Nieuws

Nieuwe "super bug" bedreigt ziekenhuizen

Die waarschuwing doet Armand Paauw in het proefschrift waarin hij de genetische eigenschappen ontrafelt van de bacterie, die al in verschillende ziekenhuizen, waaronder het UMC Utrecht, een epidemie heeft veroorzaakt. Uit het onderzoek van Paauw die tot aan de start van zijn aio-schap als researchanalist in het UMC werkte, blijkt dat EHOS zijn resistentie dankt aan twee bijzondere stukken DNA.

Allereerst bevat de darmbacterie buiten zijn chromosomen een extra stuk DNA, een zogeheten plasmide, met veel genen die hem minder gevoelig maken voor antibiotica. Daarnaast blijkt hij in zijn ontwikkeling stukken DNA van buiten te hebben opgenomen, zogeheten genomische eilanden die de ijzeropname bevorderen. Daardoor groeit hij zelf extra hard, terwijl het afweersysteem van de patiënt als gevolg van een ijzertekort verzwakt raakt.

In zijn proefschrift doet Paauw een klemmend beroep op de gezondheidsautoriteiten om meer onderzoek naar EHOS mogelijk te maken. Allereerst vormt de bacterie zelf een serieuze bedreiging voor de gezondheid van ziekenhuispatiënten. Maar extra zorgelijk is het feit dat de genoemde stukken DNA relatief gemakkelijk van de ene op de andere Enterobacterstam kunnen worden overgedragen. Zonder adequate bestrijding zouden ook die zich kunnen ontwikkelen tot virulente en resistente ‘super bugs’, zo vreest hij.

Gezien deze dreiging wordt de ontwikkeling van nieuwe antibiotica tegen EHOS met de dag urgenter, aldus Paauw die op 13 november op zijn onderzoek promoveert. Hij waarschuwt voor een te sterke concentratie van onderzoeksactiviteiten op MRSA, die andere resistente ziekenhuisbacterie. “In Nederland zijn we trots op ons MRSA search and destroy beleid. Maar als we het aantal infecties - in het UMCU - van MRSA en EHOS met elkaar vergelijken, dan is er duidelijk sprake van een oneerlijke verdeling van onderzoeksgeld.”

'Misschien moeten jullie een module ‘keihard onderhandelen’ toevoegen’

Dertig jaar Milieuwetenschappen in Utrecht

“In Den Haag gaat het debat op dit moment tussen het milieu en de economie. Nu is het interessante dat de economische wetenschap in de kredietcrisis volledig door de mand is gevallen, terwijl de milieuwetenschappen de problemen op hun terrein wél goed hebben voorzien. Toch hebben de economen in Den Haag het hoogste woord. Wat moet er aan onze opleiding veranderen zodat ook wij een woordje gaan meespreken? Moeten we nog beter wetenschappelijk onderzoek doen? Of moeten we leren om wat meer met onze vuist op tafel te slaan?”

Dagvoorzitter Klaas van Egmond had voor de afsluitende discussie van het symposium geen betere aftrap kunnen geven. Na een handvol lezingen was dat namelijk de vraag die op ieders lippen brandde. Dat was zeker niet in de laatste plaats te danken aan Greenpeacevoorzitter Liesbeth van Tongeren, die eerder op de middag een stevige knuppel in het hoenderhok had gegooid. “Toen Jacqueline Cramer vorig jaar werd benoemd tot minister was iedereen blij, maar dat optimisme is snel geluwd. Aan deze minister zie je duidelijk dat milieukunde studeren alleen niet genoeg is. Om iets te bereiken moet je ook je rug recht kunnen houden en met je vuist op tafel durven slaan, en die vaardigheden mist ze helaas. Misschien moet aan jullie opleiding een module ‘keihard onderhandelen in het kabinet’ worden toegevoegd.”

Eerder had ook de Groningse hoogleraar milieukunde Ton Schoot Uiterkamp de vinger al op de zere plek gelegd. “De milieukunde van dertig jaar geleden was maatschappelijk betrokken en sterk toegepast. In de afgelopen dertig jaar heeft het vak zich ontwikkeld tot een echte wetenschap met een eigen begrippenkader en een groot aantal tijdschriften. Daardoor zijn we in de ogen van bestuurders respectabel geworden.”

En dat was volgens een toehoorder nu precies het punt. “Allemaal leuk en best die erkenning voor ons vak, maar wat heb je daaraan als je je zo bescheiden blijft opstellen. Milieuwetenschappers moeten assertiever worden, maar hoe krijgen we dat als opleiding voor elkaar?”

