Dertig jaar Milieuwetenschappen in Utrecht
“In Den Haag gaat het debat op dit moment tussen het milieu en de economie. Nu is het interessante dat de economische wetenschap in de kredietcrisis volledig door de mand is gevallen, terwijl de milieuwetenschappen de problemen op hun terrein wél goed hebben voorzien. Toch hebben de economen in Den Haag het hoogste woord. Wat moet er aan onze opleiding veranderen zodat ook wij een woordje gaan meespreken? Moeten we nog beter wetenschappelijk onderzoek doen? Of moeten we leren om wat meer met onze vuist op tafel te slaan?”
Dagvoorzitter Klaas van Egmond had voor de afsluitende discussie van het symposium geen betere aftrap kunnen geven. Na een handvol lezingen was dat namelijk de vraag die op ieders lippen brandde. Dat was zeker niet in de laatste plaats te danken aan Greenpeacevoorzitter Liesbeth van Tongeren, die eerder op de middag een stevige knuppel in het hoenderhok had gegooid. “Toen Jacqueline Cramer vorig jaar werd benoemd tot minister was iedereen blij, maar dat optimisme is snel geluwd. Aan deze minister zie je duidelijk dat milieukunde studeren alleen niet genoeg is. Om iets te bereiken moet je ook je rug recht kunnen houden en met je vuist op tafel durven slaan, en die vaardigheden mist ze helaas. Misschien moet aan jullie opleiding een module ‘keihard onderhandelen in het kabinet’ worden toegevoegd.”
Eerder had ook de Groningse hoogleraar milieukunde Ton Schoot Uiterkamp de vinger al op de zere plek gelegd. “De milieukunde van dertig jaar geleden was maatschappelijk betrokken en sterk toegepast. In de afgelopen dertig jaar heeft het vak zich ontwikkeld tot een echte wetenschap met een eigen begrippenkader en een groot aantal tijdschriften. Daardoor zijn we in de ogen van bestuurders respectabel geworden.”
En dat was volgens een toehoorder nu precies het punt. “Allemaal leuk en best die erkenning voor ons vak, maar wat heb je daaraan als je je zo bescheiden blijft opstellen. Milieuwetenschappers moeten assertiever worden, maar hoe krijgen we dat als opleiding voor elkaar?”
Voor Van Tongeren was dat geen vraag. “Laat studenten meedoen met onze acties. Dat kan zelfs via internet. We hebben de regering van Guinee-Bissau recent via een e-mailcampagne, waaraan heel veel studenten meededen, zover gekregen dat men een strand met bijzondere schildpadden gaat beschermen. Waarom stoppen jullie deelname aan zo’n actie niet als module in jullie opleiding?”
Die suggestie ging Van Egmond wel erg ver. “Moeten we wetenschap en actie niet gescheiden houden om te voorkomen dat we als wetenschappers het verwijt krijgen politiek te bedrijven?” Ook hoogleraar Martin Wassen pleitte voor de nodige terughoudendheid. “Prima om wat vaker met de vuist op tafel te slaan, maar laten we vooral niet vergeten hoe belangrijk goed wetenschappelijk onderzoek is. Een organisatie als Greenpeace kan alleen maar functioneren dankzij de unbiased knowledge die de wetenschap produceert.”
Wetenschap of actie. Dat veel milieuwetenschappers dat maar een lastig dilemma vinden, was ook de ervaring van Onno van Sandick, in Utrecht aanwezig als vertegenwoordiger van het Ministerie van VROM. “Persoonlijk vind ik dat het beroep van milieukundige net als dat van artsen een opdracht met zich meebrengt. In ons geval is dat we ons inzetten voor een beter milieu. Dat we in Nederland een ministerie hebben, VROM, dat zich specifiek richt op milieubeleid, vormt naar mijn mening de politieke legitimatie voor die gedachte. Ik heb die opdracht indertijd vastgelegd in een gedragscode voor milieukundigen, maar toen ik die rondstuurde, kreeg ik vanuit de wetenschap opvallend vaak de reactie: ‘wij tekenen niet, want wij moeten neutraal blijven’. Dat heeft mij erg verbaasd.”
Een verzoeningsgezinde toehoorder die de kou uit de lucht wilde halen, maakte met zijn suggestie in één klap duidelijk welke kloof er nog gaapt tussen wetenschappelijke distantie en activistische praktijk. “Misschien zouden wij milieuwetenschappers eens moeten analyseren waarom politici als minister Gerda Verburg zo weinig doen met de wetenschappelijke kennis die wij genereren.” Liesbeth van Tongeren, die de minister onlangs door het plaatsen van stenen op de bodem van de Noordzee hardhandig met haar neus op de feiten drukte, glimlachte en zweeg.