Nieuws

Hopen op een Barney-effect

Voordat Raymond van Barneveld de Embassy won, was darten in Nederland niet meer dan pijltjes gooien in een bruine kroeg. Premasterstudent Chemistry & Physics Ralph de Rooij zou zomaar de Barney van het bowls kunnen worden. Eind deze maand doet hij mee aan het jeugd-WK in Australië.

Bowls, dat nog het meest lijkt op jeu de boules maar dan met asymmetrische ballen, is in Groot-Brittannië een sport met aanzien. De BBC doet geregeld verslag van toernooien. In Nederland kleeft er vooralsnog een bejaardensoos-imago aan.

Bijna acht jaar geleden meldde Ralph de Rooij (21) zich bij de vereniging in zijn woonplaats Vleuten-De Meern. “Toen ik vanwege problemen met mijn rug niet meer kon badmintonnen, heb ik de gemeentegids erbij gepakt. Puur uit nieuwsgierigheid ben ik toen eens bij het bowls gaan kijken.”

Ralph, die in het Wentgebouw werkt aan zijn afstudeeronderzoek voor zijn hogeschoolopleiding Scheikunde en tegelijkertijd een universitaire premaster volgt, is nu een van de drie Nederlandse competitiespelers onder de 25 jaar. “Het is natuurlijk wel jammer dat er niet meer leeftijdsgenoten zijn”, erkent hij. “Maar ik maak met iedereen een praatje en meer hoeft er wat mij betreft ook niet te zijn. Al krijg ik vanwege mijn prestaties natuurlijk wel extra aandacht.”

Volgens de student is zijn sport de ultieme combinatie van fysieke vaardigheid, tactisch vernuft en concentratievermogen. “Het is een machtig gevoel als je alle bowls bij elkaar kunt leggen.” Tegelijkertijd vertoont de student enig rebels gedrag bij alle stiff upper lip Britishness die de sport ook in Nederland kenmerkt. “Bowls is van oudsher een elitaire bezigheid. Witte kleding, veel regeltjes en serene stilte. Mij gaat dat soms te ver. Ik wil wel eens hard schreeuwen dat mijn bal een grotere curve moet maken. Dan zie je iedereen kijken, maar daar trek ik me niets van aan.”

Inmiddels is Ralph de nummer twee van Nederland. Eind deze maand vertrekt hij naar Australië voor het WK-Jeugd, een maand later staat er een WK-kwalificatietoernooi voor landenteams in Zuid-Afrika op de agenda.

Met anderhalf uur trainen in de week, manifesteert Ralph zich nu aan de Nederlandse top. Veel meer oefenen zit er vanwege de gebrekkig faciliteiten niet in. Stiekem geniet hij van het buitenissige karakter dat zijn sport in Nederland heeft. De afgelopen weken toonde een opmerkelijk aantal media interesse voor zijn verhaal. “Soms heb ik het idee dat ik als een soort Barney het bowls in Nederland op de kaart moet zetten.”

Hoe kan dat nou?

Zoveel mensen, zo weinig plek

Iedereen die neuropsycholoog wil worden, kan de master volgen, maar er is lang niet voor iedereen een stageplek.

Ben jij bekend met dit probleem Minke Hoekman, psychologiestudent en faculteitsraadslid Sociale Wetenschappen?

“Ja, het is twee weken terug ook even ter sprake gekomen tijdens de faculteitsraad. Het probleem is de NIP-aantekening, de basis aantekening psychodiagnostiek (BAPD) die aanstaande klinische (neuro-)psychologen nodig hebben. Deze kunnen ze krijgen door binnen de klinische stage diagnostiek ervaring op te doen, maar van die stageplekken zijn er dus te weinig. Te veel mensen, te weinig plek inderdaad.”

U hebt hier ook van gehoord, directeur onderwijsinstituut Psychologie Maarten van Son?

“Jazeker, het is een probleem dat al twee jaar speelt. En niet alleen aan de UU; alle Nederlandse universiteiten hebben dit probleem. De populariteit van neuropsychologie is onder studenten erg groot, maar het aantal klinische stageplekken in Nederland is beperkt.

Hoe wordt dit probleem op dit moment aangepakt?

