Nieuws

Minder shoppen met de auto

Dat constateert de Utrechtse promovendus Taede Tillema uit onderzoek bij autogebruikers die regelmatig in de file staan. Uit de antwoorden blijkt, dat het aantal ritten naar winkels in andere steden met bijna twintig procent zal afnemen, wanneer ervoor betaald moet gaan worden. Dan maar liever dicht bij huis inkopen doen, zeggen de ondervraagde automobilisten.

Ook het woon-werkverkeer in de spits zal bij het invoeren van een heffing afnemen, stelt Tillema in het proefschrift 'Road pricing' waarop hij 12 februari promoveert. De gekozen alternatieven zijn echter sterk afhankelijk van de maatregel. Heffingen alleen tijdens de spits leiden vooral tot een verandering in tijdstip van rijden. Bij niet-tijdgebonden heffingen zullen de automobilisten vaker voor het openbaar vervoer, de fiets of de benenwagen kiezen.

Opvallend is dat liefst elf procent van de respondenten zegt bij het invoeren van een kilometerheffing een baan dichter bij huis te gaan zoeken. Kennelijk is het huis belangrijker dan de baan, want maar vier procent overweegt in zo'n geval te verhuizen, in meerderheid mensen die dat toch al van plan zijn.

Werknemers die meer moeten gaan betalen voor hun autorit naar kantoor hoeven niet te rekenen op financiële compensatie. Van de door Tilemma geïnterviewde werkgevers wil maar dertig procent een hogere kilometervergoeding betalen. Zij voelen meer voor vergoedingen voor verhuizingen of het openbaar vervoer. Ook willen ze thuis werken en flexibele werktijden stimuleren.

De invoering van een gebruikersheffing zal het gemakkelijkst geaccepteerd worden als tegelijkertijd de wegenbelasting wordt verlaagd, heeft Tillema gemerkt. Maar omdat dat het autogebruik weer stimuleert, vindt hij het beter om de inkomstenbelasting te verlagen. Het geld komt dan terug bij de belastingbetaler en tegelijk worden de files korter.

even kort

Bezig met praktische oplossingen

Waar was je op het moment dat de kraan viel?

"Ik was aan het werk in het Matthias van Geunsgebouw en had het net met twee monteurs over de wiebelende hijskraan. Ik keek even een andere kant op en het volgende moment zagen we de kraan niet meer. Overigens heb ik hem niet horen vallen, ik stond er net te ver vandaan. Ik sprintte meteen naar het Ruppertgebouw waar ik één van mijn twee naaste collega's tegenkwam. De andere was snel daarna ter plekke. Als er calamiteiten zijn moeten wij als brandspecialist meteen aanwezig zijn."

Wat was het eerste wat je deed?

"In de kelder van het Educatorium heb ik de kraan van de sprinklerinstallatie van het Ruppertgebouw uitgezet. Vooral omdat de sprinklers half waren afgebroken en in combinatie met elektra zou dat gevaarlijk kunnen zijn. En bovendien lag er een slachtoffer precies onder een van de werkende sprinklers. Voordat ik de installatie uitzette, heb ik natuurlijk eerst gekeken of er geen brandgevaar was, maar dat bleek niet het geval."

En daarna?

"Al heel snel kwam de eerste brandweerwagen aanrijden. Ik heb de brandweermannen de weg gewezen in het Ruppertgebouw. Het scheelde dat ik de eerste bevelvoerder van deze brandweerwagen toevallig kende van een gezamenlijke cursus voor brandweerlieden. Ik ben namelijk naast mijn werk als brandspecialist ook lid van het brandweerkorps Maarssen. We voelen elkaar goed aan dus dat was in dit geval erg handig.

Een week later ben ik met de studenten en docenten het gebouw weer ingegaan om spullen op te halen. Sommige studenten en docenten zijn nadat de kraan was gevallen heel hard weggerend, en hadden geen idee hoe en waar de kraan precies terecht was gekomen. Dat kon ik hen dus goed uitleggen."

Heb je ooit eerder zoiets meegemaakt?