Voor Van Tongeren was dat geen vraag. “Laat studenten meedoen met onze acties. Dat kan zelfs via internet. We hebben de regering van Guinee-Bissau recent via een e-mailcampagne, waaraan heel veel studenten meededen, zover gekregen dat men een strand met bijzondere schildpadden gaat beschermen. Waarom stoppen jullie deelname aan zo’n actie niet als module in jullie opleiding?”

Die suggestie ging Van Egmond wel erg ver. “Moeten we wetenschap en actie niet gescheiden houden om te voorkomen dat we als wetenschappers het verwijt krijgen politiek te bedrijven?” Ook hoogleraar Martin Wassen pleitte voor de nodige terughoudendheid. “Prima om wat vaker met de vuist op tafel te slaan, maar laten we vooral niet vergeten hoe belangrijk goed wetenschappelijk onderzoek is. Een organisatie als Greenpeace kan alleen maar functioneren dankzij de unbiased knowledge die de wetenschap produceert.”

Wetenschap of actie. Dat veel milieuwetenschappers dat maar een lastig dilemma vinden, was ook de ervaring van Onno van Sandick, in Utrecht aanwezig als vertegenwoordiger van het Ministerie van VROM. “Persoonlijk vind ik dat het beroep van milieukundige net als dat van artsen een opdracht met zich meebrengt. In ons geval is dat we ons inzetten voor een beter milieu. Dat we in Nederland een ministerie hebben, VROM, dat zich specifiek richt op milieubeleid, vormt naar mijn mening de politieke legitimatie voor die gedachte. Ik heb die opdracht indertijd vastgelegd in een gedragscode voor milieukundigen, maar toen ik die rondstuurde, kreeg ik vanuit de wetenschap opvallend vaak de reactie: ‘wij tekenen niet, want wij moeten neutraal blijven’. Dat heeft mij erg verbaasd.”

Een verzoeningsgezinde toehoorder die de kou uit de lucht wilde halen, maakte met zijn suggestie in één klap duidelijk welke kloof er nog gaapt tussen wetenschappelijke distantie en activistische praktijk. “Misschien zouden wij milieuwetenschappers eens moeten analyseren waarom politici als minister Gerda Verburg zo weinig doen met de wetenschappelijke kennis die wij genereren.” Liesbeth van Tongeren, die de minister onlangs door het plaatsen van stenen op de bodem van de Noordzee hardhandig met haar neus op de feiten drukte, glimlachte en zweeg.

Nieuw bekostigingsmodel pas in 2011

De bekostigingsplannen zijn onderdeel van de nieuwe hoger-onderwijswet waaraan Plasterk werkt. Daarin wordt de subsidie voor hogescholen en universiteiten voor zestig procent bepaald door het aantal ingeschreven studenten, twintig procent is basisfinanciering en twintig procent van de subsidie wordt verdeeld op basis van de hoeveelheid uitgereikte diploma’s. Koepelorganisaties VSNU en HBO-raad zijn daar op zich mee akkoord, maar denken meer tijd nodig te hebben om de overstap naar die manier van subsidieverstrekking goed in te voeren.

In een brief aan de Tweede Kamer schrijft Plasterk verder dat hij gediplomeerde studenten niet meer bekostigt, en dat mensen die een tweede bachelor- of masterdiploma willen halen vanaf 2011 een hoger ‘instellingscollegegeld’ moeten betalen.

Verder bezint de bewindsman zich nog op de conclusies van de commissie-Sorgdrager, die onlangs vaststelde dat instellingen die goed presteren een bonus kunnen krijgen bovenop hun basisfinanciering. “Over dit advies heb ik overleg gevoerd met VSNU en HBO-raad, en met studentenorganisaties ISO en LSVb. Verschillende organisaties hebben hun aarzelingen verwoord over de uitvoering.”

HOP

Miljoenen erbij voor internationalisering

Tot 2014 trekt minister Plasterk 19,4 miljoen euro extra uit om de internationalisering van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te bevorderen. Dit geld komt bovenop de 150 miljoen euro die al eerder werd gereserveerd.

De voornemens en streefcijfers komen niet als een verrassing. Plasterk wil bijvoorbeeld dat het voor binnen- en buitenlandse instellingen mogelijk wordt om samen een diploma uit te reiken: een joint degree. Verder streeft hij naar een ophoging van het aantal studenten dat een deel van zijn opleiding in het buitenland volgt: van 17 naar 25 procent. Ook zou hij aan de hogescholen en universiteiten graag wat meer international classrooms zien, waarin Nederlandse en buitenlandse studenten samen onderwijs volgen.

Het extra geld gaat onder meer naar de bevordering van internationale stages (acht miljoen euro). Plasterk wil met de verschillende belangenorganisaties overleggen wat voor studenten de “belangrijkste hobbels” zijn bij het zoeken van stageplaatsen in het buitenland en hoe die kunnen worden aangepakt.