“Iedereen die de master wil gaan doen, kan stagelopen. Alleen niet allemaal bij een externe kliniek: dan wordt er dus bijvoorbeeld een onderzoeksstage gevolgd aan de universiteit. De bachelorstudenten worden bij de voorlichting al op deze beperking gewezen. Studenten die voor een externe klinische stage willen gaan, doen mee aan een loting. Als een student wordt uitgeloot, maar toch per se bij een kliniek aan de slag wil, stapt deze wel eens over op een andere master, klinische psychologie bijvoorbeeld. Ook daar zijn echter de mogelijkheden niet onbegrensd. Het probleem is dus helaas niet voor iedereen op te lossen.”

Is er een andere oplossing denkbaar, universitair hoofddocent Martine van Zandvoort?

“Ik ben voor selectie. Door de loting voor een stageplek is het een soort lotto geworden. Zonder enige motivatie komt iemand nu wel of niet in aanmerking voor een externe klinische stage.”

Waarom is die selectie er nog niet?

“We zijn er al drie jaar mee bezig, maar het is moeilijk. Het principe van de bama-structuur is: iedereen die het voortraject met succes heeft doorlopen moet de betreffende masteropleiding kunnen volgen. Het college van bestuur zal zich op selectie mogelijkheden moeten beraden.”

Selectie is noodzaak?

“Ja. Het aantal studenten dat neuropsychologie doet is de afgelopen tien jaar meer dan verdubbeld. Er zijn ook wel meer werkplekken en postdoctorale opleidingsplekken gekomen, maar deze toename blijft achter op de groei van het aantal studenten.”

Schoolreisje

Wetenschap

Hup bacteriën hup

Rubicon

Van de 27 Rubiconsubsidies waarmee jong wetenschappelijk talent twee jaar buitenlandervaring mag opdoen, gaan er dit jaar vijf naar Utrechtse onderzoekers. Vier van hen zijn vrouw. Kankeronderzoeker P. Muller vertrekt naar Glasgow, terwijl filosoof J. Prins in Oxford onderzoek gaat doen naar Plato-commentaren van renaissancefilosoof Marsilio Ficino. Taalkundige E. Tribushinina heeft Antwerpen uitgekozen als de beste plek om te bestuderen hoe kinderen woorden als ‘klein’ en ‘groot’ leren begrijpen. Twee gehonoreerden vertrekken voor twee jaar naar de Verenigde Staten. Radiologisch onderzoeker E. Van Rikxoort gaat in Los Angeles een computerprogramma ontwikkelen dat op basis van driedimensionale beelden van de longen kan bepalen welke medicijnen tegen longziekten het beste werken. F. van Werven tenslotte vertrekt naar de Amerikaanse Oostkust. Hij gaat in het Massachusetts Institute of Technology onderzoeken welke processen in cellen de oorzaak zijn van onvruchtbaarheid op oudere leeftijd.

Nueces, por favor

Een mediterraan dieet en een handjevol noten per dag. Dat is volgens onderzoeker Jordi Salas-Salvad van de Universiteit van Tarragona de oplossing voor ouderen met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Salas-Salvad verdeelde ruim 1200 55-plussers met een verhoogd risico in drie groepen, waarvan er twee voorlichting kregen over een mediterraan dieet met veel groenten en fruit en geen vlees of melkproducten. Daarnaast kreeg de ene groep een jaar lang elke week een liter olijfolie toegediend, een tweede groep dertig gram noten. Een controlegroep kreeg alleen advies over een vetvrij dieet. Aan het begin van het onderzoek had ongeveer 60 procent van de deelnemers stofwisselingsproblemen. Terwijl de problemen in de controlegroep nauwelijks waren verminderd, daalde het aantal probleemgevallen in de olijfoliegroep met zeven procent. Helemaal succesvol was de notengroep met veertien procent minder problemen na een jaar.

Duizenden euro’s voor studentes

De verhuurder ontruimde tijdens kerst in 2008 de kamers van de studentes. Volgens de rechter is de huur niet rechtgeldig opgezegd. De schadevergoeding bestaat uit een voorschot op de verhuis- en herinrichtingskosten die de bewoners maakten, het verschil tussen de oude en nieuwe huurprijs die de studentes voor andere woonruimte moeten betalen en de in december teveel betaalde huur. (AD)

Minder toerekeningsvatbaar

Q. was gedagvaard vanwege de steekpartij én vanwege mishandeling van zijn vriendin op dezelfde dag. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij in mei vorig jaar een buschauffeur zou hebben uitgescholden en bespuugd.