"In De Uithof niet! Bij de brandweer heb ik natuurlijk veel moeilijke dingen meegemaakt en gezien, dus dit viel relatief mee. Ik heb geleerd om me goed af te kunnen sluiten. Zelfs toen ik in het Ruppertgebouw twee gewonde collega's zag, kon ik daar goed afstand van nemen. Niet dat ik het niet erg vond, maar ik ben op zo'n moment alleen maar bezig met praktische oplossingen. Ook nu ben ik er niet zoveel mee bezig, hoewel we als FBU'ers natuurlijk erg blij zijn dat onze twee collega's weer uit het ziekenhuis zijn. Vorige week donderdag, precies een week na het ongeval, zijn we met alle FBU'ers bij elkaar gekomen. Om te praten, maar vooral om te vieren dat we er allemaal nog zijn. Het had veel slechter kunnen aflopen."

de kwestie

Lijst Duurzaam meldt zich voor U-raad

Aanleiding voor de vorming van lijsten is een recent doorgevoerde wijziging van het kiesstelsel. Door het systeem van kiesdistricten bij het personeel te vervangen door een partijstelsel, hoopt een werkgroep onder leiding van collegevoorzitter Van Rooy in mei op spannender verkiezingen en op een hogere opkomst dan de afgelopen jaren.

Lange tijd leek die hoop ijdel, omdat steeds meer potentiële kandidaten kozen voor de eind vorig jaar door zittende U-raadsleden opgerichte lijst Vlam. Ook verschillende leden van vakbond Abvakabo, die aanvankelijk overwogen om met een eigen lijst aan de verkiezingen mee te doen, hebben zich bij Vlam aangesloten. Voor Van Leeuwen, die zijn hoop op de vakbondslijst had gevestigd, was aanhaken bij Vlam geen aanvaardbaar alternatief.

De oprichter en 'partijfilosoof' van Duurzaam is teleurgesteld over het gebrek aan daadkracht binnen Abvakabo. "Dit was toch hét moment om met een vakbondslijst te komen?" Hij vindt het vreemd dat vakbondsleden zich aansluiten bij Vlam, "een partij zonder programma". Abvakabo-consulent Jerry Windhouwer noemt de kritiek van Van Leeuwen echter voorbarig. "De kandidaatstelling is pas over ruim een maand. Wij staan nog steeds open voor mensen die namens de Abvakabo zitting in de U-raad willen nemen."

Hoewel de naam van de nieuwe partij lijkt te wijzen op exclusieve aandacht voor het milieu, zegt Van Leeuwen in een manifest naar duurzaamheid te streven in de omgang met zowel mensen, geld als het milieu. "Ik vind duurzaamheid een top-issue voor een universiteit, maar het college van bestuur denkt daar kennelijk anders over, gezien het vrijwel ontbreken van aandacht ervoor in het Strategisch Plan."

ingezonden brieven

Gebroken ribben

Op Ublad.uu.nl lees ik in een nieuwsbericht van 23 januari onder meer: 'De twee medewerkers van het Facilitair Bedrijf Utrecht (FBU) die afgelopen donderdag gewond zijn geraakt bij het hijskraanongeluk in De Uithof zijn weer thuis. Een medewerkster mocht gisteren al naar huis. Zij was

opgenomen met verwondingen aan been en hoofd. Vandaag is ook haar mannelijke collega uit het ziekenhuis ontslagen. Deze is aan zijn been geopereerd, Verder heeft hij een aantalgekneusde ribben en verwondingen aan zijn hand en hoofd."

Als familielid van één van de bovenstaande personen erger ik mij bijzonder aan de incorrecte berichtgeving over het ongeval. In sommige gevallen lees ik over gezwikte enkels, andere nieuwsberichten hebben het over rugletsel, en ook bovenstaand nieuwsbericht is niet geheel correct (hoewel één van de meest correcte die ik tot nu toe gelezen heb). De verwondingen aan de ribben betreffen namelijk geen kneuzingen, maar breuken, behoorlijk iets anders dus!