Ook docenten mogen best ervaring opdoen in het buitenland, vindt de minister. Hij maakt 8,6 miljoen euro vrij om docenten een tijdje les te laten geven in het buitenland. Verder moet Nederland aantrekkelijker worden voor buitenlandse studenten en wetenschappers. Ook daar gaat extra geld naartoe: 2,8 miljoen euro vanaf 2010. Daarmee moeten omslachtige procedures vereenvoudigd worden.

HOP

Internationale diploma-erkenning blijft lastig

In antwoord op vragen van het CDA schrijft Plasterk dat de verschillen tussen het Vlaamse en het Nederlandse hoger onderwijs zo groot zijn dat bij de samenvoeging van de accreditatieorganisaties in 2003 is afgesproken om aparte toetsingskaders te handhaven. De enige uitzondering hierop is de Transnationale Universiteit Limburg, een samenwerkingsverband tussen de Universiteit Maastricht en de Belgische Universiteit Hasselt.

De christendemocraten hadden Plasterk om opheldering gevraagd nadat in de Maastrichtse universiteitskrant Observant berichten waren verschenen over bureaucratische rompslomp voor een afgestudeerde. Haar bul werd pas na negen maanden erkend. Plasterk heeft van zijn Vlaamse collega Vandenbroucke de verzekering gekregen dat dit een uitzondering was: normaal gesproken duurt een aanvraag voor academische erkenning in Vlaanderen een maand of drie.

In die periode worden minimaal twee Belgische instellingen geraadpleegd om de zwaarte van het diploma te verifiëren. Bovendien is in Vlaanderen een groter aantal beroepen beschermd, en dat zorgt voor meer gedoe. Plasterk neemt aan dat de Vlaamse praktijk “niet strijdig is met het Europese beleid”, maar vindt dat dit wel terughoudend wordt geïnterpreteerd.

Sinds 1997 hebben bijna alle Europese landen op papier de ambitie om het hoger onderwijs gelijk te schakelen via het bachelor-masterstelsel, en zijn er afspraken gemaakt over wederzijdse diploma-erkenning. “De verschillen zijn echter nog te groot om over te kunnen gaan tot wettelijke, wederzijdse erkenning”, schrijft Plasterk. Wel hebben tien landen (Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Vlaanderen, Nederland, Noorwegen, Zwitserland, Spanje Polen en Ierland) afgesproken de samenwerking te intensiveren. Deze groep heeft eind vorig jaar besloten elkaars accreditatiebesluiten te erkennen.

Maar dat betekent nog niet dat de gelijkwaardigheid van de diploma’s in alle opzichten is geregeld, waarschuwt de bewindsman. Vooral voor beroepen waarvoor een landelijke beroepsbescherming geldt, maakt het niet uit of een bachelor- of mastertitel via accreditatie-erkenning rechtsgeldig is. Ieder land kan dan aanvullende eisen stellen, hetzij via praktijkervaring, hetzij via inhoudelijke eisen aan een curriculum. Wie bijvoorbeeld in Nederland een togaberoep wil volgen, heeft een masterdiploma Nederlands recht nodig.

HOP

Harvard in zwaar weer

In een brief aan de studenten en medewerkers kondigt president Drew Faust van Harvard bezuinigingen aan. Harvard kan veel hebben, maar is volgens haar “niet onkwetsbaar voor de seismische financiële schokken”.

Donaties van alumni en weldoeners beslaan momenteel eenderde van het Harvard-budget en die inkomsten zouden in de komende jaren best eens kunnen dalen. Bovendien heeft de universiteit de giften deels in de aandelenportefeuille gestoken, die nu zo’n dertig procent minder waard is geworden.

Het hoge collegegeld is nog steeds een flinke bron van inkomsten, maar Harvard wil de tarieven liever niet te hard laten stijgen. Afgelopen jaar had de universiteit juist aangekondigd betaalbaarder te worden voor families met lagere inkomens. Een getalenteerd kind mag gratis in Harvard studeren als zijn ouders minder dan zestig duizend dollar per jaar verdienen. Tot een inkomen van 180 duizend dollar per jaar beslaat het collegegeld nooit meer dan tien procent van het inkomen. Die plannen wil Faust overeind houden.

Harvard is een decentraal georganiseerde universiteit en de verschillende colleges mogen hun eigen keuzes te maken. Maar gedwongen ontslagen zijn niet uitgesloten. De arbeidskosten beslaan nu bijna de helft van het universitaire budget en daar moet de universiteit “zorgvuldig” naar kijken, aldus haar president.

