur is datze

allebei te maken hebben met fascinatie, verlangen en verleiding.Een

goed stuk proza probeert de lezer te verleiden om in het verhaalte

kruipen. Poëzie werkt precies omgekeerd. Een gedicht is eenfeeëriek

meisje dat plagerig voor je uitvlucht door een labyrint van taalen

giechelend verdwijnt in een rookwolk zodra je je armen om haarheen

slaat. Proza verleidt, poëzie wil verleid worden. En wieverleid wil

worden moet het initiatief aan de verleider overlaten.

Daarnaast is de heersende tijdgeest niet gediend van explicietepoëzie,

want de mainstream van de hedendaagse dichters heeft de taalzelf als

hoofdonderwerp. Dat is natuurlijk niet altijd zo geweest. Inveel

Middeleeuwse poëzie zijn zuipen, poepen, plassen en neukenaan de orde

van de dag, en zelfs de auteurs van de Heilige Schrift moeten afen toe

met kloppend geslacht achter hun papyrusrol hebben gezeten:

De omdraaiingen van uw heupen zijn als kostbare ketenen...

Uw navel is als een ronde beker, waaraan geen drankontbreekt;

uw buik is als een hoop tarwe, rondom bezet met leliën.

Uw twee borsten zijn als twee welpen, tweelingen van eenree,

et cetera. In het Hooglied wordt de hele bijbelsevoorraadkast

geplunderd om de schoonheid van de vrouw te bezingen. Maar danhebben we het ook over de tijd dat een man een man was, een vrouween vrouw, en een goeie wip een goeie wip.

Van het huidige dichtersgilde gaat echter niet direct eenerotische impuls uit. Dichters die door de kritiek als min of meertoonaangevend worden beschouwd, zoals Gerrit Kouwenaar, KeesOuwens, Arjen Duinker, Willemvan Toorn en Anna Enquist, zoekenzelden of nooit hun weg naar de onderbuik van de lezer. In dehedendaagse poëzie wordt zo massaal geprobeerd om het alfabet,het woordenboek of desnoods de hele kosmos in de hoek te drijven,dat laag-bij-de-grondse lichaamsfuncties geen onderwerp vanbetekenis meer vormen. Een moderne dichter heeft het niet overlichamen, hoogstens over hemellichamen.

Het is veelzeggend dat er wel poëziebloemlezingen zijn overtuinieren, eten en fietsen, maar niet over vrijen. De enigeenigszins recente Nederlandstalige bloemlezing met erotischepoëzie gaat uitgerekend over masturbatie. De bundel heet Metde hand, bevredigende gedichten, die Rob Schouten in 1992samenstelde. Het is zonder meer een aanbevelenswaardig boek. AntonKorteweg schrijft bijvoorbeeld: "Zoals de baron vanMünchhausen, toen hij op een eendenjacht was, in het vuur vande jacht verzeild raakte in een moeras, wegzonk en zich bij deharen weer naar boven trok, zo sla ik, 's morgens, half in bozedromen verzonken, soms de hand aan het geslacht, en ik ruk en ikruk en ik ruk."

De dichter is een eenzame rukker. De dichteres is meestal eenseksloze engel; in poëzie van vrouwen gaat het zelden of nooitover seks. Wanneer ze het er wel over hebben, is het minderexpliciet dan bij mannen. Gedichten van vrouwen zijn vaaksuggestiever, en daardoor veel erotischer. Jo Govaerts schrijft:

Maneschijn

zegt hij en legt zijn hand

daar waar ik splijt

onder zijn hand.

De dichteres Mickey Walvisch, die naar eigen zeggen "als pubermedium

porno voor vriendinnen fabriceerde, die onmiddellijk na lezingwerd

versnipperd", schrijft hier en daar over seks als een man, maardan zo

dat het zowel schrijnt als ontroert:

Wie me te manlijk vindt,

Te zelfbevestigend, onlief,

Neemt toch gewoon een Barbiepopje,

In feërieke lentetooi,

Dat 'papa' zegt en echt kan neuken.

Maar dichteressen als Walvisch zijn in dit opzicht een grote

uitzondering.