Medezeggenschap

Mede namens de faculteitsraad, wil ik u hartelijk danken voor de positieve aandacht die u hebt besteed aan de perikelen van de faculteitsraad Geneeskunde in het U blad van 18 januari. Niet alleen een goed journalistiek stuk met de verschillende standpunten, maar ook een originele 'Schreef'; en ook de cartoon van Niels is heel goed gemaakt.

Hopelijk draagt deze opvallende journalistieke en opiniërende aandacht bij aan een positief verloop van de veranderingen, die nu plaats vinden met betrekking tot de medezeggenschap van de faculteit Geneeskunde in het UMCU.

Dr. Martien Quaak, Expertisecentrum Onderwijs en Opleiding én Directie Onderwijs en Opleidingen van het UMC Utrecht

Vijf jaar en tbs geëist tegen seriezoener

"Ik had zo graag een reden gehoord, of hij nu spijt heeft of niet", zegt één van de slachtoffers na de zitting. "Nu kwam er helemaal niets. En dat is erg frustrerend."

De studente was één van de vijf vrouwen die tussen september 2005 en april 2006 werden belaagd in en rond de studentenflats op de Van Lieflandlaan, de Frits Coerslaan en de Willem Schuylenburglaan. De dader probeerde de studentes daarbij eerst te zoenen. Vervolgens werd hij agressief en beroofde hij zijn slachtoffers van portemonnee, telefoon of MP3-speler. Een van de vrouwen liep daarbij ernstig kaakletsel en loszittende tanden op, een ander werd tot bloedens toe geslagen met een nijptang.

De impact die de aanrandingen en mishandelingen op de studentes hebben gehad werd pijnlijk duidelijk uit de slachtofferverklaringen die aan het begin van de zitting werden voorgelezen. De vrouwen durven niet meer de lift in en hebben een groot wantrouwen tegenover vreemden, vooral mannen. Leuke dingen, zoals uitgaan, geven veel minder plezier. Ook werd studievertraging opgelopen. De meeste vrouwen schakelden psychologische hulp in. "Ik ging terug naar de status van een bang en angstig kind dat niet zonder de geborgenheid van zijn ouders kan", zo schreef één van hen.

Tijdens de zitting, die de gehele dag duurde, werd ook gewezen op de onrust die de dader had veroorzaakt in de rest van de Utrechtse studentenwereld. Slachtoffers spraken in hun verklaringen van doodsbange huisgenoten. Een enkele huisgenoot verhuisde zelfs. De zelfverdedigingscursussen, die op het Tuindorpcomplex werden gegeven in de periode waarin de dader actief was, zaten vol. En de weerstand tegen beveiligingscamera's in de flats verdween als sneeuw voor de zon. Volgens de officier van justitie leefde bij studenten weer even eenzelfde angst als ten tijde van de beruchte, nooit gepakte, serieverkrachter.

De 30-jarige M.L. liep tegen de lamp in april. Tijdens de bestudering van video-opnamen na een nieuwe aanranding, werd hij herkend door wijkagenten. Na aanvankelijk ontkend te hebben, gaf hij toe in de flat te zijn geweest, maar dat was slechts 'om een fietspomp op te halen'. Een sigarettenpeuk die gevonden was bij een eerder incident, bleek het DNA van de aangehouden man te bevatten. Ook werden zaken die van de vrouwen gestolen waren bij de man thuis teruggevonden.

Hoewel enkele van de slachtoffers zichtbaar emotioneel waren, bleef de verdachte dinsdag onbewogen. Hij beriep zich bij alle vragen van de rechter en de officier van justitie op zijn zwijgrecht en toonde geen moment berouw, zelfs niet toen in één van de verklaringen expliciet gevraagd werd naar zijn gevoelens. Spijt viel ook niet te verwachten, zo blijkt uit het dossier. Zelfs zijn adoptief vader had hem nog nooit sorry horen zeggen.