Q.’s advocaat D. Vermaat meldde dat zijn cliënt ontkent dat hij met voorbedachte rade heeft gestoken. Vermaat wees op een inmiddels opgesteld rapport over Q., waarin een psycholoog en een psychiater concluderen dat hij sterk verminderd toerekeningsvatbaar is. Hij vroeg de rechtbank zeven getuigen te horen (onder wie de vriendin van Bareno en de vriendin van Q.) die daar ook inzicht in moeten geven. De rechtbank besloot om zes getuigen door een onderzoeksrechter te laten horen. Zij hoopt dat de verhoren zijn afgerond voor 29 mei, de dag van de volgende zitting.

Ik zet m’n joker in

De nieuwe regeling komt er op verzoek van SP-kamerlid Jasper van Dijk.

Overheid te laks over biobrandstof

Dat harde oordeel spreekt promovendus Roald Suurs uit in het proefschrift Motors of sustainable innovation, waarop hij volgende week promoveert. In zijn boek analyseert de medewerker van het Utrechtse Copernicus Instituut aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om succesvolle innovatie mogelijk te maken. Zijn conclusie is helder: overheden moeten niet alleen nieuwe technologieën promoten, maar ook bijdragen aan de ontwikkeling van een markt. Alleen op die manier komt een duurzame energiehuishouding binnen handbereik.

In zijn proefschrift analyseert Suurs de gang van zaken rond de introductie van een aantal alternatieve brandstoftechnologieën. Vooral interessant is het hoofdstuk over Nederlandse en Zweedse initiatieven om over te stappen van benzine en diesel op ethanol en andere biobrandstoffen. In beide landen waren het ondernemers, vaak in samenspel met lokale of regionale overheden, die het initiatief namen. Zo reden in Örnsköldsvik en Stockholm al voor 1990 stadbussen op ethanol, terwijl in Nederland vooral de scheepvaart er vroeg bij was.

In Zweden ging de regering dit soort initiatieven al snel ondersteunen met lange termijn garanties. In Nederland daarentegen bleef een consistent overheidsbeleid achterwege. Ondernemers konden weliswaar soms rekenen op tijdelijke fiscale steun en op subsidies voor Research & Development, maar vrijwel altijd ging het daarbij om adhoc maatregelen. Pas rond de eeuwwisseling kwam daar verandering in.

Vergeleken met het attente Zweedse overheidsbeleid kenmerkte de Nederlandse aanpak zich lange tijd door een vrijwel volledig ontbreken van steun aan regionale publiek-private initiatieven, aldus Suurs. Gevolg is dat er in Zweden inmiddels sprake is van een groeiende markt voor biobrandstoffen, terwijl in Nederland op dit terrein nog maar weinig vooruitgang is geboekt.

Lenen voor flatscreen

De PvdA-minister riep studenten op om ‘bewust’ te lenen: alleen lenen als het noodzakelijk is en alleen als je weet onder welke voorwaarden je leent. Voor je het weet, zei hij, heb je een hoge studieschuld.

De LSVb reageerde verbolgen: studenten moeten wel lenen, want met de basisbeurs alleen kom je er niet. Ze rekende de minister voor wat een student met studiefinanciering (260 euro per maand), bijbaantje (360) en een extraatje van thuis (150) zo al kwijt is per maand: het collegegeld (150), de huur (325), boodschappen (180), studiemateriaal (40), sport en ontspanning (100) en kleding (95). Totaal aan uitgaven: 890 euro per maand, inkomsten 770 euro.

Lenen voor een iPod of een platte tv wil de vakbond niet stimuleren, maar begrijpt deze hang naar luxe wel. “Zelfs mensen met een uitkering hebben vaak nog een flatscreen-tv”, zegt de bond. “Soberheid is nauwelijks terug te vinden onder jongeren. En hoe kan dat ook? Het is in onze tijd nooit eerder nodig geweest.”

De minister gaf vervolgens toe dat studenten vaak gedwongen worden om te lenen en erg is het ook niet, betoogde hij, zolang de student niet lichtvaardig leent voor niet-studie gerelateerde zaken.

De LSVb beseft dat het verlangen naar luxeproducten “geen goede reden is om een smak geld te lenen”, maar vindt wel dat het studiebekostigingsstelsel moet worden aangepast aan “de maatstaven van deze tijd”. “Zorg ervoor dat lenen niet meer nodig is en maak het tegelijkertijd minder makkelijk. Daarmee verliest het direct zijn aantrekkingskracht.”