Het gloedvolle verlangen en bezitten, het rauwe realisme vanprozaschrijvers als Wolkers en Reve, of recenter, Brusselmans,Zwagermanen Giphart, je zoekt het tevergeefs in de poëzie. Enals je het dan toch eens tegenkomt, is het al snel obscuur,lachwekkend of allebei. De in 1980 verschenen dichtbundel Deus siveNatura, van de toen al pensioengerechtigde paapse dichter BertusAafjes, was een pornografische misser van de eerste orde. De bundelis goddank alleen nog maar antiquarisch verkrijgbaar, maar derecensie die Gerrit Komrij er aan wijdde spreekt nog altijdboekdelen:

"Zijn erotische pennevruchten worden niet gered doorpoëzie, maar

geaborteerd door dichterlijkheden. Schallende hoogdravendheidkomt in de plaats van geladen suggestie. Het resultaat is, hetspijt me dat ik het

moet zeggen, erger dan de goedkoopste pornoshow. Je loopt er

hersenplatjes van op." Nu kan zelfs Bertus Aafjes het niethelpen dat je in gedichten niet zo veel kanten uit kunt met thema'sals seks en erotiek. Liefde, dood, verlangen, en vooral hoe erg datallemaal is; daar kan een dichter mee uit de voeten. Seks is veelte leuk om gedichten over te schrijven. Bovendien wordt poëziezozeer geassocieerd met het hogere, dat het beschrijven van seksmet poëtische stijlmiddelen al snel de lachlust opwekt. Ommaar eens een greep uit de zak van Bertus Aafjes te doen:

Jij, met je vochtige vagijn,

ik, met mijn purperen kardinaal (...)

Zij weegt mijn penis op haar kleine hand

en voelt zich door de grootheid overmand:

soms wipt hij smachtend in een boog omhoog,

dan rolt een traan van wellust uit zijn oog

Als je zoiets hebt gelezen, dan lul je niet meer. Seks wordt opeen

minder verbijsterende manier poëtisch wanneer hethoogdravende er af is. Dan kan het zelfs lief worden, getuige CeesBuddingh's Zeer kleine ode aan de liefste:

vanochtend

zag ik op straat

een leeg heinz-blikje liggen:

en onmiddellijk

dacht ik aan jou:

57 varieties

De dichter kan zich ook uitputten in grappige metaforiek, zoalsLévi

Weemoedt:

O, borsten had ze als meloenen!

Zoet als een perzik was haar mond!

Maar 't beste fruit is voor de export.

Dus schil een peertje. Blijf gezond.

De Nederlandse poëzie heeft hier en daar natuurlijk wel wataardige

schunnigheden en schuine parodische gedichten opgeleverd.Gerenommeerde letterheren als E. Du Perron en J.C. Bloem wilden -zij het onder pseudoniem - nog wel eens ranzig uit de hoek komen.Zo schreef Bloem - onder de naam Ego Flos - in zijn studententijdover zijn nogal promiscu ingestelde Utrechtse collega ErichWichmann:

Muze neem hem in uw hoede,

Snijd hem af, al is 't niet leuk,

Snijd hem af zijn vuile roede,

- Dan is 't uit met dat geneuk!

De onverbeterlijke parodiant Gerrit Komrij heeft een evergreenvan

Willem Kloos onherstelbaar verbeterd: Ik ween om priesters, ineen jurk

gestoken, /Terwijl de godsvrucht groeit in hun orgaan...

Samenvattend: Nederlandse dichters doen het, uitzonderingendaargelaten, zelden of nooit. Tenminste niet in hun gedichten. Omnogmaals met Gerrit Komrij te spreken:

De olifant danst op het slappe koord.

De stier is meer dan zeven maanden drachtig.

De veldmuis heeft een tijgerkat vermoord.

De seksualiteit is mooi en prachtig.

Nu is de kunst het leven niet, en het leven niet de kunst. Uiteigen

ervaring kan ik zeggen dat het dichterschap, om wat voormerkwaardige

redenen dan ook, bijzonder erotiserend kan werken op een bepaaldslag

vrouwen. Dat het gros daarvan bestaat uit middelbare dames dienaar je

komen kijken in de bibliotheek van Houten, doet daar niets aanaf -

vooral bij jonge dichters hoeft niemand bang te zijn dat ze ophun

zolderkamer zitten te verwelken. De goede raad van Annie M.G.Schmidt

heeft sinds 1954 nog altijd niets aan kracht ingeboet:

Neem nooit een dichter, m'n dochter.

Zo een met een dichterskop,

zo eentje met lange haren,

zo een op een zolderkamer,

zo een wordt er ook met de jaren

niet monogamer op...

Ingmar Heytze

Geraadpleegde literatuur

C. Buddingh, Gedichten 1938-1970, De Bezige Bij,1997.

Gerrit Komrij, De os op de klokketoren,1981.