De rechter zei geen oordeel te kunnen vellen over de toerekeningsvatbaarheid van de man - hij heeft steeds geweigerd mee te werken aan een onderzoek van het Pieter Baan Centrum. Wel werd duidelijk hoe groot het contrast is tussen de verdachte die gedurende een verblijf van zeven weken in het PBC geen enkele maal bezoek ontving en de studenten in de zaal die vergezeld werden door vele vrienden en familieleden. De man heeft volgens het dossier een lang strafblad van korte gevangenisstraffen voor vooral diefstal. Hij 'leidde het leven van een junk' en werd behandeld in Centrum Maliebaan. Uit onderzoeken blijkt bovendien dat de man ernstige persoonlijkheidsstoornissen heeft. De oorzaak daarvoor zou onder meer gezocht kunnen worden in het feit dat hij verwaarloosd werd door zijn verslaafde biologische ouders.

De studente met wie het Ublad sprak moet toegeven tijdens de rechtszaak iets van medelijden te hebben gevoeld. Zij stelt dat de rust in haar leven aan het terugkeren is. Het tweetal bijeenkomsten dat zij met de andere slachtoffers heeft gehad en het intensieve contact met één van hen heeft haar goed gedaan. "Het is goed te praten met iemand die hetzelfde heeft meegemaakt. Samen kunnen we ook weer een beetje naar positieve dingen kijken."

De rechtbank doet over twee weken uitspraak. Buiten de vijf aanrandingen wordt de man nog een tweetal geweldsdelicten en een aantal auto- en woninginbraken ten laste gelegd.

tatort

Een schele professor

Zijn ostentatieve beroepsuitoefening is geen overdaad. Deze donderdagochtend treft de hoogleraar staatsrecht geen slaperige studenten voor zich, maar wakkere basisschoolkinderen uit Wittevrouwen, die voor een project naar de collegezaal in 't Hoogt zijn gekomen. Het is een doelgroep bij wie overdaad nog wel eens kan werken.

Vanaf de collegebanken kijken Minou, Isabel en Marijn naar de professor. De drie vriendinnen - elf, twaalf jaar oud - letten met één oog op de hoogleraar. De één is druk haar lila pashmina netjes op te vouwen, de ander trekt haar schoenen uit en gaat met haar mobieltje spelen en de derde begint een tekening van professor Henk te maken.

De kinderen zijn een ander publiek dan de hoogleraar gewend moet zijn. Hij scherpt zijn retoriek iets aan; Kummeling vertelt dat hij wel eens moet huilen wanneer hij bepaalde wetten leest. Zo mooi zijn ze. En de grondwet? Die kent hij helemaal uit zijn hoofd. Een jongetje met warrig haar vraagt hoeveel wetten er in de grondwet staan. "Nou," zegt de professor. "Eigenlijk maar eentje."

De drie meisjes lachen. "Nogal logisch dat hij 'm dan uit zijn hoofd kent!," zegt Isabel, die haar pashmina weer om haar hals draagt. Marijn heeft haar tekening af: een scheelkijkende professor staat voor een schoolbord waar de Trias Politica zijn uitgebeeld.

Kummeling legt uit dat de Franse koning Lodewijk de Zestiende ooit alle macht had - hij tekent een lachende man met kroon - maar dat de mensen zich daar zeer 'miserabel' onder voelden. Dus na de Franse revolutie werd zijn macht afgepakt - hij maakt van de lachende vorst een zuurkijkende - en wordt zijn macht verdeeld over drie groepen; een wetgevende, een uitvoerende en een rechterlijke macht. Vragen? Het jongentje met warrig haar steekt zijn vinger op. "Mijn vader werkt op de universiteit. Kent u hem misschien?"

De meisjes gniffelen. "Natúúrlijk kent hij 'm niet, joh," bijt er eentje haar klasgenoot toe. Behalve dat er heel veel studenten op de Universiteit Utrecht zitten, legt Kummeling uit, werken er ook heel veel mensen. Dus nee, waarschijnlijk kennen ze elkaar niet. Ondertussen trekt Kummeling zijn toga uit. Hij doet zijn hoofddeksel af en vertelt dat deze een baret heet. Hij doet het doekje af dat om zijn hals hangt. "En dit, en dan moeten jullie niet gaan lachen, heet bef." De drie meisjes giechelen. "Bef! "

Kummeling gaat verder. Weet iemand wie na Lodewijk alle macht kreeg in Frankrijk? De vinger van Isabel schiet omhoog. "Napoleon?"