HOP

Lees de brief:
http://www.president.harvard.edu/speeches/faust/081110_economy.html

NA

Zoals het beeld dat wij hebben van de Vietnamoorlog in sterke mate is bepaald door films als Platoon of Apocalyps Now, dat van de Koeweitoorlog door CNN, of van Irak door weblogs, zo is de voorstelling die wij hebben van de Eerste Wereldoorlog veelal ingekleurd door literatuur, met name poëzie. Een gedicht als 'In Flanders Fields' behoort tot de dag van vandaag tot het collectieve geheugen over die wereldbrand.

In zijn bloemlezing ‘Het lijf in slijk geplant’ schat Buelens —behalve hoogleraar ook actief als dichter — het aantal oorlogsverzen op meer dan één miljoen. Want niet alleen beroepsdichters waren de geestelijik vader van deze verzen. Een veelvoud aan amateurs, dat vaak zelf aan het front verbleef, gebruikte de poëzie om die gruwelijke oorlog (met naar schatting 14 miljoen doden) trachten te begrijpen of te verwerken of om erover te kunnen communiceren, om propaganda te voeren of walging te spuwen.

Ongeveer 200 gedichten, uit heel de wereld, bracht Buelens bijeen in zijn bloemlezing, gepubliceerd in de oorspronkelijke taal en in een Nederlandse vertaling. Er zitten verzen bij van klinkende namen zoals Fernando Pessoa, Rainer Maria Rilke, Gabriele D’Annunzio, Georg Trakl of Rudyard Kipling, maar het meerendeel van de ‘war poets’ is zeker voor het gros van de lezers totaal onbekend.

Tegelijk met deze bloemlezing verscheen van Buelens het boek ‘Europa Europa!’ In deze cultuurgeschiedenis poogt hij het verhaal van de oorlog te vertellen in zijn volledige Europese context.
 Hij laat zien hoe de Italiaanse Futuristen enthousiast campagne voerden om hun land in het conflict te betrekken, maar ook hoe in 1916 het dadaïsme ontstaat vanuit een gevoel van walging over een cultuur die zo’n oorlog voortbracht.

AH

Beide boeken zijn uitgegeven bij Ambo/Anthos uitgevers.. Europa Europa! Kost 24.95; Het lijf in slijk geplant kost 49.95 euro

Wellicht minder VSB-beurzen

In 2008 had het VSBfonds in totaal 62 miljoen euro beschikbaar voor donaties op het gebied van sport, kunst & cultuur, mens & maatschappij en natuur & milieu. Dit bedrag wordt in 2009 gehalveerd. Dat komt door de neergang van bank en verzekeraar Fortis; het VSBfonds bezit twee procent van de aandelen. Eind dit jaar moet duidelijk zijn hoe het resterende geld over alle projecten verdeeld zal worden.

Of de VSBfondsbeurzen ook in 2010 op hetzelfde niveau blijven is nog onduidelijk.

HOP

Wentgebouw weer vrijgegeven

Naar de oorzaak van de problemen wordt nog gegist. Volgens coördinator gebouwbeheer & services Paul van Rosmalen van Bètawetenschappen bestaat het vermoeden dat er, tegen de geldende regels, zwavelzuur door de gootsteen is gespoeld. Een deel daarvan zou in de leidingen zijn achtergebleven om daar te reageren tot een gas dat via de droogstaande fontein naar enkele laboratoriumruimten kon ontsnappen.

Toen de kraan van het fonteintje werd aangezet, bleek het probleem daarmee verholpen. Even na drie uur kregen studenten en medewerkers vervolgens toestemming om het gebouw weer te betreden en aan het werk te gaan of achtergelaten spullen op te halen. De dienst arbo, veiligheid en milieu van de faculteit gaat de komende dagen een onderzoek instellen om de toedracht van het voorval te achterhalen.

EH

Wentgebouw ontruimd

De gaslucht werd in eerste instantie op de tweede en later ook op de vijfde verdieping geroken. Hoewel onbekend is om welk gas het gaat, spraken bewoners van het gebouw na de ontruiming over een zure, zwavelachtige geur. Een eerste meting van de brandweer leverde geen uitsluitsel op. Om kwart voor drie begon daarom een nieuwe meting.

Volgens coördinator gebouwbeheer & services Paul van Rosmalen van Bètawetenschappen is de ontruiming soepel verlopen. Alle bewoners van de hoogbouw hebben het gebouw zonder problemen kunnen verlaten. Van Rosmalen is vol lof over de snelheid waarmee de bedrijfshulpverlening, de politie en de brandweer in actie zijn gekomen.

Behalve voor het onderwijs en het onderzoek had de ontruiming ook nadelige gevolgen voor de studenten van studievereniging UP van Farmacie. Zij zagen zich genoodzaakt om het symposium ter gelegenheid van hun 121e dies in de pauze af te breken. Het motto van het symposium was ‘Paranoia’.

EH