Gerrit Komrij, Onherstelbaar verbeterd, C.J.Aarts, 1994.

Mickey Walvisch, Heksenrecht, 1985

Jo Govaerts, Waar je naar zit te kijken,1994

Tom Lanoye, In de piste, Bert Bakker,1987.

Annie M.G. Schmidt, Tot hier toe, Querido,1986.

Rob Schouten, Met de hand, De Arbeiderspers,1992.

Radio-actieve bolletjes in de strijd tegen leverkanker




Patiënten met leverkanker hebben op dit moment nogzeer sombere vooruitzichten, omdat er geen effectieve behandelingvoor hun aandoening bestaat. Zowel uitwendige bestraling alschemotherapie richten veel schade aan in het gevoeligeleverweefsel. Door de voor tumoren dodelijke bèta-straling metbehulp van miniscule 'bolletjes' rechtstreeks op de plaats desonheils af te leveren, hoopt aio Frank Nijsen die schade zoveelmogelijk te beperken.

De gedachte was afkomstig uit de Verenigde Staten: neemzogeheten microsferen met een doorsnee van enkele tientallenmicrometers; laad die minuscule bolletjes met radio-actievebètastraling; en breng ze vervolgens via een katheter vanuitde lies rechtstreeks in de leverslagader. Van daaruit zullen zijzich dan vanzelf verspreiden door de lever. Om te voorkomen dat ookgezonde levercellen door de straling worden gedood, moet depatiënt van tevoren een hoeveelheid adrenaline toegediendkrijgen. Die stof heeft de hebbelijkheid om alle bloedvaten dichtte knijpen behalve die van tumoren. Gevolg is dus dat de dodelijkemicrosferen precies volgens plan, uitsluitend in de bloedvaten vande tumor terecht komen.

Gezien het feit dat tumoren voor hun voeding grote aantallenbloedvaten in hun directe omgeving bezitten, leek de Amerikaansemethode de ideale manier om leverkanker te bestrijden. Voor deUtrechtse vakgroep radiologie en nucleaire geneeskunde zou er danook geen enkele reden zijn geweest om een eigen onderzoek testarten, als er zich in Amerika niet een paar probleempjes haddenvoorgedaan, vertelt Frank Nijsen, die twee jaar geleden met zijnonderzoek begon. "In de eerste plaats waren die Amerikaanseglasbolletjes nogal zwaar, waardoor ze soms niet in de lever, maarin de maag of de darmen terecht kwamen, met alle schadelijkegevolgen van dien. En bovendien lukte het niet om te testen of destraling inderdaad op de juiste plaats was gearriveerd."

Een poging van een andere Amerikaanse groep om het glas teverruilen vooreen chemische verbinding als drager mislukte, althansdat leidt Nijsen af uit het feit dat de groep plotseling is gestoptmet publiceren. En dat gaf de Utrechtse onderzoeker die zelfexperimenteerde met bolletjes van polymelkzuur en het metaalholmium een extra stimulans. "Voorzover ik weet had die laatstegroep het probleem dat veel microsferen bij het opladen kapotgingen. Je geeft ze een radio-actieve lading door ze in een reactorte beschieten met neutronen, en alleen zeer sterk materiaal blijftin die 'hel' intact. Bij hen ging dat mis, maar dankzij deexpertise die men op dat gebied heeft in het reactorcentrum Pettenis dat met ons polymelkzuur nu wel gelukt."

Behalve hun stabiliteit hebben de Utrechtse microsferen volgensNijsen nog verschillende andere voordelen. "Allereerst worden ze inPetten op zo'n manier beschoten dat ze zowel de agressievebèta- als de relatief onschuldige gammastraling gaanuitzenden. En die laatste vorm van straling maakt het ons mogelijkom exact te bepalen of de bolletjes zich op de goede plaatsbevinden. Daar komt bij dat de halfwaardetijd van beide soortenstraling maar 26 uur is. De straling is dus al na vijf dagenverdwenen. En tenslotte wordt ons polymelkzuur betrekkelijk snel inhet lichaam afgebroken."

Pijn

Na het produceren van de microsferen is het onderzoek nu belandin de fase van dierproeven. Allereerst bekeek Nijsen bij gezondevarkens of de microsferen inderdaad in de lever terecht kwamen.Toen dat het geval bleek, werden vijf ratten met tumoren van drietot acht millimeter aan de behandeling onderworpen. En met succes,want uit de eerste metingen met de gammacamera bleek dat tussenvier en twintig maal zoveel straling in als buiten de tumor terechtwas gekomen. "Ik werd even helemaal gek", herinnert Nijsen zichzijn eerste wetenschappelijke resultaat, "want ook al had deliteratuur voorspeld dat het zou gebeuren, toch blijft zo'n eersteexperiment behoorlijk spannend."