Dat klopt, zegt de professor. Isabel grijnst van oor tot oor. "Wow, ik had het nog goed ook!" Wow.

'Als wij niet over de jodenvervolging spreken, wie doet het dan'

In 2005 riepen de Verenigde Naties op om elk jaar op de bevrijdingsdag van Auschwitz, 27 januari 1945, de slachtoffers van de Holocaust te herdenken. In samenwerking met de jongerenorganisatie van het CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël) organiseert de Universiteit Utrecht voor het eerst een Holocaust Memorial Day. Slechts dertig bezoekers, onder wie maar een paar studenten, kwamen vrijdag naar de Drift om te luisteren naar vier sprekers en de studentenfilm over de Utrechtse verzetstrijder Wim Eggink te bekijken.

Als eerste neemt Holocaust overlevende Ruth Wallage het woord. De zaal valt stil. Ze vertelt dat ze als jong meisje samen met haar broer en zus van Hannover naar Amsterdam vluchtte. Maar de vlucht eindigde toch in gevangenschap. Via Westerbork kwamen ze in Auschwitz terecht. "We werden omgeven door gaskamers en crematoria, daarover praat ik niet."

Samen met zusje Hanna overleefde Ruth de Holocaust.

Na de bevrijding kwam ze terug in Nederland. Ze werd er opgenomen in een noodziekenhuis met ontstekingen aan haar armen en voeten. "Het eerste wat ik hoorde was 'daar heb je weer zo'n moffenmeid'. Die woorden ben ik nooit meer vergeten. Na de oorlog bestond er haat tegen alles wat Duits was. Ik had een Duits accent en werd gediscrimineerd. Ik sprak weinig over het verleden."

Ze vertelt dat praten over het verleden haar leed verzacht heeft "hoewel er geen woorden bestaan voor het leven in een hel". Als overlevende van de Holocaust ziet ze het als haar plicht om over haar ervaringen te spreken. "Als wij niet over de jodenvervolging spreken, wie moet het dan doen?"

De confrontatie met de geschiedenis krijgt een vervolg als Rutger Matthijsen het woord neemt. Als Utrechtse student zat hij in het verzet. "Joden waren in grote mate geïntegreerd totdat joodse hoogleraren werden ontslagen en joodse studenten van de universiteit gestuurd. In Utrecht werd hier niet tegen geprotesteerd."

Matthijsen stopte in 1942 tijdelijk met zijn chemische studie om joodse kinderen te helpen onderduiken. "Het Utrechtse Kinder Comité bestond voornamelijk uit studenten. De leden werden constant getoetst want het viel te verwachten dat er spionnen en verklikkers tussen zaten. Hulp aan joden werd zwaar bestraft."

Het comité vervalste documenten en maakten prenten en boekjes om inkomsten te werven zodat ze kinderen konden laten onderduiken. "Het kostte vijftig gulden om een kind in een gezin te plaatsen, voor die tijd was dat erg veel geld."

Eind 1942 werd bekend dat mannelijke studenten geronseld zouden worden voor de Duitse Oorlogsindustrie. "In de nacht van elf op twaalf december verfden we onze gymschoenen zwart en slopen we door de stad. Een studente had zich opgesloten in het Academiegebouw op het Domplein en liet ons binnen. Door de dossiers bij de studentenadministratie te verbranden, werden de persoonsgegevens vernietigd en konden geen studenten geronseld worden. Toen maakten we dat we wegkwamen. Gelukkig was het windstil en de politie er op tijd bij, anders was het hele Academiegebouw afgebrand."