De enige echte Shakespeare?

“Tot nu toe waren de deskundigen er vrij zeker van: wie wilde weten hoe Shakespeare eruit had gezien, kon het best te rade gaan bij de Vlaming Martin Droeshout. Een gravure van diens hand was in 1623, zeven jaar na de dood van de grote toneelschrijver, opgenomen in de ‘Folio’, de allereerste uitgave van de verzamelde werken van Shakespeare. Als tijdgenoten zoals Shakespeares aartsrivaal Ben Jonson dat portret als een goed gelijkende afbeelding zagen, dan moest het wel betrouwbaar zijn, was de gedachte.”

Zijn er later geen portretten opgedoken, die die zekerheid ondergroeven?

“Niet echt, nee. Er is bijvoorbeeld het zogeheten Chandos-portret en er is het Janssen-portret, een in de achttiende eeuw gemaakte kopie van een schilderij van de hand van Cornelis Janssen. Maar die portretten lijken zo op de Droeshout dat ze de bestaande ideeën over het uiterlijk van Shakespeare alleen maar bevestigden."

En daar is nu verandering in gekomen.

“Wat mij betreft wel. Het is goed mogelijk dat wij met dit nieuwe schilderij nu het origineel van Droeshout én van het Janssen-portret in handen hebben. Uit boomringonderzoek blijkt dat dit nieuwe schilderij dateert uit 1610. Het is dus nog tijdens Shakespeares leven geschilderd. Bovendien circuleerde het voordat het in bezit kwam van de familie Cobbe, in de kringen van de Graaf van Southampton, met wie Shakespeare een hechte relatie had. Ik kan mij dan ook erg goed voorstellen dat dit schilderij het model voor de Droeshout-gravure is geweest.”

Hoe is dit werk eigenlijk ontdekt?

“Dat is heel toevallig gegaan. Tijdens een expositie van portretten van Shakespeare in de Londense National Gallery zag meneer Cobbe het Janssen-portret hangen. Hé, dacht hij, dat lijkt op een schilderij bij mij thuis, maar het mijne is een stuk mooier. Hij heeft toen contact opgenomen met mijn Engelse collega Stanley Wells en zo is het balletje gaan rollen. Tot dan toe wist Cobbe niet dat het om een portret van Shakespeare ging.”

Maar hoe zeker zijn we daar nu van?

“Dat hangt ervan af aan wie je het vraagt. Mijn Utrechtse collega Paul Franssen is niet overtuigd. Hij vindt het bewijs niet sluitend en zegt dat het al jarenlang bekende Chandos-portret veel meer lijkt op de Droeshout-gravure en het Janssen-portret. Ikzelf ben positiever gestemd. Het jasje dat Shakespeare hier aanheeft, lijkt bijvoorbeeld als twee druppels water op dat op de gravure. Op dit nieuwe schilderij draagt hij weliswaar een dure kraag van kant, maar dat is niet verwonderlijk. Shakespeare was waarschjjnlijk de rijkste man van Stratford. Hij mocht zich ‘William Shakespeare, gentleman’ noemen, en die titel was echt niet voor de eerste de beste weggelegd.“

Maar niet iedereen is dus overtuigd.

“O nee, en dat was ook niet te verwachten, want er zijn genoeg ongerijmdheden. Op dit nieuwe schilderij heeft Shakespeare bijvoorbeeld een dikke bos haar, terwijl hij op alle eerdere portretten een sterk teruglopende haarlijn heeft. Het probleem is dat er geen echt hard bewijs is voor de stelling dat dit Shakespeare is. We kunnen ons de komende tijd dus weer opmaken voor heftige discussies."

Hoe belangrijk is zo’n vondst nu eigenlijk?

“Ach belangrijk, belangrijk. Casanova heeft ooit gezegd: roken doe je bij daglicht, want een deel van het plezier bestaat eruit dat je naar de rook kunt kijken. Zo is het ook met literatuur. Door filosofen als Foucault is de auteur weliswaar dood verklaard, maar in de jaren daarna is hij glorieus herrezen. Mensen hebben er gewoon behoefte aan om ook iets van de auteur van een werk te weten. Dus belangrijk? Nee. Maar interessant? Ja zeker!"