Als verdere experimenten ook succes hebben, zal wellicht ooithet moment komen dat de Utrechtse microsferen het tot geneesmiddelzullen brengen. Daar zullen zeker nog jaren overheen gaan, maarzelfs als het lukt, dan is daarmee hét middel tegenleverkanker niet gevonden, dempt Nijsen al te veel optimisme. "Detechniek die wij ontwikkelen richt zich uitsluitend op uitzaaiingenin de lever, maar de moedertumor van leverkanker zit meestal in dedarmen. Onze aanpak zal leverkanker dus nooit kunnen genezen. Maarzij kan waarschijnlijk wel bewerkstelligen dat patiëntenstraks langer zullen blijven leven, en vooral dat ze aanzienlijkminder pijn zullenhebben. Dat laatste is voor mij misschien wel debelangrijkste drijfveer voor dit onderzoek."

Erik Hardeman


Gammacamera

Een essentieel hulpmiddel voor het onderzoek van Frank Nijsenvormt de onlangs in het Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium (GDL)geïnstalleerde gammacamera. Dat apparaat maakt het mogelijk ommet grote precisie vast te stellen waar stoffen die gammastralinguitzenden zich in het lichaam van proefdieren bevinden. Nijsengebruikte de camera om te testen of kleine bolletjes metradio-actieve lading, inderdaad in de lever van varkens terechtwaren gekomen. Maar volgens de promovendus biedt de gammacamerameer, relatief diervriendelijke, onderzoeksmogelijkheden.

Nijsen: "Op dit moment moeten nog veel proefdieren worden gedoodom vast te stellen of een bepaalde stof de beoogde werking heeft.Door die stoffen te 'labelen' met een lichte dosis gammastralingkan die vaststelling in de toekomst met behulp van de gammacameragebeuren." Als voorbeeld noemt Nijsen de zogeheten transgenedieren, die een verandering in hun DNA hebben ondergaan. "Het is numogelijk om die dieren een radio-actieve 'marker' toedienen, eenstof die zich alleen aan het nieuwe DNA hecht, en vervolgens met degammacamera vast te stellen of die hechting ook plaats vindt.Datzelfde procedé kun je toepassen bij enzymen, eiwitten enwat er verder al niet in het bio-medisch onderzoek omgaat."

Ook in het Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium is menenthousiast over de gammacamera. Overwogen wordt nu zelfs om bijvoldoende belangstelling een speciaal gammacentrum in te richten.Voor Nijsen zou dat ideaal zijn. "Ik zou het prachtig vinden alsdat lukte. Maar zoiets kan alleen als Utrechtse onderzoekers er ookop grote schaal gebruik van gaan maken. En daarover heb ik nog zomijn twijfels. Ik heb mij de afgelopen twee jaar verbaasd over deenorme hoeveelheid faciliteiten die de bio-medische faculteiten inUtrecht samen hebben, maar ook over het geringe gebruik dat daarvanwordt gemaakt.

Ook kennis wordt nog lang niet altijd voldoend uitgewisseldvindt Nijsen. "Bij mijn eigen onderzoek zijn zes faculteitenbetrokken. Ik vind die interdisciplinaire samenwerking prachtig,maar in Utrecht zie je dat helaas nog maar weinig. Laatst hoorde ikiemand bij Diergeneeskunde klagen over het feit dat hij de nieuwsteontwikkelingen binnen de Geneeskunde vaak pas onder ogen krijgt viapublicaties, dus zes maanden nadat ze naar zo'n tijdschriftopgestuurd zijn. En dat binnen éénuniversiteit. Dat istoch je reinste waanzin?"

De afgestudeerde: 'Oplossingen liggen niet voor de hand'

"Milieukunde is een vak waarin je een relatie legt tussen mens,natuur en omgeving. Hoe gaat de mens om met natuur en milieu?, datis de vraag. Als een waterleidingsmaatschappij bijvoorbeeld aandrinkwaterwinning gaat doen in een duingebied, dan bepaal ik wathet effect daarvan is op de natuur. Hoeveel zeldzame planten ergaan sterven doordat er water wordt weggepompt, dat soort dingen.De natuur is compleet afhankelijk van het milieu. Als je de natuurwilt herstellen, moet je bij het milieu beginnen.