Na afloop van de bijeenkomst waar nog twee sprekers aan het woord kwamen den de studentenfilm over de Utrechtse verzetstrijder Wim Eggink werd vertoond, zegt Allon Bar (23), organisator van de Utrechtse Holocaust Memorial Day, dat hij ondanks de slechte opkomst toch tevreden is. Volgens de vijfdejaars student internationale betrekkingen is de gedenkdag erg belangrijk. "De Holocaust is altijd actueel. Nu rijst bijvoorbeeld de vraag of Holocaust-ontkenning verboden moet worden. Ook moeten we uit het verleden lessen trekken voor de toekomst. Het is daarom belangrijk stil te staan bij wat er is gebeurd. Het kan mensen aan het denken zetten en een link leggen naar actuele gebeurtenissen." Toch hoopt Allon dat er volgend jaar een groter publiek is, want de Memorial Day is voor herhaling vatbaar.

de mening

Innovatie in de regio

Begin januari hield de voorzitter van de Utrechtse Kamer van Koophandel (KvK), Jeu Bielders een rede waarin hij pleitte voor een voortzetting van de in 2004 begonnen en in 2009 aflopende activiteiten van de Taskforce Innovatie regio Utrecht. Een 'Utrechtse maatschappij voor economie en innovatie', gaat dit nieuwe samenwerkingsverband tussen bedrijven, overheden en kennisinstellingen heten.

De steeds meer globaliserende economie, het economische herstel in ons land van het afgelopen jaar en de economische groei die ook in de regio Utrecht in een hogere versnelling is gekomen, maken samenwerking tussen ondernemers, tussen ondernemers en kennisinstellingen, tussen ondernemers en overheden en tussen overheden onderling een voorwaarde voor succes.

Om in beeld te krijgen hoe het in de regio zit met die samenwerking heeft de KvK het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf een onderzoek laten uitvoeren. Voor bedrijven is één van de meest genoemde doelen van samenwerking, blijkens dit onderzoek: het toegang krijgen tot kennis.

Ruim eenderde van het Utrechtse bedrijfsleven werkt op de een of andere manier samen met kennisinstellingen. Samenwerking met ROC's is het meest populair, voornamelijk in de vorm van het aanbieden van stageplaatsen. Een kwart van de bedrijven werkt samen met universiteiten en hogescholen. Naast het aanbieden van stages gaat het daarbij ook om onderzoek en productontwikkeling. Hierbij doen bedrijven met meer dan vijftig medewerkers het beter dan de bedrijven met minder medewerkers.

Vooral op het terrein van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de regio Utrecht valt nog veel te verbeteren. Nu de economie weer duidelijk in de lift zit wordt het verkrijgen van goed opgeleid personeel weer uiterst relevant. Schaarste op de arbeidsmarkt is een reële bedreiging voor de regionale economie. Wat daarom nodig is, is ondermeer:

* Één centraal loket voor alle ondernemersvragen op het gebied van onderwijsprogramma's, stages en projecten.

* Een centraal stage-uitzendbureau. De website 'Kennis laten werken' van de Utrechtse kennisinstellingen, waar vraag en aanbod op het gebied van stages en afstudeeronderzoek bij elkaar wordt gebracht, is een belangrijke stap in deze richting.

* Centrale organisatie en ondersteuning van projecten voor verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven.

Verder zullen wij volgend jaar activiteiten organiseren om het zelfstandig ondernemerschap te bevorderen, waaronder een spraakmakend netwerkevenement in de zomer van 2007, waar ondernemers, kennisinstellingen en overheden elkaar ontmoeten.

Dit alles met het doel om de slagkracht van de Utrechtse regio verder te versterken, vanuit de gedachte om juist in goede tijden te investeren in de toekomst en je zwakke punten te elimineren. Daarbij denk ik onder meer aan het Science Park in de Uithof en het Centrum voor Ondernemerschap en Innovatie, als 'fysieke broedplaats' voor kennisontwikkeling en innovatie. Universiteit en Hogeschool zullen samen met de Kamer van Koophandel hiervan een succes maken. Je zou zo'n 'Utrechtse maatschappij voor economie en innovatie' een doorstart van de Taskforce Innovatie regio Utrecht kunnen noemen, waarin overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven samenwerken om de innovatie in de regio te bevorderen, maar dan wel breder en structureler.