Toen ik nog studeerde wilde ik wetenschappelijk onderzoekerworden, daar word je voor opgeleid op de universiteit. Omdat ik alvanaf de middelbare school milieukunde wou doen, ben ik eerstbiologie gaan studeren - vanwege mijn interesse voor de natuur.Veel mensen uit mijn jaar deden daarna milieukunde uit onvrede metde biologiestudie.

In die tijd, eind jaren tachtig, was het milieu nog echt eenissue . Er was veel aandacht voor milieuproblemen. Ik dacht: 'Alsik maar weet hoe die milieuproblemen in elkaar zitten, dan kan ikze oplossen.' Ik ben nu wat realistischer geworden: milieuproblemenzijn complex en de oplossingen liggen vaak niet voor de hand.Mensen hebben die problemen gecreëerd dus moeten wij ze ookoplossen. Je merkt dat de meeste mensen het niet zo'n probleemvinden dat de natuur achteruit gaat, vooral als ze er dingen voormoeten laten die het leven aangenaam maken.

De biologen die in de milieukunde afstuderen komen vaak terechtbij de overheid of bij een adviesbureau. Ik werk nu zelf bij deprovincie Noord-Holland. Officieel heet dat beleidsmedewerkermilieu-ecologie. Ik adviseer het provinciebestuur en maak plannenom de natuur te verbeteren.

Dit is mijn eerste vakinhoudelijke baan. Het was moeilijk om eenbaan te vinden en dat was mij aan het begin van mijn studie totaalniet voorgespiegeld. Ook nu nog schat ik de arbeidsmarkt niet ergrooskleurig in. Het milieu is niet meer zo'n issue . Het is vooraleen politiek onderwerp en nu staan vooral zaken als veiligheid eninfrastructuur op de politieke agenda.

Ik vind milieukunde een goede opleiding. Biologie was bij mij debasis en milieukunde was de toef slagroom erop. Je basisstudiebepaalt hoe je werkt, het is jouw kunstje. De chemicus bepaalt water in hetafvalwater zit en de bioloog kijkt welke planten erdoodgaan van dat water.

Het is jammer dat er zo'n enorme terugval in studenten is voorde opleiding. Er zijn te veel milieu-gerelateerde opleidingen: bijbiologie heb je bijvoorbeeld milieubiologie en bij Scheikunde hebje weer een andere milieukunde-achtige variant. Dat lijkt me nietslim; je kunt beter je pijlen op één goedemilieu-opleiding richten."

JvdG

De tweedejaars: 'Iedereen doet wat anders'

"Ik heb hiervoor twee jaar Scheikunde gestudeerd. Ik ben datgaan doen om daarna naar Milieukunde te kunnen overstappen.Scheikunde vond ik wel leuk maar ik wilde me specialiseren in'Atmosferische Chemie'. Die specialisatie kan je moeilijk doen bijScheikunde en bij Ruimtelijke Wetenschappen - waar destudierichting Milieukunde is ondergebracht - is dat wélmogelijk. Je kunt hier in je laatste jaar je eigen vakkenpakketsamenstellen. Ik ben meer een exacte dan een beleidsmatigemilieukundige. Veel mensen combineren die twee mogelijkheden, endat is ook het leuke van de studie: iedereen doet wat anders.

Milieukunde is in mijn visie de studie van het milieu en dat isheel breed. Alles wat met natuur en milieu te maken heeft, van dechemie in de natuur tot hoe mensen ermee omgaan. Ik onderzoekchemische processen binnen het milieu. Als er bijvoorbeeld ergenseen fabriek gepland staat die bepaalde stoffen uitstoot, kan ikonderzoeken wat voor invloed dat heeft op de luchtkwaliteit. Jekunt onderzoeken waar de uitstoot heen gaat of hoe hoog deconcentraties zijn. Met mijn specialisatie kom je vooral terecht ineen onderzoeksbaan, als assistent in opleiding bijvoorbeeld. Ikweet nog niet wat ik ga doen, het hangt er vanaf wat vooraanbiedingen ik krijg. Ik kan ook milieu-chemicus worden of bij eenonderzoeksbureau gaan werken.

Nu doe ik al onderzoek aan de kringloop in de atmosfeer bij hetIMAU, het Instituut voor Marien en Atmosferisch Onderzoek. Daarvolg ik ook veel vakken. Ik ga in januari stage lopen bij TNO inApeldoorn. Daar moet ik dan een wiskundig model ontwikkelen over dewisselwerking tussen gassen en vaste deeltjes in de atmosfeer tebeschrijven.