wetenschap

Nanomedicijnen

Oorlog en stress

Het bloed van oorlogsveteranen die aan een post-traumatische stresstoornis (ptss) lijden bevat een verhoogde concentratie van de stresshormonen CRH en AVP. Onduidelijk is nog of dit een oorzaak of een gevolg is van de problemen van de betreffende militairen. Dat concludeert Carien de Kloet uit een onderzoek bij militairen die in onder meer Libanon, Cambodja, Rwanda en Afghanistan actief zijn geweest. Drie procent van de teruggekeerde militairen heeft last van een ptss. Zij slapen slecht, herbeleven traumatische gebeurtenissen met enige regelmaat, zijn snel prikkelbaar en reageren als verdoofd op wat om hen heen gebeurt. De Kloet verrichtte het onderzoek, waarop zij woensdag promoveert, in het kader van een project van het Ministerie van Defensie. Dat streeft niet alleen naar een betere behandeling van militairen met ptss, maar ook naar mogelijkheden om uit te zenden militairen te selecteren op stressbestendigheid.

Ruzie

Mannen die ruzie krijgen, praten de zaak uit en klaar is kees; een ruzie tussen vrouwen kan daarentegen lang blijven voortsudderen. Het is de vraag of die volkswijsheid bij mensen wel altijd opgaat, maar hij geldt zeker niet voor makaken. Als twee van die apen namelijk een conflict hebben, wordt dat juist sneller bijgelegd wanneer het om twee vrouwtjes gaat dan wanneer het twee mannetjes betreft. Dat concluderen onderzoekers uit de Verenigde Staten, Engeland en India uit een studie naar het gedrag van een makakenkolonie. Zij ontdekten ook dat twee vrouwtjes die ruzie hebben gehad, elkaar na het conflict veel meer proberen te ontlopen dan twee ruziënde mannetjes. De conclusie van de onderzoekers is dat vrouwtjesmakaken een onderling conflict zo vervelend vinden dat ze er het liefst zo snel mogelijk een eind aan maken door zich met elkaar te verzoenen. Mannetjes zien een stevige ruzie kennelijk minder als een probleem. Net mensen dus, die makaken.

Woordenboek der Nederlandsche Taal online

Aan het misschien wel grootste woordenboek ter wereld is 134 jaar door het Leidse instituut gewerkt: de eerste woorden werden gerubriceerd in 1864, de laatste in 1998. Sindsdien verscheen het Woordenboek der Nederlandsche Taal – niet te verwarren met de Dikke van Dale – op cd-rom. Maar Tanneke Schoonheim van het instituut zegt dat verspreiding van de schijfjes tot het verleden behoort. “De laatste jaren zijn er enorme sprongen gemaakt op het internet. Software is verbeterd en machines kunnen steeds meer dataverkeer aan. Dus is besloten het woordenboek op het web te zetten.”

Het WNT onderscheidt zich vooral door de vele verklaringen en citaten waarmee de context van woorden te achterhalen is. “Maar mensen hoeven niet bang te zijn dat ze steeds door vijftien pagina’s tekst heen moeten ploegen als ze dat niet willen”, zegt Schoonheim. “Wie een woord opvraagt krijgt eerst de basisverklaring, en pas als de optie ‘citaten’ aanklikt, komt die informatie tevoorschijn.”

De website www.wnt.inl.nl wordt in de lucht gehouden met subsidie van de Nederlandse en Vlaamse overheid. Betekent dit het einde voor Van Dale? “Zeker niet”, zegt Schoonheim. “We mikken weliswaar op dezelfde doelgroep van studenten, wetenschappers en taalliefhebbers, maar Van Dale richt zich op modern Nederlands en spelling, ons woordenboek is een naslagwerk waarin alle Nederlandse woorden tot 1921 zijn verwerkt. In drie aanvullende boeken staan woorden tot 1976.” Een woord als ‘zappen’ is daarom nog niet opgenomen, maar ‘computer’ en ‘stationcar’ wel. Het naslagwerk zal steeds verder worden uitgebreid.

Op termijn zal de online databank bovendien worden aangevuld met neologismen. Maar eerst is het de beurt aan het Vroegmiddelnederlands Woordenboek, dat in april toegankelijk wordt. In de tweede helft van 2007 of begin 2008 komen daar het Middelnederlandsch en het Oudnederlands Woordenboek bij. Schoonheim verzekert gebruiksgemak: “Gebruikers van de website kunnen straks via één zoekmachine door al die woordenboeken heen.”

HOP, Thijs den Otter