Ik wil met iets nieuws bezig zijn. Bestaande kennis op ietsnieuws toepassen. Er zijn nog veel dingen niet bekend van deatmosfeer. Over ozon bijvoorbeeld is wel vanalles bekend maar over'aerosolen', vaste deeltjes in de lucht, nauwelijks. Je hebtallemaal stofjes die iets met elkaar te maken hebben. Dieinteractie bepaalt de samenstelling van de atmosfeer. Dat is tochmooi om uit te zoeken!

Dit jaar hebben ze profielen ingevoerd in het studieprogramma.Dat zijn bepaalde richtingen waarin je kunt specialiseren. Mensenworden zo naar een specialisatie toegestuurd. Ik zou geenmilieukunde zijn gaan studeren als dit was ingevoerd toen ik begon.Ik had namelijk van te voren al gepland wat ik wou gaan doen. Nuwordt het moeilijk om dingen te doen die buiten de specialisatiesvallen. De keuzevrijheid die wij hadden, daar ben ik voor gekomen.Dat is uniek. Je zult bij Milieukundeweinig mensen zien die metdezelfde vakken zijn afgestudeerd."

JvdG

Arien Bosch: studente Nederlands van de lange adem

Arien Bosch ziet eruit zoals een topschaatster er uit hoort tezien. Met de witte trainingsschoenen, het blauwe trainingspak enhet sportieve winterjack voorzien van opzichtige logo's zou ze nietmisstaan op het ereschavot van een WK of EK. Alleen de pluimmutsmet sponsoropdruk ontbreekt.

Tussen de lunchende cliëntèle van grandcaféBroers voelt de twee-voudig Nederlands juniorenkampioen zich inhaar outfit echter beduidend minder op haar gemak dan op deijsbaan. "Zo zit ik niet in de collegebanken, hoor", zegt zeverontschuldigend. "Maar we trainen vanmiddag met Jong Oranje hierop de Vechtsebanen, vandaar."

Na een trainingskamp van twee weken in Inzell is Bosch voor heteerst weer in de stad. Even wat collegeaantekeningen overnemen vanmede-studenten en haar postvak legen. Gemiddeld reist ze zo'n tweekeer per week vanuit haar woonplaats Diepenveen, onder de rook vanDeventer, naar Utrecht. "Ik volg nu ongeveer de helft van decolleges", vertelt de twintigjarige schaatster. De rest doe ikthuis. Wanneer we naar het buitenland gaan neem ik al mijn spullenmee. Ik zorg ervoor dagelijks twee keer anderhalf uur te studeren.In de zomermaanden probeer ik dan de opgelopen achterstand weer inte halen." Hoe het met haar studie moet wanneer ze erin slaagt dekernploeg te halen, weet Bosch nog niet zo goed. "Dan ben je zoveelvan huis. Misschien moet ik er wel een jaartje tussenuit."

De studente Nederlands kreeg van de schaatsbond dispensatie omnog een seizoen met Jong Oranje mee te trainen. Vooral op de langeafstanden wordt Bosch in staat geacht zich onder de snelsten vanNederland te scharen. "De drie en de vijf kilometer, dat zijn mijnafstanden", aldus de Overijsselse. Bosch werd vorig jaar op hetWK-junioren in Roseville in de Verenigde Staten vierde op de driekilometer. Opvallend genoeg reed de stayster tot nu toe paséén officiële vijf kilometer. Tijdens hetNK-afstanden eindigde ze vlak achter arrivé Barbara de Loor opeen verdienstelijke zevende plek.

Bosch is dan ook blij met de internationale ontwikkelingen diesteeds meer nadruk leggen op specialisatie. "In Jong Oranje draaithet nog helemaal omhet allround schaatsen. Iedereen krijgt ookhetzelfde trainingsschema. Maar mijn sprint is echt hopeloos. Diezal ik nooit in 39 seconden rijden. In de kernploeg wordt veel meerrekening gehouden met wat je het beste ligt."

Met haar studierichting Communicatiekunde hoopt Bosch op denduur een plekje in de wereld van de sportcommunicatie te veroveren.Voorlopig richt ze zich echter op sportief succes en geniet ze metvolle teugen van het topsportleven. "Ik moet in sociaal opzichtmisschien wat inleveren, maar ik krijg er veel voor terug. Vorigeweek fietste ik bij Inzell nog met Gianni Romme en Bob de Jong doorde bergen."

Xander Bronkhorst